19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 1266
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2009

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 2 april 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over:

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 13 maart 2009 over de rapportage vreemdelingenketen juli-december 2008 (19 637, nr. 1257);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 27 maart 2009 over de beantwoording van vragen van de commissie voor Justitie (19 637, nr. 1259);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 4 november 2008 over de voortgangsrapportage pilot beschermde opvang (27 062, nr. 63);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 10 december 2008 over terugkeer zonder vervangende reisdocumenten (19 637, nr. 1242);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 23 januari 2009 over uitvoering van de aangenomen moties Blauwdruk modern migratiebeleid (30 573, nr. 32);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 5 maart 2009 over de tussenevaluatie taskforce Huisvesting Statushouders (31 018, nr. 49).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Van de Camp Griffier: Nava

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: het is een gigantische chaos bij de IND. Dat was in het verleden al zo, maar het is helaas nog steeds het geval. De onderliggende stukken, met name de antwoorden op de feitelijke vragen, spreken boekdelen. Ik pak er enkele dingetjes uit. Er kon geen serieus antwoord worden gegeven op de vraag hoe vaak vreemdelingen gemiddeld partners of familieleden naar Nederland halen. Er wordt geen fraude bij asielaanvragen geregistreerd. De IND houdt ook niet bij hoeveel asielzoekers wel of niet over identiteitsdocumenten beschikken. Het aantal schijnrelaties is onbekend. Dat zelfde geldt voor de hoeveelheid adrescontroles die zijn verricht om schijnrelaties tegen te gaan. Het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat een vreemdeling start, kan de staatssecretaris ons ook al niet geven.

Ik kan zo nog een tijdje doorgaan, maar het is duidelijk dat zelfs de meest elementaire informatie gewoon niet voorhanden is. Ik heb hier eerder op gewezen en toen heeft de staatssecretaris beterschap beloofd, maar wij weten nog steeds niets. Ik vind dat treurig, want kwaadwillende vreemdelingen zijn natuurlijk de lachende derden. IND-medewerkers moeten namelijk met dezelfde gebrekkige informatie werken als wij hebben gekregen. Zij weten dus ook niets over bijvoorbeeld het fraudeverleden van een persoon. Gevreesd mag worden voor veel ten onrechte verleende verblijfsvergunningen door de IND-chaos. Ik roep de staatssecretaris dan ook nogmaals op om heel snel orde op zaken te stellen bij de falende IND. Het is onacceptabel dat wij de vele problemen rond immigratie niet eens duidelijk in kaart kunnen brengen.

Voorzitter. Dan de cijfers die wel bekend zijn, en die zijn rampzalig. Onder dit kabinet is vorig jaar een immigratierecord gebroken: ruim 140 000 migranten zijn tot Nederland toegelaten. Dat is een stad zo groot als Amersfoort en dat in één jaar. Deze voortgaande massa-immigratie moet natuurlijk een halt worden toegeroepen, anders blijft het met het oplossen van alle met immigratie samenhangende problemen natuurlijk dweilen met de kraan open. Tegen beter weten in stel ik de vraag of de staatssecretaris, of het kabinet het hiermee eens is.

Of het nu gaat om de asielinstroom, de arbeidsmigratie of de gezinsmigratie, op alle fronten neemt het aantal migranten zorgwekkend toe. Ik begin bij de gezinsmigratie, wellicht de meest problematische migratievorm. De gezinsmigratie is vorig jaar ten opzichte van 2007 met duizenden migranten toegenomen. Geen wonder als je nog steeds een onbeperkt aantal partners achter elkaar uit het land van herkomst naar Nederland kunt halen. Geen wonder als je gezinsmigranten na drie jaar een zelfstandige verblijfsvergunning geeft, met als resultaat natuurlijk dat relaties vaak niet langer dan die periode duren, waarna beide ex-partners gewoon weer nieuwe partners uit het buitenland halen. Ik roep het kabinet op om eindelijk eens op deze beide zaken in te grijpen, als begin. Pak fraudeurs aan. Om schijnrelaties op te sporen, moet alles op alles worden gezet. Daarom vind ik het bijzonder storend dat de staatssecretaris ons niet kan vertellen hoe vaak de Vreemdelingendienst adrescontroles heeft verricht. Maar hoeveel het er ook zijn, voor de PVV-fractie zijn het er niet genoeg. Wanneer er geen vermoeden is van fraude moeten er ook steekproefsgewijs controles plaatsvinden om misbruik van het beleid te ontmoedigen. Natuurlijk moeten mensen die de boel bedonderd hebben met een schijnrelatie voorgoed van gezinsmigratie worden uitgesloten. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Ook de asielinstroom is veel te hoog. Dat komt mede door het categoriale toelatingsbeleid voor Somaliërs. Ik vraag het kabinet om daar onmiddellijk mee te stoppen. Die open uitnodiging voor grote groepen mensen kunnen wij ons echt niet permitteren, ook als je in ogenschouw neemt dat elke opvangplaats bij het COA meer dan € 20 000 per jaar kost.

De inherente afwijkingsbevoegdheid wordt gebruikt om mensen die niet of niet helemaal aan de toelatingsvoorwaarden voldoen toch een verblijfsvergunning te geven. Het is toch vreemd dat wij ook daarvan niet weten hoe vaak dit gebeurt? Ik vraag de staatssecretaris om dit alsnog na te gaan en bij te houden. Dit is belangrijk omdat ik veel voorbeelden ken van zaken waarin op deze manier door de IND-medewerkers lukraak en gemakzuchtig met verblijfsvergunningen wordt gestrooid, ook wanneer in de verste verte geen onbillijke situatie ontstaat als je vast zou houden aan de toelatingsvoorwaarden.

Staatssecretaris Albayrak: Ik moet even reageren op deze beschuldiging aan het adres van IND-medewerkers. De heer Fritsma moet zijn beschuldiging staven met een voorbeeld waarin tegen de toelatingsvoorwaarden in vergunningen zijn verleend.

De heer Fritsma (PVV): Dat kan. Ik heb een voorbeeld bij me. Ik kan het laten kopiëren.

Staatssecretaris Albayrak: Graag.

De heer Fritsma (PVV): Even ter toelichting: het is een praktijkvoorbeeld waarbij gebruik is gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid bij een moeder uit Afghanistan met negen kinderen.

De heer Anker (ChristenUnie): Het is een tijdje rustig geweest aan het front, maar nu gaan weer allerlei stukken met persoonsgegevens over tafel. Wij moeten hier zorgvuldig mee omgaan. Persoonsgegevens mogen niet in een verslag terechtkomen.

De voorzitter: De griffier zal het stuk bekijken. Als het herkenbare gegevens bevat, stel ik voor om het alleen aan de staatssecretaris mee te geven en niet openbaar te maken.

De heer Fritsma (PVV): Het stuk bevat herkenbare gegevens. Wat mij betreft, kunnen de persoonsgegevens onleesbaar worden gemaakt waardoor het voorbeeld geanonimiseerd wordt. Dat is wel zo netjes. De staatssecretaris vraagt mij om een voorbeeld, dus dat geef ik met plezier. Het is een illustratie van de wijze waarop IND-medewerkers lukraak en gemakzuchtig verblijfsvergunningen verstrekken, terwijl niet aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan.

De voorzitter: Uw stellingname is duidelijk. U hebt de vraag van de staatssecretaris bij interruptie kunnen beantwoorden. Wij willen de privacy van personen beschermen, dus wij bekijken nog even hoe wij dit voorbeeld ter beschikking stellen aan de staatssecretaris, respectievelijk de collega’s.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Het procedure stapelen is een megaprobleem dat overal en altijd weer terugkomt in de hele vreemdelingenketen. Wij zien het nu ook weer in de stukken. Zo wordt heel vaak de vreemdelingenbewaring opgeheven vanwege nieuwe verblijfsaanvragen. Zo worden ook vaak procedures voor een laissez-passer, een vervangend reisdocument, ingetrokken vanwege nieuwe verblijfsaanvragen. Hoeveel bewijs moeten wij nog hebben dat vreemdelingen hun verblijf in Nederland kunnen rekken door eindeloos door te procederen? Zij doen dit vaak in de hoop op een nieuwe pardonregeling die ze – treurig genoeg – ook steeds weer krijgen, waardoor het gebed zonder einde helemaal nooit meer ophoudt.

IND-dossiers hebben vaak de dikte van vijf keer het telefoonboek van Amsterdam en zitten vol met vooral reguliere verblijfsaanvragen. Er zijn zelfs IND-dossiers die in een krat vervoerd moeten worden. Vaak wordt de hele trits verblijfsmogelijkheden afgegaan: asiel, verblijf bij partner, verblijf bij inmiddels in Nederland geboren kind, verblijf voor medische behandeling, verblijf voor arbeid, verblijf voor studie en ga zo maar door. Kan dit nu echt niet stoppen?

De heer De Wit (SP): Voorzitter. De cijfers over het tweede halfjaar van 2008 tonen een stijging van de binnenkomst van asielzoekers. De grootste aantallen komen uit Somalië en Irak. Meer dan twee derde van de eerste aanvragen zijn toe te schrijven aan deze twee landen. Het categoriale beschermingsbeleid voor Centraal-Irak is inmiddels afgeschaft. De staatssecretaris heeft gezegd, de Kamer een uitgebreid standpunt over Somalië te doen toekomen. Gisteren heeft zij dat in een ander debat nog eens bevestigd. Uit de antwoorden op de vele vragen over de rapportage blijkt dat in ieder geval sinds december 2008 twee derde van de aanvragen uit Irak inmiddels wordt afgewezen. Niet duidelijk is hoeveel van deze vreemdelingen uit Centraal-Irak afkomstig zijn. Het beeld dat iedere Irakees een verblijfsvergunning krijgt, is hiermee wel uit de wereld geholpen. Het aantal aanvragen uit Centraal-Irak daalt. Wat Somalië betreft, wacht mijn fractie het nadere standpunt van de staatssecretaris af.

Ik refereer aan mijn Kamervragen over alleenstaande vrouwen die teruggestuurd worden naar Noord-Irak. Zij krijgen een vliegreis naar Bagdad en van daaruit moeten ze naar Noord-Irak zien te komen. Zij krijgen daar wel een bedrag voor mee, maar veel organisaties vragen zich af of die route wel verantwoord is. Ik verzoek de staatssecretaris om hier met spoed naar te kijken.

Over 2007 werd ongeveer de helft van de vreemdelingen die in bewaring waren genomen weer in vrijheid gesteld. De cijfers die in de antwoorden op de vele vragen hierover worden genoemd, kan ik nauwelijks geloven. In antwoord op vraag 100 wordt gesteld dat ruim 85% van de vreemdelingen die in 2008 in bewaring zijn gesteld per medio maart 2009 weer in vrijheid is gesteld. De voorzitter van de commissie Integraal Toezicht Terugkeer, de heer Gualthérie van Weezel, zegt dat 70% van de vreemdelingen die in bewaring zijn genomen daadwerkelijk wordt uitgezet. Die aantallen kan ik niet met elkaar rijmen. Hoe zit dit nu precies?

Het kan aan mij liggen, maar ik vind de rapportage lastig om te lezen. Ik heb overigens niet dezelfde kritiek als de heer Fritsma. Waarom kunnen wij niet volstaan met simpele staatjes van het aantal mensen dat is binnengekomen en het aantal dat is uitgestroomd, waarbij een duidelijke indeling in categorieën gemaakt kan worden? Het is voor mij niet helder omdat je heel goed moet lezen en er steeds met verschillende categorieën wordt gewerkt. Kan dit niet een stuk duidelijker?

Mijn fractie is voorstander van zorgvuldige en snelle beslissingen over alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In de discussie over de wijzigingen die in de Vreemdelingenwet zouden moeten worden aangebracht, is door mijn fractie instemming betuigd met het voornemen om ruimer de tijd te nemen. Dat zou ook ten aanzien van minderjarigen moeten gebeuren. Er is behoefte aan een zorgvuldiger procedure aan het begin zodat er sneller duidelijkheid is en er eerder maatregelen kunnen worden getroffen. Kinderen die terug kunnen, zullen ook terug moeten.

Mijn fractie doet de suggestie of het niet verstandig is om zaken rond alleenstaande minderjarigen bij één rechtbank te centraliseren. Nederland heeft niet voor niets een systeem van kinderrechters opgezet. Bij het vreemdelingenrecht zijn er geen gespecialiseerde rechters, maar wellicht is het goed om daar voor zaken rond alleenstaande minderjarigen toe over te gaan. Ik denk hierbij aan gespecialiseerde kinderrechters. Wil de staatssecretaris hierover eens met de Raad voor de Rechtspraak overleggen?

De kleinschalige opvang is overvol. Er wordt gezocht naar oplossingen voor dit probleem, maar dan wel in die zin dat minderjarigen weer in asielzoekerscentra of in huiskamerprojecten terechtkomen. Voor de beschermde opvang is speciale begeleiding nodig. Die begeleiding, het toezicht en ook het onderwijs worden door deze maatregelen bemoeilijkt. Hoe staat het met de beschermde opvang? Klopt het dat er te weinig capaciteit is? Hoe kunnen bij de noodmaatregelen toch de bescherming en andere noodzakelijke voorzieningen worden gewaarborgd? Kan de staatssecretaris bevestigen dat kinderen, mede als gevolg van de capaciteitsproblemen, te lang in het AC op Schiphol verblijven? Graag haar oordeel hierover.

De staatssecretaris is een- en andermaal ingegaan op de vraag of er sprake is van verdringing bij de huisvesting voor pardonners ten opzichte van degenen die als statushouder op een woning wachten. De taskforce Huisvesting Statushouders heeft een aantal interessante suggesties gedaan om de problemen met de huisvesting van reguliere statushouder op te lossen. Waarom blijft de taskforce van de heer Nijpels niet langer in stand om dit laatste probleem aan te pakken, nu er zo veel succes is geboekt met de huisvesting van pardonners?

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen over de onvolledigheid van gegevens die door de IND worden aangeleverd. De heer Fritsma heeft een paar voorbeelden gegeven. Ik kan mij niet aansluiten bij de opmerking dat de IND in strijd met de regels en de richtlijnen uit circulaires handelt. Ik heb daar zelf geen aanwijzingen voor. Ik hoop dat wat de heer Fritsma beweert niet klopt. Ik vind wel dat de IND beter over een aantal zaken moet rapporteren, bijvoorbeeld over het aantal gevallen van fraude en gerede twijfel. Ik wil ook weten bij hoeveel van de asielaanvragen de identificatiedocumenten geheel ontbreken. Hoeveel schijnhuwelijken zijn er en hoe wordt daarop gecontroleerd? Op die punten zou de IND veel duidelijker moeten rapporteren.

De afgelopen maanden ben ik hier en daar op bezoek geweest om mij in te werken. Het in alle opzichten grootste maatschappelijke probleem is de stapeling van beroepsprocedures en mogelijkheden tot uitstel om te voorkomen dat iemand wordt uitgezet of terug moet naar het land herkomst. Ik heb een voorbeeld uit betrouwbare bron, maar dat heb ik niet op papier. Ik heb gehoord dat de procedure van iemand uit een Afrikaans land al zestien jaar loopt. Ik zie dat de voorzitter knikt.

De voorzitter: Ik heb dat voorbeeld wel op papier.

De heer De Krom (VVD): Prachtig, misschien is dat hetzelfde geval en dan kunt u het op schrift aanleveren. Men dacht dat de betrokkene afkomstig was uit land A en daarvoor kreeg hij een laissez-passer waarna hij op het vliegtuig terug naar dat land werd gezet. Dat speelde zich twee keer af. Vervolgens was er sprake van een criminal record. Die mijnheer heeft ook nog eens hiv. Nu is vastgesteld dat hij niet uit land A, maar uit land B komt. Daarvoor is inmiddels weer een laissez-passer verstrekt, maar nu is hij ziek. Deze mijnheer is boos en dreigt andere mensen in Nederland met hiv te besmetten. Het kan toch niet dat zo iemand nog steeds in Nederland op straat loopt? Ik vind het dramatisch dat hij na zestien jaar nog steeds niet kan worden uitgezet. Ik herhaal de vraag die ik gisteren ook heb gesteld. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Ik kan mij niet voorstellen dat zij dit acceptabel vindt. Wij moeten terug naar een procedure waarbij er één keer beroep kan worden ingesteld en dat is het dan. Ik maak mij daar erg veel zorgen over.

De heer Fritsma (PVV): De mogelijkheid van één keer een beroep instellen is een idee. Uw analyse klopt. Door het stapelen van verblijfsaanvragen lopen sommigen hier al twintig jaar rond en kunnen steeds hun vertrek weer traineren. Vindt de VVD-fractie niet dat het mes moet worden gezet in het aantal reguliere aanvragen? Na een afgewezen aanvraag kun je een aanvraag indienen voor medische behandeling, voor verblijf bij een kind, voor een verblijf bij een partner enzovoorts. De mogelijkheden zijn eindeloos.

De heer De Krom (VVD): Op zich ben ik het met u eens, maar als er beroep wordt ingesteld, mag men de gehele procedure doorlopen. Daar hebben betrokkenen recht op en dat moet zo blijven. Maar er mag niet iedere keer opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning worden gedaan. Dat bedoel ik. Ik dank de heer Fritsma voor zijn interruptie waardoor ik dit belangrijke onderscheid heb kunnen aanbrengen. Ik vind inderdaad dat wij iets aan het stapelen van procedures moeten doen. Het voorbeeld dat ik noemde, was het ergste geval dat ik ben tegengekomen. Ik viel van mijn stoel toen ik dat hoorde. Dit kan niet zo doorgaan.

Het aantal asielaanvragen stijgt. Sinds de tweede helft van 2006 is het aantal bijna verdubbeld. Het gaat de verkeerde kant uit. De voornaamste oorzaak is het categoriale beschermingsbeleid. Voor Irak is dat beleid inmiddels afgeschaft en voor Somalië moet dit ook gebeuren. Ik weet dat de staatssecretaris tot mijn grote spijt hier anders over denkt.

Ook het aantal mvv-aanvragen en het aantal reguliere verblijfsvergunningen stijgen. Het beeld is dat het weer de verkeerde kan opgaat. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe zij deze trend beoordeelt en of zij überhaupt van plan is om er iets aan te gaan doen. Of wil zij wachten tot de aantallen nog vele malen hoger worden?

De beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid voor Irak per 22 november 2008 had ertoe moeten leiden dat de vergunning van iedereen die onder dat beleid een verblijfsstatus had verkregen, wordt herzien. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is de IND daar nog niet eens mee begonnen. Waarom niet?

In de krant van wakker Nederland heb ik mogen lezen dat de Vereniging van Asieladvocaten en -juristen Nederland (VAJN) buitengewoon veel lof heeft voor deze staatssecretaris. Onder Albayrak is het beleid veel neutraler en wordt het vluchtverhaal veel sneller geloofd, aldus de VAJN. Zo voorkomt ze zelfs dat er een beroep moet worden gedaan op haar bevoegdheid om uitzonderingen te maken. Ik heb dat al twee jaar niet meer hoeven doen, zegt een asieladvocaat. VluchtelingenWerk voegt daaraan toe: «Wat kenmerkend is aan het beleid van Albayrak is dat zij bij een probleem in het beleid niet zoekt naar een oplossing per geval, maar het beleid aanpast.» Welk beleid heeft de staatssecretaris in welke zin aangepast? Wat is er precies veranderd? Zijn er veranderingen die ik niet ken of ken ik die wel en was ik het daar niet mee eens?

Staatssecretaris Albayrak: Of u was nog geen lid van deze commissie.

De heer De Krom (VVD): Dat sluit ik niet uit, maar ik wil het wel graag weten. Graag een helder en duidelijk antwoord hierop.

Vandaag zijn de antwoorden binnengekomen op mijn vragen over de opvang van amv’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) in het buitenland. In het antwoord op vraag 4 schrijft de staatssecretaris dat alle 22 Angolese wezen bij terugkeer geen wees bleken te zijn. De staatssecretaris schrijft vervolgens dat dit heel plezierig is: gelukkig hebben ze wel familie. Het zou de staatssecretaris echter juist zorgen moeten baren dat wij op grote schaal worden bedonderd. Ziet de staatssecretaris dat ook zo? Zo nee, waarom niet?

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Dit is deel twee van een AO dat wij oorspronkelijk op een middag zouden houden. Ik heb slechts over een paar stukken enkele opmerkingen. De actualiteit van het afgelopen halfuur brengt mij tot de volgende vraag. Een collega van ons heeft een specifiek dossier gekregen. Dat moet van de IND afkomstig zijn. Ik zie ook wel eens een dossier, maar dat is dan met toestemming van de betrokkene. Men legt mij dat voor omdat men benieuwd is, wat ik ervan vind. Als een advocaat dat doet, heeft de cliënt daar altijd toestemming voor gegeven. Ik vraag mij af hoe de heer Fritsma dit dossier heeft gekregen. Het is niet netjes als hem dit door iemand van de IND is toegespeeld terwijl andere Kamerleden het stuk niet hebben gekregen. Het gaat om een persoonlijke zaak en ik vraag mij af of de betrokkene hier wel toestemming voor heeft gegeven. Blijkbaar staan alle gegevens er nog in. Ik vraag aan de heer Fritsma hoe hij hieraan komt. Ik vraag de staatssecretaris wat zij ervan vindt dat dit soort dossiers bij de heer Fritsma terecht kan komen en welke acties zij hier eventueel tegen wil ondernemen.

De voorzitter: Wij gaan nu niet onderling discussiëren. De heer Fritsma kan hier in tweede termijn op reageren.

De heer Anker (ChristenUnie): Deze kwestie moet vandaag wel uit de wereld.

De pilot voor beschermde opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen vind ik een prima initiatief, maar toch zijn er weer elf Indiase jongens verdwenen. Wij weten allemaal dat die geen glansrijke schoolcarrière tegemoet gaan, maar hoogstwaarschijnlijk in een vreselijk illegaal circuit terechtkomen. Dat baart mijn fractie enorme zorgen. Gelukkig wordt hierop gereageerd met extra surveillance en extra toezicht, maar ik vraag mij af hoe dit heeft kunnen gebeuren. Met de beschermde opvang wilden wij juist dit soort dingen voorkomen. Waarom zijn er pas later extra maatregelen genomen? Had dit niet kunnen worden voorzien? Heeft de staatssecretaris middelen nodig om deze opvang te verbeteren? Wij willen niet dat hier kinderen worden weggehaald door mensenhandelaren en dat zij vervolgens in Nederland of elders in Europa in de prostitutie terechtkomen.

Hoe staat het met de aanpak van mensenhandel? Gelukkig is de bestrijding van deze vreselijke misdaad een prioriteit van het kabinet. Heeft een en ander ertoe geleid dat er meer aangiftes zijn gedaan? Wordt de opsporing geïntensiveerd? Hoe staat het met de uitvoering van de motie van collega Spekman en mij over de perspectiefaanpak? Hoe gaat het met het deprogrammeren? Dit is een vreselijke term in dit verband. Wij hebben allemaal de rapportages gezien over de Nigeriaanse bende die is opgepakt. Kinderen die slachtoffer zijn van voodoo-rituelen zijn naar Nederland gebracht. Zij zijn geheel geprogrammeerd om bijvoorbeeld de prostitutie in te gaan. Hoe gaat het precies in de beschermde opvang? Komt men daar wel aan toe? Is er een dilemma tussen beveiligen enerzijds en behandelen anderzijds?

Wat de huisvesting betreft, is het heel fijn dat op de website thuisgeven.nl te zien is dat er geen rode gebieden meer in Nederland zijn. In het grootste gedeelte ligt men op schema met het huisvesten van pardonners. In sommige gebieden ligt men zelfs voor op schema. De taskforce geeft aan dat de laatste 19% de lastigste categorie is om te huisvesten. Daar zitten veel alleenstaanden bij die inmiddels een netwerk hebben opgebouwd. De taskforce constateert dat er een discrepantie is tussen hun huidige omgeving en waar zij uiteindelijk terecht zullen komen. Hoe wordt omgegaan met mensen die een netwerk hebben opgebouwd, een opleiding volgen of een baan hebben? Toen het pardon werd ingesteld, was er soort convenant tussen onderwijsorganisaties, een deel van het bedrijfsleven en woningbouwcorporaties om te proberen om deze mensen zo snel mogelijk een plekje te geven in de Nederlandse samenleving. Wat is het beleid ten aanzien van de restcategorie? Krijgt iemand die in het zuiden van het land een opleiding volgt en ergens in het noorden een huis krijgt, begeleiding, zodat hij zijn opleiding kan afmaken?

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Complimenten aan het kabinet en aan de taskforce Huisvesting Statushouders voor het geweldige resultaat. Dat is een prestatie van formaat en dat mag ook wel eens gezegd worden. Binnen zeer korte tijd zijn zeer veel mensen gehuisvest, terwijl men dacht dat het veel langer zou duren. Er zijn ook knelpunten aan het licht gekomen. Hoe flexibel zijn wij bij het gunnen van woonruimte op een bepaalde plek? Sommigen zijn aan een bepaalde plaats gebonden door opleiding of beroep, terwijl zij dan vervolgens ergens in niemandsland een plek aangeboden krijgen. Die flexibiliteit zou groter moeten zijn.

Er zijn gemeenten die hieraan niet zo graag meewerken. De heer De Krom heeft gevraagd of het aan het generaal pardon ligt dat sommige gemeenten de taakstelling niet vervullen. Ik vraag de staatssecretaris of de gemeenten die nu de taakstelling niet halen, die ook niet haalden in 1997, in 1999 en 2001, dus in de jaren dat er nog geen sprake was van een generaal pardon. Ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat in 80% van de gevallen dit dezelfde gemeenten betreft. Ik heb die lijst nog niet gezien, dus het is wel gok. Ik ben zeer aan mijn hand gehecht, maar ik weet dat sommige gemeenten het gewoon niet willen en iedere keer met een nieuwe smoes komen.

De heer De Krom (VVD): Hoe verklaart u dat het aantal personen in de centrale opvang die op huisvesting wacht sinds juli 2008 weer groeit?

De heer Spekman (PvdA): Een oorzaak is dat een aantal gemeenten het helemaal niet ziet zitten om deze groep te huisvesten. Door de extra power van de taskforce samen met de staatssecretaris is er wat losgekomen dat normaal gesproken niet in het vat zat. Sommige gemeenten hadden een enorme achterstand bij het vervullen van de taakstelling. Nu de extra kracht van de taskforce voor de reguliere groep wegvalt, gaan gemeenten weer achterover leunen. Overigens zit een aantal gemeenten ver boven de taakstelling. Dat zijn dezelfde gemeenten die in het verleden ook meer deden dan nodig was. Aan de opstelling van gemeenten verandert niets.

De heer De Krom (VVD): Is uw conclusie dat er geen extra druk op gemeenten is ontstaan om woningen beschikbaar te stellen?

De heer Spekman (PvdA): Dat was niet de reden dat de gemeenten die toch al een achterstand hadden nu ineens een veel grotere achterstand hebben opgelopen. Deze gemeenten liepen al steeds grotere achterstanden op.

De beschermde opvang heeft onze steun. Dat geldt ook voor de actie in Nigeria om te voorkomen dat meisjes naar Nederland worden gebracht. Wij weten dat zij maar met één doel hierheen worden gehaald en dat is om in de prostitutie gejaagd te worden. Het baart mij grote zorgen dat deze actie niet heeft geleid tot ook maar één aanmelding van zo’n meisje. Dat toont aan dat het systeem in Nigeria door en door corrupt is, dat het tevoren is ingeseind en dat de tunnel die wij hebben gedicht, vervangen is door een tunnel naar een ander continent, maar dan wel met dezelfde eindbestemming. Ik maak mij grote zorgen over mensensmokkel want dit is een gouden handel. Heel veel mensen verdienen er groot geld aan. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris de aanpak hiervan op de Europese agenda tot een absolute topprioriteit maakt. De route via Oost-Europa ligt open. Veel vrouwen komen via die route en niet zelden via Nederland toch weer binnen. Misschien dan niet meer als amv maar als een illegaal die meteen uitgebuit kan worden. De goedverdienende heren die in deze handel zitten, maken gewoon kansberekeningen. Ik maak mij hier grote zorgen over. Ik vind het goed dat wij hiertegen optreden, maar het wordt pas echt effectief als meer landen hiertegen optreden, dus als het bij de leiders van alle betrokken regeringen tussen de oren komt dat hier een einde aan gemaakt moet worden.

Jongeren vormen een kwetsbare groep. Ik vind het belangrijk dat er een herijking van het amv-beleid komt. Hoe staat het daarmee? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Anker over de uitvoering van onze motie. Durven wij er in Nederland voor te kiezen om af en toe een jongere hier te houden die het eigenlijk niet had verdiend om de pakkans van de grote boeven te vergroten? Waar staat Nederland in deze politieke keuze? Als je ieder misbruik koste wat kost wilt voorkomen – ik noem ook de B9-regeling – geef je echte slachtoffers van mensenhandel niet het veilige gevoel dat zij nodig hebben om aangifte te doen. Dat is een dilemma. De daders komen ermee weg omdat de slachtoffers bang zijn om aangifte te doen. Het is goed dat het kabinet zo veel werk heeft gemaakt van het opsporen van die Nigeriaanse bende, maar vervolgens zitten de betrokken meiden in hun hoofd langer in de gevangenis dan de goedverdienende heren.

Ten slotte de beschermde opvang. Ik ben benieuwd of er sinds het verschijnen van de brief nog steeds jongeren zijn verdwenen.

Er is al veel over de getallen gezegd. Ik vind het een prestatie van formaat dat, in tegenstelling tot de vorige periode, daadwerkelijk prioriteit is gegeven aan de criminele asielzoekers en vreemdelingen en dat mensen ook daadwerkelijk terugkeren naar het land van herkomst. Ik hoop dat het kabinet daarmee doorgaat en dat de cijfers nog hoger worden. Wat de andere groepen betreft, vind ik dat er nog vaak sprake is van «met onbekende bestemming vertrokken». Ik ben benieuwd naar de brief en het kabinetsoverleg over de relatie met Ontwikkelingssamenwerking. De Kamer heeft enkele keren Ontwikkelingssamenwerking betrokken bij het belang van terugkeer. Er is in deze commissie en in een andere commissie, in aanwezigheid van minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking, over gesproken, maar het komt nog niet terug in de monitor. Ik heb de indruk dat Ontwikkelingssamenwerking nog niet kabinetsbreed erbij wordt betrokken.

Voorzitter: De Wit

De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Ik ga allereerst in op de Rapportage Vreemdelingenketen, periode juli–december 2008. Gezien de cijfers van januari en februari 2009 zet de stijging van het aantal asielzoekers door. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen? Is dat een reden voor zorg en paniek of is dit een reden voor aanvullende maatregelen? Het lijkt mij verstandig om op tijd na te gaan wat de realiteit van het aantal aanvragen is en om niet halverwege dit jaar opeens in paniek te raken of met omvangrijke maatregelen te komen die het gehele asielbeleid destabiliseren.

De heer De Krom (VVD): Wat is het oordeel van de CDA-fractie over deze omhooggaande trend?

De heer Van de Camp (CDA): Die vinden wij zorgelijk. Vorig jaar kwamen er grote aantallen mensen uit Irak en Somalië en nu uit Somalië en Irak. Hoe gaan wij daarmee om?

De heer De Krom (VVD): Dat is een vraag, maar verbindt de CDA-fractie daar conclusies aan? Vindt de CDA-fractie bijvoorbeeld dat het categoriaal beleid voor Somalië afgeschaft moet worden?

De heer Van de Camp (CDA): Ik wil het inderdaad niet alleen laten bij het uitspreken van zorg. Het mag bekend zijn dat mijn fractie in het algemeen geen voorstander is van categoriaal beleid. In dat opzicht waren wij er ook tevreden mee dat het categoriaal beleid voor Irak werd afgeschaft. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris af. Wellicht dat ik uw vraag in tweede termijn kan beantwoorden.

Voorzitter. Over de leesbaarheid van de rapportage is door collega’s al een aantal vragen gesteld. Daarom houd ik er niet van om als laatste te spreken. Ik heb een halfjaar geleden al gezegd dat er bij mijn fractie irritatie is over de leesbaarheid van de rapportage. Er wordt voortdurend gewerkt met grafieken en percentages en niet met absolute cijfers. Als je wilt weten hoeveel aanvragen voor gezinsmigratie in deze periode zijn gehonoreerd, dan is dat niet te achterhalen. Je weet dan alleen een percentage, maar je kunt niet constateren dat er bijvoorbeeld 7000, 3000 of 400 mensen zijn binnengekomen. Er zijn wel 30 900 aanvragen behandeld. In 33% betrof het gezinsmigratie en van die aanvragen is 91% ingewilligd. Als je dat echter wilt omrekenen naar een getal, dan kan dat niet.

Een ander punt van irritatie bij mijn fractie is dat, als je de cijfers van de IND, het ministerie, het Centraal Bureau voor de Statistiek – de vierde component is mij even ontschoten – naast elkaar legt, het is alsof je in een soort rekenboekje van de Van Dale terecht bent gekomen. De cijfers zijn absoluut niet te vergelijken. Of de periodes of de fases kloppen niet. De Kamer heeft recht op goede, duidelijke informatie. Als die cijfers afwijken, ontstaat er geroezemoes over het asielbeleid. Dat willen wij niet.

Een aantal vragen die in de schriftelijke ronde is gesteld, wordt niet beantwoord. Wij vragen naar hoeveel en wat en dan geeft de staatssecretaris een «kan»-antwoord. Wij hebben bijvoorbeeld gevraagd hoeveel vreemdelingen er door het Mobiel Toezicht Vreemdelingen in vreemdelingbewaring zijn gebracht. De staatssecretaris geeft in haar antwoord aan hoe het Mobiel Toezicht Vreemdelingen in elkaar zit. Ik zou bijna zeggen: ja, daarvoor gaan wij op werkbezoek. Wij willen cijfers. Als wij vragen hoeveel mensen vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd, geeft de staatssecretaris een beschrijving van vrijheidsbeperkende maatregelen, maar geen cijfers.

Wij vinden het eigenlijk niet acceptabel dat 30% van de mensen met ernstige criminele antecedenten die in vreemdelingenbewaring zaten, weer op straat is gekomen. In de betreffende periode zijn dat 132 vreemdelingen. Collega De Krom refereerde al even aan het werkbezoek van een delegatie van de vaste Kamercommissie aan Alphen aan de Rijn. Wij zijn op de meneer gestuit die dit hele systeem zestien jaar in evenwicht heeft gehouden. Hij kan nu niet worden uitgezet op medische gronden, omdat hij niet kan reizen. Maar als hij op straat wordt gezet, dreigt hij andere mensen te besmetten met een gevreesde ziekte. Is daar nu geen oplossing voor?

De DTNV (dienst Terugkeer en Vertrek) meldt dat in deze periode het percentage «met onbekende bestemming vertrokken» 53 is. Ere wie ere toekomt, want dat was 65 tot 70%. Het percentage neemt dus af, maar in absolute getallen is het nog steeds een groot aantal mensen.

Over de pilot «beschermde opvang» is het nodige gezegd. Ik heb geconstateerd dat de instroom van amv’s sinds de pilot is afgenomen. Er zijn ook minder verdwijningen. Collega Anker heeft duidelijk geschetst dat er nog steeds jongeren verdwijnen, maar op zich is het een goede ontwikkeling dat de pilot als zodanig goed werkt.

Op de agenda staat de brief over terugkeer zonder vervangende reisdocumenten. De staatssecretaris heeft de Intergovernmental Consultations on Migration, Asylum and Refugees Group geraadpleegd (ICG). Het blijkt dat nog steeds erg weinig uitgeprocedeerde asielzoekers zonder vervangende reisdocumenten worden teruggestuurd naar het land van herkomst. De CDA-fractie vraagt om daar toch mee door te gaan. Het moet mogelijk zijn om via diplomatieke stappen meer druk op de landen van herkomst uit te oefenen. Wij hebben al eerder gezegd dat er ook een relatie met Ontwikkelingssamenwerking gelegd kan worden. Ik weet dat dit heel moeilijk is, want je komt al snel te spreken over oneigenlijke druk, maar het moet toch mogelijk zijn om grote landen van herkomst met meer diplomatieke druk te bewegen om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen.

Ik kom op de moties die zijn ingediend over de Blauwdruk modern migratiebeleid. Wij vinden, en wij worden daarin gesteund door VluchtelingenWerk, het nog steeds onbegrijpelijk dat tal van groepen migranten in dit land geen normale ziektekostenverzekering kunnen afsluiten op een redelijk korte termijn. Ik heb het dan niet alleen over kennismigranten, maar ook over mensen die met een mvv (machtiging tot voorlopig verblijf) hiernaartoe komen en over mensen die terecht nareizen in het kader van de gezinshereniging. Waarom moet het overleg tussen de staatssecretaris en minister Klink nu zo lang duren? Is dit nog een land waarin iets kan worden opgelost, vraag ik mij, beide handen ten hemel heffend, af?

Ook ik wil graag mijn complimenten overbrengen aan de taskforce Huisvesting Statushouders. Ik wil graag de vraag stellen of wij de werkgroep niet kunnen benutten om de reguliere huisvesting van statushouders beter te doen verlopen.

Voorzitter: Van de Camp

De voorzitter: Ik kom nog even terug op het stuk dat door de heer Fritsma van de Partij voor de Vrijheid is uitgereikt aan de voorzitter. Hij poneerde in eerste termijn een stelling waarop de staatssecretaris interrumpeerde met de opmerking dat zij het bewijs daarvan wilde zien. Dat is normaal in een democratisch proces. De heer Fritsma heeft vervolgens het bewijsstuk overhandigd aan de voorzitter. De voorzitter en de griffier hebben dit stuk bekeken. Zij zijn van mening dat dit geen onderdeel van deze beraadslaging kan zijn, want het betreft een individueel geval en het bevat veel persoonlijke gegevens. Het is niet gebruikelijk dat wij dit hier bespreken. Ik heb met de collega’s overlegd. Als de staatssecretaris vertrouwelijk het stuk van de voorzitter krijgt, dan kan zij daarop vertrouwelijk reageren. Ik heb haar dit voorstel voorgelegd en zij heeft daar een opmerking bij. Wij behandelen dit transparant, maar wij houden het wel netjes.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik luister altijd met plezier – ik meen dat oprecht – naar de inbreng van de heer Fritsma. Hij is ervaringsdeskundige als het om de IND gaat. Ik ben ook altijd benieuwd tot welke conclusies die jarenlange ervaring hem uiteindelijk brengt. Vaak bouwt hij zijn betoog op aan de hand van een aaneenschakeling van door hem genoemde feiten die op het moment dat wij debatteren nauwelijks door mij te toetsen zijn. Achteraf blijkt het vaak om incidenten te gaan. Soms blijken ze ook totaal niet waar te zijn. Voor mij werd er zojuist een grens overschreden toen er directe beschuldigingen werden geuit richting IND-personeel, individuele IND-medewerkers. De commissie praat hier met de staatssecretaris die verantwoordelijk is. U moet vooral mij aanspreken. In het debat kunt u elke vraag aan mij stellen. Ik ben ontzettend blij dat ik zojuist bij interruptie even het woord nam en de heer Fritsma vroeg om het bewijs te leveren voor de beschuldiging. Hij gaf mij stukken over een individuele zaak die ik even snel heb bekeken. Voorzitter. U hebt volstrekt gelijk dat ik over de details hier natuurlijk niets kan zeggen. Het is een individuele zaak, waarin naam en toenaam worden genoemd. Ik heb de zaak inhoudelijk bekeken en kan eigenlijk niet anders zeggen dan dat hier volstrekt volgens het boekje, volgens het beleid is gehandeld.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter.

Staatssecretaris Albayrak: Laat u mij even uitspreken. Ik trek een conclusie op basis van het stuk dat u mij geeft. Ik zeg dat er volstrekt in lijn met de afspraken, de regels en het beleid is gehandeld. Wij kunnen de individuele zaak niet bespreken, dat snapt u, maar ik hecht eraan om dit hier te zeggen, omdat ik de suggestie van de heer Fritsma wil wegnemen dat dit in de eerste plaats aan de orde van de dag is en dat er in de tweede plaats iets fout gaat, dat de IND-medewerkers tegen het beleid in anders beslissen. Dat is met het uitgereikte stuk al helemaal niet te bewijzen. Ik kan mij voorstellen dat er Kamerbreed behoefte is om inzage te krijgen in dit stuk en dat de Kamer wil weten waarom ik denk dat er volgens het beleid is gehandeld. Ik stel voor dat ik dit stuk geanonimiseerd doe toekomen aan de vaste Kamercommissie met daarbij de redenen waarom ik denk dat er volstrekt volgens het boekje is gehandeld.

De voorzitter: Het lijkt mij verstandig dat ik de heer Fritsma de kans geef om te reageren, maar dat het hoofdvoorstel overeind blijft dat de staatssecretaris vertrouwelijk, maar geanonimiseerd reageert op het stuk dat de heer Fritsma heeft uitgereikt.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Dit is een ongelijke strijd. De voorzitter heeft vastgesteld dat dit IND-dossierstuk vertrouwelijk is, dus mag ik er niet inhoudelijk op ingaan. Daar komt het op neer. De staatssecretaris zegt vlak erna dat er volkomen volgens het staande beleid is gehandeld. Hoe moet ik dat pareren als ik niet inhoudelijk over deze zaak mag praten? Ik vind het absurd dat een stuk eerst vertrouwelijk wordt verklaard, dat de staatssecretaris er een oordeel over geeft en dat ik daarop vervolgens niet in kan gaan. Zeg dan niks. Ik vind dit absurd. Sprekend over voorbeelden, de staatssecretaris zegt dat dit een incident is. Ik heb een aantal maanden geleden Kamervragen gesteld over 200 van dit soort zaken. Dat weet de staatssecretaris ook. Zij heeft toen gezegd dat zij daarop niet reageert omdat de beantwoording van alle vragen over de tientallen individuele zaken een zeer groot beslag zou leggen op de capaciteit van de betrokken uitvoerende diensten. Dit is geen incident. Ik heb 200 zaken aangeleverd waaruit blijkt dat het bij de IND een chaos is en dat er vergunningen worden verstrekt zonder dat aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan.

Staatssecretaris Albayrak: Als die 200 zaken op deze zaken lijken, hebben wij er in ieder geval goed aan gedaan om de IND-capaciteit en -energie daar niet in te steken. Ik weet het goed gemaakt. Ik heb gezegd dat wij dit geanonimiseerd aan de Kamer kunnen sturen. Vervolgens spraken wij over vertrouwelijkheid en het ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer geven. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen om, zodra het stuk is geanonimiseerd – dus niet te herleiden naar de persoon in kwestie – in te gaan op de gronden waarop het gezin van deze persoon in kwestie een mvv heeft gekregen om naar Nederland te reizen. Ik kan hierop een openbare reactie geven waarover de heer Fritsma mij in het openbaar elke vraag mag stellen die hij wil.

De heer De Krom (VVD): Wij moeten dit debat op dit punt staken, want geen van ons is in staat om überhaupt ook maar mee te kunnen praten. Dat is onhandig. Ik begrijp de frustratie van de heer Fritsma en ook van de staatssecretaris, maar wij zitten hier ook. Wij kunnen er op dit moment helemaal niets mee.

In reactie op het voorstel van de staatssecretaris merk ik op dat ik ook wil weten wat de bezwaren van de heer Fritsma zijn. Als ik alleen een stuk krijg van de staatssecretaris, weet ik niet wat de heer Fritsma bedoelt.

De voorzitter: Dan hebben wij een debat.

Ik stel voor, het oorspronkelijke voorstel te handhaven. De staatssecretaris reageert op het stuk dat de heer Fritsma zojuist via de voorzitter aan de staatssecretaris heeft gegeven. Wij moeten zo veel mogelijk voorkomen dat wij over vertrouwelijke stukken komen te spreken, want dat hoort niet bij de sfeer van dit huis. Als de staatssecretaris nu zegt dat zij het stuk weliswaar geanonimiseerd, maar in het openbaar kan beantwoorden, bediscussiëren respectievelijk weerleggen, stel ik voor dat wij dit voorstel overnemen. In een latere fase plegen wij dan hoor en wederhoor met de fractie van de PVV. De andere fracties nemen daar dan automatisch aan deel. Mijnheer De Krom, u kennende, laat u die kans niet voorbijgaan.

De heer De Krom (VVD): Voorzitter, zeker niet, maar ik wil iets aan het voorstel toevoegen, ook al kijkt u moeilijk. Ik wil het echter achteraf goed kunnen beoordelen. Ik stel voor dat de heer Fritsma de staatssecretaris vertrouwelijk laat weten wat zijn overwegingen zijn om te stellen dat het niet deugt en dat de staatssecretaris dat in haar brief meeneemt.

De voorzitter: Laten wij het nu niet ingewikkelder maken dan het is. Eén van de leden legt een gevoelig stuk op tafel. Ik wil ook helemaal niet discussiëren over hoe hij eraan komt en wat er allemaal gebeurd is. Dat is zijn verantwoordelijkheid. Wij moeten ervoor zorgen dat het parlementair netjes wordt ingekaderd. Ik herhaal nogmaals het voorstel. De staatssecretaris reageert op dit stuk, geanonimiseerd, maar in het openbaar. Het kan gewoon voor een algemeen overleg worden geagendeerd.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het is inderdaad voor een groot gedeelte de verantwoordelijkheid van de heer Fritsma, maar ik vind het ook een verantwoordelijkheid van de staatssecretaris dat persoonlijke dossiers niet zomaar rondgestuurd kunnen worden zonder dat mensen daarvan afweten. Ik neem de zaak hoog op.

Staatssecretaris Albayrak: De heer Anker heeft mij specifiek gevraagd wat ik met dit feit doe. Wij doen daarmee wat wij altijd doen in zo’n geval, namelijk een intern onderzoek. Indien nodig, wordt de rijksrecherche ingeschakeld. Ook deze zaak zal op die wijze worden behandeld.

De voorzitter: Ik stel voor om de reguliere beantwoording in eerste termijn aan te vangen. Het woord is aan de staatssecretaris.

Antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. De heer Fritsma heeft terecht gevraagd om blijvend aandacht voor de verbeteringen die zo hard nodig zijn bij de IND. Ik zal niet alle zaken noemen waar wij mee bezig zijn, maar op dit moment loopt er een aantal grote processen waardoor veel van de bezwaren van de heer Fritsma weggenomen zullen worden. Het vertrekpunt voor de verbeteringen was het jaar 2005, toen het rapport van de Algemene Rekenkamer beschikbaar kwam, dat zeer kritisch was, zowel over het primaire proces als over de bedrijfsvoering. De IND heeft zich deze kritiek aangetrokken. Er is een omvangrijk programma opgezet om op alle punten van kritiek van de Algemene Rekenkamer verbeteringen te realiseren. Er is daar met grote voortvarendheid aan gewerkt. Ik wil hier graag alle credits voor ontvangen, maar het proces was al gestart toen ik staatssecretaris werd. Ik heb met instemming kennis kunnen nemen van de vorderingen.

Het oordeel van de Ombudsman over het functioneren van de IND was onder andere – dat is de keerzijde van het verhaal van de heer Fritsma – dat veel individuen de dupe werden van die wanorde bij de IND, zo zeg ik even in mijn eigen woorden. Vorig jaar is er nog eens door de Rekenkamer naar gekeken. Zij gaf een positief oordeel over de vorderingen, de verbeteringen in de bedrijfsvoering. Met name is gekeken naar het wegwerken van achterstanden, de doorlooptijden en de telefonische dienstverlening. De Rekenkamer heeft aangegeven dat verwacht wordt dat de bedrijfsvoering na 2009 met alles wat nu in de pijplijn zit verder verbetert, onder andere door de invoering van het nieuwe informatiesysteem. Wij zijn daarvan afhankelijk voor het genereren van informatie.

De heer Fritsma en anderen zeggen terecht dat die informatie al sinds jaar en dag niet uit de bestanden wordt gehaald. De IND heeft zo gewerkt, zo geregistreerd, maar zo is hem dat ook gevraagd, te doen. Ik hecht er zelf bijzonder aan dat dit snel op orde komt, omdat dit van belang is voor de handhaving. Ik gaf al eerder voorbeelden, bijvoorbeeld om in het kader van de Blauwdruk modern migratiebeleid werk te maken van de handhaving. Een optimaal informatiesysteem is daarvoor noodzakelijk. Nu worden er door de IND gerichte handhavingsacties uitgevoerd aan de hand van specifieke signalen van misbruik. Ik wil dat het systeem automatisch een rood vlaggetje opsteekt op het moment dat een aantal zaken gekoppeld wordt en duidelijk wordt dat er iets atypisch aan de hand is. Daar moet nu nog vaak een concreet signaal voor zijn waar men toevallig op uitkomt. Wij komen er wel en ook snel, maar de systemen zijn nu nog niet optimaal.

De heer Fritsma noemde specifiek de schijnrelaties. Daarover is een apart debat met de Kamer gevoerd, mede in relatie tot de Europa- en de Belgiëroute. Ik heb al gezegd dat binnen het zojuist door mij genoemde grotere project, hierop specifiek de schijnwerpers worden gericht. Samen met de politie Haaglanden wordt onderzoek verricht en dat levert resultaten op. Wij zijn voornemens om dat onderzoek om te zetten in landelijk beleid. Er zijn 50 loketten. Het effect daarvan is dat kansloze aanvragen van mensen die denken dat zij ergens nog een kans maken, aan het loket worden afgedaan. Wij hebben er op zo veel momenten specifiek over gesproken, dat ik vind dat de heer Fritsma geen recht doet aan de zeer specifieke, gerichte en prioritaire aanpak van dit kabinet om fraude en misbruik maximaal te bestrijden en om de registratiesystemen daar ook maximaal voor op orde te brengen.

De heer Fritsma (PVV): Gelukkig erkent de staatssecretaris de noodzaak van informatie en het op orde brengen van de systemen om goed te kunnen handhaven. Wanneer is het op orde? Kan zij ons op de hoogte houden van het proces?

Staatssecretaris Albayrak: Als de heer Fritsma mij vraagt: wanneer komt het nooit meer voor dat op grond van de registratie bijvoorbeeld een vraag niet te beantwoorden is, dan kan ik daar geen datum voor noemen. Ik zal in tweede termijn de planning geven van het lopende project «IND bij de tijd». Daarbij zeg ik ook wanneer de resultaten verwacht worden. Zeer relevant is het project Indigo, dat ons in staat zal stellen om vollediger dan thans de gevraagde management- en beleidsinformatie te verschaffen, ook naar aanleiding van de concrete wensen van de Kamer. Een aantal zaken is met name door de heer Fritsma, maar ook door anderen genoemd. Indigo zal over een intelligente zoekmachine beschikken waarmee ook alle niet-gestructureerde gegevens, zoals brieven, telefoonnotities en beleidsinformatie, gegenereerd kunnen worden. Dat is belangrijk in het kader van de handhaving. De Kamer heeft al zeer veel informatie hierover schriftelijk ontvangen. Ik voel mij een beetje bezwaard om dat hier weer allemaal te herhalen. Het project «IND bij de tijd», INDIS, zal via een gefaseerde uitrol vanaf het najaar 2009 worden vervangen door het nieuwe informatiesysteem Indigo. Alle voorbereiding is op orde. De uitrol, de vervanging van de oude systemen door het nieuwe systeem, begint dus vanaf het najaar van dit jaar.

Ik kom op de algemene vragen over de rapportage. Er is gezegd dat de wijze van informeren de Kamer niet in staat stelt om een aantal zaken te controleren. Ik heb zelf enig geheugen op dit dossier. Ik weet dat de huidige wijze van rapporteren mede tot stand is gekomen door wensen uit de Kamer. Vroeger zaten wij in een systeem met juist veel absolute, relatieve aantallen, veel cijfers en aantallen, en dat vond de Kamer niet werkbaar, ik denk voor een deel terecht. Gaandeweg hebben wij dat geperfectioneerd, ook in samenspraak met de Kamer. Wij kunnen keteninformatie genereren. Wij kunnen nagaan hoe zaken zich tot elkaar verhouden, maar ook dit systeem is nog niet perfect. Misschien kan de Kamer wat specifieker aangeven wat zij in de rapportage wil wijzigen, zodat wij kunnen nagaan of wij dat in het proces van verbetering een plaats kunnen geven. Een dergelijke praktische afspraak helpt mij ook. De huidige wijze van rapporteren is er gekomen omdat de Kamer het anders wilde.

De voorzitter: Wij nemen uw vraag via de griffier mee naar de procedurevergadering. De opmerkingen en kanttekeningen bij de huidige vorm van rapportage zullen wij inventariseren en aan de staatssecretaris voorleggen. Zij kan daar vervolgens op reageren en nagaan wat de mogelijkheden zijn. Deze toezegging over de rapportage en het systeem ervan, is hiermee vastgesteld.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik kom bij de vragen van de individuele leden over de rapportage zelf of die daar indirect mee te maken hebben. De heer Fritsma vraagt naar de (registratie van de) inherente afwijkingsbevoegdheid. De inherente afwijkingsbevoegdheid betreft bijzondere individuele omstandigheden die afwijken van staand beleid. Het beleid dekt bijna alle gevallen, maar in de praktijk wijken sommige zaken af van waar van uit werd gegaan toen het beleid werd geformuleerd. Het gaat om individuele omstandigheden. Soms leidt het vasthouden aan het beleid in individuele zaken tot een onbillijke situatie, die niet met het beleid werd beoogd. Dan heb ik een afwijkingsbevoegdheid, althans voor bijvoorbeeld het toepassen van enkele voorwaarden. Ik geef het volgende voorbeeld. Als je een partner naar Nederland wilt halen, moet je een mvv aanvragen. Een van de eisen is dat je voldoende middelen van bestaan hebt. Iemand die chronisch, blijvend ziek is, heeft de afgelopen jaren uitgebreid aangetoond, zijn best te doen om aan een baan te komen. Dat lukt, maar het inkomen is niet volledig, dus hij zal nooit voor gezinshereniging in aanmerking komen. Dat kan een reden zijn om af te wijken van het middelencriterium of een ander criterium. Ik zeg dit ter illustratie van de wijze waarop gebruikgemaakt kan worden van de inherente afwijkingsbevoegdheid. Je wijkt dan af van een beleidsregel in een individueel geval waarin het strikt vasthouden aan de beleidsregel onevenredige gevolgen zou hebben voor het individu. Overigens vloeit dit voort uit de Awb, artikel 4:84.

Door af te wijken van het beleid breng je het alsnog onder het beleid waardoor geregistreerd wordt hoeveel mensen er op basis van dat beleid zijn toegelaten. In het systeem wordt dat nu niet afzonderlijk geregistreerd. Daarom is het daar niet uit te halen, behalve door te verwijzen naar de discretionaire bevoegdheid, waar de Kamer wel de cijfers van heeft gekregen.

De heer Fritsma, maar ook de heer De Krom heeft aandacht gevraagd voor het stapelen van procedures.

De heer De Krom (VVD): Het hernieuwd aanvragen van verblijfsvergunningen.

Staatssecretaris Albayrak: Dat heet in de volksmond het stapelen van procedures. Ook dat debat hebben wij al vaker in de Kamer gevoerd. Je kunt een vreemdeling niet belemmeren om een nieuwe aanvraag in te dienen. Je kunt wel een snelle beslissing nemen op de nieuwe aanvraag. In het coalitieakkoord is afgesproken dat onnodige herhaalde aanvragen worden tegengegaan. Er kunnen altijd nieuwe feiten en omstandigheden zijn waardoor iemand terecht de kans krijgt om een herhaalde aanvraag in te dienen. Ik aarzel even om de debatten die eerder zijn gevoerd hier nu over te doen. Wij werken met de Asielbrief toe naar een systeem waarin kennelijk onterecht ingediende herhaalde aanvragen versneld af worden gedaan. Het M50-loket speelt daarin een cruciale rol, maar dat is bekend. Als je er al niet echt geheel van overtuigd bent, is de drempel om een aanvraag in te dienen al behoorlijk hoog.

De heer Fritsma (PVV): Het snel afhandelen van de kansloze herhaalde aanvragen valt in de praktijk tegen. Zelfs als de IND dat snel doet, dan komt er weer een bezwaar, een verzoek om een voorlopige voorziening, een beroepschrift en een hoger beroep. Uiteindelijk zijn wij dan weer heel veel verder. Bovendien doen veel mensen een beroep op medische omstandigheden om procedures te rekken. Dat betekent dat er weer een medisch adviseur aan te pas moet komen. Ook die aanvragen kunnen niet snel worden afgehandeld. Dat snel afhandelen kan gewoon heel vaak niet. Dat wordt ook bewezen door de procedures die de generaal pardonners nog hadden lopen die een verblijfsvergunning hebben gekregen.

De voorzitter: Uw vraag is?

De heer Fritsma (PVV): Mijn vraag is: zorg ervoor dat het aantal procedures wat je kunt beginnen, wordt beperkt conform de aangenomen motie-Wilders, omdat snel afhandelen gewoon een fabeltje is.

Staatssecretaris Albayrak: Dat is allesbehalve een fabeltje. Wederom doet u geen recht aan het grote aantal maatregelen dat is genomen door dit kabinet om in ieder geval de voortvarende afhandeling van, maar ook het voorkomen van herhaalde aanvragen, mogelijk te maken. De Asielbrief is daarop gericht. Dat was dé opdracht uit het coalitieakkoord en die is concreet en volledig uitgevoerd. U noemt twee concrete zaken. Men kan in hoger beroep gaan. Als het een reguliere zaak is, dan mag men beroep en hoger beroep niet in Nederland afwachten. Dat betekent niet dat in je verblijf wordt berust tijdens je rechtszaak. Wat de medische zaken betreft: de gehele Asielbrief gaat er juist om, het aantal medische aanvragen nadat een asielprocedure is doorlopen maximaal terug te brengen. Wij gaan op verzoek van de Kamer na hoe je er met een snel werkend medisch filter ook die gevallen uit kunt halen die echt nog een kans moeten maken en de rest wordt vervolgens heel snel afgewezen. Ik kan de hele brief wel citeren, maar al die maatregelen zijn daarop gericht.

De heer Fritsma (PVV): Het probleem is nu juist dat de Asielbrief niet relevant is, omdat het procedure stapelen gemeengoed is bij reguliere procedures en niet bij asielprocedures. Er moet gesneden worden in de reguliere verblijfsprocedures. Wij weten dat asielzoekers juist veel reguliere verblijfsaanvragen indienen. In de onderliggende stukken kwam ik, geloof ik, op 2000 asielzoekers die na een afgewezen asielverzoek vorig jaar, een reguliere verblijfsaanvraag hebben ingediend. Daar ligt het probleem. Daar moet u zich op focussen en niet op asiel. Dat is in dit kader een veel kleiner probleem.

Als u zegt dat de procedures zo snel worden afgehandeld, hoe is het dan mogelijk dat de generaal pardonners die een verblijfsvergunning hebben gekregen in het kader van het generaal pardon, nog 20 000 verblijfsprocedures open hebben staan? Waarom zijn die procedures niet versneld afgehandeld?

Staatssecretaris Albayrak: Dat laatste is precies de reden waarom het pardon er is gekomen. Dat is nu weg. De afspraak in het coalitieakkoord was dat er een generaal pardon komt. Vervolgens bekijken wij op welke wijze de asielprocedure effectiever en sneller gemaakt kan worden en op welke wijze herhaalde aanvragen kunnen worden voorkomen. Dat is exact wat dit kabinet doet: delivery op beide punten.

In antwoord op de vraag van de heer Fritsma over regulier versus asiel: wij zeggen precies hetzelfde. Omdat veel asielzoekers erna nog een reguliere weg proberen te bewandelen, is de afspraak in het coalitieakkoord gemaakt om daar eens goed naar te kijken. Wij nemen helemaal aan het begin mogelijke reguliere gronden mee parallel aan de asielprocedure. Als betrokkene terecht zegt dat hij hartstikke ziek is en niet kan reizen of wat dan ook, dan wordt er op dat moment al beslist en hoeft hij niet door de gehele asielmolen, maar vaak, vaker is er helemaal niets aan de hand en dan kun je ook sneller beslissen of er medisch nog iets gedaan moet worden. Ik ga hier nu niet de Asielbrief opnieuw behandelen.

De heer De Krom (VVD): Ik vind dat je vooral moet doen wat je binnen de bestaande procedures kunt doen. Ik ben het echter uiteindelijk wel met de heer Fritsma eens, want ook in het geval dat wij in eerste termijn hebben besproken, is vooralsnog geen sprake van significante verbeteringen, tenzij de staatssecretaris mij nu vertelt dat de procedures nu al aantoonbaar korter worden door haar beleid, maar dat ben ik nog nergens tegengekomen.

Staatssecretaris Albayrak: Dit is wel een heel concrete vraag. Mijn antwoord daarop is dat wij met de Tweede Kamer hebben afgesproken dat de wetgeving op dit punt voor de zomer aan haar wordt aangeboden. Wij hebben de wetgeving die uit de Asielbrief en de Blauwdruk modern migratiebeleid voortvloeit, tot hoogste prioriteit op het departement gemaakt. Dat gaat zo snel mogelijk gebeuren. Ik verzoek de Kamer dezelfde prioriteit aan deze brieven te geven.

Voorzitter. De heren Van de Camp, De Krom en Fritsma hebben de stijging van het aantal asielaanvragen aangehaald. Het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt, is geen criterium om het beleid aan te passen. Er is geen sprake van een quotum in het asielzoekersbeleid. Er is dus geen grens van bijvoorbeeld 15 000 asielzoekers per jaar, waardoor iedereen die na het bereiken van die grens komt, wordt geweigerd. Zo werkt de asielverlening gewoon niet.

Een aantal leden vraagt op welke wijze ik de instroom een halt zal toeroepen. Het is echter niet mijn doel om een hogere instroom een halt toe te roepen. Het is mijn doel om een zeer grondige analyse van de instroom te maken en om na te gaan of betrokkenen conform het beleid terecht worden toegelaten. In 2008 is de hogere instroom door Irakezen en Somaliërs veroorzaakt. Het beleid met betrekking tot Irak is gewijzigd, maar de hoge instroom is niet de oorzaak daarvan. Het beleid is gewijzigd, omdat ik Irak veilig genoeg achtte om het categoriale beschermingsbeleid af te schaffen. Zoals het hoort, verlenen wij nog steeds vergunningen op basis van een individuele beoordeling. Ik kan het niet hard maken, maar het is mogelijk dat de aantallen mede door afschaffing van het categoriale beschermingsbeleid dalen. Ook heb ik de analyse van de instroom uit Somalië redelijk in beeld. Tijdens een beraad van de EU heb ik gemeld dat ik mij zorgen maak over de hoogte en de samenstelling van de instroom. Overigens heeft de heer Van de Camp daaraan vervolgens mondelinge vragen gewijd. Ik verwacht dat de Kamer de brief over Somalië over uiterlijk een week zal ontvangen. Op deze wijze benader ik de instroom en als ontwikkelingen aanleiding geven tot wijziging van het beleid, zal ik die voortvarend oppakken.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de herbeoordeling van zaken van Irakese asielzoekers. Het categoriale beschermingsbeleid geldt vanaf november niet meer. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat zaken sindsdien individueel worden beoordeeld, maar ook dat zaken worden herbeoordeeld. Tevens is het mogelijk dat reeds verleende vergunningen aan personen die nog geen vijf jaar in Nederland verblijven, worden ingetrokken of niet worden verlengd. Wij hebben hiervan een project gemaakt, genaamd Capaciteitsuitbreiding Asiel. Wij wisten dat dit voor de IND heel veel werk zou genereren. Ten eerste is dit de keerzijde van het beëindigen van categoriale bescherming en het weer individueel beoordelen. Ten tweede worden alle zaken die nog moeten worden verlengd, herbeoordeeld. Hierdoor moet extra capaciteit worden ingezet. Op termijn kom je pas echt toe aan het wegwerken van die groep. Wij zijn bezig met de werving van 100 medewerkers voor dit doel alleen. Het opleidingstraject zal zeer binnenkort van start gaan en de herbeoordelingen zullen dus ook snel van start gaan. Onder meer bij het debat over de beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid heb ik gemeld dat ik hiervan niet heel snel succes verwacht in het kader van intrekkingen van verblijfsvergunningen en terugkeer.

De zaken van personen die een aanvraag mvv hadden lopen in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming maar waarvan de eigen status onzeker was, hebben wij inmiddels met prioriteit opgepakt. In ongeveer tien zaken is inmiddels de vergunning ingetrokken dan wel niet verlengd.

De heer De Krom (VVD): De staatssecretaris schetst de uitvoeringsconsequenties die zijn verbonden aan de afschaffing van het categoriaal beleid inzake Irak. Deze consequenties zijn des te meer reden om dit beleid inzake Somalië ook zo snel mogelijk af te schaffen, want naarmate de staatssecretaris langer wacht, worden die consequenties weer veel groter. Is zij dat met mij eens?

Staatssecretaris Albayrak: Het is geen voorspelling maar een feit dat ik zeer binnenkort een debat met de Kamer heb over alle aspecten van het beleid inzake Somalië.

De heer De Krom (VVD): Ik wil antwoord op mijn vraag. U kunt toch «ja» of «nee» zeggen?

Staatssecretaris Albayrak: Dit was het antwoord op de vraag. U vraagt mij om het categoriale beschermingsbeleid in dit algemeen overleg af te schaffen, maar zo doen wij dat niet.

Voorzitter. De heer De Wit heeft gevraagd naar de uitspraak van de voorzitter van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer dat 70% van de betreffende personen de vreemdelingenbewaring wordt uitgezet. In 2008 is 55% van het aantal vreemdelingen van wie de vreemdelingenbewaring is opgeheven, aantoonbaar uit Nederland vertrokken. De voorzitter van het CITT doelde op de vreemdelingen met strafrechtelijke antecedenten, de zogenaamde VRIS’ers. Van hen is 70% aantoonbaar uit Nederland vertrokken.

Ik ga in op de opmerking dat de grootste groep, 85%, uit de vreemdelingenbewaring wordt gezet zonder dat uitzetting kan worden geëffectueerd. Volgens mij is dat alle uitstroom uit de vreemdelingenbewaring inclusief de verwijderingen. Het dilemma van de vreemdelingenbewaring is bij de Kamer bekend: het is geen strafrechtelijke maatregel. Zelfs degenen die via het strafrecht in het systeem komen, hebben hun straf eerst uitgezeten en krijgen daarna de bestuursrechtelijke maatregel van vreemdelingenbewaring. Wanneer er geen zicht meer is op uitzetting, wordt de vreemdelingenbewaring beëindigd. Als wij betrokkenen, meestal na een periode van zes maanden, niet hebben kunnen uitzetten, wordt de vreemdelingenbewaring beëindigd.

De heren De Krom en Van de Camp hebben aandacht gevraagd voor een concreet geval in Alphen aan den Rijn, de grootste locatie voor vreemdelingenbewaring in Nederland, dat hen ter ore was gekomen. Ik ken de details van deze zaak niet, maar het is geen uitzondering dat vreemdelingen heel erg lang in Nederland verblijven voordat wij in staat zijn om hen uit te zetten. De reden hiervan is vaak dat de identiteit of nationaliteit niet kan worden vastgesteld en dat is vaak het gevolg van liegen en bedriegen door de vreemdeling zelf. In de Illegalennota, die de Kamer heeft ontvangen, staat dat ik vreemdelingen met criminele antecedenten die al jarenlang onuitzetbaar in Nederland vertoeven en die een gevaar voor de openbare orde kunnen vormen – wat zij ook vaak vormen, gelet op de ervaringen van de politie – tot hoogste prioriteit heb gemaakt. Dat heeft succes, want de laatste jaren zijn door middel van een zeer persoonsgerichte aanpak personen uitgezet die jaren in Nederland hadden gewoond en van wie de identiteit of nationaliteit niet kon worden vastgesteld. Mijn motto daarbij is: uitzetten of vastzetten. Als de vreemdelingenbewaring van een persoon wordt beëindigd zonder dat wij die persoon hebben kunnen uitzetten, is het mijn doel om betrokkene zo veel mogelijk vast te zetten als hij een gevaar is voor de openbare orde. Overigens maakt het daarbij niet uit op welke titel dat gebeurt. Er zijn namelijk meerdere titels. Het is bijvoorbeeld mogelijk door gebruik te maken van de ISD-maatregel, die voorheen niet voor illegalen openstond, maar die wij vanuit het oogpunt van bescherming van de samenleving tegen criminelen hebben ingezet.

De heer De Wit (SP): Ik kom terug op het punt vreemdelingenbewaring. Dit is eigenlijk een illustratie van waarover wij het vandaag hebben: de verwarring die ontstaat wanneer je dingen naast elkaar legt. Vraag 100 luidt: hoeveel procent van de vreemdelingen die in 2008 in vreemdelingenbewaring zijn genomen, is weer in vrijheid gesteld? Het antwoord daarop luidt: ruim 85% van de vreemdelingen die in 2008 in bewaring zijn gesteld, is medio maart 2009 in vrijheid gesteld. Voorheen was dit 50%, maar nu is het opeens 85%. De heer Gualthérie van Weezel geeft aan dat ongeveer 70% van het aantal mensen in de zogenaamde vreemdelingenbewaring echt wordt uitgezet. Dat is dus iets anders dan «weer op straat geknikkerd» of «in vrijheid gesteld».

Staatssecretaris Albayrak: Er is echt sprake van verwarring. Het begrip «in vrijheid gesteld» is inclusief gedwongen vertrek, want mensen die gedwongen vertrekken, zijn vrij.

De heer De Wit (SP): Dat illustreert nogmaals de grote verwarring over de gebruikte begrippen. Daarom zijn de antwoorden dus niet precies naast elkaar te leggen.

Staatssecretaris Albayrak: De door mij gegeven informatie is zoals zij is, maar ik beaam direct dat sprake is van verwarring. Dit zal als leermoment worden meegenomen. Wellicht wilt u dit in de rapportage verder verduidelijkt hebben; dan hebt u alvast één ding voor het lijstje van de heer Van de Camp.

Voorzitter. De heer Van de Camp heeft een vraag gesteld over diezelfde 70% uitzetting van vreemdelingen met criminele antecedenten. Het antwoord op die vraag is: «ja, natuurlijk». Volgens mij heeft geen enkel eerder kabinet ooit 70% uitzetting van personen uit de VRIS-groep gehaald. Wij hebben de uitzetting tot prioriteit gemaakt en dat werpt vruchten af. Wij zijn ook voornemens om dat percentage als het even kan nog verder te verhogen.

De heer Van de Camp heeft verder nogmaals terecht aandacht gevraagd voor de categorie «met onbekende bestemming vertrokken». De vertrekcijfers zijn op dit moment in verschillende categorieën ingedeeld: vertrek naar land van herkomst, vertrek naar een ander land en vertrek naar Nederland. De laatste categorie is «met onbekende bestemming vertrokken». Eigenlijk is het altijd een «black box» geweest. Wij weten niet waar de personen uit de laatste categorie naartoe zijn vertrokken en wij kunnen daar ook nauwelijks achter komen, zeker niet als personen de illegaliteit ingaan. Door de Vreemdelingenpolitie, maar ook door de Arbeidsinspectie, worden relatief weinig uitgeprocedeerde asielzoekers aangetroffen, in kassen bijvoorbeeld. Je hebt dus wel enkele aanwijzingen, maar die kun je niet helemaal hardmaken. Een grote peiling kunnen wij wel gebruiken voor wat meer inzichten: het generaal pardon. Wij hebben 150 000 tot 200 000 onder de oude Vreemdelingenwet uitgeprocedeerden de gelegenheid geboden, via de burgemeestersverklaringen voor een pardonvergunning in aanmerking te komen. Als iedere persoon die onder de oude wet met onbekende bestemming was vertrokken, zich had gemeld, dan had dat een substantieel aantal moeten zijn. Dit is echter niet gebeurd. De mensen hadden de kans om gelegaliseerd te worden als zij in de illegaliteit waren blijven steken. Ik vermoed dat het percentage personen dat zich gemeld heeft, rond de 10 ligt. Omdat het een veel te complex verhaal is, wil ik er echter niet de harde conclusie aan verbinden dat 90% uit Nederland is vertrokken. Er zijn immers heel veel jaren overheen gegaan. Misschien zijn betrokkenen eerst een paar jaar in Nederland blijven hangen, waarna zij naar elders zijn gemigreerd. Ook is het mogelijk dat dit meteen is gebeurd. Het blijft een «black box», maar de veronderstelling dat elke met onbekende bestemming vertrokken persoon per definitie illegaal in Nederland verblijft, is in ieder geval onjuist.

De heren Spekman en Van de Camp hebben gezegd dat breed moet worden geprobeerd om de terugkeer effectiever te maken. In dat kader moeten niet alleen justitiële middelen worden gebruikt, maar moet ook worden nagegaan wat er nog meer kan worden gedaan. Ontwikkelingssamenwerking is hierbij betrokken. De Kamer heeft een heel uitgebreide notitie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en mijzelf ontvangen en deze is inmiddels ook besproken. Ik ben niet van de grote conclusies en grote woorden, maar wij hebben het hierbij vooral over trends die een deel van de Kamer in elk geval ongewenst acht. Er zijn echter zo veel trends die wij allemaal heel erg gewenst achten. Een van de trends is dat vorig jaar het aantal vrijwillig vertrokken personen met 65% is gestegen. Dit is gedeeltelijk tot stand gekomen, omdat de bewindspersonen van Ontwikkelingssamenwerking en Justitie de verbinding tussen deze departementen goed leggen. De terugkeerregeling is ook veel praktischer, want er wordt daarin persoonsgericht gekeken of personen kunnen worden bewogen om vrijwillig terug te gaan, waardoor gedwongen terugkeer niet eens nodig is. Ik zeg het voorzichtig: dit begint vruchten af te werpen. Het percentage bedraagt 65 en dat is substantieel! Wij hebben heel veel dingen in de pijplijn zitten en met de Kamer afgesproken. Op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking en die van Justitie is geld vrijgekomen, respectievelijk 4 mln. en 2 mln., dat juist hiervoor is bedoeld. Wij gaan na op welke wijze wij de projecten van het Platform Duurzame Terugkeer kunnen ondersteunen. Ik heb gisteren nog gesproken met het samenwerkingsverband Kerk in Actie, dat dergelijke dingen door middel van projecten probeert. De hakken zijn echt uit het zand. Je hebt juist de maatschappelijke organisaties nodig om te voorkomen dat tegenstrijdige signalen worden afgegeven. Hiermee wordt voorkomen dat een persoon van mij moet vertrekken, maar dat daarna allerlei mensen om die vreemdeling heen gaan staan. Die medewerking begint echt op gang te komen en ik vind het vooral een taak van onszelf om ervoor te zorgen dat dit tot praktische resultaten leidt en dat wij niet in bureaucratie en gesteggel over bestedingen van geld verstrikt raken. Dit gaat absoluut de goede kant op. De verbreding zoeken wij ook in het kabinet, niet alleen bij Ontwikkelingssamenwerking, maar bij eigenlijk alle departementen. Inmiddels is op mijn verzoek de ministerraad ermee akkoord gegaan dat alle ministers periodiek bekijken in welke specifieke situaties de bilaterale contacten kunnen worden gebruikt als drukmiddel om weigerende landen hun onderdanen te laten terugnemen. Dit was altijd een voornemen en wij deden dit altijd wel, maar wij hebben het nu ook in een strakke structuur gegoten. In de ministerraad worden periodiek landen besproken, twee per keer, waarbij ik mijn collega’s concreet vraag om na te gaan of een terugnameclausule mogelijk is in bijvoorbeeld sociale-zekerheidsverdragen of – dat ligt dan bij onszelf – rechtshulpverdragen. Ik vermoed dat dit nog veel concretere resultaten zal opleveren dan in de afgelopen jaren.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de alleenstaande minderjarigen. Gisteren heb ik daarover al heel veel gezegd. Als niet kan worden aangetoond dat een kind dat hier alleenstaand is aangetroffen geen familie heeft waarbij het terecht kan, kan ik het kind terugsturen als er adequate opvang is. «Adequate opvang» is breed gedefinieerd. Wij gaan door met het financieren van plekken in weeshuizen in Angola en Congo, omdat daarmee wordt bijgedragen aan het creëren van adequate opvang en dat is een titel om een minderjarige terug te mogen sturen. Ook financieel gezien is dit veel beter, omdat een opvangplek voor een minderjarige in Nederland vele malen duurder is dan de door ons gefinancierde plekken in weeshuizen in Angola en Congo. Bovendien betalen wij de plekken daar niet structureel. Een deel van de organisatiekosten van zo’n weeshuis wordt betaald, en vervolgens wordt betaald per ingenomen plek; deze plaatsen worden pas betaald als ze door kinderen zijn ingenomen. Het is voor Nederland in vele opzichten een aantrekkelijke investering. Daarom gaan wij niet alleen hiermee door, maar gaan wij na of er andere landen zijn waar wij dit ook kunnen doen.

De heer Spekman (PvdA): Ik ben benieuwd of wij dit onderwerp nu iedere keer een beetje blijven bespreken, of dat wij dit eens uitgebreid bespreken. Met «uitgebreid bespreken» bedoel ik dat wij het er aan de hand van een stuk, van onderbouwingen en van resultaten over hebben. Iedere keer is het halfhalf: gisteren een beetje, vandaag een beetje. Ik vind dit moeizaam gaan. Ik bespreek zaken liever in een keer goed in plaats van deze iedere keer halfhalf te bespreken.

Staatssecretaris Albayrak: De heer Spekman doelt hierbij terecht op het bespreken van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Toch moet ik hierbij de heer De Krom ook recht doen, want hij heeft schriftelijke vragen gesteld over een specifiek onderdeel van dat bredere beleid. Hij heeft gevraagd waarom wij plekken in weeshuizen in twee Afrikaanse landen financieren. Hij vraagt zich af of dit niet het bewijs is dat wij op grote schaal worden bedonderd. Het amv-beleid is aangescherpt en wij zullen binnenkort met de Kamer spreken over de vraag of het nu gevoerde beleid nog steeds bruikbaar is voor de huidige situatie. Dit brede debat komt wel. Het beleid is door de jaren heen aangescherpt. De conclusie van de heer De Krom dat wij op grote schaal worden bedonderd, wil ik niet trekken op grond van het feit dat naar Angola of Congo terugkerende kinderen daar met familieleden worden herenigd. De Kamer krijgt dit verhaal onderbouwd aangeboden in de vorm van de herijking amv-beleid.

Wij hebben met de Kamer afgesproken dat de besloten opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen na twee jaar echt wordt geëvalueerd. Wij zijn halverwege en ik heb de Kamer een eerste beeld gegeven van de stand van zaken. De heel algemene conclusie is dat de besloten opvang lijkt te werken, maar dat kinderen desondanks nog steeds verdwijnen. Met de brief worden precieze inzichten gegeven in hetgeen in het eerste jaar is gebeurd met minderjarigen die daar werden geplaatst en de wijze waarop zij daar worden geplaatst. Ik heb redenen om te denken dat wij hier voorlopig mee moeten doorgaan. Er verdwijnen immers minder kinderen dan zonder de besloten opvang het geval was. De instroom in Nederland van personen met een bepaalde nationaliteit die relatief vaker verdwijnen, is überhaupt afgenomen. Er is een heel complex aan redenen waarom bijvoorbeeld de instroom uit Nigeria is opgedroogd. Wij gaan hier voorlopig dus mee verder. Ik vraag de Kamer hiervoor de ruimte te bieden. Wij perfectioneren het beleid waar mogelijk. Een capaciteitsprobleem is mij op dit moment niet bekend, althans niet in die vorm dat daardoor allerlei risicolopende kinderen alsnog in de open voorzieningen zitten. Ik vat de vragen van de heer De Wit hierover zo op dat ik deze ontwikkeling nog nader zal bekijken.

Een zorgvuldige en snelle beslissing bij de IND is onderwerp van de evaluatie. Ook het proces wordt daarbij betrokken. Er worden vragen gesteld als: hoe komen wij tot die profielen, hoe worden die profielen toegepast, hoe worden de kinderen op Schiphol er uitgehaald, wat gebeurt er vervolgens, en hoe lang wachten zij waar? Daarover zijn nu nog geen conclusies te trekken. Ik neem de vragen van de heer De Wit mee als zorgpunten waarnaar ik bij de evaluatie heel goed moet kijken.

De heer De Wit (SP): Het bevreemdt mij dat de staatssecretaris dit niet weet, want deze geluiden zijn wel duidelijk te horen bij de betrokkenen bij deze opvang. Is de staatssecretaris bereid, daar enige spoed achter te zetten vanwege de urgentie? Wij hebben immers de beschermde opvang met opzet zo georganiseerd om te voorkomen dat kinderen verdwijnen; wij weten allemaal wat er dan kan gebeuren. Ik hoop dat de staatssecretaris hier op korte termijn naar wil kijken, want er is sprake van een uitstroom naar azc’s, er is sprake van huiskamerprojecten en de betrokkenen zitten te lang op Schiphol.

Staatssecretaris Albayrak: Ik weet er wel iets meer over, maar ik heb alleen de stand van zaken aangehaald. Ik beantwoord uw specifieke vragen natuurlijk met plezier. Er is een periode geweest waarin in de pilot tegen de grenzen van de capaciteit werd aangelopen, maar ik zei bewust dat er geen sprake is van capaciteitsproblemen die tot onacceptabele risico’s voor kinderen hebben geleid. Er moet niet worden vergeten dat dit een pilot betreft. In de reguliere opvang zijn de antennes ook op onder meer slachtofferschap gericht. In deze pilot is dus sprake geweest van capaciteitsproblemen, maar inmiddels is de bezetting teruggelopen tot het peil waarop weer optimaal begeleiding kan worden geboden volgens het in de pilot gebruikte model: een soort gefaseerde opschaling, een soort fasemodel. Ook kent een pilot alle beperkingen van dien. Voor mij is het zaak dat ook de risico’s in het reguliere opvangbeleid en in de reguliere opvangcapaciteit worden geminimaliseerd. De heer De Wit geeft terecht aan dat de uitbreiding van de kleinschalige opvangcapaciteit moeizaam verloopt. Dat heeft ermee te maken dat gemeenten niet altijd staan te springen bij verzoeken van het COA om hiervoor ruimte te vinden. In het bestuurlijk overleg tussen COA en VNG is afgesproken dat beide organisaties nagaan op welke manier zij dit probleem kunnen oplossen. Wij denken hierbij aan een extra ama-campus, opdat in de reguliere capaciteitsbehoefte wordt voorzien. Dit betreft dus niet de pilot. De extra ama-campus zou enige verlichting van de kleinschalige opvang kunnen brengen.

Voorzitter. De heren Anker en Spekman hebben gevraagd naar de uitvoering van de motie-Spekman inzake de perspectiefaanpak. Op 19 maart heb ik een bestuurlijk overleg met de VNG gehad. Daarin is uitgebreid gesproken over de uitvoering van deze motie, waarover de VNG en een deel van de Kamer «strong feelings» hebben. Wij hebben afspraken gemaakt over de voorwaarden: de omvang, de financiering et cetera. Wij hadden het bestuurlijk overleg daar echt even voor nodig. Ik verwacht dat de Kamer binnen zeer afzienbare tijd over de concrete invulling kan worden geïnformeerd.

De heer Spekman heeft een vraag gesteld over de instroom van amv’s. Hij gaf zojuist aan dat hij behoefte heeft aan het brede debat in plaats van de behandeling van deelvragen. Zijn vraag betrof met name Nigeriaanse meisjes.

De heer Spekman (PvdA): In het kader van de beschermde opvang is sprake van een verwijzing naar de Nigeriaanse meisjes. Zojuist kwamen echter schriftelijke vragen aan de orde die niet eens zijn geagendeerd. Ik maakte die opmerking, omdat ik het prettig vind om mij voor te bereiden op het debat aan de hand van de agenda.

Staatssecretaris Albayrak: Daar hebt u gelijk in, maar dat laat onverlet dat de kern van dit brede debat juist is: de gehele aanpak van preventie, de wijze van uitzetten en de wijze waarop bescherming kan worden gegeven. U hebt de zorg dat wanneer betrokkenen in Nederland uit de besloten opvang worden gedrukt, zij bijna per definitie elders slachtoffer worden. U vroeg zich af of dit niet even erg was en of zij dan niet op een andere manier naar Nederland komen. Dit is ook mijn zorg. Wij werken er daarom aan om de landen van herkomst hierop alert te laten zijn, opdat wordt voorkomen dat deze minderjarigen bijvoorbeeld op een vlucht naar Nederland of een ander land kunnen stappen. Voor de herkenning van slachtofferschap in de landen van herkomst heb je de lokale autoriteiten nodig. Ook wordt met projecten van lokale ngo’s samengewerkt, opdat meer met die slachtoffers wordt gedaan dan alleen het voorkomen dat zij op een vlucht stappen. Vanwege de verlegging van de vluchtroutes heb je voornamelijk Europese samenwerking nodig. Als uit bijvoorbeeld Lagos geen directe vlucht naar Amsterdam meer kan worden genomen, moet worden nagegaan naar welke plaatsen er wel een directe vlucht mogelijk is. Als die Europese samenwerking niet wordt opgepakt, zal altijd sprake zijn van een waterbedeffect en zal het maken van slachtoffers gewoon doorgaan. Voor een belangrijk deel is het puur recherchewerk om achter de routes te komen. Gelukkig hebben wij daarmee zo veel ervaring dat dit ook goed gaat. Wij weten daarom regelmatig met groot succes criminele bendes op te rollen.

De heren Anker, Spekman en De Wit hebben gevraagd naar de voortgang in het kader van de herijking van het amv-beleid. In het najaar van 2008 heeft over de herijking van het beleid een brede consultatie plaatsgevonden met alle organisaties die hierover een mening hebben. De consultatie heeft geleid tot een aantal beleidsvoornemens. De IND heb ik gevraagd, deze op de uitvoerbaarheid te toetsen door middel van de zogenaamde ex ante uitvoeringstoets. Zelf heb ik al kennisgenomen van het rapport, dat onlangs is opgeleverd. Ik bezie de uitkomsten van dit rapport in het licht van de ervaringen met de pilot beschermde opvang. Deze zaken probeer ik zowel met elkaar te koppelen als met het experiment met de amv’s. De heer De Wit deed de suggestie om afspraken te maken met een vast aantal vreemdelingenrechters; hij wilde er kinderrechters bij zetten. Ik betrek deze suggestie er graag bij.

De heer De Wit (SP): Ik bedoelde niet dat huidige kinderrechters nu ook vreemdelingenrecht zouden moeten doen, maar dat een aantal vreemdelingenrechters de amv-materie beheerst.

Staatssecretaris Albayrak: U wilt dat meer verbanden worden gelegd tussen het vreemdelingenbeleid en bijvoorbeeld het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit komt in veel internationale rapporten als een van de zorgpunten naar voren. Ik zeg met alle voorzichtigheid dat ik dit zal bekijken, omdat ik moet nagaan of dit in de rechterlijke organisatie kan worden gerealiseerd. Ik ben voornemens om de herijking voor de zomer naar de Kamer te sturen.

Er zijn vragen gesteld over de taskforce Huisvesting Statushouders en over de huisvesting van generaal pardonners in het algemeen. De huisvesting is een zeer groot succes, omdat zij veel sneller is verlopen en omdat gemeenten maximaal eraan hebben meegewerkt om deze groep te huisvesten.

Er is gevraagd of wij de reguliere huisvesting de vruchten kunnen laten plukken van het succes bij de huisvesting van generaal pardonners. Ik heb al aangegeven dat ik dit bezie. Ik ga daarover in gesprek met de minister voor WWI, die eerstverantwoordelijk is voor het traject huisvesting en integratie. Wij zullen proberen om niet alleen de successen van de huisvesting van de generaal pardonners tot successen voor de reguliere groep statushouders te laten leiden, maar om ook de verbinding met opleiding en werk te leggen. Wij proberen daarbij met dezelfde praktische en pragmatische aanpak statushouders niet alleen naar een huis, maar ook naar een opleiding of een baan toe te geleiden. Ik zal nog bezien in welke vorm wij dit gaan doen. Ik vind het een sympathieke gedachte om de taskforce voort te zetten. Het zal niet dezelfde klus zijn en het is daarom de vraag of dit door dezelfde taskforce kan worden uitgevoerd. Ik denk dat wij er met de minister voor WWI wel uitkomen.

De heer Spekman heeft gevraagd of de achterblijvende taakstelling bij gemeenten eigenlijk niet van alle tijden is. Dat klopt, maar het is niet altijd dezelfde groep gemeenten die achterblijft. Het komt echter regelmatig voor dat, op het moment dat de taakstelling stijgt omdat het aantal toegelaten vluchtelingen stijgt, gemeenten er problemen mee hebben om dat direct tot een stijging van het aantal aangeboden woningen te laten leiden. Er zit altijd een vertraging in en wij zien dat effect nu vooral. Dit is inderdaad gedeeltelijk van alle tijden. Er kan niet worden geconcludeerd dat het effect van de generaal pardonners over de gehele linie de reden is voor het achterblijven van de invulling van de taakstelling. Daarom kijken wij nu ook met grote voortvarendheid naar de vraag hoe wij de taskforcemethode kunnen doorvoeren in de reguliere taakstelling. Er hebben mij geen signalen bereikt, ook niet nadat daarover met de minister voor WWI is gesproken, dat op de sociale woningmarkt sprake is van structurele verdringing van andere woningzoekenden.

Nadere gedachtewisseling

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Allereerst kom ik op de noodzaak om orde op zaken te stellen bij de IND, want het kan niet zo zijn dat wij niet weten hoeveel verblijfsprocedures gemiddeld worden doorlopen, dat wij het aantal schijnrelaties, het aantal fraudegevallen, niet kennen et cetera. De staatssecretaris zou daar helderheid over geven. Dat wacht ik dus af.

Verder heb ik erop gewezen dat vorig jaar een immigratierecord is gebroken: ruim 140 000 nieuwkomers zijn toegelaten. Met deze massa-immigratie kun je geen problemen oplossen, want zo blijft het dweilen met de kraan open. Ik wil alsnog graag de visie van de staatssecretaris daarop, want die heb ik niet gekregen.

Het procedure stapelen is een gigantisch probleem. Ik was een beetje verrast dat de staatssecretaris zei dat het feit dat er zo veel verblijfsprocedures openstonden de reden was van het generaal pardon. Dat is dus een beloning voor de mensen die na hun afgewezen asielverzoek niet zijn weggegaan, maar procedure op procedure op procedure hebben gestapeld. Dat is in feite gebeurd en dat gaat natuurlijk weer gebeuren, want een heleboel andere uitgeprocedeerde vreemdelingen of illegalen zullen dit trucje willen herhalen. Zij zullen proberen om in Nederland te blijven door vele procedures te starten in de hoop op een nieuw generaal pardon. Dat kan natuurlijk niet. De noodzaak om in de procedures te snijden, is dus gigantisch, mede gelet op wat de staatssecretaris zelf net heeft gezegd over het generaal pardon. Ik overweeg om daarover dan ook een motie in te dienen als de staatssecretaris op dit punt verder geen beweging toont.

Er zijn heel veel criminele vreemdelingen die niet worden uitgezet. Ik heb in een eerder AO gevraagd om uit te zoeken waarom een gedeelte van de ongewenst verklaarde, of in ieder geval criminele vreemdelingen niet kon worden uitgezet. Er is toegezegd dat het zou worden uitgezocht. Ik wil graag de stand van zaken weten.

Op de inherente afwijkingsbevoegdheid en de stukken die ik daarover heb gegeven, komen wij in een later stadium terug. Ik vond het voorbeeld van de staatssecretaris van wanneer er gebruik kan worden gemaakt van deze bevoegdheid, niet bepaald goed. Zij had het namelijk over het geval dat iemand te ziek is om te werken. Het beleid voorziet daar immers al in. Als iemand arbeidsongeschikt is of niet kan werken, dan kan er volgens het beleid al vrijstelling van het middelenvereiste worden verleend. Daar is dus absoluut geen inherente afwijkingsbevoegdheid voor nodig.

De voorzitter: De heer Anker, die enigszins vermoeid kijkt, heeft nog een interruptie aan het adres van de heer Fritsma.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter, ik ben uitermate vermoeid, doordat ik een aantal standaardverhalen heb gehoord die het allemaal prima zouden doen als je hier voor het eerst zou zitten. Wij hebben net voor de kerst – ik meen een van de laatste dagen voor het reces – een belangrijk AO gevoerd over de herziening van allerlei procedures. Er komt een heleboel wetgeving aan. Onder andere het probleem van het stapelen van procedures wordt aangepakt. Nu horen wij telkens weer het verhaal dat het vreselijk is en dat de staatssecretaris er helemaal niets aan doet. Daar protesteer ik tegen. Dat kun je gewoon niet zeggen, alleen al kijkend naar de komende punten op de Kameragenda.

De heer Fritsma (PVV): Wat u zegt, is pure onzin. Het probleem van procedure stapelen blijkt uit alle onderliggende stukken waar wij het vandaag over hebben. Daar staat in dat vreemdelingenbewaring heel vaak wordt opgeheven, omdat mensen weer een nieuwe verblijfsaanvraag indienen. Er staat in dat procedures om een vervangend reisdocument te verkrijgen heel vaak worden ingetrokken, omdat personen weer een nieuwe verblijfsprocedure opstarten. Dat is het probleem, mijnheer Anker. Dat kunt u niet wegpoetsen. Ik vraag aan de staatssecretaris om dat weg te poetsen. Dat doet zij niet. Daarom blijf ik erop hameren en zal ik er weer een motie over indienen.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Wij zullen van de geboden gelegenheid gebruikmaken om suggesties aan te dragen over de cijfers om een betere, meer inzichtelijke rapportage te krijgen, zodat wij weten waar wij aan toe zijn.

Ik heb toch nog een vraag over de beschermde opvang, omdat ik daarover in de beantwoording van de staatssecretaris een tegenstrijdigheid hoorde. Na een interruptie van mij zei zij dat de kleinschalige opvang nu optimaal is. Vervolgens nader antwoordend, zei zij echter dat wellicht enige verlichting kan worden gebracht door weer aan campussen te denken. Als je een optimale situatie hebt, waarom moet je dan verlichting zoeken, en dan ook nog in de vorm van campussen? Ik denk namelijk dat het bij de campus gaat over het COA. Dat is dus niet de specifieke begeleiding die wij willen voor deze kwetsbare groep.

Staatssecretaris Albayrak: Ik kan dit misverstand meteen ophelderen, want de heer De Wit haalt nu twee dingen door elkaar. De situatie is namelijk weer op orde bij de besloten opvang, de pilot. Wij hebben nog steeds zorgen over de beschikbaarheid van kleinschalige woningen in Nederland, omdat gemeenten daarvoor niet staan te springen. Daarover worden afspraken gemaakt. Het COA en de gemeenten gaan na hoe daarbij alle knelpunten kunnen worden weggenomen. In dat kader wordt nagedacht over de vraag of een nieuwe ama-campus opportuun is. Daarbij gaat het niet om de besloten opvang. Die is nu weer capacitair op orde. Daarbij lopen wij althans niet meer tegen grenzen aan waardoor kinderen niet kunnen worden begeleid. Dat dreigde namelijk te gebeuren. Die andere opvang heeft betrekking op het andere grotere project. Daarvan heb ik niet gezegd dat het op orde was.

De heer De Wit (SP): De plannen voor een campus hebben dus niets te maken met het capaciteitsprobleem voor de opvang van kwetsbare groepen. Dat is dan duidelijk.

Ik heb genoteerd dat de staatssecretaris gaat bespreken of een aantal vreemdelingenrechters niet wat meer gespecialiseerd kunnen worden op het terrein van kinderen.

Ik wil graag dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van hoe het verder gaat met de taskforce en het overleg van de staatssecretaris met de minister voor WWI. Dat spreekt voor zich, maar ik neem aan dat de staatssecretaris ook daartoe bereid is.

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. In de Kamer is al heel vaak gesproken over de desastreuze gevolgen van het generaal pardon. Dat ga ik nu niet allemaal overdoen. De staatssecretaris kent onze visie daarop.

De seinen staan wel op rood wat betreft de toename van het aantal asielaanvragen, met name de mvv- en vvr-aanvragen. Dat gaat echt de verkeerde kant op. De staatssecretaris kan dan wel zeggen dat het allemaal goed komt en dat wij de procedures niet meer gaan stapelen, maar uiteindelijk moet je het allemaal terugzien in de cijfers. Dat zien wij dus niet, want die gaan allemaal de hoogte in en niet naar beneden. Wij wachten dan maar af hoe de staatssecretaris die cijfers gaat omkeren. Ik ben benieuwd hoeveel tijd dat gaat kosten.

Ondertussen gaat wel kostbare tijd verloren door te wachten met het besluit om het categoriaal beleid voor Somalië al dan niet af te schaffen. Voor de VVD is het antwoord op die vraag duidelijk, terwijl de staatssecretaris tijd voorbij laat gaan. In eerste termijn stelde ik haar een vraag hierover, waarop zij antwoordde: u vraagt mij nu om even het categoriaal beleid voor Somalië af te schaffen. Dat was echter mijn vraag niet. Ik probeer het nog een keer. De staatssecretaris zegt zelf dat de uitvoeringsconsequenties van de afschaffing van het categoriaal beleid voor Irak groot zijn, zowel qua mensen, middelen als financiën. Dan kan het toch niet anders dan dat de consequenties van het afschaffen van het categoriaal beleid voor Somalië ook groter zullen zijn naarmate je er langer mee wacht? Immers, het aantal personen dat daaronder valt, neemt toe. Dat kan niet anders. Is de staatssecretaris het met mij eens?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik neem een klein voorschotje op de reactie van de staatssecretaris op die vraag van de heer De Krom. De toetsing zal in ieder geval veel meer tijd in beslag nemen wanneer je het categoriaal beleid afschaft, maar dat terzijde.

Voorzitter. Bijna alle vragen moeten haast wel zijn beantwoord, maar ik had nog een vraag gesteld over de plaatsing van de laatste groepen pardonners, de laatste 19%. In hoeverre is er afstemming, zodat zij zo goed mogelijk een opleiding kunnen afmaken of in ieder geval verder kunnen gaan? Die mensen moeten immers ook integreren in de samenleving. Een dak boven je hoofd is één ding, maar zij zijn vaak al begonnen met het opbouwen van een netwerk. Zij zijn al dik bezig met de integratie in de Nederlandse samenleving. Spelen onderwijsinstellingen en dergelijke daar nog een rol in?

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. De reactie op de motie van de heer Anker en mij over de ama-aanpak en het perspectief komt binnenkort naar de Kamer, zo heeft de staatssecretaris gezegd.

Op het punt van de langere termijn raak ik het spoor een beetje bijster, omdat de staatssecretaris, in antwoord op nadere vragen van de heer De Wit, het heeft over de terugkeer van de campussen. Dat roept bij mij het beeld op van de oude campussen, die alleen leidden tot heel veel kosten en het gegeven dat mensen op straat kwamen en verdwaald rondliepen. Dat was echt geldverkwisting en het was ineffectief. Nu komt er een evaluatie aan. Als de staatssecretaris zich echter al gaat vastleggen door allerlei afspraken te maken met het COA over campussen, wat is dan de evaluatie en de behandeling in de Kamer waard, los van de vraag hoe alle collega’s erover denken? De ene collega zal daar namelijk enthousiaster over zijn dan de andere. Wat betreft die verhouding ben ik het spoor totaal bijster. Ik wil graag opheldering over de positie van de Kamer bij die evaluatie. Hoe serieus wordt een standpunt van de Kamer nog genomen als dat anders is dan de staatssecretaris verstandig acht?

Ik heb er behoefte aan om de andere kant van het procedure stapelen te laten zien. Het is namelijk een feit dat heel veel mensen die een extra procedure hebben gevoerd uiteindelijk gelijk hebben gekregen in ons Nederlands rechtssysteem; de Nederlandse rechter heeft de uitspraak gedaan dat de betrokkene hier mag blijven. Ons juridisch systeem is niet helemaal ten onrechte zoals het is, want soms krijgen personen gelijk bij een volgende rechter in een andere rechtszaak. Dat sluit overigens niet uit dat ik ook vind dat procedures simpeler moeten worden. Op dat punt sluit ik mij echter aan bij de woorden van collega Anker en de staatssecretaris. Wij hebben in december en januari uitgebreid gesproken over de versimpeling van de asielprocedure in combinatie met de reguliere mogelijkheden om bezwaar en beroep aan te tekenen en door te procederen. Daar hebben wij dus afspraken over gemaakt en daar komen voorstellen voor naar de Kamer, ook voor de reguliere kant. Ik vind het vervelend dat iedere keer het beeld wordt neergezet dat wij daar helemaal niet naar kijken en dat dit alleen maar de heer Fritsma aan het hart gaat. Dit vinden wij namelijk net zo belangrijk. Wij vinden echter ook belangrijk dat iedere asielzoeker en vluchteling een faire kans heeft. Dat hoort zo in een rechtsstaat. De betekenis daarvan is bewezen in al die zaken waarin deze personen in een later stadium gelijk hebben gekregen van de rechter.

Voorzitter: De Wit

De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Net als de fractie van collega De Wit zal ook mijn fractie met een aantal suggesties komen om de rapportage Vreemdelingenketen meer helder in te richten.

Wij wachten met grote belangstelling op de Somaliëbrief. De staatssecretaris zei in een tussenzin dat die binnen een week zou komen. Als ik dat verkeerd heb begrepen, dan hoor ik de juiste lezing zo meteen wel.

In aansluiting op de discussie tussen de heren Spekman en Fritsma: ook ik wil graag dat de wetgeving snel komt. Wij hebben veel zaken die vanmiddag in de marge aan de orde zijn gekomen, reeds besproken in de grote algemene overleggen over de verbetering van de asielprocedure en over het traject naar een effectievere terugkeer. De staatssecretaris zegt dat de wetgeving voor de zomer komt. De lente is net begonnen, dus «voor de zomer» is nog een ruim begrip. Wij zouden ook een afzonderlijke brief krijgen over de medische gang van zaken bij asielzoekers die reguliere aanvragen doen. Dat willen wij namelijk zo veel mogelijk beperken.

Ik hoop dat de staatssecretaris de lijn van samenwerking met andere departementen bij de terugkeer vasthoudt en de Kamer zo nodig als breekijzer gebruikt wanneer de andere departementen niet meewerken. Wij vinden het moeilijk om het domein van de terugkeer helemaal te beperken tot de staatssecretaris die gaat over vreemdelingenzaken, juist nu wij de relatie met Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en eventueel Economische Zaken hebben gelegd.

Tot slot heb ik een vraag gesteld over de zorgverzekering. Ik zag dat de staatssecretaris het antwoord heeft, maar niet wilde voorlezen. Ik maan haar dus om dat alsnog te doen.

Staatssecretaris Albayrak: Het begint bijna hilarisch te worden.

De heer Van de Camp (CDA): Het is ook een zwaar onderwerp. Er moet dus af en toe een luchtige noot in, zonder dat het gekkenwerk wordt.

Voorzitter: Van de Camp

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. De heer Fritsma stelt mij wederom in staat om niet een luchtige, maar wel een belangrijke relativerende opmerking te maken. Hij zei dat er een migratierecord was gebroken. Hij heeft het over 140 000 migranten die naar Nederland zijn gekomen. Het is interessant, maar vooral ook correct om te bekijken waar dit aantal uit bestaat. Het gaat voor een deel om Nederlanders die tijdelijk in het buitenland verbleven en terugkomen naar Nederland en zich hebben ingeschreven in de GBA. Van de groep van 140 000 mensen blijken 40 000 mensen Nederlander te zijn. Dat is een zeer belangrijke relativering van het beeld dat wordt geschetst. Overigens worden immigranten die korter dan vier maanden in Nederland blijven, zowel Nederlanders als niet-Nederlanders, niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Zij zitten dus niet in dat aantal. Zij hebben ook geen vestigingsoogmerk. Dat zeg ik om dat aantal van 140 000 te relativeren. Het noemen van dat absolute aantal helpt misschien om mensen de schrik op het lijf te jagen, maar dat cijfer zegt eigenlijk helemaal niets over wie die migranten zijn en over hoe Nederland met hen dient om te gaan. Nederland moet allereerst een visie op migratie hebben. Daarbij gaat het om vragen als: wie laten wij toe, om welke reden, voor hoe lang en onder welke voorwaarden? Wij hebben uitgebreid gesproken over arbeidsmigratie, kenniswerkers en gezinshereniging. Het kabinet zet de lijn voort dat mensen maximaal moeten worden voorbereid op hun komst naar Nederland. Je kunt gezinshereniging echter niet voorkomen, althans niet belemmeren, omdat het een mensenrecht is. Al die groepen hebben dus hun eigen aard en karakter. Je kunt dan ook nietéén cijfer in het midden gooien en zeggen dat «een migratierecord» is gebroken, alsof het allemaal om onwenselijke migratie zou gaan.

Net als de heer Fritsma en anderen ben ik van mening dat je als eerste verantwoordelijk bent om werk te maken van handhaving als je het draagvlak voor gewenste migratie, van kennismigranten tot en met de bescherming van vluchtelingen, groot wilt houden. Die lijn deel ik met de heren Spekman, Van de Camp en Anker en andere Kamerleden. Juist daarom zet dit kabinet onder mijn verantwoordelijkheid zo hard in, zoals nog nooit eerder is vertoond, op het kunnen weten, op het kunnen registreren en op het kunnen handhaven en optreden. Ik hoop dat de resultaten daarvan op niet al te lange termijn zichtbaar zijn. Ik begrijp het ongeduld van met name de heer De Krom. Ik begrijp dat hij dat proces graag in gang gezet ziet worden. Hij zegt dat het gaat om de resultaten. Ik zou willen dat ik ijzer met handen kon breken, maar als ik een voornemen in een brief zet, bijvoorbeeld de Asielbrief, dan bespreken wij dat met de Kamer. Vervolgens komt er een heel pakket aan wetgeving – die hadden wij overigens tegelijkertijd al voorbereid – dat het wetgevingsproces in moet: langs de ministerraad, de Raad van State en de Tweede Kamer. Dan gaan wij op al die mooie punten werken aan de uitvoering en het bereiken van resultaten.

De asielwetgeving komt voor de zomer naar de Kamer. Nog deze maand gaat de hele wetgeving naar aanleiding van de Asielbrief naar de Raad van State. «Voor de zomer» zal niet eerder zijn dan kort voor de zomer. Dat is echter het traject dat wij moeten doorlopen als gevolg van alle brede consultaties en de wijzigingen naar aanleiding van het debat in de Kamer.

De heer Fritsma (PVV): De staatssecretaris probeert de immigratiecijfers te relativeren, maar als je die cijfers uitsplitst, dan kun je het niet relativeren. Alle vormen van migratie zitten namelijk in de lift: de asielmigratie, maar ook de gezinsmigratie. Gezinsmigratie is heel problematisch. Die is ten opzichte van 2007 met duizenden toegenomen. Nu zegt de staatssecretaris iets waar ik van schrik, namelijk dat gezinshereniging niet valt te voorkomen, omdat dit in strijd zou zijn met de mensenrechten. Dat heb ik tenminste gehoord. Ik schrik daarvan, omdat je natuurlijk iets kunt doen aan gezinsmigratie. Dat doet Denemarken ook. Denemarken heeft een veel strengere wetgeving voor gezinsmigratie dan Nederland. Zegt de staatssecretaris dan dat Denemarken de mensenrechten niet respecteert?

Staatssecretaris Albayrak: Wederom levert de heer Fritsma zelf het bewijs van zijn ongelijk, want ook Denemarken kan een hoge mate van gezinshereniging en -migratie niet voorkomen. Je kunt het niet per definitie weigeren. Om dat in te zien, hoef je echt geen jurist te zijn. In artikel 8 EVRM staat toch echt dat de leden van een gezin in een land bij elkaar mogen zijn als de persoon die een hereniging aanvraagt, in dat land kan voorzien in de middelen van bestaan voor het gezin. Hiermee treed ik misschien te veel in detail, maar de kern van mijn reactie op zijn interruptie is dat wij het er politiek nooit over eens zullen worden dat beperking van gezinsmigratie een doel op zich zou zijn. Vanwege de relevantie voor integratievraagstukken gaat het kabinet zeer actief na wat gedaan kan worden, binnen de mogelijkheden die het heeft, om gezinsmigranten zo voorbereid mogelijk naar Nederland te laten komen en om ervoor te zorgen dat zij nadat zij zijn aangekomen zo snel mogelijk participerende burgers van Nederland worden.

Voorzitter. De heer Fritsma maakte een opmerking over het pardon, waar wij het ook nooit over eens worden. Door het pardon is een heel groot probleem in Nederland heel snel weggewerkt. Alle IND-medewerkers en alle anderen die hieraan hebben meegewerkt, verdienen een pluim. Dat probleem was niet alleen een maatschappelijk, maar vooral een bestuurlijk probleem. Bij de IND, het COA, de opvang, bij alle uitvoerders zat alles vast en vol. Dat probleem is nu weg, ook bij de rechters en op bepaalde andere plekken. Hierdoor is er veel meer lucht en ruimte gekomen om de handhaving en het toezicht op wie je toelaat, veel beter uit te voeren dan in de jaren waarin alleen maar werd gediscussieerd over de noodzaak van een pardon. Daarom is die Asielbrief er.

Verder had de heer Fritsma het over criminele niet-uitzetbare vreemdelingen. Ik leg mij er niet bij neer dat mensen niet uitzetbaar zijn en dan blijkt het vaker opeens wel te kunnen. De heer Fritsma vroeg wat de achtergronden zijn bij personen die niet uitzetbaar zijn. Dat zijn eigenlijk de bekende zaken: er is twijfel over de identiteit, de nationaliteit is niet bekend en geen land wil meewerken aan het terugnemen. Zoals ik zei, is mijn motto: uitzetten of vastzetten. Een van de dingen die wij nu doen, is nagaan welke informatie over criminele antecedenten wij kunnen delen met de ambassades. Daar was voorheen geen sprake van: een absoluut «nee». Wij gaven geen inzage in strafrechtelijke dossiers of wij vertelden niet of iemand crimineel was, wat hij had gedaan en hoe lang hij had gezeten. Dat is echter voor een belangrijk deel gewoon een open bron. Waarom zou je die informatie niet aan ambassades geven? Het is een andere categorie dan asielinformatie, want die asielinformatie geven wij per definitie niet. Wij verkennen echter met alle creativiteit de mogelijkheden om criminele illegalen eerder en sneller te kunnen verwijderen dan ooit mogelijk was. Dus: uitzetten of vastzetten.

In reactie op opmerkingen van de heer De Krom had ik al iets gezegd over de verbetering van de resultaten. Verder vroeg hij zich af of ik mij nu niet al moet voorbereiden op de consequenties van het stopzetten van de categoriale bescherming voor Somaliërs, mochten die er zijn. Ik wil niet flauw doen, maar wat met de instroom van Somaliërs op dit moment aan de hand is, raakt aan een aantal onderwerpen die echt een afzonderlijk debat rechtvaardigen over de instroom van Somaliërs over de gehele linie. Dat heeft te maken met fraude en misbruik, met de categoriale bescherming en met een nieuw ambtsbericht over Somalië dat wij betrekken bij de besluitvorming om de categoriale bescherming al dan niet voort te zetten. De Kamer kent de route. Het categoriale beschermingsbeleid is een van de essentiële onderdelen van het toelatingsbeleid. Elk besluit over instellen of stopzetten wordt terecht uitgebreid en grondig met de Tweede Kamer besproken. Dat zal voor Somalië ook gebeuren. Om je echter voor te bereiden op een mogelijk effect daarvan, moet je dus eerst een besluit nemen en moet de Kamer dat besluit accorderen, welk besluit dat ook mag zijn.

Wij leiden nu 100 IND’ers op om met de Irakezen aan de slag te gaan. Als er voor Somalië of een ander land waar wij nu categoriale bescherming voor hebben binnenkort een beleidswijziging komt, dan kun je daar wellicht binnen die pool al iets mee. De mogelijkheid om op iets vooruit te lopen, zit deels al in de systemen. Er is een discussie over buffers gaande, waarbij het erom gaat dat de IND meer structurele capaciteit moet hebben om dit soort extra klussen beter op te vangen. Er wordt dus langs verschillende wegen voor gezorgd dat de IND de Irakklus en mogelijke andere toekomstige klussen goed kan aanpakken. Dat is echter niet gemakkelijk, omdat deze klus direct concurreert met een aantal andere wensen van de Kamer waar de IND ook voortvarend aan moet werken. Niet alleen de personele middelen, maar ook de financiële middelen zijn beperkt, zeker nu. Daardoor kun je geen onbeperkte instroom van nieuwe medewerkers hebben, ook al zou je hen per direct kunnen opleiden, hetgeen natuurlijk ook niet zo is.

De heer De Krom (VVD): Ik heb alle respect voor de poging van de staatssecretaris om mijn vraag te beantwoorden, maar ik heb nog steeds geen antwoord. Ik probeer het voor de derde keer. Als de staatssecretaris zegt dat de uitvoeringsconsequenties van het besluit over Irak groot zijn, dan is het logisch om te veronderstellen dat naarmate je langer wacht met het afschaffen van het categoriaal beleid voor Somalië, het aantal mensen dat onder die regeling valt, toeneemt en dat de uitvoeringsconsequenties dus groter zullen zijn. Mijn simpele vraag is: wat klopt er wel of niet aan die redenering? Is de staatssecretaris het met mij eens?

Staatssecretaris Albayrak: Bij categoriale bescherming weet je nooit wanneer de redenen intreden waarom je het beleid zou willen afschaffen. Soms gebeurt dat kort nadat je het beleid invoert. Soms gebeurt dat jaren later. Dan zijn heel veel mensen de facto al langer dan vijf jaar hier en kan bij hen helemaal niets meer worden ingetrokken. Het is iets te gecompliceerd om daar zo «digitaal» over te spreken. Laat ik dit meteen linken aan het verzoek van de heer Van de Camp om duidelijkheid te geven over de vraag wanneer de Kamer dit allemaal mag verwachten. Ik had gezegd «binnen een à twee weken», maar ik kan nu met zekerheid zeggen dat de Kamer die brief binnen een week zal krijgen.

De heer Spekman had het over de amv’s en de campussen. Hij vroeg zich af of wij op dat terrein vooruitlopen op de herijking. Dat is niet het geval. Het is gewoon een kwestie van: de winkel blijft open tijdens de verbouwing. Als er tekorten zijn in de kleinschalige wooneenheden en je wilt de voorzieningen die je nodig hebt op peil houden of krijgen, dan moet je een voorziening proberen te realiseren. Daarmee lopen wij dus niet zozeer vooruit. Wij moeten echter blijven uitvoeren wat wij reeds met de Kamer hebben afgesproken, terwijl wij de herijking bedenken en die met de Kamer bespreken.

De heer Spekman zei terecht dat wij eendimensionaal hebben gesproken over procedure stapelen. Dat gebeurde vanwege de aard van de vragen die daarover waren gesteld. Hij heeft echter helemaal gelijk dat sommige procedures achteraf geheel terecht blijken te zijn gevoerd, aangezien die door de rechter zijn gesanctioneerd. Dat percentage is best hoog, bijvoorbeeld doordat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn waardoor de rechter anders oordeelt dan de IND.

De heer Anker vroeg of er sprake is van een warme overdracht bij de huisvesting. Alle acties en de methodiek van de taskforce waren er niet alleen op gericht om met de gemeenten te praten over het zo snel mogelijk leveren van huizen. Er werd ook bekeken of daarbij al enige coördinatie kon worden bewerkstelligd tussen het CWI, de roc’s enzovoorts. Dat lijkt mij het voorbeeld van een warme overdracht.

Ik onderschrijf de laatste opmerking van de heer Van de Camp dat terugkeer niet alleen een zaak moet zijn van de staatssecretaris. Het is wel de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, maar om het beleid echt effectief te krijgen, heb je de medewerking van andere collega’s heel erg hard nodig. Ik heb de indruk dat wij op dat punt te veel kansen laten liggen in bilaterale relaties die kunnen worden gebruikt in de zin van: wij spreken iets met u af waar u baat bij heeft – dat gunnen wij u – maar op voorwaarde dat u uitgeprocedeerde onderdanen terugneemt.

Dan kom ik op de vraag van de heer Van de Camp over de kwestie van de zorgverzekering en de motie die ik nog niet had beantwoord. In die motie wordt de regering verzocht om het overleg tussen het ministerie van Justitie en het ministerie van VWS af te ronden en de Kamer voor 1 januari 2009 daarover te informeren. Dat is niet geheel gelukt, maar deels wel. In de brief van 10 december 2008 staat al iets over de uitvoering van die motie. In het kader van de Blauwdruk modern migratiebeleid moet geprobeerd worden om de periode waarin de vreemdeling in afwachting is van zijn verblijfsvergunning, zo kort mogelijk te houden. Eén voorbeeld van dat beleid is de nieuwe procedure voor toegang en verblijf. Die dekt in ieder geval de mvv’ers waar de heer Van de Camp op doelde, namelijk de personen die eerst op een visum komen en daarna hier de procedure afwachten voor het verkrijgen van het pasje. Daar gaan soms weken overheen. Dat gat wordt middels deze nieuwe procedure gedicht. Het tweede voorbeeld is het gegeven dat het expatcenter Amsterdam en recentelijk ook het expatcenter in Rotterdam al echt functioneren voor kenniswerkers en arbeidsmigranten. Daardoor verkrijgen zij vrijwel direct na inreizen in Nederland het verblijfsdocument dan wel de sticker. Voor kennismigranten is een en ander dan ook redelijk afgedekt. Dan heb ik het over de one-stop-shop. Rotterdam is daar al mee begonnen. Wij voeren gesprekken met andere gemeenten, waaronder Den Haag, om zo’n expatcenter op te richten, waar snel werken voor kennismigranten vorm zal krijgen.

Studenten vormen ook een specifieke groep. De IND is in gesprek met tien onderwijsinstellingen om reeds het komend studiejaar een proeftuin in te richten met een one-stop-shopprocedure. Hierdoor wordt aan studenten na inreizen in Nederland op een van tevoren met de onderwijsinstelling afgesproken tijdstip het verblijfsdocument op locatie uitgereikt. Ook dat zal die termijn verkorten. Daar hebben wij de onderwijsinstellingen bij nodig. Ik heb goede voorbeelden gezien in Delft, waar op sommige momenten al bijna sprake is van een one-stop-shopaanpak. De IND gaat ook die kant op. De faciliteit wordt geboden door de universiteit van Delft en is goed exporteerbaar naar andere onderwijsinstellingen.

Dan kom ik op de gezinsmigranten die met een mvv inreizen op grond van het nareisbeleid. Daarbij gaat het om toegelaten vluchtelingen. Voor deze gezinsmigranten geldt dat zij ten behoeve van de afgifte van de asielvergunning zelf ook een asielprocedure doorlopen. Daardoor kunnen zij op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) aanspraak maken op de ziektekostenregeling. Voor die groep asielzoekers, namelijk nareizende gezinsleden van toegelaten vluchtelingen, is een voorziening getroffen. Daarbij is er wel nog een probleem van praktische aard waar wij nog geen oplossing voor hebben: de wachttijd. Die bedraagt meestal een aantal weken. Vanwege de wachttijd kunnen gezinsmigranten van de genoemde categorie soms niet onmiddellijk hun asielprocedure opstarten. Dat is bijvoorbeeld het geval in AC Ter Apel. Als die procedure wordt gestart, vallen zij namelijk onder de Rva en zijn zij gedekt voor ziektekosten. Als zij echter moeten wachten om tot de procedure te worden toegelaten, dan kunnen die kosten een paar weken ongedekt zijn. Daarnaast is het recht op een ziektekostenverzekering gekoppeld aan het recht op opvang. Als de hoofdpersoon niet langer fysiek in de opvang zit en een gezinslid van hem komt in de procedure, dan kan dat gezinslid dus ook geen aanspraak maken op opvang – dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de aanvrager al een eigen woning heeft – en dus ook niet op een ziektekostenverzekering. Mijn ministerie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werken hard aan deze twee kwesties, zodat deze problemen van praktische aard, die echt de uitwerking betreffen, zo spoedig mogelijk zijn opgelost. Het gaat echter om een heel overzichtelijke kleine groep. Voor de grotere groepen hebben wij reeds voorzieningen.

De voorzitter: Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de regering. Gezien het tijdstip, is dit een mooi moment om deze vergadering te beëindigen. Ik dank met name de collega’s Fritsma en de Wit voor hun solidariteit, hun aanwezigheid tot het einde van dit overleg.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (ChristenUnie) en Heemelaar (GroenLinks).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Van Raak (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), De Roos-Consemulder (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie) en Halsema (GroenLinks).

Naar boven