8 Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2024

Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2024

Aan de orde is het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2024 (CD d.d. 10/10).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat over de Raad Buitenlandse Zaken die op 14 oktober plaatsvindt. Hartelijk welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken. De heer Paternotte gaat als eerste spreken. Hij doet dat namens de fractie van D66.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, voorzitter. Punt één. De minister heeft gezegd dat het kabinet niet uitsluit dat we mee willen werken aan het trainen van Oekraïense militairen, ook in Oekraïne. Maar Oekraïne vraagt nú om dat te doen. Aan het niet uitsluiten voor de toekomst zal het land op dit moment niet zo veel hebben. Daarom een motie die verzoekt om die toezegging te concretiseren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU duizenden Oekraïense militairen traint die ook vechten voor onze veiligheid;

overwegende dat Clingendael op deze zelfde voordelen wijst en aangeeft dat de trainingen zo beter kunnen aansluiten op lopende operaties;

overwegende dat het daarnaast een duidelijk signaal geeft van Europese steun aan Oekraïne en dat het kabinet heeft aangegeven geen opties uit te sluiten;

overwegende dat Frankrijk reeds heeft besloten om Franse militaire instructeurs ook in te zetten op Oekraïens grondgebied;

overwegende dat het mandaat voor de European Union Military Assistance Mission Ukraine (EUMAM) in november hernieuwd moet worden;

verzoekt het kabinet om er tijdens de Raad Buitenlandse Zaken met gelijkgestemde lidstaten, zoals Frankrijk, voor te pleiten dat het trainen van Oekraïense militairen op Oekraïens grondgebied mogelijk wordt in de nieuwe mandaatperiode van EUMAM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Boswijk.

Zij krijgt nr. 2939 (21501-02).

De heer Paternotte (D66):

Dan de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Vertegenwoordiger, Josep Borrell, op 26 september een internationale alliantie voor het bevorderen van een tweestatenoplossing in het leven heeft geroepen;

overwegende dat bijna de hele wereld het erover eens is dat een tweestatenoplossing de enige weg is naar duurzame vrede en dat nu het moment is om daaraan te werken;

verzoekt het kabinet actief deel te nemen aan deze alliantie en op elke mogelijke wijze de internationale positie van Nederland in te zetten om gesprekken richting een tweestatenoplossing te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Piri en Van der Burg.

Zij krijgt nr. 2940 (21501-02).

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Dobbe spreekt namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de oorlog in Sudan voortduurt en wordt uitgevochten met wapens die uit de hele wereld komen;

overwegende dat de Tweede Kamer per motie wapenhandel naar Sudan aan banden heeft proberen te leggen, maar hier vooralsnog onvoldoende grip op heeft weten te krijgen;

constaterende dat een VN-wapenembargo alleen van kracht is voor de Sudanese regio Darfur;

verzoekt de regering zich in te spannen en te pleiten voor het instellen van een VN-wapenembargo voor heel Sudan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.

Zij krijgt nr. 2941 (21501-02).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Baarle, die namens de fractie van DENK gaat spreken.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording tijdens het commissiedebat. Wij hebben al vaker in debatten een punt gemaakt van het feit dat er nog steeds Europese staatsburgers onder verschrikkelijke omstandigheden vastzitten in Gaza. Daaronder is ook een Nederlander, Abed, die deze week nog een interview heeft gegeven bij Hart van Nederland. We moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat onze staatsburgers terug kunnen komen. Het lijkt mij goed als de Nederlandse regering probeert in Europees verband met alle Europese landen gezamenlijk een verklaring op te stellen in de richting van alle partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn, om deze mensen terug te krijgen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog altijd Europese staatsburgers vastzitten in Gaza;

verzoekt de regering om Europees draagvlak te zoeken voor een gezamenlijke verklaring om alle Europese staatsburgers onmiddellijk uit Gaza terug te laten keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2942 (21501-02).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Wij hebben het tijdens het commissiedebat ook gehad over de Advisory Opinion van het ICJ over de Israëlische bezetting van Palestijns land. Op Nederland rust de positieve verplichting om schendingen van het internationaal recht tegen te gaan. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gezaghebbende adviezen van het Internationaal Gerechtshof het geldend internationaal recht uiteenzetten ten aanzien van de situatie op de Westelijke Jordaanoever;

verzoekt de regering om in lijn met artikel 90 van de Grondwet het geldend internationaal recht te bevorderen en onverkort na te leven door, naast het voortzetten van de huidige inspanningen, internationaal draagvlak te zoeken voor aanvullende inspanningen om schendingen van het internationaal recht op de Westelijke Jordaanoever te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2943 (21501-02).

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Van der Burg namens de VVD.

De heer Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat terreurorganisatie Hezbollah kort na de terreurdaad van Hamas op 7 oktober het vuur opende op Israël en dat er sindsdien veel Israëli moesten vertrekken uit Noord-Israël;

overwegende dat de terreurorganisatie Hezbollah, gesteund door Iran, een grote bedreiging is voor de staat Israël en dat mede daarom militaire acties tegen Hezbollah geoorloofd zijn;

overwegende dat Hezbollah het land Libanon gijzelt en dat het ook in het belang van Libanon is om Hezbollah te verzwakken dan wel uit te schakelen;

overwegende dat een stabiele Libanese staat van belang is voor de stabiliteit in de regio en voor het tegengaan van grote migratiestromen;

verzoekt de regering om in de Raad voor het belang te pleiten van een langetermijnplan voor een stabiele Libanese staat en hierover met Israël en relevante Libanese politieke actoren in dialoog te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg, Boswijk en Kahraman.

Zij krijgt nr. 2944 (21501-02).

Dank voor uw inbreng. Dan is als laatste in deze termijn van de Kamer de heer Kahraman. O, sorry, bij mij was de naam van mevrouw Piri weggevallen. Mevrouw Piri komt eerst. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat EU-buitenlandchef Borrell het voorstel heeft gedaan aan lidstaten om een aantal kabinetsleden van de regering-Netanyahu te sanctioneren;

constaterende dat de Israëlische ministers Ben Gvir en Smotrich zich schuldig maken aan ernstige provocaties, hatespeech, het faciliteren van geweld van kolonisten tegen Palestijnen op de Westbank en het aanzetten tot oorlogsmisdaden;

verzoekt het kabinet niet uit te sluiten om EU-sancties tegen deze Israëlische kabinetsleden te steunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Paternotte.

Zij krijgt nr. 2945 (21501-02).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om te pleiten voor een staakt-het-vuren in Libanon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Paternotte.

Zij krijgt nr. 2946 (21501-02).

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. We kregen net het bericht binnen dat door Israëlische beschietingen van de VN-vredesmissie in Zuid-Libanon VN-blauwhelmen gewond zijn geraakt. Ik zag net dat de EU-buitenlandchef dit 20 minuten geleden in ferme woorden heeft veroordeeld. Ik hoop dat de minister dat in zijn termijn ook wil doen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is nu wel het woord aan de heer Kahraman namens Nieuw Sociaal Contract. Ook de heer Ceder heeft zich nog aangemeld; die mag daarna.

De heer Kahraman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Mijn collega Ceder gaat straks een motie indienen met betrekking tot vrede tussen Armenië en Azerbeidzjan. Die steunen wij van harte. Ik dien een motie in die betrekking heeft op het cultureel erfgoed in Nagorno-Karabach.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Azerbeidzjaanse leger in september 2023 Nagorno-Karabach heeft aangevallen en dat daarop vrijwel de totale bevolking naar Armenië is gevlucht en tot op heden niet is teruggekeerd naar hun huizen;

overwegende dat Azerbeidzjan Armeens cultureel erfgoed in het gebied vernietigt;

verzoekt de regering zich in de Raad in te zetten voor bescherming van Armeens cultureel erfgoed, zowel in EU-kader alsook in het kader van het Haags Verdrag UNESCO 1954,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kahraman en Ceder.

Zij krijgt nr. 2947 (21501-02).

Dank voor uw inbreng. De heer Ceder gaat nu ook spreken, als laatste van de zijde van de Kamer, en dat doet hij namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Ik had gedacht dat wij nog een aantal vragen konden stellen, maar dat is dus niet zo. Daarom dien ik een motie in, even in afwachting van de reactie van de minister. Het gaat namelijk om het geld dat overgemaakt wordt naar de PA, terwijl het "pay to slay"-programma nog steeds actief is. Daar heeft de Kamer zich meerdere malen over uitgesproken, maar ik hoor graag ook de reactie van de minister. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het "pay to slay"-beleid van de Palestijnse Autoriteit nog altijd wordt uitgevoerd;

overwegende dat de Europese Commissie momenteel aan een meerjarig steunprogramma voor de Palestijnse Autoriteit werkt;

overwegende dat er geen Europees belastinggeld gebruikt mag worden voor uitkeringen aan veroordeelde terroristen volgens het "pay to slay"-principe;

verzoekt de regering te berekenen hoeveel geld de Palestijnse Autoriteit jaarlijks uitgeeft aan deze uitkeringen en alleen in te stemmen met EU-steun aan de Palestijnse Autoriteit als dit bedrag daarvan wordt afgetrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 2948 (21501-02).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Ten aanzien van Armenië heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zich voor het eerst na drie decennia een unieke kans op vrede voordoet tussen Armenië en Azerbeidzjan en dat het daarom van groot belang is om nu vol in te zetten op het vredesproces tussen beide landen;

constaterende dat er echter nog drempels zijn om tot een vredesakkoord te kunnen komen, waaronder het feit dat Azerbeidzjan nog Armeense krijgsgevangenen vasthoudt;

verzoekt de regering samen met andere Europese landen de druk op te voeren op Azerbeidzjan om zo spoedig mogelijk alle Armeense krijgsgevangenen vrij te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Boswijk, Stoffer, Piri, Van der Burg, Paternotte, De Roon en Kahraman.

Zij krijgt nr. 2949 (21501-02).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb begrepen dat de uitspraak van het parlement in Litouwen wel degelijk materieel effect heeft ten aanzien van de Revolutionaire Garde een terroristenorganisatie verklaren. Ik hoor het graag van de minister als dat niet zo is, want om die reden dien ik ook de volgende motie in, als verklaring namens het Nederlandse parlement.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Iran Rusland militair steunt in de oorlog tegen Oekraïne door het sturen van drones, munitie en ballistische raketten, waarmee Oekraïense burgers en infrastructuur aangevallen worden;

overwegende dat Iran nauw samenwerkt met Hamas, Islamitische Jihad, Hezbollah, de Houthi's in Jemen en milities in Irak;

overwegende dat Iran vanwege die samenwerking met deze groepen Israël recent al twee keer direct heeft aangevallen;

overwegende dat de lraanse Revolutionaire Garde hierbij een centrale rol speelt;

spreekt uit dat de lraanse Revolutionaire Garde een terroristische organisatie is en roept de regering op deze organisatie als zodanig te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 2950 (21501-02).

Dank voor uw inbreng. We gaan tot 17.15 uur schorsen en dan geeft de minister een appreciatie van de twaalf ingediende moties.

De vergadering wordt van 17.04 uur tot 17.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Veldkamp:

Dank, voorzitter. Dank ook aan de leden voor het ook voor mij interessante debat. Ik was de leden nog twee antwoorden op vragen schuldig in het debat. Daar kan ik hier kort op ingaan.

De heer Boswijk vroeg hoe Nederland bijdraagt aan de veiligheidssituatie in Congo. Nederland draagt middels verschillende fondsen en programma's bij aan de humanitaire noden. Het adresseert ook de root causes van het conflict middels het regionale ontwikkelingshulpprogramma. Het zet zich dit jaar ook in als voorzitter van de International Contact Group. We zetten ons als voorzitter in voor regionale vredesprocessen, zoals het zogeheten Luandaproces en het Nairobiproces. Verder spreken we de Democratische Republiek Congo, DRC, en Rwanda ook bilateraal en in internationale organisaties aan op hun handelen.

Voorzitter. Mevrouw Dobbe had gevraagd of ik nog kan ingaan op huwelijksdwang. Het ministerie van Buitenlandse Zaken levert consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating in het buitenland. Het ministerie werkt in die gevallen nauw samen met het zogeheten Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating. Bij een melding op dit gebied werken Buitenlandse Zaken en dat LKHA samen bij het bieden van maatwerkondersteuning. We financieren onder andere het noodfonds van die organisatie, het LKHA, bedoeld voor de bekostiging van de terugkeer van slachtoffers naar Nederland. Afgelopen jaar hebben we samen met het LKHA lezingen aan posten gegeven over die casuïstiek, om het bewustzijn en de snelle signalering door onze mensen in ons ambassadenetwerk te vergroten.

Daarnaast heeft Buitenlandse Zaken afgelopen zomer een socialmediacampagne gefinancierd. Het doel was om potentiële slachtoffers te attenderen op de mogelijkheid van hulp in het buitenland door de Nederlandse overheid. We zijn penvoerder van de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad over child, early and forced marriage. De resolutie van vorig jaar gaat specifiek over het gedwongen huwelijk. Een gedwongen huwelijk is niet alleen een huwelijk waar geen consent, geen toestemming, voor is, maar bij gedwongen huwelijk kan het ook vaak moeilijk of onmogelijk zijn om een huwelijk te ontbinden. De praktijk als zodanig wordt erkend als een schending van de mensenrechten.

Dit wat betreft huwelijksdwang, voorzitter.

De voorzitter:

Ik aarzel wel, want nu gaan we weer inhoudelijk debatteren, terwijl we ons eigenlijk moeten concentreren op de oordelen over de moties. Eén vraag, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

We hebben geen kans gehad om hier überhaupt op te reageren, dus ik heb wel één verhelderende vraag hierover. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording. Klopt het dat als een vrouw die gevangenzit in een huwelijk, bijvoorbeeld in Pakistan — ik noem maar een land — naar de Nederlandse ambassade gaat en daar ondersteuning krijgt met vertrekken, er dan in Nederland een ticket geboekt moet worden door het Landelijk Knooppunt? Klopt het dat dat niet daar lokaal kan gebeuren en dat er daardoor allerlei vertraging kan ontstaan? Klopt het dat dat proces zo is ingericht?

Minister Veldkamp:

Dat weet ik niet uit mijn hoofd, maar als de voorzitter het toelaat, kan ik dat uitzoeken en bilateraal aan mevrouw Dobbe terugkoppelen.

De voorzitter:

Dat lijkt me prima. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Veldkamp:

Voorzitter. Mevrouw Piri vroeg nog naar de gewonde UNIFIL-militairen in Libanon. Ik betreur ten zeerste dat die gewond zijn geraakt bij de gevechtshandelingen daar.

Dan ga ik graag over naar de appreciatie van de ingediende moties. De vorige keren ben ik buitengewoon streng geweest. Ik kan vandaag iets ruimhartiger zijn, constateer ik.

Ten eerste de motie op stuk nr. 2939 van de heer Paternotte over het trainen van Oekraïense militairen in de mandaatperiode van de EU-missie ter zake. Op grond van het feit dat er unanimiteit geldt als besluitvormingsgrondslag, verwacht ik niet dat daar in de EU makkelijk overeenstemming over valt te bereiken. We sluiten echter als Nederland, als lidstaat, geen opties uit. Dat maakt het voor mij mogelijk om deze motie in die zin uit te voeren dat ik in de Raad Buitenlandse Zaken kan pleiten voor een verruiming van het mandaat in de nieuwe mandaatperiode. Daarmee is het voor mij oordeel Kamer.

De tweede motie, de motie op stuk nr. 2940 van de heer Paternotte, mevrouw Piri en meneer Van der Burg, gaat over deelnemen aan een alliantie. We steunen al de Peace Day Effort. Aan deze alliantie van de heer Borrell kunnen we ook deelnemen. Ik heb dat zelf fysiek niet gekund en marge van de Algemene Vergadering van de VN in New York, omdat ik op dat moment in gesprek zat met ten eerste premier Netanyahu en ten tweede de Turkse minister Hakan Fidan, maar ambtelijk is er wel deelgenomen. Dit voeren we uit, dus oordeel Kamer.

Dan een motie van mevrouw Dobbe over Sudan en het wapenembargo voor Darfur, dat door de Veiligheidsraad is verlengd. Het pleidooi is om een wapenembargo in te stellen voor heel Sudan en het verzoek aan de regering is om ons daarvoor in te spannen. Daar zal ik me voor inspannen en daar zal de regering zich voor inspannen. Daarmee heeft de motie op stuk nr. 2941 oordeel Kamer.

Dan de motie van de heer Van Baarle op stuk nr. 2942 over een gezamenlijke verklaring om alle Europese staatsburgers uit Gaza terug te laten keren. Ik verwacht niet dat er onmiddellijk een verklaring tot stand kan komen, maar ik als de motie zo kan interpreteren dat ik in de EU wel kan pleiten voor die gezamenlijke inspanning en samenwerken op dit vlak, dan oordeel Kamer.

De voorzitter:

Is de heer Van Baarle het daarmee eens?

De heer Van Baarle (DENK):

Moet ik 'm zo begrijpen dat de minister aangeeft dat hij niet weet of zo'n verklaring mogelijk is, maar dat hij dat wel gaat proberen?

Minister Veldkamp:

Ja.

De heer Van Baarle (DENK):

Dan is het akkoord.

Minister Veldkamp:

Ja, we gaan draagvlak zoeken.

De voorzitter:

Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 2942.

Minister Veldkamp:

Dan de motie op stuk nr. 2943 van de heer Van Baarle over internationaal draagvlak zoeken voor aanvullende inspanningen. Daar zijn we mee bezig. Ik wijs onder andere op de twee sanctiepakketten. We zijn wat dit betreft ook in internationaal verband actief ten aanzien van de Westelijke Jordaanoever, dus daarmee oordeel Kamer.

De heer Van der Burg doet in de motie op stuk nr. 2944 over Hezbollah de terreurdaden van Hezbollah het verzoek en houdt een pleidooi voor een langetermijnplan voor een stabiele Libanese staat en verzoekt hierover met Israël en relevante Libanese politieke actoren in dialoog te gaan. Tegelijkertijd zou ik dit willen interpreteren als ook Iran aanspreken: niet in dialoog gaan hierover maar Iran aanspreken hierop. Er liggen natuurlijk ook resoluties 1701 en 1559. Als deze motie ook dit ondersteunt, geef ik die oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer De Roon wil nog een verhelderende vraag stellen over de motie op stuk nr. 2943.

De heer De Roon (PVV):

Ja. Ik ben blij dat de minister Iran al uitsluit voor de dialoog maar natuurlijk wel aanspreekt. Mag ik hopen dat hetzelfde geldt voor Hezbollah zelf, dat ook een relevante politieke actor is in Libanon, maar ook voor andere wellicht terroristische organisaties die ook politieke relevantie kunnen hebben daar? Zijn die allemaal uitgesloten van een dialoog hierover?

Minister Veldkamp:

Uiteraard kan ik de heer De Roon verzekeren dat terreurorganisaties zoals Hezbollah wat mij betreft zijn uitgesloten van de dialoog. U ziet mij ook geen traan laten om het verscheiden van de heer Nasrallah. Hezbollah heeft ongelofelijk veel doden op zijn geweten in Europa, in Amerika, in de Arabische landen inclusief Libanon, in Israël, maar ook in andere landen van de wereld tot Argentinië aan toe. Hezbollah heeft de afgelopen jaren op een vreselijk vervelende manier het land Libanon in zijn greep gehad. U hoort mij geen traan laten om het verscheiden van de Hezbollahleider. Ik zeg wel dat we voor nu natuurlijk wel willen komen tot een staakt-het-vuren waardoor ook diplomatieke inspanningen mogelijk zijn om langs vreedzame weg Veiligheidsraadresolutie 1701, en ik betrek ook 1559 daarbij, te bereiken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voor de duidelijkheid heb ik een vraag over de motie op stuk nr. 2943, zodat ik weet waar ik voor stem. In de eerste constatering wordt eigenlijk vooruitgelopen op de kabinetsreactie, namelijk dat het advies dat gegeven is het recht op een correcte wijze uiteenzet. Tijdens het debat heb ik al aangegeven dat daar volgens mij wel op af te dingen valt. Er zijn ook dissenting opinions die dat uiteenzetten, ook ten aanzien van de huidige situatie A, B en C. De heer Veldkamp is ambassadeur geweest en weet hoe het daar zit. Moet ik ervan uitgaan dat dit vooruitloopt op de kabinetsreactie? Of zegt u dat het er volledig los van staat? Want uiteraard moeten we artikel 19 naleven, maar die constatering insinueert dat u al een voorschot neemt.

Minister Veldkamp:

Ik heb het zo gelezen dat het gaat om het zoeken van internationaal draagvlak. Dat doen we eigenlijk al, als ik ook kijk naar de twee EU-sanctiepakketten tegen gewelddadige kolonisten. Ik loop hiermee niet vooruit op de verdere kabinetsappreciatie van de adviesopinie van het Internationaal Gerechtshof in nationaal verband.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2946.

Minister Veldkamp:

Volgens mij zijn we nog bij de motie op stuk nr. 2945.

De voorzitter:

Ja. Ik ging te snel, dat was wensdenken.

Minister Veldkamp:

Oké. Dat is de motie van mevrouw Piri en de heer Paternotte die verzoekt niet uit te sluiten om EU-sancties tegen een aantal kabinetsleden te steunen. Het staat nu niet op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken, tenminste niet de besluitvorming erover. Zoals ik in het debat al heb gezegd, wil ik het voor de toekomst niet uitsluiten en daarmee laat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 2945 graag aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 2946 over een staakt-het-vuren. Daar pleiten we al voor. Dat doen we al, de premier en ik ook. Dus daarmee oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 2947. Ik dacht dat die van de heer Kahraman was.

De voorzitter:

Nee, Ceder.

Minister Veldkamp:

Er staat hier inderdaad Ceder, Ceder/Kahraman.

De voorzitter:

De heer Kahraman heeft 'm volgens mij ingediend.

Minister Veldkamp:

Bij de overweging zeg ik: er is een militaire escalatie geweest in Nagorno-Karabach die gevolgen heeft gehad. Het verzoek aan de regering betreft het beschermen van Armeens cultureel erfgoed, zowel in EU-kader als in het kader van het Haags Verdrag UNESCO 1954. Ik kan mij zeker vinden in deze oproep, dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 2948 van de heer Ceder verzoekt de regering om een berekening uit te voeren. Ik acht het financieel omvallen van de Palestijnse Autoriteit in niemands belang en ik acht ook die Palestijnse gevangenenbetalingen problematisch, ook vanuit Nederland specifiek gezien. Hervormingen van dit beleid, waaronder het afschaffen van dat "pay for slay"-principe, zijn een voorwaarde voor EU-steun. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het kabinet die berekening maakt in het geval van onvoldoende voortgang ten aanzien van die hervormingen, dan kan ik oordeel Kamer geven aan deze motie.

De voorzitter:

De heer Ceder knikt instemmend. Dit leidt tot een vraag bij mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

De minister weet heel goed wat momenteel de financiële situatie is van de Palestijnse Autoriteit en ook wat daar de oorzaak van is. Ik wil dus even zeker weten hoe deze motie nu geïnterpreteerd gaat worden, want hier staat toch heel duidelijk "alleen in te stemmen met de EU-steun (…)" en daarover wordt nu besloten op de Europese Raad. Ik weet nou niet zo goed of Nederland nu wel of niet gaat instemmen met die Europese steun en met welke voorwaarden.

Minister Veldkamp:

Mijn intentie is om in te stemmen met die steun, ook gezien de precaire situatie van de Palestijnse Autoriteit en gezien de voorwaarden die reeds gesteld worden onder dit programma.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de volgende motie.

Minister Veldkamp:

Ja, dat is de motie op stuk nr. 2949. Dat is een motie van onder andere de heer Ceder en die verzoekt de regering om samen met andere Europese landen de druk op te voeren op Azerbeidzjan om zo spoedig mogelijk alle Armeense krijgsgevangenen vrij te laten. Voor het kabinet is het nu belangrijk om dat unieke momentum van het mogelijke vredesakkoord tussen Armenië en Azerbeidzjan te benutten en te steunen. In de contacten die we met Azerbeidzjan en Armenië hebben en die ik ook zelf met de ministers en de Armeense premier heb gehad, hebben we ook aangedrongen op een alomvattend vredesakkoord. In die context zal ik het vrijlaten van verschillende categorieën gevangen aan de orde stellen, waaronder zeker ook de Armeense gevangenen. Het vrijlaten van krijgsgevangenen na afloop van een gewapend conflict is ook een plicht onder het internationaal humanitair recht. Uiteindelijk is het natuurlijk aan alle onderhandelende partijen wat zij in het vredesakkoord willen opnemen. We willen ze hier zeker aan herinneren, dus daarom oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 2950 van de heer Ceder. Dat is een spreekt-uitmotie met betrekking tot de Iraanse Revolutionaire Garde. Dat is een spreekt-uitmotie en daarom hoef ik die niet te appreciëren.

De voorzitter:

Er zit ook een oproep in aan de regering.

Minister Veldkamp:

Er zit een oproep in? "En roept de regering op (…)". U hebt gelijk, voorzitter: "en roept de regering op deze organisatie als zodanig te behandelen". Ik zie het als ondersteuning van beleid om de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst te plaatsen. Dus in die zin op dat element oordeel Kamer.

Daarmee ben ik denk ik aan het einde gekomen van de appreciaties.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Een hele korte vraag, toch nog heel even, over Libanon, Zuid-Libanon en UNIFIL. Daar zit ook een Nederlandse militair bij. We lezen dat UNIFIL zegt dat een Israëlische tank rechtstreeks heeft geschoten, dat beveiligingscamera's van de VN worden uitgeschakeld. De minister zei "ik betreur de slachtoffers", maar ik neem ook aan dat we veroordelen dat Israël deze VN-blauwhemen aanvalt, toch?

Minister Veldkamp:

Ik ken de specifieke details van dit geval nog niet. Daar ga ik me zeker over informeren. Als het beeld dat VN-blauwhelmen worden aangevallen inderdaad klopt, dan zal ik dat ook bij de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken aan de orde stellen.

De heer Paternotte (D66):

Als de minister daar nader naar moet kijken, snap ik dat. Misschien is het goed als we dan voor het debat van de Europese Raad kunnen horen hoe het kabinet daarnaar kijkt.

De voorzitter:

De minister knikt, dus ja. Dat debat is volgende week dinsdag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zijn aan het einde van dit tweeminutendebat. We gaan zo dadelijk stemmen, maar omdat er nog stemmingslijsten moeten worden gemaakt, moeten we toch even schorsen. Dat doen we voor een kwartier. Daarna vinden de stemmingen plaats. Ik dank de minister.

De vergadering wordt van 17.32 uur tot 17.50 uur geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Naar boven