3 Landelijk Rapport Lokale Educatieve Agenda voor- en vroegschoolse educatie

Landelijk Rapport Lokale Educatieve Agenda voor- en vroegschoolse educatie

Aan de orde is het tweeminutendebat Landelijk Rapport Lokale Educatieve Agenda voor- en vroegschoolse educatie (31293, nr. 735).

De voorzitter:

Daarmee kunnen we gelijk door naar een debat, een zogenaamd tweeminutendebat, over het Landelijk Rapport Lokale Educatieve Agenda voor- en vroegschoolse educatie. Er zijn een aantal leden die zich hebben ingeschreven, maar ik heet als eerste de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Het is goed om haar weer te zien op dezelfde portefeuille, met een iets andere titel, maar van harte welkom. Ik begreep ook dat twee leden even kort iets wilden vragen. De heer Kisteman?

De heer Kisteman (VVD):

Ja, voorzitter, dank u wel. Wij hebben kennisgenomen van de vragen en de beantwoording daarvan. Alleen, de VVD heeft niet deelgenomen aan het schriftelijk overleg, en wij vragen toestemming aan de collega's om alsnog spreektijd te krijgen.

De voorzitter:

Ik zie instemmend geknik. De heer Van der Hoeff.

De heer Van der Hoeff (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ook voor ons geldt: we hebben niet deelgenomen aan het vorige debat, maar ik wil graag aan de collega's vragen of ik mag deelnemen aan dit debat voor nul minuten.

De voorzitter:

Ja, dat is ook akkoord. Heel goed. Dan gaan we beginnen met het debat. Er is één termijn van de zijde van de Kamer. Als eerste is het woord aan de heer Soepboer, en hij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Ga uw gang.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag hebben we het over de Lokale Educatieve Agenda als het gaat om vroeg- en voorschoolse educatie, harstikke belangrijk in die rij van onderwijs en dat onderwijstraject waar je als kind mee te maken krijgt. Dus: heel erg belangrijk. Alleen is het nu zo dat bij vve de financiering, en daarmee ook de verantwoordelijkheid, een beetje gesplitst is tussen gemeenten en onderwijs, en hebben we gezien dat de afspraken daarover lang niet overal goed gaan. Dus als je een beetje in dat rapport leest en je doet een rekensommetje, dan kom je er uiteindelijk op uit dat 56 van de 342 gemeenten doelen stellen, daar ook op evalueren en dan ook echt die doelen halen en er iets mee doen. Dus dat gaat niet overal goed. Er komt nog een beleidsreactie van de minister heb ik begrepen, dus die wachten we ook even af. Naar aanleiding daarvan hebben we het er dan misschien weer over, maar ik wil toch vandaag de volgende motie indienen om alvast een richting aan te geven. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment sprake is van gedeelde financiering en gedeelde verantwoordelijkheid als het gaat om het vormgeven van vve;

constaterende dat gemeenten en onderwijs samen afspraken moeten maken, nakomen en evalueren om vve goed te kunnen laten functioneren;

constaterende dat slechts in 56 van de 342 gemeenten dat goed gebeurt;

overwegende dat de inspectie gemeenten in haar toezicht alleen kan aanspreken op de vraag of ze resultaatafspraken maken, maar geen formele mogelijkheid heeft om te sturen op de evaluatie of de inhoud daarvan;

verzoekt de regering maatregelen te treffen zodat er ook een juridische verplichting komt voor het evalueren van de afspraken en de inspectie ook kan sturen op de evaluatie daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 744 (31293).

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Over dit onderwerp wordt natuurlijk al jaren gesproken, en een van de dingen die heel erg opvallen in afspraken tussen het Rijk en gemeenten is dat het Rijk een hele onbetrouwbare partner is. Dan weer dit, dan weer dat; de vve-middelen schommelen door de jaren heen. Dat is een van de redenen waarom ouders, en ook opvangorganisaties en speelzalen, soms niet weten waar ze bij het Rijk van op aan kunnen. Die dimensie, naast toezicht, extra controle en het nog meer bijhouden van de aantallen, hoorde ik niet in die motie. Ik wil vragen aan mijn collega van NSC om een consistente partner te zijn en duidelijk aan te geven: wij willen ontwikkeling van jonge kinderen, en we houden die budgetten constant en ook op orde, zodat je weet wat je gemeenten kunt aanbieden. Is dat ook onderdeel van de agenda van NSC?

De heer Soepboer (NSC):

Mevrouw Maatoug vindt in mij altijd een partner als het gaat over structurele financiering en een betrouwbare partner zijn, dus dat streven is er bij ons zeker. Ik heb net wel gezegd in mijn speech voorafgaand aan de motie dat ik graag de beleidsreactie van de minister afwacht voordat ik verdergaande moties over bijvoorbeeld financiering in wil dienen. Dus dat wacht ik graag eerst af.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, meneer Soepboer. Volgens mij is het een goed plan dat hij voorstelt in deze motie. Ik denk ook dat het goed is om het plan van de minister eerst eens af te wachten. Maar ten aanzien van die financiering is het natuurlijk niet alleen van belang dat die structureel is; een groot obstakel is natuurlijk of het geld kost of niet. Dus het bijna gratis maken, zoals dat in bepaalde gemeenten gebeurt, van voorschoolse en vroegschoolse educatie maakt dat natuurlijk meer kinderen dat gaan doen. Het is ontzettend van belang, juist in het kader van het gebrek aan onderwijskwaliteit en de taalontwikkeling van kinderen, die natuurlijk al supervroeg begint. Ik ben benieuwd of de heer Soepboer daar ook over na wil denken, dus niet alleen over structureel financieren, maar over extra geld.

De heer Soepboer (NSC):

Ik weet dat de automatische reactie van sommige partijen is dat er extra geld bij moet. Dat is wat ons betreft niet de automatische reactie, maar we willen wel kijken hoe we de vve zo goed mogelijk kunnen inzetten voor die kinderen die er recht op hebben. Dus daar willen we zeker naar kijken. Daar is wat mij betreft structurele financiering heel belangrijk voor, maar het is ook heel belangrijk om te kijken naar hoe de verantwoordelijkheid ligt in de gemeenten. Op dit moment gaat een deel van de financiering naar het onderwijs en een deel van de financiering komt bij de gemeenten terecht. Ook daar is onduidelijkheid. Ook daar is onduidelijkheid in de overeenstemming. Dus ik denk dat er ook nog wat plooien glad te strijken zijn, voordat we zeggen dat er meer geld naartoe moet. Wij willen eerst kijken hoe we het zo goed en doelmatig mogelijk kunnen besteden.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Even kort, hoor. Nu komt er een verhaal over geldstromen en doelmatigheid, maar het gaat er natuurlijk om dat er ouders zijn met kinderen die in aanmerking komen voor dit onderwijs, omdat ze bijvoorbeeld Nederlands als tweede taal hebben en de taal niet goed spreken. Dat zou een indicatie zijn dat ze deze voorschool willen gebruiken. Maar als deze niet gratis is en de ouders de eindjes aan elkaar moeten knopen, juist in deze gezinnen, sturen ze hun kind niet naar de voorschool. Het gaat er natuurlijk om dat we het voor ouders gratis maken. Dat is natuurlijk het grote knelpunt. Het bijna gratis maken van de voorschool zorgt ervoor dat je meer kinderen bereikt en bijdraagt aan de onderwijskwaliteit en het tegengaan van de ontlezing en de taalcrisis.

De heer Soepboer (NSC):

We vinden elkaar in het doel, alleen onze vraag is of dat direct extra geld moet betekenen of dat we het ook op een andere manier kunnen regelen. Daarvoor wachten we eerst graag de beleidsreactie af. Dan kunnen we daar eens verder over gaan nadenken. Maar het doel dat elk kind dat er recht op heeft er gebruik van moet kunnen maken, ondersteunen wij van harte.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

We praten toch een beetje langs elkaar heen met betrekking tot de probleemanalyse. Is het probleem dat er extra instrumententoezicht moet zijn? Gaan we daarnaar kijken en beoordelen we die motie? Is het probleem dat er geen toezicht is en dat er nog een laagje moet komen? Is dat het echte probleem? Of is het dat de ouders het ene jaar een eigen bijdrage moeten betalen en dat het het andere jaar weer anders is? Dan moeten gemeenten bezuinigen en gaat het om de consistentie. De gemeenteraden en de wethouders die hierover gaan, moeten het hebben over het budget dat er is. U zegt hier: het is een rekensommetje; er zijn zó weinig gemeenten waar dit gebeurt. Maar het is heel makkelijk om maar één dimensie mee te nemen in de oplossing. Dit debat gaat niet alleen maar over wachten op de volgende brief. Wat is de probleemanalyse? Als we die verkeerd hebben, kunnen we zo veel moties schrijven als we willen, maar dan kiezen we de verkeerde oplossing.

De heer Soepboer (NSC):

Het is inderdaad een probleem met meerdere dimensies. Dat ben ik van harte met u eens, mevrouw Maatoug. Maar zoals ik net al zei, gaat het vandaag wat mij betreft te ver om al die andere dingen ook aan te pakken. Het enige wat ik vandaag wil regelen, is dat het toezicht op het maken van die afspraak en het functioneren van de vve meer is dan alleen kijken naar: worden er afspraken gemaakt, ja of nee? Dus dat is al een extra dimensie die we toevoegen aan de oplossing. Ik ben van harte bereid om in navolging hiervan en de beleidsreactie van de minister verder te kijken naar wat er meer mogelijk zou moeten zijn. Dat zou ook kunnen betekenen: structurele financiering en vooral duidelijkheid voor gemeenten, het onderwijs en zeker voor ouders.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan mevrouw Maatoug, namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Een van de dingen die de GroenLinks-PvdA-fractie heel belangrijk vindt, is ontschotting. Daarom sta ik hier. Ik vervang vandaag mijn collega Pijpelink, die in de OCW-commissie zit, terwijl ik woordvoerder Kinderopvang ben. Ik zeg dit niet alleen omdat dit aardig is om te zeggen, zodat de naam van mijn collega in de Handelingen komt, maar het is ook de kern van mijn bijdrage in deze twee minuten.

Wij hebben vandaag geen motie. We hebben de beantwoording gelezen. Ik heb er begrip voor dat het voor de zomer was en we een nieuw kabinet hebben. Ik snap het allemaal. Maar ik las het. Ik heb het nog een keer gelezen en nog een keer gelezen en ik dacht: alle problemen die wij hebben met voorschoolse educatie, met investeringen in onze kinderen en met de goede start, zitten hierin. Er wordt verwezen naar SZW. Er wordt niet verwezen naar die materie: "Dat komt later." En dan zie ik nog een keer een verwijzing. Dan ga je kijken in Parlis, dat geweldige systeem dat we hebben. Wat hebben we als Kamer veel moties ingediend! Ik zag een prachtige motie van collega Palland, waar collega Kathmann ook onder staat, toen het SER-advies uitkwam. Hoe zit het met de harmonisatie en de versimpeling? Hoe zit het met de plannen voor de kinderopvang en de voorschool? Wat gaat de minister doen? Ik heb daarbij alleen maar blablataaltjes gezien. We hebben over die financiering aanbevelingen gekregen over wat je moet doen — nóg een rapport. En dan lees ik deze beantwoording en dan denk ik, heel eerlijk gezegd: ik kan hier geen debat over hebben, want onze vragen zijn niet beantwoord. Ik vind het hartstikke creatief dat er één punt wordt opgehaald dat eerder ook al is benoemd door de collega's en het is fijn dat we dat ook aanpakken, maar dat is niet de kern. Luister naar Marjolein Moorman.

De eerste vraag aan deze minister is: wat is de visie? Wat ziet zij als haar taak op dit terrein? Hoe werkt ze daarin samen met de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken? En kunnen wij een nieuwe beantwoording krijgen van deze vragen? Als we die hebben, kunnen we met elkaar een debat hebben. Ik weet namelijk niet hoe het met u zit, voorzitter, maar ik ben er een beetje klaar mee om met papier te schuiven en om nog een keer een hele stapel moties op de stapel te leggen. Ik vind het fijn om een scherpe probleemanalyse te hebben, en om te weten wat we gaan doen en aan gaan pakken. Ik ben benieuwd of deze minister dat ook zo ziet.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Kisteman, die namens de VVD het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

De heer Kisteman (VVD):

Yes. Bedankt, voorzitter. Ook dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen.

Het blijkt dat grote groepen doelgroepkinderen niet meedoen aan die voorschoolse en voortijdse opvang. De VVD is groot voorstander van kansengelijkheid en wil dat zo veel mogelijk kinderen gaan meedoen. Daarom hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten verplicht zijn om ieder jaar een overleg te organiseren met de houders van kinderopvangorganisaties en met schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs;

constaterende dat een vijfde van de gemeentes geen overleg voert over de Lokale Educatieve Agenda;

constaterende dat dit aantal verder toeneemt;

constaterende dat steeds minder doelgroepkinderen deelnemen aan vve;

overwegende dat onderwijsachterstanden steeds meer toenemen;

verzoekt de regering om met een plan te komen waarmee deze negatieve tendens wordt doorbroken met als doel dat meer doelgroepkinderen gebruik gaan maken van vve,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kisteman.

Zij krijgt nr. 745 (31293).

Dank voor uw inbreng. Dat is meteen ook het einde van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. We schorsen vijf minuten. Dan krijgen we een appreciatie van beide moties en antwoord op de gestelde vragen. We zijn geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Landelijk Rapport Lokale Educatieve Agenda voor- en vroegschoolse educatie. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Paul:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de appreciatie van de moties. De motie op stuk nr. 744 van de heer Soepboer kan ik oordeel Kamer geven. Ik kan mij namelijk volledig vinden in het doel van die motie. Ik wil de regelgeving zo aanpassen dat duidelijk is dat gemeenten en scholen verplicht zijn om structureel te werken aan het bereiken van vooraf gemaakte afspraken en doelen ten aanzien van de voorschoolse educatie.

Ik wil daar het volgende bij zeggen. Er zijn een paar keer getallen aangehaald. Die gaven inderdaad niet een heel rooskleurig beeld. Maar ter nuancering daarvan wil ik ook noemen dat de verplichting van dat overleg vorig jaar is ingegaan. In de voorlopige resultaten sinds vorig jaar die we hebben, zien we dat er een stijgende lijn is. Dat stemt me in ieder geval hoopvol, maar alles wat we kunnen doen om het verder aan te jagen, zullen we doen. Oordeel Kamer dus.

Dan de motie van de VVD, op stuk nr. 745, van de heer Kisteman. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. Gemeenten zijn verplicht om jaarlijks overleg te voeren over de Lokale Educatieve Agenda. Om ervoor te zorgen dat alle gemeenten dit echt gaan doen, zijn stimulans en extra ondersteuning nodig. Onder andere door middel van een aantal wetswijzigingen ga ik gemeenten dus beter in staat stellen om hun wettelijke taken te verrichten. Ik zal de Kamer hier nader over informeren via een brief, die u vóór de begrotingsbehandeling ontvangt.

Voorzitter. Dan zou ik willen ingaan op de vragen van mevrouw Maatoug, die mij allervriendelijkst "minister" noemde, maar u zult het moeten stellen met de staatssecretaris, overigens met evenveel passie en toewijding op dit onderwerp. Mocht er twijfel over zijn, dan zou ik die weg willen nemen. Voor mij zijn de voorschoolse educatie en de samenwerking met alle relevante partijen, of dat nou het ministerie van SZW of een lokale partij is, essentieel. Dat blijf ik doen. Ik vind het heel belangrijk om daarbij vanuit mijn rol de verantwoordelijkheid te nemen voor voorschoolse educatie, maar ook heel goed te kijken naar de lokale context en de gemeenten de ruimte te geven om te doen wat lokaal nodig is.

Ik heb hierover heel geregeld overleg, ook met veel wethouders. Er viel mij iets op in die gesprekken. Ook voor mij is het de vraag waarom er op sommige plekken niet meer en volwaardiger gebruikgemaakt wordt van de vve. Mevrouw Maatoug haalde het punt van geld aan. De realiteit is dat het op heel veel plekken niet te maken heeft met geld, maar dat er andere redenen zijn waarom ouders hun kinderen niet naar de vve sturen. Ik sprak daarover met de onderwijswethouder van onder andere Rotterdam, waar maatregelen zijn genomen om de vve voor bepaalde groepen gratis te maken. Zelfs dan zijn er ouders die hun kinderen daar niet naartoe sturen. Dat heeft te maken met wantrouwen jegens de overheid en met culturele en soms ook religieuze achtergronden. Ik zie het als mijn taak om samen met de medeoverheden, met de onderwijswethouders en anderen, te werken aan het wegnemen van dat soort barrières. Ik wil ervoor zorgen dat ouders met kinderen die echt gebaat zijn bij de vve, omdat die ervoor zorgt dat ze zonder achterstanden kunnen beginnen aan hun schoolcarrière, om het zo maar te noemen, hun kinderen daarnaartoe sturen. Daar is mij heel veel aan gelegen, omdat ik elk kind de kans gun om volop mee te doen op school en omdat ik het leraren gun dat ze hun aandacht kunnen verdelen over alle kinderen en niet een aantal kinderen heel veel aandacht moeten geven, waardoor andere kinderen die tekortkomen. Mevrouw Maatoug mag dus van mij aannemen dat ik alles doe wat nodig is om de samenwerking nog beter te laten verlopen, samen met de collega's van andere ministeries en de lokale overheden.

Tot slot zou ik nog een opmerking willen maken over de vragen. Ik heb de vragen naar eer en geweten beantwoord. Soms zijn we het in dit huis niet helemaal met elkaar eens. Dat kan. Het staat iedereen in dit huis vrij om aanvullende vragen te stellen of er bij een andere gelegenheid verder over in debat te gaan, maar ik heb oprecht mijn best gedaan, samen met mijn collega's op het ministerie, om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Even op dat laatste punt: daar heb ik geen moment aan getwijfeld. Het is misschien wel een verzuchting van een Kamerlid over de manier waarop we dat gesprek met elkaar voeren. Heel veel antwoorden waren in de trant van "ik kom later met deze brief" en soms was het "dit is het stukje beleid dat we hebben". Ik ben heel erg op zoek naar een manier om dat gesprek met elkaar te kunnen voeren. Ik heb liever dat ik gebeld word door … Ik blijf "minister" zeggen, want ik vind dat primair onderwijs heel belangrijk is. Schijnbaar vindt iedereen in het land het belangrijk dat we kunnen lezen en schrijven, dus dan denk ik: waarom is het dan een staatssecretaris? Maar dat is gewoon even een meninkje, dus dat terzijde, zeg ik tegen deze bewindspersoon. Dat gesprek mogen we wel met elkaar hebben.

Want wat we ook heel vaak doen — laat ik de hand in eigen boezem steken — is dat we het nog een keer en nog een keer vragen. Ik heb veel liever dat de ambtenaren er hard mee bezig zijn om iets te doen in dit land. Ik sta hier ook om te zeggen dat ik informatie wil; dat is het recht van de Kamer. Maar de bewindspersoon mag ook tegen ons zeggen: geef me wat meer tijd, dan krijg je betere antwoorden. Dat zat daarachter, zodat de kwaliteit van debatten beter is.

Voorzitter. Ik heb een korte vraag.

De voorzitter:

Graag. Ik dacht dat die al gesteld was. Kort dus.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag over dat geld, dus toch weer die probleemanalyse. Wij zien door de jaren heen het volgende. Waarom snapt iedereen hoe het zit met school? Omdat je elkaar dat doorvertelt. Dat is nooit meer veranderd. Zo had je tien of vijftien jaar geleden kinderen … Je wordt er soms moe van. "Bij ons op school ging het zo. Je moet je dan en dan aanmelden. Dat gaat zo en zo." Bij voorschool verandert dat. Je kinderopvangtoeslag verandert; die wordt weer teruggevorderd. Dit lijkt op het verschrikkelijke toeslagenschandaal. De bijdrage van de gemeenten verandert. Het gaat dus niet om het moment waarop je zegt: ik heb het in het collegeakkoord nu gratis gemaakt; het verandert niet. Nee, het gaat over de stabiliteit en de consistentie. Op die punten is Den Haag geen betrouwbare partner. Mijn vraag aan deze minister is of zij naast de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken staat om te zeggen: dit wordt een publieke voorziening; daar hoef je niet over te twijfelen.

De voorzitter:

Ze is nu echt een staatssecretaris, hoor. Die geef ik het woord.

Staatssecretaris Paul:

We komen terug op de vraag hoe het precies vorm krijgt. Dit kabinet is net gestart. In het hoofdlijnenakkoord staan een heleboel dingen waarmee we aan de slag gaan. Ik zeg nogmaals tegen mevrouw Maatoug dat er voor mij heel veel aan gelegen is om ervoor te zorgen dat het goed loopt met de voor- en vroegschoolse educatie. We moeten ervoor zorgen dat de kinderen die die educatie nodig hebben daar volop gebruik van maken, zodat ze goed toegerust starten aan hun schoolloopbaan. Ik zal er in samenwerking met de collega's die daarover gaan alles aan doen. Mevrouw Maatoug refereerde aan de toeslagen en allerlei andere zaken. Dat is heel terecht. Ook daarvan heeft dit kabinet gezegd dat we ermee aan de slag moeten. De burgers hebben het nodig dat we daarmee aan de slag gaan. Dat ligt niet allemaal binnen mijn domein, maar ze kan erop rekenen dat ik er sta daar waar samenwerking nodig is. Ik ben namelijk van de samenwerking.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik wil nog even terugkomen op wat de staatssecretaris zei over het al dan niet gratis maken en het effect daarvan. Ik heb zelf in Amsterdam gezien wat het effect daarvan is. Daar is het bijna gratis. Waarom bijna? Omdat ouders dan nog wel iets van een motivatie moeten hebben. Voor het grootste deel kunnen ze het gewoon gratis doen. Dat is van belang, juist omdat het vaak gaat om kinderen uit gezinnen met lagere inkomens. De staatssecretaris geeft aan dat dat niet het enige is; natuurlijk. Het is daarnaast ook van belang dat we ouders goed helpen om die toeslagen in te vullen en ze goed bekendmaken waarom lezen en schrijven voor hun kinderen zo belangrijk is, en waarom ze de taal al goed moeten leren vanaf 2-jarige leeftijd. Ik hoop dat de staatssecretaris daar ook op kan ingaan in de brief die zij stuurt. Hopelijk kan ze ook ingaan op wat de analyse van steden en gemeenten is over hoe duur de voorschool is en het effect daarvan op de toestroom. Ik hoor graag ook over eventuele andere maatregelen die van belang zijn om de bekendheid hiervan onder ouders te vergroten en ze te helpen om er ook daadwerkelijk aan deel te nemen.

Staatssecretaris Paul:

Jazeker. We zullen die elementen meenemen. Ik weet inmiddels dat heel veel verschillende aspecten een rol spelen in kinderen wel of niet naar de vve sturen. Tegelijkertijd zie ik ook dat in het kader van die kosten, dus het gratis of vrijwel gratis maken, de lokale verschillen ook daar heel groot zijn. Dat maakt het aan de ene kant ingewikkeld, want soms zou je willen dat je alles centraal kunt regelen, maar ik weet dat ik daarmee op dit punt niet de juiste oplossing in handen heb. De samenwerking, het samenspel met gemeenten, onderwijswethouders en anderen in het veld, is gewoon cruciaal. We zullen in de beleidsreactie ingaan op een aantal punten die mevrouw Rooderkerk noemde.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Afrondend, want we gaan het debat nog voeren als we de brief hebben. We komen er dan dus op terug. Mijn oproep aan de staatssecretaris is toch echt om niet meer te verwijzen naar gemeenten en schoolbesturen. Ik ga daar dit politieke jaar echt scherp op zijn. Aangezien we zo'n grote leescrisis hebben in dit land, vraag ik haar het volgende. Het begint gewoon met kinderen die van jongs af aan de taal niet goed leren spreken en niet worden voorgelezen. De voorschool is dus zó van belang om de grote crisis die we nu ervaren aan te pakken. Ik vraag de staatssecretaris om er alles aan te doen om het zelf in de hand te houden. Ze is er zelf verantwoordelijk voor dat het in alle gemeenten goed gaat. In alle gemeenten moet dat wat we kunnen doen, ook echt gebeuren.

Staatssecretaris Paul:

Er is een verschil tussen iets afschuiven op een gemeente en samenwerken met een gemeente. Dat laatste is wat ik doe, omdat je een gedeelde verantwoordelijkheid hebt, omdat ik vanuit Den Haag niet alles kan bestieren en omdat ik ook weet dat zich in al die gemeenten goede mensen bezighouden met deze problematiek. Daar wil ik optimaal gebruik van maken. Vervolgens wil ik ervoor zorgen — daar hadden we het naar aanleiding van de moties ook over — dat de juiste regelgeving er is en dat de middelen er zijn om daarmee aan de slag te kunnen gaan. Dat is wat ik doe. Dat doe ik nu al en dat blijf ik ook doen. De oproep die mevrouw Rooderkerk doet ten aanzien van goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, is mij uit het hart gegrepen. De collega's in de Kamer weten dat dat iets is waar ik mij de afgelopen periode voor heb ingezet. Dat zal ik ook op volle kracht blijven doen, en vve is daar een belangrijk instrument voor.

De voorzitter:

Hartelijk dank aan de leden en de staatssecretaris. Daarmee is dit tweeminutendebat afgerond.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan over de twee ingediende moties stemmen op dinsdag 10 september aanstaande.

Naar boven