17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 538 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2017

Op 1 januari 2017 is de gewijzigde Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) in werking getreden. Ik heb uw Kamer toegezegd de Fraudewet te monitoren naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 24 november 20141. Over de uitspraak en de maatregelen die ik naar aanleiding daarvan heb genomen, heb ik uw Kamer in mijn brief van 16 december 20142 en 30 april 20153 geïnformeerd. Ook heb ik op 1 oktober 20144 uw Kamer toegezegd om het handhavingsbeleid inzake sociale zekerheidswetten, inclusief het sanctieregime zoals vastgelegd in de Fraudewet, in 2016 te evalueren.

Middels de volgende onderzoeksrapporten geef ik uitvoering aan deze toezeggingen aan uw Kamer. Het eerste rapport betreft de monitoring van de Fraudewet en de laatste twee rapporten vormen samen de evaluatie van het handhavingsbeleid sociale zekerheidswetten:

  • Monitoronderzoek uitvoering Fraudewet5.

  • Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Foto van het beleid en de uitvoering van de handhaving sociale zekerheidswetten6.

  • Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lessen voor de toekomst7.

Monitoronderzoek uitvoering Fraudewet

Stimulansz heeft in opdracht van het Ministerie van SZW een monitoronderzoek verricht naar de uitvoering van de Fraudewet sinds de uitspraak van de CRvB. Het doel van dit monitoronderzoek is om een globaal beeld te schetsen van de uitvoering van de Fraudewet door UWV, SVB en de gemeenten. Het monitoronderzoek geeft inzicht in de uitvoeringspraktijk. De centrale hoofdvraag luidde: Hoe verloopt de uitvoering van de Fraudewet bij UWV, SVB en gemeenten? En wat is het globale beeld over de gehele linie?

Uit het monitoronderzoek blijkt onder andere dat de uitvoeringsorganisaties meer ruimte hebben om maatwerk te leveren bij de uitvoering van de Fraudewet sinds de uitspraken van de CRvB. De keerzijde van meer maatwerk is dat er meer inzet gevraagd wordt van de uitvoeringsorganisaties en dat het complexer en arbeidsintensiever is geworden om te komen tot een passende sanctie. Het onderzoek kaart aan dat het komen tot een passende en evenredige boete opstartproblemen betreffen die verminderen naar mate professionals meer ervaring opdoen. Gemeenten zijn voor de uitvoering van de Fraudewet veel meer in gaan zetten op preventie. Verder wordt in de uitvoeringspraktijk een aantal knelpunten ervaren. Het gaat hier bijvoorbeeld om het vaststellen van grove schuld of opzet. Dit heeft te maken met de bewijslast en kan volgens de onderzoekers opgelost worden als op een andere wijze dan voorheen onderzoek naar de overtreding wordt gedaan.

Het onderzoek laat zien dat de mate waarin bovengenoemde knelpunten worden ervaren verschilt tussen landelijke uitvoeringsorganisaties UWV en SVB enerzijds en gemeenten anderzijds. Medewerkers van de gemeenten blijken over het algemeen meer en vaker knelpunten te ervaren dan medewerkers van UWV en SVB.

Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zekerheidswetten

PwC heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de evaluatie verricht naar het handhavingsbeleid inzake sociale zekerheidswetten, inclusief het sanctieregime zoals vastgelegd in de Fraudewet. Het doel van de evaluatie is inzicht geven in de doelen, middelen en activiteiten van zowel SZW als UWV, SVB en gemeenten op basis waarvan lessen geleerd kunnen worden. Op 1 november 2016 is de evaluatie van start gegaan. Eerst is een «foto» van het beleid en de uitvoering (een weergave van alle activiteiten die plaatsvinden in de handhavingsketen) gemaakt. Vervolgens zijn lessen voor de toekomst geformuleerd. Dat is verricht aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:

  • 1. Is er voldoende empirische grondslag voor de (impliciete) beleidstheorie achter het handhavingsbeleid?

  • 2. Is de mix van instrumenten (wetgeving, voorlichting, kaderstellingen, faciliteren uitvoering) adequaat om de beoogde effecten te realiseren op een doeltreffende en doelmatige wijze?

  • 3. Welke kansen en bedreigingen liggen er in de uitvoering van het handhavingsbeleid en hoe kan door beleid van de Minister van SZW hier positieve invloed op aangewend worden?

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat het handhavingsbeleid van SZW functioneert. SZW gebruikt alle instrumenten (wetgeving, voorlichting, kaderstelling en faciliteren uitvoering) om de naleving van de inlichtingenplicht te bevorderen. Dit is de plicht van uitkeringsontvangers om op tijd alle wijzigingen door te geven die van invloed kunnen zijn op de hoogte en duur van de uitkering. Op basis van de foto zijn geen grote tekortkomingen geconstateerd, maar er zijn wel kansen om bepaalde onderdelen – ook onderdelen die nu goed gaan – verder te verbeteren.

De belangrijkste kansen liggen op het terrein van het delen van kennis en ervaringen tussen SZW, UWV, SVB en gemeenten door bijvoorbeeld het delen van «good en bad practices» in de uitvoering en het gezamenlijk ontwikkelen van methoden voor slimmere data-analyse op zoveel mogelijk relevante bestanden. Een andere kans ligt in meer empirisch onderzoek naar gedragsinterventies en de effecten van activiteiten die uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Volgens de onderzoekers kan de Minister van SZW de hierboven genoemde kansen positief beïnvloeden door zich te richten op de uitvoering van onderzoek, het verder faciliteren van UWV, SVB en gemeenten bij data- en informatie-uitwisseling en data-analyse, en het actief stimuleren van (keten)samenwerking tussen de uitvoerende organisaties.

Vervolg

De onderzoeksrapporten geven een aanzet om het handhavingsbeleid van het Ministerie van SZW verder te optimaliseren. De aanbevelingen zullen worden uitgewerkt in overleg met UWV, SVB en gemeenten, om te bezien welke kansen benut kunnen worden en waar verbeteringen mogelijk zijn. Met deze partijen zal ook worden bezien of de opstartproblemen die zijn geïdentificeerd in het monitoronderzoek inmiddels zijn verminderd of dat er nog aanvullende maatregelen nodig zijn om de uitvoering hierin te ondersteunen.

Ik bied uw Kamer de onderzoeksrapporten zonder nadere standpunt bepaling aan. Een inhoudelijke reactie op de rapporten laat ik daarmee aan mijn opvolger.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

ECLI:NLCRVB: 2014:3754

X Noot
2

Kamerstuk 17 050, nr. 495

X Noot
3

Kamerstuk 17 050, nr. 504

X Noot
4

Kamerstuk 17 050, nr. 488

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven