3 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik heb nog een aantal mededelingen.

Ik stel voor als commissies bedoeld in artikel 7.19, tweede lid, en artikel 7.22, derde lid, van het Reglement van Orde aan te wijzen:

  • -de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten;

  • -de commissie voor de Werkwijze;

  • -de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven;

  • -de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

Ik stel voor de Miljoenennota, de Najaarsnota en de Voorjaarsnota in handen te stellen van de vaste commissie voor Financiën.

Voorts stel ik voor de voorstellen van begrotingswetten, alsmede de ontwerpslotwetten met de rapporten bij de rekening van de Algemene Rekenkamer en de suppletoire begrotingsvoorstellen naar aanleiding van de Voorjaarsnota en de Najaarsnota in handen van de desbetreffende vaste commissies te stellen.

Ik stel voor dat:

  • -de begrotingshoofdstukken I, IIA, IIB en IIIA tot en met C en de begrotingen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds in handen worden gesteld van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken;

  • -de begroting van het Infrastructuurfonds en van het Deltafonds in handen worden gesteld van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat;

  • -de begroting van het Defensiematerieelfonds (K) in handen wordt gesteld van de vaste commissie voor Defensie.

Ten slotte stel ik voor de wetsvoorstellen samenhangende met het Belastingplan in handen te stellen van de vaste commissie voor Financiën.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Zoals eerder besloten, start de Kamer morgen — ik kijk even — om 10.15 uur met de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik zie iedereen, in ieder geval de woordvoerders, morgen terug in deze Kamer. Dank u wel voor uw aanwezigheid. Nogmaals dank aan de minister van Financiën, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis.

Naar boven