17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 593 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2020

Met uw brief van 6 februari 2020 verzoekt uw Kamer om een reactie naar aanleiding van het vonnis van de rechter inzake het Systeem Risico Indicatie (SyRI). U vraagt hierbij in te gaan op de vraag hoe ik gevolg zal geven aan de uitspraak. Daarnaast vraagt u of ik gemeenten de opdracht zal geven te stoppen met SyRI en zo ja, op welke termijn. Met deze brief ontvangt u mijn reactie naar aanleiding van het vonnis en antwoord op uw vragen.

Op 5 februari 2020 deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak over SyRI; een instrument dat bedoeld is om fraude en misbruik met uitkeringen, toeslagen en belastingen te voorkomen en te bestrijden. De rechter oordeelde dat het instrument in strijd is met hoger recht1 omdat het instrument in de huidige vorm te weinig waarborgen biedt om de privacy van mensen te beschermen. Er is volgens de rechter geen sprake van een balans tussen het maatschappelijk belang en de inbreuk op het privéleven van mensen. Daarmee is de regelgeving die ten grondslag ligt aan het instrument SyRI in strijd met hoger recht en oordeelt de rechter dat de regelgeving onverbindend is. Dit betekent dat SyRI in de huidige vorm niet meer mag worden toegepast. Op dit moment lopen er geen SyRI-projecten en zijn er al enige tijd geen nieuwe aanvragen binnengekomen. Gegeven de uitspraak van de rechter is het zeer onwaarschijnlijk dat dit nog zal gebeuren. Een eventuele nieuwe aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Ik heb het vonnis van de rechter bestudeerd en heb, na overleg met mijn collega’s binnen het kabinet, besloten om niet in hoger beroep te gaan. De rechter onderstreept het belang van fraudebestrijding en de inzet van nieuwe technologieën hierbij en benadrukt dat de sociale zekerheid één van de pijlers van de Nederlandse maatschappij is.

Ons stelsel van sociale zekerheid is daarmee belangrijk voor de welvaart van ons land. Misbruik ondermijnt het draagvlak en daarom is fraudebestrijding cruciaal voor het behoud van ons sociale stelsel.

De toepassing van nieuwe technologieën, zoals data-analyse en algoritmen, is legitiem. De rechter heeft ook hierop gewezen. In mijn brief van 9 april 2018 heb ik, samen met de Minister, uw Kamer geïnformeerd over de handhavingskoers voor de periode 2018–20212. Voor het behoud van ons stelsel van sociale zekerheid is het van belang om misbruik te voorkomen en aan te pakken. Hierbij is het uitgangspunt dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van de regels. Vanuit het oogpunt van preventie is het belangrijk onbedoelde overtredingen te voorkomen. Tegelijk treden wij op als er sprake is van misbruik; fraude mag niet lonen. Nieuwe technologieën bieden mogelijkheden om effectief en efficiënt fraude te voorkomen en te bestrijden, bijvoorbeeld door het koppelen van gegevens en het gebruik van algoritmen. De inzet van deze middelen is volgens de rechter legitiem. Het belang van handhaving staat niet ter discussie en daarom moeten reguliere handhavingsactiviteiten, zoals risicogericht toezicht en de samenwerking binnen de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI), doorgaan.

De rechter benadrukt in het vonnis dat de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft bij het gebruik van nieuwe technologieën om voldoende waarborgen ten aanzien van privacy van burgers te treffen. Volgens de rechter voldoet het instrument SyRI hier in de huidige vorm niet aan. Naar aanleiding van de recent gepresenteerde richtlijnen van de overheid op het gebied van data-analyses3 en het vonnis wil ik breder gaan kijken naar het gebruik van risicomodellen, en in het bijzonder de waarborgen, binnen de sociale zekerheid.

Naast voldoende waarborgen, moet het instrument efficiënt en effectief zijn in fraudebestrijding en van meerwaarde zijn voor de partijen die er gebruik van willen maken. Op dit punt heeft het huidige instrument zich niet bewezen. Mede daarom stel ik geen hoger beroep in. Niet in alle opzichten is de betekenis van het recht op privacy uitgekristalliseerd voor het gebruik van nieuwe technologieën. Ik wil een nieuw instrument ontwikkelen waarbij ik ook in dit licht lering wil trekken uit het instrument SyRI. Bij deze verkenning betrek ik de partijen die ervaring hebben met SyRI zoals VNG, UWV, SVB, de Belastingdienst, het Inlichtingenbureau (IB) en de Inspectie SZW. Ik ga met deze partijen in gesprek over de knelpunten die bij de toepassing van SyRI zijn ervaren. Daarnaast wil ik de behoeften voor de toekomst inventariseren.

Ik wil ook verder kijken. Zo wil ik naast de SyRI-gebruikers andere partijen en inhoudelijk experts betrekken bij het ontwikkelen van een nieuw instrument. Samen met die verschillende partijen wil ik gaan onderzoeken hoe nieuwe technologische hulpmiddelen kunnen worden ingezet om op een effectieve en efficiënte manier fraude te bestrijden, met voldoende waarborgen ten aanzien van privacy.

De balans tussen het maatschappelijk belang (fraudebestrijding) en het burgerbelang (inbreuk op privacy) is een uitdaging en een onderwerp dat mijn aandacht heeft. Ik werk samen met de Minister aan een visie op gegevensuitwisseling en privacy in het sociaal domein en zal uw Kamer per brief hierover informeren.

In deze brief zal ik tevens ingaan op de aanpak van de verkenning zoals hiervoor toegelicht, en het gebruik van risicomodellen binnen de sociale zekerheid.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

SyRI is in strijd met artikel 8 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

X Noot
2

Kamerstuk 17 050, nr. 541

X Noot
3

Kamerbrief over waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid, 8 oktober 2019, Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 641

Naar boven