19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 1114
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2006

Het kabinet heeft zich vandaag diepgaand beraden op de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Dijsselbloem c.s. (Kamerstukken II 2006/7, 19 637, nr. 1113).

In deze beraadslagingen zijn de kabinetsreacties op de eerder aangenomen moties met betrekking tot een generaal pardon en een moratorium betrokken.

Het aannemen van de motie van afkeuring door de Tweede Kamer aan het einde van het Kamerdebat van de afgelopen nacht is een nieuw feit en heeft met name betekenis in de verhouding tussen kabinet en Kamer.

Het kabinet acht het onjuist nu welke beslissing dan ook te nemen die vooruitloopt op een mogelijke pardonregeling. Gelet op de herhaalde Kameruitspraken wenst het kabinet echter te voorkomen dat verdere discussies ontstaan rond de verwijdering van ex-asielzoekers in het kader van het project Terugkeer. Het kabinet heeft daarom besloten om, zonder daarmee te anticiperen op toekomstige regelingen, ten aanzien van de groep ex-asielzoekers die in de laatste fase van behandeling zijn bij het project Terugkeer, gedurende de demissionaire periode gedwongen uitstroom uit het project niet te effectueren wanneer dat op humanitaire bezwaren stuit, in het bijzonder bij gezinnen met kinderen. De uitzettingen van deze groep worden per direct opgeschort.

De VVD-bewindspersonen konden zich niet verenigen met dit besluit. Daarop heeft de minister-president een dringend beroep op hen gedaan aan te blijven vanwege het landsbelang. De VVD-bewindspersonen hebben daarin bewilligd vanwege de regeerbaarheid van het land.

Dit besluit maakt nu onderdeel uit van het kabinetsbeleid.

Minister Hirsch Ballin van Justitie zal de verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein Vreemdelingenzaken op zich nemen. Minister Verdonk zal het beleidsterrein Integratie blijven behartigen en daarnaast worden belast met de zorg voor Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering.

Op deze wijze meent het kabinet, in de bijzondere constitutionele context van de huidige verhouding tussen kabinet en Kamer, tegemoet te komen aan de aangenomen moties en tevens recht te doen aan de individuele verantwoordelijkheid die bewindspersonen in een demissionair kabinet moeten kunnen dragen voor de uitvoering van moties die vragen om een beleid dat niet strookt met het beleid dat zij als leden van een kabinet en met steun van de Kamer hebben gevoerd voordat het kabinet zijn ontslag aanbood wegens de verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer.

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven