19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1588 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL, VEILIGHEID EN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2012

Met deze brief informeer ik uw Kamer over het advies van prof. mr. dr. J.G. Brouwer (Rijksuniversiteit Groningen) en prof. mr. dr. A.E. Schilder (Vrije Universiteit Amsterdam) inzake «het gezag over de politie bij uitzetting van vreemdelingen» van 24 september 2012. Het advies treft u als bijlage bij deze brief *).

Het afgelopen jaar is de Tweede Kamer een aantal keer bericht1 en is gesproken over de bevoegdheidsverdeling en het gezag over de politie van de bewindspersoon en burgemeesters bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Naar aanleiding van onder meer de brief van het Landelijk Overleg van Gemeentebesturen inzake Opvang- en terugkeerbeleid (LOGO) over de uitzetting van vreemdelingen, is in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Genootschap van Burgemeesters advies gevraagd aan eerdergenoemde professoren Brouwer en Schilder. Zij hebben daarop bijgaand advies uitgebracht.

Centraal in het advies staat enerzijds de aansturing door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van de politie bij de uitzetting van uitgeprocedeerde vreemdelingen en anderzijds de bevoegdheid van de burgemeester om de politie aan te sturen in het kader van het handhaven van de openbare orde. In het advies wordt het kabinetsstandpunt hierover bevestigd. Daarbij wil ik benadrukken dat de inzet is om waar deze twee bevoegdheden tegelijkertijd spelen, er gezamenlijk uit te komen. Het uitgangspunt is dan ook dat het altijd mogelijk moet zijn om te komen tot een oplossing. In het advies wordt ingegaan op wie de politie aanstuurt bij de uitzetting van een vreemdeling, welke regelgeving en bevoegdheden van toepassing zijn als er mogelijk sprake is van een openbare orde conflict, en of een dreigende openbare orde verstoring een legitieme reden kan zijn voor een burgemeester om medewerking van de politie aan een uitzetting te verbieden.

De conclusie van het advies is dat bij een uitzetting van een vreemdeling de politie exclusief onder het gezag staat van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Een burgemeester kan niet met een beroep op diens hulpverleningstaak of vrees voor verstoring van de openbare orde de naleving van de Vreemdelingenwet frustreren en de uitzetting tegengaan of verbieden. Wanneer een burgemeester vreest dat een uitzetting zal leiden tot verstoring van de openbare orde dan dient hij de verstoring te voorkomen met behulp van de politie. De burgemeester heeft hierbij een inspanningsplicht.

Slechts wanneer sprake is van bestuurlijke overmacht, waarmee wordt gedoeld op een ordeverstoring die zo groot is dat de burgemeester deze niet kan beteugelen met de politie die hem ter beschikking staat, is volgens de auteurs een uitzondering denkbaar. In het advies wordt gesteld dat een dergelijke situatie zich tot op heden niet heeft voorgedaan. Mocht het zo ver komen dan kan de burgemeester om extra bijstand kan vragen, zodat de overmachtsituatie slechts tijdelijk is en een geplande uitzetting alsnog plaats kan vinden.

Brouwer en Schilder concluderen voorts dat een burgemeester die zich met een beroep op zijn zorgplicht of de handhaving van de openbare orde tegen uitzetting verzet, zonder dat sprake is van bestuurlijke overmacht, zich schuldig maakt aan oneigenlijk gebruik van zijn bevoegdheid.

De minister voor Immigratie en Asiel, G. B. M. Leers

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

Kamerstukken II 2011–2012, 19 637, nrs. 1519, 1525 en 1541.

Naar boven