19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1393 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2011

Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Defensie, over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) voor de uitvoering van mobiele controles van de Koninklijke Marechaussee nabij de Schengenbinnengrens.1

Mobiele controles

In het Nederlands gebied langs de grenzen met Duitsland en België voert de Koninklijke Marechaussee (KMar) mobiele controles uit, het zogenoemde Mobiel Toezicht Veiligheid (voorheen genoemd Mobiel Toezicht Vreemdelingen), ofwel MTV.

Het doel van deze controles is het tegengaan van illegaal verblijf en het bestrijden van vormen van grensoverschrijdende criminaliteit. Ter bestrijding van illegaal verblijf kan de KMar personen staande houden na grensoverschrijding ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit richten de MTV-controles zich specifiek op de bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel en identiteitsfraude. Daarnaast kan worden opgetreden bij drugsmokkel, het witwassen van crimineel geld en terrorisme en kunnen ter opsporing gesignaleerde personen worden aangehouden. Het MTV levert hiermee, naast het bestrijden van illegaliteit, een belangrijke bijdrage aan de veiligheid en opsporen en vervolgen van personen in verband met strafbare feiten.

Uitspraak

In de uitspraak van 28 december 2010 heeft de Afdeling zich gebogen over de vraag of het MTV in strijd is met de Schengengrenscode, die voorschrijft dat de binnengrenzen zonder controle kunnen worden overschreden. De Afdeling heeft – kort gezegd – op grond van de Schengengrenscode geoordeerd dat controles aan de binnengrens zijn geoorloofd zolang deze niet het effect hebben van een grenscontrole. Hoewel de Afdeling bevestigt dat het MTV een ander doel heeft dan grenscontrole, oordeelt zij dat dit niet betekent dat de MTV controles niet het (onbedoelde) effect van grenscontrole kunnen hebben. Om dat effect te voorkomen zouden in een wettelijk voorschrift voldoende waarborgen moeten zijn neergelegd. De huidige regels over MTV neergelegd in paragraaf A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 voldoen niet, aldus de Afdeling: het zijn beleidsregels en geen wettelijke voorschriften en zij bevatten niet de benodigde waarborgen. De Afdeling heeft geoordeeld dat nu de staandehouding in het kader van MTV onrechtmatig was, de daaropvolgende inbewaringstelling eveneens onrechtmatig is.

Gevolgen van de uitspraak

De uitspraak van de Afdeling heeft directe gevolgen voor de uitvoering van het MTV. Uit de uitspraak volgt dat controles nabij de grens met België en Duitsland, die zijn gebaseerd op artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 en A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 onrechtmatig zijn. Hiermee is een deel van de vreemdelingrechtelijke bevoegdheden van de KMar vooralsnog niet toepasbaar. Er wordt nu zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de beperkte mogelijkheden die het vreemdelingenrecht nog biedt. De uitspraak ziet niet op de strafrechtelijke bevoegdheden van de KMar.

De uitspraak is aanleiding om de MTV controles met spoed van een deugdelijke juridische basis te voorzien. Daartoe zal op korte termijn een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden voorbereid.

Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om te kijken naar het regelen van een eigenstandige wettelijke taak voor de KMar ten aanzien van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.

Zowel bij de juridische uitwerking als de operationele invulling zal de harde aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit die in Nederland plaatsvindt door in andere landen verblijvende vreemdelingen of illegalen, een belangrijk uitgangspunt blijven.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers


XNoot
1

Op 28 december 2010 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in hoger beroep uitspraak gedaan in de zaak nr. 201010790/1/V3. De uitspraak bevestigt het arrest van het Europese Hof van Justitie van 22 juni 2010 inzake Melki en Abdeli (C-188/10 & C-189/10) en vormt tevens een verduidelijking van dit arrest waarmee antwoord wordt gegeven op prejudiciële vragen van Frankrijk aangaande uitvoering van mobiele controles in het gebied van de Schengenbinnengrens (binnen het kader van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, de Schengengrenscode).

Naar boven