3 Vragenuur: Vragen Mutluer

Vragen van het lid Mutluer aan de minister van Justitie en Veiligheid over de explosies in Rotterdam en Amsterdam.

De voorzitter:

Ik nodig mevrouw Mutluer uit van de PvdA. Zij heeft een mondelinge vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid, die ik van harte welkom heet in ons midden, over de explosies in Rotterdam en Amsterdam. Het woord is aan mevrouw Mutluer van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Meer dan tientallen explosies en beschietingen in een stad. In wat voor wereld zijn we beland? Het lijkt wel het Wilde Westen. Ik denk dat ook de bewoners van Rotterdam zich dat zullen hebben afgevraagd. Burgemeester Aboutaleb ziet zich genoodzaakt om veiligheidsrisicogebieden voor preventief fouilleren aan te wijzen en vele panden te sluiten. De politie is hard bezig om deze geweldsspiraal te doorbreken en de daders op te sporen. Allemaal prima natuurlijk, en hard nodig. Ik heb er vertrouwen in dat deze professionals doen wat zij moeten doen.

Mijn vragen gaan niet zozeer over de lopende onderzoeken. Mijn vragen gaan over de achtergronden van dit excessieve geweld, dat zich overigens niet tot Rotterdam beperkt, maar ook in andere steden de kop opsteekt, zoals in Amsterdam. Op korte termijn zullen burgemeesters en politie uiteraard de geweldsspiraal moeten stoppen. Het heeft geen zin dat zij zich gaan bezighouden met allerlei achtergronden. Ik zou zeggen dat zolang het huis in brand staat, er eerst geblust moet gaan worden. Maar er zit wel veel meer achter.

Voorzitter. Mijn eerste zorg is dat het gemakkelijk lijkt te zijn voor mensen om dit soort aanslagen te plegen. De uitvoerders daarvan zijn niet de grote criminelen die rijk worden met drugscriminaliteit. Zoals de recherchechef van Rotterdam net zei, blijven de opdrachtgevers rustig op hun bed liggen terwijl de uitvoerders voor een habbekrats de kastanjes uit het vuur halen. Uit de aanhoudingen die tot nu toe verricht zijn, blijkt dat het vooral jonge mensen zijn en zelfs minderjarigen die geronseld worden om explosieven te plaatsen. Dat baart mij enorme zorgen. Want als zij op zo'n jonge leeftijd dit soort dingen al doen, wat moet er dan van hen gaan worden in de toekomst?

Mijn eerste vraag in dat verband gaat over hoe de politie zicht kan krijgen op wat er in die wijken speelt. Mijn aanname is dat de politie te weinig zicht heeft op die jonge criminelen. Ze zijn te groot voor de politie, maar te klein voor de recherche. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de politie criminele netwerken beter in beeld krijgt om te voorkomen dat kinderen uitgroeien tot professionele criminelen? Wie zijn er nog de oren en ogen van de politie als de wijkagent er niet is of niet wordt ingezet voor die taken? Hoe komt de politie weer terug in de haarvaten van de samenleving of voor mijn part anderen die vroegtijdig signalen kunnen oppikken dat jongeren op het verkeerde pad dreigen te komen? Hoe komen de signalen die er bestaan door?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. De afgelopen weken vonden er meerdere explosies plaats bij panden, waaronder woningen, in onder meer Rotterdam en Amsterdam en dat is volstrekt onacceptabel. Het heeft een enorme impact op de veiligheid en de veiligheidsbeleving van mensen die daar in de buurt wonen. Lokaal worden diverse maatregelen genomen. Mevrouw Mutluer noemde er ook een aantal. Zo wordt in de gemeente Rotterdam in meerdere wijken preventief gefouilleerd. Dat is natuurlijk om zo veel mogelijk wapens en explosieven van straat af te halen. Ook kan het noodzakelijk zijn om een pand tijdelijk te sluiten bij dergelijke incidenten met excessief geweld en dat gebeurt nu ook regelmatig. Als het een woning betreft, gebeurt dat nu vaak op grond van een noodbevel.

Een noodbevel — dat weet u — is een algemene grondslag. Het is daardoor niet altijd in te zetten, omdat je met een noodbevel grondrechten inperkt. Omdat we die situatie niet langer willen laten bestaan, heb ik een wetsvoorstel voorbereid — dat heb ik al naar de Kamer gestuurd overigens — om artikel 174a van de Gemeentewet aan te passen. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om de Kamer mee te geven dat ik het heel fijn zou vinden als dat snel behandeld wordt. Het is al een paar keer verzet. Het wetsvoorstel geeft burgemeesters ook de bevoegdheid om een woning te sluiten als het gaat over bijvoorbeeld woningbeschietingen indien de openbare orde wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan. Maar goed, dat komt nog naar de Kamer.

Dan de politie. Mevrouw Mutluer vroeg: hoe zorgen we ervoor dat de politie in de haarvaten van de samenleving komt? Nou, die zit daar echt. Dat zal ik hier blijven verdedigen. Ik weet dat niet alleen vanwege mijn verantwoordelijkheid en wat ik op papier zie, maar ook vanwege al mijn bezoeken aan alle mogelijke gemeenten, wijken en buurten. De politie zit in de haarvaten via de wijkagenten. We weten dat de wijkagent, die functie, onder druk staat. Daarom investeren we ook zo veel in de politie en zorgen we ervoor dat de wijkagenten volop op straat aanwezig kunnen zijn en hun werk samen met bijvoorbeeld de boa's heel goed kunnen oppakken. In Rotterdam is er sprake van een groepsinterventie — dat is gezamenlijk, met politie, met OM — specifiek op deze groepen, vanuit ook de sociale partijen. Dat betekent dat criminele jongeren actief worden benaderd, geef ik als antwoord aan mevrouw Mutluer. Zij worden actief benaderd op een manier waarop ze uit het criminele milieu kunnen worden gehaald en ze perspectief en een alternatief geboden kan worden. Dat betekent persoonlijke hulp in de vorm van bijvoorbeeld een opleiding of een baan. De gemeente krijgt hier bijna 8 miljoen voor, voor preventie. Ik kan er nog veel meer over zeggen, maar wellicht is het goed om te kijken of hier nog vervolgvragen op zijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Daar heb ik zeker vervolgvragen op. Eerst even terug naar die jongeren, want ik wil graag weten hoe de minister kan verklaren dat jonge mensen zich laten verleiden tot dit soort daden. Dit speelt bij meerdere gemeenten. Zoals ik net zei, zijn dit jongeren die te groot zijn voor de politie maar te klein voor de recherche. Dat vraagt een andere aanpak, maar dan moet je wel eerst in beeld krijgen en hebben om wat voor jongeren het gaat, wat hen verleidt om dit soort acties te ondernemen. Dat vraagt om een fenomeenonderzoek, zodat de gelden voor Preventie met Gezag veel effectiever kunnen worden ingezet door de gemeenten. Die vragen hier ook naar. Mijn eerste vervolgvraag is dus: hoe gaat de minister daarvoor zorgen?

De tweede vraag die ik heb, gaat over de hardwerkende politie. We weten dat ze in de haarvaten van de samenleving zitten, maar ze staan ook onder druk. Het lukt gewoon niet altijd omdat ze simpelweg met te weinig mensen zitten. De recherchecapaciteit is daar een mooi voorbeeld van. Daar spreek ik de minister op aan. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat die capaciteit op orde komt, al was het maar om te achterhalen hoe de jongens in die wijken of online via Snapchat of Telegram benaderd worden om voor geld explosieven te plaatsen?

Dan mijn laatste vraag. We moeten ook de omwonenden niet vergeten, de bewoners van de wijken waar die incidenten zich voordoen en die zich onwijs ongerust voelen. Om de veiligheid te herstellen moeten die daders opgepakt worden. Om het veiligheidsgevoel te herstellen is waarschijnlijk meer nodig. Ik wil ook weten hoe de minister daarnaar kijkt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb er meer dan alle begrip voor dat we hier staan vanwege de explosies die we zien. Dit gebeurt in woonwijken. Dit is zeer heftig voor iedereen die daar in de omgeving woont, leeft, werkt, studeert. Dus dat is ontzettend heftig. Daar wordt volop onderzoek naar gedaan. De recherche zit erbovenop. Wat ik een beetje ingewikkeld vind, is om vervolgens te doen alsof de politie niet midden in de wijk staat, dat de politie geen zicht zou hebben op jongeren. In de gevallen waar de vragen van vandaag over gaan, is de meerderheid van degenen die zijn opgepakt en in beeld zijn meerderjarig, maar er zitten ook minderjarigen tussen. Dat is waar. Daarom noemde ik ook de specifieke aanpakken die landelijk zijn opgezet. Ik noemde Preventie met Gezag. Daarvoor maken we 143 miljoen per jaar bij. Dat is structureel geld.

Bijna 8 miljoen gaat naar Rotterdam. Dat zijn bewezen methodieken, die we ook laten toetsen. Op het moment dat blijkt dat het effectiever kan of dat andere zaken effectiever zijn, zorg je er ook voor dat je een andere methodiek gebruikt. Dus juist op basis van wetenschap en onderzoek worden die programma's ingezet. In Rotterdam investeer ik ook in een pilot die is gebaseerd op het bewezen effectieve programma Group Violence Intervention, waarbij je gezamenlijk, met alle partners, bovenop criminele jongeren gaat zitten om te kijken hoe je ze eruit kunt krijgen. Dat is een bewezen programma. Dat hebben we vanuit Amerika en Zweden hiernaartoe gehaald en wordt op dit moment toegepast in Rotterdam. Dus aan de ene kant wordt er heel veel gedaan om te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden. Aan de andere kant wordt er heel veel gedaan om jongeren die in de criminaliteit zijn beland, zo snel mogelijk eruit te halen, zodat ze geen criminele carrière opbouwen en ze in die zin voor ons niet alleen maar onbereikbaarder worden. Dat doen we dus allemaal op basis van technieken die bewezen zijn en waar wetenschap onder ligt.

Ondertussen is de politie, de recherche en de wijkagenten, bezig om uit te zoeken wat hier precies aan de hand is. Het is nog te vroeg om te zeggen of al deze explosieven met elkaar te maken hebben, of er ook sprake is van copycatgedrag of wat het verband hierachter is. Dat zal ook per stad verschillen, zo zien we nu ook. Zit er een bepaalde groepering achter? Wordt iets nagedaan? Zo moet je hiernaar kijken. Dus er wordt bovenop gezeten. Op het moment dat daar meer over bekend is, zal er met name op lokaal niveau gedebatteerd worden over wat er aan de hand is en wat de meest effectieve aanpak is, bijvoorbeeld specifiek in zo'n wijk. Dat gebeurt het beste lokaal.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat is geen antwoord op de vragen die ik heb gesteld en dat frustreert mij, dus ik stel ze opnieuw. Is de minister bereid om onderzoek te doen naar die fenomenen, naar de vraag wat erachter zit dat jongeren dit soort gedrag vertonen, naar die middengroep, die zware groep waar we het over hebben? En is de minister bereid om naar die recherchecapaciteit te kijken? Volgens mij zijn dat hele concrete zaken die ik heb genoemd om in ieder geval iets van die pijn te verlichten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik gaf vrij letterlijk antwoord, want die onderzoeken zijn beschikbaar. Sterker nog, op basis van dergelijk onderzoek zijn wij met elkaar, met steun van de Kamer, allerlei structurele programma's aan het financieren. Dat doen we niet zonder onderbouwing. Dat doen we juist mét onderbouwing. Dat gaat over programma's gericht op ouderbetrokkenheid. Dat gaat over speciale programma's uit Amerika en Zweden die nu specifiek in Rotterdam worden ingezet. Het gaat over een persoonsgerichte aanpak gericht op gezinnen. Het gaat over het Preventief Interventie Team. Het gaat over middelen voor Preventie met Gezag. Dat zijn allemaal middelen waar de Kamer een akkoord op heeft gegeven, middelen ook die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek waarin verklaringen te vinden zijn waarom sommige jongeren vatbaar zijn voor zware criminaliteit. Daarom weten we ook dat deze programma's werken. We hebben immers empirisch onderzoek liggen.

De wijkagenten en de recherche zijn twee verschillende dingen. De wijkagenten zitten in de wijk, in de haarvaten van de samenleving, en vormen daar de oren en ogen die wij nodig hebben. Dit kabinet investeert ook volop in de recherche, ook in deze periode, juist ook voor extra mensen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ook dank aan mevrouw Mutluer. Ik kijk even of er vervolgvragen zijn. Dat is het geval. Allereerst mevrouw Kuik, CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

We weten natuurlijk al langer dat zware drugscriminelen onze samenleving ondermijnen en intimideren. Een burgemeester in Rotterdam heeft een hardere aanpak met betrekking tot de cokehandel. Dat is heel belangrijk. Vervolgens zien we reacties vanuit de raad die wat mij betreft onbegrijpelijk zijn, zo van: laten we het maar wat minder hard aanpakken, want we zien nu een golf van geweld. Natuurlijk niet, we moeten zulke burgemeesters ondersteunen! Hoe kunnen we deze burgemeester meer ondersteunen in het tegengaan van deze criminaliteit en het beschermen van mensen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat het ontzettend belangrijk is om, naast alle middelen — ik noemde ze net in antwoord op de vraag van mevrouw Mutluer — die we beschikbaar hebben gesteld om te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden of om ze vroegtijdig eruit te halen, de verdienmodellen te doorbreken. De Rotterdamse haven is daarbij heel belangrijk. Samen met de burgemeester trekken we op om ervoor te zorgen dat we het hele havengebied, inclusief iedereen die daar werkt, veel beter beschermen. Dat doen we door een haven-vog, het beter in kaart brengen van de risicofuncties, door screening door de AIVD, door rederijen verantwoordelijk te houden voor hun rol. U heeft mij de afgelopen anderhalf jaar hierover vaak zien debatteren hier in de Kamer. Dat is een stap. We moeten ervoor zorgen dat de criminelen van straat af worden gehaald en vervolgens moeten we ervoor zorgen dat ze vanuit detentie niet door kunnen gaan met hun zaken.

Dan laat ik een heel belangrijke pijler nog even buiten beschouwing: de internationale aanpak. De drugs komen ons land binnen en verlaten ons land weer, want wij zijn niet de markt. Het geld verdwijnt, de drugs verdwijnen — ergens anders wordt er witgewassen en verkocht — maar het geweld blijft in ons land. De manier om dat tegen te gaan — dat ben ik volledig met mevrouw Kuik eens — is je niet laten intimideren. Hoe heftig het ook kan worden — dat kunnen we ons allemaal heel goed voorstellen en sommigen van ons maken het zelf mee — deze strijd zullen wij winnen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank voor dat antwoord. Het is natuurlijk iets wat we samen met de samenleving zullen moeten doen. We zien dat er een zwijgcultuur is, dat de intimidatie mensen echt raakt. In hoeverre gaat de minister bezien hoe we die zwijgcultuur kunnen aanpakken of, laat ik het zo zeggen, doorbreken? We hebben iedereen nodig, we hebben de mensen in de wijken nodig om dit te helpen bestrijden. Hoe gaan we dit doen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is ontzettend belangrijk om — dat doen we ook vanuit het Rijk — in te zetten op het weerbaar maken van onze lokale bestuurders, de ambtenaren die daar werken en noem maar op. Dat is echt een heel belangrijke factor in wat wij samen met verschillende gemeenten doen. Zij kunnen vanuit hun rol ervoor zorgen dat de mensen in de wijken zich veilig genoeg voelen om melding te maken, aangifte te doen of in ieder geval een seintje te geven. In die lijn zal iedereen zich veilig moeten voelen, wetende wat de risico's zijn. Tegelijkertijd is het belangrijk dat we de burgemeesters meer tools blijven geven, dus boven op wat ik allemaal al zei. In het begin noemde ik bijvoorbeeld een aanpassing van 174a van de Gemeentewet, zodat een burgmeester veel sneller kan handelen op het moment dat er sprake is van explosieven, wapens of vuurwerk dat als wapen wordt ingezet. Dus niet alleen weerbaar maken, maar ook ervoor zorgen dat je ernaar kunt handelen, dat je kunt laten zien dat misdaad niet loont. Op deze manier zullen de rijen moeten blijven sluiten.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Als je er even goed over nadenkt, is wat er aan de hand is toch totaal ridicuul? Iedereen in dit land heeft recht op een veilige straat en wijk, maar in Rotterdam is dat gewoon niet het geval. Ik prijs dan ook de burgemeester en iedereen daaromheen, waaronder de politie in Rotterdam, die doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat het veilig is. Ik ben zeer gemotiveerd om de wet over een sluitingsbevoegdheid voor burgemeesters te behandelen, waar de minister het net over had, maar ik wil haar vragen of er nou andere zaken zijn die verbeterd kunnen worden. Ik denk dan vooral aan de informatiepositie van een burgemeester, zodat er aan de voorkant effectiever kan worden opgetreden en men weet wat er aan de hand is. Ik denk ook aan de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Ik denk überhaupt aan het delen van informatie tussen politie en de gemeenten. Wat is daarin nou nog aan winst te behalen om dit te voorkomen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Om te beginnen sluit ik heel graag aan bij de woorden van mevrouw Michon-Derkzen over alle steun en het prijzen van de burgemeester, alle ambtenaren daar, de politie en iedereen die erbovenop zit, van de boa's tot de sociale partners, om ervoor te zorgen dat de rust weer wederkeert. Dat doen zij heel deskundig en op een manier waarvoor we alleen maar respect kunnen hebben. Over informatiedeling hebben we hier vaker met elkaar gewisseld. Het klinkt weinig sexy, maar ondertussen is dit wel de sleutel. Alleen maar meer mensen erop zetten is niet de sleutel; de sleutel is dat mensen met elkaar de informatie kunnen delen die ze moeten kunnen delen. Wij hebben hier ook flinke stappen op gemaakt. We hebben bijvoorbeeld de Wet Bibob kunnen uitbreiden met extra stappen waardoor er meer informatie gedeeld kan worden. De Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden — soms is het volledig uitspreken net zo ingewikkeld als de afkorting ervan — ligt in de Eerste Kamer. Ik hoop dat die snel wordt behandeld en dat die het ook haalt. Dat is de manier om ervoor te zorgen dat de deskundigen die voor ons bezig zijn om ons veilig te houden dat ook daadwerkelijk kunnen doen. Mijn zorg daarbij is de volgende. Als we dat hier zo zeggen, zal iedereen het daarmee eens zijn, maar op het moment dat er een voorstel ligt, krijg je er allerlei ideeën bij toegevoegd die gewoon niet kloppen met een dergelijk wetsvoorstel. Dan wordt er gedaan alsof we elke goede burger in de gaten zouden willen houden of achter elke voordeur zouden willen kijken. Dat is niet zo, maar we moeten wel zorgen dat onze diensten de middelen hebben om ons veilig te houden.

De voorzitter:

Dank u wel. De wetsbehandeling volgt nog.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, zeker.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik woon in de stad die momenteel "de explosiehoofdstad van Nederland" wordt genoemd. Dat is niet voor niks, want er waren 50 explosies dit jaar; dat is bizar en ongekend. Het is niet zo dat er in andere steden geen explosies plaatsvinden, maar dit is … Het leidt ook tot grote vraagtekens. Je ziet verschillende analyses over waar dit vandaan komt en wat erachter zit. Burgemeester Aboutaleb zit daarin toch op een andere lijn dan de politie. Daar wordt terecht over gedebatteerd in mijn stad, Rotterdam. Maar ik weet in ieder geval dat toezicht en aanwezigheid van toezicht in de straten cruciaal is. Daar hebben bewoners ook erg veel behoefte aan. Ik zie dat de wijkagent en wat die ziet en wat die opvalt daar inderdaad heel belangrijk in is. Dat zie je ook bij de boa's, maar de marechaussee is natuurlijk ook een instantie die kan helpen bij het beschermen van objecten, zoals u weet.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Eerdmans (JA21):

Zou het een oplossing zijn om de KMar, de marechaussee, in te zetten om grip te krijgen op wat hier gaande is? De tweede vraag die ik heb gaat over de zorgen van bewoners. Eergisternacht in Capelle aan den IJssel …

De voorzitter:

Zullen we eerst de eerste vraag doen?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, dat is goed.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Aan het begin werd er gezegd dat er wordt gedebatteerd over wat erachter zit. Volgens mij is het heel erg belangrijk dat dat vooral wordt onderzocht en dat de feiten op tafel te komen; ik denk dat de heer Eerdmans en ik dat delen. In hoeverre wij dan over die feiten hier kunnen debatteren, zullen we zien, maar vanuit politie en justitie moet in ieder geval goed worden onderzocht wat erachter zit. Wat was de vraag ook alweer? O ja, die ging over de marechaussee. Sorry. Als het op enig moment nodig is om die in te zetten, voor wat voor soort overschrijding van de openbare orde dan ook, dan kan een burgemeester daar een verzoek voor indienen. Dat zal afhankelijk zijn van de situatie; die kan verschillen. Ik denk zelf niet dat dit voor Rotterdam een oplossing is, maar dat ga ik niet vanuit hier bepalen voor Rotterdam. Het is namelijk echt aan de burgemeester en de driehoek om te weten wat daar aan de hand is en wat er nodig is. Ik weet dat de heer Eerdmans dit niet zei, maar je lost dit probleem niet op door zomaar marechaussee op straat of bij bepaalde panden te plaatsen. Je moet erachter komen wat erachter zit en hoe we onze mensen weerbaar kunnen maken. De KMar is altijd beschikbaar en bereikbaar op het moment dat haar bevoegdheden daar van toepassing zouden kunnen zijn en daar ook lokaal om wordt gevraagd. Dus die optie is er binnen bepaalde kaders altijd.

De voorzitter:

Tweede vraag, de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zou een paar auto's van de KMar door de straten van Rotterdam niet heel verkeerd vinden in het kader van de toezichtfunctie. Mijn tweede vraag gaat over bewoners. Eergisternacht in Capelle aan den IJssel is een benzinebom bij een woning ontploft. De mensen waren niet eens wakker geworden en lijken er ook geen rol bij te hebben gespeeld. Zij waren vooral het slachtoffer. Mijn punt is: wat gebeurt er met die buurt? Die bewoners willen graag eens vragen wat er aan de hand is. Ik mis eigenlijk gewoon de aanwezigheid van politie of handhaving, waarbij men aanwezig is in die straat met een post. Dat is ook een beetje als veilige haven, zodat mensen weten dat de sterke arm daar hun vriend is en in control is. Is dat niet een goed signaal om neer te leggen bij de burgemeester dat ervoor gezorgd moet worden dat in de buurten waarin men opgeschrikt wordt door die explosies — dat heeft echt mega-impact — mensen de service wordt gegeven om vragen te kunnen stellen aan de politie?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is inderdaad een lokale aangelegenheid. Daarom vroeg de heer Eerdmans ook of ik dat bij burgemeester Aboutaleb kan neerleggen. Ik ken burgemeester Aboutaleb als niet alleen een hele daadkrachtige burgemeester, maar ook als een burgemeester die zeer veel oog heeft voor zijn inwoners en voor wat er met hen gaande is. In mijn gesprekken met hem zal ik dus zeker vragen hoe hij daarmee omgaat en waar mensen terechtkunnen met hun zorgen. Ik ken burgemeester Aboutaleb niet anders dan dat hij dat goed heeft geregeld op lokaal niveau, maar ik zal dat graag aankaarten in de reguliere gesprekken die ik met hem heb.

De voorzitter:

Kan de minister de Kamer daar ook over informeren?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Even denken. Dat ga ik doen. Laat ik nu zeggen dat ik dat ga doen in de halfjaarrapportage over de politie, omdat die met enige regelmaat komt en omdat we daarin sowieso kunnen stilstaan bij het fenomeen dat op dit moment aan de hand is. Maar als het gaat om een aparte brief: ik heb niet op die manier een apart gesprek hierover.

De voorzitter:

Maar in de rapportage …

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daarin zal ik in ieder geval ingaan op het fenomeen waar we het vandaag over hebben gehad. Laat ik het even wat algemener doen, zonder daar opeens een hele zware toezegging van te maken omdat ik die niet ga waarmaken.

De voorzitter:

U komt er in ieder geval op terug in de rapportage.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nog even hierop. Dit was ook een van mijn vragen: wat doet de minister met de nazorg? Ik weet dat het een lokale aangelegenheid is, maar ik heb inderdaad ook wel behoefte eraan om te weten hoe die buurten worden meegenomen en welke afspraken daarover worden gemaakt met burgemeesters. Dit speelt immers niet alleen in Rotterdam, maar ook in Amsterdam en straks wellicht ook in andere gemeenten. Ik kan me best voorstellen dat de minister daar ook een bepaalde rol in speelt of dat in de gesprekken met de burgemeester aan de orde stelt en daar een terugkoppeling van geeft. Ik zou het dus op prijs stellen als ze dat toezegt en daar in een lichte vorm — dat mag ze zelf bedenken — op terugkomt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga het echt algemener doen dan wordt gevraagd. Het gaat over het fenomeen, want ik kan burgemeesters niet vertellen hoe zij dat moeten invullen. Maar zo hoor ik de vraag ook niet. Het is meer de zorg delen die ook in de Kamer leeft met betrekking tot al die mensen in die wijken overal in het land waar dit kan gebeuren. Elke burgemeester zal daar op z'n eigen manier mee omgaan. Ik kan dan inderdaad in algemenere zin over het fenomeen terugkoppelen. Volgens mij komt dat dan overeen.

De voorzitter:

Dank. Ik wil de minister van Justitie en Veiligheid danken voor de beantwoording. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Dan starten we met het afscheid van een tweetal collega's.

De vergadering wordt van 14.44 uur tot 15.02 uur geschorst.

Naar boven