17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 478 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2014

In het dertigledendebat over gemeenten die de noodklok luiden over de negatieve gevolgen van de Fraudewet van 27 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 86) hebben de Kamerleden Heerma en Van Weyenberg een motie ingediend. Op 2 juni 2014 is een gewijzigde motie ingediend (Kamerstuk 17 050, nr. 477) ter vervanging van de eerdere motie onder Kamerstuk 17 050, nr. 476.

In deze gewijzigde motie verzoeken de Kamerleden Heerma en Van Weyenberg de regering om voor 1 oktober 2014 te komen met een concrete uitwerking van de «mate van verwijtbaarheid» binnen de Fraudewet. Tevens wordt verzocht om niet meer standaard de minimumboete op te leggen en de waarschuwing uit de breiden naar andere categorieën. Dit betreft ook het toevoegen van de mogelijkheid om bij een eerste overtreding in de Wet arbeid vreemdelingen een waarschuwing te geven als niet ook een andere overtreding is begaan.

Deze motie verzoekt de regering om waar uitwerking hiervan niet kan binnen de grenzen van de wet, voorstellen voor te bereiden om dit wel mogelijk te maken.

Ik heb uw Kamer in het dertigledendebat van 27 mei 2014 toegezegd om voor 1 oktober 2014 te komen met een concrete uitwerking van de maatregelen die ik in mijn brief van 26 mei 2014 (Kamerstuk 17 050, nr. 474) heb aangekondigd en daarbij de overweging over de mogelijke aanpassing van de wet te betrekken.

Ik laat deze motie over aan het oordeel van de Tweede Kamer.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven