35 670 Wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland

35 455 Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten)

C1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2023

Hierbij bied ik u het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten) aan. Voor de inhoud en motivering van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure in artikel 3, derde lid, van de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd.

In het debat met uw Kamer over de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten op 24 mei 2022 zijn een aantal toezeggingen gedaan die ik middels het ontwerpbesluit gestand doe. Naar aanleiding van de toezegging aan het lid-Koole (PvdA)2 is in het voorliggende ontwerpbesluit opgenomen dat indien een kiezer enkel het stemvakje van een partij inkleurt (en niet óók een stemvakje voor een kandidaat) de stem toch geldig is uitgebracht. In dat geval wordt de stem toegerekend aan de eerste kandidaat van de gekozen partij. Dat is conform de brief die ik naar aanleiding van de toezegging aan de leden Kox (SP) en Schalk (SGP) op 30 mei 2022 aan uw Kamer heb gestuurd. 3

Voorts is in verband met de toezegging aan het lid-Koole (PvdA) in paragraaf 2.9 van de nota van toelichting ten behoeve van het zittende vertegenwoordigend orgaan een afwegingskader voor herstemming opgenomen.4

Op grond van artikel 3, derde lid, van de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Een brief met gelijke strekking heb ik gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

De letter C heeft alleen betrekking op 35 670.

X Noot
2

Handelingen I 2021/22, nr. 29, item 10, p. 6.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 455, nr. I.

X Noot
4

Handelingen I 2021/22, nr. 29, item 10, p. 8.

Naar boven