19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1589 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2012

Met deze brief informeer ik uw Kamer over een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 oktober jl. over het (bijzondere) 1F-beleid met betrekking tot onderofficieren en officieren van de veiligheidsdiensten van het communistische regime in Afghanistan, de KhAD/WAD.1

Ten aanzien van deze categorie vreemdelingen geldt het (bijzondere) 1F-beleid dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen wanneer uit de verklaringen van de vreemdeling kan worden geconcludeerd dat hij uit hoofde van zijn functie(s) en werkzaamheden voor de KhAD/WAD zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen zoals beschreven in het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 februari 2000. De vreemdeling wordt hierbij uitgebreid in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hem dit niet kan worden tegengeworpen.

Het afgelopen jaar heb ik meerdere keren met de Tweede Kamer over dit beleid gesproken. In augustus jongstleden heb ik de Kamer nog bericht dat dit (bijzondere) 1F-beleid zorgvuldig is, conform internationale en Europese regelgeving en dat ik geen aanleiding zie om het beleid aan te passen.2

Ten overstaan van uw Kamer heb ik telkens aangegeven dat de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag altijd individueel wordt getoetst, ook waar het gaat om het (bijzondere) 1F-beleid voor (onder)officieren van de KhAD/WAD.

Genoemde uitspraak van 2 oktober 2012 bevat een uitdrukkelijke bevestiging van mijn standpunt. De Afdeling heeft geoordeeld dat het (bijzondere) 1F-beleid inzake (onder)officieren van de KhAD/WAD in overeenstemming is met de door het Hof van Justitie van de EU voorgeschreven individuele toets, die inhoudt dat een vreemdeling aan de hand van de specifieke feiten van het concrete geval individueel verantwoordelijk moet kunnen worden gesteld voor door – in dit geval – de KhAD/WAD gepleegde misdrijven als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.3

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Uitspraak van 2 oktober 2012, kenmerk 201100646/1/V1.

X Noot
2

Tweede Kamer, Kamervragen (Aanhangsel) 2011–2012, 3302.

X Noot
3

Arrest van 9 november 2010, Duitsland tegen B. en D., zaken C-57/09 en C-101/09, (www.curia.europa.eu) inzake prejudiciële vragen over de toepassing van artikel 12 van de EU Kwalificatierichtlijn 2004/83, welk artikel is gebaseerd op artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.

Naar boven