Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 103, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 103, item 3 |
Passend onderwijs
Aan de orde is het tweeminutendebat Passend onderwijs (CD d.d. 21/05).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Passend onderwijs. We gaan beginnen met de eerste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Soepboer van de fractie van NSC. Aan u het woord.
De heer Soepboer (NSC):
Dank u, voorzitter. Alweer een tijdje geleden hadden we het debat over passend onderwijs en alles wat daarbij komt. We hebben het toen ook uitvoerig gehad over het gespecialiseerd onderwijs. Ik heb het daar ook in een debatje met de staatssecretaris over gehad. Ik geloof dat mevrouw Paul zelfs zei: "Soepboer slaat de spijker op zijn kop, want de financiering op lange termijn voor het gespecialiseerd onderwijs is op dit moment niet geregeld. Als u dus de stap naar inclusief onderwijs wil maken, zou dat op termijn ook betekenen dat er minder kinderen naar het gespecialiseerd onderwijs gaan." Wij zijn trouwens helemaal niet per se tegen passend of inclusief onderwijs. De gedachtegang erachter omarmen we, maar het zou wat ons betreft nooit mogen betekenen dat het gespecialiseerd onderwijs daarmee op de tocht komt te staan.
Om zeker te weten dat het gespecialiseerd onderwijs er altijd zal zijn, omdat dat ook passend is voor sommige leerlingen, hebben we de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een gevolg van het streven naar inclusief onderwijs uiteindelijk zal zijn dat er steeds minder kinderen naar het speciaal onderwijs zullen gaan;
constaterende dat hierdoor de bekostiging van speciaal onderwijs noodzakelijkerwijs meer en meer zal verschralen, waardoor de continuïteit, toegankelijkheid en kwaliteit op termijn onder druk zullen komen te staan;
overwegende dat ieder kind in Nederland recht heeft op toegankelijk en goed onderwijs, ook kinderen met speciale leerbehoeften;
overwegende dat dit fundamentele recht te allen tijde geborgd moet blijven en niet mag worden uitgeruild voor een onderwijsvisie, hoe nobel ook;
overwegende dat de staatssecretaris tijdens het commissiedebat heeft aangegeven dat het ministerie van OCW nog geen financiële maatregelen klaar heeft om de continuïteit, toegankelijkheid en kwaliteit van het gehele speciaal onderwijs op termijn te waarborgen;
verzoekt de regering niet verder te gaan met het streven naar inclusief onderwijs zolang de continuïteit, toegankelijkheid en kwaliteit van het speciaal onderwijs niet financieel geborgd en gedekt zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Ik ziet dat er een interruptie van mevrouw Westerveld voor u is.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze motie moeten we in onze fractie straks goed kunnen beoordelen. Ik denk dat het een goed streven is dat we steeds meer toegaan naar inclusief onderwijs. Je moet er juist voor zorgen dat de kennis van het speciaal onderwijs wordt meegenomen. Mijn vraag aan de heer Soepboer is de volgende. We zijn er allemaal bij. We kunnen er toch met elkaar voor zorgen dat in ieder geval de komende tijd, en hopelijk ook de jaren daarna, de kennis van de gespecialiseerde leerkrachten in het speciaal onderwijs gewoon geborgd blijft? Ik vraag me dus af wat deze motie nou precies beoogt.
De heer Soepboer (NSC):
Dat is een goede vraag van mevrouw Westerveld. Er zijn op dit moment overal in het land hele mooie initiatieven, juist op het gebied van kennisuitwisseling. Juist de kennis die bij het gespecialiseerd onderwijs zit, wordt daarbij ingezet in het regulier onderwijs. Ook worden daarbij bijvoorbeeld leerkrachten uit het regulier onderwijs in het gespecialiseerd onderwijs ingezet. De kennis en vaardigheden op beide scholen verschillen van elkaar en daarom hebben ze elkaar ook in zekere zin nodig. Wat deze motie behelst, en daar zit de angst van Nieuw Sociaal Contract, is dit. Als we nu nog niet bedacht hebben hoe we op termijn het gespecialiseerd onderwijs vormgeven, dat er volgens ons altijd zal blijven — er zal altijd een vorm van gespecialiseerd onderwijs nodig blijven; daar geloven we in — en als we dat inclusieve onderwijs doorzetten, dan zullen steeds meer kinderen naar het regulier onderwijs gaan waardoor er dus, omdat je per leerling betaalt, financiële druk op het gespecialiseerd onderwijs zal komen te staan. Als je die beweging wilt inzetten met elkaar, vind ik wel dat je eerlijk moet zijn. Dan moet je ook het verhaal klaar hebben over hoe je in de toekomst het gespecialiseerd onderwijs wilt blijven financieren en overeind houden. Dat is waar de zorg van Nieuw Sociaal Contract zit, en daarom deze strakke motie.
De voorzitter:
Een korte verduidelijkende vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mijn ideaal zou zijn dat gespecialiseerd onderwijs zo mogelijk ook op een school in de buurt kan. Dat hoeft niet altijd met aparte scholen, waarvoor leerlingen soms heel lang in busjes moeten zitten om daar te arriveren. Dat kan ook in een reguliere school met aparte klassen of zo. Valt dat ook binnen deze motie?
De heer Soepboer (NSC):
Ook weer dank voor deze vraag, mevrouw Westerveld, zeg ik via de voorzitter. Dat is ook mijn ideaal. Alleen zal dat in sommige gevallen niet kunnen. In sommige gevallen zal het er anders uitzien. Ik wil graag de garantie hebben dat als we de weg van inclusief onderwijs opgaan, in ieder geval ook het gespecialiseerd onderwijs als zodanig en alle clusters daarin bestaansrecht hebben en zullen kunnen voortbestaan, omdat er is nagedacht over hoe we het gaan financieren, en dat ons dus niet overkomt dat die tak van onderwijs onder financiële druk zal komen te staan.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Een hele mooie motie. Wij komen, denk ik, met een vergelijkbare motie. Wij staan ook pal voor het speciaal onderwijs. Maar ik heb toch een vraag aan de heer Soepboer. Is de ontwikkeling naar passend en inclusief onderwijs die nu gaande is in het speciaal onderwijs niet al veel te ver doorgeschoten wat de heer Soepboer betreft?
De heer Soepboer (NSC):
Je kan je natuurlijk afvragen of passend onderwijs gelukt is als het resultaat van die interventie is dat meer leerlingen thuiszitten, de wachtrijen groter zijn en er nu ook steeds meer leerlingen naar het speciaal onderwijs toe gaan. Dat is wat er op dit moment aan de hand is. Dan kun je je dus afvragen of passend onderwijs gelukt is. Ik heb in het commissiedebat de volgende vergelijking gemaakt. Het voelt soms alsof je de Elfstedentocht aan het fietsen bent. Dat lukt niet. Halverwege zet je de fiets tegen de boom, je gaat zitten en je zet op Twitter: goh, volgend jaar Tour de France! Dat is een beetje hoe het voelt met de doorgang naar inclusief onderwijs. Ik ben het dus met de heer Van Houwelingen eens dat je heel kritisch moet zijn en goed na moet denken over hoe je die doorgang naar inclusief onderwijs zou willen doen, als je hem überhaupt zou willen doen. Daarom is de motie die wij nu indienen zo geformuleerd, dat je dat niet eerder dient te doen dan wanneer je duidelijk hebt hoe je het gespecialiseerd onderwijs overeind wil houden op termijn.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik heb afrondend een korte opmerking. Helemaal mee eens. Wat ons betreft gaan we een stapje verder en zou misschien de hele ontwikkeling moeten worden stopgezet en misschien zelfs deels moeten worden teruggedraaid. Maar oké, daarover verschillen we dan wellicht over van mening, maar steun voor uw gedachte.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag.
De heer Soepboer (NSC):
Ik wil er toch iets over zeggen. Het idee achter passend onderwijs is dat alle leerlingen thuisnabij onderwijs kunnen genieten en ook bij elkaar in de klas kunnen zitten. Dat ideaalbeeld vinden wij een mooi beeld. Zoals ik het net ook al noemde, is dat een nobele onderwijsvisie. Je moet alleen wel in de praktijk kijken waar het ook zo hier en daar tegen het einde van zijn kunnen aanloopt. Daar moeten we gewoon eerlijk in zijn. Daar moeten we kritisch op kunnen zijn. Wij zeggen dan niet dat we dat helemaal niet meer willen. Wij zeggen: je moet niet verder gaan, zonder dat je ook die andere tak van onderwijs goed hebt geborgd.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie nog een interruptie. Mevrouw Rooderkerk. Ik moet soms even kijken, want voor mij is het een nieuwe groep. Mevrouw Rooderkerk, een korte vraag, alstublieft.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Vorige week was ik op een school en daar hebben ze het vanuit het samenwerkingsverband voor elkaar gekregen om kinderen die thuis zaten, in een groepje op de school te krijgen in een klas van maar vier leerlingen. Via het samenwerkingsverband was er geld vrijgemaakt om er een leraar op te kunnen zetten. Dat zijn eigenlijk dingen die we niet in ons systeem hebben geregeld, maar die school laat wel zien hoe het kan.
Is de heer Soepboer het ook niet met mij eens dat we ervoor moeten zorgen dat we dit soort manieren veel meer mogelijk maken en dat we scholen daar ook meer de ruimte in moeten geven, omdat het uiteindelijk kinderen verder helpt? In dit debat hoor ik allerlei visies over onderwijs, maar ik denk dat het uiteindelijk om de kinderen gaat, waarvan we niet willen dat die thuis komen te zitten en waarvan we willen dat die een passende plek op een school krijgen, liefst binnen een school. Is de heer Soepboer het met mij eens dat dat ook het ideaal kan zijn en dat we daar ook bredere vormen voor moeten kunnen vinden en kunnen toestaan om te zorgen dat we daadwerkelijk kinderen een plek bieden op school?
De heer Soepboer (NSC):
Ik ben het met mevrouw Rooderkerk eens dat er overal in het land hele mooie initiatieven zijn. Ik zie ook initiatieven waar de vakdidactische kennis uit het regulier onderwijs uit wordt gewisseld met de meer pedagogische kennis uit het speciaal onderwijs. Al die voorbeelden zijn hele mooie voorbeelden en ik ben het met mevrouw Rooderkerk eens dat het ideaal van thuisnabij onderwijs en dat die leerlingen ook niet thuis komen te zitten, maar naar school kunnen, heel belangrijk is. Tegelijkertijd wijst de fractie van Nieuw Sociaal Contract er ook op dat sommige leerlingen echt het gespecialiseerd onderwijs nodig hebben, want ook die voorbeelden zijn er, dus van goede speciaalonderwijsscholen die ook die leerlingen op niveau en op maat les kunnen geven. We vinden het ook belangrijk dat dat kan blijven bestaan.
De voorzitter:
Een korte verduidelijkende vraag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat zijn we eens. Tegelijkertijd zien we natuurlijk ook de enorme wachtrijen voor het gespecialiseerd onderwijs. Dit neem ik wel in mijn achterhoofd mee als ik de motie goed ga bestuderen en ga bepalen wat we daarmee doen. Maar ik denk dat we ook niet blind moeten zijn voor de dagelijkse praktijk en de problemen waar kinderen nu tegenaan lopen waardoor ze thuis komen te zitten. Dit soort voorbeelden zouden we breder mogelijk moeten maken.
De heer Soepboer (NSC):
Ik wil voorkomen ... O, excuus.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag.
De heer Soepboer (NSC):
Een korte reactie, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort, want u staat er al even.
De heer Soepboer (NSC):
Excusez, ik kan er niks aan doen. We moeten inderdaad voorkomen dat we het hele debat gaan overdoen, mevrouw Rooderkerk. Ik denk dat voor beide onderwijstypen wat te zeggen is. U zegt terecht dat de wachtrijen langer worden. Maar dat kan ook een gevolg zijn van inzetten op de verkeerde dingen. Als je heel erg inzet op passend onderwijs en daarmee minder op gespecialiseerd onderwijs, dan kan de uitkomst zijn dat je wachtrijen langer worden. Dat is niet wat Nieuw Sociaal Contract wil. We zeggen ook dat als we doorgaan en we gaan inzetten op inclusief onderwijs, het zou kunnen zijn dat uiteindelijk meer leerlingen naar het reguliere onderwijs gaan, dat de wachtrijen korter worden en dat er misschien zelfs te weinig leerlingen naar het speciaal onderwijs gaan. Daar zit onze zorg.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Soepboer. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Westerveld, die namens GroenLinks-PvdA spreekt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik had er wel tien kunnen indienen, want het gaat echt niet goed met het passend onderwijs. Ik begin snel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ieder kind recht heeft op onderwijs, en dit volgt uit de Grondwet en VN-verdragen;
constaterende dat dit recht wordt geschonden door de aanhoudende problemen in het leerlingenvervoer;
overwegende dat het beleid is versnipperd, de bureaucratie groot is en vervoersbedrijven soms kleine contracten hebben;
constaterende dat in de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer wordt ingezet op het bevorderen van het integraal en regionaal aanbesteden in plaats van kleine contracten;
verzoekt de regering om verder te gaan dan bevorderen en in de wetgeving als uitgangspunt op te nemen dat al het doelgroepenvervoer integraal en regionaal aanbesteed wordt om hiermee zowel de dienstverlening voor gebruikers als de arbeidsomstandigheden van chauffeurs te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Motie twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Thuiszitterspact onderwijskoepels en ministeries hebben afgesproken dat in 2020 geen enkel kind thuiszit zonder passend onderwijs;
constaterende dat in het rapport "Thuiszitters tellen" wordt geschat dat 70.000 kinderen thuiszitten zonder onderwijs en 280.000 kinderen geen volwaardig onderwijs krijgen;
constaterende dat dit in schril contrast staat met cijfers van OCW, waarin wordt geschat dat 17.000 kinderen thuiszitten;
constaterende dat volgens het CBS ook het aantal kinderen dat een vrijstelling krijgt toeneemt en dit een deel van de verklaring kan zijn;
overwegende dat de Kamer goede informatie nodig heeft om bij te kunnen sturen en te controleren;
verzoekt de regering om met de inspectie te zorgen dat er een adequaat beeld is van thuiszitters, vrijstellingen en andere relevante gegevens en iedere drie maanden een overzicht te verstrekken aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat steeds vaker leerlingen met een ernstige meervoudige beperking (EMB) een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) wordt geweigerd doordat samenwerkingsverbanden op basis van eigen gestelde normen leerlingen uitsluiten;
constaterende dat deze leerlingen hierdoor thuis komen te zitten, terwijl ook zij recht hebben op onderwijs en leerbaar zijn;
overwegende dat cluster 1- en 2-leerlingen landelijk worden bekostigd;
verzoekt de regering om beleidsopties in beeld te brengen naar de mogelijkheid van een landelijke aanmelding en bekostiging van EMB-leerlingen via het Rijk, net als bij cluster 1- en 2-leerlingen, en voor de Onderwijsbegroting in het najaar deze naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie dat er een interruptie van de VVD voor u is.
De heer Kisteman (VVD):
Die gaat over de tweede motie. Ik kan daar best wel ver in meekomen. Alleen, elke drie maanden daarover rapporteren lijkt mij bijna onbegonnen werk. Ziet mevrouw Westerveld nog mogelijkheden om eventueel erover na te denken waarom dat zo vaak moet? Het lijkt me goed dat we de thuiszitters goed in beeld hebben, maar elke drie maanden vraagt misschien wel heel veel.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Twee redenen. De eerste is dat er veel te weinig prioriteit is voor passend onderwijs. Die doelstellingen worden totaal niet gehaald. Ik noemde het voorbeeld van de thuiszitters, maar ook alle andere doelstellingen bij het passend onderwijs raken steeds verder uit zicht. In de Kamer hebben we één commissiedebat per jaar over passend onderwijs. Volgens mij zouden we dat vaker moeten doen. We hebben dan wel de juiste cijfers nodig.
Reden twee is dat samenwerkingsverbanden nu al aan de inspectie zouden moeten melden hoeveel thuiszitters er zijn. Gemeenten moeten bij mijn weten ook bijhouden in hoeverre kinderen thuiszitten terwijl ze bijvoorbeeld een vrijstelling krijgen. Dus als die cijfers er bij de inspectie zijn, als die daar al moeten liggen — je ziet op de site van de inspectie dat ze dat vragen — dan lijkt het mij niet zo moeilijk om die cijfers eens per drie maanden naar de Kamer te sturen.
De heer Kisteman (VVD):
Dan wacht ik de appreciatie van de staatssecretaris af. Ik wil hier best over nadenken. Misschien kunnen we over de termijn nog eens overleggen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze handreiking.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan gaan we luisteren naar de heer Kisteman, die spreekt namens de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor het prettige debat. Het is het laatste debat dat wij hebben voor het zomerreces, dus als de staatssecretaris daaraan toe is: alvast een fijn reces. Het zal nog even duren, denk ik.
In het debat had ze toegezegd voor de zomer met een brief te komen over de thuiszitters vanwege richtingsbezwaren. Deze is nog niet gekomen. Ik vroeg me wat daar nu de planning van is.
Daar wilde ik het graag bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kisteman. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer, van de fractie van de BBB, meneer Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank, voorzitter. Ook dank voor het debat dat we hebben gehad over passend onderwijs. Tijdens het debat hebben we het gehad over de mogelijke belemmeringen in de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg. Een effectieve samenwerking is cruciaal voor een functionerend, dekkend netwerk. Ik doe nog wel een verzoek. Het is eigenlijk een vraag aan de staatssecretaris om te kijken of eventuele belemmeringen die bestaan, dan wel financieel dan wel juridisch, inzichtelijk gemaakt zouden kunnen worden en meegenomen kunnen worden in de brief die volgens mij na de zomer gepland staat.
Dan een motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in meerdere regio's sprake is van oplopende wachttijden voor toegang tot het (voortgezet) speciaal onderwijs;
overwegende dat kinderen hierdoor soms maanden thuiszitten, met grote risico's voor hun ontwikkeling en welzijn;
verzoekt de regering:
-uiterlijk in Q1 2026 per regio de wachttijd en capaciteit van het speciaal onderwijs inzichtelijk te maken;
-samen met gemeenten, scholen voor regulier en gespecialiseerd onderwijs en samenwerkingsverbanden afspraken te maken om wachttijden substantieel terug te dringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie dat er twee interrupties voor u zijn. We beginnen met mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het er helemaal mee eens dat het goed is dat we inzicht krijgen. Maar een deel van de verklaring weten we natuurlijk, namelijk dat kinderen vaak thuis komen te zitten en dat dat bijvoorbeeld ook te maken heeft met de weinige mogelijkheid die leerkrachten krijgen om kinderen te ondersteunen. Nou was de collega van BBB gisteren niet bij het onderwijsdebat, maar daar is het uitgebreid gegaan over een aantal van die regelingen. Ik zou hem wel willen vragen: zouden we als Kamer dan niet, in plaats van alleen inzicht krijgen, heel erg ons best moeten doen om juist te voorkomen dat leerlingen thuiszitten doordat scholen de mogelijkheid krijgen om kinderen beter te begeleiden, zoals met de onderwijskansenregeling, die hun die mogelijkheid biedt?
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik was er gisteren inderdaad niet vanwege andere debatten. Dat is natuurlijk altijd ... Nou ja, toch even, want het wordt nu zo neergelegd, maar met een kleine fractie moet je altijd keuzes maken. Als het gaat om het bieden van de mogelijkheden die er zijn aan scholen voor kinderen, is het hetzelfde als met de vraag die ik net hoorde: hoe flexibel kunnen we ermee omgaan om in ieder geval maatwerk te bieden, ook als het gaat om de samenwerkingsverbanden? Ik heb voorbeelden gezien in het land waarin het ene samenwerkingsverband wat flexibeler is als het gaat om de inzet van hulp dan wel ondersteuning. En volgens mij heb ik in het debat dat we hebben gehad over passend onderwijs ook aangegeven dat het mij een lief ding waard is om dat wat uniformer te maken, zodat je daar wat meer lucht geeft, ook richting de samenwerkingsverbanden. En ja, daar sta ik dan natuurlijk achter.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het nu niet specifiek over samenwerkingsverbanden, maar over de mogelijkheden die scholen krijgen om leerlingen waarvan ze zien dat die een lastige thuissituatie hebben, extra te ondersteunen. En dat is die onderwijskansenregeling; 177 miljoen die in deze Voorjaarsnota door de coalitiepartijen is afgeschaft. Mijn open vraag aan de heer Oostenbrink is dan: kan hij daar eens goed naar kijken, naar die 177 miljoen, waarvan leerkrachten aangeven dat ze dat geld nodig hebben om specifiek die kinderen te helpen die een lastige thuissituatie hebben, en een deel van die kinderen te helpen die anders misschien dreigen uit te vallen omdat ze gewoon de mogelijkheden niet hebben om onderwijs op hun niveau of passend onderwijs te volgen? Dus ik zit heel erg aan de preventiekant. Ik hoop dat BBB eens goed wil kijken naar de voorstellen die onder meer gisteren zijn ingediend, want die helpen ook echt om thuiszitten te voorkomen, maar ook om de gang naar het speciaal onderwijs te voorkomen; want ik begrijp heel goed dat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, soms niet gedijen in die hele volle klassen. En daar is die onderwijskansenregeling voor bedoeld.
De heer Oostenbrink (BBB):
Ja, ik kan u toezeggen dat ik daar zeker heel goed naar kijk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Daarop voortgaand. Er ligt bijvoorbeeld ook een voorstel van D66 en het monsterverbond om de onderwijskansenregeling van tafel te halen en het kabinet te vragen om met een andere dekking te komen, buiten de Onderwijsbegroting. Bijna alle partijen uit de Kamer doen daaraan mee, waaronder ook NSC. Is BBB ook bereid om daaraan mee te doen?
De heer Oostenbrink (BBB):
Zoals ik net heb gezegd, gaan we daar zeker heel goed naar kijken. Dus dat maakt ook dat als het in stemming wordt gebracht, we dat in de fractie grondig hebben doorgenomen.
De voorzitter:
Mevrouw Rooderkerk, voldoende zo?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
U gaat ernaar kijken ... Op zich heb ik dit al eerder eventjes gedeeld. En ik neem aan dat u er vast al wat over hebt gelezen. Dus bent u het ook met mij eens dat dit een harteloze bezuiniging is, die van tafel moet?
De heer Oostenbrink (BBB):
Als het gaat om deze bezuiniging, dan doet die pijn in mijn hart — laat ik het zo zeggen. Dat maakt ook dat we alle punten die zijn ingebracht gisteren, zoals ik heb gezegd, in de fractie echt goed met elkaar bekijken: wat gaan we hiermee doen en hoe kunnen we dit goed met elkaar bespreken?
De voorzitter:
Daar zult u het mee moeten doen. Dan kom ik bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer: de heer Van Houwelingen, die spreekt namens de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Dank ook voor de beantwoording. Ik heb twee moties. Ik begin met een spreekt-uitmotie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit ligt enigszins in lijn met de motie van de heer Soepboer, denk ik. Wij denken ook dat er, ook al klinkt het sympathiek, te veel wordt ingezet op het passende, inclusieve onderwijs. Daarom ook nog een concrete suggestie voor de minister.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het geld voor kinderen die speciaal onderwijs nodig hebben nu voor een groot deel in de vorm van een lumpsum aan samenwerkingsverbanden wordt toegewezen;
constaterende dat dit geld, zo blijkt uit onderzoek, volgens zowel leraren als ouders die we hebben gesproken door de samenwerkingsverbanden vaak niet wordt besteed aan datgene waar boven alles behoefte aan is, wat ook bleek tijdens het debat, namelijk: extra ondersteuning, in de vorm van extra leerkrachten, in klassen met kinderen met een beperking;
overwegende dat dit niet alleen extra werkdruk oplevert voor de docent maar ook ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs, voor zowel scholieren met als scholieren zonder beperking;
verzoekt de regering andere meer directe vormen van financiering te onderzoeken waarbij geldstromen voor het passend onderwijs niet langer lumpsum via samenwerkingsverbanden worden verdeeld maar bijvoorbeeld rechtstreeks worden toegewezen aan docenten die in hun klas kinderen met een beperking hebben of aan ouders met een kind met een beperking, een soort rugzakje 2.0, en hierover de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Er zijn zeven moties, waarvan er zes een appreciatie behoeven. Daarvoor geef ik de staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Paul:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga daar gezien de tijd direct mee beginnen.
De motie op stuk nr. 499 van de heer Soepboer, over het stoppen met de inzet op inclusief onderwijs, ga ik ontraden. Dat heeft er alles mee te maken dat wat mij betreft centraal staat dat kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben op een school dicht bij huis. Het gespecialiseerde onderwijs blijft daarbij een volwaardige plek in het bestel houden voor de kinderen die dat nodig hebben. Daar hoort een adequate bekostiging bij. Dat heb ik in het debat ook gezegd. Hoe die bekostiging er precies uit komt te zien, werken we de komende tijd verder uit. We gaan eerst onderzoeken waar de groei in het gespecialiseerde onderwijs 'm precies in zit, want we zien dat die toeneemt. Juist nu het gespecialiseerde onderwijs onder druk staat, is het wat mij betreft van belang om te blijven werken aan het versterken van de samenwerking tussen regulier en gespecialiseerd onderwijs. Mevrouw Westerveld refereerde daar ook al aan. Daarmee doen we ook recht aan al die scholen die daar al hard aan werken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 499 wordt ontraden.
Staatssecretaris Paul:
De motie wordt ontraden.
De heer Soepboer (NSC):
Ook even voor het verslag: de motie gaat niet over het per se stopzetten van het inclusieve onderwijs. De motie gaat over het voortbestaan van het gespecialiseerde onderwijs. Eigenlijk is het heel simpel: de motie vraagt om nu alvast nagedacht te hebben over hoe die financiering eruit gaat zien. Dat is volgens mij waar het allemaal hoort te beginnen.
Staatssecretaris Paul:
Het nadenken over die financiering is gewoon onderdeel van de hele beweging naar de inzet op inclusief onderwijs. De heer Soepboer vraagt om niet verder te gaan met "het streven naar." Daar kan ik me gewoon niet in vinden, dus die motie is ontraden.
Ik ga door met de motie op stuk nr. 500 van mevrouw Westerveld, over het aanbesteden van doelgroepenvervoer. Die motie is wat mij betreft ontijdig. Ik moet zeggen: ik apprecieer deze motie namens de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, bij wie dezelfde motie eerder is ingediend. Ik heb meegekregen van VWS dat de verkenning in het najaar naar uw Kamer wordt gestuurd, dus deze motie komt net te vroeg.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 500 is ontijdig.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb moeite met de appreciatie "ontijdig", want drie jaar geleden, in 2022, hadden we hier een spoeddebat over leerlingenvervoer. Daar was de staatssecretaris als Kamerlid ook bij aanwezig. Vervolgens zijn we drie jaar verder, zijn eigenlijk de problemen niet opgelost en wordt een motie die wel verzoekt om een stapje verder te gaan beoordeeld als ontijdig. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wat ze in de tussentijd wel gaat doen om ervoor te zorgen dat er stappen worden gezet voor deze leerlingen.
Staatssecretaris Paul:
Het gaat om het integrale verhaal van het doelgroepenvervoer. Dat heb ik van meet af aan gezegd. Leerlingenvervoer heeft vanuit onze commissie de speciale aandacht, maar de oplossing zit 'm juist in de geïntegreerde aanpak van het doelgroepenvervoer. Dat ligt bij de collega van VWS. Ik zal vragen of zij schriftelijk op deze motie kan reageren en daarin kan meenemen wat mevrouw Westerveld onder andere vraagt, namelijk om concreet te zijn over de stappen die in de tussentijd worden gezet. Ik heb begrepen dat de verkenning in het najaar naar uw Kamer wordt gestuurd. Maar ik geleid die vraag in ieder geval door naar de collega van VWS.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Westerveld of ze de motie wil aanhouden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ga er nog even over nadenken, want, zoals ik net al zei, de problemen zijn heel groot. Ik vind dat het recht op vervoer hoort bij het recht op onderwijs. Daarom hoop ik ook dat deze staatssecretaris de regierol wat meer naar zich toetrekt. Mevrouw Rooderkerk wil ook onder deze motie. Dat geldt ook voor de volgende motie. Misschien is dit een goed moment om dat even hardop te benoemen.
Staatssecretaris Paul:
Dat is een mooi bruggetje naar de motie op stuk nr. 501, over rapporteren aan de Kamer over het aantal thuiszitters. Volgens mij is ons doel echt precies hetzelfde, namelijk minder thuiszitters. Alle inzet die we daarop kunnen plegen, moeten we ook doen. Daar ben ik ook hard mee bezig. Maar elke drie maanden monitoren en rapporteren brengt ons daar niet dichterbij. We rapporteren jaarlijks via de leerplichttelling over het aantal thuiszitters en vrijstellingen. Per drie maanden cijfers sturen is echt niet uitvoerbaar voor gemeenten. Dat levert niet de juiste cijfers en ook niet het gewenste inzicht op. De winst zit wat mij betreft dus niet in die frequentie oppompen, maar in de juiste cijfers, goede data en een juiste definitie van thuiszitters, en dan heel gericht daaraan werken. Het wetsvoorstel verzuim, dat ik volgens mij half mei naar de Kamer heb gestuurd, gaat daar echt bij helpen. Ik hoop — dat is dan een oproep aan de Kamer — dat we snel na het reces die wet kunnen behandelen.
Mevrouw Westerveld noemde onder andere de cijfers van 70.000 thuiszitters. Dat is schrikbarend, maar ik vind het heel belangrijk, ook voor de Handelingen, om die in perspectief te plaatsen. Die cijfers zijn onder andere gebaseerd op doelgroepen die niet onder mijn aandachtsgebied vallen: mbo'ers, het gaat over kortdurend verzuim, het gaat over geoorloofd verzuim. Zo kom je op dat aantal. Maar ik wil geen discussie over definities en aantallen; ik wil gewoon dat we het over dezelfde data hebben en dat we heel gericht de kinderen, de leerlingen die het nodig hebben, helpen, zodat ze volwaardig naar school kunnen gaan.
De voorzitter:
En de appreciatie is?
Staatssecretaris Paul:
Ontraden.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ter verheldering. De staatssecretaris heeft het nu over de verschillen tussen de cijfers, die groot zijn, maar of het nou geoorloofd of ongeoorloofd verzuim is: wanneer iemand thuiszit, moet dat wat mij betreft in beeld zijn, of dat nou op het primair of voortgezet onderwijs is, of op het mbo. Zegt de staatssecretaris nou: ik wil daar wel een beter overzicht van krijgen, zodat we in ieder geval helder hebben om hoeveel leerlingen het gaat en welke soorten groepen het betreft? Gaat ze dat dan met die brief of met die wet voor elkaar krijgen?
Staatssecretaris Paul:
Absoluut. Daar is die wet ook heel belangrijk voor, vandaar de oproep. Ik weet dat we het reces ingaan en dat we daarna vrij kort de tijd hebben tot de verkiezingen en het verkiezingsreces. Ik zou het echt heel mooi vinden als we die wet kort na het reces kunnen behandelen, want die gaat echt helpen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ja, tot slot. De staatssecretaris vindt het te veel werk om elke drie maanden een brief te sturen. Nou, daar kan ik me nog wel iets bij voorstellen. Maar bijvoorbeeld een dashboard — zo zijn er meer gegevens over het onderwijs online te vinden — zou voor thuiszitters ook heel nuttig zijn. Dan hebben we daar daadwerkelijk een beeld van en bestaat er geen verwarring over. Wachten tot een wet wordt ingevoerd om te weten hoeveel kinderen er thuiszitten, vind ik toch een beetje de omgekeerde volgorde. Ziet de staatssecretaris er de meerwaarde van in om dat overzicht zo snel mogelijk te maken en te zorgen dat het zo vaak mogelijk wordt bijgesteld door het ministerie, zodra daar gegevens van bekend zijn?
Staatssecretaris Paul:
Het is heel mooi om allerlei wensen te hebben, maar ik zie het ook als mijn plicht om te kijken naar de uitvoerbaarheid. De uitvoerbaarheid is in het gedrang. Het gaat gewoon niet het gewenste resultaat opleveren, dus ik hecht eraan dat we zo snel als mogelijk die wet behandelen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Toen het passend onderwijs in 2015 werd ingevoerd, had de Kamer daar minimaal twee keer per jaar een debat over, aan de hand van een voortgangsrapportage van het ministerie. Dat is nu niet zo en dat vind ik krom. We zijn nu jaren verder en de doelen zijn verder uit zicht. Eigenlijk is ons beeld ook verder uit zicht, want we hebben geen cijfers van hoeveel kinderen er thuiszitten en hoeveel kinderen er geoorloofd en ongeoorloofd verzuimen, vandaar mijn voorstel. Ik snap dat de staatssecretaris elke drie maanden te veel vindt, maar — het risico is dat dit nu lijkt op koehandel — kunnen we er bijvoorbeeld zes maanden van maken? Die cijfers moeten toch bekend zijn, bij samenwerkingsverbanden, bij de inspectie, bij gemeenten. Als we er zes maanden van maken, zodat de Kamer twee keer per jaar wordt geïnformeerd over het aantal kinderen dat om welke reden dan ook geen volwaardig onderwijs krijgt, kan de motie dan wel oordeel Kamer krijgen?
Staatssecretaris Paul:
Nee, ik ga daar niet in mee. Ik zou overigens tegen de Kamer willen zeggen: als uw Kamer vaker om de tafel wil om over passend onderwijs te spreken, kan dat. U vraagt en ik draaf op, met plezier, want het onderwerp is belangrijk. Wat het onderwerp tegelijkertijd wel ingewikkeld maakt, is dat er een hele brede problematiek is en dat we een veelheid van maatregelen inzetten. Dat maakt het soms misschien een beetje diffuus. Als het helpt om daar bij wijze van spreken twee keer per jaar met elkaar over te spreken, is dat prima. Dat is iets wat u met uw Kamer zou kunnen bespreken.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat ga ik zeker opnieuw voorstellen, want we hebben dat voorstel vaker gedaan, maar dan helpt het dus ook als wij twee keer per jaar uitgebreide informatie van het ministerie kunnen krijgen, in ieder geval over deze cijfers. Ik ga dit gesprek in ieder geval mee terugnemen naar de OCW-commissie.
Staatssecretaris Paul:
Prima.
Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 502, van mevrouw Westerveld, over landelijke aanmelding en bekostiging van EMB-leerlingen, ernstig meervoudig beperkte leerlingen. Wat mevrouw Westerveld vraagt, heeft veel impact. Als we dit voor specifieke groepen gaan doen, grijpt het in op de beleidsvrijheid van scholen en samenwerkingsverbanden, terwijl we eigenlijk niet goed weten hoe de huidige situatie echt is. Ik wil hier dus niet in meegaan, maar ik wil wel toezeggen dat ik het probleem beter in kaart breng en kijk wat de eventuele redenen zijn dat EMB-leerlingen moeilijker een tlv krijgen, want dat is natuurlijk niet de bedoeling. Dat moeten we zorgvuldig doen. Ik kan uw Kamer daarover in de eerste helft van volgend jaar informeren.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat het veel impact heeft. Dat is ook precies waarom we niet zeggen "ga dit doen", maar "breng beleidsopties in beeld". Ik heb niet de indruk dat mijn uitleg, zoals ik die nu geef, heel ver af staat van wat de staatssecretaris zegt. Het lijkt mij gewoon goed dat we als Kamer de verschillende opties zien en daarna, nadat we die informatie hebben gekregen, de afweging kunnen maken: is dit wenselijk of niet? Daarom hebben we dat bewust zo geformuleerd: we houden de vraag open, maar zien wel graag die beleidsopties.
Staatssecretaris Paul:
Daar kom ik dus op terug in een brief aan de Kamer.
De voorzitter:
En uw appreciatie van de motie op stuk nr. 502?
Staatssecretaris Paul:
Die is ontraden.
Voorzitter. Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 503, van de heer Oostenbrink van BBB, over de wachtlijsten voor het speciaal onderwijs. Die geef ik oordeel Kamer, met de volgende kanttekening. Oberon monitort die wachtlijsten jaarlijks tot en met 2027. Ik ga kijken hoe deze motie een plek kan krijgen binnen de huidige monitoring. Over de resultaten gaan we vervolgens in gesprek met de veldpartijen. Ik kom hier voor de zomer van 2026 op terug. De heer Oostenbrink gaf een net iets andere tijdsindicatie aan, maar die is echt niet haalbaar. Dus met die kanttekening kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik zie de heer Oostenbrink knikken, dus de motie op stuk nr. 503 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Paul:
Dat is mooi.
De motie op stuk nr. 504 is een spreekt-uitmotie, dus die hoef ik niet te appreciëren.
De motie op stuk nr. 505, van de heer Van Houwelingen, gaat over directere vormen van bekostiging. Dit nemen we mee in de verdere uitwerking van inclusief onderwijs, dus ik kan de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 505: oordeel Kamer.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel fijn om te horen. Dank voor de beantwoording. U zegt dat u het meeneemt. Betekent dat dat daar in een brief iets over komt te staan? Kan de staatssecretaris dat misschien nog iets specificeren? Wat betekent dat?
Staatssecretaris Paul:
Wij zijn nu bezig met de verdere uitwerking, dus met in kaart brengen wat er nodig is om verdere stappen richting inclusief onderwijs te zetten. Daar zijn we eigenlijk voortdurend mee bezig. Daar wordt dit in meegenomen. We kijken welke directere vormen van bekostiging nodig zijn om er optimaal invulling aan te geven voor alle leerlingen.
Er waren nog twee vragen. Er was een vraag van de heer Oostenbrink over de brief over zorg in onderwijstijd. Direct na de zomer zal mijn collega, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, een brief over zorg in onderwijstijd naar uw Kamer sturen. De belemmeringen die het veld ervaart bij de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp in het kader van zorg in onderwijstijd in het gespecialiseerd onderwijs, zijn al inzichtelijk en worden in die brief meegenomen. Naast dat er aan wetsaanpassingen wordt gewerkt, wordt er dus ook gewerkt aan een handreiking met praktische voorbeelden voor het veld. Die is na de zomer beschikbaar. Maar het punt dat de heer Oostenbrink maakte, wordt dus meegenomen in de brief van de staatssecretaris van VWS.
Tot slot kreeg ik een vraag van de heer Kisteman over de urgentie van de toegezegde brief over richtingsbezwaren. Ik deel de urgentie van de heer Kisteman volledig. Het besluit van het OM om te stoppen met het handhaven van vrijstellingen vanwege richtingsbezwaren is ingrijpend. Ik heb in het debat gezegd dat ik me daardoor enorm overvallen voelde. Het heeft grote gevolgen, in de eerste plaats voor leerlingen, maar ook voor ouders en leerplichtambtenaren. Het staat niet op zichzelf; het hangt samen met de problemen die spelen rond verzuim en thuiszitters. Daarom vind ik het belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan en het ook integraal te bekijken. Ik kom na de zomer op dit thema terug. Dus de brief komt na de zomer naar uw Kamer.
De heer Kisteman (VVD):
Een korte vervolgvraag. De VVD vindt het een belangrijk, urgent probleem. Heeft de staatssecretaris het doel om voor het verkiezingsreces met die brief te komen of wordt het later in het jaar? Heeft de staatssecretaris daar enig zicht op?
Staatssecretaris Paul:
Met "na de zomer" bedoel ik direct na het zomerreces. Zeker.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen wordt over de moties gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-103-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.