19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1478 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 november 2011

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 heeft op 27 oktober 2011 overleg gevoerd met minister Leers voor Immigratie en Asiel over:

  • de mogelijke uitzetting van een jonge asielzoeker.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,

Brinkman

De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,

Roovers

Voorzitter: Brinkman

Griffier: Roovers

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Brinkman, Dibi, Fritsma, Gesthuizen, Knops, Van Nieuwenhuizen, Schouw, Spekman, Van der Staaij en Voordewind,

en minister Leers van Immigratie en Asiel, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister, het publiek en de collega’s van harte welkom. Ik zeg twee dingen over de orde van deze vergadering. Ten eerste ben ik als voorzitter verantwoordelijk voor de goede orde van dit debat. Er is weinig tijd en mensen willen veel zeggen. Dat betekent dat ik een spreektijd aanhoud van drie minuten en twee onderlinge interrupties toesta. U kent mij, ik zal u daaraan houden. Ten tweede zeg ik tegen het publiek dat ik noch goedkeuring noch afkeuring accepteer van uitingen die gedaan worden door de leden. Als u dat toch doet, krijgt u een waarschuwing en bij de tweede keer zult u verwijderd worden uit de vergaderruimte.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De afgelopen weken en maanden is er in de media heel veel aandacht besteed aan de zaak van Mauro. Zoals wel vaker het geval is bij het belichten van individuele zaken, was deze aandacht eenzijdig en zelfs misleidend. Ik erger me aan de misleidende publiciteit omdat het publiek bewust op het verkeerde been wordt gezet. Gisteravond zag ik bij Pauw en Witteman bijvoorbeeld iemand van de organisatie Defence for Children beweren dat Mauro een gewone verblijfsvergunning had gekregen als binnen zes maanden was beslist op diens aanvraag. Iedereen die zich verdiept heeft in deze zaak weet dat dat onzin is. Dat is gewoon niet waar. Het is in mijn visie kwalijk dat het publieke debat met dit soort leugens wordt gevoerd.

Ik wil het over feiten hebben. Ik begin met het punt dat Mauro door iemand van Angola naar Portugal en vervolgens door iemand anders per bus van Portugal naar Nederland is gebracht. Over onder andere deze reisroute zijn aanvankelijk valse verklaringen afgelegd. Ten onrechte werd gesteld dat Mauro vanuit Angola direct naar Nederland is gevlogen. Zo'n onjuiste verklaring is natuurlijk geen toeval. Het vaststellen van het land waar je Europa binnenkomt, is in een asielprocedure van cruciaal belang. Het speelt namelijk mee bij de vraag welk land verantwoordelijk is voor het afhandelen van de asielprocedure. De asielaanvraag van Mauro was overigens niet sterk en strandde al in 2007 bij de Raad van State. Dit kwam onder andere omdat Mauro geen echte alleenstaande minderjarige asielzoeker is, maar een moeder heeft in Angola. Hierdoor rustte al in 2007 een vertrekplicht op Mauro. Deze vertrekplicht is botweg genegeerd en aan terugkeer naar het land van herkomst is simpelweg niet meegewerkt. Rechterlijke uitspaken zijn kennelijk niet veel meer waard als de meeste partijen het geen enkel probleem vinden dat die niet gerespecteerd worden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Fritsma steekt fel van wal en gebruikt grote woorden. Realiseert hij zich wel dat hij het over een kind heeft, als hij zegt dat iemand heeft gelogen, bedrogen en de boel heeft misleid? Hij heeft het over iemand die op zijn negende vertrok en huis en haard moest verlaten omdat hij werd weggestuurd en op het vliegtuig werd gezet. Hij heeft het over iemand die op zijn tiende een verklaring heeft afgelegd. Realiseert de heer Fritsma zich wel dat hij het heeft over een kind, als hij iemand keihard een leugenaar noemt?

De heer Fritsma (PVV): Mevrouw Gesthuizen is niet naïef en weet dat het met name de asieladvocaten zijn die hun cliënten instrueren wat ze moeten zeggen. Zij vindt het blijkbaar geen enkel probleem dat asieladvocaten de boel mogen misleiden en een vals beeld mogen geven om zo hun cliënten aan een verblijfsvergunning te helpen. Ik vind persoonlijk niet dat je dat goed moet vinden, want dan beloon je heel veel asieladvocaten voor wangedrag. Ik vind dat de partij van mevrouw Gesthuizen, maar ook andere partijen, eens wat kritischer moet kijken naar die asieladvocaten. Nogmaals, het kan niet zo zijn dat die een vrijbrief krijgen om valse verklaringen te gebruiken voor leugens. Ik neem het Mauro niet kwalijk, maar de mensen om hem heen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Fritsma nuanceert nu wat ik in de krant las. Daarin stond namelijk keihard dat Mauro degene was die had gelogen en bedrogen. Nu is het volgens de heer Fritsma niet meer Mauro, maar alle asieladvocaten die de onwaarheid vertellen. Het punt is dat er een heel jonge jongen uit een ver land kwam, een kind dat van zijn moeder en zijn omgeving opgedragen had gekregen wat hij moest vertellen. Daar luistert een kind naar. Het is de partij van de heer Fritsma er alles aan gelegen om die jongen in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen. Ik vind dat heel erg kwalijk. Wij moeten in ogenschouw nemen dat het gaat om een kind dat met een verhaaltje op pad werd gestuurd. Daar horen wij rekening mee te houden. Je kunt een kind niet ten laste leggen dat het in het begin niet alles van a tot z kon vertellen, zonder te haperen en zonder tegenstrijdigheid over de manier waarop hij in Nederland was gekomen.

De heer Fritsma (PVV): De verklaringen zijn door Mauro afgelegd. Ik weet bijna zeker dat dit op aangeven was van de vreemdelingenadvocatuur. Mauro wist natuurlijk niet op zijn tiende wat het Verdrag van Dublin is en dat het goed is om te zeggen dat je direct naar Nederland bent gekomen, in plaats van via Portugal. Het gaat er echter om dat u goed praat dat er in verblijfsprocedures valse verklaringen worden afgelegd. Dat vind ik een kwalijke zaak. U geeft een vrijbrief aan alle asieladvocaten van Nederland om op grond van valse gegevens verblijfsvergunningen te versieren. Het geluid van de SP is helder; het is ruim baan voor het liegen en voor het geven van valse verklaringen. Daarmee is een streng vreemdelingenbeleid niet gediend.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil een punt van orde maken.

De voorzitter: Als u een punt van orde maakt, zal ik op elk woord toezien. Op het moment dat u dat niet doet, zal ik u interrumperen en het woord ontnemen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dit wordt een heftig debat met hoog oplopende emoties. Ik probeer heel erg om via de voorzitter te spreken. Ik zou het zeer waarderen als de heer Fritsma dat ook doet en mij niet direct aanspreekt.

De voorzitter: Het lijkt mij verstandig om de vragen en interrupties kort en bondig te houden. Gisteren is er in de procedurevergadering afgesproken dat dit algemeen overleg anderhalf uur zou duren. Dat wordt moeilijk als er ellenlange interrupties plaatsvinden. Voor de emoties is het verstandig om via de voorzitter te spreken.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb ook een punt van orde. Er is ondertussen langer gesproken over deze kwestie dan wij nu in het openbaar gaan doen. Ik wil de duur van het debat langer maken, dus niet anderhalf uur maar bijvoorbeeld tweeënhalf uur.

De voorzitter: Dat gaat niet lukken. Gisteren is in meerderheid in de procedurevergadering afgesproken dat het geen lang debat hoefde te worden. U was daar zelf bij. Deze zaal is tot half zes besproken. Als u daarna opnieuw een debat wilt, kunt u bij mij een procedurevergadering aanvragen en gaan wij het er opnieuw over hebben. Ik heb geen trek in een discussie hierover. Er is speciaal voor de oppositie een extra procedurevergadering gehouden om te bekijken hoe wij zo snel mogelijk en naar ieders tevredenheid dit debat konden houden. Ik had liever gehad dat u gisteren dit punt had ingebracht.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter, ik heb het verzoek niet aan u voorgelegd maar aan de leden. U hebt niets speciaal voor de oppositie gedaan; een meerderheid van de Kamer heeft besloten dat wij vandaag een openbaar debat wilden.

De voorzitter: Ik heb gisteren meteen een procedurevergadering ingepland.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wil deze vraag graag aan de leden voorleggen en niet aan de voorzitter.

De heer Schouw (D66): Voorzitter, volgens mij is het zo ...

De voorzitter: Heb ik u het woord gegeven, mijnheer Schouw? Hebt u een punt van orde?

De heer Schouw (D66): Ik wil graag reageren op het punt dat de heer Dibi maakt.

De voorzitter: Ik heb u niet het woord gegeven.

De heer Schouw (D66): De heer Dibi heeft een punt van orde en daar mogen de leden op reageren. Zo gaat dat met punten van orde.

De voorzitter: U neemt meteen het woord. U geeft mij een seintje of u het woord wilt en dan krijgt u van mij het woord. Ik wil een ordelijke vergadering. Anders zitten wij hier over drie uur nog.

De heer Schouw (D66): Ik wil graag het woord hebben over het punt van orde van de heer Dibi. De heer Dibi stelt aan de orde dat wij wat langer de tijd moeten nemen voor dit algemeen overleg. Daar ben ik het van harte mee eens, want toen wij die anderhalf uur gisterochtend met elkaar afspraken, wisten wij niet welke dynamiek dit onderwerp zou krijgen. Als het een half uur of drie kwartier langer krijgt, heeft het mijn zegen.

De voorzitter: Ik wil graag handen zien. Wie is er voor een uur langer? Er zijn vijf stemmen voor. De voorzitter is ook niet voor een uur langer, dus er zijn ook vijf stemmen tegen. De stem van de voorzitter geeft de doorslag, dus dat betekent dat we niet een uur langer vergaderen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Dit stuit mij tegen de borst. Ik vind dit geen plezierige manier van doen en eerlijk gezegd ook niet rechtvaardig gezien de reden waarom wij hier zitten. Als er behoefte is aan meer tijd, ben ik bereid om een uur of een half uur toe te voegen. Ik denk dat wij hier tijd aan moeten besteden.

De heer Knops (CDA): Ondanks dat de heer Dibi gisteren een andere opvatting had of er niet was, zie ik ook dat er veel woordvoerders zijn. Ik wil best een half uur langer vergaderen.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb mij even op de vlakte gehouden, want ik heb er moeite mee dat er nu uitvoerig een procedurepunt wordt gemaakt. Op zichzelf heb ik er geen bezwaar tegen als dit algemeen overleg wat uitloopt.

De voorzitter: Ik stel voor dat wij het debat voortzetten en bekijken waar wij eindigen. Ik geef het woord aan de heer Voordewind die een interruptie heeft voor de heer Fritsma.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik hoorde de heer Fritsma zeggen dat de procedure ellenlang is gerekt en dat de vertrekplicht is genegeerd. Ik denk dat het de heer Fritsma bekend is dat in 2007 een nieuwe procedure is opgestart met een beroep op artikel 8 van het EVRM over het recht op gezinsleven. Dat heeft ervoor gezorgd dat die procedure tot juni 2011 heeft gelopen. Erkent de heer Fritsma dat?

De heer Fritsma (PVV): Ik erken dat niet. Laten wij ons alsjeblieft eens een keer aan de feiten houden. In 2007 is de eerste asielaanvraag onherroepelijk geëindigd bij de uitspraak van de Raad van State. Vervolgens is er tweeënhalf jaar niets gebeurd. Er is helemaal geen aanvraag ingediend in 2007. Ook u probeert hier weer de zaak te misleiden. Zo gaat het in deze zaak helaas veel te vaak. Ik ben dat zat. Ik wil het over feiten hebben. Mijn partij wordt vaak aangewreven populistisch te opereren, maar ik heb voorbeelden van alle linkse partijen die op grond van misleiding aan emotiepolitiek doen. Ik vind dat populisme. U hebt geen gelijk en ik erken uw stelling niet. Het is gewoon niet waar. Het blijkt wel dat u zich niet hebt verdiept in deze zaak. U moet de feiten kennen als u met dit soort vragen aan komt zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is overal bekend dat er een beroep is gedaan op het recht op gezinsleven. Dat proces heeft Mauro zelfs gewonnen. Het was de minister die daar tegen in beroep ging, waardoor de procedure nog langer kon lopen en wij negen jaar bezig zijn geweest. Het Nidos, de voogdij-instelling die door de minister was aangewezen, heeft Mauro toegezegd dat hij in ieder geval zijn studie mag afmaken tot zijn achttiende jaar. Dat is ook een feit en daardoor kan hij hier tot zijn achttiende zijn.

De heer Fritsma (PVV): U verdraait de feiten. Als u de uitspraak van de Raad van State leest, weet u dat er in 2007 geen nieuwe procedure is opgestart. U liegt gewoon. U probeert op grond van dit soort leugens de discussie te vervuilen. Het Nidos bepaalt niet wie in Nederland mag blijven en wie niet. De vertrekplicht is in dit geval genegeerd en er is niet meegewerkt aan uitzetting. Dat staat allemaal in de uitspraak. Er is lange tijd illegaal in Nederland verbleven. Ik vind dat je dat niet moet belonen met een verblijfsvergunning. U kennelijk wel.

De heer Dibi (GroenLinks): Er zijn vast fouten in het verleden gemaakt, dus als de heer Fritsma daarop wil wijzen, kan hij zijn gang gaan. Iedereen heeft zijn aandeel in die fouten gehad, ook de overheid. Aan het eind van de rit is deze jongen, die zelf geen fout heeft gemaakt, gewoon een jonge Limburger geworden. Iedereen kijkt naar het CDA om hieruit te komen, maar eigenlijk is het de PVV die de sleutel in handen heeft. De enige reden waarom wij er niet uitkomen, is dat de PVV het niet toestaat. Is de heer Fritsma bereid om samen met ons te werken aan kortere, snellere procedures en aan snel duidelijkheid geven, zodat dit soort gevallen niet meer voorkomt? Strijkt hij met de hand over het hart, nu het eenmaal zo is gebeurd?

De heer Fritsma (PVV): Natuurlijk ben ik voor kortere procedures, maar in uw voorstel moet je het feit dat de vertrekplicht is genegeerd, dat hij jarenlang illegaal in Nederland heeft verbleven en dat niet is meegewerkt aan terugkeer, belonen met een verblijfsvergunning. Ik zal u vertellen wat er dan gebeurt. Dan geef je het signaal af aan alle andere gezinnen dat het loont om niet mee te werken aan de terugkeer van een gezinslid. Andere gezinnen zullen dan ook illegaal in Nederland verblijvende gezinsleden in Nederland houden. Door onder andere uw opstelling zul je juist meer schrijnende zaken creëren. Uw opstelling zal er voor zorgen dat er meer Mauro's komen.

De heer Dibi (GroenLinks): Graag een onderbouwing van deze bewering, want deze week is er een groot onderzoek gedaan naar die zogenaamde aanzuigende werking. Daaruit is gebleken dat die nooit heeft plaatsgevonden, ook niet na het generaal pardon. Die discussie wil ik echter nu niet aangaan. Het gaat erom dat één politieke partij in de Tweede Kamer het lot van een jongen in handen heeft. Die fouten zijn gemaakt, maar ze zijn niet verwijtbaar aan Mauro zelf. Toch moet hij de prijs betalen van een politieke strijd. We gaan het strenger maken, we gaan het korter en sneller maken, maar dan kunnen we toch wel voor dit geval, voor diegene die tussen wal en schip geraakt is, een uitzondering maken?

De heer Fritsma (PVV): Ik wil er in meegaan dat Mauro zelf niets valt te verwijten, maar het punt is iedereen eromheen. De pleegouders hebben de vertrekplicht genegeerd en de advocaat stuurt aan door niet mee te werken aan terugkeer. Als je daaraan toegeeft, gaan alle vreemdelingenadvocaten tegen hun cliënten zeggen: eigenlijk moet je uit Nederland weg, maar als je je niet aan je vertrekplicht houdt, strijkt men wel met de hand over het hart en krijg je uiteindelijk een verblijfsvergunning. Dat is wat er gebeurt. Dat is ook altijd gebeurd naar aanleiding van de vele pardonregelingen waar alle linkse partijen zo gek op zijn. Ook daarmee is het signaal afgegeven: blijf maar illegaal in Nederland, want dan strijkt men uiteindelijk weer met de hand over het hart.

De heer Spekman (PvdA): Volgens mij gaat dit debat erover of wij aan het eind van de dag nog de beschaving in Nederland hebben om het voordeel van de twijfel te geven aan een jongen die hier volstrekt thuis is. De heer Fritsma oppert waarom Mauro allang had weg gemoeten. Hij heeft het nu weer over de rol van de pleegouders. Ik heb het orthopedagogisch rapport uit 2009 goed gelezen en daarin wordt geschreven dat het schadelijk voor Mauro zou zijn om terug te keren naar het land van herkomst. Is de heer Fritsma het ermee eens dat wij als land geen knip voor de neus waard zijn, als wij zo'n rapport niet zouden opvolgen en de pleegouders en de voogdij-instelling zouden dwingen om onder hun verantwoordelijkheid dat te doen met hun kind waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat het niet verantwoord is? Wie doet er dan aan liegen en bedrog? Welke keuzes maken wij dan in dit land? Of wil de heer Fritsma dat in het vervolg ook voor Nederlandse kinderen alle voogdijrapporten en aanbevelingen die door de pleegouders worden gedaan en die van belang zijn voor de opvoeding van het kind, terzijde worden geschoven en alleen gedaan wordt wat de overheid wil?

De heer Fritsma (PVV): Een voogdij-instelling gaat niet over de vraag wie wel of niet in Nederland mag blijven. In deze zaak zijn alle van belang zijnde aspecten gewogen. Niet alleen door de IND, maar ook door de onafhankelijke rechter en later door de Raad van State. Altijd is geconcludeerd dat er geen enkele grond is voor een verblijfsvergunning. Er is nooit zicht geweest op een verblijfsvergunning. Zo simpel is het. U zegt nu kennelijk: ja, die rechterlijke uitspraken gelden niet voor iedereen. Blijkbaar mogen rechters in Nederland alleen maar een uitspraak doen in je voordeel, want als dit niet het geval is mogen wij van de linkse partijen de uitspraak door de shredder halen. Dat wordt feest in Nederland als de boodschap naar de burger is: staat een rechterlijke uitspraak u niet aan, dan hoeft u zich daar niets van aan te trekken. Ik vind dat echt een absurde situatie. Iedereen heeft de mond altijd vol over het respecteren van de rechtsstaat, maar dat gebeurt nu niet.

De heer Spekman (PvdA): Ik krijg totaal geen antwoord op mijn vraag. De vraag waar het om gaat is: wat zijn kinderrechten waard in Nederland? De conclusie van het orthopedagogisch rapport was dat het onverantwoord is om Mauro uit te zetten naar een land waar hij zich totaal verlaten en verworpen voelt. De pleegouders en de voogdij-instelling hebben gedaan wat ze in opdracht van de overheid moesten doen. U geeft geen antwoord op de vraag of dat feitelijk juist is of niet. In de rechterlijke uitspraak is dit overigens bevestigd. Minister Leers is daartegen in beroep gegaan en heeft dat gewonnen omdat de Raad van State alleen marginaal mag toetsen en zich blind moet maken voor het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Is het juist dat de pleegouders naar aanleiding van het orthopedagogisch rapport, dat zegt dat de ouders moesten handelen in het belang van Mauro, juist hebben gehandeld in het belang van het kind en de kinderrechten?

De heer Fritsma (PVV): Ik deel dat niet. Je kunt uit de onderliggende stukken ook heel andere dingen halen. U hebt het over verlaten en verworpen, maar in de rechterlijke uitspraken staat ook dat niet is aangetoond dat de moeder van Mauro niet voor Mauro kan of wil zorgen. Er wordt ook gesproken over een weeshuis in Angola. Zelfs als het zo is dat er geen ouders zijn, dan kunnen kinderen daar met goed fatsoen worden opgevangen. Dat weeshuis wordt zelfs mede betaald met Nederlands belastinggeld. In de praktijk is dat weeshuis niet nodig, want alle zogenaamde alleenstaanden die terugkeren naar Angola worden gewoon opgehaald door hun ouders van wie ze hebben gezegd dat ze die niet meer hebben. Tegen het punt dat er sprake is van verlatenheid en verworpenheid is veel in te brengen.

Voorzitter. Ik heb het al gehad over het negeren van de vertrekplicht, maar nog niet over het punt dat illegaal verblijf ook maar weer door de vingers moet worden gezien. In dit geval is er ook geen sprake van kort illegaal verblijf, maar van jarenlang. Ik denk zelfs dat Mauro niet eens in aanmerking komt voor het wetsvoorstel van de heren Spekman en Voordewind, want daarin wordt gesproken over een maximale termijn van een halfjaar illegaal verblijf. De PVV vindt dat de minister het enige juiste besluit heeft genomen door aan Mauro geen verblijfsvergunning te geven. Met een verblijfsvergunning zou in de richting van andere vreemdelingen het verkeerde signaal worden gegeven dat het loont om je niet aan je vertrekplicht te houden. Bij bewezen succes zullen andere vreemdelingen worden aangemoedigd om hetzelfde te doen waardoor een effectief terugkeerbeleid ernstig wordt ondermijnd. Het geven van een verblijfsvergunning is in dat licht geen oplossing. Nogmaals, het zal alleen maar meer Mauro’s creëren. Ik heb verder geen vragen voor de minister omdat ik het eens ben met zijn besluit.

De heer Schouw (D66): De lijn van de PVV is helder en consistent. Het probleem zit niet zozeer bij de PVV, als wel bij de fracties die die lijn volgen. De wortel die de minister Mauro voorhoudt, is een studievisum. Minister Leers noemt dit een laatste redmiddel waarmee het allemaal goed komt. Wat is de opvatting van de PVV over deze wortel?

De heer Fritsma (PVV): Het vreemdelingenbeleid zit zo in elkaar dat je aan moet geven op welke verblijfsgrond je verblijf in Nederland wilt. Het volgen van een studie of opleiding is er een van. Daar zijn voorwaarden aan verbonden. Het staat eenieder vrij om een aanvraag voor verblijf in Nederland op grond van een opleiding en studie in te dienen. Het is echter logisch dat dan aan alle gebruikelijke voorwaarden moet zijn voldaan. Er kan geen element van bevoordeling in zitten. Of het nu Mauro is of iemand anders; er moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan.

De heer Schouw (D66): Versta ik het dan goed dat de heer Fritsma zegt: iedereen in zo'n situatie kan gebruikmaken van een studievisum, dat is geen bijzonderheid, de condities waaronder zo'n ding moet worden gegeven zijn spijkerhard en die zullen we toetsen?

De heer Fritsma (PVV): Ja, daar kan ik u gelijk in geven. Iedereen kan een aanvraag indienen voor verblijf in Nederland op grond van het volgen van een opleiding. Mauro, maar ook mensen die nog nooit in Nederland zijn geweest. Daar zijn voorwaarden aan verbonden en voor de PVV-fractie is het duidelijk dat je alleen een verblijfsvergunning kunt geven als aan alle relevante voorwaarden wordt voldaan.

De heer Van der Staaij (SGP): De heer Fritsma neemt een heldere stellingname in in deze individuele zaak. Hij doet dat negatief, anderen positief. Ik zit zelf met ongemak. Hoe kijkt hij ertegenaan dat wij een Kamerdebat hebben over een individuele situatie? Is dat eigenlijk wel de rol van het parlement?

De heer Fritsma (PVV): Ik kan mij veel bij dat gevoel voorstellen. Dit is niet netjes gegaan. Vanaf de zomer buitelen de collega's van linkse partijen over elkaar heen om over het hoofd van een individu politieke spelletjes uit te spelen. Ik vind dat kwalijk.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Voor ik begin met mijn betoog, wil ik tegen de heer Fritsma zeggen dat ik hem heel veel leugens heb horen verkondigen. Hij is werkelijk een groot kunstenaar. Hij praat alles wat krom is recht. Hij veegt alle feiten van tafel, de uitspraak van de rechter, de voogdij, de voogd die door de minister zelf is aangewezen en datgene wat de pleegouders en Mauro zelf hebben ingebracht. De heer Fritsma is hier de grote leugenaar.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb me in deze zaak verdiept en heb de grootst mogelijke onzin gehoord. Als u zegt dat ik lieg, moet ik concrete voorbeelden hebben en moet u dat hard maken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik moet helemaal niets.

De heer Fritsma (PVV): Wel als u mij beschuldigt van leugens.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik moet helemaal niets en zeker niet van de heer Fritsma. Er heeft een artikel in Trouw gestaan van zijn hand. Dat was kwalijk. Hij heeft daarmee de jonge asielzoeker met wie wij te maken hebben in een zeer kwaad daglicht gesteld. Ik heb mij dat persoonlijk aangetrokken en ik denk dat dit voor veel mensen geldt. Dat artikel stond bol van de leugens.

De heer Fritsma (PVV): Ik word hier een beetje moe van. Ik heb mevrouw Gesthuizen gevraagd om concrete voorbeelden te geven van punten waarover ik gelogen zou hebben. Die heb ik niet gekregen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Fritsma doet net of er geen uitspraak is geweest van de rechter waarin de ouders in eerste instantie gelijk hebben gekregen. Mauro mocht in Nederland blijven. Dat is een van de zaken die de heer Fritsma volledig ontkent. Dat is een leugen. De minister is daartegen in beroep gegaan. Als je dan zegt dat de ouders de zaak hebben getraineerd, dan is dat toch ook een leugen? Dan doe je toch bewust of mensen slechter zijn? De heer Fritsma heeft in dat artikel ook gezegd dat Mauro heeft gelogen. Dat vind ik ook een leugen, want het gaat hier om een kind. Wij hebben in Nederland wetten die zeggen dat kinderen niet zo hard toerekeningsvatbaar zijn op wat zij vertellen. Dat kan gewoon niet. Ik vind dit drie heel zwaarwegende leugens. Hij stapt over een heleboel andere zaken heen. Ik wil dit gezegd hebben. Ik kan mij voorstellen dat hij nu nog een keer het woord vraagt om zich te verdedigen, maar ik heb niets meer toe te voegen.

De heer Fritsma (PVV): Het is geen sterk verhaal, want het klopt gewoon niet. In 2007 is de eerste asielaanvraag onherroepelijk afgewezen. Toen is er een hele tijd niets gebeurd. Inderdaad is er later een nieuwe aanvraag geweest, dat heb ik ook niet ontkend. De heer Voordewind zei dat dat in 2007 was, maar dat was tweeënhalf jaar later, toen de vertrekplicht al was genegeerd, al jaren illegaal in Nederland was verbleven en niet was meegewerkt aan terugkeer. Mevrouw Gesthuizen zegt dat dit niet waar is, maar het is gewoon zo. Lees de stukken nog eens goed. Ik heb hier de uitspraak van de Raad van State en ik geef die aan haar zodat zij nog eens alle feiten op een rijtje kan zetten. Misschien praat het een beetje makkelijker als je de feiten bij de hand hebt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik hoop dat uit mijn betoog blijkt dat ik mij wel degelijk zeer goed in deze zaak heb verdiept. De SP doet dat al een paar jaar. Naast mij zit een groot kunstenaar.

Voorzitter. Eens in de zoveel tijd krijgt het asielbeleid een gezicht. Dat kan niet anders, want het gaat altijd om mensen. In dit geval is het dat van Mauro, de achttienjarige Limburger die na jarenlang verblijf dreigt te worden uitgezet naar een land waar hij niemand meer kent, jarenlang niet is geweest en waarvan hij de taal niet spreekt. Het is bizar zo over de details van een persoonlijk leven van iemand te spreken. Vooral voor diegene zelf is dat vervelend. Het was niet zijn bedoeling om landelijk nieuws te worden. Een ding was erger geweest, namelijk als deze jongen zomaar zou zijn uitgezet zonder ruchtbaarheid, zonder slag of stoot, zonder actie, zonder inzet van mensen die zich zijn lot hebben aangetrokken. Niet alleen zou dat erg zijn voor ons beleid en ons land, maar ook voor deze jongen.

Het is vervelend dat wij dit debat moeten voeren, maar het is onvermijdelijk vanwege de halsstarrige en onwrikbare houding van de minister. Die vond het nodig om in beroep te gaan tegen de beslissing van de rechter die vond dat Mauro in Nederland mocht blijven. De minister geeft daarmee te kennen dat deze jongen, die al een keer opnieuw heeft moeten beginnen met zijn leven nadat hij op negenjarige leeftijd door zijn Angolese moeder op het vliegtuig werd gezet, nog een keer opnieuw moet beginnen in Angola. Mauro kent daar niemand, is er in jaren niet geweest en het is geen gemakkelijk land. Iedereen die de site van het ministerie van Buitenlandse Zaken bezoekt, kan zien dat het een bijzonder gevaarlijk land is. Mauro spreekt de taal niet en heeft in Angola net zo weinig te zoeken als de minister zelf. Ik vind het treurig. Boosheid, verdriet, verontwaardiging en teleurstelling strijden om voorrang. Niet alleen bij mij, ook bij de mensen in de omgeving van Mauro: zijn vriendenclub van de voetbalvereniging, mensen van school, zijn buurvrouw, mensen uit zijn voormalige woonplaats Oostrum en niet in de laatste plaats zijn pleegouders bij wie hij als een eigen kind in het gezin woont samen met zijn broertje. Dit besluit doet echt pijn. Wij hebben last van het beleid dat wij destijds hadden. Wij hebben alleenstaande minderjarige asielzoekers jarenlang opgevangen, een plek gegeven en ze volledig laten integreren en laten meedraaien in de maatschappij. Dan, na de achttiende verjaardag, na jarenlang verblijf en volop meedoen in de Nederlandse samenleving, sturen wij ze terug naar een land dat niet meer hun land is. Dat is heel erg hard. Ik vind dat dit niet kan.

De minister vreest precedentwerking. Als Mauro mag blijven, doen anderen hetzelfde beroep op de minister. Maar om hoeveel mensen gaat het nu precies? Het is flauwekul om te zeggen dat het om een grote groep mensen gaat. Minister Leers heeft in de media laten weten dat hij zich niet begrepen voelt. Ik citeer: «Alsof ik een ijskonijn ben, een diepvrieskist.» Wat mij betreft is het duidelijk dat de minister niets kan doen omdat de PVV hier niet achterstaat. Het CDA heeft vandaag de sleutel in handen. De VVD steunde Mauro aanvankelijk onvoorwaardelijk, stond te voetballen op de hoge hakjes op het Plein, maar is daarna snel teruggekeerd in het kamp van de PVV. Het CDA bleef Mauro steunen tot gisteren. Ik hoop dat het toch om zal keren en zal luisteren naar de oproep van niet alleen de oppositie en de samenleving, maar ook naar die van hun eigen congres.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. «Het CDA is een machtspartij, de grootste machtsmachine van Nederland. Ik zeg niet dat ze hun moeder zouden verkopen om te gaan regeren, maar ze hebben er wel heel veel voor over om in een kabinet te komen. Dat kan je negatief uitleggen, maar dat biedt ook kansen.» Aldus Geert Wilders op 4 augustus 2010, vlak voor de vorming van dit kabinet. Vandaag blijkt weer hoe waar deze woorden zijn. Het gaat er de D66-fractie niet om dat er altijd grensgevallen zijn of iemand wel of niet een verblijfsvergunning krijgt. Die zijn er onder elke minister van Asiel. Het gaat erom dat het CDA verwachtingen heeft gewekt voor een Angolese Nederlander, die geworteld is in ons land. CDA-woordvoerder Knops heeft in het programma De Ombudsman van de VARA op 23 september gezegd: wij zullen Mauro sowieso blijven steunen. De CDA-dissidenten Koppejan en Ferrier zeiden in Nieuwsuur van 5 oktober: wij zullen onze naam niet verbinden aan zaken die mensen splijten, gezinnen splijten. Minister Leers heeft gezegd: wij hebben een systeem, maar dat mag nooit de menselijke maat kapotmaken. Het CDA wikt, maar Geert Wilders beschikt en beslist. Waar ik echt mee zit, is de vraag waarom het CDA, inclusief de minister, al die verwachtingen heeft gewekt. Waarom heeft men niet gezegd: om dit kabinet in de lucht te houden, levert het CDA wat beginselen in, daar krijgen wij een hoop andere dingen voor terug en in ruil daarvoor voeren wij gewoon simpel het asielbeleid van de heer Wilders uit? Dan weet iedereen tenminste waar hij aan toe is.

De heer Knops (CDA): De heer Schouw legt een aantal stellingen en citaten neer en koppelt daaraan de bewering dat het CDA-beleid onder invloed staat van andere partijen. Kan hij aangeven wat het verschil is tussen het beleid van dit kabinet ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers en het vorige kabinet, waarin PvdA en ChristenUnie zaten?

De heer Schouw (D66): Dat is vrij helder. Bij het geven van verblijfsvergunningen heb je altijd moeilijke gevallen. Het is altijd discutabel en nooit met een schaartje te knippen. Vandaar dat er een speciaal instrument is bedacht dat de minister in handen kan krijgen: de discretionaire bevoegdheid. Daar had de minister gebruik van moeten maken. Ik heb dat van begin af aan gezegd. Dit bijzondere kabinet, waar het CDA zijn handtekening onder heeft gezet, heeft gezegd dat de minister van Asiel en Immigratie zo min mogelijk gebruik moet maken van de discretionaire bevoegdheden. Daarom krijgen wij dit soort schrijnende gevallen en praten wij daarover met elkaar in de openbaarheid. Dat is het grote verschil. De ruimte die een minister had om deze moeilijke gevallen op een goede en zorgvuldige manier af te wegen, is de minister ontnomen met het gedoogakkoord.

De heer Knops (CDA): Dat is een heel lang antwoord, maar geen antwoord op mijn vraag. Ik herhaal de vraag: wat is het verschil in het beleid van dit kabinet en dat van het vorige kabinet als het gaat om alleenstaande minderjarige asielzoekers?

De heer Schouw (D66): Het beleid is inhumaner omdat wij voortdurend over dit soort gevallen komen te spreken. Komen we niet te spreken over Sahar, dan gaat het wel over Mauro. Wij moeten niet de illusie hebben dat het hierbij eindigt. Dit komt allemaal omdat het CDA klakkeloos achter de restrictieve lijn van de PVV aanloopt. Het is niet anders dan dat. Ik kan niet tot een andere conclusie komen, ondanks alle verwachtingen die de CDA-fractie en de CDA-minister op dit dossier hebben gewekt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Ik werd getriggerd omdat de heer Schouw geen antwoord gaf op de vraag van de heer Knops. Mij is ook niet duidelijk waarom er een verschil zou zijn tussen het beleid van dit kabinet ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen en dat van het vorige kabinet. Ik stel de vraag graag nog een keer.

De heer Schouw (D66): Ik blijf bij mijn antwoord. Het is niet anders. Mevrouw Van Nieuwenhuizen weet dat ook. Dit kabinet gaat veel restrictiever om met allerlei probleemgevallen en de partij van mevrouw Nieuwenhuizen heeft daar haar handtekening ondergezet. Zij ontkent daarmee gewoon de werkelijkheid in de samenleving. Het is mooi om een gedoogakkoord te hebben en dat daar mooie woorden in staan, maar vandaag krijgen die beperkingen een gezicht in de vorm van Mauro. Dan weet mevrouw Van Nieuwenhuizen ook eens wat de consequentie is van het restrictieve en beperkte beleid van dit kabinet. In mijn beleving is dit aanvankelijk niet de wens van het CDA geweest, maar volgt het heel gedwee de PVV omwille van de macht. Anders is het niet.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Ik krijg nog steeds geen antwoord. Volgens mij is het enige verschil dat er minder gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid. Er staat niet «zo min mogelijk» maar «terughoudend». Natuurlijk is er in het verleden, onder minister Verdonk, meer gebruikgemaakt van de discretionaire bevoegdheid. Dat is logisch, want kort daarvoor was er door de heer Nawijn een oproep gedaan aan iedereen die dacht dat hij een schrijnend geval was om zich te melden. Al die brieven kwamen vervolgens bij minister Verdonk terecht. Er heeft dus een geweldige uitfiltering plaatsgevonden van alle mensen die in schrijnende omstandigheden waren. Daarna is er nog eens een groot generaal pardon overheen gegaan, waardoor ook een heleboel mensen een verblijfsvergunning hebben gekregen, die mogelijk in die categorie zouden zijn gevallen. Dan is toch normaal dat er heel weinig van dit soort gevallen over zijn?

De heer Schouw (D66): Het is eigenlijk heel erg overzichtelijk. Zijn wij in dit land nog een beschaving of niet? Houden wij ons aan de menselijke maat of niet? Of volgen wij de regeltjes die gedicteerd worden door een ander? Kennelijk kiezen het CDA en de VVD in het kielzog van de PVV niet voor het eerste. Mijn partij zit daar anders in.

De heer Van der Staaij (SGP): Als de stelling van de heer Schouw is dat in de vorige periode een veel ruimhartiger beleid werd gevoerd, waarom is toen niet in situaties als deze besloten om een definitieve verblijfsvergunning te verstrekken?

De heer Schouw (D66): Ik heb geen verantwoordelijkheid voor dit individuele geval. U moet dat aan de toenmalige staatssecretaris vragen. Ik stel alleen maar vast dat deze minister in de positie is geweest om er wat aan te doen en willens en wetens ervoor heeft gekozen om geen uitzondering te maken. De heer Van der Staaij zal het niet ontgaan zijn dat de minister eraan heeft gekoppeld dat hij zou bekijken of hij een oplossing kon vinden en iets kon regelen. Achteraf constateer ik dat dit was om de warme kant van het CDA een beetje op te poetsen, want het resultaat is helemaal nada, niets.

De heer Van der Staaij (SGP): Eigenlijk is uw antwoord dat u het niet weet.

De heer Schouw (D66): Ik stel alleen maar vast dat in de voorgaande periode vaker gebruik is gemaakt van discretionaire bevoegdheden, dat de minister daar willens en wetens geen gebruik van heeft gemaakt en dat hij verwachtingen heeft gewekt die hij niet heeft waargemaakt.

Voorzitter. De oplossing van een studievisum vind ik van een beschamende leegte. Haalt Mauro dat? Kan Mauro dat betalen? Welke garanties voor de toekomst heeft Mauro hierdoor? Het is alsof je iemand een zwemdiploma belooft en, terwijl je zijn handjes fijn even stevig op de rug bindt, hem de eigen verantwoordelijkheid inwrijft dat hij zijn diploma nog moet halen. Kortom, het is geknoei en geklungel over de rug van Mauro heen. Ik maak mij geen illusies over stemmingen en moties in deze Kamer, dus zijn er nog twee reddingsboeien. De eerste is het CDA-congres. De tweede is dat minister Leers terugkomt van zijn onzalige pad en nog eens kijkt naar de hem bij wet toegekende bijzondere bevoegdheden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik spreek mede namens de PvdD. Wij hebben het vandaag over Mauro, een kind dat op zijn negende door zijn biologische ouders op een vliegtuig werd gezet en geen enkel idee had waar hij terecht zou komen. Ik heb Mauro's brief die hij gestuurd heeft aan de minister teruggelezen en het is schrijnend om te lezen wat hij heeft moeten meemaken op zo'n jonge leeftijd. Dat heeft hem de nodige trauma’s opgeleverd. Ik heb respect voor de pleegouders, Hans en Anita, die hem met veel liefde en veiligheid hebben op laten groeien. Mauro wordt verweten dat hij allerlei procedures heeft gestart, dat hij allerlei besluiten heeft geforceerd, procedures heeft gerekt en dat hij illegaal in Nederland was, maar hij was een kind. Het wrange van het verhaal is dat alleen hij slachtoffer is van de uitkomst. Alleen hij, en niet de omstanders, moet straks terug naar Angola.

Het is niet alleen aan de omstanders te wijten dat de procedure langer heeft geduurd. Die is ook gerekt doordat de minister in hoger beroep is gegaan. De procedures zijn langer gaan duren dan oorspronkelijk was bedoeld. Wij hebben verschillende rapporten gehad. De heer Spekman had het al over het pedagogisch rapport uit 2009, dat verklaarde dat het pedagogisch onverantwoord was om Mauro terug te sturen. Men schrijft over een draconische maatregel als dat gebeurt. Ik heb vijf jaar jeugdzorg gedaan in de Kamer en ik ben ervan overtuigd dat geen enkel Bureau Jeugdzorg tot zo'n besluit was gekomen. Het is echt onverantwoord. Hoe kan het dat een asielkind minder waard is dan een kind uit Nederland? Is het zo dat in Nederland iedereen gelijk is, maar sommigen iets meer dan anderen? Ik verwijs naar George Orwell en Animal Farm. Dat kan toch niet de beschaving zijn die wij in Nederland nastreven?

Mauro heeft het beleid een gezicht gegeven, maar het gaat niet alleen om hem. Soms heb je een gezicht nodig om te zien hoe hard een beleid kan zijn en welk effect het heeft op mensen. Dan worden cijfers opeens heel reëel en pijnlijk voor de mensen die het betreft. Om willekeur te voorkomen, moeten wij vandaag niet alleen over Mauro spreken, maar ook over de groep achter Mauro. Dat is een kleine, beperkte groep van kinderen die hier minimaal acht jaar zijn, in een pleeggezin hebben gezeten en geworteld zijn in de Nederlandse samenleving. Ik roep de minister op niet aan incidentenpolitiek te doen, maar om te kijken naar een regeling die betrekking heeft op Mauro, maar vooral op de groep. Wij moeten willekeur voorkomen en tot een eenduidige regeling komen. Ik roep het CDA en het CDA-congres op om tot die eenduidigheid te komen. Laat het CDA en het CDA-congres zijn menselijke en barmhartige gezicht zien aanstaande zaterdag.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik zit hier met groot ongemak. Ik heb het gevoel dat ik tegen mijn wil in verzeild ben geraakt in een soort parlementair scheidsgerecht over de vraag of Mauro mag blijven of niet. Dat is toch niet de rol en de taak van de Kamer? De Kamer hoort niet op de stoel van de rechter en het bestuur te zitten. Dat is staatsrechtelijk onjuist en uit menselijk oogpunt onwenselijk. Het leidt tot rechtsongelijkheid en willekeur. Ik ben er erg beducht voor dat de aaibaarheid of de media-aandacht een selectiecriterium wordt om een zaak al dan niet in de Kamer te bespreken. Daarom heb ik grote moeite met het even antwoord geven op de vraag of Mauro mag blijven of niet. Het is onze taak om te kijken naar het beleid dat wordt gevoerd en naar de wijze waarop daar toepassing aan wordt gegeven. De SGP zegt: wij zijn voor een streng beleid en een milde toepassing.

Tien jaar geleden zat ik in de Kamer in een debat over alleenstaande minderjarige asielzoekers. Iedereen was toen bezorgd en vroeg zich af hoe het kon dat er zoveel jongeren uit Angola en China naar Nederland kwamen. In vier jaar tijd was het aantal gestegen van 1600 naar 6700. Kinderen kwamen op het vliegtuig naar Nederland. Het antwoord was helder: ons toelatingsbeleid was te ruim. Wij wilden zo graag barmhartig zijn, maar het effect was dat Angolese ouders hun kinderen zomaar op het vliegtuig naar Nederland zetten omdat ze hier een toekomst en een verblijfsvergunning konden krijgen. Wij bedoelden het goed, maar het pakte desastreus uit. Daarom zei staatssecretaris Kalsbeek – van PvdA-huize zeg ik erbij – in dat debat tien jaar geleden terecht: met alle mogelijke middelen wil ik dit stoppen, de toestroom stopt pas als kinderen terugkeren. Het beleid werd aangescherpt met brede steun van de Tweede Kamer. Daarom steun ik een streng beleid.

Aan een streng beleid dient een milde en menselijke toepassing te worden gegeven. Wij moeten altijd onder ogen blijven zien dat een billijk, rechtvaardig beleid heel onbillijk kan uitpakken. Er moet altijd ruimte blijven voor de menselijke maat. Daarom hechten wij zeer aan de zogenaamde discretionaire bevoegdheid van de minister, de mogelijkheid om in schrijnende situaties af te kunnen wijken van het beleid. De SGP is er tegenstander van om dat weer helemaal met nadere regeltjes en wetjes in te gaan vullen.

Vanuit die persoonlijke situatie heb ik een meer algemene vraag. Hoe kan het dat na al de beleidsaanscherpingen in het verleden, die stevig werden gesteund door de Kamer, jongeren zolang in Nederland kunnen verblijven zonder dat er uitzicht is op een verblijfsvergunning, maar ook niet terugkeren? Wie is er nu eigenlijk verantwoordelijk voor zo'n lange duur die gevoelens van schrijnendheid oproept? Dat is de kernvraag die ik de minister wil voorleggen.

De heer Schouw (D66): Ik kan het betoog goed volgen: streng op het beleid maar mild op de toepassing. Vandaag zijn wij echter bij elkaar om te bekijken hoe dat in een concrete situatie uitpakt. De SGP vraagt niet of er in dit geval sprake is van een milde toepassing. Mag ik daaruit concluderen dat de heer Van der Staaij van mening is dat de casus-Mauro in de categorie milde toepassing valt?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben niet voor niets begonnen te zeggen dat ik niet in een parlementair scheidsgerecht terecht wil komen. Ik ga niet zeggen dat deze zaak zo of zo beslist moeten worden. Dat is de beoordelingsruimte voor de minister die alle stukken en feiten kent. Ik heb zelf ooit als jurist asielzaken bij de Raad van State mogen voorbereiden en daarbij viel mij op dat ik mij pas een heel goed beeld kon vormen als ik alle stukken had. Wij krijgen soms flarden van dossiers. Die komt met dit stuk en die met dat stuk. Zo kunnen wij toch geen fatsoenlijk debat voeren? In zijn algemeenheid zeg ik dat als het zo is dat het in overwegende mate te wijten is aan het tekortschieten van de Nederlandse overheid dat iemand heel langdurig in Nederland blijft en dat er geen sprake is van verwijtbaarheid aan degenen die verantwoordelijkheid moesten nemen voor de vertrekplicht en dergelijke, ik vind dat dat aanleiding kan zijn voor het toepassen van de discretionaire bevoegdheid.

De heer Schouw (D66): De heer Van der Staaij komt er nu nog mee weg door te zeggen dat hij er niet over wil praten, maar in de loop van de avond zal hij toch moeten stemmen over moties over dit concrete geval. Dan kunnen wij hem er niet meer over bevragen. Ik versta hem zo dat hij zegt open te staan voor meer inzicht in de eventuele verwijtbare rol van de overheid als het gaat om het te lang volhouden van procedures die niet verwijtbaar zijn aan Mauro, dat hij daar graag meer informatie over wil hebben en dat dit van belang is voor zijn standpuntbepaling.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb om de reden waarmee ik ben begonnen grote moeite te zeggen dat ik allerlei moties in deze zaak steun. Ik wil niet volgende week weer een zaak behandelen over wie mag blijven en wie niet. Daar zitten wij hier niet voor. Die moties zal ik dus niet makkelijk steunen. Dat heeft de SGP nooit gedaan. Wij hebben altijd deze lijn gevolgd en nooit moties gesteund in allerlei individuele situaties. Ik heb wel een vraag over de aanwending van de hardheidsclausule, de discretionaire bevoegdheid, en in hoeverre wordt meegewogen of het in overwegende mate aan de schuld van de overheid toe te schrijven is dat iemand zo'n lange tijd in Nederland heeft verbleven.

De heer Dibi (GroenLinks): Voor iemand die niet betrokken wil zijn bij een scheidsgerecht, deed de heer Van der Staaij daar wel gretig aan mee bij de regeling van werkzaamheden toen er een verzoek was tot uitstel van stemmingen. In de media lijkt het of de SGP het kabinet al steunt. De heer Van der Staaij zegt nu iets anders, namelijk dat als de overheid medeverantwoordelijk is voor de lange procedures, hij daar nog eens naar kijkt bij de beoordeling van de moties.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb eerlijk gezegd niet zoveel met woorden als «steunt het kabinet» en al die politieke spelletjes. Wij kijken naar de inhoud van de zaak. Daarover hebben wij ons in deze zaak steeds zo uitgelaten. Over het punt hoe het komt dat iemand zo lang in Nederland verblijft, heb ik in zijn algemeenheid de vraag aan de minister gesteld hoe het kan dat ondanks het strenge beleid, het nog steeds lang kan duren als iemand geen verblijfsvergunning krijgt, maar ook niet daadwerkelijk terugkeert.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik blijf het verwonderlijk vinden dat u het over politieke spelletjes hebt, terwijl u zelf constant in de achterkamer zit met dit kabinet om allerlei dingen te regelen en dan in het debat te presenteren. Maar dat is een andere discussie. Wij doen dat ook, maar ik ben niet degene die doet of hij roomser is dan de paus. Ik leg u voor dat het gezin aan de overheid heeft gevraagd om de jongen op te komen halen. De Dienst Terugkeer en Vertrek had namelijk geen vertrek geregeld. Daardoor is uiteindelijk de familieband ontstaan. Weegt zoiets zwaar voor een zelfbenoemde gezinspartij?

De heer Van der Staaij (SGP): Op politieke spelletjes en dergelijke ga ik niet in. Daar distantieer ik me van. Roomser dan de paus pretendeer ik evenmin te zijn. De heer Dibi zoomt in op de Dienst Terugkeer en Vertrek, een onderdeeltje van het dossier. Ik wil er niet in belanden dat die met dit feit komt en die met dat feit. Ik vraag de minister in zijn algemeenheid hoe hij dit meeweegt en hoe de verantwoordelijkheid ligt voor het langdurige verblijf in Nederland.

Voorzitter. Het gaat erom dat een eerlijk en rechtvaardig beleid wordt gemaakt, dat in die kaders maatwerk wordt geleverd en integere afwegingen worden gemaakt. Dat zijn moeilijke beslissingen omdat het over belangrijke beslissingen in het leven van mensen gaat. Wie wensen iedereen die daarin verantwoordelijkheid draagt veel wijsheid toe.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Voorzitter. Ten aanzien van de rol van de Kamer sluit ik mij aan bij het betoog van de heer Van der Staaij. Daar kan ik mij helemaal in vinden. Ik zal dus ook niet over de inhoudelijke kant van deze zaak spreken, want dat is niet aan de Kamer. De VVD heeft vertrouwen in de procedures en de zorgvuldige toepassing daarvan, met uiteindelijk de rechterlijke macht als toetssteen. In dit geval heeft de rechtsgang zijn loop gehad en dat heeft tot aan de Raad van State niet geleid tot een verblijfsvergunning. Als ultimum remedium is er dan nog de discretionaire bevoegdheid van de minister om voor zeer uitzonderlijke schrijnende gevallen een uitzondering te maken. Ook hierop is meerdere malen een beroep gedaan. Aan minister Hirsch Ballin, staatssecretaris Albayrak en onlangs minister Leers is gevraagd van die discretionaire bevoegdheid gebruik te maken. Allemaal zijn ze tot de conclusie gekomen dat dit niet kan. Dan houdt het helaas op. Het is op geen enkele manier mogelijk om binnen het asielstelsel tot een verblijfsvergunning te komen. Natuurlijk staat het iedereen vrij om een reguliere aanvraag tot verblijf voor bijvoorbeeld studie te doen, maar in hoeverre dat echt een mogelijkheid is, kan ik niet beoordelen.

Het is natuurlijk ongelofelijk moeilijk en zwaar om dit te moeten horen. Zoals veel Kamerleden heb ik mails gehad en ben ik gebeld door mensen die zeggen: volg gewoon je hart. Ik zou niets liever willen, maar dat kan helaas niet. Er zijn heel veel kinderen in de wereld die het erg slecht hebben. Als die een op een voor je neus staan, zou je die allemaal een heel goede toekomst in Nederland gunnen. Wij kunnen nu eenmaal niet iedereen opvangen. Daarom hebben wij die heel zorgvuldige asielprocedures, die ervoor zorgen dat degenen die geen alternatief hebben en gevaar lopen in Nederland terecht kunnen. Dat betekent dus ook dat als blijkt dat iemand niet tot die categorie behoort, hij uiteindelijk terug moet naar het land van herkomst. Dat is de hoofdlijn van mijn verhaal en daarom kan ik met minder gebruik van de tijd volstaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft in de media gezegd dat het geval van Mauro eigenlijk niet schrijnend genoeg is voor de minister om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Zij heeft ook gezegd dat mensen die teruggaan naar Angola het best goed hebben. Waarom is mevrouw Van Nieuwenhuizen dan wel voor het zomerreces met ons opgetrokken om aandacht te vragen voor Mauro's zaak door te voetballen op het Plein? Waarom heeft zij mij laten weten dat zij de brief, die een groot deel van de oppositie en het CDA destijds aan de minister had gestuurd, mede had willen ondertekenen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Dat is een terechte vraag. Ik heb toen gezegd dat dit mij een geval van schrijnendheid leek waarop de discretionaire bevoegdheid van toepassing kan zijn. Ik heb toen ook gezegd dat de minister de enige is die het totale overzicht en het gehele dossier heeft en dat mij dat oordeel niet toekomt. De minister is de enige die daarover kan besluiten en die heeft ons omstandig uitgelegd dat hij geen mogelijkheid ziet om dit geval binnen de discretionaire bevoegdheid te laten vallen. Ik kan niet anders dan dit respecteren en dat doe ik dus ook.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wij willen allemaal duidelijkheid geven. Ik ga niet zomaar een potje voetballen en ik wil iemand geen valse hoop geven. Wat mij nu zo steekt is dat wij in die brief heel duidelijk hebben geschreven om welke redenen dit een geval is waarin de minister gebruik moet maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Ik heb hier een sms'je van u: «De brief zal al wel de deur uit zijn, maar ik steun hem wel. Ik zal dat ook aan Leers laten weten.» Hoe kan dat nou? Eerst zegt u dat dit schrijnend genoeg is en dan is het dat opeens niet meer?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Ik ontken dat ook niet. Ik heb bewust met die intentie meegedaan. Ik heb dat ook aan de minister laten weten. Het is echter aan de minister. Alleen hij heeft het volledige dossier. Dat had ik niet en ik vind ook niet dat Kamerleden dat moeten hebben. Ik heb mij gebaseerd op openbare informatie en daarom steunde ik uw brief. De minister heeft het totaaloverzicht. Ik kan niet anders dan concluderen dat als hij zegt dat het er niet onder valt, dat dit zo is. Dan respecteer ik het besluit van de minister.

(geroep van de publieke tribune)

De voorzitter: Wil het publiek zich er niet mee bemoeien? Dit is de laatste waarschuwing.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de gevoelens van de heer Van der Staaij over de manier waarop wij hier zitten en over deze zaken spreken. Ik weet dat er nog heel veel zaken zijn met min of meer vergelijkbare omstandigheden, waarvan wij de naam niet kennen en die hier niet worden besproken. In dat licht moeten wij deze discussie voeren. Wij steunen dit publieke debat omdat wij indertijd een brief geschreven hebben en de minister hebben verzocht om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Overigens met goede redenen en ik neem geen afstand van die brief. Ik kom echter op het staatsrechtelijke punt. Ik ben het volstrekt eens met de heer Van der Staaij dat de Kamer niet als een scheidsgericht moet functioneren, maar wel de regering moet controleren en het beleid moet vaststellen. Ik constateer – de heer Schouw had daar heel veel woorden voor nodig – dat in het beleid van het vorige kabinet en dit kabinet, de tekst van het regeerakkoord en ons verkiezingsprogramma recht overeind staan. Elke suggestie die nu gewekt wordt dat andere elementen of andere krachten in het spel zijn, zijn onjuist. Ik zal geen woorden als «leugens» gebruiken. Daar houd ik niet van, dat was geen toon die mij aanstond.

Mauro is een heel bijzondere jongen, niet alleen omdat hij de aandacht heeft gehad van de pers en omdat iedereen hem nu kent, maar ook omdat hij een voorbeeld is van iemand van wie wij er heel veel zouden willen hebben in de samenleving. Hij is actief, treedt actief op in de samenleving en heeft met zijn pleegouders die hem altijd gesteund hebben, oprecht geprobeerd de kansen die er waren te benutten om Nederlander en medelander te worden. Uiteindelijk zijn de procedures gelopen en is er getoetst aan het beleid. Er zijn twee verzoeken voor discretionaire bevoegdheid geweest en daarna nog een derde. Telkens zijn de bewindslieden tot dezelfde conclusie gekomen. In een tweetal besloten sessies waarbij gekeken werd naar de manier waarop de minister is gekomen tot zijn afweging, hebben wij nog een verzoek gedaan aan de minister. Ik wil de minister daarvoor bedanken, want ik kan mij niet voorstellen dat dit in alle gevallen kan worden gedaan. Dit betekent dat wij heel goed hebben gekeken naar de mogelijkheden. De CDA-fractie heeft op basis van de toetsing aan het beleid, waar wij achter staan en dat wij mede hebben opgeschreven, moeten constateren dat er geen ruimte is. Discretionaire bevoegdheden zijn niet onbegrensd. Staatssecretaris Albayrak heeft dit indertijd vastgelegd in een notitie. Als je heel eerlijk toetst, zie je dat de zaak-Mauro niet aan de criteria voldoet. Dat spijt ons zeer. Het is moeilijk omdat je weet dat iemand op een positieve manier verder wil. De Kamer is er echter ook om de rechtsgelijkheid te bewaren. Ook alle Mauro’s die wij niet kennen, moeten wij op een zelfde wijze beoordelen. Er rest nog een mogelijkheid. Die mogelijkheid is niet waar iedereen op gehoopt had, maar wat ons betreft is die uitlegbaar aan anderen. Is er op basis van de regeling voor studie een kans voor Mauro om toch in Nederland te blijven? Ik vraag de minister om daar gedetailleerd op in te gaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben de heer Knops meegemaakt op het Plein en wij hebben gezamenlijk gevoetbald. Alle feiten waren toen bekend. Ook de heer Knops had zich in de zaak kunnen verdiepen. Hij heeft een speech gehouden en over een «schrijnend geval» gesproken. Of een zaak is schrijnend of niet. Het kan echter niet zo zijn dat je vindt dat een zaak schrijnend is en als blijkt dat er meerdere zaken schrijnend zijn, je vervolgens met terugwerkende kracht die eerste zaak niet meer schrijnend vindt. Die redenering kun je niet ophouden. De zaak is schrijnend, ook als er meerdere zaken zijn. De heer Knops heeft er gelijk in dat je moet streven naar rechtsgelijkheid. Dan komt hij bij het voorstel van de heer Spekman en mij om daar een eenduidige regeling in te treffen. Het is het een of het ander.

De heer Knops (CDA): Je kunt inderdaad van mening verschillen over het beleid. De heer Voordewind heeft samen met de heer Spekman een initiatiefwetsvoorstel aangeboden, dat verdergaat dan het huidige beleid. Het debat daarover krijgen wij nog. Op basis van het huidige beleid spreek je niet alleen over een uitzondering voor Mauro, maar voor een gehele groep. Ik heb geprobeerd om de hele wedstrijd te voetballen, maar ik ben er eerder uitgestapt. Dat had overigens geen politieke reden. Ik heb over schrijnendheid gesproken, zoals ik dat voelde voor iemand die zo lang in Nederland is. Ik wil niemand verwijten dat die situatie is ontstaan, maar zij is ontstaan. De overheid heeft daar een rol in gespeeld en er zijn keuzes gemaakt. In de twee sessies met de minister zijn mij echter dingen duidelijk geworden, die ik daarvoor niet wist. Die hebben onder andere te maken met de wijze waarop schrijnendheid, ook in een vorig kabinet, begrensd is en dat je achteraf moet kunnen uitleggen wat je hebt gedaan. Ik neem niets terug van mijn woorden, maar ik constateer dat in de discretionaire bevoegdheid de schrijnendheid in juridische zin is begrensd. Daarmee wordt het voor de minister onmogelijk om iets voor Mauro te doen en niet voor anderen. Dat is het verschil. De heer Voordewind zegt dat wij verder moeten gaan en een regeling moeten maken voor meer Mauro's. Op basis van het huidige beleid constateer ik dat de minister alle mogelijkheden heeft onderzocht en niet anders kon dan concluderen dat hij geen gebruik kon maken van zijn discretionaire bevoegdheid.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Knops toetst aan het huidige beleid en tegelijkertijd constateert hij dat het huidige beleid schrijnende gevallen kan opleveren. Je kunt daar vraagtekens en kanttekeningen bij plaatsen, dat hebben wij ook in een vertrouwelijk overleg gehoord, maar dat maakt het algemene punt van Mauro niet minder schrijnend. Hij is negen jaar in Nederland en hier als alleenstaande asielzoeker gekomen. Dat blijft schrijnend ondanks een kanttekening. Ik begrijp dat de willekeur eraf moet omdat het nu eenmaal op straat ligt. Ik leg dan de heer Knops voor om naar de groep te kijken. Haal de willekeur eraf. Ons voorstel gaat inderdaad verder, maar laten wij het dan vandaag beperken tot die groep die acht jaar of langer in Nederland is, voor haar elfde naar Nederland is gekomen en als alleenstaande minderjarige in een pleeggezin is geplaatst. Die groep is heel beperkt. Wij hebben het waarschijnlijk over twintig kinderen. Dan is de willekeur eraf en zitten wij hier niet volgende week weer om over Marcello of Angela te praten. Dan is er een eenduidige richtlijn, ook voor de asieladvocaten die nu meeluisteren. Is de heer Knops daarvoor te porren?

De heer Knops (CDA): Het voorstel klinkt heel sympathiek. Van de situatie waarin Mauro en anderen verzeild zijn geraakt, worden wij allemaal niet blij. Wij komen echter uit de situatie dat de ama's in groten getale toestroomden en dat er allerlei problemen waren. Daar is dit beleid op gemaakt. U zegt dat er twintig zijn, maar wie zegt dat dit zo is? Noch u, noch ik kan dat bevestigen. De wereld van de asieladvocatuur is een heel harde en juridische wereld. Als je hoop geeft aan een groep mensen, creëer je een aanzuigende werking. Wij komen nog te spreken over uw wetsvoorstel, maar het creëert een bonus om lang te blijven. Ik wil nadrukkelijk zeggen dat ik dit in dit geval niet zo kwalificeer, maar dat vind ik wel een heel belangrijk punt.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wil opnieuw een punt van orde maken. Ik verzoek om nog een interruptie. Wij hebben net afgesproken dat het debat iets langer mag duren. Het is wel heel erg beperkt als wij maar twee interrupties hebben. Dan kan ik het CDA niet bevragen.

De voorzitter: Uw verzoek is buitengewoon ongewoon, want alle andere leden heb ik ondertussen een derde interruptie geweigerd. U komt er te laat achter dat er maar twee interrupties zijn afgesproken. Het is aan de commissie, maar ik vind het niet collegiaal. Ik zie dat de commissie met mij instemt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik val de heer Dibi bij. Ik zou de heer Knops ook nog wel een vraag willen stellen.

De heer Schouw (D66): Dat geldt ook voor mij.

De voorzitter: Het spijt mij, maar wij gaan dat niet doen. Ik vind het zeer onrechtvaardig tegenover andere leden, die waarschijnlijk bij vorige sprekers hun tong hebben afgebeten. Het woord is aan de heer Spekman voor een interruptie. Die heeft zich overigens van een eerder interruptie onthouden omdat hij zijn laatste interruptie voor de heer Knops wilde bewaren. Het is in de richting van de heer Spekman niet terecht om dit punt opnieuw op tafel te brengen.

De heer Spekman (PvdA): Gelukkig heb ik mijn tong niet letterlijk afgebeten, maar wel figuurlijk. Ik kan nog net praten en probeer dat in de netst mogelijke bewoordingen te doen. Daar doe ik een uitermate grote inspanning voor. De heer Knops zei net iets dat hij eerder heeft gezegd in een radioprogramma op 28 juni 2011: die situatie is uniek en gaat ook niet meer voorkomen omdat het ama-beleid wordt verscherpt en veranderd. Ik ben het daarmee overigens eens, maar dat is net iets anders dan wat de heer Knops net zei. Mijn vraag gaat echter over het studievisum. Daar moet ik mij echt over inhouden. Wij spreken hier over een individu dat na jarenlange onzekerheid een leven wil opbouwen en een nieuwe toekomst wil maken. Daar past onzekerheid niet bij. Het hele verhaal rond het studievisum is een langgerekte onzekerheid. Als Mauro mbo-3 niet haalt stopt het, als hij mbo-4 niet haalt stopt het, als hij zijn hbo niet haalt stopt het en als hij dan geen inkomen verdient van € 35 000 – dat is voor ons allemaal een makkie, maar voor heel veel andere mensen niet – stopt het. Moet deze jongen niet gewoon in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning? Dat kan best, discretionair en met een kleine regeling. Laten wij alsjeblieft de knoop doorhakken, want aan het eind van de dag gaat het maar om een ding: wat voor toekomst gunnen wij deze jongen?

De heer Knops (CDA): Ik begrijp de vraag van de heer Spekman volledig, ook in de context van dit debat, maar hij gaat toch weer op de stoel zitten dat wij kunnen bepalen wat discretionair kan. Ik heb het idee en ben er nog steeds van overtuigd dat het geval van Mauro bijzonder is omdat het om iemand gaat die heel veel positieve dingen heeft laten zien. Ik respecteer en begrijp de wijze waarop de minister zijn discretionaire bevoegdheid niet heeft aangewend, maar ik ben ervan overtuigd dat, gezien de wijze waarop Mauro de afgelopen jaren gefunctioneerd heeft, het studievisum een kans is. Het is inderdaad geen garantie voor zekerheden. Ik heb met organisaties contact gehad, onder andere met het UAF, en dat zegt dat dit een kansrijke tocht is. Dit is een reële mogelijkheid voor Mauro om hier een studie af te ronden. Natuurlijk weet je niet 100% zeker hoe het gaat, maar als Mauro op deze weg doorgaat, is dat een kansrijk project. Ik begrijp dat men op deze zaak inzoomt. Wij krijgen allemaal een ongemakkelijk gevoel omdat wij bijna op de stoel gaan zitten om dit soort beslissingen te nemen. Ik vind echter dat ook de Mauro's die wij niet bespreken van dezelfde regeling gebruik mogen maken. In dit land zijn er kansen voor mensen van buiten om zich te ontwikkelen en ik hoop oprecht dat Mauro die kans krijgt en pakt.

De heer Spekman (PvdA): Het is een regeling voor bollebozen. Ik gun iedereen dat hij een bolleboos is, maar ik ben ook blij dat er mensen in Nederland zijn die later een beroep met hun handen doen en misschien niet zo'n inkomen verdienen of de capaciteit hebben voor het hbo. Ook die mensen verdienen zekerheid. Ik neem het de heer Knops en zijn fractie kwalijk, en de minister nog veel meer, dat ze de mogelijkheid laten liggen om vanavond een einde te maken aan de onzekerheid. Die mogelijkheden zijn niet gemakkelijk, maar ze zijn er als wij maar durven te kiezen. Dat is het verschil tussen het huidige en het vorige kabinet en de sfeer die er toen was in de Kamer. Toen durfden wij als een dubbeltje op een kant lag, het nog wel eens naar de goede kant te laten vallen. Nu valt het iedere keer naar de andere kant. Dat is hardvochtig en heeft blijvende onzekerheid als uitgangspunt. Waarom blijft het CDA daar toch in zitten? Waarom durft het niet met de vuist op tafel te slaan, waar de minister dat niet durft omdat hij te laf is of omdat hij niet mag? Waarom durft de CDA-fractie dat niet?

De heer Knops (CDA): Omdat het congres een verkiezingsprogramma heeft vastgesteld dat de basis is voor het regeerakkoord. Dat is het beleid en daar toetsen wij de regering op. Ik snap uw emotie, maar ik vraag er begrip voor dat wij niet alle individuele gevallen kunnen behandelen en dat wij het beleid moeten toetsen. Wij hebben in twee besloten sessies met de minister gesproken. Die is daarin zeer openhartig geweest; hij heeft aangegeven wat hij allemaal heeft bekeken en wat er mogelijk was. U bent het toch met mij eens dat wij de bestaande regels moeten naleven? De heer Schouw zegt dat wij soepel moeten omgaan met de regels, maar er zijn heel veel zaken waarop hij terecht de regering aanspreekt omdat zij de regels niet hanteert. Dan moeten wij het beleid aanpassen. Ik heb sympathie voor het initiatiefvoorstel van u en de heer Voordewind omdat het het beleid neerlegt en wij hier een debat over kunnen hebben. Dat is wat anders dan dat de Kamer besluiten neemt over individuele gevallen. Dat is niet onze taak.

De heer Schouw (D66): Ik word aangesproken alsof ik zeg dat je je maar niet aan regels moet houden. Ik zei dat de minister gebruik had moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheden. Het CDA heeft bij monde van de heer Knops gezegd dat het zijn best zou doen voor Mauro en had zich aan de uitspraken moeten houden.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. De hoofdlijn is uiteindelijk simpel. Willen wij iemand als Mauro uitzetten naar een land waarvan hij de taal niet spreekt en de cultuur niet kent, terwijl hij hier zo thuis is? Ons antwoord is overduidelijk: nee, hij moet niet uitgezet. Het kon anders. Wij hadden niet in hoger beroep hoeven te gaan. Er was een uitspraak van een rechter die alles had bekeken en die zei dat hij hier thuishoort. Er lag een motie van Ed Anker van de ChristenUnie en mij, die overigens werd gesteund door de SGP, dat het anders kan voor vergelijkbare gevallen. Die kans hebben wij laten lopen. Het kan nu nog steeds discretionair. Zelf bekijk ik honderden gevallen per jaar en ik zeg vaak tegen mensen dat ik het absoluut niet met ze eens ben, maar ik zeg ook wel eens dat ik het wel met ze eens ben en dat ik mijn best doe. Onder deze en onder de vorige minister heb ik gezien dat het kan. Ook in afwijking van de criteria die op papier staan, want die ken ik allemaal. Ik kan ze dromen. Het kan ook, en daar ben ik boos om, omdat er maar een heel beperkte groep is van mensen als Mauro, die heel lang in een pleeggezin hebben gezeten. Dat zijn er maar een paar. In het vertrouwelijke gesprek kregen wij te horen dat het 1 000 ama’s zijn en daarna dat het er 75 zijn. Ik ben als een minidetective rondgegaan en ik heb ze niet gevonden. Geef ze met naam en toenaam. Zeg waar ze wonen. Zeg in welk pleeggezin ze zitten en kom anders niet aan met fantasieverhaaltjes om je iedere keer te verschuilen achter de rug van een ander, zeg ik vriendelijk tegen de minister.

(applaus van de publieke tribune)

De voorzitter: Ik verzoek het publiek om zich te onthouden van zowel afkeuring als goedkeuring. Dat geldt ook voor de Kamerleden.

De heer Spekman (PvdA): Waar een wil en durf is en waar durf nog mag bestaan, durven wij soms het voordeel van de twijfel aan mensen te geven. Wij zullen zeker vanuit de oppositie met alternatieven komen en bekijken of de coalitie durft te kiezen voor discretionair. Dat kan, als wij maar het lef hebben. Wij zullen de coalitie uitdagen om te kiezen voor een kleine regeling, waarvan ik niet weet of er wel meer dan vijf onder vallen. De heer Voordewind had het over twintig. Nou, ik moet ze nog tegenkomen. Ik ben er geen een tegengekomen en het Nidos ook niet. Misschien is er ergens een geheime lading. Van het studievisum wil ik heel precies weten wat dat voor zekerheden biedt voor de toekomst van Mauro. En kom nou niet met verhaal «als hij maar zijn best doet». Sommige mensen halen nu eenmaal niet het hbo. Misschien een deel van deze tafel ook niet. Ik wil niemand beledigen; ik ben waarschijnlijk de eerste die het niet zou halen. Ik vond studeren echt heel vervelend, behalve als het ergens over ging, zoals bij dit.

Wij moeten met de commissie erover doorpraten of wij de rol van de pleegouders en de voogdij-instellingen serieus nemen. Dat betekent hieraan voorrang verlenen boven de uitspraak van de rechter, als een opvoeder het onverantwoord vindt om uit te zetten omdat dit schadelijk is voor het kind voor wie ze de zorg hebben gekregen. Wij moeten en kunnen kiezen en ik hoop dat wij de goede keuze maken voor Mauro en voor de andere kinderen die in dezelfde situatie zitten. Een voor een probeer ik ze binnen te harken als ik dat rechtvaardig vind.

De heer Fritsma (PVV): De heer Spekman heeft recentelijk samen met de heer Voordewind een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Zou Mauro op grond van dat voorstel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning?

De heer Spekman (PvdA): In het voorstel staat dat je bij de overheid in zicht moet blijven en je niet moet onttrekken aan de overheid. Er zijn weinig mensen die zich zo keurig aan de wekelijkse meldplicht houden als Mauro, dus hij zou daarvoor in aanmerking komen.

De heer Fritsma (PVV): Ik stel voor dat de heer Spekman dat wetsvoorstel even aanpast. Ik heb de toelichting gelezen en daarin staat heel duidelijk dat illegaliteit niet beloond wordt met een verblijfsvergunning. Hij maakt daar zelf de uitzondering op, want hij vindt een halfjaar verblijf niet illegaal. Daar trekt hij de streep. In dit geval is er vanaf 2007 sprake geweest van ruim tweeënhalf jaar illegaal verblijf. Dus als hij zegt dat Mauro in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het voorstel, moet hij zijn voorstel eerst even wijzigen.

De heer Spekman (PvdA): Dat is niet zo. Ik hoop hartgrondig dat de heer Fritsma dat wetsvoorstel gaat steunen. Dan hebben we een beleidsregel waardoor wij in een klap een einde kunnen maken aan al die situaties waarover wij debatten hebben. Ik ben het met mijn collega's eens dat dit helemaal niet moet. Wij moeten kinderen de kans bieden om zich hier thuis te voelen als zij mede de dupe zijn van een falende overheid. Dat is in deze situatie het geval.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Nederland heeft Mauro aan twee Nederlanders en hun kind gegeven en is hem nooit komen ophalen. Nooit is er aangebeld of opgebeld, ook niet toen zij verzochten om Mauro op te halen. En omdat er nooit iemand voor de deur stond, kon er ongestoord iets gebeuren. Met vallen en opstaan is een familie ontstaan. Toen kwam opeens de politiek, met ontzettend veel media erachteraan, en toen is er ook iets gebeurd. Van een gewone jongen is een gebruiksvoorwerp gemaakt in een onderlinge strijd tussen politici. Er is een heen en weer verwijtende, mediahypeachtige, strijd ontstaan, waarbij het CDA hem het liefst wil laten blijven, de minister hem het liefst wil laten blijven, maar Geert Wilders en de PVV dat niet toestaan. Zoals altijd zijn er in dit individuele geval fouten gemaakt en iedereen heeft daarin zijn aandeel gehad, maar geen van de fouten is Mauro te verwijten. Dat erkent zelfs de heer Fritsma. Toch is Mauro aan het eind van de rit het slachtoffer van de gemaakte fouten. Vanavond kunnen wij deze familie haar waardigheid teruggeven, haar kind teruggeven en ook onze excuses maken voor het trauma dat wij haar hebben aangedaan. Die excuses moeten gevolgd worden door een dankwoord. Volgens mij moeten wij de pleegouders bedanken dat zij op ons verzoek een jongen uit Angola hebben opgevangen en met vallen en opstaan, waarschijnlijk zijn zij soms gillend gek geworden, hun best hebben gedaan om hem op te voeden tot een volwassen, geïntegreerde jongeman, een jonge Limburger. Hans en Anita, heel erg bedankt voor jullie inzet en voor Mauro.

Vandaag zullen er heel veel moties ingediend worden door alle partijen, die variëren van discretionaire bevoegdheid gebruiken, tot aanvragen van een studievisum in Nederland en niet Angola, tot een kleine regeling maken voor alle Mauro's. Wij zullen zien wat er aan het einde van de rit gebeurt. Mijn eerste vraag aan de minister gaat niet over de inhoud van deze kwestie. Als minister Leers de minister niet is, als Geert Wilders de eigenlijke minister van Immigratie en Asiel is, wat doet de minister hier dan nog? Waarom stapt hij niet gewoon op? Als hij het beleid niet vorm kan geven, waarom zit hij dan nog in de ministerraad en laat hij zich constant vernederen door de PVV?

Mijn tweede vraag is gericht aan mevrouw Van Nieuwenhuizen en de heer Knops. Ik was met hen op het Plein aan het voetballen met Mauro. Zij, de heer Knops nog veel vaker dan mevrouw Van Nieuwenhuizen, hebben daar en ook bij andere gelegenheden bijna een belofte gedaan. Er moest een uitzondering gemaakt worden. Nu zij het gehele dossier kennen, zegt de minister iets anders en zijn zij tot een andere conclusie gekomen. Zij hebben echter gezegd dat zij vinden dat er een uitzondering gemaakt moet worden. Toen keken zij Mauro recht in de ogen, zeiden dat dit schrijnend was en dat hij eigenlijk mocht blijven. De heer Knops zei zelfs dat het onmenselijk was om hem uit te zetten. Ik vraag hen op te staan, Mauro recht in de ogen te kijken en te zeggen dat hij weg moet. Wees dan een man en een vrouw en zeg eerlijk: wij gaan je niet blij maken met een dode mus in de vorm van een of ander studievisum, maar wij vinden dat je weg moet. Iedereen heeft fouten gemaakt. Wij zijn met z'n allen naar dit individuele geval gestapt, behalve de heer Fritsma, die wij er eigenlijk voor moeten bedanken dat hij wel eerlijk is geweest. Wij hebben gezegd: je mag blijven. Nu zeggen wij: je mag niet blijven. Het is toch eigenlijk schandalig dat wij hem valse hoop hebben gegeven.

Ik rond af met een opmerking van mijn voormalig politiek leider, mevrouw Halsema. Zij verwees naar Moeder Teresa. Als de heer Knops niet naar de oppositie en de mensen in de zaal wil luisteren, misschien wil hij dan wel naar Moeder Teresa luisteren. Zij zei: als je honderd mensen niet kunt helpen, dan maar een. Als wij deze jongen uitzetten, zet het CDA niet alleen zijn waarden bij het grof vuil, maar ook de Nederlandse trots.

Minister Leers: Voorzitter. Afgelopen 27 september en 26 oktober en ook in de weken daaromheen, zijn wij heel intensief met de zaak bezig geweest. Wij hebben in een besloten overleg uitgebreid gesproken en dat was naar mijn overtuiging een intens gesprek waarin een ruim appel op mij is gedaan om nog eens goed te kijken naar de mogelijkheden. Het was een intensief en betrokken gesprek. Het is goed om ook in de openbaarheid dat gesprek te voeren en verantwoording af te leggen omdat ik dan de kans heb om duidelijk te maken welke afwegingen gemaakt zijn ten aanzien van het vreemdelingenbeleid en dit individuele geval. Ik ben het zeer eens met de woorden van de heer Van der Staaij. Het is lastig om iedere keer over een individueel geval te moeten praten. Ik doe dat met grote terughoudendheid, maar ik wil het doen omdat ik verantwoording wil afleggen en wil laten zien dat ik ook in dit individuele geval een afweging heb gemaakt waarvoor ik mij als minister niet hoef te schamen.

Het is duidelijk dat deze zaak veel emoties losmaakt bij de direct betrokkenen, bij de omgeving van Mauro en bij onszelf. Ik vind dat begrijpelijk en ook zeer terecht, want wij praten niet over abstracte cijfers maar over mensen van vlees en bloed. Ik realiseer mij dat terdege, maar ik zeg er meteen bij dat ik in het beleid de emoties niet de overhand mag en kan laten krijgen. Ik weeg ze mee en moet telkens overeind houden dat de regels niet het individuele belang overstemmen, maar ze mogen ook niet de overhand krijgen. Dat is de reden waarom wij in ons land een helder stelsel van wet- en regelgeving hebben opgebouwd.

Dit debat gaat niet alleen over Mauro Manuel. Mauro is een leuke jongeman die wij vanzelfsprekend allemaal het goede toewensen. Ik stel echter vast dat hij gezond is, een moeder in Angola heeft en dat hij al die tijd heeft geweten dat hij hier geen status had. Zijn pleegouders wisten ook dat hij terug moest. Mijn voorgangers hebben bevestigd dat hij terug moest omdat de Raad van State daartoe een uitspraak had gedaan. De zaken waarvoor ik een uitzondering maak, ik ga daar straks uitgebreid op in, zijn veel schrijnender dan deze zaak. Dat is het lastige. Natuurlijk is deze zaak voor de ouders en Mauro zelf schrijnend, maar de vraag is of hij zodanig schrijnend is dat daarvoor de discretionaire bevoegdheid die een minister heeft, moet worden ingezet. Ik probeer de Kamer straks te laten zien dat dit niet het geval is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister zegt eigenlijk: dit is niet schrijnend genoeg. Dat verbaast mij enorm. Wij hebben het over iemand die uit zijn eigen leefomgeving is weggerukt. Dat was niet zijn eigen keuze, dat zijn wij toch hopelijk met elkaar eens. Een kind van negen besluit niet zelfstandig dat hij weg gaat omdat hij het niet meer ziet zitten. Daar ben je echt nog te klein voor. Ik heb begrepen dat hij in eerste instantie enorm heeft moeten wennen, dat hij destijds best terug wilde naar zijn eigen moeder, wat heel begrijpelijk is, en hier een nieuw bestaan op heeft moeten bouwen. Dat is hem nu gelukt en dan zou hij nu opnieuw moeten beginnen. Dat is toch harteloos? Daarmee beschadig je mensen toch diep?

Minister Leers: Ik kom er later uitgebreider op terug, maar ik heb in het besloten overleg een brief uit 2007 van mijn voorganger overhandigd, waarin is uitgewerkt wat de discretionaire bevoegdheid inhoudt. Op de eerste plaats staat in die brief nadrukkelijk dat integratie-elementen als het beheersen van de Nederlandse taal, het volgen van een opleiding of langdurig verblijf tezamen niet schrijnend zijn. Dat zijn geen argumenten om te zeggen dat iemand mag blijven. Die discussie krijgen wij ook met elkaar bij de bespreking van het initiatiefwetsvoorstel. Worteling als zodanig is niet schrijnend. Het heeft ermee te maken dat men hier voor een lange duur aanwezig is, maar dat kan niet als een schrijnend element worden gezien omdat men dit kan beïnvloeden. Mensen krijgen de mogelijkheid om naar die worteling, die lange duur, toe te werken. Schrijnend zijn bijzonder klemmende redenen, bijvoorbeeld ernstige medische problemen of het overlijden van een kind. Dan kun je, ondanks dat de betreffende persoon niet voldoet aan de regels, een uitzondering maken omdat het een stapeling is van een zodanige schrijnende omstandigheid, dat het onterecht en buitensporig hard zou zijn. Dat vind ik in het geval van Mauro Manuel niet aan de orde.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Daarover verschillen de minister en ik van mening, onder andere omdat ik denk dat als je iemand terugstuurt in deze omstandigheden, je hem wel degelijk groot lichamelijk letsel aandoet. Dat heeft te maken met de psyche. Als je iemand breekt, doe je hem groot letsel aan. Dat lees ik ook in de criteria. Gaat het niet in plaats van de criteria en of dit geval nu wel of niet schrijnend genoeg is, erom dat de minister het niet voor elkaar krijgt omdat Geert Wilders de echte minister van Immigratie is?

Minister Leers: Ik hoor dat de hele tijd. U moet dat vooral blijven noemen als u dat wilt, maar ik vind het klinkklare onzin. Ik probeer een helder en consistent beleid te voeren. Het is onjuist dat in dit geval groot lichamelijk letsel aan de orde is. De heer Mauro Manuel en zijn pleegouders wisten dat hij geen status had en dat er een moment zou komen dat hij terug zou moeten. Vervolgens kun je niet zeggen dat het schrijnend is dat je terug moet omdat je zolang ben gebleven. Daarbij komt dat het terugkeren naar Angola geen situatie oplevert waarin hij moet vrezen voor de omstandigheden. In Angola is de situatie niet vergelijkbaar met Nederland, maar daarmee is niet gezegd dat het onmogelijk is om terug te gaan, zeker niet in vergelijking met andere landen. Ik snap best dat leden van andere fracties een ander beleid willen en de criteria waaraan ik toets te eng vinden. Daartoe ligt het initiatiefwetsvoorstel er en dat mag, dat is een beleidsdiscussie. Laten wij die beleidsdiscussie niet vermengen met een discussie over de discretionaire bevoegdheid. Dat is een onjuiste zaak. Als de duur van verblijf de maatstaf wordt voor de bepaling of iemand mag blijven, kan ik heel mijn instrumentarium rond terugkeer in de prullenbak gooien. Dan wordt doorprocederen de trend en zal iedereen dat aangrijpen. Ik begrijp ook heel goed dat als je € 10 000 of € 15 000 betaald hebt om naar Nederland te komen en je weer terug moet, je alles aangrijpt om door te procederen.

De heer Spekman (PvdA): Wat mij mateloos irriteert, is het constante verschuilen achter de regels. Het lijkt wel of Verdonk niet gestopt is, maar terug is met «regel is regel». De eerste procedure duurde vier jaar en dat is echt verwijtbaar aan de overheid. De discretionaire bevoegdheid is een beleidsregel van het kabinet. Dat is het punt. In het gedoogakkoord staat met grote letters: wij moeten terughoudend zijn met de discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dus dat voor dit kabinet mensen minder belangrijk zijn dan getallen. Ik vraag aan de minister om niet alleen te kijken naar de vastgelegde regels, want ik kan hem confronteren met heel veel voorbeelden waarin de discretionaire bevoegdheid is toegepast voor mensen die niet precies onder de criteria van de brief vallen. Die heb ik allemaal in de kast staan. Neem zelf een besluit. Als de minister het niet waard vindt dat Mauro mag blijven, zeg dat dan gewoon als een kerel, maar verschuil je niet achter allerlei regeltjes. De kern van de discretionaire bevoegdheid is om te blijven kijken naar de mens en dan de afweging te maken of er iets uniek is. Er zijn geen situaties zoals die van Mauro waarbij de pleegouders het kind hebben verzorgd en het niet mochten terugsturen omdat er een orthopedagogisch rapport lag dat zei dat dat onverantwoord was. Dat was de situatie, dat is het unieke, en de keuze is aan de Kamer en de minister om het aan te durven in weerwil van wat iedereen vindt. Neem de verantwoordelijkheid en laat Mauro hier.

Minister Leers: Ik heb die verantwoordelijkheid genomen. Misschien is het niet de verantwoordelijkheid die u wilt. Ik verschuil mij niet achter de regels. Een minister heeft zich aan de regels te houden en u ook. Het zijn wetten die wij samen hebben vastgesteld. Die wetten volg ik. Daarnaast heb ik ruimte om te zoeken en dat doe ik niet willekeurig. Ik kijk zeer zorgvuldig of het nodig is en dan geldt dat niet alleen voor een individueel geval dat in de media veel aandacht krijgt, maar ook voor de gevallen die geen aandacht krijgen. U weet niet eens in welke gevallen ik wel discretionaire toestemming heb gegeven. U kunt niet met droge ogen beweren dat ik mij verschuil achter de regels. Dat doe ik niet en dat zal ik ook niet doen. Het kijken naar mensen blijft altijd mijn inzet, maar dat doe ik niet op basis van willekeur.

De heer Spekman (PvdA): De minister is op zijn stoel gaan zitten in de wetenschap dat er in het regeer- en gedoogakkoord staat dat er terughoudend omgegaan moet worden met de discretionaire bevoegdheid. Dat is precies het wezenlijke verschil. Waar de vorige minister en staatssecretaris iedere keer het dubbeltje de goede kant op lieten vallen, maakt deze minister iedere keer de keus om voor het getal en niet voor de mens te gaan. Daar is de minister voor op de stoel gaan zitten. Dan moet hij niet meelijwekkend doen of zeggen dat hij zorgvuldig is. Het is de keuze van dit kabinet en dat is een foute keuze.

Minister Leers: Het heeft weinig zin om een discussie aan te gaan over of ik zorgvuldig ben of niet. Er is een coalitieafspraak gemaakt waarin staat dat terughoudendheid van de discretionaire toepassing moet plaatsvinden in het licht van de stringente maatregelen die genomen zijn voor het terugdringen van kansloze migratie. Dat wordt bedoeld. Je moet er geen communicerend vat van maken. Ik blijf op een betrokken manier kijken naar onderscheidende gevallen. Ik ben niet van plan mij te laten opdringen dat dat moet op basis van willekeur. Ik heb zorgvuldig gekeken of het geval van de heer Manuel past in het asielbeleid en in het discretionaire beleid. Daar ben ik heel zorgvuldig in geweest. Ik ben er ook heel open in geweest naar de Kamer en ik heb precies laten zien wat ik heb gedaan en niet heb gedaan. Nogmaals, als u ander beleid wilt, dan is dat uw goed recht, maar verstop het dan niet ...

De heer Spekman (PvdA): Dat doe ik niet.

Minister Leers: Dat doet u wel. Verstop het dan niet achter een discussie over de discretionaire bevoegdheid.

De heer Spekman (PvdA): Wat de minister zegt is feitelijk onjuist. Ik heb nota bene eerst een motie ingediend met de ChristenUnie. Die weigert de minister uit te voeren en daarom hebben wij nu het initiatief genomen tot het schrijven van een wetsvoorstel. Als iemand zijn verantwoordelijkheid heeft genomen om het beleid daadwerkelijk te veranderen, dan ben ik dat en niet alleen nu maar ook in de vorige periode.

Minister Leers: Bij de toetsing aan de regels heb ik het niet over nieuw beleid. Dat is een misvatting. Bij deze coalitie wordt vaak de relatie met de PVV genoemd en wordt de suggestie gewekt dat ik nieuw beleid heb gemaakt ten aanzien van dit geval. Dat is niet waar. Dit beleid is ingevoerd door eerdere kabinetten en ik heb dat consequent toegepast. De heer Van der Staaij heeft dat zoeven op een zorgvuldige en betrokken wijze weergegeven. De kern van dat beleid is dat wij niet alle mensen en kinderen van buiten naar Nederland kunnen laten komen voor een beter bestaan. Dat is nu eenmaal onmogelijk. Daarom maken wij keuzes en zijn wij selectief. Sterker nog, ik wil juist de mensensmokkel die daarmee gepaard gaat niet belonen. Ik wil voorkomen dat er nieuwe zaken zijn en dat wij in het vervolg iedere week praten over elke individuele zaak.

De heer Dibi (GroenLinks): Nieuwe zaken voorkomen lijkt mij heel zinnig, maar deze zaak ligt nu op tafel. Wat gaat de minister daarmee doen? De eerste procedure duurde vier jaar. Wat zou uw advies zijn geweest aan de ouders om in die vier jaar te doen? Mauro in een aparte woning zetten, wachten tot de overheid eindelijk een besluit nam en dan pas te beginnen met hechten? Wat is het aandeel van de overheid in die vier jaar?

Minister Leers: Zoeven was er een teken van waardering aan de pleegouders van Mauro. Ik wil mij daarbij aansluiten omdat ik groot respect en waardering voor de ouders heb. De pleegouders wisten echter dat ze een kind kregen waarvan ze tijdelijk ouder zijn en waarvoor de kans bestaat dat het kind geen status krijgt in Nederland. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen beneden de twaalf jaar worden bij pleegouders ondergebracht om te voorkomen dat ze in een anonieme omgeving moeten opgroeien. De pleegouders hebben een belangrijke taak, ze geven de kinderen warmte, betrokkenheid en zorgen ervoor dat die zich verder kunnen ontwikkelen. Daarmee voorzien wij dat de internationale rechten van het kind in ons beleid inherent tot uitdrukking komen. Ik neem er stelling tegen dat dit niet zo zou zijn. Ik heb groot respect voor de pleegouders, maar die weten dat er een moment kan komen dat het kind terug moet. Dat was bij Mauro het geval.

De heer Dibi (GroenLinks): Na vier jaar.

Minister Leers: Hij had geen status. Hij is geen vluchteling, loopt geen gevaar, is gezond en heeft zich in Nederland positief ontwikkeld. Als je vindt dat Mauro desondanks moet blijven, stel je het beleid ter discussie. Ik heb met de Kamer intensief gezocht naar een oplossing in deze zaak. Ik zie en snap de pijn die er is geleden.

De heer Dibi (GroenLinks): Een vervolgvraag voordat de minister verdergaat met het begrip voor de pijn, want daar worden wij mee doodgegooid. Het duurde vier jaar tot er een uitspraak lag. In de tussentijd heeft het kind zich gehecht. De minister is in beroep gegaan toen Mauro mocht blijven. Laten wij nu niet alle schuld bij de ouders leggen. Ik heb voor het debat een persoonlijk gesprek gehad met de minister, de ouders en Mauro en de minister en ik weten beiden dat dit heel erg schrijnend is. Als Mauro terug moet naar Angola en opnieuw moet beginnen, is dat schrijnendheid tot de macht duizend. Dit heeft niets met schrijnendheid te maken, maar met de heer Wilders. Deze minister heeft geen positie in het kabinet. Hij mag hem niet laten blijven, terwijl hij hem wel wil laten blijven. Waarom zegt hij dat niet gewoon, want dat is duidelijk voor iedereen en het gezin? Dan weet men waar men aan toe is en kan men zich daarop voorbereiden. De hele tijd doen alsof wij bezig zijn met oplossingen die geen oplossingen zijn, verlengt de onzekerheid alleen maar en dat kun je zo'n kind niet aandoen. Zeg dan gewoon: je mag niet blijven.

Minister Leers: U haalt alles door elkaar, maar dat is uw goed recht. Ik heb dezelfde positie als elke andere minister en de ministers voor mij. Ik neem stelling tegen uw eerste opmerking. U hebt het recht om compassie te tonen. Dat wil niet zeggen dat ik daarin altijd moet meegaan. U beschouwt mij als uw vijand omdat ik niet pas bij uw opvattingen, maar ik ben minister en ik heb een verantwoordelijkheid in te vullen. Dat wil niet zeggen dat ik geen compassie kan hebben met het geval en de situatie waarin de heer Mauro zich bevindt. Die heb ik wel degelijk en als ik die wil uiten doe ik dat op mijn manier. Die hoeft u niet af te keuren. Ik doe dat als ik daar behoefte aan heb en dat heb ik ook gedaan. Dat neemt niet weg dat ik sta voor mijn keuze.

De heer Schouw (D66): Ik raak een beetje de weg kwijt. De minister is bezig met een soort Arnold Schwarzeneggerachtige uitleg waarom dit geval niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Ik constateer dat een aantal maanden geleden de minister ten overstaan van ons allen dat verhaal niet heeft gehouden – had hij dat maar gedaan – maar heeft gezegd dat hij ging kijken naar om een oplossing, want dat ging ook zo fijn met Sahar. Ik kan de verhalen niet met elkaar rijmen en wil een toelichting. Waarom heeft de minister niet gewoon, toen deze Kamercommissie begon te morren, brieven begon te schrijven en begon te sms’en, dat stoere verhaal gehouden en gezegd: u kunt de pot op Kamercommissie, want het gaat volgens die, die en die lijnen. Waarom heeft de minister hoop gewekt?

Minister Leers: De interventies lopen vanaf 2009. Al mijn voorgangers hebben steeds op dezelfde positie gestaan. U hebt mij middels een uitspraak van bijna de gehele Kamer gevraagd om nog eens goed naar deze zaak te kijken. Ik heb in een besloten overleg precies aangegeven wat ik zou gaan doen, dat het uiterst moeilijk zou worden, maar dat ik bereid was om op uw uitdrukkelijke verzoek in te gaan. Kennelijk moet ik dat de volgende keer niet meer doen. Als u wat vraagt moet ik meteen zeggen: bekijk het maar, want anders gaat u daar allerlei verwachtingen aan ontlenen. Ik heb gezegd dat ik dat wilde doen omdat alle fracties, behoudens de PVV, tegen mij zeiden: kijk er nog eens naar. In augustus heb ik gezegd dat ik dat zou doen en dat ik na de zomer daarmee terug zou komen. Ik begrijp van u dat ik dat niet meer moet doen, want dan wek ik verwachtingen.

De heer Schouw (D66): Als er een breed gevoel ligt bij de Kamer en de minister zegt dat hij er goed naar heeft gekeken en dat het echt niet kan, dan is de Kamer echt wel zo volwassen dat zij het antwoord aan kan. Daar heeft de minister toen niet voor gekozen. Hij heeft echt gezegd dat hij ging bekijken wat de mogelijkheden zijn, want met Sahar is het ook gelukt. Zijn er bij die zoektocht contacten geweest tussen de minister en de gedoogpartner over de oplossing?

Minister Leers: Nee, ik heb alleen gekeken naar de mogelijkheden die er waren. Ik heb intensief onderzocht wat wel en niet kon. Ik heb de Kamer een lijst gegeven van alle onderdelen die ik af ben gegaan en vervolgens heb ik de Kamer daarvan verslag gedaan in de besloten bijeenkomst van 26 oktober. U kunt mij wel verwijten dat ik verwachtingen heb gewekt, maar ik heb er steeds bij gezegd, dat staat ook in mijn brief van september, dat het ongelofelijk lastig zou worden. Mijn inzet was om naast het asielbeleid te bekijken of er op het reguliere vlak mogelijkheden waren. Ik heb dus ook gekeken naar gezinsvorming, gezinshereniging, arbeid, kennismigrantenregeling en buiten schuldbeleid.

De heer Schouw (D66): De vraag was of er overleg is geweest met de gedoogpartner.

De voorzitter: De minister gaat over de beantwoording van de vragen en niemand krijgt een interruptie in derde termijn.

De heer Schouw (D66): Als de minister wegloopt van het antwoord moet ik, of u als voorzitter, hem daaraan houden.

Minister Leers: Ik loop nooit weg voor antwoorden. Er zijn altijd contacten tussen coalitiepartners onderling. Ik heb geen deals met coalitiepartners gesloten. Ik heb ze geïnformeerd over de feiten, net zo goed als ik u heb geïnformeerd. Als vervolgens coalitiepartners een idee hebben om dat uit te werken, neem ik daar kennis van en zal ik in het debat daarover afspraken maken of bekijken wat wij kunnen doen. Ik heb verteld hoe het is gegaan. Als ik u niet heb overtuigd, spijt mij dat zeer.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kan mij nog goed herinneren dat wij dit soort gesprekken ook rondom Sahar hebben gevoerd. Toen heeft de minister ook in eerste instantie gezegd dat hij daar met de beste wil van de wereld geen regeling voor kon treffen. Toen Sahar dreigde naar het Europese Hof te gaan en daarvan een positieve uitspraak zou komen, heeft de minister ingegrepen en was hij opeens bereid om wel met de Kamer te praten. De regel die hij nu herhaalt, regel is regel en daar kan ik niet van afwijken, was toen wel een mogelijkheid, een ruimte om een Sahar-regeling te treffen onder druk van de Kamer. Ik hoop dat wij dezelfde situatie krijgen. De minister kan niet zeggen dat hij zich nu strikt aan de regels moet houden, terwijl hij de vorige keer wel een regeling trof.

Minister Leers: De heer Voordewind haalt helaas ook een aantal zaken door elkaar. Ik weet niet of hij het zich herinnert, maar ik heb rond de regeling-Sahar gezegd dat ik een feitenonderzoek wilde laten doen door de minister van Buitenlandse Zaken. Die kon beoordelen hoe schrijnend de situatie was voor Afghaanse meisjes die moesten terugkeren. Op basis van een ambtsbericht waarin stond dat er nieuwe ontwikkelingen waren, is besloten om te komen tot een nieuwe regeling, namelijk dat voor jonge meisjes die terug moesten gaan de situatie bijna niet uit te voeren was. Dat is de aanleiding geweest en dat is dus iets heel anders dan de heer Voordewind nu voorstelt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het was onder dreiging van uitspraken van het Europese Hof en dat feitenonderzoek was op aandrang van de Kamer. Als je naar de regeling voor Sahar kijkt, zie je dingen terug die de heer Spekman en ik nu in het wetsvoorstel hebben gezet: worteling in Nederland, acht jaar in Nederland en procedures niet gefrustreerd hebbende. Dat zijn allemaal elementen die ook bij Mauro spelen. Het enige waar de minister op aanslaat, is dat de situatie in Afghanistan anders is dan in Angola. Hij heeft dezelfde argumenten en redenen ook in de Sahar-regeling gebruikt. Waarom schiet hij die redenen nu bij voorbaat al af?

Minister Leers: Nog een keer: het feitenonderzoek wat ik indertijd heb laten doen, was niet naar aanleiding van opmerkingen van de Kamer, maar naar aanleiding van het bericht van de UNHCR, die aangaf dat de situatie in Afghanistan ernstig verslechterde. Deze regelingen zijn niet hetzelfde omdat een daarvan te maken had met terugkeer naar het land van herkomst, Afghanistan, waar de omstandigheden zo waren dat meisjes dat niet verantwoord konden doen. Dat zou leiden tot een verlies van persoonlijkheid, zoals wij dat toen vast hebben gesteld. Dat was de reden waarom ik dat heb gedaan. Ik werd daarbij zeer bekritiseerd door sommige fracties en nu begrijp ik dat die vragen om dit weer te doen. Het is niet vergelijkbaar. Dit heeft te maken met de afwikkeling van een alleenstaande minderjarige vreemdeling die naar Nederland is gekomen, nooit een verblijfsstatus heeft gekregen en uiteindelijk terug moet omdat hij niet past in het beleid dat is vastgesteld.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Even om iets recht te zetten ...

De voorzitter: U kunt in de tweede termijn uw geluid laten horen, maar ook u krijgt geen interruptie in de derde termijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat begrijp ik, maar als er iets verkeerds over mij wordt gezegd dan maak ik een persoonlijk feit.

De voorzitter: Nee, dat doen wij niet. Wij gaan niet een persoonlijk feit in de vorm van een interruptie inbrengen. U krijgt straks een tweede termijn.

Minister Leers: Voorzitter. Ik heb geprobeerd uiteen te zetten dat dit beleid en deze zaak al langer lopen. Sinds de eerste afwijzing van de aanvraag in 2003 zijn er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gekomen die kunnen leiden tot de conclusie dat de situatie alsnog is veranderd en dat de heer Mauro Manuel wel bescherming nodig heeft. In mei 2006 heeft hij te horen gekregen dat hij niet in aanmerking kwam voor een asielvergunning en dat terugkeer het enige perspectief was. Toen is vastgesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor het verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling omdat hij nog een biologische moeder had die in Angola verbleef en dat daarmee adequate opvang in het land van herkomst aanwezig was. Ook is er gezegd dat hij niet in het beleid past omdat er in Angola adequate opvang was in de vorm van een opvanghuis voor alleenstaanden in Mulemba. Asiel kon geen reden zijn om alsnog een vergunning te geven. Ik ben naar aanleiding van de besloten bijeenkomst nog eens gaan toetsen of het op een ander terrein wel zou kunnen. Ik heb gekeken naar gezinsvorming, gezinshereniging, arbeid, kennismigrantenregeling, beleid buiten schuld en naar de mogelijkheid van studie. Ik heb verteld dat Mauro op dit moment een mbo-opleiding volgt bij het roc. Je kunt overwegen of het een mogelijkheid is om hem die studie af te laten maken. Dat kan alleen als Nederland het meest aangewezen land is om die opleiding te vervolgen en hij met het onderwijs een positieve bijdrage kan leveren aan het land van herkomst. Met die studie kon die voorwaarde niet vervuld worden. Dat is waar ik tegen aanliep en dat heb ik gecommuniceerd naar de Kamer. Daarnaast zijn er nog andere vereisten zoals het paspoort, het middelenvereiste en de mvv. Mijn eindconclusie in het besloten overleg was dat een inschatting dat hij in aanmerking komt voor een reguliere vergunning zonder dat ik een concrete aanvraag heb, altijd een hypothetisch karakter zou hebben en daarmee zijn beperkingen zou kennen. Dat is voor mij heel lastig. Sommige voorwaarden laten zich pas toetsen op het moment dat de aanvraag is ingediend. Dat laat onverlet dat ik op basis van mijn kennis van het dossier zoveel mogelijk een compleet onderzoek heb gedaan. Naar ik hoop heb ik daarmee een volledige verantwoording afgelegd over de reden waarom ik ben ingegaan op het verzoek van de Kamer, wat er precies is gebeurd, welke toetsen ik heb gedaan en waarom ik naast het aspect van asielbeleid gekeken heb naar mogelijkheden op het terrein van het regulier beleid.

De vraag is een paar keer gesteld waarom ik geen gebruik heb gemaakt van mijn discretionaire bevoegdheid. Net als anderen heb ik erop gewezen dat mijn voorgangers Hirsch Ballin en Albayrak dat ook niet gedaan hebben. Zonder mij achter hen te willen verschuilen, kan ik mij alleen maar aansluiten bij de argumenten die zij daarvoor hadden. Ik ben ervan overtuigd dat de toepassing van de discretionaire bevoegdheid in dit geval niet aan de orde kan zijn. Mijn voorgangers en ik constateerden en oordeelden dat er bij terugkeer naar het land van herkomst geen sprake is van een schrijnende situatie die wezenlijk afwijkt van die van anderen die na lang verblijf in Nederland moeten terugkeren. Die afweging is gemaakt tegen de achtergrond van de brief van 21 februari 2007. Ik heb ook aangegeven dat ik onder politieke druk en politieke opportuniteit geen gebruik wil maken van die discretionaire ruimte. Dan maken wij er een rommelpot van. Dan zijn er heel veel mensen die geen gezicht krijgen in de media en die niet de kans krijgen om gehoord te worden. Dat stuit mij tegen de borst. Wij krijgen dan een beleid dat op willekeur is gebaseerd. Discretionair wil niet zeggen willekeurig. Ik zeg tegen de heer Spekman dat mijn keuze niets te maken heeft met hardvochtigheid of lafheid, maar met eerlijkheid om het consequent te doen. Waar het aan de orde is, zal ik discretionair optreden, maar niet op basis van willekeur en onder politieke druk.

De heer Dibi (GroenLinks): De minister zegt dat zijn beleid niets te maken heeft met hardvochtigheid of lafheid.

Minister Leers: Dat zijn de woorden van de heer Spekman.

De heer Dibi (GroenLinks): Het zouden ook mijn woorden kunnen zijn. De minister zei dat Mauro altijd heeft geweten dat hij geen status had. Hij was een kind. Hij was aan het voetballen, niet de Vreemdelingenwet aan het bestuderen. Wat is dat voor uitspraak? En dan durft de minister te zeggen dat het niet hardvochtig is? Is het studievisum een oplossing voor Mauro of een voor deze minister waar de gedoogpartner mee kan leven?

Minister Leers: Ik heb niet gesproken in oplossingen. Ik ga bekijken welke mogelijkheden er in het beleid zijn. Naast het asielbeleid is er ook een regulier beleid. Als iemand daar een beroep op doet om hier te komen studeren, kan dat en dan wordt dat getoetst. Ik heb u een zo compleet en open mogelijk plaatje voorgelegd. Ik ben het met u eens dat de heer Manuel omdat hij kind was niet in staat was om te oordelen. Daarvoor heeft hij echter een voogd, die in zijn plaats treedt en keuzes maakt, net als een ouder.

De heer Dibi (GroenLinks): Dus in die vier jaar tijd dat er geen besluit lag, moesten die ouders vooral hun hart uitschakelen, het kind niet verzorgen en niet te eten geven? Dat is de conclusie van de minister. Het studievisum zou een oplossing kunnen zijn. Laat ik maar proberen constructief mee te denken. Dat studievisum mag Mauro toch wel in Nederland aanvragen? Daarvoor hoeft hij toch niet eerst terug naar Angola? Ik kijk ook naar mijn collega's van het CDA en de VVD.

Minister Leers: Aan het reguliere beleid zijn ook voorwaarden gekoppeld die wij toetsen. Ik ga hier geen hypothetische toetsing doen. Ik wacht eerst de aanvraag af en loop daar niet op vooruit. Als die aanvraag komt, zal ik bekijken of die past binnen de regelgeving, of er mogelijkheden en wenselijkheden zijn en of de noodzaak er is om mijn inherente afwijkingsbevoegdheid daarvoor toe te passen. Dat kan ik pas doen op het moment dat dat aan de orde is.

De heer Spekman (PvdA): Het moeten doen van een vraag is bijna chantage van de ouders. Als je zakt, word je altijd teruggestuurd naar het land van herkomst, dus het wordt afhankelijk gesteld van of het lukt of niet en dat vind ik gruwelijk. Minister Leers sprak net over zorgvuldigheid, alles uitzoeken en open kaart spelen. Alle commissieleden hebben een brief gekregen van Defence for Children met een alternatief voor een kleine regeling. Het antwoord van de heer Leers op die brief tijdens de besloten bijeenkomst was dat er 1 000 ama's zijn. Vervolgens wordt bij de vraag hoeveel er in aanmerking komen het getal van 75 genoemd. Keer op keer hebben wij gevraagd om dit hard te maken, te zeggen waar ze zijn en de namen te geven. Ik heb niets gezien. Is dat zorgvuldig uitzoeken? Is dat een kans geven aan een alternatieve oplossing die past binnen het beleid? Nee, dat is naar een richting toewerken. Men kan niet, mag niet, durft niet.

Minister Leers: Kennelijk verwijt de heer Spekman mij dat ik mij tegen zijn negatieve kwalificaties met positieve kwalificaties probeer te verdedigen. Hij maakt mij monddood als ik dat niet meer mag en niet mag zeggen wat ik geprobeerd heb. Ik verdedig mij omdat ik wil laten zien dat ik in deze zaak echt heb geprobeerd te zoeken naar mogelijkheden. Ik snap ook dat het mensen pijn doet, maar ik mag dat van de heer Spekman niet zeggen.

Door Defence for Children is een beleidsidee aangedragen om een uitzondering en een nieuw stukje beleid te maken, net als voor Sahar. Nog los van de discussie die de politiek moet voeren over een nieuwe vorm van beleid en of daarvoor voldoende draagvlak is, moet je oppassen dat je het bestaande beleid niet van zoveel uitzonderingen en beleidsonderdeeltjes voorziet, dat je een kameel met zeven bulten krijgt. Het lijkt mij niet verstandig om voor individuele gevallen telkens nieuw beleid te maken. Defence for Children zegt dat nieuw beleid kan omdat het maar een heel kleine groep betreft. Ik heb gezegd dat ik niet weet of het een heel kleine groep is. Voor zover ik het kan beoordelen, hebben wij nog 1 000 amv'ers. Natuurlijk, als je in het nieuwe beleid filters maakt en bepaalde selectiecriteria treft, kun je die groep verminderen. Als je de selectiecriteria toepast die van toepassing zijn op de heer Manuel, voor je twaalfde jaar zijn ingereisd en acht jaar of langer in Nederland, kom je op basis van de indicaties van de Perspectiefaanpak uit op ongeveer 75 personen. Dan weet ik echter niet hoeveel mensen er in de illegaliteit zitten en vervolgens zeggen dat zij ook van het beleid gebruik willen maken.

De heer Dibi (GroenLinks): Dat zijn er zeker 100 000.

Minister Leers: Nee, dat zijn er geen 100 000, maar ik heb geen idee of het er 20 of 100 zijn of iets ertussen in.

De heer Spekman (PvdA): Dit debat hoort niet te gaan over het eergevoel van minister Leers, maar over de toekomst van Mauro. De aap komt wel een beetje uit de mouw in het tussenzinnetje van de minister waarin hij zegt dat hij te maken heeft met draagvlak. Dat is precies waarom de minister zo klem zit. Als er durf en wil zouden zijn, zouden wij zoeken naar een oplossing, desnoods beleidsmatig, om een regeling te maken voor een beperkte groep kinderen die objectief aanwijsbaar lang in een pleeggezin hebben gezeten, zeg acht jaar, en daardoor geworteld zijn in de Nederlandse samenleving. Dat kan, dat was ook het voorstel van Defence for Children. Daarover krijgen wij echter iedere keer geen getallen, maar worden wij geconfronteerd met een groot getal. Ik roep de minister nogmaals op om te komen met de namen. Laat zien om wie het gaat en waarom zo'n regeling niet kan. Anders is er inderdaad sprake van een keuze van de minister voor draagvlak in plaats van voor rechtvaardigheid. Dat zou ik betreuren.

Minister Leers: Het is zonder meer waar dat als je een regel en beleid wilt veranderen, je draagvlak nodig hebt. Ik wil mensen die zich verzetten tegen terugkeer en niet teruggaan niet belonen. Er is geen draagvlak om dat beleid te veranderen. Dat zou betekenen dat mensen opnieuw beloond worden. Die discussie gaan wij ook krijgen over uw wetsvoorstel waarin u zegt dat mensen die hier acht jaar zitten voorlopig maar een vergunning moeten krijgen. Daarmee creëer je een impuls om mensen te belonen die acht jaar vol te maken. Daar is geen draagvlak voor.

Voorzitter. In de discussie over het totale beleid op het gebied van asiel en immigratie zijn wij het helemaal met elkaar eens dat je in het begin streng moet zijn. Wij moeten duidelijk maken wanneer iemand binnen mag komen en dat wij barmhartig en zorgvuldig moeten zijn bij de bewaring, maar ook duidelijk bij het vertrek. Dat punt belijdt iedereen met de mond, maar zo gauw het eropaan komt is niemand thuis. Ik wil er niet alleen voor zorgen dat wij snelle en strenge procedures hebben om te voorkomen dat ik al die gevallen iedere keer krijg. Ik zit verdorie net een jaar als minister en ik krijg niets anders dan gevallen van tien, twaalf, vijftien jaar. Vervolgens vraag ik om efficiënt beleid te voeren en ervoor te zorgen dat wij consequent zijn in de gevallen waarin wij moeten uitzetten en dan geeft niemand thuis.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter ...

De voorzitter: Ook voor u geldt: geen derde interruptie.

De heer Spekman (PvdA): De minister zei dat ik nooit nee zeg. Ik zeg heel vaak nee tegen mensen omdat ik het er niet mee eens ben.

De voorzitter: En ik zeg nee tegen u.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister constateert dat je een regeling moet maken als je niet wilt overgaan op willekeur door Mauro een asielstatus te geven. Je moet voor je twaalfde jaar zijn ingereisd, acht jaar in Nederland zijn en in een pleeggezin zitten. Zo omschreef de minister de groep van ongeveer 75 kinderen. Die regeling hebben wij op het oog. Als die regeling straks voorligt in een motie, zegt de minister dan dat dit een begaanbare weg is? De willekeur gaat eraf, je krijgt duidelijkheid voor asielzoekers en de advocaten, en het is een beperkte groep. De minister zegt dat het er heel veel zijn en dat nog heel veel illegalen om de hoek kunnen komen kijken. Dat argument klopt niet, want je moet bij het Nidos via een pleeggezin in de procedure zitten. Het kan helemaal niet dat er nog heel veel illegalen zijn. De minister heeft de cijfers genoemd, dus hij heeft ze in beeld. Het zijn er maar 75. Waarom dan niet deze regeling?

Minister Leers: Nu wordt de regeling mij in de schoenen geschoven alsof ik hem heb bedacht. Ik heb uitgelegd dat Defence for Children de regel voorstelde en zei dat daar dan ook de heer Manuel onder valt. Ik vind de regeling niet terecht omdat die nieuwe gevallen creëert en een aanzuigende werking heeft. De regeling is ook arbitrair. Waarom geef je wel ruimte aan kinderen die in pleeggezinnen zitten en niet aan kinderen die niet in pleeggezinnen zitten en onder dezelfde condities vallen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister komt uit op een regeling die hetzelfde luidt als het wetsvoorstel dat de heer Spekman en ik willen indienen. Als je de willekeur er helemaal uit wilt halen, zal je de kinderen van asielzoekers die in Nederland zijn ook mee moeten nemen. Dat is een tweede stap. Wij praten nog niet over het wetsvoorstel, maar over een regeling waar Mauro onder zou kunnen vallen, juist om de willekeur weg te halen. Aanzuigende werking kan nooit een belemmering zijn om die regeling door te voeren. Je moet acht jaar in beeld van de overheid in Nederland zijn. Daarbij komt nog eens het nieuwe beleid dat de minister voor de ama's wil inzetten, een verkorting van de procedure. Dan blijven ze geen acht jaar en hoeft de minister nergens bang voor te zijn. Wij hebben dan alleen maar te maken met de oude gevallen en de minister zal met deze regeling als stok achter de deur niets te vrezen hebben.

Minister Leers: Dat wordt geen stok achter de deur, maar een wortel. Mensen gaan dat gewoon proberen in te vullen en die acht jaar proberen vol te maken. Dat is mijn zorg. Dan creëer je nieuwe gevallen omdat mensen die hier vijf jaar zitten denken: nog drie jaar erbij en dan zit ik ook in die regeling.

Voorzitter. Naar mijn opvatting hebben wij gedaan wat je van een fatsoenlijk land mag verwachten. Er is een jongeman binnengekomen en wij hebben zorgvuldige procedures gegeven. Wij hebben opvang in een pleeggezin, onderwijs en een continu aanbod van hulp bij en ondersteuning na terugkeer geboden. Dat aanbod blijft onverkort gelden. Ik heb daarnaast zorgvuldig gekeken naar alle mogelijkheden voor een vergunning. Natuurlijk is de conclusie dat dit niet mogelijk is uiterst teleurstellend voor de heer Manuel en zijn omgeving, maar ik moet meewegen dat wat voor de heer Mauro Manuel mogelijk is ook voor anderen gaat gelden die in een soortgelijke situatie verkeren. Ook naar hen moet ik rechtvaardig zijn. Op die drijfveer is dit beleid gespoord.

Tot slot het totaaloverzicht waarnaar de heer Van der Staaij vroeg. Hij vroeg waarom Mauro zo lang in procedure is gebleven. De procedure heeft geduurd van 2003 tot en met 4 juni 2007. De heer Manuel heeft in mei 2006 te horen gekregen dat hij geen verblijfsvergunning zou krijgen. Dat is het eerste moment geweest waarop hij wist dat hij moest vertrekken. Dit is bevestigd in het beroep van februari 2007 en in het hoger beroep van juni 2007. Daarna is een tweede procedure gestart die heeft geduurd van november 2009 tot en met juni 2011. Dat betrof een aanvraag van de heer Manuel voor verblijf bij pleegouders. Hij heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM, de gezinshereniging. Uiteindelijk is die procedure beëindigd met de uitspraak van de afdeling rechtspraak van de Raad van State van 16 juni 2011 en daarmee is de heer Manuel uitgeprocedeerd. Ik verwerp de stelling dat de Nederlandse overheid de indruk heeft gewekt dat hij hier kan blijven. Dat is niet waar. Ook zijn er uitzettingshandelingen verricht. De heer Manuel heeft nooit rechtmatig verblijf gehad op grond van een verblijfsvergunning. Tussentijds hebben de pleegouders tot twee maal toe geprobeerd de heer Manuel te adopteren en dat is hun goed recht. Die verzoeken zijn door de rechter afgewezen omdat niet is gebleken dat de biologische ouders aan de hand van objectiveerbare documenten instemden met de adoptie. Voorts is er vanaf 2009 een voortdurende stroom van brieven en verzoeken gekomen. Veel brieven waren van Kamerleden en die hebben telkens geleid tot opschorting van de uitzetting. Dat is de reden waarom er na zo'n lange tijd nog steeds onzekerheid is en waarom het zo lastig is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Als ik de minister goed begrijp, heeft het vier jaar geduurd voordat er een uitspraak kwam over het eerste asielverzoek. Ik concludeer dat er wel tegenstrijdige geluiden zijn gekomen vanuit de overheid, want ik heb de minister nog niet horen ingaan op het feit dat er contact is geweest tussen de ouders en de voogd waarbij is gevraagd om hem zijn school te laten afmaken en dat er twee jaar lang geen uitzettingshandelingen zijn geweest.

Minister Leers: De eerste procedure heeft geen vier maar drie jaar geduurd, van juni 2003 tot mei 2006. Ik moet erkennen dat de overheid nogal traag heeft gewerkt in de eerste jaren. De stappen daarna zijn helder geweest en door de rechter getoetst. Hoe dat met de pleegouders zit, weet ik niet. Ik zal bekijken of dat uitgezocht kan worden en of ik daarop in de tweede termijn een antwoord kan geven.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind dat van groot belang en het verbaast mij dat de minister dat niet weet. Ik ga ervan uit dat hij zoiets meeneemt bij zijn afwegingen om te komen tot de conclusie dat er geen sprake is van schrijnendheid. Voor mij staat het stempel schrijnendheid op dit dossier omdat deze jongen heel erg lang heeft kunnen hechten in Nederland. Hij heeft hier opnieuw moeten leren houden van de mensen die zijn verzorgers waren. Dat maakt het zo schrijnend om hem dan nog een keer uit een gezinssituatie weg te rukken. Ik denk dat dit soort laakbaar handelen van de overheid, dus tegenstrijdige signalen afgeven, sowieso verkeerd is. Het draagt bovendien bij aan de schrijnendheid van de zaak Mauro Manuel.

Minister Leers: Mevrouw Gesthuizen doet een stelling die ik wil onderzoeken, namelijk of het Nidos tegen de ouders heeft gezegd dat de heer Manuel de studie mag afmaken. Ik zal bekijken of dat zo in het dossier staat. In de discretionaire afweging spelen allerlei elementen een rol. De mate van schrijnendheid wordt niet alleen bepaald door dit onderdeel. Ik heb gezegd dat lang verblijf als zodanig niet overtuigend is in de afweging van de mate van schrijnendheid.

De heer Schouw (D66): Ik ben een beetje blijven haken op het bod dat de minister doet aan Mauro. Er is een zoektocht geweest en ik begrijp dat het bod van de minister een studievisum is. Haalt Mauro dat, wie gaat dat betalen en hoe zit dat precies in elkaar? Is er nu sprake van een bod vanuit het departement? Zo ja, hoe realistisch is dat?

Minister Leers: Mij is geen bod bekend. Wij zitten hier niet op de paardenmarkt. Ik heb geen bod gedaan. Ik heb geïnventariseerd welke mogelijkheden er zijn op het terrein van asiel, discretionaire bevoegdheid en reguliere aanvraag. Studie is een onderdeel van de reguliere aanvraag. Die inventarisatie heb ik neergelegd met de afweging van wat kan en niet kan. Dat u daar een bod van maakt, is uw goed recht, maar het is mij niet bekend dat ik een bod heb gedaan.

De heer Schouw (D66): Ik vraag het ook omdat de woordvoerder van het CDA blijkbaar al zijn kaarten heeft gezet op dat studievisum. Daar zou dan de hoop vandaan moeten komen. Ik stel vast dat de minister klare wijn schenkt; het studievisum stelt niets voor in de zin dat het voor iedereen toegankelijk en helemaal niets speciaals is. Dat betekent dat dit kabinet zegt dat het helemaal niks, nul komma nul, extra's of speciaals doet voor Mauro. Dan is dat helder.

Minister Leers: Ik dacht dat wij er de gehele avond over praten. Op het terrein van asiel is er geen grond om de heer Manuel een vergunning te geven en dat geldt ook voor de discretionaire bevoegdheid. Daarmee zit ik op de lijn van mijn voorgangers. Wat voorligt is of teruggaan of een reguliere vergunning aanvragen conform de regels.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik heb geen tweede termijn nodig. Ik kan voor wat betreft mijn inbreng verwijzen naar hetgeen ik heb gezegd in eerste termijn. Aangezien ik de analyse van de minister deel, heb ik geen verdere vragen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. «Mauro is Limburgser dan vlaai» staat overal te lezen op het internet en daar ben ik het mee eens. Het ware gezicht van dit kabinet en deze minister is wel getoond. Er zit een minister die moet handelen naar de wil van Wilders en daarom stel ik dat die laatste op de stoel van de minister zit. Ik kan er niets anders van maken. De PVV is ook de enige partij die tevreden zei te zijn met de uitzetting van Mauro. Dat is afschuwelijk, maar het verbaast mij niets, want ik herinner mij nog goed het gegniffel van de grote kunstenaar naast mij toen wij vorige week met een rechts lid van het Griekse parlement spraken, die suggereerde dat landmijnen de oplossing zouden zijn voor de immigratie naar Griekenland vanuit Turkije. Dat is de partij die nu het asielbeleid in Nederland bepaalt. Dat weten wij nu en dat is een aanslag op onze democratie. De SP zal straks zeker een motie indienen bij het VAO en ik ben heel benieuwd naar de uitspraak van het CDA-congres aanstaande zaterdag.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Dit debat gaat over een aantal dingen. Het gaat over willekeur en hoe je omgaat met je argumentatie en mensen. De heer Van der Staaij hield een gloedvol staatsrechtelijk betoog dat je je niet moet bemoeien met individuele zaken. Ik heb hier nog wat schriftelijke vragen van de heer Van der Staaij van de afgelopen jaren over allerlei individuele zaken. Argumentatieve willekeur komt overal voor.

De heer Van der Staaij (SGP): De heer Schouw heeft gelijk als hij zegt dat ik heb geprobeerd om een staatsrechtelijk punt te maken. Ik heb bewust niet gezegd dat de Kamer zich niet moet bemoeien met individuele situaties, maar de Kamer moet geen scheidsrechter willen zijn. Als ik het idee heb dat er een schrijnende situatie is of dat iets raar is gegaan, heb ik niet alleen het recht maar zelfs de plicht om daar iets mee te doen. Daarmee stopt het wel. De heer Schouw zal er geen voorbeelden van kunnen vinden dat ik na een negatieve beslissing van een minister een algemeen overleg wil hebben en een motie ga indienen.

De heer Schouw (D66): Ik hoop toch dat ik wat bewijsvoering boven tafel heb weten te krijgen rondom het belang van individuele zaken. Het is ook fijn dat de heer Van der Staaij aangeeft dat het belangrijk is dat de Kamer zich daarmee bemoeit. Hij moet nog een laatste hobbel nemen, want hij zegt dat de Kamer geen scheidsrechter is. Ik wijs hem erop dat hij dat vandaag toch moet zijn, want er komen moties over deze individuele zaak en ik heb niet het idee dat de SGP zich van stemming gaat onthouden.

Voorzitter. Het gaat hier ook over opportunisme. De minister heeft echt verwachtingen gewekt, net als het CDA en de VVD. Dat vind ik helemaal niet erg, maar het is buitengewoon triest en zuur dat er nu een soort achterafredenering wordt bedacht alsof er geen verwachtingen zijn gewekt, alsof het eigenlijk nooit zo ver had mogen komen. Had dat dan een tijdje teruggezegd, had niet mee gevoetbald en de brief niet gestuurd. Aan de orde kwam ook de zelfstandige positie van de CDA-minister. Kiest hij voor beschaving, voor een humaan beleid? Ik kan het niet beter verwoorden en uitbeelden dan Koefnoen dat afgelopen zaterdag deed. Of volgt de minister toch klakkeloos en blindelings de leiband van Wilders en bedenkt hij daar zijn redenering bij? Dit debat heeft blootgelegd waar de minister ten slotte voor kiest: het volgen van Wilders en de CDA-fractie doet dat met hem.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vind het een lastig debat. Zoals wij nu het debat besluiten, zegt de minister eigenlijk dat hij niets kan doen. Dat is dezelfde conclusie als waarmee hij gisteren naar buiten kwam na het vertrouwelijke overleg met de Kamer. Van de zogenaamde optie die nog in de lucht hangt, het studievisum, zegt de minister dat die waarschijnlijk niet van toepassing is op Mauro. Hij biedt een dode mus aan, of de CDA-fractie wil hem die laten aanbieden. Dat levert voor Mauro helemaal niets op, alleen mogelijk uitstel van uitzetting voor anderhalf jaar en dan moet hij alsnog terug. Dit is een schijnoplossing. Defence for Children heeft een heel goede regeling voorgesteld die de willekeur uit dit soort situaties haalt. Het moet om schrijnende situaties gaan waarbij het aan de overheid te verwijten moet zijn dat zij gefaald heeft, dat de procedures zolang hebben geduurd dat de kinderen in pleeggezinnen hebben moeten zitten, dat kinderen voor hun elfde jaar als ama naar Nederland zijn gekomen en zijn gedumpt buiten hun schuld. Die regeling is de enige regeling die werkelijk iets om het lijf heeft. Ik roep de minister en met name de CDA-fractie op om heel serieus naar de motie te kijken. Alleen op die manier kunnen wij tot een menselijk en rechtvaardig asielbeleid komen.

De heer Fritsma (PVV): Ik kom toch even terug op het wetsvoorstel dat de heren Spekman en Voordewind hebben ingediend. De heer Spekman zegt dat Mauro in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het voorstel. Ik heb gezegd dat dit niet klopt, want het voorstel is begrensd met maximaal een halfjaar illegaal verblijf. Ik heb ook uitgelegd dat na 2007 sprake is van een periode van meer dan tweeënhalf jaar illegaal verblijf. Ik heb het net nog even nagelezen in de toelichting van het wetsvoorstel. Mijn conclusie is dat Mauro niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van dit wetsvoorstel omdat er in ieder geval voor een periode langer dan tweeënhalf jaar sprake was van illegaal verblijf. Ik wil daar graag een reactie op van de andere indiener van het voorstel.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het positieve van de heer Fritsma en zijn opmerking is dat hij bereid is om constructief mee te denken met het wetsvoorstel dat de Kamer zal behandelen. Dat is winst. Dat betekent dat wij misschien een amendement op ons wetsvoorstel tegemoet kunnen zien, maar dan zit er in ieder geval beweging bij de heer Fritsma en de PVV-fractie. De behandeling van het wetsvoorstel kan een jaar duren en het zou Mauro niet meer helpen. Daarom hebben de heer Spekman en ik een motie ingediend om te bekijken of wij voor de situatie van Mauro een specifieke regeling kunnen maken met de criteria pleegkinderen, acht jaar in Nederland, voor het elfde jaar Nederland ingereisd, et cetera. Mauro zou daaronder vallen. Dan zitten wij hier volgende week niet weer, zodat de heer Fritsma ons weer kan afschieten dat wij ons niet houden aan de regels, en hebben wij het voor die groep in een keer geregeld. Daarna praten wij verder bij de behandeling van ons wetsvoorstel.

De heer Fritsma (PVV): De heer Voordewind draait er mooi omheen. Het is een feit dat Mauro niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning volgens de eigen toelichting op het wetsvoorstel. Ik kom dan tot de merkwaardige conclusie dat het wetsvoorstel van de PvdA en de ChristenUnie niet voldoende is om dit soort gevallen te ondervangen en je weer met schuivende grenzen zit. Er moet dan een specifieke regeling komen om ook het geval van Mauro en andere vergelijkbare gevallen te ondervangen. Dit is precies wat er gebeurt: er wordt steeds gewerkt met schuivende grenzen. Een zielige groep? Oké, dan maken wij daar een regeling voor. Komt niet iedereen in aanmerking voor die regeling? Dan maken wij een nieuwe regeling. Zo kun je toch niet werken? Dat is toch gekkenwerk?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ons wetsvoorstel stelt dat kinderen in zicht moeten blijven van de overheid. Als kinderen hier gedumpt worden en in de illegaliteit komen, zullen ze niet in aanmerking komen voor ons wetsvoorstel, ook niet na acht jaar. Ze moeten in zicht en in procedure zijn. Omdat het wetsvoorstel nog een jaar zou kunnen duren, hebben wij een motie in voorbereiding die wij straks indienen. Als u begaan bent met Mauro, kijk dan heel secuur naar die motie. Dan ziet u dat Mauro precies in die regeling valt en dat wij het niet specifiek op Mauro hebben willen richten, maar ook op de schrijnende gevallen achter Mauro. De minister heeft het over 75 gevallen. Dat is te behappen en dan zouden wij echt tot een menswaardig asielbeleid kunnen komen.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik gaf tijdens een interruptie van de heer Schouw al aan dat de SGP-fractie zeker niet vindt dat Kamerleden zich niet moeten bemoeien met individuele zaken. Het is heel goed om te bekijken hoe het beleid waar de Kamer steun aan heeft gegeven in de praktijk uitpakt. De Kamer moet echter geen individuele zaken en of zij vindt dat iemand moet blijven of niet, voorwerp gaan maken van stemmingen. Dat vind ik echt een zaak voor de rechter en het bestuur. Wij moeten lering trekken of wij vinden dat de regels deugen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik snap dit niet. Als de heer Van der Staaij vragen stelt over een bepaald onderwerp, doet hij dat toch ook met de bedoeling om de regering niet alleen te bevragen, maar ook op andere gedachten te brengen omdat hij zijn eigen visie belangrijk vindt en hoopt dat die navolging zal vinden in de Kamer? Waar ligt precies de grens voor de SGP?

De heer Van der Staaij (SGP): De grens ligt voor mij bij het bevragen. Als je de conclusie trekt op grond van de antwoorden dat het beleid niet deugt of als je vindt dat het beleid wel billijk is maar in een situatie onbillijk uitpakt, moet je voorstellen doen om het beleid aan te passen. Ik vind het belangrijk dat daarvoor ruimte zit in het beleid van de minister. Op zichzelf is er sprake van een streng beleid en dat heeft zijn reden in het verleden vanuit allerlei misstanden rond minderjarige asielzoekers. Dat strenge beleid steunen wij. Er is ook een hardheidsclausule en wij hebben altijd op de lijn gestaan dat de minister daar ruimhartig gebruik van dient te maken. Ook die is niet onbegrensd. Sinds 1998 zegt iedereen dat een streng beleid goed is. Dan krijgt het een gezicht en dan zegt men onmiddellijk dat het onmenselijk is en dat het niet moet kunnen. Een streng beleid na 2001 betekent ook dat wij tegen lieve kinderen zeggen dat zij niet kunnen blijven als ze twee of drie jaar in Nederland zijn. Dan merk ik dat iedereen terugdeinst en zegt: dat hebben wij niet bedoeld, dat is een regel in de wet. Wij moeten ook de consequentie nemen van ons strenge beleid en niet zeggen: weet je wat, wij zijn humaan en barmhartig, probeer nog eens dit of dat. Wij moeten niet allerlei strohalmen in handen geven om na jaren tot de conclusie te komen dat het niet heeft geholpen en dan zeggen: het heeft nu zolang geduurd, nu kunnen we iemand niet meer terugsturen. Dat is de moeite die ik vaak met dit onderwerp heb. Wij moeten altijd mild en menselijk zijn, maar wij moeten er ook rekening mee houden dat wij niet meer in een paradijs leven. Wij hebben te maken met situaties waarin mensensmokkelaars en dergelijke actief zijn om mensen naar Nederland te sturen. Die zeggen dat als je het maar lang genoeg volhoudt, je uiteindelijk wel een verblijfsvergunning krijgt. Dat wil de SGP ook niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Van der Staaij houdt een vlammend betoog, maar heeft erg veel woorden nodig om uit te leggen hoe het ook alweer precies zit en hij sleept er veel bij. Datgene dat hij zegt, de ruimte zoeken en dat het beleid moet veranderen, is precies wat wij vandaag doen. Hij heeft zich er toch in zijn eerste bijdrage heel erg kritisch over uitgesproken. Dat vind ik niet eerlijk, want het is niet aan de SGP-fractie om andere mensen die hun eigen moraal hebben, daarover de maat te nemen. Het gaat nu toevallig niet over een christen, maar wij hebben hier onze eigen moraal in. Als ik belachelijke antwoorden krijg van het kabinet op wat voor vragen dan ook, dan pak ik door. Ik ga ervan uit dat de SGP dat ook doet en dat heb ik haar ook verschillende keren zien doen. Wij doen precies datgene wat de heer Van der Staaij net heeft gezegd. Het gaat niet om iemand die hier twee of drie jaar is, het gaat om iemand die hier al acht jaar is, mede door de Nederlandse overheid.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb zeker ook niet bedoeld of gezegd dat de een het allemaal goed doet en de ander het allemaal verkeerd. Ik heb gezegd wat ik door de tijd heen in de Kamer heb waargenomen. In het verleden is een aantal keren gezegd: het is fout gegaan, het duurde allemaal te lang, maar nu is er een pardonregeling, alle problemen zijn dan voorbij, men kan met een schone lei beginnen en er komen nooit meer schrijnende gevallen. Dat verhaal is inmiddels een aantal keren in de Kamer naar voren gebracht. Ik stel vast dat het nog geen een of twee jaar duurt voordat wij weer de situatie hebben dat er mensen zijn die langdurig in Nederland verblijven en weer een nieuwe regeling moeten verzinnen. Hoe kan dat dan, vraag ik de minister. Mensen die lange tijd in Nederland verblijven, wil niemand toch terugsturen? Dat gaat ons toch allemaal door merg en been? Hoe komt het dan dat die situaties telkens weer ontstaan? Situaties als deze zijn niet alleen aan de overheid te wijten, maar aan een opeenstapeling van een trage overheid, een periode van illegaliteit en het indienen van nieuwe procedures. Dat maakt het in de praktijk zo ingewikkeld. Ik heb respect en waardering voor alle mensen die zich inzetten en ook voor mensen die van huis en haard in Nederland terechtkomen. Tegelijkertijd nemen wij ook de verantwoording voor een eerlijk, billijk, streng, rechtvaardig en barmhartig beleid.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Voorzitter. Ik denk dat ik in eerste termijn voldoende duidelijk heb gemaakt waar de VVD staat in dit dossier. De VVD zal graag kijken naar de verbeteringen van beleid. Wij willen komen tot verkorting en verbetering van procedures, dus wij blijven inhoudelijk meediscussiëren en meedenken om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik kom terug op het punt dat mij en de CDA-fractie verweten wordt, dat wij verwachtingen gewekt hebben rondom Mauro. Mijn collega Koopmans heeft in 2009 aan de toenmalige staatssecretaris Albayrak aandacht gevraagd voor deze kwestie, net als andere aanwezigen. Ik vind dat je als lid van de Tweede Kamer aandacht mag vragen voor zaken in Nederland waar je vraagtekens bij hebt. Dat doen wij dagelijks, dat is onderdeel van ons werk. Dat is wat anders dan dat wij zeggen dat wij het wel even besluiten. Natuurlijk maak je een politiek punt van bepaalde vragen. Je stelt nooit zomaar een vraag, dat doe je met een bepaald doel. Wij hebben de brief ondertekend en uitspraken gedaan over Mauro in de idee, de hoop en de verwachting dat de casus-Mauro een mogelijkheid zou zijn om discretionair te gaan en het mogelijk zou maken dat hij hier zou kunnen blijven. Iedereen die zegt dat je dat niet mag doen, doet zichzelf te kort. Dat betekent dat wij nergens meer aandacht voor zouden mogen vragen omdat wij daarmee mogelijk verwachtingen zouden wekken die niet ingewilligd kunnen worden.

Ik heb in mijn eerste termijn aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van studie. De minister heeft daarop antwoord gegeven, maar dat vind ik onbevredigend. Dat antwoord is namelijk dat Mauro zich moet melden en de aanvraag getoetst moet worden. Ik heb van organisaties die zich bezighouden met studievisa begrepen dat er wel degelijk in deze situatie mogelijkheden zijn om succesvol de procedure te doorlopen. Daar kan Mauro weliswaar geen definitieve status aan ontlenen, maar hij kan wel een studie volgen die past bij zijn capaciteiten en interesses. Ik wil van de minister wat meer horen dan hij in eerste termijn heeft gezegd. Het is voor ons namelijk een aangelegen punt, een alternatief spoor. Als deze kans wordt gepakt, is het een mogelijkheid tot een perspectief op een lang verblijf in Nederland.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb voor de camera gestaan met de heer Knops en mevrouw Gesthuizen en toen zeiden wij: dit kan niet, dit is onmenselijk, wij gaan niet toestaan dat de minister hem uitzet. Wij hebben op het podium gestaan op het Plein nadat wij met Mauro hadden gevoetbald. Wij hebben met elkaar in besloten overleggen gezeten. Ik ga niet zeggen wat daar is gezegd, dat zou oneerlijk zijn in de richting van mijn collega's, maar de conclusie was dat een meerderheid vindt dat de minister gebruik moet maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Waarom is die meerderheid er niet meer? Wij kunnen of onze excuses aanbieden voor de fouten die zijn gemaakt of zeggen dat de meerderheid er blijft en dat wij dit voor elkaar gaan boksen bij het VAO.

De heer Knops (CDA): Ik kom weer terug op de brief van mijn collega Koopmans uit 2009. Hij schreef een brief aan de toenmalige staatssecretaris Albayrak en heeft een brief terug gehad waarin ongeveer stond: bedankt voor uw brief, maar ik kan en wil geen gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheden. Dat was het. De huidige minister heeft op ons verzoek serieus gekeken naar de mogelijkheden. De uitspraken die ik heb gedaan, mag u allemaal op een rijtje zetten, ook die uit de besloten gesprekken. Ik had de hoop op een mogelijkheid om dit via de discretionaire bevoegdheid te doen. De minister heeft mij en mijn fractie ervan overtuigd dat dit niet mogelijk is. Wij blijven aandacht vragen en kijken naar alternatieven, want het gaat ons natuurlijk aan het hart wat er met Mauro speelt. Daarom ben ik blij dat het UAF heeft aangegeven dat het graag met Mauro wil bekijken hoe het hem kan faciliteren bij een studievisum. Ik vind het niet terecht dat u de schijn wekt dat er toezeggingen gedaan zijn. U mag al mijn quotes op een rijtje zetten. Die waren allemaal in de context dat ik van mening was dat de casus bijzonder was, maar dat ik de antwoorden van de minister moest horen en wegen.

De heer Dibi (GroenLinks): U hebt heel veel verwachtingen op heel veel verschillende podia gewerkt. U wist blijkbaar al bij Albayrak dat er geen mogelijkheid was, ook niet voor een studievisum. Dat maakt het nog erger. Zelfs toen er een afwijzend besluit was van een bewindspersoon, vond u het nodig om om een uitzondering te vragen. U vond het zo belangrijk dat u het verzoek om de discretionaire bevoegdheid ondersteunde. Nu doet u dat niet meer. U zegt dat u van de minister meer wilt horen over het studievisum. Wat wilt u precies horen? Anders stopt dit debat zo en zit er een jongen in de zaal die denkt dat er misschien een kans is en over een paar maanden weer hoort dat er geen kans is. Het zou toch mooi zijn als wij vandaag duidelijkheid kunnen geven.

De heer Knops (CDA): De vraag van de heer Dibi is volkomen terecht. Het stoort mij dat een beeld wordt neergezet dat dit kabinet, deze minister de oorzaak is omdat wij nu in een andere coalitie zitten. Ik constateer dat de uitleg van mevrouw Albayrak beduidend korter was. Ik heb een verzoek gedaan voor een discretionaire beslissing, maar ik kan niet als Kamerlid besluiten om de minister te overrulen. Dat kunnen wij niet en dat willen wij niet, want dat hoort niet tot de orde. Wij hebben de minister gevraagd om ernaar te kijken en de argumenten op een rijtje gezet. Als dit een zaak was zonder discussie, waren uw brieven er ook niet geweest. Uiteindelijk zegt de minister dat hij geen gebruik kan maken van zijn discretionaire bevoegdheid en dan rest ons nog een ding. Als je het beleid aanpast, moet je fair zijn voor iedereen. De heer Dibi focust erg op deze zaak en laat de andere gevallen niet aan de orde komen.

De heer Dibi (GroenLinks): Mijn motie over de andere gevallen gaat u niet steunen. Waar hebt u het over?

De heer Knops (CDA): Ik heb die motie niet gezien, dus die wacht ik af.

De heer Spekman (PvdA): Voor het eerst gaat het debat erover of Mauro morgen nog wel mag blijven. Ik heb de vragen van de heer Knops aan de minister gehoord en ik heb de mate van vrijblijvendheid van de minister gehoord. Is het voor het CDA acceptabel dat a. Mauro eerst naar Angola terug moet om de aanvraag te doen en b. dat als Mauro in de ongelukkige omstandigheid komt dat hij zijn examen niet haalt, hij alsnog terug moet keren?

De heer Knops (CDA): Laat ik heel helder zijn. Dit is een kans, een mogelijkheid, en ik wil daar van de minister een duidelijker antwoord op. Voor zo'n regeling gelden bepaalde vereisten voor Mauro Manuel en voor andere mensen. Ik vind dat gegeven het feit dat er onzekerheid is, een eventuele aanvraag snel en met prioriteit moet worden afgehandeld. Daar heeft de heer Manuel recht op. Als u vraagt of ik bereid ben om uitzonderingen te maken, zeg ik dat ik daar absoluut geen bezwaar tegen heb, maar dat ik mij realiseer dat het voor mijn fractie belangrijk is dat er meer mensen zijn die van dezelfde regeling gebruikmaken en dat je die mensen op dezelfde manier moet behandelen. Dat vergeten wij, want wij voeren een discussie over iemand die gebleven is, terwijl er ook heel veel zijn teruggegaan. Het is dus een gemarkeerde, te beperkte discussie. Als wij hem in de volle omvang voeren, doen wij recht aan iedereen, ook aan degenen waar het vandaag niet over gaat. Het is heel gemakkelijk en verleidelijk om alleen hierover te spreken. De heer Fritsma gaf net een hypothetisch voorbeeld over het wetsvoorstel waaruit blijkt hoe lastig het is elke keer afbakeningen en groepen te creëren. Waar je de grens ook trekt, die doet altijd pijn. Mijn fractie gaat het erom dat zij goed zicht wil krijgen op de kansen die er zijn en daarom wil ik graag een antwoord van de minister op het punt van het studievisum.

De heer Spekman (PvdA): Ik krijg totaal geen antwoord. Het CDA neemt er genoegen mee dat het volgens de regels zo is dat Mauro het visum vanuit Angola moet aanvragen en dat het heel snel moet. Daarnaast hoor ik dat als hij het examen niet haalt, het studievisum vervalt en Mauro alsnog terug moet keren naar Angola. Ik constateer dat de oplossing waarover het CDA doorvraagt, leidt tot het eerst terugkeren naar Angola en later tot heel lange onzekerheid of hij überhaupt mag blijven. Er zijn ook mensen die een examen niet halen.

De heer Knops (CDA): Dat laatste is waar. Ik heb aangegeven dat dit geen traject is waarvan je de eindstreep weet. In uw en wellicht mijn ogen is het een minder aantrekkelijk traject, maar het is wel een kans. Gegeven het feit dat de minister tot het besluit is gekomen dat hij zijn discretionaire bevoegdheid niet kan aanwenden, is het een mogelijkheid om Mauro een kans te bieden. De minister zal dit en in hoeverre hij de bevoegdheid heeft om af te wijken, moeten toetsen. Als er geen beleid is dat de Kamer kan toetsen, kunnen wij op al die dossiers rondom immigratie en asiel niet werken. Als wij dat niet meer serieus nemen en daarvan afwijken, hebben wij geen beleid meer of hebben wij een beleid van de dag. Wij willen dat in ieder geval niet.

De heer Schouw (D66): Op 23 september van dit jaar zei de heer Knops voor de draaiende camera's van de VARA Ombudsman: «Wij zullen Mauro sowieso blijven steunen.» Nu begrijp ik uit zijn omslachtige verhaal dat aan de woorden van politici geen rechten kunnen worden ontleend. Ik snap dat, maar de samenleving moet ook kunnen vertrouwen op uitspraken van politici. Er zit geen disclaimer bij; hij zegt niet tenzij, of et cetera. Zijn zijn woorden niet heel erg ongelukkig gekozen? Wil hij niet zijn excuses maken aan al degenen die moed hebben geput uit die woorden?

De heer Knops (CDA): U moet mijn woorden zien bij de inleiding in mijn eerste termijn, waarin ik heb aangegeven dat de zaak-Mauro ons al langere tijd bezighoudt. U zet dat iedere keer weg alsof er verwachtingen zijn gewekt. Ik heb uitgesproken dat wij Mauro zullen steunen en dat kunt u zo vertalen dat wij bekijken of er alternatieven zijn. Dat zijn weliswaar niet de alternatieven die u wilt, maar wel de alternatieven waardoor Mauro een perspectief in Nederland heeft. U wilt het liefste dat de minister anders had besloten en als u in ons hart kijkt, willen wij dat misschien allemaal. Als dat niet zo is, moet je bekijken hoe het wel kan. Dat is de wijze waarop wij Mauro blijven steunen. Mauro is iemand die het verdient om blijvend ondersteund te worden.

De heer Schouw (D66): Dan stel ik vast dat de heer Knops geen excuses wil maken en ook niet wil zeggen dat hij zijn woorden verkeerd heeft gekozen, maar dat hij zegt dat zijn woorden dat hij Mauro sowieso zal blijven steunen zo moeten worden uitgelegd dat steunen betekent dat Mauro zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen om een studievisum aan te vragen. De enige steun die overblijft, is dat hij vraagt of de procedure niet sneller kan. Ik wil best van de zonnige kant kijken, maar het zou fairder zijn als hij zegt dat hij de minister steunt en dat er geen noodpogingen meer worden gedaan. Wat is er nou nog over? Een verzoek voor een procedure voor een studievisum versnellen. Dat is toch helemaal niets meer. Is het dan niet eerlijker om te zeggen dat de CDA-fractie de minister steunt? Alle andere pogingen die iets moeten opleveren zijn zo klein, zo nietszeggend, dat hij er beter mee kan stoppen.

De heer Knops (CDA): Ik heb niet gezegd dat wij Mauro zullen steunen om een definitieve verblijfsvergunning te krijgen. Ik heb morele steun uitgesproken en neem daar niets van terug. Wij hebben contact gehad met het UAF en gekeken naar de mogelijkheden die er zijn. Het UAF heeft gezegd dat het in de zaak-Mauro kans ziet om een succesvolle toelating te realiseren in een studietraject. Ik wil graag van de minister horen hoe hij dat ziet. Dat is natuurlijk geheel en al afhankelijk van of Mauro dat wil. Als hij dat wil, wil het UAF daar graag bij helpen. Als politicus moet je achter de schermen dat soort dingen doen. Ik heb dat in mijn eerste termijn niet genoemd, maar u vraagt mij nu direct hoe ik de steun zie en wat ik heb gedaan. Wij zijn aan het kijken naar oplossingen die weliswaar misschien niet de eerste voorkeur verdienen, maar wel kansen bieden voor Mauro.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik hoor de heer Knops zeggen: wij zullen Mauro blijven steunen. Tegelijkertijd zegt hij: als wij dat doen, moeten wij er een regeling voor maken zodat de willekeur eruit gaat. Hij wil niet over een zaak besluiten, maar ervoor zorgen dat gelijke situaties gelijkwaardig behandeld worden. Waar geeft hij dan zijn steun aan? Is dat uitsluitend aan een studievisum met de kans dat Mauro alsnog binnen anderhalf jaar gedwongen wordt uitgezet of is dat ook voor kinderen die misschien niet zo slim zijn om een opleiding af te maken en waarvoor niets geregeld wordt? Is het alleen voor een studievisum voor slimme kinderen of voor alle kinderen? Anders maken wij een onderscheid. Slimme kinderen mogen blijven en krijgen een studievisum en kinderen die niet zo goed kunnen meekomen – dat is heel begrijpelijk voor ama's die hier in een vreselijke situatie zijn gekomen – krijgen een extra straf. Die krijgen geen studievisum en moeten linea recta terug. Waar kiest de CDA-fractie voor?

De heer Knops (CDA): U haalt twee zaken door elkaar. Wij hebben gezegd dat in gelijke gevallen mensen gelijk behandeld moeten worden en dat ze moeten voldoen aan de criteria. Van de zaak-Mauro heeft de minister gezegd dat hij geen discretionair besluit neemt om Mauro een definitieve status in Nederland te geven. Toen hebben wij gekeken naar de verdere mogelijkheden, zoals een studievisum. Wij hebben contact gehad met het UAF en dat heeft op basis van de kennis van de studie van Mauro geconstateerd dat er een kansrijke situatie is om dit traject succesvol te doorlopen. Op alles wat u vraagt over andere gevallen kan ik niet ingaan. Ik ken al die criteria niet exact.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik probeer het goed te begrijpen. Uw betoog is steeds dat u niet wilt besluiten over een individueel geval en vindt dat je voor gelijke gevallen gelijk moet besluiten. Dus als er een besluit komt voor Mauro, moet dat toch ook van toepassing zijn op andere gevallen die in een soortgelijke situatie zitten? Als dat het geval is, ga ik ervan uit dat er geen onderscheid wordt gemaakt binnen de groep tussen de slimme en de niet-slimme kinderen, want dan val ik terug op Animal Farm: wij zijn allemaal gelijk, maar de een is meer gelijk dan de ander. Dat kunnen wij in deze samenleving toch niet accepteren?

De heer Knops (CDA): Het gaat om het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Ik ken niet alle regelingen en de minimumeisen om op een studievisum binnen te komen. Ik weet alleen dat dit in het geval van Mauro kansrijk zou zijn. Dat is nu relevant. Zeker bij een studievisum kunnen er kwantitatieve eisen worden gesteld. Voor iemand die niet kan lezen en schrijven en geen enkele opleiding heeft, lijkt het mij heel lastig om via zo'n traject binnen te komen. Gelijke gevallen betekent dus ook van gelijk opleidingsniveau.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Het spijt mij zo dat het niet lukt. Ik heb nog steeds de overtuiging dat het echt kan als wij het maar willen en durven. Ik heb de minister weer gehoord. Hij wil feitelijk de regeling van Defence for Children niet onderzoeken. De argumenten die wij in beslotenheid kregen, waren echt fout. Die deugden van geen kant. Dat vind ik een bezwaar. Zoeken wij dan echt naar een oplossing voor iets dat wij rechtvaardig vinden? Willen wij dan een oplossing vinden of zijn wij, vanwege het draagvlak dat de heer Leers noemde, bang dat wij iets doen dat een deel van de kiezerspopulatie en van dit kabinet onacceptabel vinden? Als wij geloven in rechtvaardigheid en menswaardigheid, moeten wij soms de knoop doorhakken ten faveure van een mens waarvan wij denken dat die hier thuishoort. Daar hoort gezond verstand bij.

Ik doe al vele jaren asiel. Ik heb heel veel individuele zaken gezien en ik heb tegen heel veel mensen gezegd: nee, het spijt mij zeer, maar ik ben het niet met je eens, of het spijt mij zeer, ik vind het heel erg, maar je bent niet kansrijk. Ik heb ook mensen gezien van wie ik met volle overtuiging zeg: jij hoort hier te blijven. Dit is er een van. Deze jongen hoort hier thuis, spreekt de taal perfect, snapt de cultuur, heeft hier een warm nest en een warme gemeenschap. Daar heeft hij niks. Cruciaal in het debat en in de situatie is de rol van de pleegouders. Die en het voogdijrapport hebben gezegd dat het onverantwoord is om Mauro terug te sturen naar Angola. Dan ben ik verdomde trots – excuses voor iedereen die aanstoot neemt aan dat woord – dat wij wonen in een land waar wij de doorslag geven aan ouders en de voogdij-instelling die kiezen voor het belang van het kind. De overheid heeft in het begin gefaald, dus er is reden voor de discretionaire bevoegdheid. Er is een optie voor een regeling. De optie voor een studievisum vind ik de meest cynische en slechte oplossing aller tijde omdat dan het zwaard dat al zolang boven deze jongen bungelt, blijft hangen. Ik wil hem een nieuwe toekomst geven, hier, nu en vandaag. Ik hoop echt dat dat gaat lukken.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Ik moest het even laten bezinken. U zei dat u altijd heel objectief naar de zaken kijkt, maar dat het meteen helder was dat dit een heel bijzonder geval was. Hoe kan het dan dat u in de vorige periode uw eigen staatssecretaris Albayrak daar niet van hebt kunnen overtuigen? Zij heeft ook de discretionaire bevoegdheid niet willen of kunnen gebruiken.

De heer Spekman (PvdA): U wilt niet weten hoe vaak ik heb gesproken met mevrouw Albayrak over allerlei verschillende zaken. In de vorige periode durfde mevrouw Albayrak mild te zijn op het moment dat het er echt op aan kwam en voor het belang van het kind en de kinderrechten te kiezen. Mevrouw Albayrak heeft mij gesteund en in de Kamer gezegd dat er een regeling moest komen voor kinderen die al zolang in onzekerheid zijn. Dit kabinet is echter gedwongen om terughoudend te zijn met de discretionaire bevoegdheid en maakt de keuze om een jongen die hier zo thuis is uit te zetten. Dat heeft de vorige periode niet gespeeld en zou ook nooit gespeeld hebben. Daar heb ik altijd voor gestaan.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Er wordt niet voor niets een beroep gedaan op de discretionaire bevoegdheid. Dat is ook bij mevrouw Albayrak gedaan en zij heeft dat geweigerd. Ik vind dat vreemd omdat u zegt dat het zo duidelijk is. Waarom was het toen wel verdedigbaar om niet discretionair te gaan en moet het nu wel kunnen?

De heer Spekman (PvdA): U kunt dat vreemd vinden, maar wij zijn weer een paar jaar verder. Ieder jaar in een jong leven telt. Toen was ik daarvan overtuigd en trok ik daarin samen op met mevrouw Gesthuizen en nu vind ik nog steeds dat deze jongen hier zijn toekomst verdient. Ik vecht tot de laatste dag. Loop nu niet weg bij het voetballen op het Plein en sta een keer voor de eigen verantwoordelijkheid. De echte kwade genius is volgens mij de VVD, die zo bang is dat het kabinet in de problemen komt, dat zij alles goed vindt wat er gebeurt met mensen in dit land, als zij maar blijft zitten.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. De minister kijkt naar de pleegouders, zijn hart bloedt en hij heeft begrip voor de pijn, maar zijn boodschap is dat zij niet van Mauro hadden moeten gaan houden en hem niet in hun hart hadden moeten sluiten. Tegen Mauro zegt de minister dat hij begrip heeft voor de moeilijke situatie, maar dat Mauro geen vrienden had moeten maken, niet naar school had moeten gaan, gewoon thuis had moeten blijven en niet had moeten communiceren met zijn pleegouders totdat de overheid eindelijk had besloten of hij wel of niet mocht blijven. Waarom stapt de minister niet gewoon op? Toen hij vorige week wat positiefs durfde te zeggen over immigratie, kreeg hij de hele PVV over zich heen, werd hij vernederd en moest hij zijn excuses maken. Nu moet hij, ondanks dat hij zelf anders wil, een gezin uit elkaar rukken en een kind uitzetten. Als hij niet de minister van Immigratie en Asiel is, waarom zit hij daar dan nog? Het is toch zo dat de PVV achter de schermen heeft gedreigd om het kabinet te laten vallen als de minister Mauro laat blijven?

Het studievisum is een oplossing voor de minister en zijn conflict met de PVV en niet voor Mauro. Als deze oplossing dan toch op tafel ligt, heb ik daarover twee vragen. Mag Mauro dat studievisum in Nederland aanvragen? Als hij niet slaagt, mag hij dan alsnog blijven? Het klopt dat het discussiëren over individuele gevallen lastig is. De heer Van der Staaij zei dat hij het verschrikkelijk vindt om hier te zitten om over een individueel geval te praten. Ik kan niet tellen hoe vaak de SGP schriftelijke vragen stelt over individuele christenen. Dat mag en dat is haar goed recht, maar dat doet zij heel vaak. De heer Van der Staaij zit nooit bij asiel- en immigratiedebatten. Hij is vandaag ingevlogen door het kabinet om wel aanwezig te zijn omdat zijn stem telt als het om Mauro gaat. Als wij het over politieke spelletjes hebben, moet hij naar zichzelf kijken. Ik hoop dat er een wonder op het CDA-congres gebeurt waardoor het CDA zijn belofte aan Mauro dat de minister zijn discretionaire bevoegdheid moet gebruiken, gestand doet.

De heer Van der Staaij (SGP): Zou het niet wijzer zijn om het inhoudelijk te houden? De heer Dibi komt met dwaze insinuaties dat ik door het kabinet ben ingevlogen. Ik zit hier voor de SGP-fractie. Waar haalt de heer Dibi het vandaan? Ik vind dit een vervuiling van het debat en ik hoop niet dat dit karakteristiek is voor zijn inbreng.

De heer Dibi (GroenLinks): Als u er vaker was, zou u dat kunnen weten. Het is een unicum dat u er bent en dat roept bij mij heel veel vragen op. Als u kritiek hebt op het bespreken van individuele gevallen, zou u dat zelf ook niet moeten doen. Ik blijf bij mijn, volgens u dwaze, insinuaties. U bent nodig om een meerderheid te hebben die Mauro wil uitzetten. Daarom zit u hier.

De heer Van der Staaij (SGP): De heer Dibi gaat zonder enige grond door. Ik kom altijd naar onderwerpen en overleggen die in mijn agenda passen en waarvan ik denk dat ze belangrijk zijn om erbij te zijn. Ik heb in de loop van de tijd heel wat meer asieldebatten gedaan dan de heer Dibi, want ik zit al sinds 1998 in de Kamer. Ik wil het best nog een derde keer uitleggen: ik zeg niet dat de Kamer zich niet mag bemoeien met individuele zaken. Mijn pijnpunt zit hem erin dat de Kamer gaat oordelen over de aanwending van een discretionaire bevoegdheid van de minister. Dan zit de Kamer in de verkeerde rol. Als het reglement de modaliteit van het onthouden van stemmen zou kennen, zou ik daar inderdaad voor kiezen. Als de minister zegt dat hij ervoor kiest om een verblijfsvergunning te verlenen omdat dat zijn bevoegdheid is, sta ik niet klaar om te zeggen dat dit niet moet en niet mag en om een debat aan te vragen. Ik respecteer de eigen ruimte van het bestuur en ik vind het ten onrechte dat de Kamer daar ja of nee tegen moet zeggen. Omdat onthouding een vorm is die wij niet kennen bij de stemmingen, kan ik alvast melden dat wij moties over individuen niet steunen.

Minister Leers: Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen blijft framen dat ik aan de leiband loop van de heer Wilders. Ik voer een consistent beleid dat door mijn voorgangers Albayrak en Hirsch Ballin is ingezet. Ik stel vast dat dat een rechtvaardig en terecht beleid is. Mevrouw Gesthuizen mag het daarmee niet eens zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat er geen grond is om het anders te doen.

De heer Schouw verwijt mij dat ik verwachtingen heb gewekt. Dat betekent dat ik voortaan heel erg zorgvuldig zal zijn als ik ja zeg op zijn vragen. Als het antwoord hem niet zint, weet ik dat hij mij zal verwijten dat ik verwachtingen heb gewekt. Dat zou ik betreuren.

De heer Schouw (D66): De minister maakt er een karikatuur van. Ik maakte dezelfde opmerking in de richting van de heer Knops; ik vind dat je als politicus en zeker als minister verantwoordelijkheid hebt over de woorden die je spreekt. De woorden van de heer Knops en de woorden van de minister hebben echt verwachtingen gewekt. De minister zou er wijs aan doen om er geen karikatuur van te maken, maar het zich aan te trekken. Hij zou kunnen zeggen dat hij er zorgvuldiger mee om zal gaan en zijn excuses aanbiedt aan de mensen die moed hebben geput uit zijn woorden. Dan doe je wat. Een karikatuur ervan maken, spreekt mij niet aan.

Minister Leers: De vraag is wie waar een karikatuur van maakt. Ik heb als minister geprobeerd u van dienst te zijn door nog eens een keer alles op een rijtje te zetten naar aanleiding van de vraag van de Kamer. Ik heb de Kamer ter wille willen zijn. Ik heb erbij gezegd dat het uiterst moeilijk zou zijn en dat ik geen verwachtingen wilde wekken. Ik herinner mij dat als de dag van gisteren. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik het wilde doen, maar dat het uiterst moeilijk zou zijn. U kunt dat nalezen. Beschaving is niet alleen iemand wat gunnen, maar ook je houden aan de regels en geen willekeur toepassen. Daarom moet ik uiteindelijk vaststellen dat het niet kan. Ik ben er echt van overtuigd dat het niet verstandig is om dit anders te doen.

Voorzitter. De heer Voordewind sprak over de scholing. Ik wacht de aanvraag af en loop daar niet op vooruit. Ik heb met groot respect en grote instemming de bijdrage van de heer Van der Staaij gehoord. Hij vroeg mij aan te geven hoe het kan dat er toch zo veel mensen zijn die nog zo lang blijven. Wij willen allen efficiënte procedures. De Kamer weet dat ik een heel pakket aan stroomlijnende maatregelen heb ingediend. Ik moet echter ook vaststellen dat die alleen houdbaar zijn als wij consequent zijn in het laten terugkeren van mensen. Als wij iedere keer twijfelen en zorgen hebben dat het niet goed is geweest, komen wij nooit aan de uitzetting toe. Het probleem is dat heel veel mensen iedere kans die zij krijgen aangrijpen, procedures stapelen en blijven doorgaan. Je moet het duidelijk maken zodat mensen denken: nu is het afgelopen en nu moet ik echt terug. Daarop moeten wij inzetten en daar ben ik met mijn terugkeerbeleid mee bezig. Dat is niet gemakkelijk. Dat het een lastige zaak is, blijkt ook vandaag weer. Ik erken dat, maar toch moeten wij consequent zijn.

De heer Dibi (GroenLinks): Consequent zijn betekent eigenlijk tegen Mauro zeggen: je moet weg. Het studievisum was al onder staatssecretaris Albayrak aan de orde. Toch hangt dat nu weer in de lucht als een mogelijk perspectief voor Mauro. Ik heb geturfd hoe vaak de minister «ik» heeft gezegd vandaag en het is niet te geloven hoe vaak hij dat heeft gedaan. Het gaat echter niet om de minister maar om Mauro en zijn gezin. Is het studievisum een reële optie of moet hij gewoon weg? Mag Mauro de aanvraag vanuit Nederland doen? Ik wil heel graag een antwoord op deze vragen, want ik heb ze al een paar keer gesteld.

Minister Leers: Ik kom op die laatste vraag terug in mijn antwoord aan de heer Knops. Ik zou onderhand niet meer weten wat ik mag zeggen. Als ik in plaats van «ik» «deze minister» zeg, staat dat weer in de krant. Ik zal toch een antwoord moeten geven en daar moet ik het woord «ik» bij gebruiken. Het spijt mij voor de heer Dibi.

Voorzitter. Ik hoop dat de heer Van der Staaij overtuigd is van de moeilijkheid als wij niet consequent zijn. Als wij geen gevolg geven aan een gemaakte keuze die is neergelegd in de terugkeerregels, liggen de problemen die wij nu veroorzaken straks op het bordje van mijn opvolgers. Zo zit ik ook met de problemen vanuit de vorige periode.

Ik kom bij de vraag van de heer Knops en kennelijk ook van de heer Dibi. Dat laatste was mij ontgaan. Er is op het gebied van asiel geen ruimte en ik ben niet van plan die ruimte discretionair toe te passen. Daarnaast kennen wij een regulier beleid. Iedereen, vanuit welk land dan ook, kan in Nederland een studie komen doen, komen trouwen en werken, maar daar zijn wel voorwaarden aan verbonden. Ik wacht de aanvraag af. De regels zijn helder. Ik ga daar niet op vooruitlopen omdat de precieze tuning of aan de regels wordt voldaan afhankelijk is van de aard van de aanvraag. Als er een organisatie is, de heer Knops noemde tussen neus en lippen het UAF, die de heer Manuel daarbij wil helpen, is dat zeer positief.

De heer Spekman (PvdA): De wachttijd is negen maanden.

Minister Leers: Daar kan ik geen rol in spelen. De heer Mauro Manuel heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid. Hij moet die keuze maken. Als er een organisatie is die hem op dat punt wil helpen, ben ik daar heel positief over. Zo'n organisatie weet hoe dat moet en kan beoordelen of het kansrijk is. Hij zal wel zelf de aanvraag moeten indienen. Als die aanvraag er komt, ben ik bereid om die snel af te wikkelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister zegt niets anders toe dan dat hij het reguliere beleid en de reguliere voorwaarden zal toepassen. Mijn conclusie is dat Mauro daar niet voor in aanmerking komt. Dat heeft de minister gisteren al gezegd tegen de media en tegen iedereen. Ik zie geen handreiking naar het CDA. Ik hoop dat het CDA straks in het plenaire debat wel de handreiking van de oppositie zal nemen, want anders gebeurt er niets voor Mauro. Dat betreur ik zeer. Het UAF heeft al gezegd dat de wachttijd negen maanden is en dan zit Mauro negen maanden in Angola. Dat is toch geen handreiking?

Minister Leers: Ik heb er weinig aan toe te voegen. De regels zijn helder. Bij de regels zit een inherente afwijkingsbevoegdheid. Het heeft geen enkele zin om daar nu over te speculeren, want ik wil eerst de aanvraag krijgen. Dat lijkt mij logisch, want anders zou ik over alle aanvragen die mogelijkerwijs naar mij toe komen nu al moeten gaan filosoferen of dat kan of niet. Ik doe dat niet. Ik wacht af en loop daar niet op vooruit. Iedereen weet waar hij aan toe is.

De heer Spekman (PvdA): U zet het mes op de strot van Mauro en zaagt hem al half door. Zo voelt dat echt bij mij. Dat mag ik best zeggen, want dat is gewoon beeldende taal. Er zijn twee zaken die voor Mauro van belang zijn. De eerste: moet hij eerst terug naar het land van herkomst voordat hij de studie kan doen? De tweede: wat gebeurt er als hij onverhoopt een examen niet haalt? Moet hij dan terug of niet? Op die vragen kunnen simpele antwoorden komen, een ja of een nee. Dat beleid is vastgesteld. Of is de minister bereid al op voorhand gebruik te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid? Is die er überhaupt wel op dit gebied? Als de minister zich niet bloot wil geven, wordt deze jongen met een kluitje in het riet gestuurd, net als de CDA-fractie en de CDA-achterban. Misschien doet de minister dat juist graag.

Minister Leers: Laat ik daar maar geen kwalificatie aan geven. Nog geen tien minuten geleden zei de heer Spekman dat deze aanpak schandelijk was. Ik heb uitgelegd wat de normale regels zijn bij het indienen van een aanvraag voor een studievisum. Nu zegt de heer Spekman dat ik het mes op de keel van de heer Manuel zet. Ik moet eerst de aanvraag hebben. De heer Spekman stelt een hypothetische vraag. Ik ga niet op basis van een hypothetische vraag speculeren. Ik wacht de aanvraag af en loop daar niet op vooruit. Het gaat om een individuele zaak en nu maakt de heer Spekman van een toekomstige individuele zaak ook al dat ik daarop moet ingaan. Dat is toch absurd?

De heer Knops (CDA): Ik begrijp dat de minister zorgvuldig wil zijn en daarom in deze concrete zaak geen uitspraken doet. Ik wil in dit geval wel een uitzondering maken omdat de zaak-Mauro niet normaal is. Wij gaan over dit soort zaken niet altijd in debat en er is veel maatschappelijke commotie en betrokkenheid van de Kamer. Wil de minister in ieder geval toezeggen dat de snelheid, ik heb het dan niet over de inhoud, in de hoogste versnelling kan en dat de minister een uitzondering maakt om dit snel te regelen?

Minister Leers: Ik zeg toe dat ik de aanvraag, zodra die binnen is, met de hoogste snelheid afwikkel. Wij moeten geen verwachtingen wekken en snel duidelijkheid geven. Snelheid is aangelegen en noodzakelijk.

De heer Schouw (D66): Een grootser sinterklaascadeau kan je niet krijgen: een toezegging voor een snellere procedure. Hoe mallotig kan het zijn? Kan die aanvraag ook vanuit Nederland worden ingediend, want dat maakt de zaak een beetje praktischer, of kan dat alleen maar vanuit Angola? In dat laatste geval betekent het dat Mauro eerst maanden in Angola moet zitten en moet hopen dat die toezegging om de procedure te versnellen wat waard is. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Minister Leers: U mag de hele avond blijven zuigen. Ik heb ...

De heer Schouw (D66): Ik wil feitelijke informatie.

Minister Leers: Ik zal «zuigen» vervangen door «het herhalen van vragen». U krijgt hetzelfde antwoord: de regels zijn duidelijk, ik wacht de aanvraag af en ik loop daar niet op vooruit.

De heer Schouw (D66): Dat is nu juist het punt, dat antwoord is ...

De voorzitter: U hebt de gelegenheid gekregen om een opmerking te plaatsen en daarmee houdt het op. De minister heeft geantwoord.

Minister Leers: Voorzitter. De heer Spekman verweet mij dat ik een opmerking maakte over het draagvlak voor een regeling. Als je vaststelt dat er in het asielbeleid geen ruimte is, ook discretionair niet, is het een mogelijkheid dat je gaat bespreken of het asielbeleid moet wijzigen. Dat betekent dat je een regeling moet maken. Ik heb erop gewezen dat er dan wel draagvlak moet zijn. Dat is het democratische proces. De voorstellen van Defence for Children overtuigen mij er niet van dat die regeling niet leidt tot een aanzuigende werking en niet gebaseerd is op willekeur. De heer Spekman heeft in het vorige kabinet geprobeerd om de wetgeving met een amendement te veranderen. De staatssecretaris van de heer Spekman ...

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter,

De voorzitter: Mijnheer Spekman, u krijgt niet meer het woord.

De heer Spekman (PvdA): Ik word gek van die jij-bakken ...

De voorzitter: Dan moet u misschien maar in een VAO die gekte in een motie zien te krijgen. U krijgt het woord niet meer.

De heer Spekman (PvdA): Dat is het enige dat de minister kan: jij-bakken. In de motie ...

De voorzitter: Mijnheer Spekman, wees eens volwassen en laat de minister zijn tweede termijn doen. U kunt straks in alle volwassenheid al uw gevoelens in een motie in een VAO kwijt. De minister heeft het woord.

Minister Leers: Wij kunnen hierover bakkeleien, maar wij kunnen ook gewoon de handelingen opvragen. Dan kunt u zien dat er een hoofdelijke stemming heeft plaatsgevonden over uw amendement. Ik doe niet aan jij-bakken, ik haal concrete feiten aan. U hebt het zelf geprobeerd bij uw eigen staatssecretaris. Ook die was er niet van overtuigd om dit te doen.

Voorzitter. Misschien is het wel mooi om af te sluiten met het antwoord aan de heer Dibi. Die zegt dat ik beter kan opstappen omdat ik onder de druk van de PVV en de heer Wilders zit. Ik snap ...

(commotie op de publieke tribune)

De voorzitter: Willen de zaalwachters het publiek van die rij verwijderen? Als er mensen in het publiek zijn die zich daarbij willen voegen, dan kan dat.

Minister Leers: Voorzitter. Ik snap vanuit de oppositierol dat de heer Dibi het liefst heeft dat het gehele kabinet opstapt. Dat is zijn goed recht. Hij haalt aan dat ik vorige week iets positiefs heb gezegd. Hij zei: deze minister kan beter gaan, want iedere keer moet hij het inslikken. Ik zeg nog een keer, wij hebben dit ook al gewisseld tijdens het mondelingevragenuurtje, dat ik nog steeds in volle overtuiging sta achter wat ik heb gezegd. Ik heb in de discussie aangegeven, dat ik het coalitieakkoord uitvoer, maar dat ik wel degelijk positief sta tegenover immigratie, mits het de goede immigranten zijn. Dat heb ik gezegd en daar blijf ik 100% achter staan.

In deze discussie zijn er twijfels over wie waarover beslist. In mijn afweging ben ik tot de overtuiging gekomen dat het niet verstandig is om het asielbeleid te herschrijven en mijn discretionaire bevoegdheid aan te wenden. Ik ben consistent geweest met mijn eigen overtuiging omdat ik het rechtvaardig vind. Ik vind het onjuist zoals de heer Dibi en anderen het voorstellen. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Ik doe dat niet en heb vervolgens aangegeven welke mogelijkheden er nog zijn. Het is aan de Kamer om daarin een keuze te maken, maar wat mij betreft is er voor Mauro helaas geen ruimte op het terrein van asiel en discretionaire bevoegdheden en is terugkeer aan de orde.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb de laatste tijd veel vragen gekregen van mensen die vragen hoe het zit met een visum en asiel. Er zijn twee verschillende procedures, reguliere vergunningen en asiel, en dat weet de minister als geen ander. De minister heeft vandaag steeds gezegd dat het geval van Mauro niet schrijnend genoeg is. Wel heeft de minister eerder gezegd dat een studievisum een opening kan zijn. Ik vind dat raar. Wij zeggen dan eigenlijk dat dit geval niet schrijnend genoeg is om een vergunning te geven, maar wij vinden het wel noodzaak om een opening te bieden via studie. Als ik de ouders was, zou ik ook alles aangrijpen, maar redenerend vanuit de politiek vind ik dit krom. Als wij zover gaan om Mauro, ondanks het feit dat hij mbo-3 doet, deze opening te bieden, zeggen wij eigenlijk: als je nu door het brandende hoepeltje springt dat wij op vier meter hoogte houden en dat geen wenselijke optie is, mag je blijven.

Minister Leers: Ik heb geprobeerd om het totale scala van mogelijkheden aan te bieden en te zeggen wat wel en niet kan. Dat heb ik ook gedaan bij het studievisum. Ik gaf precies aan om welke voorwaarden het gaat. Het kan inderdaad dat een vreemdeling een studie op mbo-niveau wil volgen in Nederland. Daar zijn een aantal randvoorwaarden voor. Als die aanvraag komt, moet je toetsen of aan die randvoorwaarden voldaan wordt. Ik heb begrepen, dat gaf de heer Knops ook aan, dat het UAF zegt dat het mogelijkheden ziet. Als zo'n organisatie daarbij betrokken is, heb ik het gevoel dat er zorgvuldig naar gekeken wordt. Die weet hoe het werkt. Ik was twee weken geleden nog bij de diploma-uitreiking van het UAF en was erg onder de indruk van het werk dat men doet. Het geeft mij het idee dat er kwalitatief goed naar gekeken wordt en dat men met kennis van zaken oordeelt, maar ik moet wel afwachten wat er komt. Als dat komt, ga ik op basis van de regels kijken en vervolgens snel een beslissing nemen.

De voorzitter: Hiermee is het debat afgerond. Ik dank de minister, zijn gevolg en het publiek voor de aanwezigheid. Ik dank mijn collega's voor de toch redelijke voortgang van dit debat.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Sterk (CDA), Van Bochove (CDA), Aptroot (VVD), Van Dam (PvdA), Knops (CDA), Brinkman (PVV), voorzitter, Voordewind (ChristenUnie), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Gesthuizen (SP), Dibi (GroenLinks), Kuiken (PvdA), ondervoorzitter, Berndsen (D66), Van Nieuwenhuizen (VVD), Schouw (D66), Van der Steur (VVD), Van Klaveren (PVV) en Taverne (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Arib (PvdA), Çörüz (CDA), Omtzigt (CDA), De Liefde (VVD), Çelik (PvdA), Smilde (CDA), Elissen (PVV), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Dekken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Bontes (PVV), De Wit (SP), Kooiman (SP), Sap (GroenLinks), Jadnanasing (PvdA), Hachchi (D66), Azmani (VVD), Pechtold (D66), Venrooy-van Ark (VVD), Kortenhoeven (PVV) en Schaart (VVD).

Naar boven