Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2010
In deze brief informeer ik uw Kamer over het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Ivoorkust.
Voor Ivoorkust geldt thans een bijzonder beleid. Voor geheel Ivoorkust geldt een beleid van categoriale bescherming op grond
van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw. Dit beleid is ingesteld op 28 november 2005 omdat de situatie in Ivoorkust op dat
moment instabiel was en in potentie ontvlambaar. Ook was de UNHCR tegen de gedwongen terugzending van uitgeprocedeerde Ivoriaanse
asielzoekers naar Ivoorkust vanwege de slechte veiligheids- en mensenrechtensituatie in heel Ivoorkust.
Op 18 december 2009 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de toenmalige Staatssecretaris van Justitie geïnformeerd over
het beleid van Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust.
In al deze landen wordt geen speciaal beleid gevoerd ten aanzien van asielzoekers uit Ivoorkust, en wordt op individuele basis
beslist op asielverzoeken uit Ivoorkust.
Op 26 januari 2010 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht over Ivoorkust uitgebracht. Uit dit ambtsbericht
komt het volgende naar voren:
Na de in oktober 2000 gehouden presidentiële verkiezingen, die werden gekenmerkt door chaos en geweld, was in Ivoorkust sprake
van ernstige gewelddadigheden tussen rebellen en het regeringsleger. Op 4 maart 2007 is door de strijdende partijen het «Vredesakkoord
van Ouagadougou» ondertekend. De belangrijkste afspraken in het vredesakkoord betreffen de algemene identificatie van de bevolking,
verkiezingen en ontwapening. De ondertekening van het akkoord, alsmede de benoeming van de leider van de rebellenbewegingen
Forces Nouvelles (FN), Guillaume Soro, tot premier, leidde tot vermindering van de politieke spanningen in het land. Uit het
ambtsbericht blijkt dat deze verbeteringen in de politieke situatie in de afgelopen jaren stand hebben gehouden en zich verder
hebben bestendigd. Het ambtsbericht meldt dat volgens de secretaris-generaal van de VN de politieke activiteiten die in de
verslagperiode plaatsvonden in een positieve sfeer zijn verlopen en dat het vredesproces in Ivoorkust door internationale
bronnen als onomkeerbaar wordt beschouwd, al zal het waarschijnlijk nog jaren duren voordat de afspraken uit het vredesakkoord
volledig geïmplementeerd zullen zijn. Tevens vermeldt het ambtsbericht dat de veiligheidssituatie, met name gedurende de laatste
maanden van de verslagperiode, een verbetering heeft laten zien, en dat de mensenrechtensituatie enigszins is verbeterd.
De UNHCR adviseert landen van opvang om asielaanvragen van Ivorianen op hun individuele merites te beoordelen volgens de in
het Vluchtelingenverdrag vastgestelde procedures en daarbij aandacht te schenken aan uitsluitingsgronden zoals verwoord in
artikel 1F van hetzelfde verdrag. UNHCR vraagt daarbij speciale aandacht voor Ivorianen afkomstig uit specifieke gebieden
(met name in het westen) in Ivoorkust.
Gelet op het bovenstaande, acht ik geen grond meer aanwezig om het beleid van categoriale bescherming nog voort te zetten.
De intrekking van het beleid van categoriale bescherming houdt in dat de vergunningen voor bepaalde tijd die op grond van
dit beleid zijn verleend zullen worden herbeoordeeld. Asielzoekers uit Ivoorkust die asiel aanvragen in Nederland zullen niet
langer op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw een vergunning kunnen krijgen. Vanzelfsprekend zullen asielzoekers
die op individuele gronden aannemelijk kunnen maken bescherming nodig te hebben nog steeds in aanmerking komen voor een vergunning.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin