Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 46, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 46, item 4 |
Vragenuur
Vragen Rooderkerk
Vragen van het lid Rooderkerk aan de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie over het bericht "Doorstroomtoets moest voor gelijke kansen in het onderwijs zorgen, maar bereikt vaak juist het tegenovergestelde".
De voorzitter:
Dan heet ik de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik geef graag het woord aan mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66 voor het stellen van een vraag aan de staatssecretaris van Onderwijs. Het woord is aan haar.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Deze week maken duizenden kinderen de doorstroomtoets. Deze toets is helaas ontzettend belangrijk gemaakt voor de kansen van kinderen. Maar de doorstroomtoets deugt niet. Het is er namelijk niet één; er zijn maar liefst acht verschillende toetsen, die allemaal niet leiden tot een uniforme meetlat. Ik sprak laatst een schooldirecteur die bezig was om de resultaten van de school te verbeteren. Die schooldirecteur besloot te wisselen van doorstroomtoets. Daarmee schoten de toetsresultaten omhoog. Voor leerlingen maakt de keuze voor een bepaalde toets dus uit voor de kansen die ze krijgen in het leven. Dat mag niet zo zijn. Gisteren werd dan ook bekend dat scholen weigeren de toets aan te bieden. Eerder al heeft de Kamer mijn motie aangenomen om naar één doorstroomtoets te gaan. Mijn vraag is dan ook: waarom doet de staatssecretaris hier niets aan?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter, dank u wel. Dank aan mevrouw Rooderkerk, die direct een boute aanname doet, namelijk dat ik daar niets aan zou doen. Ik vind twee dingen belangrijk. In de eerste plaats is die doorstroomtoets er gekomen omdat we naast het schooladvies van de leraar een objectieve second opinion wilde hebben. Uit verschillende onderzoeken van een aantal jaar geleden is gebleken dat bepaalde kinderen structureel onderschat worden en daardoor niet terechtkomen op de plek in het voortgezet onderwijs die het best bij hen past. Zo zijn we begonnen met die doorstroomtoets. De wens van de Kamer en van het onderwijsveld om te kunnen kiezen uit verschillende varianten die passen bij hun onderwijskundige visie en bij hun leerlingenpopulatie, is de reden waarom we meerdere versies hebben.
Dan naar de concrete vraag over wat ik aan het doen ben met de motie van mevrouw Rooderkerk. Op dit moment zijn we samen met het College voor Toetsen en Examens de verschillende scenario's rond de verschillende toetsen in beeld aan het brengen, inclusief de financiële gevolgen, de juridische implicaties, het tijdpad en andere uitvoeringsvragen. Die punten licht ik verder toe in een Kamerbrief die u in april gaat ontvangen. In het najaar van 2025 ontvangt u uitgewerkte scenario's. Het klinkt natuurlijk allemaal weer heel simpel: laten we naar één toets gaan. Maar we wegen verschillende dingen af. We kijken naar de vorm van die doorstroomtoets. Moet die op papier, digitaal of allebei? Wie ontwikkelt de toets? Wat doet de overheid? Wat doet de markt? Wat zijn de gevolgen voor kansengelijkheid en toegankelijkheid voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte? We hebben bijvoorbeeld op dit moment ook toetsen die in braille worden gemaakt. Zo zijn er heel veel implicaties die we niet met één druk op de knop kunnen adresseren. Maar ik ben volop bezig met het ten uitvoer brengen van de motie van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor deze beantwoording. In de krant lazen wij steeds reacties van de staatssecretaris waarin zij aangaf het er niet mee eens te zijn dat we naar één doorstroomtoets terug moeten. Komt ze daar nu dan op terug?
Staatssecretaris Paul:
De grap is: ik heb die artikelen ook gelezen. Ik vind dat er een bijzonder vrije interpretatie wordt gegeven. Ik heb overigens ook goed opgelet, want sommige dingen staan daar weergegeven en andere dingen staan in quotes. In mijn quotes heb ik niet gezegd dat ik getrouwd ben met al die toetsen. Dat ben ik oprecht niet. Ik wil dat leerlingen een passend schooladvies krijgen. Nu we hier toch staan, wil ik een andere misvatting wegnemen, namelijk dat het advies van de school niet leidend zou zijn, dat de school gekoeioneerd wordt door die doorstroomtoets. Dat is totaal niet het geval. Uiteindelijk bepaalt de school samen met de leerling en de ouders, met het advies van de doorstroomtoets erbij, wat de meest passende plek is. Ik vind dat we hier redelijk voortvarend mee aan de slag zijn gegaan. Er staat ergens dat de motie van mevrouw Rooderkerk vorig jaar is ingediend. Ja, dat was in december, vlak voor het reces. Het is nu januari en we zijn echt stappen aan het zetten, omdat ik dit serieus neem en omdat ik luister naar het onderwijsveld en naar de Kamer. Dat neem ik ter harte en daar zijn we dus mee aan de slag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik vind het goed om te horen dat de staatssecretaris er nu toch voor kiest om onze motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan. Ik denk dat dat belangrijk is. Scholen blijven namelijk aangeven dat zij zich zorgen maken over de kansen die dit kinderen geeft. Deelt de staatssecretaris deze zorgen?
Staatssecretaris Paul:
Naar aanleiding van het invoeren van de doorstroomtoets en de wettelijke verplichting om het advies bij te stellen wanneer de toetsresultaten laten zien dat een kind meer aankan en meer in zijn mars heeft, hebben we gezien dat leerlingen uiteindelijk terechtkomen op de plek die het best bij hen past. Overigens vind ik het ook belangrijk om te zeggen dat dat niet betekent — zo zit ik namelijk niet in de race — dat elke leerling naar een theoretische vorm van onderwijs moet. Nee, het gaat erom dat leerlingen terechtkomen op een plek op de middelbare school die het best bij hen past.
Ik ben op dit moment bezig om te kijken wat de implicaties zijn als we terug zouden willen naar één toets: welke juridische gevolgen zijn er, welke praktische gevolgen zijn er en welke uitvoeringsaspecten zijn er? Want we moeten het op een goede manier doen. Als we teruggaan naar één toets betekent dat namelijk ook — ik zeg het er maar bij — dat er vormen van standaardisatie komen. We hebben die verschillende toetsen omdat het onderwijsveld heeft aangegeven ... Kijk, ik heb dat niet verzonnen. In mijn wereld zou het misschien wel vele malen gemakkelijker zijn om inderdaad één toets te hebben, maar uiteindelijk heeft het onderwijsveld aangegeven — de Tweede Kamer heeft dat indertijd ook gedaan — een keuzemogelijkheid te willen bieden, zodat scholen kunnen kiezen voor een toets die past bij hun onderwijskundige visie en hun populatie. Maar goed.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris verwijst hier steeds naar een wens van de Kamer van tien jaar geleden, een wens uit 2015. Daarbij is toen ook de belofte gedaan dat de die toetsen onderling vergelijkbaar moesten zijn. Klopt het dat deze belofte niet is nagekomen?
Staatssecretaris Paul:
Nee, dat klopt niet. In 2019 hebben we inderdaad de eindtoets geëvalueerd in de aanloop naar het ontwikkelen van die doorstroomtoets. Dat is, geef ik toe, ook alweer zes jaar geleden. Maar toen is wel door het onderwijsveld bevestigd dat het die keuzemogelijkheid wil hebben. Dat is dus iets wat ik ook serieus meeneem. Wanneer ik nu kijk naar de overgang naar één toets, wil ik toch ook die wensen vanuit het veld meenemen. Ik vergat misschien net te zeggen dat wanneer we in 2026 nog een keer terugkomen, we ook onderzoek hebben gedaan naar de behoefte van het onderwijsveld, dus naar wat zij willen. Dat kunnen we dan meenemen in de verdere verkenningen die we met het CvTE doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris noemt 2026. Dat is pas ergens volgend jaar. Ik zou haar willen vragen om het tijdpad van wat er nu nodig is even te schetsen. Zij zegt dan te horen wat er vanuit het veld nodig is, maar dat is heel duidelijk. De PO-Raad, vertegenwoordiger van alle scholen, zegt dat die doorstroomtoetseen eigen leven is gaan leiden en dat we daarvan af moeten. Scholen zeggen dit. Experts zeggen dit. Die hebben gekeken naar de resultaten. De staatssecretaris gaf aan dat de vergelijkbaarheid goed zou zijn. De experts zeggen dat het feit dat er meerdere toetsen zijn onherroepelijk leidt tot meetfouten en variatie. Dus dat klopt dan toch niet? Kan de staatssecretaris schetsen op welke termijn we nou echt verandering kunnen zien voor kinderen? Die lopen namelijk nu de kans dat ze met deze toets niet de kans krijgen die zij nodig hebben.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het echt heel kwalijk om dat op die manier te zeggen. Het College voor Toetsen en Examens zit hier bovenop. Het heeft allerlei exercities uitgevoerd, die mij eerlijk gezegd bijna mijn pet te boven gaan, om ervoor te zorgen dat die toetsen vergelijkbaar zijn en dat er in al die verschillende toetsen ankervragen zijn opgenomen, die op dezelfde manier genormeerd worden. Hierdoor krijgen kinderen uiteindelijk gelijke kansen wanneer ze op dezelfde manier scoren op een toets.
Ik ga nog heel even terug naar het proces. In de Kamerbrief die in april naar de Kamer komt, licht ik de verschillende stappen toe die ik op korte termijn ga zetten. In het najaar van dit jaar ontvangt u de uitgewerkte scenario's, waarbij ik al die uitvoeringsaspecten, juridische aspecten en financiële aspecten meeneem, zodat we een afgewogen oordeel kunnen vormen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris brengt toch weer verwarring in het debat over die onderlinge vergelijkbaarheid. Ik neem toch aan dat haar besluit om onze motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan ermee te maken heeft dat scholen zeggen: op dit moment werkt het systeem met acht toetsen niet. Ik wil haar ook vragen wat zij dan vindt van de vier scholen die nu besloten hebben om geen toets meer te gaan doen.
Staatssecretaris Paul:
Dat vind ik een heel slechte zaak. Ik vind dat ze daarmee hun leerlingen tekortdoen, omdat die toets een objectieve second opinion is naast het oordeel van de school, niet meer en niet minder. Ik vind dat leerlingen daar recht op hebben. Daarnaast, maar dat is nog weer een ander verhaal, is dit een van de weinige toetsen die wettelijk verplicht zijn. Ik vind dat we ons aan de wet te houden hebben en ik vind het heel vreemd om dat op deze manier te doen. Maar mijn eerste argument, het belang van de leerlingen, staat voor mij voorop.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Die scholen voelen zich hier natuurlijk toe genoodzaakt omdat zij het gevoel hebben dat ze die kansen op deze manier niet aan hun kinderen kunnen geven. Ze vragen om actie en snelheid. Dit zijn 4 scholen, en 30 andere scholen hebben aangegeven dit te overwegen. Gaat de staatssecretaris hen dan een onvoldoende en minder geld geven of zorgt ze gewoon dat we zo snel mogelijk naar die ene doorstroomtoets gaan?
Staatssecretaris Paul:
Ik ga zo snel mogelijk met de verkenning verder en kom daar bij de Kamer op terug, maar ik vind dat we niet over één nacht ijs moeten gaan. Ik blijf erbij dat die doorstroomtoets een functie heeft. Ik zie dat er in de discussie die op dit moment plaatsvindt en die ik in allerlei krantenartikelen teruglees, allerlei zaken door elkaar lopen. Er zijn mensen die fundamenteel tegen toetsen zijn en er zijn mensen die tegen dat bijstellen zijn, terwijl dat is ontstaan vanuit de wens om aan kansengelijkheid te werken. Als we terugkijken naar de afgelopen periode, zien we dat er inderdaad is bijgesteld. Je ziet tegelijkertijd dat er ook scholen zijn die ervoor kiezen om dat niet te doen, omdat zij vinden dat het beste voor de leerling is om te blijven bij het oorspronkelijke schooladvies. Dus ik zie dat scholen, binnen de kaders die we hebben, zich vrij voelen om te doen wat hun goeddunkt in het belang van de leerling. Daarom vind ik het heel vreemd dat er scholen zijn die zeggen: we laten die leerlingen überhaupt niet aan die toets meedoen. Dat vind ik heel raar. Ze doen dat ondanks de vrijheid die ze dus gewoon hebben om ook na die toetsadviezen te zeggen: het is niet in het belang van de leerling om het advies bij te stellen. Ze hebben dus alle vrijheid om dat te doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Zouden we deze scholen niet juist moeten gedogen en van hen moeten leren voor de wetswijziging?
Staatssecretaris Paul:
Nee. Ik heb net uitgelegd waarom niet. Ik geloof namelijk in die toets als objectieve second opinion naast het oordeel van de school en de leraar. Scholen hebben juist de ruimte om onderbouwd te zeggen: wij vinden dat de leerling naar schooltype x moet, omdat dat het beste bij hem of haar past en omdat zijn talenten daar het best tot zijn recht komen. Die vrijheid is er. Ik denk dat er gewoon verschillende discussies door elkaar spelen, maar ik vind het heel kwalijk dat het gedaan wordt, wat mij betreft, over de ruggen van de leerlingen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik denk juist dat deze scholen heel erg voor ogen hebben dat zij kinderen kansen willen bieden. De doorstroomtoets bevestigt wat D66 betreft dat we veel te vroeg, op 12-jarige leeftijd al, kinderen in hokjes stoppen, waardoor kinderen elkaar ook zelden later nog tegenkomen. Als het aan ons ligt, stappen we hiervanaf en gaan we later selecteren. Als zij de kansen van kinderen werkelijk zo belangrijk vindt, waarom doet de staatssecretaris hier dan niks aan en schaft zij zelfs de brede brugklas af?
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter. Wij hebben eerder gesproken over de brede brugklas, ook in andere debatten. Het is een maatregel die we hebben geschrapt in het kader van bezuinigingen. Ik vind het belangrijk dat we werken aan een goede basis voor alle leerlingen. Dat begint met het fundament op orde brengen. Dat begint met de focus op de basisvaardigheden. En dat begint er ook mee — daar speelt deze doorstroomtoets ook een rol in — dat je ervoor zorgt dat leerlingen die een bepaald schooltype en een bepaald niveau aankunnen de kans krijgen om op die plek op de middelbare school hun schoolcarrière te vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Tot slot dan. Dat zijn we natuurlijk met elkaar eens, maar mijn vraag is concreet: wat gaat de staatssecretaris doen om deze toets minder belangrijk te maken, leraren leidend te laten zijn in het advies, of, veel beter nog, later te selecteren?
Staatssecretaris Paul:
In antwoord op de eerste twee vragen: het enige wat ik hieraan kan doen, is misschien nog duidelijker en meer daarover communiceren. Blijkbaar heb ik niet duidelijk genoeg kunnen maken dat de leraren en de school leidend blijven. Uiteindelijk ziet een school de leerling in een soort film. Daarnaast heb je de foto van de doorstroomtoets. Die twee zaken naast elkaar zorgen voor een gedegen schooladvies, waarbij het uitgangspunt is dat elke leerling terechtkomt op de best passende plek.
De heer Soepboer (NSC):
Ik hoor de staatssecretaris een aantal keren zeggen: het is een objectieve second opinion. Die zou natuurlijk per definitie betrouwbaar en uniform moeten zijn, vindt Nieuw Sociaal Contract. Nu zijn er verschillen, omdat er veel verschillende toetsen zijn. Ik heb gelezen dat de staatssecretaris dit eerder lijkt te wijten aan de verschillen tussen scholen dan aan de verschillen tussen toetsen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe kunt u dat met zekerheid stellen als er acht verschillende toetsen zijn?
Staatssecretaris Paul:
Het is belangrijk dat in alle toetsen zogenaamde ankervragen zijn opgenomen, die vergelijkbaar zijn en waar het CvTE heel kritisch naar kijkt, zodat je die op dezelfde manier kunt wegen en normeren. De verschillen in toetsen zijn ontstaan omdat scholen nou eenmaal verschillen, op een andere manier lesgeven en een andere onderwijskundige visie hebben. Zo zijn die toetsen en de keuzevrijheid voor scholen om te kiezen voor een toets ontstaan. Nog los van het praktische aspect of je die digitaal of papier afneemt, gaat het ook om de keuze voor een toets die past bij hun leerlingenpopulatie en onderwijskundige visie. Met al het technische werk achter de schermen en de analyses van het college, van het CvTE, zorgen we ervoor dat die toetsen vergelijkbaar zijn.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Voor heel veel leerlingen en leerkrachten in het basisonderwijs is deze fase waarin de doorstroomtoets wordt afgenomen, een hele spannende periode. Dat is het ook voor de ouders van de leerlingen. Ik snap dat wel. Onze fractie snapt dat, als je één ijkmoment in je leven hebt dat zo belangrijk is voor de rest van je loopbaan, je schoolloopbaan, maar ook daarna. Daar hangt vreselijk veel van af. Ik ben heel blij dat ik deze staatssecretaris een paar keer het woord "kansengelijkheid" hoor noemen. Ik ken haar inmiddels ook als iemand die dat belangrijk vindt. Maar onze fractie maakt zich wel zorgen om het volgende, en daar zou ik de staatssecretaris toch nog over willen horen. Is deze staatssecretaris bereid om als dat dan op je 11de of 12de gebeurt — soms gebeurt het al op je 10de — ook heel erg naar het instrument van late selectie te kijken, juist omdat ...
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja, ja. Helder, helder, helder.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
... er nu zo veel te doen is rondom de doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een vraag die geregeld terugkomt. Ik heb de adviezen van de Onderwijsraad gelezen en bijvoorbeeld ook de opvattingen van de PO-Raad. Een van de dingen die ik aanvullend uit onderzoek van KBA en Kohnstamm heb gehaald, is dat vroeger selecteren zo'n grote wijziging en ook zo'n grote verandering van het stelsel is, dat eigenlijk wordt geadviseerd: ga daar gezien alle grote uitdagingen die we op dit moment in het onderwijs hebben nou niet ook nog aan sleutelen. Dat heb ik dus ter harte genomen. Tegelijkertijd is mijn uitdaging wel om aan maatregelen te werken die de nadelige effecten van vroege selectie ondervangen en om ondertussen ook meer kennis op te bouwen over de inrichting van de onderbouw van het vo, zodat leerlingen op een soepelere manier over kunnen. Daar hebben we overigens op dit moment ook veel initiatieven voor. Het gaat erom dat die overdracht warmer verloopt en dat de begeleiding ook op de middelbare school goed geborgd wordt, zodat leerlingen op de plek waar ze terechtkomen echt tot volle bloei kunnen komen.
De heer Ergin (DENK):
De doorstroomtoetsen zijn niet voor niets ingevoerd. Het is een middel om onderadvisering tegen te gaan. Ik vind de strijd tegen onderadvisering heel belangrijk. Tegelijkertijd zien we dat een aantal scholen nu zeggen daar niet aan mee te doen en zelfs zo ver gaan dat ze de wet aan hun laars lappen. Ik vraag me af wat dat met de staatssecretaris doet.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het niet goed dat scholen de wet aan hun laars lappen; dat heb ik net gezegd. De inspectie zit hier ook bovenop, omdat het net te gemakkelijk zou zijn om te zeggen: dit komt me even niet uit, dus ik ga me niet aan de wet houden. Voor mij blijft vooropstaan dat die doorstroomtoets bijdraagt aan kansengelijkheid. Het bijstellen van het schooladvies ligt me heel na aan het hart. Ik zat een tijd terug aan de andere kant in de bankjes en heb toen gewerkt aan het amendement om dat voor elkaar te krijgen. Waarom? Het deed me gewoon pijn om te lezen dat er kinderen waren, meisjes, kinderen op het platteland, kinderen met een migratieachtergrond en kinderen uit sociaal-economisch kwetsbare gezinnen, die de capaciteiten hadden om op een bepaalde plek in het onderwijs terecht te komen, maar bij wie dat niet gebeurde, niet omdat de leraar het slecht met ze voor had, maar omdat er vanuit bepaalde aannames werd gezegd: joh, weet je, doe maar rustig aan; dat is misschien beter voor jou. Dat gebeurde terwijl we allemaal weten dat je kinderen zelfvertrouwen geeft op het moment dat je hoge verwachtingen van ze hebt; dat doet wat met hen. Daarom geloof ik daarin en blijf ik daarvoor strijden, ook vanaf deze plek.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Ergin, nogmaals.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb altijd te horen gekregen dat ik iets met mijn handen moest doen, terwijl ik twee linkerhanden heb. Ik ben blij dat deze doorstroomtoetsen er zijn. Natuurlijk is het een ontwikkeling die verder doorontwikkeld moet worden, maar tegelijkertijd mag het niet het enige instrument zijn om kansengelijkheid mee te bevorderen. Mijn laatste vragen — ik heb maar twee vragen — aan de staatssecretaris is wat zij nou precies gaat doen om de kansengelijkheid te bevorderen en of zij bereid is om alle plannen en maatregelen die zij wenst in te voeren, op te nemen in het Herstelplan kwaliteit onderwijs.
Staatssecretaris Paul:
Ik realiseer me dat sommige Kamerleden denken: o, daar komt ze weer met haar mantra. Maar voor mij begint kansengelijkheid echt bij het op orde hebben van de basis. Goed kunnen lezen, schrijven en rekenen is de basis om jezelf te kunnen redden in de samenleving, om volwaardig mee te kunnen doen. Dat is wat ik elk kind gun: volwaardig meedoen en een mooi leven voor zichzelf opbouwen.
Daarnaast ben ik niet blind voor het feit dat sommige kinderen al beginnen met een achterstand. Voor mij is het dus ontzettend belangrijk om zwaar in te zetten op voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast wil ik het een en ander heel kritisch bekijken, ondanks de bezuinigingen die ik moet doorvoeren. Kijk naar het programma School en Omgeving. Dan zien we dat we heel hard bezig zijn en zwaar in blijven zetten op de scholen die dat het hardst nodig hebben, zodat de kinderen op die scholen extra lessen krijgen, of het nou gaat om taal of andere zaken, zodat zij het beste uit zichzelf kunnen halen. Ook dat heeft dus mijn volle aandacht.
De heer Kisteman (VVD):
Aanvullend op de vraag van mijn collega: zou de staatssecretaris kunnen schetsen welke gevolgen het wegvallen van de doorstroomtoets heeft op het zicht op de kwaliteit van het onderwijs?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een interessante vraag, die nog niet is belicht. De gegevens die we uit de doorstroomtoets halen, helpen de Inspectie van het Onderwijs en mij uiteindelijk ook om beleid te kunnen vormen en op de juiste zaken te kunnen sturen. Ik heb dat bewust niet genoemd, omdat het best wel iets technisch is. Daarvan kan de Kamer zeggen: doe je best en zoek een andere manier om het inzichtelijk te maken. Maar mij gaat het er vooral om dat die toets helpt om de leerling te krijgen op de plek waar die het beste past.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik hoorde de staatssecretaris eerder iets zeggen over een objectieve second opinion, waar collega Soepboer het ook al over had. We lazen echter in de opgevraagde correspondentie van de Volkskrant dat aanbieders van deze doorstroomtoets zelf al veel eerder aan de bel hebben getrokken en hun twijfels hebben uitgesproken over de verschillende uitkomst ervan. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dat dit al veel eerder is gezegd door nota bene de aanbieders zelf?
Staatssecretaris Paul:
Uiteindelijk zijn de bevindingen van de aanbieders en de resultaten door het College voor Toetsen en Examens verder onder de loep genomen, onderzocht en geanalyseerd. Daar zijn ze echt heel scherp in gedoken, juist omdat dit de eerste doorstroomtoets was die we afnamen. Op basis daarvan hebben zij mij ervan verzekerd dat de toetsen gelijkwaardig zijn en dat er geen gekke dingen aan de hand zijn, om het zo maar te zeggen. Ik vind het belangrijk om daar strak bovenop te zitten, en dat blijven we ook doen. We gaan nu de tweede periode in en ik wil gewoon weten hoe het zit. Het College voor Toetsen en Examens gaat ook deze afnameperiode heel scherp in de gaten houden.
De voorzitter:
30 seconden voor de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de doorstroomtoets mede bedoeld is om kansengelijkheid te bevorderen. Maar uit adviezen blijkt dat de beste manier is om later te selecteren. Denk ook aan een drempelloze overgang. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat zij nu geen stelselwijziging wil, maar die adviezen liggen er wel. Mijn vraag is of de staatssecretaris in ieder geval een stip op de horizon wil zetten. Wij als Kamer schetsen namelijk de kaders. Ik bedoel dat we deze rapporten niet in de prullenbak gooien maar dat er wordt gezegd: daar moeten we iets mee; misschien hoeft het niet nu, maar ik ga wel bouwstenen leggen. Is de staatssecretaris daarmee bezig? Wat is haar visie daarop?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik ook in antwoord op een vraag van mevrouw Pijpelink aangaf, is dat het onderwijs er volgens mij niet op zit te wachten als er nu een stelselwijziging plaatsvindt. Maar ik zie het wel als mijn taak om verder te werken aan concrete maatregelen om die nadelige effecten van vroege selectie, te ondervangen, zodat leerlingen meer tijd krijgen om een passende plek te vinden. Het afgelopen najaar heb ik uw Kamer laten weten dat ik de aanbevelingen overneem uit het rapport waar ik aan refereerde. Ik moet even spieken, want ik heb het niet scherp. Binnenkort reageer ik met een Kamerbrief — ik weet niet wat de precieze timing is; ik kijk even of ik daarin gesouffleerd kan worden — op de laatste brief van de Onderwijsraad over dit thema, waarin we ook zullen aangeven welke stappen ... Eigenlijk kan ik de vraag die de heer Ceder mij nu stelt, niet heel concreet beantwoorden. Dat zal ik in die brief doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind het fijn dat dat in die brief komt, dat we duidelijkheid krijgen over welke bouwstenen klaargelegd gaan worden als we nu niet overgaan tot een stelselwijziging. Een ander punt is dat kansengelijkheid beoogd zou zijn, maar we lezen nu verhalen dat juist de kinderen van ouders die het zich kunnen veroorloven om de kinderen te trainen of bijles te geven, beter presteren. Daardoor wordt de kansengelijkheid eigenlijk tenietgedaan door ouders die het geld hebben om hun kind te trainen voor specifiek deze doorstroomtoetsen. Wat wil de staatssecretaris daaraan doen, om ervoor te zorgen dat dit instrument geen wassen neus wordt waar met name de meest bevoorrechte kinderen zich op kunnen voorbereiden?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik weet is ... Aan de ene kant kan ik niemand verbieden om te trainen. Daar begint het mee. Dat staat nog los van de vraag of iemand daar een commercieel bureau voor inzet. Sommige kinderen hebben de bevoorrechte omstandigheden dat ze in hun nabijheid mensen hebben, zoals vaders, moeders, ooms of tantes, die hen daarbij kunnen helpen. Die verschillen kan ik niet ongedaan maken. Maar het belangrijke is: als je op school hebt opgelet en hebt geluisterd naar de juf of meester, dan heb je alles meegekregen om die toets te kunnen maken. Het is feitelijk niet nodig om te trainen, te oefenen of whatever. Als ik richting de leerlingen mag spreken: je hebt alles meegekregen van je juf en meester om die toets te kunnen maken, dus vertrouw op jezelf. Het zit in de leerlingen zelf.
De voorzitter:
En die kijken allemaal naar het vragenuurtje elke week. Dat weten we.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Er blijkt dus dat de toetsen niet vergelijkbaar zijn. Dat zeg ik niet alleen; dat zeggen ook mijn collega's hier, scholen en experts. Zelfs de toetsaanbieders zelf geven aan dat ze zich daar zorgen om maken. Nu hoor ik de staatssecretaris toch zeggen dat zij scholen gaat controleren die nu zeggen: wij gaan niet die doorstroomtoets afnemen. Sterker nog, zij hebben al een brief van vijf kantjes ontvangen van de inspectie. Gaat de staatssecretaris concreet korten op het budget van deze scholen of hen een onvoldoende geven?
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het veel te vroeg om daarop vooruit te lopen. Ik wil vooral het gesprek aangaan. Zoals ik eerder zei: ik ben ervan overtuigd dat het in het belang van de leerling is om dit te doen. Ik zie het dan ook als mijn taak om scholen daarin mee te nemen. Dat staat los van het feit dat ik vind dat je je aan de wet hebt te houden.
Als het mag, voorzitter, wil ik nog heel kort antwoord geven op de vraag wanneer die brief gaat komen. Volgens mij was dat een vraag van de heer Ceder. Die brief komt in februari. Dat is dus al heel snel.
De voorzitter:
Ten slotte.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris geeft aan in gesprek te gaan met deze scholen, maar in de brief van de inspectie staat dat zij een onderzoek kunnen instellen wanneer scholen hiermee doorgaan. Er zijn 30 scholen die ook overwegen om deze doorstroomtoets niet af te nemen. Kan de staatssecretaris de inzet van de inspectie niet beter richten op het vierjaarlijks controleren van scholen — dat is een andere wens van de Kamer, die niet wordt uitgevoerd — dan op onderzoeken instellen naar scholen die gaan doen wat de staatssecretaris wil gaan doen, namelijk één doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Op dit moment is de doorstroomtoets een wettelijke verplichting. Ik vind dat scholen zich daaraan hebben te houden. Ik vind het dus ook heel terecht dat de inspectie daar haar taak pakt.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover het vragenuurtje. Dank aan de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie voor haar aanwezigheid en de beantwoording van de vragen. Ik schors een enkel minuutje en dan gaan wij stemmen.
De vergadering wordt van 14.58 uur tot 15.06 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-46-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.