17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 417 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2012

Tijdens het AO Handhaving eind 2011 (Kamerstuk 25 883, nr. 204) heeft de staatssecretaris van SZW toegezegd de Tweede Kamer begin 2012 te informeren over de mogelijkheden van omkering van de bewijslast in die situaties dat wordt geconstateerd dat een uitkeringsgerechtigde aan het werk is. Tijdens de begrotingsbehandeling voor 2012 kwamen de zogenoemde «busjescontroles» door Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aan de orde, evenals de omkering bewijslast. Daarbij heb ik toegezegd dat we zullen kijken op welke wijze verkeerscontroles kunnen worden opgezet en of het toch mogelijk is om daar een nuttig samenwerkingsverband op te zetten dat ook voor het UWV resultaten oplevert in het kader van fraudebestrijding.

Hieronder ga ik, mede namens de staatssecretaris, nader in op de bewijslastverdeling en de verkeerscontroles door het UWV.

Bewijslastverdeling

Om in aanmerking te komen voor een uitkering of om een uitkering te behouden gelden voor alle uitkeringswetten inlichtingenverplichtingen. De betrokkene is verplicht om de uitvoeringsinstantie desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte of de duur van de uitkering.

In het bestuursrecht geldt de zogenoemde vrije bewijsleer. Dat betekent dat de bestuursrechter datgene bewezen kan vinden wat hij aannemelijk acht. Uit de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht volgt wel dat vermoedens terug te voeren moeten zijn op feiten (in het dossier). Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt dan ook dat wanneer voldoende aannemelijk is gemaakt dat betrokkene geen of onjuiste feiten en omstandigheden heeft medegedeeld, dit reden kan zijn om hieraan (uitkerings)gevolgen te verbinden of een bestuurlijke boete op te leggen1. Het is dan aan de betrokkene aan te tonen dat dit beeld van de uitkeringsinstantie niet klopt en dat hij wel recht heeft op behoud van de uitkering. De praktijk is veelal dat in een dergelijke situatie eerst de uitkering wordt geschorst of de betrokkene wordt gevraagd een verklaring te geven voor het gerezen vermoeden van overtreding van de inlichtingenverplichting. Als er geen of geen afdoende verklaring wordt gegeven dan wordt door het uitvoeringsorgaan bezien of er nog recht op uitkering bestaat. In deze situatie wordt van de betrokkene gevraagd aannemelijk te maken dat hij niet fraudeert en kan men dus op grond van de huidige stand van de rechtspraak spreken van omkering van de bewijslast. In het kader van het wetsvoorstel «aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» wordt de aangiftegrens (voor strafrecht) verhoogd naar in beginsel € 50 000 en kan het bestuursrecht dus ruimer worden toegepast.

De vrije bewijsleer geldt echter niet voor het strafrecht. Een strafrechtelijke vervolging in verband met uitkeringsfraude wordt niet gebaseerd op schending van de inlichtingenplichten in de uitkeringswetten maar op overtreding van de desbetreffende strafrechtelijke normen in het Wetboek van Strafrecht. Een vervolgde in een strafzaak moet op grond van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) zijn zaak kunnen voorleggen aan een onafhankelijke rechter die de vervolgde voor onschuldig houdt totdat zijn schuld is bewezen. Met betrekking tot een strafrechtelijke veroordeling gelden de vereisten van het strafvorderlijk bewijs zoals krachtens art. 338 Wetboek van Strafvordering geleverd moet worden (o.a. de eis dat het bewijs moet steunen op twee van elkaar onafhankelijke bewijsmiddelen). Bij een strafzaak in verband met uitkeringsfraude is, anders dan bij de bestuurlijke boete in verband met overtreding van de inlichtingenverplichtingen, geen ruimte voor bewijsvermoedens en omkering van de bewijslast.

Verkeerscontroles

Mensen die een werkloosheidsuitkering hebben, mogen werken met een werkloosheidsuitkering, maar moeten dat dan wel melden bij het UWV. Het aantal gewerkte uren is van invloed op de hoogte van de uitkering. Het UWV is bevoegd om te controleren of iemand werkt of heeft gewerkt.

Verkeerscontroles kunnen een interessant hulpmiddel zijn om te constateren of iemand werkt naast een uitkering. Uitkeringsontvangers kunnen werkend worden aangetroffen, bijvoorbeeld als chauffeur. Daarnaast kan een verkeerscontrole een indicatie geven dat iemand op weg is naar of van werk. Iemand wordt dan weliswaar niet werkend aangetroffen, maar er is dan wel sprake van een feit dat leidt of kan leiden tot een vermoeden dat iemand gaat werken of gewerkt heeft. Bij een dergelijk vermoeden is het op grond van de bewijslastverdeling aan betrokkene om aan te tonen dat hij niet werkt of gaat werken.

In het verleden heeft het UWV deelgenomen aan verkeerscontroles van het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) om zo te achterhalen of mensen onterecht een uitkering ontvingen. Gelet op de proportionaliteit en efficiënte inzet van de capaciteit, heeft het UWV daarna afgezien van verdere structurele deelname aan dit soort verkeerscontroles. Wel heeft het UWV recentelijk deelgenomen aan de verkeerscontroles bij enkele wijkgerichte interventieteamprojecten.

Het UWV zal op verzoek van SZW de komende periode opnieuw gaan deelnemen aan een aantal verkeerscontroles van de KLPD. Daarbij zullen busjescontroles plaatsvinden. Het UWV onderzoekt de mogelijkheden om al tijdens de verkeerscontroles vast te kunnen stellen of iemand daadwerkelijk een uitkering heeft. Dat maakt het mogelijk gecontroleerde uitkeringsgerechtigden ter plaatse intensiever te bevragen. Door ervaring op te doen met verkeerscontroles ontstaat inzicht in de effectiviteit ervan. Als bepaalde vormen van verkeerscontroles effectief blijken, dan worden deze wat mij betreft voortaan structureel toegepast.

Dit najaar zal ik de Tweede Kamer informeren over de bevindingen ten aanzien van de deelname aan verkeerscontroles door het UWV.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

Bijvoorbeeld CRvB 26 sept. 2000 USZ 2000, 291.

Naar boven