3 Mentale gezondheid van jongeren en studenten

Mentale gezondheid van jongeren en studenten

Aan de orde is het tweeminutendebat Mentale gezondheid van jongeren en studenten (CD d.d. 12/06).

De voorzitter:

We gaan meteen aan de slag met het eerste debat dat gepland staat. Dat is het tweeminutendebat Mentale gezondheid van jongeren en studenten, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 12 juni jongstleden. Ik heet natuurlijk de minister, de leden, de mensen op de publieke tribune en uiteraard iedereen die dit vanuit huis of elders volgt van harte welkom. We hebben acht sprekers van de zijde van de Kamer. Ik zie de eerste spreekster al staan. Dat is mevrouw Hertzberger namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Voorzitter. In het commissiedebat hebben wij gesproken over de oorzaken van en oplossingen voor problemen met de mentale gezondheid onder studenten en scholieren. Daarin spraken wij ook over de grote impact van overmatig mediagebruik op de mentale gesteldheid van jongeren. In heel Europa zien we nu initiatieven van ouders die samen afspraken maken over bijvoorbeeld de leeftijd waarop kinderen hun eerste telefoon krijgen en op sociale media kunnen. Staatssecretaris Van Ooijen, die helaas vandaag niet aanwezig is, zei dat hij dit onderwerp voortaan ook zal betrekken in de samenwerking met zijn collega Van Huffelen. Mijn fractie vindt dat het Rijk dit soort initiatieven, pilots en projecten vanuit de samenleving maximaal moet faciliteren en aanjagen. Ik kijk er erg naar uit om dit onderwerp steeds weer op de agenda te zetten, ook voor een volgend kabinet. Ik wil nog één keer van de kant van vak K horen dat dit ook daadwerkelijk op de agenda staat en betrokken wordt bij die samenwerkingen.

Dan de motie over het opstaan in het hoger onderwijs na een val. Die gaat over hoe het stelsel vergevingsgezinder moet worden en hoe we ervoor moeten zorgen dat studenten die uitvallen makkelijker kunnen opstaan en herinstromen of doorstromen. Zeker wanneer een student met een depressie uitvalt in het zicht van de finish van een bacheloropleiding, is dat een persoonlijk drama. We weten uit de praktijk dat het heel goed is als de instelling dan even de telefoon pakt, incheckt en kijkt wat zo'n uitvaller nodig heeft om zijn of haar leven zo goed mogelijk voort te zetten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat late uitval door persoonlijke omstandigheden uit een bacheloropleiding vaak een persoonlijk drama is, met daarbij mogelijk gevoelens van angst en falen, en ook een financiële schuld;

overwegende dat het verstrekken van een verklaring aan late uitvallers een hulpmiddel kan zijn om later weer een studie te hervatten en de behaalde prestaties en competenties toonbaar te maken in het werkveld;

verzoekt de regering om met de kennisinstellingen in het hoger onderwijs afspraken te maken om met late uitvallers, die uitvallen na het behalen van hun eerste twee jaar, altijd een exitgesprek in te plannen om de student te wijzen op de opties voor herinstroom en een verklaring te verstrekken met het uitstroomniveau en de behaalde competenties;

verzoekt de regering voor het herfstreces een brief over deze afspraken naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hertzberger.

Zij krijgt nr. 1138 (31288).

Dank u wel, mevrouw Hertzberger. Voor u vertrekt, heeft de heer Krul nog een interruptie voor u.

De heer Krul (CDA):

Ik vind het eigenlijk wel een sympathiek voorstel van mevrouw Hertzberger. Ik ben wel even benieuwd naar het volgende. Ik probeer een beetje een beeld te schetsen. Late uitval, dus na een jaar of twee, is vaak gerelateerd aan depressies. Die late uitvallers komen er misschien na een paar jaar weer bovenop en willen dan de draad weer oppakken. Dat is al moeilijk zat. Als we deze groep mensen kunnen terugkrijgen naar de universiteit, gaan zij waarschijnlijk ook langer over hun studie doen. Klopt dat een beetje in het beeld van mevrouw Hertzberger?

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Dat zou er inderdaad toe kunnen leiden dat de studie dan langer duurt.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Dan wil ik toch even benoemen dat dit ook de groep is die we dan wel weer gaan confronteren met een extra financiële prikkel. Gezien de discussies die we in het commissiedebat gevoerd hebben over alle gevolgen, triggers en invloedpunten voor het mentale welzijn, vind ik het toch opmerkelijk dat mevrouw Hertzberger nu een sympathiek voorstel doet met als doel om studenten weer terug te krijgen na een val, om ze vervolgens wel met een boete te confronteren voor hetgeen er gebeurd is, namelijk dat ze gevallen zijn. Zouden we dat dus niet ook moeten heroverwegen, vraag ik aan mevrouw Hertzberger. Zonder een langstudeerboete verlaag je namelijk de drempel om terug te keren naar de universiteit.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Laat ik vooropstellen dat het grootste probleem waar deze studenten tegenaan lopen de depressie of het probleem met de mentale gezondheid zelf is. Het tweede probleem dat ook blijft bestaan, is de studiebeurs, die na de nominale studieduur afloopt. Het derde probleem is dat ze mogelijk, als ze binnen tien jaar geen diploma halen, de studiebeurs moeten terugbetalen. Wij hebben besloten dat de toelage vanuit het Rijk voor een opleiding beperkt is — dat is overigens zo in bijna de hele wereld — en dat die op een gegeven moment stopt. Daar beginnen we niet mee na afloop van de nominale studieduur, maar het jaar daarna.

De voorzitter:

Dank voor die verheldering. Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Tseggai.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Op zich hield mevrouw Hertzberger een pleidooi waar ik ook wel een warm hart van kreeg, maar toch snap ik even niet wat ze zei over de langstudeerboete. Deze doelgroep waar mevrouw Hertzberger het over heeft, zit in ontzettende onduidelijkheid. Welke doelgroepen vallen volgens mevrouw Hertzberger dan niet onder die langstudeerboete?

Mevrouw Hertzberger (NSC):

We zullen zien hoe de regering het gaat inkleden, maar in principe gaat dit over het hele stelsel, dus eigenlijk over de gehele groep studenten.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik concludeer dan dat de groep waar mevrouw Hertzberger het over heeft daar niet onder valt en dat zij ook te maken krijgen met de langstudeerboete. Daarmee verhogen we de mentale druk op die studenten juist weer. Aan de andere kant wordt er een motie ingediend, waar ik op zich best positief tegenover sta, maar ik vind het wel een beetje dweilen met de kraan open, want het aantal studenten dat onder druk komt te staan, zal alleen maar toenemen door die langstudeerboete. Misschien kan mevrouw Hertzberger daarop reflecteren.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Nogmaals, we gaan zien hoe het in een regeerprogramma vorm gaat krijgen. Het is gewoon zo dat de investering van het Rijk in een opleiding stopt en eindig is. Ik wil nog heel even benadrukken dat ook wanneer er €3.000 — want daar gaat het over in het hoofdlijnenakkoord — minder naar een opleiding gaat, de rijksoverheid nog steeds veruit het grootste deel van de kosten van zo'n opleiding betaalt, ook wanneer iemand een jaar langer over zijn studie doet. Dus ja, de investering van het Rijk in de opleiding is al eindig en die wordt met de langstudeerboete, of hoe je die ook wil noemen, nog iets eindiger.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan dank ik u voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract en vraag ik mevrouw Martens-America om naar voren te komen om haar inbreng te doen namens de VVD.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Als liberaal ben ik ervan overtuigd dat de ruimte voor persoonlijke groei en ontwikkeling en het nastreven hiervan een groot succes is en verdedigd moet worden. De kans om excellentie na te streven en hier een beloning voor te krijgen, is belangrijk. Het maakt natuurlijk niet uit of dit nu een theoretische master betreft, een mbo-opleiding of de erkenning voor het maken van mooie meubels. Het debat van de afgelopen week over de mentale gezondheid mag wat de VVD betreft ook geen argument zijn om verdere nivellering in ons onderwijs af te dwingen. Als de opties die hier regelmatig langskomen realiteit worden — ik noem het afschaffen van het predicaat excellentie of zelfs een scriptie — ontneemt dat eenieder in ons openbare onderwijssysteem de kans om te excelleren. Het bereiken van het predicaat excellent zal dan enkel voorbehouden zijn aan mensen met een dikke portemonnee door een stage in het buitenland te lopen of aan mensen met een heel sterk netwerk. Volgens mij is dat alles wat we in dit huis niet moeten willen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nastreven van excellentie een persoonlijke vrijheid zou moeten zijn;

overwegende dat het behalen van de erkenning voor het excellent afronden van een opleiding (of een onderdeel daarvan), of dit nu mbo, hbo of wo betreft, mogelijk moet blijven en niet mag worden gebruikt om nivellering in ons onderwijs af te dwingen;

verzoekt de regering onderwijsinstellingen op te roepen dat prestatiegerichte onderscheidingen (zoals honoursprogramma's of cum laude) toegankelijk moeten blijven voor studenten in ons onderwijssysteem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.

Zij krijgt nr. 1139 (31288).

Dank u wel. U krijgt daar nog een vraag over van mevrouw Tseggai, namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik zou denken dat financiële stress ook best wel vervelend is als je probeert te excelleren. Hoe denkt mevrouw Martens-America over zo'n langstudeerboete of verlaging van de basisbeurs?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor deze vraag. Nogmaals, ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn om het een met het ander te vergelijken. Wat ik hier probeer aan te geven, is een vrijheid, een vrijheid van het individu binnen ons onderwijs. Als we dat soort prikkels weghalen in het weerbaar maken van deze jonge studenten, dan ben ik bang dat dat er uiteindelijk niet aan bijdraagt dat iedereen de ruimte heeft om te excelleren. Ik snap dat mevrouw Tseggai het hoofdlijnenakkoord wil gebruiken om eenieder in de coalitie die hier gaat staan, deze vraag te stellen. Ik ga erop antwoorden. Dat ga ik heel duidelijk doen. Ik ben niet van mening, mijn partij is niet van mening, dat deze €3.000 een boete is. We hebben het hier over het feit dat je een jaar na het uitlopen zelf een iets hogere bijdrage levert in verhouding tot wat de overheid bijdraagt aan het afronden van je opleiding. Waar mevrouw Tseggai en ik elkaar waarschijnlijk wel in kunnen vinden, is dat het er aan de voorkant nooit voor mag zorgen dat mensen uitvallen. We moeten er dus voor zorgen dat het geen drempel wordt voor het afmaken van een opleiding.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Met dat laatste ben ik het sowieso eens, maar ik maak me toch zorgen over de 40% van de studenten die zegt dat ze nu al financiële stress hebben. Ik vraag me af of de studenten die thuis mee zitten te kijken, tevreden zijn met dit antwoord. Ik ben er toch bang voor dat we de financiële stress voor studenten in de komende jaren alleen maar erger maken. Dat is de reden waarom ik inderdaad het hoofdlijnenakkoord even benoem; ik maak me daar echt zorgen over.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor deze vraag. Ik deel die zorgen ook. Ik denk dat geldzorgen van alle tijden zijn. Volgens mij zijn wij zelf, gezien onze gedeelde leeftijd, ook niet de alleroudsten hier en is het niet heel lang geleden voor ons. Dit speelt voor iedereen een rol. Deze coalitie begint opnieuw met de basisbeurs. Volgens mij is dat al een ontzettend mooie stap die we zetten op dit moment. Laten we dus niet doen alsof er niets gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord Ceder. Daarbij wil ik wel opmerken — dat zeg ik overigens niet specifiek richting de heer Ceder — dat dit een tweeminutendebat is. U heeft nog heel recent het commissiedebat gehad. Ik zou u willen vragen om het te beperken tot verduidelijkingen op een motie of toelichtingen daarop, en om niet het debat van eerder opnieuw te doen. De heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, maar het is wel een belangrijk punt. De VVD stelt: zie het niet als een boete, zie het alsof de subsidie of het geld van de overheid vermindert na een jaar. Deze retoriek hebben we ook gehoord als argumentatie om de basisbeurs af te schaffen destijds. Daar was de VVD ook voor. Dat heeft rampzalig uitgepakt. Sterker nog, we zijn nu nog steeds bezig om te compenseren wat de jeugd toen aan schade heeft opgelopen. Die discussie is nog steeds niet afgelopen. Mijn vraag is de volgende, en die heb ik volgens mij tijdens het debat ook aan NSC gesteld. Gelooft de VVD dat het invoeren van deze langstudeerboete — zo noem ik het toch — geen verslechterend effect gaat hebben op het mentale welzijn van jongeren, waar we vandaag over debatteren? Als het ingevoerd wordt, zullen we over een paar jaar kijken waar het staat. Ik ben benieuwd wat de VVD-fractie qua overtuiging heeft over of dit, in welk opzicht dan ook, een verslechtering zal betekenen voor mentaal welzijn. Of misschien een verbetering, hè — schop eronder en ... Ik ben benieuwd hoe de VVD daarnaar kijkt.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik denk dat het heel makkelijk is om hier heel duidelijk te zeggen dat we allemaal weten wat er op de lange termijn gaat gebeuren. Dat weten we niet. Dat ga ik ook niet doen, want ik denk dat we een eerlijk debat moeten voeren met elkaar. Maar op het moment dat we ervoor zorgen dat het geen drempel is om een opleiding af te ronden, maar dat het op een bepaalde behapbare manier wordt verrekend ... Laten we nu ook niet doen alsof iedereen die een kleine vertraging oploopt, deze verhoging krijgt, want dat is niet aan de orde. Iedereen mag een jaar uitlopen. Wat daar dan daadwerkelijk de uitkomsten van zijn, zullen we heel nauw moeten volgen. U vindt mij aan uw zijde door de volgende minister te bevragen naar de cijfers. Laten we dat samen blijven doen.

De voorzitter:

Dan de heer Krul nog. Kort. Geen lange inleiding.

De heer Krul (CDA):

Geen lange inleiding, nee.

De voorzitter:

We hebben nog tien minuten voor het hele commissiedebat.

De heer Krul (CDA):

Nee, we moeten het vooral niet over de lange termijn hebben. Maar goed, dan een vraag over de motie. Ik begrijp dat mevrouw Martens-America zegt: het nastreven van excellentie, het nastreven van cum laude afstuderen is gewoon een vrijheid en dat moet je mensen niet ontnemen. Daar ben ik het mee eens. Maar de link die zij legt met weerbaarheid — daar gaat mijn vraag over — begrijp ik niet zo goed. Waar zit die? Dan heb ik misschien nog een korte vervolgvraag.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor deze verhelderende vraag. Die is heel duidelijk. We hebben de afgelopen tijd een aantal debatten gehad en we hebben heel veel stukken gelezen. Daarin werden verschillende zaken genoemd, zoals het afschaffen van een scriptie, want dat zou een te hoge piekbelasting zijn. Er zijn een aantal universiteiten die op dit moment niet meer werken met het predicaat cum laude. Mijn fractie maakt zich daar zorgen over, want dat betekent dat je mensen die dit willen de private sector in stuurt om bijlessen te volgen, stages te lopen et cetera, et cetera. Daarom zeggen wij: doe dat nou niet; maak dat toegankelijk voor eenieder. Dat betekent niet dat ik niet van mening ben dat er een cultuuromslag moet plaatsvinden om mensen af te wijzen die die ambitie niet hebben, want dat is natuurlijk ook aan de orde.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Krul (CDA):

Tot slot. Dan zou ik alleen willen meegeven dat er natuurlijk meer stressoren zijn die inbeuken op de mentale weerbaarheid van jonge mensen. Een op de vijf jongeren ervaart stress vanwege het klimaat en financiële weerbaarheid. Er zijn ontzettend veel stressoren die nu inbeuken op die jongere generatie. Ik zou mevrouw Martens-America ter overweging willen meegeven dat dat ook invloed heeft op de weerbaarheid van mensen, niet alleen het nastreven of kunnen nastreven van excellentie, honours of cum laude.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Helemaal eens. Dank.

De voorzitter:

Tot slot nog de heer Paternotte. Ik zit even te kijken, want ze is eigenlijk al weg en ik had eigenlijk de volgende spreker ... Echt wel kort. Nogmaals, het gaat mij niet om mevrouw Martens-America, maar we hebben nog tien minuten voor dit debat en we hebben nog een lange vergaderdag voor de boeg. U heeft heel recent nog het commissiedebat gevoerd. Vragen over de motie of de toelichting daarbij lijken mij meer dan terecht, maar een tweeminutendebat is niet bedoeld om het hele debat opnieuw te doen.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter, u spreekt mij erg streng toe voor iemand die nog geen woord heeft uitgesproken in dit debat.

De voorzitter:

Ik spreek u niet aan. Goed dat u dat zegt. Dat zal ik erbij opmerken. Zoals ik net ook tegen de heer Ceder zei: het gaat niet om de heer Ceder. Als we bij iedere spreker zo meteen nog twee interrupties gaan doen, hebben we meer interrupties dan in het hele commissiedebat. Dat is niet het gebruik. Dat weet u ook heel goed.

De heer Paternotte (D66):

Dat snap ik. Naar aanleiding van de motie heb ik een vraag over de langstudeerboete. Mevrouw Martens zei: we moeten kijken om hoeveel studenten dat gaat. Maar in dat hoofdlijnenakkoord is toch allang een bezuiniging ingeboekt die uitgaat van het aantal studenten voor wie die langstudeerboete gaat gelden?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ja. Als het er minder zijn, zal daar opnieuw naar moeten worden gekeken.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Paternotte (D66):

In het hoofdlijnenakkoord staat dat het voor 94.000 studenten moet gaan gelden. Dan mag ik toch hopen dat mevrouw Martens het met ons eens is dat het, als je ervan uitgaat dat 94.000 studenten €3.000 per jaar extra moeten betalen, wel een beetje een gotspe is als zij zegt "iets meer betalen". Want voor heel veel studenten betekent dat juist dat ze niet door kunnen studeren.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik ben blij om te horen dat de heer Paternotte zich net zoals ik zorgen maakt over het begrotingstekort. Ik vind het geen boete. Echt een compliment voor de heer Paternotte dat hij dat, vind ik, uitstekend heeft geframed in de media. Als uiteindelijk minder mensen die boete betalen, moeten we samen op zoek naar de manier waarop we dat begrotingstekort gaan oplossen. Maar mijn punt is hier dat we volgens mij allemaal van mening zijn dat het nooit een drempel mag zijn om je opleiding af te ronden.

De voorzitter:

Ik geef meneer Paternotte heel kort de gelegenheid om te reageren, omdat hij werd aangesproken. Maar in principe doen we het in tweeën. Dat was bij de anderen ook zo. Dus tot slot.

De heer Paternotte (D66):

Het punt dat ik wil maken, is dat in het commissiedebat werd gezegd: het is een kleine verhoging. Mevrouw Martens heeft het over "iets meer betalen". Ze maakt bezwaar tegen het woord "boete". Je kunt het hebben over frames en over van alles, maar het gaat om €3.000 per jaar, terwijl in september de basisbeurs al omlaaggaat. Dat betekent voor heel studenten dat de financiële stress alleen maar verder toeneemt en dat voor heel studenten zal gaan gelden dat ze daarom niet door kunnen studeren en dat ze hun studie niet kunnen afmaken. Ik zou zeggen: wees daar eerlijk over als je dit soort maatregelen verdedigt.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Waarvan akte.

De voorzitter:

Dan dank ik nu mevrouw Martens-America voor haar inbreng namens de VVD en nodig ik de heer Ceder uit, namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. We hebben net een interruptiedebat gehad. Waar gaat het nou om? We hebben tijdens het debat geconstateerd dat het gewoon steeds slechter gaat met onze jongeren. We zijn een van de rijkste landen op aarde, maar een op de zeven — als het zo doorgaat is het binnenkort een op de zes — jongeren heeft een vorm van jeugdzorg nodig. Het gaat gewoon niet goed. Dan is het niet handig om maatregelen die we in het verleden hebben genomen en keuzes die we als Kamer gemaakt hebben, te herhalen. Daarom is er ook zo veel kritiek op die langstudeerboete, want met dezelfde retoriek is destijds de basisbeurs afgeschaft. We hebben gezien wat dat betekend heeft. Daarom is het ook belangrijk om ons daar rekenschap van te geven. Zijn we ons bewust van wat we hier met die jongeren aan het doen zijn? Geloven we nou echt dat deze maatregelen ervoor gaan zorgen dat we op korte termijn die dalende curve, met name die van meisjes, weer omhoog weten te krijgen? Ik maak me zorgen. Dat is ook waarom we hier het debat over moeten voeren.

Voorzitter. Het is ook zo dat suïcide de grootste doodsoorzaak is van jongeren onder de 30. Gelukkig hebben we recent hier als Kamer de Wet integrale suïcidepreventie aangenomen, met een groot deel van de Kamer als mede-indieners. Het is belangrijk om dat ook te monitoren. Het is belangrijk om ook elk jaar of tweejaarlijks te weten of we die curve in positieve zin omhoog kunnen krijgen. Meten is weten, en we weten gewoon nog te weinig. Ik wil ook samen met de heer Krul een motie indienen om er in ieder geval voor te zorgen dat de Kamer geïnformeerd wordt, omdat we moeten weten of wij die dalende curve kunnen stoppen. Want het gaat letterlijk om leven en dood. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Onderwijs betrokken is bij de Landelijke Agenda Suïcidepreventie;

overwegende dat 15% van de jongeren denkt aan zelfdoding en dat scholen dus essentieel zijn bij het voorkomen van suïcides;

overwegende dat eenmalig is uitgevraagd hoeveel onderwijsinstellingen suïcidepreventiebeleid voeren, maar niet wat dat in de praktijk betekent;

overwegende dat voor goede suïcidepreventie meer bekend moet zijn over onder andere het gevoerde beleid, de training van medewerkers en de betrokkenheid van het netwerk (zoals familie en zorg) op onderwijsinstellingen;

verzoekt de regering de Kamer tweejaarlijks, in lijn met het bovenstaande, te informeren over hoe het suïcidepreventiebeleid op onderwijsinstellingen in de praktijk wordt gebracht, bijvoorbeeld in reguliere voortgangsrapportages,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Krul.

Zij krijgt nr. 1141 (31288).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Ik zie verder geen interrupties. Ik denk dat de heer Krul gaat staan om zijn inbreng namens het CDA te gaan doen. Ik nodig hem daar van harte voor uit.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het is ook wat! Dan nemen we al weken in commissieverband afscheid van minister Dijkgraaf, dan is het eindelijk zover en dan zegt niemand er wat over. Ik ga het wel doen en er gaat zo geïnterrumpeerd worden om dat nog eens dunnetjes over te doen. Voor ik dat ga doen, wil ik eerst even twee punten op de inhoud maken. Mijn tijd loopt niet; er wordt mij zo wel heel veel gegund.

Over de inhoud wil ik zeggen dat ik blij ben met de toezegging van de staatssecretaris, die hier niet aanwezig is, dat hij in de rapportage ook specifiek aandacht zal geven aan het welzijn en de mentale gezondheid van jongeren, en dan met name die van jonge meiden, omdat we zien dat het bij jonge meiden ernstiger is dan bij jonge jongens. Dat vind ik echt belangrijk.

Het tweede punt dat ik wil meegeven — de heer Ceder zei het ook al — is dat ik het gevoel heb dat de geschiedenis zich een beetje aan het herhalen is. Het CDA stond met de ChristenUnie, en ook met de Socialistische Partij, op de barricades om te waarschuwen voor de gevolgen van het afschaffen van de basisbeurs. Ik krijg toch de indruk dat die geschiedenis zich herhaalt met de langstudeerboete. Financiële prikkels inbouwen in het onderwijssysteem is de facto niet goed voor het mentale welzijn of überhaupt de prestaties in het onderwijs. Dat is onze overtuiging.

Voorzitter. Maar dan toch wil ik de minister danken voor zijn inzet voor het onderwijs. Het was mij een genoegen om met hem in debat te gaan. Deze minister heeft wel een beetje het extraparlementaire karakter waar de nieuwe coalitie alleen maar van heeft kunnen dromen, kijkend naar de nieuwe bewindspersonenploeg. Was dat dan een voordeel? Ik denk het wel. Dat heeft zich met name geuit, zoals ik net al zei, bij het opnieuw invoeren van de basisbeurs: een gepolitiseerd thema waarop deze minister de hele Kamer meekreeg, met algemene stemmen. Dat is bijzonder. Ik denk dat dit ook wel komt door de stijl van deze minister. Ik wil hem hartelijk danken voor zijn colleges over botsende neutronensterren; een waar genoegen. Ik wil hem alle goeds wensen bij wat hij verder nog gaat doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Krul. Voordat u vertrekt: u heeft nog een interruptie van mevrouw Martens-America. Kort graag.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Heel kort, omdat de voorzitter mij anders heel boos aankijkt. Ik gebruik deze interruptie als aanleiding. Ik heb onze minister de afgelopen maand ongeveer tien keer bedankt voor al zijn tijd en inzet, maar dit is daadwerkelijk de laatste keer. Nogmaals, via de heer Krul, dank voor de inzet en heel prettige samenwerking.

De voorzitter:

Dank u wel. Om te voorkomen dat inderdaad iedereen de behoefte voelt om te gaan interrumperen: iedereen, zo zeg ik ook voor hen die dat niet kunnen zien, was heftig mee aan het knikken. Ik denk dat dit namens ons allen was. Ik verwijs ook naar het commissiedebat, waarin volgens mij uitgebreid is stilgestaan bij het afscheid en alles wat de minister op dit onderwerp betekend heeft. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Zanten namens de BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank, voorzitter. Intimidatie, uitsluiting en bedreiging van Joodse jongeren en studenten is sinds 7 oktober aan de orde van dag. Inmiddels lopen demonstraties geregeld uit op rellen, vernielingen en geweld, is lesgeven of tentamens maken regelmatig onmogelijk en heerst er soms complete anarchie, zoals we deze week ook hebben kunnen zien bij het Science Park van de UvA in Amsterdam en vandaag in Wageningen. Sinds mijn installatie als Kamerlid vraag ik de minister keer op keer om in te grijpen bij de verder escalerende situatie op deze onderwijsinstellingen en iedere keer krijg ik te horen dat de verantwoordelijkheid niet primair bij hem maar bij de besturen van de onderwijsinstellingen zelf ligt. Maar wie pakt de regie als onderwijsinstellingen dit zelf niet willen of kunnen? Na flink doorvragen zei de minister vorige week dat als de situatie echt onhoudbaar wordt, er van alles mogelijk is, onder meer via de onderwijsinspectie, en dat er daarnaast andere middelen zijn die kunnen worden ingezet.

Volgens de minister zijn we nog lang niet op het punt gekomen dat de situatie onhoudbaar is. BBB denkt hier echter anders over en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we in Nederland iedere dag worden geconfronteerd met steeds verder escalerende vormen van Jodenhaat op onze onderwijsinstellingen;

overwegende dat er ook docenten zijn die niet alleen meedoen aan de protesten, maar zich ook antisemitisch uiten;

constaterende dat er Joodse jongeren zijn die hierdoor niet meer naar hun onderwijsinstelling durven en hier mentaal onder lijden;

constaterende dat door de aanhoudende ongeregeldheden, dreigende sfeer en blokkades, vele anderen zich ook onveilig voelen en geen lessen of colleges meer kunnen volgen;

constaterende dat aan dit alles te weinig of niets wordt gedaan door besturen, omdat ze niet willen of kunnen;

verzoekt de regering met klem de regie te pakken door de onderwijsinspectie te laten ingrijpen en alle andere mogelijke middelen in te zetten om een einde te maken aan de steeds verder escalerende situatie op onze onderwijsinstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Zanten.

Zij krijgt nr. 1142 (31288).

Dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):

Mevrouw Van Zanten spreekt zich uit tegen antisemitisme en haat. Dat is volkomen terecht, maar wat ik dan echt niet begrijp, is dat je iemand die nationaalsocialistische complottheorieën verkondigt helpt minister te maken. Kan mevrouw Van Zanten dat uitleggen?

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik sta hier niet om over personen van andere partijen te praten.

De heer Paternotte (D66):

Dit is wel ontzettend slap. Een nationaalsocialistische complottheorie is precies datgene waar Joden in de hele wereld al 2.000 jaar last van hebben. Dat je dan zo iemand helpt minister te maken … Als ik mevrouw Van Zanten vraag waarom ze daaraan meehelpt, wat is dan het antwoord?

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Nogmaals, dit gaat over mensen, over personen van een andere partij. Ik ga daar geen uitspraak over doen.

De voorzitter:

Ik heb u net al een extra gelegenheid gegeven. We doen het in tweeën. Dat heb ik bij iedereen gedaan, dus nu ook. Dit gaat ook niet over de motie. Ik geef mevrouw Martens-America nu het woord. Ik heb net ook al een uitzondering gemaakt, meneer Paternotte, en dat ga ik niet steeds doen. Ik heb bij anderen ook steeds vastgehouden aan twee. Mevrouw Martens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik wil heel kort nog iets zeggen met betrekking tot de motie. Mevrouw Van Zanten en ik delen dezelfde strijd. De Kamer heeft gisteren echter ingestemd met een motie die ik heb ingediend met betrekking tot veiligheid, waarmee we de minister oproepen alles wat mogelijk is uit de kast te trekken. Om te voorkomen dat we hier met een heel motiecircus komen te zitten, wat is dan precies het verschil met deze motie?

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank voor deze vraag. Ik heb in de afgelopen maanden ook al moties over hetzelfde onderwerp ingediend. Die van gisteren was dus ook niet de eerste. Deze motie gaat specifiek over het laten ingrijpen door de onderwijsinspectie, omdat dat tot op heden nog niet is gebeurd. De minister heeft vorige week namelijk gezegd dat hij vindt dat dat nog niet aan de orde is. BBB denkt daar volstrekt anders over.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een korte vraag aan mevrouw Van Zanten, want ik hoor haar steeds zeggen dat er Joodse studenten zijn die niet meer naar de universiteit durven, geen tentamens meer maken et cetera. Ik vraag me af om hoeveel Joodse studenten het volgens BBB gaat.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Het gaat in ieder geval om een vervijfvoudiging van het aantal incidenten. We hebben het hier over steeds meer jongeren die worden uitgesloten, maar persoonlijk gaat het mij niet om het aantal. Als je ziet dat een Joodse student, al is het er maar één, de toegang wordt ontzegd, bijvoorbeeld op de universiteit van Groningen, dan moet dat gewoon stoppen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik ben op de hoogte van de vervijfvoudiging van het aantal incidenten. Maar mijn vraag was: om hoeveel studenten die niet meer naar de universiteit durven gaat het? Ik heb hier namelijk geen feiten en cijfers over gezien. Ik vraag me dus gewoon af of het een probleem is dat we hier met deze motie proberen op te lossen of dat het iets is wat voor BBB vooral een groot probleem is, maar niet echt speelt. Ik heb het namelijk niet gehoord.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

In de eerste plaats wordt dit niet specifiek gemonitord. Wij hebben in eerdere debatten ook al gevraagd of er specifiek voor dit soort incidenten een landelijk meldpunt kan komen, want dat is er niet. En dat komt er ook niet. We moeten er dus van uitgaan dat sommige dingen niet worden gemeld, andere dingen worden bij de politie gemeld en andere dingen worden bij onderwijsinstellingen gemeld. Exacte cijfers daarover zijn er op dit moment dus niet. Dat is wel iets wat ik graag zou willen, maar wat er dus nog niet kan komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Ceder namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik deel de zorgen en de strijd van mevrouw Van Zanten. Mevrouw Martens gaf aan dat we daar gisteren een motie over in stemming hebben laten brengen. Deze motie is ook aangenomen. Daarin worden dus stappen gezet. Ik wil uw motie beoordelen. U verwijst specifiek naar de rol van de onderwijsinspectie, die volgens mij de basiskwaliteit van het onderwijs moet waarborgen. Ik vraag me toch af welke rol de onderwijsinspectie volgens u dan moeten hebben in deze specifieke problematiek.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Vorige week heb ik de minister gevraagd wie de regie gaat pakken als het echt uit de hand gaat lopen, want dat is wat er naar ons idee gebeurt. Toen zei de minister dat er dan van alles mogelijk is met de onderwijsinspectie en dat er ook nog andere middelen zijn. Mijn motie vraagt dus aan de minister hoe hij in gedachten heeft wat er precies mogelijk is, want in die details is hij niet getreden. Vorige week heeft hij dus gezegd dat er in ieder geval iets mogelijk is en ik vraag hem specifiek om dat in te gaan zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan dank ik u voor uw inbreng namens BBB. Dan is het woord nu aan mevrouw Tseggai namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Een tweetal moties van mijn kant. In het commissiedebat heb ik al aandacht gevraagd voor zwangere mbo-studentes die op dit moment niet goed geholpen worden door de onderwijsinstelling, terwijl dat wel zou moeten, zoals de minister ook aangaf. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het combineren van studie met werk, zwangerschap, beperking, topsport en mantelzorg een zware wissel kan trekken op het welbevinden van studenten;

constaterende dat er door instellingen niet altijd gebruik wordt gemaakt van ruimte die ze hebben om passend onderwijs te bieden aan studenten en zij daardoor soms onnodig voortijdig hun school verlaten;

verzoekt de regering om te onderzoeken in hoeverre op dit moment maatwerk mogelijk is om onder genoemde omstandigheden te studeren en voorstellen te doen voor verdere verbeteringen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tseggai.

Zij krijgt nr. 1143 (31288).

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Mijn tweede motie gaat over een onderwerp dat mij erg aan het hart gaat, namelijk financiële stress die studenten ervaren. Ik zou graag willen weten aan welke knoppen we als Kamer zouden kunnen draaien om die financiële stress te verminderen. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de financiële positie van studenten een van de belangrijkste factoren is in het welzijn van studenten;

overwegende dat de bestaanszekerheid van studenten in het geding komt door de voorgenomen verlaging van de basisbeurs met €160, door on- of slechtbetaalde stages en omdat te vrezen valt dat voornemens van het komende kabinet rond btw-verhogingen op studieboeken en het invoeren van een langstudeerboete de bestaanszekerheid van studenten verder onder druk zet;

verzoekt de regering om onderzoek te doen welke maatregelen de bestaanszekerheid van mbo-, hbo- en wo-studenten kunnen bevorderen en financiële stress onder studenten kunnen tegengaan, en de Kamer hierover voorafgaande aan de plenaire behandeling van de komende OCW-begroting te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tseggai.

Zij krijgt nr. 1144 (31288).

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dan ga ik mijn laatste vijf seconden spreektijd gebruiken om de minister te bedanken voor de goede samenwerking.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dank u wel, mevrouw Tseggai, voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA. Dan is het woord nu aan de heer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Scholen en universiteiten zijn bij uitstek de plaats waar verschillende ideologieën in al hun vrijheid bediscussieerd en bevraagd zouden moeten kunnen worden. Het is daarom van groot belang dat scholen en universiteiten zélf over al die ideologieën geen standpunt innemen, zodat scholieren en studenten zich vrij voelen om van gedachten te wisselen. In dat licht vindt Forum voor Democratie het problematisch dat veel onderwijsinstellingen ideologisch geladen vlaggen hijsen, vlaggen die een stelling innemen in een maatschappelijk debat, zoals bijvoorbeeld de Oekraïense vlag of de lhbtq-vlag. Deze vlaggen vertegenwoordigen bovendien een selectief deel van de bevolking. De Oekraïense vlag vertegenwoordigt geen mensen die van mening zijn dat de oorlog in Oekraïne niet onze oorlog is. Ook de Palestijnse en Israëlische vlag symboliseren steun voor Palestina óf Israël. Het is dan ook goed om te zien dat de gemeente Vlaardingen er vorig jaar voor heeft gekozen de Israëlische vlag niet langer voor het stadhuis te hijsen, maar deze te vervangen door de vredesvlag. Hetzelfde zou moeten gebeuren op scholen en universiteiten. Wie toch een vlag wil hijsen, kan natuurlijk altijd de Nederlandse vlag hijsen. Daarmee kan iedereen zich in dit land vertegenwoordigd voelen. Daarom heb ik de volgende motie.

De voorzitter:

Voordat u aan die motie begint: ik zag twee mensen klaarstaan voor een interruptie. De heer Krul was eerder, maar ik zie hem naar de heer Paternotte kijken.

De heer Paternotte (D66):

De heer Van Houwelingen heeft het over discriminerende vlaggen. Hoe bedoelt hij dat precies als hij het heeft over de lhbti-vlag?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Zoals de heer Paternotte ongetwijfeld goed weet, staat de lhbtqi-vlag voor een ideologie, de woke-ideologie. Die staat bijvoorbeeld — ik noem maar iets — voor quota op universiteiten. De Universiteit Eindhoven is daar onlangs voor op de vingers getikt. Daar mochten mannen niet eens meer worden aangenomen; bizar. Met andere woorden, het is een ideologisch geladen vlag die juist níet iedereen includeert. Daar zou dus wat ons betreft geen plek voor moeten zijn op Nederlandse universiteiten. Studenten mogen er natuurlijk mee zwaaien als ze dat willen; dat is geen probleem. Maar de universiteiten en hogescholen zelf zouden dat niet moeten doen, omdat het een ideologisch geladen vlag is.

De voorzitter:

Tot slot, een vervolgvraag van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Dus de lhbti-vlag staat volgens de heer Van Houwelingen ervoor dat je selectief bent bij sollicitaties, zoals de Universiteit Eindhoven. Laat ik tegen iedereen in Nederland die dit luistert en zich toch afvraagt wat er in de nationale vergaderzaal gezegd wordt, zeggen: die vlag staat ervoor dat iedereen in dit land zichzelf mag zijn. Het is hartstikke mooi als die op heel veel plekken getoond wordt, want juist dit land, het eerste land waar het huwelijk werd opengesteld, loopt erin voorop dat iedereen zichzelf mag zijn en dat niemand hier vanuit deze zaal voor hem bepaalt dat dat niet zo is.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Het is ontzettend interessant wat de heer Paternotte zegt. Dat laat in feite zien dat de heer Paternotte niet begrijpt hoe mensen die vlag opvatten. Die vlag is wel degelijk … U zou uw licht kunnen opsteken bij de universiteiten. Ongehoord Nederland heeft er onlangs nog een reportage over gemaakt. Heel veel studenten zien die vlag als een ideologisch geladen vlag. Je zou bijvoorbeeld over de Oekraïense vlag ook kunnen zeggen "dat is geen ideologisch geladen vlag", maar dat is die op dit moment wel. Iemand die dat ontkent … Ik kan oprecht bijna niet geloven dat de heer Paternotte niet ziet dat deze vlag ideologisch geladen is. Daar laat ik het bij.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Krul, CDA.

De heer Krul (CDA):

Ja, ik ga een poging wagen. De vlag die inclusiviteit uit, een teken van inclusiviteit is, is volgens de heer Van Houwelingen ideologisch geladen. Dus het signaal dat iedereen zichzelf kan zijn in Nederland is ideologisch geladen. Ik zou hem willen vragen wat hij ideologisch vindt aan artikel 1 van de Grondwet.

De heer Van Houwelingen (FVD):

We hebben natuurlijk al een vlag die ons allemaal includeert. Dat is de Nederlandse vlag. Daarom staat die hier. Die hebben we al. Daar hebben we geen andere vlag voor nodig. Het is toch eigenlijk heel vreemd, vraag ik via de voorzitter aan de heer Krul, dat daar ineens een andere vlag voor nodig is? Die vlag includeert dus juist niet iedereen. Ik noem maar wat: het symbool voor heteroseksualiteit zit er juist niet in. Nogmaals, dat mensen hier niet kunnen begrijpen dat het een ideologisch geladen vlag is, is voor mij echt onbegrijpelijk. Dat is ook een deel van het probleem.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Ik constateer gewoon — ik sluit me helemaal aan bij de heer Paternotte — dat dit soort teksten echt niet bijdragen aan wat de heer Van Houwelingen zelf probeert te prediken, namelijk inclusiviteit. Ik werp dat verre van mij. Het is goed dat deze vlag gehesen wordt. Het is goed dat iedereen in Nederland zichzelf kan zijn, juist op plekken waar mensen zich ontplooien, juist op universiteiten. Dat moeten we vooral blijven doen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel kort, voorzitter. Tot slot. Ik zou de heer Krul willen oproepen om bijvoorbeeld eens naar de VU te gaan en daar met studenten te spreken. Die zullen heel waarschijnlijk precies zeggen wat ik zeg, namelijk dat ze zich allemaal geïncludeerd voelen door de Nederlandse vlag, maar niet door de lhbtqi-vlag. Een deel van de studenten voelt zich daar natuurlijk wel door geïncludeerd, maar een groot deel van de studenten ook juist niet, omdat die ideologisch geladen is. Dat zijn de feiten. Zo ervaren mensen dat. Ik kan er niks aan doen.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik wil even zeggen dat ik er moeite mee heb dat dit verhaal komt van iemand die een hakenkruis in de vlag van het ministerie van VWS plakte. Misschien begrijpt meneer Van Houwelingen dat mensen daar ook ideologische associaties bij hebben. Ik zou hem ertoe oproepen om daar eens met mensen over te praten.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ja, dank u. Het is trouwens heel fijn dat deze vraag gesteld wordt. Misschien mag ik er toch even heel kort op ingaan.

De voorzitter:

Maar wel kort dan.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel kort; ik houd het echt kort, voorzitter. Dit laat precies zien waar het eigenlijk over gaat. Heel fijn. Nogmaals dank voor deze vraag; nou kan ik er eindelijk een keer wat over zeggen, heel kort. De ministers, in dit geval minister Kuipers en minister Van Gennip, hebben de SDG-vlag, die net zo ideologisch geladen is en die symbool staat voor het globalisme, dus gehesen voor het ministerie van Sociale Zaken. Dat hadden ze niet moeten doen! Ze hadden die ideologisch geladen vlag daar niet voor moeten hijsen. Dat is precies wat ik straks bij motie ga betogen. Wij, en velen met ons — het zal geen meerderheid van de Nederlandse bevolking zijn — vinden die vlag voor een verderfelijke ideologie staan. Er zit dus iets kwaadaardigs achter die vlag. Dat wilde ik met die vergelijking aantonen. Dat is ook een meme, als u dat überhaupt wat zegt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik vind het heel goed dat dat gebeurd is. Maar dat laat dus zien dat u ook die vlag niet ziet als een ideologisch geladen vlag. Dat is precies het punt dat ik wil maken, ook met de motie die ik nu, ongetwijfeld met uw goedvinden, voorzitter, ga voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen en universiteiten bij uitstek plekken zijn waar verschillende ideologieën in alle vrijheid bediscussieerd en bevraagd zouden moeten kunnen worden;

overwegende dat het daarom van groot belang is dat scholen en universiteiten zelf over al die ideologieën geen standpunt innemen, zodat scholieren en studenten zich geheel vrij voelen om met elkaar en hun docenten van gedachten te wisselen;

spreekt uit dat op en in publieke gebouwen, waaronder scholen en universiteiten, geen vlaggen van ideologische strekking, waaronder de lhbtq-vlag en bijvoorbeeld de Oekraïense vlag, behoren te worden gevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 1145 (31288).

Dank u wel. Dit brengt ons bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer en dat is de heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik heb één motie, die helemaal past bij de gedachte van de waaier en het idee dat we alle studenten gelijk willen behandelen. Overigens is die gedachte geïntroduceerd door deze minister, denk ik.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer tweejaarlijks een rapportage Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten ontvangt over hbo- en wo-studenten;

constaterende dat voor mbo-studenten wel informatie beschikbaar is over welzijn via TestJeLeefstijl, maar de regering hierover de Kamer niet informeert net zoals in het hbo en wo;

van mening dat het mentaal welzijn van mbo-studenten dezelfde prioriteit en aandacht verdient als de mentale gezondheid van hbo- en wo-studenten;

verzoekt de regering om de Kamer tweejaarlijks te rapporteren over de mentale gezondheid van mbo-studenten, net zoals bij hbo- en wo-studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Tseggai.

Zij krijgt nr. 1146 (31288).

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Afgelopen zomer stond ik voor een groot cultureel dilemma: Oppenheimer of Barbie, waar ga je het eerst naartoe? Ik ben ongelofelijk blij dat de minister mij er toen van heeft overtuigd toch eerst naar Oppenheimer te gaan. Ik heb inmiddels beide films bekeken. Hoewel ze qua kwaliteit buitengewoon dicht bij elkaar zitten, is de inspiratie over natuurwetenschap, de grenzen daarvan en de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt in die film ongelofelijk goed weergegeven, net zoals het voormalige huis van deze minister dat hij heeft verlaten om hier voor ons voor het onderwijs te werken. Ik heb met grote bewondering gekeken naar het grote hart, het koele hoofd en de gigantische bevlogenheid waarmee deze minister dat gedaan heeft. Ik wil hem namens mijn fractie hartelijk danken voor het feit dat hij die dienst voor ons land heeft geleverd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan een vraag van mevrouw Hertzberger over de motie.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Heel snel over deze laatste opmerking, want mijn fractie sluit zich daar volledig bij aan. Ik wil de heer Paternotte vragen of hij met ons heel erg hoopt dat deze minister zich ook na deze baan blijft inzetten voor de wetenschap in Nederland en de universiteiten in Nederland of voor het gehele onderwijs in Nederland, want met zijn talenten en met zijn passie daarvoor kan hij daarvoor nog ontzettend veel betekenen.

De heer Paternotte (D66):

Bij die hoop sluit ik mij aan. Ik kan mij dat ook bijna niet anders voorstellen, ook gelet op wat deze minister in het verleden in allerlei verschillende functies al gedaan heeft. Ik vind dat dus een hele mooie oproep. Ik vind ook van alles van de volgende kabinetsploeg. Daarover zullen we nog vaak met elkaar wisselen, maar ik vind het wel goed dat de opvolger van deze minister ook mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs bij elkaar in één pakket heeft, zodat het hele vervolgonderwijs onder één bewindspersoon valt.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Paternotte. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft om een kwartier schorsing gevraagd. Ik rond dat af tot 11.10 uur, ook gelet op de tijd, waarbij ik alvast de voorwaarschuwing geef aan de leden dat ik niet meer zulke ruime interrupties toesta voor de tweede termijn; alleen maar een verduidelijkingsslag op de eigen motie, verder niet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Mentale gezondheid van jongeren en studenten, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 12 juni jongstleden. We hebben het al gememoreerd. Ik heb me laten vertellen dat dit ook echt de laatste gelegenheid is dat deze minister het parlement toespreekt, in ieder geval in dit huis, dus dat is ook wel weer een bijzonder moment. We hebben al uitvoerig de dankzeggingen gedaan, dus ik wil nogmaals een beroep op de collega's doen, hoewel ik het u van harte gun, om ook gelet op de tijd dat niet allemaal nog een keer een voor een aan de interruptiemicrofoon te herhalen. En ik had ook al gezegd dat ik het woord zo veel mogelijk aan de minister wil laten, ook in de appreciaties. Er is een uitvoerig debat geweest. Er zijn moties ingediend. De Kamer kan daar volgende week dinsdag haar oordeel over vellen, dus dat is volgens mij dat moment. En alleen maar verduidelijkende vragen, maar niet weer opnieuw de discussie van waarom wel en waarom niet.

Dat gezegd hebbende, geef ik de minister het woord.

Minister Dijkgraaf:

Dank u, voorzitter. Het is een groot genoegen om wederom mijn laatste debat met deze commissie te mogen hebben.

Ik begin even kort met de vraag van mevrouw Hertzberger over mediagebruik en voorbeelden om de goede ervaringen uit de samenleving te delen. Ja, collega Van Ooijen — staat hier — blijft hierbij stilstaan. Natuurlijk is die toezegging nog twee weken geldig, maar ik denk dat daar in het departement van VWS nadrukkelijk aandacht voor is en men ook nadrukkelijk de digitale dimensie meeneemt. Het is ook goed om de initiatieven vanuit de samenleving te blijven delen, vanuit MIND Us, en ook de aanpak "Mentale gezondheid: van ons allemaal". En het is natuurlijk ook belangrijk dat een discussie die ook nadrukkelijk hier in de Kamer is gevoerd, in het onderwijs tot beleid heeft geleid: het tegengaan van het mobieletelefoongebruik in het funderend onderwijs. Daar hebben we met elkaar denk ik een belangrijke stap weten te nemen.

Dan begin ik met de appreciatie van de moties. De eerste motie, die op stuk nr. 1138, van mevrouw Hertzberger over exitgesprekken. Laat ik allereerst zeggen dat het heel belangrijk is voor ons om studenten zo veel mogelijk binnenboord te houden, binnen het onderwijs. Daarom is al onze inzet erop gericht om uitval vooral te voorkomen en met studenten in gesprek te gaan, te blijven, voordat ze zich definitief uitschrijven. Daar hebben we de afgelopen tijd veel in geïnvesteerd. We hebben een integrale aanpak studentenwelzijn en de kwaliteitsmiddelen zijn ingezet in het hbo en het wo voor betere begeleiding en betere oriëntatie. Ik heb ook al aangegeven in het debat dat ik voor mij zie dat er zeker lessen getrokken kunnen worden uit de evaluatie van de mbo-verklaring. Daar wordt uw Kamer dit najaar over geïnformeerd. Maar exitgesprekken wanneer studenten echt al definitief gestopt zijn, vragen echt een majeure investering van toch schaarse capaciteit van docenten. Het is toch gewoon, denk ik, een feit dat die ook door de komende bezuinigingen in de komende jaren behoorlijk onder druk komen te staan. Daarom is het onze inzet om vooral het gesprek met de studenten te blijven voeren vóórdat ze de deur definitief achter zich dichttrekken. Daarom wil ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Dan noteren we "ontraden" bij de motie op stuk nr. 1138. Mevrouw Hertzberger heeft als indiener daar een korte vraag over.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Het is toch wel heel erg opmerkelijk dat de minister hier eigenlijk zegt: "De verantwoordelijkheid voor de mentale gezondheid eindigt echt hier. Ook wanneer iemand al twee jaar als student heeft rondgelopen, hoeft die instelling helemaal niks aan nazorg te doen." We hebben het niet over een majeure investering. We hebben het over een gesprek. We hebben het over even nabellen en kijken of iemand misschien een verklaring nodig heeft om voort te kunnen gaan. We vragen ook niet om een zorgplicht. We vragen dit alleen maar voor de late uitvallers. Ik wil toch echt aan de minister vragen of de verantwoordelijkheid van die instellingen echt alleen maar tot de deur geldt en niet daarbuiten.

Minister Dijkgraaf:

Ik vind het heel erg belangrijk dat we ervoor zorgen dat we studenten zo veel mogelijk binnenboord houden en dat er contact op wordt genomen, als zij zich een tijdje niet op college melden of niet meer bij de practica zijn, et cetera. Daar zit die inzet nu voornamelijk op. Ik zie zeker wel de meerwaarde van het voeren van een gesprek als mensen zich echt definitief uitschrijven, maar onze inzet is echt gericht geweest op die kwetsbare fase waarin studenten wel aan het afhaken zijn maar nog niet definitief de deur achter zich hebben dichtgetrokken. Mijn gevoel is dat dat het moment is waar je je aandacht vooral op moet richten. Daar hebben we de afgelopen jaren op ingezet. Ik begrijp het verzoek om daar nog iets aan toe te voegen, maar ik kijk dan toch ook echt naar wat er allemaal al op het hoger onderwijs afkomt. Ik denk dat er echt heel veel meer druk op docenten komt te liggen om gewoon te werken met de studenten die ze op dit moment nog binnenboord hebben. Daarom moet ik dit toch ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan noteren we nog steeds "ontraden" bij deze motie. Zij komt dinsdag in stemming. We gaan door naar de volgende motie. Mevrouw Hertzberger, ik heb al aan de voorkant gezegd dat we het debat niet opnieuw gaan doen. De minister heeft uitgebreid geantwoord. Dan de motie op stuk nr. 1139.

Minister Dijkgraaf:

De motie op stuk nr. 1139, van mevrouw Martens-America. Het is heel belangrijk dat ze vaststelt dat excellentie belangrijk is — en dat hoor ik ook met heel veel genoegen — en dat we het in alle vormen van onderwijs willen stimuleren. Nederland heeft een paar hele mooie initiatieven. U noemde al de Honours Colleges en de University Colleges, maar ook heel belangrijk is dat we op het hbo de professional doctorate hebben en dat we op het mbo aan het verkennen zijn of we daar meer kunnen doen. Ik onderschrijf absoluut dat het belangrijk is dat we excellentie blijven stimuleren. In het mbo doen we dat met de Skillswedstrijden. Maar het is voor mij uiteindelijk wel aan de instellingen zelf in welke mate ze daar onderscheidingen aan willen toekennen.

Ik lees de motie zo dat u mij eigenlijk vraagt om in te grijpen in iets wat ik toch de academische vrijheid vind: of een bepaalde studie wel of niet het predicaat cum laude wil toekennen. Ik denk dat dat in sommige gevallen heel goed werkt en dat de instellingen dat ook doen. Op andere plekken heb ik gezien dat men een andere afweging heeft gemaakt. Ik vind het niet aan de minister van Onderwijs om daar iets over te zeggen. Ik onderschrijf dus de geest van de motie, die volgens mij echt vraagt dat we het streven naar excellentie absoluut in de volledige waaier van het vervolgonderwijs moeten stimuleren, maar het verzoek aan de regering om in te grijpen in de precieze uitwerking en in de onderscheidingen is wat mij betreft in conflict met de academische vrijheid. Daarom moet ik 'm ontraden.

De voorzitter:

Dan noteren we "ontraden". Dan kijk ik even naar mevrouw Martens-America, of zij specifiek doelde op ingrijpen.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Nee, er staat: verzoekt de regering om op te roepen. Ik ben het helemaal eens met de minister dat dit aan onderwijsinstellingen zelf is. We zien wel dat onderwijsinstellingen nu andere bewegingen maken. Dus mijn vraag is of de minister of zijn opvolger deze instellingen erop kan wijzen dat dit ook heel veel brengt. Ik ben het er dus helemaal eens. Er staat ook niet "ingrijpen", maar "oproepen".

De voorzitter:

Wordt het oordeel met die toelichting dan anders?

Minister Dijkgraaf:

Als het zo bedoeld is dat je je ervan bewust moet zijn dat er ook een stimulerende uitwerking kan zijn en dat je dit in de volle breedte van het vervolgonderwijs moet doen … Want ik denk dat we deze discussie misschien meer in het wo zien dan op andere plekken. Dan kan ik 'm eerlijk gezegd wel oordeel Kamer geven. Maar wel met de toevoeging die ik net gaf, namelijk dat het niet aan de minister is om uiteindelijk een waardeoordeel uit te spreken als bepaalde onderwijsprogramma's een andere keuze maken, zoals bij bepaalde medische opleidingen is gebeurd. Ik respecteer de academische vrijheid van deze instellingen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag mevrouw Martens-America knikken, dus dan noteren we over de motie op stuk nr. 1139: met die toelichting oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 1141, van de heer Ceder en de heer Krul. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven als ik 'm de volgende invulling mag geven. Ik denk dat we elkaar allemaal vinden in het belang van suïcidepreventie. Het is ook een integraal onderdeel van onze aanpak studentenwelzijn, zowel in de werkagenda mbo als in het kader voor hbo en wo. We hebben een periodieke monitoring en er is reeds aandacht voor evaluatie van beleid. Dat doen we periodiek in het kader van studentenwelzijn. Dat doen we zeker, om te beginnen in 2025. De planning is om het in 2030 weer te doen, omdat het beleid natuurlijk niet ieder jaar wisselt.

Daarnaast heb ik ook al toegezegd dat ik iedere twee jaar de suïcidecijfers zal meenemen in de monitor mentaal welzijn onder studenten. Dat ga ik dan ook iedere twee jaar met de koepels en de studenten bespreken. Dan kunnen we zien of het beleid extra aangepast moet worden. Als ik de motie op die manier mag invullen, dan geef ik die oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Krul, als mede-indiener.

De heer Krul (CDA):

Ik vind het heel creatief, maar we zijn dan wel ver weggedreven van wat de motie daadwerkelijk zegt. We vragen om twee keer per jaar een uitvraag te doen aan de instellingen naar hoe het gaat met het suïcidepreventiebeleid en om de resultaten naar de Kamer te sturen. Als de minister zegt dat een keer per jaar te willen en daar wat meer ruimte in te willen, vind ik dat prima, maar als ik het goed begrijp, doen we bij de monitor nu een keer per twee jaar iets wat we al doen, waardoor er eigenlijk niks verandert. Ons verzoek is om die organisaties te vragen hoe het staat met het suïcidepreventiebeleid en daarover te rapporteren aan de Kamer, een keer per jaar of …

Minister Dijkgraaf:

De motie vraagt om het tweejaarlijks te doen, wat volgens mij eens in de twee jaar betekent en dus niet twee keer per jaar.

De heer Krul (CDA):

Een keer per twee jaar.

Minister Dijkgraaf:

Een keer per twee jaar, exact. De cijfers nemen we sowieso mee in de monitor mentaal welzijn. Ik wil daaraan koppelen dat ik daarover iedere twee jaar een gesprek voer met de koepels en de studenten om te kijken of er aanpassing van beleid mogelijk is. Daarnaast doen we een integrale analyse van ons totale beleid op mentaal welzijn, periodiek, te beginnen in 2025. We hebben het nu gepland voor de volgende integrale evaluatie in 2030, omdat zo'n integrale aanpak ieder jaar of iedere twee jaar weinig zin heeft. Dus op die manier wil ik de motie interpreteren.

De voorzitter:

Dank voor de verduidelijking. Ik zie de indiener knikken. Dus dan noteren we met die toelichting "oordeel Kamer" bij de motie op stuk nr. 1141.

Minister Dijkgraaf:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 1142 van mevrouw Van Zanten over antisemitisme. Het registreren van incidenten specifiek waar het gaat om Joodse studenten of studenten met een bepaalde etnische of religieuze achtergrond is in mijn ogen onwenselijk. In het debat heb ik al aangegeven dat er zeker wel een rol is van de inspectie bij meldingen. In mijn Kamerbrief over antisemitisme heb ik ook geprobeerd duidelijk te maken dat we de instellingen er scherp toe hebben opgeroepen om aangifte te doen van incidenten. In het kader van onze algemene aanpak sociale veiligheid zijn er meldpunten op iedere instelling, evenals vertrouwenspersonen voor zowel studenten als docenten. De zorgplicht sociale veiligheid gaan we ook in de wet verankeren, wat op dit moment dus nog niet het geval is. Als er incidenten zijn, is het uiteindelijk aan de inspectie om op te treden. Dat doen ze onafhankelijk van het ministerie. Dat is ook de mooie beweging die we in het onderwijs hebben; het ministerie voert het beleid en heeft de gesprekken met de instellingen terwijl de inspectie onafhankelijk onderzoek doet. Het is natuurlijk een persoonlijke inschatting maar ik vind dat we wel regie voeren. We hebben zo'n beetje om de dag gesprekken met de instellingen. In het debat heb ik al aangegeven dat die regie heeft geleid tot een gezamenlijk demonstratieprotocol. We hebben ook gezien hoe de instellingen, de rectoren van de universiteiten een gezamenlijke aanpak hebben voor hoe ze omgaan met internationale wetenschappelijke samenwerking. Dus dat is wat we op dit moment aan het doen zijn. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

De voorzitter:

Ontraden onder verwijzing naar het debat. Een korte vraag nog van mevrouw Van Zanten.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik hoor de minister nu ook weer zeggen dat er al heel veel wordt gedaan. We zien zelf ook dat er echt veel wordt gedaan. Alleen, we zien ook dat er nog elke dag demonstraties zijn die uit de hand lopen, zoals eergisteren op het Science Park in Amsterdam, waar ondanks het demonstratieprotocol wederom door gemaskerde mensen vernielingen werden gepleegd. Het gaat erom dat er nu al maanden op verschillende onderwijsinstellingen niet altijd onderwijs mogelijk is en het niet altijd mogelijk is om examens te doen. Het gaat BBB erom dat er nu wel wordt ingegrepen zodat er op universiteiten in ieder geval weer normaal lesgegeven kan worden aan alle studenten en niemand zich onveilig of bedreigd hoeft te voelen. Daar gaat het om.

Minister Dijkgraaf:

Ik denk dat mevrouw Van Zanten en ik exact deze houding delen. De veiligheid in het onderwijs is heel belangrijk. Het onderwijs moet onder alle omstandigheden omgaan. Ik denk dat we allemaal de gewelddadigheden veroordelen. Ik ben ook blij dat er dan door de politie stevig wordt ingegrepen, zoals we ook weer hebben gezien. Uiteindelijk is dat aan de veiligheidsdriehoek.

Ik ga naar de motie op stuk nr. 1143 van mevrouw Tseggai over onderzoek naar maatwerk. Deze zou ik eigenlijk willen overnemen, want naar aanleiding van de motie van de heer Krul laat ik al in kaart brengen welke voorzieningen en mogelijkheden voor maatwerk er zijn. Die interpreteren we al zodanig dat het niet alleen gaat om de studenten die mantelzorg verlenen of topsport bedrijven, maar ook om zwangere studenten of studenten met een functiebeperking. Uw Kamer wordt over de uitvoering van die motie van de heer Krul in het najaar geïnformeerd in een brief over flexibilisering. Tevens informeren we uw Kamer al volgend jaar over de Verbeteragenda passend onderwijs mbo. Dus als mevrouw Tseggai ervoor openstaat, wil ik 'm overnemen. Zo niet, dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk even rond of er bezwaar is tegen overnemen. Ik zie mevrouw Tseggai knikken en ik zie verder ook geen bezwaren.

De motie-Tseggai (31288, nr. 1143) is overgenomen.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 1144 van mevrouw Tseggai over bestaanszekerheid. Ik kan haar zorgen over de financiële situatie van studenten goed begrijpen. Daar hebben we ook veel over gesproken in deze Kamer. We zijn een aantal dingen aan het doen. Het Nibud doet conform het verzoek van uw Kamer onderzoek naar de financiële situatie en koopkracht van studenten. Ten aanzien van stagevergoedingen informeer ik uw Kamer eind 2024 over het onderzoek naar een verplichte minimumstagevergoeding, onder andere naar aanleiding van de motie van de heren Stultiens en Ergin. Maar er wordt in de motie ook duidelijk gesproken over aankomend kabinetsbeleid. Dan ben ik echt de verkeerde adressant. Ik zou mevrouw Tseggai dus willen vragen om deze motie aan te houden en in te dienen bij mijn opvolger. Diegene is ook in de situatie om er eventueel wat aan te doen. En anders moet ik 'm gewoon ontraden, omdat deze motie nu echt in de verkeerde brievenbus wordt gestopt.

De voorzitter:

Dan is de motie in principe ontraden, tenzij mevrouw Tseggai bereid is om 'm aan te houden.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Nou, ik zit er niet heel principieel in, maar ik vraag me wel iets af. Dit is het laatste debat met deze minister. Als deze motie wordt aangenomen, dan lijkt mij dit iets waarmee zijn opvolger direct aan de slag kan. Althans, dat dacht ik zo.

Minister Dijkgraaf:

Het is aan uw Kamer om hierover keuzes te maken, maar ik moet 'm ontraden. Ik kan er nu namelijk ook niets mee. Hier worden allerlei uitspraken gedaan over aankomend beleid, maar dat is niet mijn beleid. Ik ben nog zo'n kleine twee weken aan de gang met m'n eigen beleid. Daar zijn deze maatregelen geen onderdeel van.

De voorzitter:

De motie wordt ontraden, maar het is uiteindelijk aan u, mevrouw Tseggai, of u 'm in stemming brengt of niet. Daar wordt nog over nagedacht, begrijp ik. Oké, dan wachten we dat af. Maar als de motie op stuk nr. 1144 in stemming komt, is de appreciatie in ieder geval: ontraden. Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 1145. We hebben er nog twee.

Minister Dijkgraaf:

De motie op stuk nr. 1145 is een spreekt-uitmotie. Ik wil alleen maar zeggen dat er een mooie bijdrage in de Kamer is geweest, waarbij men heeft proberen uit te leggen dat de lhbtiq+-vlag alleen maar over inclusiviteit gaat. Ik zou zeggen: die vlag is zo inclusief dat zelfs mensen die 'm niet als inclusief ervaren erin geïncludeerd worden.

De voorzitter:

Dank u wel, maar er hoeft inderdaad geen appreciatie bij.

Minister Dijkgraaf:

Ten slotte de motie op stuk nr. 1146 van de heer Paternotte en mevrouw Tseggai over de rapportage mentale gezondheid. Dat is een welkome motie, omdat dit weer aandacht geeft aan het mentale welzijn van mbo-studenten, dat dezelfde prioriteit en aandacht verdient als de mentale gezondheid van hbo- en wo-studenten. Dat is in de waaiergedachte. Ik geef die motie graag oordeel Kamer.

Daarmee ben ik aan het einde. Ik ga niet meer lang tot u spreken, maar ik wil wel zeggen dat ik terugkijk op tweeënhalf jaar waarin we met elkaar als commissie een heleboel mooie dingen gedaan hebben. Ik heb in ieder geval alles wat we met elkaar hebben gedaan, echt alles, ervaren als een positieve stap voorwaarts voor onze studenten en voor onze docenten. Ik denk dat we daar collectief trots op mogen zijn.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel.

(Applaus)

De voorzitter:

Een terecht applaus, denk ik, zoals we dat altijd in deze Kamer doen. Nogmaals dank ook namens iedereen voor al uw inspanningen op dit domein en ook aan de commissie, want toen ik in deze Kamer begon, heb ik mij altijd laten vertellen dat deze commissie de leukste commissie in de Kamer is. Daar heeft u het dus mee getroffen. Maar we wensen u natuurlijk alle goeds voor uw vervolgcarrière. Dank.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Mentale gezondheid van jongeren en studenten. Ik schors voor een enkel moment, waarna we kunnen vervolgen met het volgende debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven