32 645 Kernenergie

H BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2024

Hierbij stuur ik u ter kennisneming de brief Stand van zaken van de nieuw te bouwen kerncentrales zoals ik deze aan de Tweede Kamer heb verstuurd.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2024

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de voorbereidingen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. In mijn brieven van 9 december 2022 en van 29 juni 2023 heb ik toegelicht dat ik op dit moment de politieke besluitvorming voor de nieuw te bouwen kerncentrales voorbereid.1 In deze brief geef ik een update van de verschillende werksporen, de opbouw van de projectorganisatie en de planning.

Stand van zaken eerste fase nieuwbouwtraject

Het nieuwbouwtraject richt zich op twee centrales met elk een vermogen van >1.000 MW. Het is evident dat een zorgvuldig besluitvormingsproces moet worden doorlopen voor de ontwikkeling en bouw van de twee nieuwe kerncentrales. Zoals ik schreef in mijn brief van 9 december 2022 kan het nieuwbouwtraject onderverdeeld worden in vier fases. Allereerst is er fase 1 waarin de besluitvorming wordt voorbereid. In deze fase wordt er toegewerkt naar een ontwerp locatiebesluit, een start van de aanbesteding en inmiddels is daar aan toegevoegd de oplevering van een voorlopig Rijk-Regiopakket (de flankerende beleidsmaatregelen voor de komst van twee nieuwe kerncentrales). De tweede fase betreft het uitvoeren van de aanbesteding, de derde fase betreft de vergunningsverlening en de vierde fase betreft de bouw en ingebruikname van de kerncentrales. Het zorgvuldig doorlopen van fase 1 is niet alleen voorwaardelijk voor goede politieke besluitvorming, maar draagt ook bij aan het spoedig en succesvol doorlopen van fase 2 (het uitvoeren van de tender).

In lijn met de motie Hermans/Heerma2 maak ik nu in de eerste fase maximaal tempo door verschillende sporen parallel te laten lopen, namelijk de marktconsultatie, technische haalbaarheidsstudies, de eerste fase van de projectprocedure en het rijk-regiopakket. Deze werksporen in combinatie met de opbouw van een projectorganisatie zijn voorwaardelijk voor het nemen van een politiek besluit over de aanbesteding van de nieuwbouw, een ontwerp locatiebesluit en de oplevering van een voorlopig Rijk-Regiopakket. Dit heb ik destijds gekozen op basis van een planningsanalyse van Boston Consulting Group (BCG)3.

Afbeelding 1: Weergave van de vier verschillende werksporen, de separate opbouw van de projectorganisatie en de hieruit resulterende mijlpalen als onderdeel van de eerste fase van het nieuwbouwtraject

Afbeelding 1: Weergave van de vier verschillende werksporen, de separate opbouw van de projectorganisatie en de hieruit resulterende mijlpalen als onderdeel van de eerste fase van het nieuwbouwtraject

Werksporen tot start aanbesteding

In mijn brief van december 2022 heb ik toegezegd te streven naar de afronding van fase 1 in de kabinetsperiode.4 Ik heb uw Kamer vervolgens een routekaart gepresenteerd voor deze eerste fase van het nieuwbouwtraject.5 Deze routekaart blijft leidend voor mijn aanpak, ook demissionair zet ik dit werk voort ten behoeve van het nieuwe kabinet. Ik heb met gemeente Borsele en provincie Zeeland afgesproken een nieuw werkspoor toe te voegen: het Rijk-Regiopakket. In het Rijk-Regio pakket wil ik gefaseerd afspraken maken tussen rijk en regio over de randvoorwaarden waaronder de kerncentrales gerealiseerd kunnen worden. Dit is nodig vanwege behoud van de leefomgevingskwaliteit in die gebieden. Voor de afronding van de eerste fase wil ik een voorlopig Rijk-Regio pakket afspreken dat verder uitgewerkt zal worden in de latere fases.

In afbeelding 1 zijn de elementen van de eerste fase weergegeven. Een belangrijke volgende stap betreft het formele besluit om te starten met de aanbesteding (in de routekaart fase 2). Om dit besluit te kunnen nemen, zijn grondige, betrouwbare en gedetailleerde resultaten van de verschillende werkstromen nodig. Hiervoor is het bijvoorbeeld nodig om een indicatie te hebben van de technische uitgangspunten, de bijbehorende kosten en de verdeling van deze kosten. Een ontwerp locatiekeuze kan alleen gemaakt worden met informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en het zorgvuldig behandelen van het Rijk-Regiopakket. Ik vind het van belang om het besluit over de start van de aanbesteding en de locatiekeuze in goed overleg met de regio te maken Daarom is het hebben van een afgestemd voorlopig Rijk-Regiopakket een belangrijk onderdeel voor het afronden van de eerste fase van het nieuwbouwtraject.

Ik heb ervoor gekozen om meer tijd te nemen voor de marktconsultatie en technische haalbaarheidsstudies (fase 1) omdat ik ervan overtuigd ben dat dit het verdere nieuwbouwproces ten goede komt. Zie voor een toelichting bij deze keuze onderdeel 2.3 van deze brief. Dit leidt ertoe dat de start van de aanbesteding medio 2025 zal plaatsvinden. Dat is later dan de planning op hoofdlijnen zoals gecommuniceerd in mijn brief van december 2022.6 Omdat de keuze om meer tijd te nemen in de voorbereiding van de besluitvorming (fase 1) mogelijk leidt tot het beperken van risico’s en een versnelling van de latere fases, met name in het aanbestedingstraject (fase 2), betekent dit niet dat er automatisch een evenredige vertraging in de oplevering van de kerncentrales optreedt. Mijn verwachting is daarom dat door aan de voorkant meer kwaliteit in de uitvraag te stoppen en de technologieleveranciers gerichter aan het werk te laten gaan in deze fase, dit de onderhandelingen tijdens de aanbestedingsfase ten goede komt. Zoals ik ook al in mijn brief van december 2022 aangaf, kan deze fase voor een deel parallel aan fase 1 starten. Aan het einde van deze brief zal ik nader ingaan op de planning van de volgende fases.

1. Werkspoor 1: Marktconsultatie

1.1 Doel

In de marktconsultatie onderzoeken we samen met de drie technologieleveranciers en financiële instellingen realistische mogelijkheden voor een uiteindelijk financierings- en organisatiemodel. Het resultaat van dit werkspoor is een overzicht van de mogelijkheden en beperkingen voor zowel technologieleveranciers en financiële instellingen, als de Nederlandse overheid in het financieel mogelijk maken van de bouw en operatie van de twee kerncentrales. Uit dit overzicht volgen voorkeursopties voor de financieringsstructuur en de rol van de Nederlandse overheid daarin. Daarmee geeft het informatie die voorwaardelijk is voor het politieke besluit om het nieuwbouwtraject te vervolgen in fase 2. Met de marktconsultatie beperken we het risico dat het uiteindelijke financieringsmodel niet aansluit bij de randvoorwaarden van de technologieleveranciers en financiers.

Daarnaast biedt dit ook de benodigde informatie voor het opnemen van financiële randvoorwaarden in de eventuele aanbesteding.

1.2 Stand van zaken

De marktconsultatie is inmiddels gestart en er hebben constructieve gesprekken plaatsgevonden met de drie technologieleveranciers. Op dit moment wordt de mogelijke rol van de Nederlandse overheid met betrekking tot de twee nieuwe centrales verkend met de benadering van een Government Support Package. Dit is een pakket van mogelijke steuninstrumenten die een overheid kan bieden voor de nieuwbouw van kerncentrales. Dit Government Support Package kan verschillende vormen van steun bevatten, zoals een overheidsdeelname, garanties op vreemd vermogen, prijssteun tijdens de operationele fase, risicoallocatie in de bouw- en operationele fase en schadeloosstellingen bij grotere risico’s.

1.3 Planning en risico’s

Ik zal na een onafhankelijke toets op de resultaten mijn eerste inzichten eind 2024 met u delen. Het voeren van de dialoog met marktpartijen is erop gericht om de mogelijkheden en restricties van een mogelijke financieringsconstructie en Government Support Package in beeld te krijgen, daarnaast worden ook de mogelijkheden van en bij het Rijk onderzocht. Vervolgens wordt deze informatie gebruikt om zo goed mogelijk naar een succesvolle en competitieve aanbesteding toe te werken. De mate waarin de randvoorwaarden vanuit de staat aansluiten bij de randvoorwaarden van de leveranciers en financiers kan gevolgen hebben voor het starten en/of de inrichting van de aanbesteding. Daarnaast zal het Government Support Package ook gedeeltelijk bestaan uit financiële instrumenten waarvoor goedkeuring van de Europese Commissie nodig is vanwege staatssteun. Het tijdsbeslag van deze procedures is op dit moment lastig in te schatten omdat dit afhankelijk is van het instrumentarium.

2. Werkspoor 2: Technische haalbaarheidsstudies

2.1 Doel

In de technische haalbaarheidsstudies wordt onderzocht of en, zo ja, hoe twee reactoren gerealiseerd kunnen worden in Borssele. In de brief van 9 december 2022 heb ik deze keuze onderbouwd7. De technische haalbaarheidsstudies geven inzicht in de kosten en tijdslijn, de veiligheidsvoorwaarden en vergunbaarheid, de ruimtelijke inpassing en de overige technische voorwaarden die komen kijken bij de mogelijke bouw van twee nieuwe reactoren. Er is al veel informatie beschikbaar uit eerdere onderzoeken over dit terrein waardoor er eerder gestart kon worden met de studies.

De technische haalbaarheidsstudies zullen, samen met de marktconsultatie, aangeven wat de benodigde randvoorwaarden zijn om het nieuwbouwproject te realiseren. Daarnaast zijn de technische haalbaarheidsstudies verweven met de derde werkstroom namelijk de eerste fase projectprocedure. De (tussentijdse) resultaten van de technische haalbaarheidsstudies zijn input voor de Milieueffectrapportage en Integrale Effectenanalyse die leiden tot het definitieve locatiebesluit. Ten slotte hebben de technische haalbaarheidsstudies een groot aandeel in het beschikbaar maken van de informatie voor een realistisch (voorlopig) Rijk-Regiopakket, de vierde werkstroom, te komen. Bijvoorbeeld over de impact van het project op de omgeving. Denk hierbij aan aanvoerroutes, geluidsoverlast, benodigd personeel, etc.

De technische haalbaarheidsstudies zullen een eerste inzicht geven in hoe de bouw en de operationele fase van de centrales er mogelijk uit zal zien. Ook zullen de grootste risico’s voor de vergunbaarheid door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) in de technische haalbaarheidsstudies vroegtijdig geïdentificeerd worden. Hiermee wordt het risico op vertraging in het vergunningstraject verlaagd. De technische haalbaarheidsstudies zullen bijdragen aan de kennisbasis van de overheid. Dit zal leiden tot een beter geïnformeerde aanbesteding, waarmee een voortvarende start kan worden gemaakt met de aanbesteding en de volgende fases.

2.2 Stand van zaken

Op 14 december is het contract met de Koreaanse technologieleverancier Korea Hydro & Nuclear Power (KHNP) getekend over een technische haalbaarheidsstudie. Op 19 december is het contract getekend met het Franse Électricité de France (EDF). Met deze twee partijen zijn de werkzaamheden in januari gestart. De verwachting is dat met het Amerikaanse Westinghouse deze maand een contract getekend kan worden.

Zoals ik in mijn brief van juni 2023 heb aangegeven, is er daarnaast een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de huidige exploitant van de kerncentrale in Borssele (EPZ). EPZ is de enige operator van een kerncentrale in Nederland, en heeft daardoor veel nucleaire en locatie-specifieke kennis.

2.3 Planning en risico’s

In mijn brief van juni jl. heb ik aangegeven dat de technologieleveranciers op bezoek zijn geweest in Nederland in het kader van de technische haalbaarheidsstudies.8 Uit voorbereidende gesprekken met de technologieleveranciers bleek dat een hoger detailniveau en een bredere reikwijdte dan eerder voorzien (van bijvoorbeeld de hydrologische en geologische onderzoeken) als onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies verschillende voordelen zouden hebben. Daarnaast zijn de Borselse voorwaarden begin november gepubliceerd en is daar de uitvraag op uitgebreid. De technische haalbaarheidsstudies zijn daarom in januari 2024 gestart en niet al in de tweede helft van 2023. Meer uitvoerige studies als onderdeel van de voorbereiding op de besluitvorming (fase 1) hebben als voordeel dat bij de start van de aanbesteding (fase 2) de technologieleveranciers al een deel van de noodzakelijke studies hebben uitgevoerd. Daarnaast reduceert deze aanpak het risico op vertragingen in latere fases, omdat de uitvoerige onderzoeken in deze fase noodzakelijke veranderingen aan het ontwerp vroeg identificeren. Bovendien leidt dit ertoe dat de informatiepositie van de overheid verbeterd kan worden als voorbereiding op een politiek besluit over de technologie, kosten, tijdlijn en rol van de overheid. Tenslotte draagt dit bij aan een grotere kans op deelname van alle relevante technologieleveranciers aan de aanbesteding wat zal leiden tot verhoogde kostenconcurrentie.

De uitvoeringsfase zal zes maanden duren, daarna volgt er een onafhankelijke toets op de resultaten. Deze toets zal drie maanden duren. De huidige inschatting met de technologieleveranciers is dat voldoende informatie in een tijdsbestek van een half jaar kan worden gegenereerd om de vervolgstappen in te kunnen zetten. Dit wordt gedurende drie maanden door een onafhankelijke partij getoetst, waarbij de technologieleveranciers de tijd krijgen om de informatie aan te vullen of te verduidelijken. Indien na evaluatie van deze partij blijkt, dat er meer informatie nodig is, dan zal ik moeten bezien welke stappen hierin verstandig zijn om te nemen. Het is goed om te vermelden dat ik ernaar streef om zoveel mogelijk resultaten van de technische haalbaarheidsstudies openbaar te maken. Bij het openbaar maken moet ik uiteraard rekening houden met in ieder geval de bedrijfsgevoelige informatie, de veiligheid en het beschermen van de onderhandelingspositie van de Nederlandse staat. Als ik de resultaten ontvangen heb zal ik dat per document bezien.

Met de technische haalbaarheidsstudies wordt duidelijk of de ontwerpen van de bedrijven op het terrein van EPZ gerealiseerd kunnen worden. Hiermee loop ik vooruit op de integrale afweging en de ontwerp voorkeursbeslissing die medio 2025 in de projectprocedure genomen wordt. Met andere woorden: na weging van alle ruimtelijke- en milieuaspecten kán een andere locatie uiteindelijk planologisch worden aangewezen. Als in de projectprocedure een andere locatie wordt aangewezen, moet een deel van de technische haalbaarheidsstudies opnieuw worden uitgevoerd en zal ook het participatietraject herzien moeten worden. Hiermee neem ik een bewust maar beperkt risico omdat een groot gedeelte van de resultaten van de technische haalbaarheidsstudies ook representatief is voor andere locaties die in de projectprocedure zullen worden meegenomen, waaronder Maasvlakte I. Zoals eerder toegelicht verwacht ik dat het gehele voorbereidings- en besluitvormingsproces hierdoor robuuster en eventueel versneld kan worden en dat daarmee ook eerder duidelijkheid kan ontstaan over de haalbaarheid en locatie van de nieuw te bouwen centrales.

3. Werkspoor 3: Eerste fase projectprocedure

3.1 Doel

Het planologisch aanwijzen van een locatie waar de kerncentrales gebouwd kunnen worden verloopt via een projectprocedure. In de projectprocedure wordt stapsgewijs toegewerkt naar eerst een voorkeursbeslissing (in de zogenaamde Verkenningsfase) en daarna naar een projectbesluit voor de daadwerkelijke ruimtelijke inpassing van de nieuwe kerncentrales (in de zogenaamde Planuitwerkingsfase). De eerste fase (verkenningsfase) is de verantwoordelijkheid van mij als Minister in de rol van initiatiefnemer. De voorkeursbeslissing behelst een locatie waarop de centrales gebouwd zouden kunnen worden. In de Planuitwerkingsfase zijn er meer details over de te bouwen centrale op die voorkeurslocatie en wordt toegewerkt naar een projectbesluit. De fase van de vergunningverlening vergt dat er een projectorganisatie is, die uiteindelijk de vergunningsaanvraag indient.

3.2 Stand van zaken

De projectprocedure om tot een definitief locatiebesluit te komen zal begin dit jaar formeel starten met de publicatie van het Voornemen en Voorstel voor Participatie (VenP). In het VenP wordt het voornemen voor de nieuwbouw van kerncentrales beschreven en wordt de procedure toegelicht. Hiertoe wordt een Milieueffectrapportage (MER) en integrale effectenanalyse opgesteld. Op basis van het VenP mag een ieder suggesties aandragen voor te onderzoeken locaties, de wijze van onderzoek en de gewenste betrokkenheid bij het besluitvormingsproces.

3.3 Planning en risico’s

De projectprocedure vergt een afweging van «redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven». Dit betekent dat, zoals toegelicht in mijn brief van december 2022, meer locaties zullen worden onderzocht dan de eind 2022 aangewezen voorkeurslocatie.9 Hiervoor kijk ik in ieder geval naar locaties binnen de waarborgingsgebieden Borssele/Vlissingen en Maasvlakte I. Het is van belang om daarbij ook te kijken naar de afwegingen die in het verleden hebben geleid tot de selectie van de huidige vestigings- en waarborgingsgebieden. Daartoe zal ik een actualisatie van het waarborgingsbeleid laten uitvoeren, waarin met de kennis en het beleid van nu gekeken wordt naar de uitgangspunten en conclusies die destijds zijn getrokken in het waarborgingsbeleid. Mogelijk geeft dit nog nieuwe inzichten over de bestaande gebieden en eventueel aanvullende gebieden. De zienswijzen op het VenP en de actualisatie van het waarborgingsbeleid betrek ik bij de vaststelling van de te onderzoeken locaties. Dit besluit zal ik in de vorm van een «Notitie Reikwijdte en Detailniveau» kort na de zomer publiceren. De ontwerp voorkeursbeslissing omvat in ieder geval de ontwerp locatiekeuze. Deze beslissing wordt voorbereid aan de hand van een Integrale Effectenstudie en een Milieueffect Rapportage (plan-MER). Hierin worden de verschillende locatiealternatieven onderzocht op onder andere milieueffecten, kosten, techniek en omgeving. De ontwerp voorkeursbeslissing is voorzien in het tweede kwartaal van 2025. Iedereen mag hierop een zienswijze indienen en tevens wordt de Commissie voor de milieueffectrapportage gevraagd advies te geven over de kwaliteit van het plan-MER. Afhankelijk van dit advies en van de zienswijzen kan vervolgens een definitieve voorkeursbeslissing en dus locatiebesluit worden genomen. Uiteraard in samenhang met de andere politieke besluiten in deze periode (aanbesteding en rijk-regio pakket).

Voordat de projectprocedure start, voer ik daarom vanuit mijn rol als initiatiefnemer intensief overleg met betrokken gemeenten en provincies over het besluitvormingstraject. In dat overleg sta ik ook stil bij de relatie tussen technische haalbaarheidsstudies en de te starten projectprocedure en de betrokkenheid van de overheden bij de voorbereiding van de bouw van de kerncentrales. Hieronder vallen in ieder geval de gemeenten Borsele, Vlissingen, Rotterdam en de provincie Zeeland en de gemeenten Rotterdam, Voorne aan Zee, Westland, Nissewaard, Maassluis, Midden Delfland en Vlaardingen en de provincie Zuid-Holland. In mijn brief van december 2022 gaf ik aan op zijn vroegst eind 2024 een definitieve locatiekeuze te verwachten. Het ruimtelijk besluitvormingstraject vergt intensief contact met de stakeholders. Dat is onder andere nodig voor het vormgeven van een voorlopig Rijk-Regiopakket dat nauw verbonden is en voorwaardelijk is voor het succesvol afronden van de eerste fase van de projectprocedure.

Daarna zal ten behoeve van de start van de projectprocedure bestuurlijk overleg worden gevoerd over het VenP met een bredere groep van provincies, gemeenten en waterschappen. Met hen maar ook via zienswijzen zal een passend participatietraject worden vormgegeven dat is toegesneden op de lokale omstandigheden. Dit traject is erop gericht dat participatie op een goede manier wordt vormgegeven, zodat we tot een gedegen uitvoering van het participatieplan komen.

4. Werkspoor 4: Rijk-regiopakket

4.1 Doel

De nieuwbouw van twee kerncentrales is een enorm project, met grote impact op een regio waarin al veel energieprojecten worden gerealiseerd. Deze energieprojecten en de benodigde infrastructuur is impactvol voor de ruimtelijke en economische toekomst van een gebied voor meer dan 60 jaar. Vooral de bouwfase kan van invloed zijn op de leefkwaliteit in de regio, het is juist daarom zo belangrijk om tegelijkertijd te investeren in de kwaliteit van de leefomgeving.

4.2 Stand van zaken

De gemeente Borsele en provincie Zeeland hebben de afgelopen maanden haar eigen participatietrajecten opgezet, die ik met veel interesse volg. Ik ben zelf in juli en in oktober aanwezig geweest bij bijeenkomsten van de zogenoemde Borselse Voorwaarden Groep. Dit is een initiatief van de gemeente Borsele, waarbij een groep van 100 gelote inwoners 39 voorwaarden hebben opgesteld aan de verschillende energieprojecten in de gemeente, waaronder de bedrijfsduurverlenging en de nieuw te bouwen kerncentrales. De gemeenteraad van Borsele heeft voorwaarden vastgesteld. Ook de provincie Zeeland stelt momenteel in samenwerking met inwoners, belanghebbenden en Zeeuwse gemeenten voorwaarden op.

4.3 Planning en risico’s

Aankomend voorjaar mag ik het pakket met lokale en provinciale voorwaarden voor het Rijk in ontvangst nemen. Zoals ik in mijn beantwoording op de vragen van het lid Grinwis10 ook aangeef, neem ik deze voorwaarden zeer serieus en ga ik hier in overleg met de regio vervolg aan geven. Hierbij is van belang dat er ook een goede terugkoppeling gegeven wordt richting de Zeeuwse burger over wat er met deze voorwaarden gaat gebeuren. Als er meer duidelijkheid is over de locatie van de nieuwe kerncentrales kan ik aangeven hoe ik concreet invulling geef aan deze voorwaarden. Ik voorzie dat dit proces in verschillende fasen wordt ingericht. In het licht van een zorgvuldig participatie- en besluitvormingstraject dient het uiteindelijke rijk-regio pakket toegesneden te zijn op de definitieve voorkeursbeslissing met de locatiekeuze en het daaropvolgende projectbesluit. Indien blijkt dat een andere dan de huidige voorkeurslocatie Borssele als voorkeursbeslissing wordt vastgesteld, vergt dit een participatietraject dat op die specifieke locatie is toegesneden.

5. Opbouw projectorganisatie

Ondertussen zal ik ook een projectorganisatie opzetten. Een projectorganisatie kan de komende jaren verschillende taken hebben. Ik ben in eerste instantie vooral op zoek naar personeel met kennis die de aanbesteding kan voorbereiden, het contract kan aangaan met de technologieleverancier en de vergunningen kan aanvragen. Om het juiste personeel aan te trekken voor de projectorganisatie is het van belang om nu al te beginnen met het werven van deskundige mensen. Dit personeel zal initieel binnen het departement worden aangetrokken. Na de politieke besluitvorming over de aanbesteding en de planologische aanwijzing van de voorkeurslocatie verwacht ik dat de beoogde projectorganisatie de aanbesteding van de technologieleverancier kan starten. Na de aanbestedingsprocedure kan er worden gestart met de vergunningaanvragen voor de bouw van de twee nieuwe centrales. De projectorganisatie moet zich ontwikkelen tot een deskundige organisatie, omdat dit nodig is om de vergunningen te krijgen.

Om deze opdracht uit te kunnen voeren zal de projectorganisatie naast de beschikking over voldoende capabel personeel ook moeten beschikken over een zelfstandige juridische status. Voor het verkrijgen van deze juridische status zal het nodig zijn om de komende twee jaar fundamentele keuzes te maken over de inrichting ervan en de rol van de overheid hierin, waarbij ook uw Kamer een rol heeft. Ik verwacht dat de uitkomst van de marktconsultatie hier tevens meer richting in zal geven.

Wanneer de juridische entiteit ontstaat, zullen gefaseerd ook de opdracht voor deze projectorganisatie en het (financieel) mandaat voor het aangaan van contracten duidelijk vast moeten liggen. Uw Kamer ontvangt dit kwartaal nog een brief naar aanleiding van de aangehouden motie Erkens over beleidsdeelnemingen11. In deze brief zal ik hier dieper op ingaan en ook op de mogelijke rol tijdens vervolgfases.

Robuuste baseline planning na fase 1 «Voorbereiden besluitvorming»

Als onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies zijn de technologieleveranciers gevraagd om een gedetailleerde planning op te leveren vanaf de haalbaarheidsstudies tot aan het moment van exploitatie. Hierbij zullen ze onder meer ingaan op onderlinge afhankelijkheden in processen, beschikbaarheid en levertijd van materiaal, site-voorbereiding en het optimale tijdbestek tussen aanvang bouw tussen de eerste en tweede centrale. Zodra deze informatie voorhanden is ontstaat er een dieper inzicht en een robuustere planning van de hierop volgende fases.

Als deze informatie voorhanden is zal ik bij het opstellen van een baseline planning en in risicoanalyses rekening houden met verschillende scenario’s. Naar mate mijlpalen verder in de toekomst liggen zullen onzekerheden in de planning uiteraard groter zijn. De vormgeving van de planning zal erop gericht zijn om bandbreedtes beperkt te houden. Het detailniveau van de huidige voorbereiding draagt hier aan bij. Ook zal er een monitoring worden ingericht om de realisatie en updates te kunnen volgen en wordt de planning extern getoetst.

Afdoening moties en toezeggingen

In het Commissiedebat Energiesysteem 2050 & kernenergie op 13 september jl. heb ik aan het lid Erkens toegezegd aandacht te besteden aan de ruimtelijke vereisten rond de locaties van additionele conventionele kerncentrales.[1] Zoals ik hierboven heb toegelicht richt de projectprocedure die ik binnenkort start zich op twee grootschalige centrales. Indien we aanvullend ruimte zouden moeten zoeken vanwege een grotere ambitie in de vorm van grootschalige centrales, zou daarvoor aanvullend ruimte gezocht moeten worden. Dit vergt een nieuwe projectprocedure maar ook aanvullend ruimtelijk beleid in de vorm van herziening van het vestigings- en waarborgbeleid inclusief bijbehorend onderzoek naar milieueffecten.

Immers, additionele centrales kunnen niet zonder meer in de zelfde waarborgingsgebieden gerealiseerd worden gelet op bijvoorbeeld beschikbaarheid van koelwater, capaciteit op het hoogspanningsnet en draakvlak in de regio.

Hiervoor is een gedegen proces noodzakelijk waarbij ook regionale en lokale belangen en milieueffecten zorgvuldig worden meegewogen. Ik vind dat pas gerechtvaardigd bij een concreet voornemen tot extra ambitie voor grootschalige kerncentrales en dat is aan een nieuw kabinet. Wel kijk ik in het kader van de inpassing van de twee nieuw te bouwen kerncentrales met de kennis en het beleid van nu naar de uitgangspunten en conclusies die destijds zijn getrokken in het waarborgingsbeleid. Dit is echter geen herziening van het waarborgingsbeleid inclusief milieueffectenonderzoek en plan-MER dat voor het aanwijzen van nieuwe vestigings- of waarborgingsgebieden nodig zal zijn. Ook kom ik binnenkort met een brief waarin ik inga op een programmatische aanpak rond kleine modulaire kerncentrales.

In het Klimaatfonds is € 5 miljard gereserveerd voor kernenergie. Hiervan is 300 miljoen nu toegekend voor bedrijfsduurverlenging Borssele, het nieuwbouwtraject, kennisinfrastructuur, small modular reactors (SMRs) en uitvoeringslasten. De toegekende middelen voor het nieuwbouwtraject betreffen tot nu toe 125 miljoen en worden met name ingezet voor de technische haalbaarheidsstudies, de inrichting van de projectorganisatie en begeleiding. Het restant van de € 5 miljard (en tegelijk het grootste deel) zal nodig zijn voor de investeringen in de bouw van twee nieuwe kerncentrales. De omvang en verdeling hiervan hangen af van de uiteindelijke financierings- en organisatieconstructie van de twee nieuwe kerncentrales. Hiermee wordt voldaan aan de motie van het lid Eppink over de middelen voor kernenergie openstellen.12

Tot slot

Ik hecht er veel waarde aan om voldoende voortgang te blijven houden op deze verschillende trajecten voor de bouw van twee nieuwe centrales. Daarom zal ik u regelmatig op de hoogte brengen zodra er nieuwe inzichten zijn. In ieder geval zal ik u voor het einde van het eerste kwartaal van 2024 een brief sturen met welke opties ik zie voor een eventuele deelneming als reactie op de aangehouden motie Erkens met het verzoek om een deelneming in te richten.13

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Kamerstuk 32 645, nr. 116 en 117.

X Noot
2

Kamerstuk 36 200, nr. 18.

X Noot
3

Kamerstuk 32 645, nr. 116.

X Noot
4

Kamerstuk 32 645, nr. 116.

X Noot
5

Kamerstuk 32 645, nr. 116 en 117.

X Noot
6

Kamerstuk 32 645, nr. 116.

X Noot
7

Kamerstuk 32 645, nr. 116.

X Noot
8

Kamerstuk 32 645, nr. 117.

X Noot
9

Kamerstuk 32 645, nr. 116.

X Noot
10

Beantwoording van de vragen van het lid Grinwis (CU) over de Borselse voorwaarden (2023Z19237), 14 december 2023.

X Noot
11

Zie Kamerstuk 32 813, nr. 1327.

X Noot
12

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 1875.

X Noot
13

Zie Kamerstuk 32 813, nr. 1327.

Naar boven