25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 224 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2024

Op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zbo’s) dien ik uw Kamer een verslag te sturen over het doelmatig en doeltreffend functioneren van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), als zelfstandig bestuursorgaan (zbo), over de periode 2018–2022.

De zbo-evaluatie van de AP heeft vertraging opgelopen, omdat over de opzet en uitvoering van deze evaluatie al langere tijd het gesprek plaatsvindt tussen mijn departement en de AP. Zowel de AP als ik hechten aan het belang van een goede, onafhankelijke evaluatie. De AP stelt zich echter op het standpunt dat alleen zij zelf de opdrachtgever mag zijn van deze evaluatie, terwijl ik van mening ben dat het opdrachtgeverschap bij mij hoort te berusten.

De AP beroept zich in de discussie over het opdrachtgeverschap op haar vergaande onafhankelijkheid, gelegen in Europese regelgeving boven de Nederlandse regelgeving. Voor een meer gedetailleerde weergave van de zienswijze van de AP verwijs ik naar de brief die de voorzitter op 16 mei 2023 aan mij heeft gestuurd, met afschrift aan uw Kamer.1 Mijn zienswijze is dat het in zijn algemeenheid niet wenselijk is dat een zbo zelf de opdrachtgever is voor zijn eigen evaluatie. Verder ben ik van mening dat een onderzoek naar de doelmatige en doeltreffende besteding van middelen niet de onafhankelijkheid van de AP aantast in het uitvoeren van haar taken. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) benadrukt in artikel 52 de onafhankelijkheid van de toezichthoudende instantie, maar stelt ook nadrukkelijk in hetzelfde artikel (als ook in overweging 118 bij de Verordening) dat dit niet inhoudt dat de toezichthoudende instantie niet kan worden onderworpen aan controle of toezichtsmechanismen betreffende haar financiële uitgaven.

Bij de oprichting van de AP in Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG) is hier ook nadrukkelijk rekening mee gehouden. De AP kan in volledige onafhankelijkheid optreden bij de uitvoering van haar taken en de uitvoering van haar bevoegdheden doordat enkele bepalingen uit de Kaderwet zbo’s niet van toepassing zijn.2 Het uitsluiten van deze artikelen en bevoegdheden is van belang geweest, omdat de AP in volstrekte inhoudelijke onafhankelijkheid moet kunnen opereren, ook waar het gaat om het uitoefenen van toezicht op de verwerkingen onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming of de Minister van Justitie en Veiligheid. Met het uitsluiten van deze mogelijkheden van beïnvloeding van het inhoudelijke beleid is de onafhankelijkheid gewaarborgd.3 De andere artikelen uit de Kaderwet zbo, waaronder artikel 39 lid 1 dat ziet op de vijfjaarlijkse beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zbo, zijn derhalve ook op de AP van toepassing.

De AP is – zoals vermeld in de hiervoor genoemde brief van de AP – inmiddels wel zelf een brede evaluatie gestart en heeft daarvoor een begeleidingscommissie ingesteld. Naar ik van de AP begrijp, wordt in deze brede zelfevaluatie ook gekeken naar het doelmatig en doeltreffend functioneren van dit zbo. Dit rapport wordt door de AP eind 2024 verwacht, waarna het zal worden gedeeld met mij, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en uw Kamer.

Nu het in de afgelopen periode niet is gelukt om tot overeenstemming te komen over het opdrachtgeverschap, kies ik ervoor de uitkomsten van de door de AP opgezette zelfevaluatie af te wachten. Daarna zal ik, zo nodig in afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties als verantwoordelijke voor de Kaderwet zbo’s, beoordelen of deze zelfevaluatie voldoende duidelijkheid verschaft over het doelmatig en doeltreffend functioneren van de AP, zoals beoogd in deze Kaderwet. Hieruit zal ook moeten blijken of een aanvullend onderzoek in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid nog opportuun is. Gelet op de looptijd van de zelfevaluatie door de AP zal ik u rond het kerstreces 2024 verder informeren.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Een kopie van deze brief is volledigheidshalve toegevoegd.

X Noot
2

Artikelen 12, 20, 21, 22 en 23 van de Kaderwet zbo’s.

X Noot
3

Kamerstuk II 2017/18, 34 851, nr. 3 (MvT).

Naar boven