Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2011
Vandaag heeft uw Kamer bij de regeling van werkzaamheden om een brief met informatie gevraagd betreffende de uitzettingen
naar Irak die morgen staan gepland. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.
Vooraf wil ik het beleid inzake de terugkeer naar Irak in herinnering brengen. Op 24 november 2010 heb ik uw Kamer geïnformeerd
(Kamerstuk 19 637, nr. 1375) over de brief van 23 november 2010 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) en de implicaties van deze
brief voor de terugkeer naar Irak. Ook stond deze brief geagendeerd voor het algemeen overleg over opvang en terugkeer van
16 december 2010.
Met de brief van 23 november 2010 is het Hof teruggekeerd naar zijn gebruikelijke werkwijze bij verzoeken tot het treffen
van interim measures, namelijk dat deze verzoeken worden beoordeeld op hun individuele merites. De brief bevat geen aanwijzingen
dat het Hof van oordeel zou zijn dat gedwongen terugkeer naar Irak in verband met de veiligheidssituatie aldaar in het algemeen
niet verantwoord zou zijn in het licht van artikel 3 van het EVRM. Dit is inmiddels ook gebleken uit het feit dat eerdere
uitzettingen doorgang hebben gevonden zonder dat door het Hof een interim measure is toegewezen. Conclusie is dan ook dat
thans, tegen de achtergrond van een zorgvuldig toelatingsbeleid voor asielzoekers uit Irak, er in zijn algemeenheid geen juridische
belemmeringen meer bestaan tegen gedwongen terugkeer naar Irak.
Hoewel ik de betrokkenheid van uw Kamer bij dit onderwerp waardeer, ben ik verrast door het feit dat de geplande uitzettingen
op dit moment aan de orde zijn gesteld. Sinds de brief van het Hof van 23 november 2010 kunnen uitzettingen immers weer ter
hand worden genomen.
Over de uitzettingen op 16 februari: er is een overheidsvlucht die wordt georganiseerd door Zweden. Naast Nederland nemen
ook Noorwegen en Denemarken deel aan deze vlucht. De Iraakse vreemdelingen uit Nederland die met deze vlucht zullen worden
uitgezet, betreffen twee alleenstaande volwassen mannen. Voor de volledigheid meld ik u dat beide personen uiteraard ook toegang
hebben gekregen tot hun gemachtigden. Dit blijkt ook uit de vaststelling dat beide Iraakse vreemdelingen het Hof hebben verzocht
om op grond van Regel 39 van de Procedureregels van het Hof een interim measure te treffen teneinde hun uitzetting te voorkomen.
Dit verzoek is evenwel in beide zaken door het Hof afgewezen. De uitzetting met de Zweedse overheidsvlucht is derhalve in
lijn met hetgeen ik in het verleden met uw Kamer heb gewisseld.
Volledigheidshalve meld ik uw Kamer dat morgen eveneens een uitzetting van een alleenstaande volwassen man naar Irak plaatsvindt
met een reguliere lijnvlucht. Ook deze uitzetting is in lijn met hetgeen met uw Kamer is gewisseld. Ook bij deze vreemdeling
is de toegang tot de rechtsbijstand gewaarborgd, hetgeen blijkt uit het feit dat er een interim measure is aangevraagd.
Ten slotte wil ik u erop wijzen dat ook vrijwillige terugkeer naar Irak plaatsvindt. Zo staat voor morgen de terugkeer van
een Irakees met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie gepland.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers