19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1407 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2011

Zoals u gemeld in mijn brief van 27 januari jl. (19 637, nr. 1392) heb ik begin dit jaar de minister van Buitenlandse Zaken gevraagd om mij middels ambtsbericht te informeren over de situatie van schoolgaande kinderen (in het bijzonder meisjes) in Afghanistan. Dit omdat mij over de situatie van verwesterde meisjes in Afghanistan tegenstrijdige berichten bereikten.

Inmiddels heeft de minister van Buitenlandse Zaken dit thematische ambtsbericht openbaar gemaakt1. Ik beraad mij over de vraag of ik aan de informatie in het bericht beleidsmatige consequenties verbind. Ik streef er naar uw Kamer daarover uiterlijk eind volgende week te berichten.

In afwachting daarvan heb ik besloten zaken aan te houden waarin een beroep wordt gedaan op de het verwesterde karakter van minderjarige vrouwelijke aanvragers. In de zaak van de Afghaanse familie Hbrahimgel heb ik de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State om dezelfde reden verzocht de zaak aan te houden.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers


X Noot
1

Gepubliceerd op de site www.rijksoverheid.nl

Naar boven