nr. 1316
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2009
Met deze brief informeer ik u over het landgebonden asielbeleid Afghanistan
naar aanleiding van het ambtsbericht over Afghanistan dat in april jl. is
uitgebracht door de minister van Buitenlandse Zaken. Voorts licht ik u met
deze brief in over het landgebonden asielbeleid Libië.
Landgebonden asielbeleid Afghanistan
Bij brief van 15 april 2009 is door de minister van Buitenlandse
Zaken een nieuw ambtsbericht uitgebracht over de algehele situatie in Afghanistan.
Op 19 maart jl. heeft de minister van Buitenlandse Zaken in een brief
het beleid van de ons omringende landen Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk,
Zweden en Denemarken ten aanzien van Afghaanse asielzoekers toegelicht.
Categoriaal beleid
Hoewel het nieuwste ambtsbericht aangeeft dat de situatie in Afghanistan
is verslechterd, wordt geen aanleiding gezien om een beleid van categoriale
bescherming in te stellen. Hiervoor is doorslaggevend dat, blijkens het bericht
van de minister van Buitenlandse Zaken van 19 maart 2009, de ons omringende
landen geen bijzonder beleid voeren ten aanzien van Afghaanse asielzoekers.
Alleen België kent een bijzonder beleid voor asielzoekers uit bepaalde
delen van Afghanistan. Gezien de homogeniteit van de informatie over het beleid
van de andere landen, wordt hieraan meer gewicht toegekend dan aan het gegeven
uit het ambtsbericht dat de situatie in Afghanistan is verslechterd.
Nog los van de argumenten neergelegd in de standpuntverkennende notitie «Visie
op bescherming» d.d. 11 december 2009, is er gezien het vorenstaande
ook inhoudelijk geen aanleiding voor het voeren van een beleid van categoriale
bescherming.
Alleenstaande vrouwen
Het ambtsbericht schrijft dat de situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan, vooral buiten Kaboel en andere grote steden, buitengewoon slecht
blijft. Geweld tegen vrouwen is diepgeworteld in de Afghaanse samenleving
en de positie van vrouwen verslechtert. Het concept«alleenstaande vrouw»
is voor de Afghaanse maatschappij niet makkelijk te vatten: vrouwen horen
getrouwd te zijn. Alleenstaande vrouwen die op zichzelf wonen lopen een verhoogd
risico op mishandeling en ontvoering.
In het huidige beleid worden «alleenstaande vrouwen» aangemerkt
als kwetsbare minderheidsgroep en als specifieke groep in de zin van artikel
29 , eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet.
Om de Afghaanse vrouwelijke asielzoeker minder afhankelijk te maken van
in Afghanistan verblijvende familieleden zoals broers, ooms of neven, heb
ik besloten de omschrijving van alleenstaande vrouw in het landgebonden asielbeleid
Afghanistan in de Vreemdelingencirculaire anders in te vullen.
Een vrouw wordt aangemerkt als alleenstaand indien zij ongehuwd is of
de huwelijksband met de echtgenoot waarmee ze ten tijde van haar vertrek uit
Afghanistan gehuwd was als verbroken kan worden beschouwd, dan wel de band
met het gezin waartoe ze behoorde ten tijde van haar vertrek uit Afghanistan
als verbroken kan worden beschouwd.
In een Wijzigingsbesluit van de Vreemdelingencirculaire met betrekking
tot het asielbeleid ten aanzien van Afghanistan wordt deze aanpassing nader
uitgewerkt.
Met deze wijziging verwacht ik dat een wat grotere groep vrouwen zal worden
aangemerkt als alleenstaande vrouwen. Te denken valt aan meisjes die als minderjarigen
met hun ouders naar Nederland zijn gekomen, inmiddels meerderjarig zijn geworden
en niet langer feitelijk deel uitmaken van het gezin. Met de nieuwe definitie
van alleenstaande vrouwen hoop ik meer recht te doen aan de situatie van met
name deze groep.
Personen werkzaam in risicofunctie
Volgens het ambtsbericht vinden veel aanslagen plaats op politici, gezagsdragers,
leraren, dorpsoudsten, gemeenschapsleiders, mensenrechtenactivisten, journalisten
en voedselconvooien. Ik zal deze groep aanmerken als groep waarvoor bijzondere
aandacht bestaat.
Landgebonden asielbeleid Libië
Het in het beleid genoemde vertrek- en besluitmoratorium is reeds gedurende
geruime tijd verstreken waarmee de werking daarvan van rechtswege is vervallen.
Sedertdien bestaan geen beleidsmatige belemmeringen om op asielaanvragen te
beslissen en indien aan de orde af te wijzen en het vertrek ter hand te nemen.
In deze handelswijze zie ik mij gesteund door de jurisprudentie van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaak nr. 200802086/1) en het feit
dat in ieder geval Zweden in het recente tijdvak ook uitgeprocedeerde asielzoekers
heeft teruggestuurd naar Libië.
Uiteraard wordt bij de beoordeling van de asielrelazen van Libische asielzoekers
grote zorgvuldigheid betracht. Zoals in alle gevallen geldt ook voor Libische
asielzoekers dat indien het relaas geloofwaardig is, maar de beschikbare bronnen
het relaas niet bevestigen en nieuw onderzoek niet mogelijk blijkt, dit bij
het nemen van de beslissing op de aanvraag niet in het nadeel van de vreemdeling
doorwerkt. Hervorenstaande zal in een komende wijziging van de Vreemdelingencirculaire
worden uitgewerkt.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin