3 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 ( 35570-XVII ).

De voorzitter:

De Kamer gaat nu debatteren over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2021. Ik heet de minister van harte welkom. Ik tel dertien sprekers op de lijst. Ik zal alle interrupties toestaan met niet meer dan twee termijnen voor een interruptie

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De eerste spreekster is mevrouw Van Weerdenburg van de PVV, die ik bij dezen het woord geef.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dank u wel, voorzitter. U kent de PVV als een partij met principes. Op het thema ontwikkelingshulp zijn wij al vele jaren tekstvast. Wij willen een totale stop op ontwikkelingshulp van overheidswege. Laat Nederlandse burgers zelf bepalen of ze hun zuurverdiende geld aan liefdadigheid willen doneren. De belastingmiljarden die jaarlijks in de bodemloze put van de derde wereld worden gesmeten zou de PVV veel liever in Nederland besteden, aan onze eigen mensen.

Ieder jaar is ons pleidooi in deze vergaderzaal aan dovemansoren gericht. Vandaag voeren wij dit debat echter in een totaal andere maatschappelijke werkelijkheid. Ons land werd begin dit jaar getroffen door de coronapandemie, die het openbare leven volledig tot stilstand bracht. De economie ging tijdelijk op slot. Velen werden ziek of lieten zelfs het leven. Mensen verloren hun baan of zagen hun bedrijf failliet gaan. De economische schade is inmiddels enorm. Amper bekomen van de schrik rollen we nu de tweede golf in, terwijl het einde van de ellende nog niet in zicht is.

Niemand kan becijferen hoe groot de economische en financiële gevolgen uiteindelijk zullen zijn, maar dat ze ons voorstellingsvermogen te boven zullen gaan, staat vast. We gaan een onzekere toekomst tegemoet. Reden temeer waarom het zeer onverstandig is om miljarden aan Nederlands belastinggeld weg te sluizen naar het buitenland. Dat geld is hier nu harder nodig dan ooit.

Dat inzicht had ik graag gezien van dit kabinet en van deze minister. De PVV is dan ook verbijsterd dat de coronapandemie door dit kabinet wordt aangegrepen om juist meer geld over te maken naar de derde wereld. Maar liefst 73 keer is de term COVID-19 verwerkt in de onderbouwing van allerlei bestaande OS-doelen of -programma's. In vrijwel alle beleidsartikelen en begrotingsposten, en bij alle vaste elementen van de linkse bullshitbingo wordt schaamteloos een link gelegd met de coronapandemie. Er is binnen het ministerie zelfs een speciale coronataskforce OS opgericht. Dit alles ongetwijfeld onder het motto "never waste a good crisis".

Mevrouw Kuik (CDA):

De PVV is tekstvast. Zo kennen wij de PVV ook. Mevrouw Van Weerdenburg gaf aan dat we een nieuwe werkelijkheid hebben. De covidcrisis laat zien dat we afhankelijk zijn van elkaar, over de hele wereld. Ziet mevrouw Van Weerdenburg, omdat deze nieuwe werkelijkheid er is, dat we afhankelijk zijn van de sterkte van gezondheidssystemen van andere landen?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Als mevrouw Kuik bedoelt dat we afhankelijk zijn van het ic-systeem van Duitsland, dan begrijp ik dat. Maar nee, ik zie dat absoluut niet. Ik zie dat Nederland lijdt. De economie lijdt. Er zijn nu al gigantische financiële gevolgen en we weten niet waar dit gaat eindigen. Ondertussen sluizen we gewoon lekker miljarden weg naar Europa en de derde wereld. Dat is totaal onverantwoordelijk. We zitten hier in het Nederlandse parlement. We moeten oog hebben voor de Nederlandse burger.

Mevrouw Kuik (CDA):

Volgens mij is het correct dat Nederland lijdt. Maar we zien dat de hele wereld lijdt en dat covid de hele wereld over gaat. Mevrouw Van Weerdenburg ziet dat Duitsland helpt. Ziet mevrouw Van Weerdenburg ook dat er andere landen zijn waarin de gezondheidssystemen zo zwak zijn dat het kan terugslaan op de Nederlandse situatie als het daar niet onder controle is? Ziet zij dat het dus verstandig is als Nederland kijkt waar het zijn expertise kan inzetten om die systemen te verbeteren, zodat dit niet terugslaat op Nederland? Want dan zijn we nog verder van huis.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Het zou verstandig zijn geweest als Nederland gewoon zijn eigen gezondheidssysteem op peil had gehouden en niet al die miljarden had bezuinigd op de zorg. Dan zouden we niet hoeven te bedelen bij Duitsland om ic-bedden. Het is echt godgeklaagd dat we nu als modern en rijk land zo in de penarie zitten. Ja, de PVV vindt dat we al die miljarden veel beter hier hadden kunnen besteden. Dit bevestigt de penarie waar we in zitten. Hadden we het maar uitgegeven aan de zorg.

De heer Bouali (D66):

Ik zie een geagiteerde collega van de PVV. Ik blijf het toch altijd een beetje jammer vinden dat u iedere keer die teksten herhaalt die door deze Kamer niet heel breed gedeeld worden. Het is eigenlijk heel jammer dat u daar alleen in staat. Laat ik u dan nog eens wijzen op het feit dat we goed verbonden zijn met de rest van de wereld en laat ik meteen een stapje maken naar het tweede deel van de agenda. We hebben het nu over ontwikkelingssamenwerking — mijn collega van het CDA heeft u daar al op aangesproken — en laat ik dan naar de handelskant gaan. Weet u met hoeveel procent de handel naar beneden is gekelderd in de coronacrisis van de afgelopen maanden? Met 17%. Weet u hoeveel ons dat gekost heeft? 23 miljard heeft ons dat gekost. Dus als wij niet naar het buitenland kijken en de blik naar buiten houden, dan snijdt dat in ons eigen vlees. Met uw verhaal zet u gewoon Nederlandse banen op de tocht. U gooit onze belangen te grabbel; weg ermee! U vergeet gewoon helemaal dat we een mondiale speler zijn en dat Nederland juist groot is geworden door een internationale handelspositie, door heel veel aan OS uit te geven en door ervoor te zorgen dat we internationaal meedoen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Allereerst, de heer Bouali hoeft geen medelijden met mij te hebben, want als PVV'er ben ik gewend een roepende in de woestijn te zijn. Ten tweede trek ik het me aan dat hij mijn verhaal weinig vernieuwend vindt. Ik zal de volgende keer beter mijn best doen. Ten derde zeg ik eerlijk: ik volg u gewoon niet. Kijk, de coronapandemie is ons en de hele wereld overkomen. De handel is omlaaggegaan. Maar ik zie niet in hoe het wegsluizen van miljarden euro's aan Nederlands geld, die wij hier keihard nodig hebben, gaat helpen om de handel op peil te houden. Ik volg dat gewoon echt niet.

De heer Bouali (D66):

Inderdaad, ik denk dat dat uw grote probleem is: u ziet het gehele plaatje niet. Ik ga het u nog een keer proberen uit te leggen. Ik vind het jammer dat u als PVV'er iedere keer vergeet hoe belangrijk het is dat wij die internationale rol pakken en spelen en dat dat ten goede komt aan ons welzijn en onze welvaart. Dat vergeet u helemaal. U focust op een heel klein puntje door te zeggen: we gooien miljarden naar het buitenland. Nee, die miljarden komen juist náár Nederland en ik zeg dat u die te grabbel gooit. U gooit het Nederlandse bedrijfsleven te grabbel, omdat we onze internationale positie dan niet handhaven. U zorgt ervoor dat we een naar binnen gekeerd land worden. U hebt volgens mij al een keer gezegd dat u een soort fantasieophaalbrug wilt ophalen om Nederland helemaal af te schermen. Dat betekent voor Nederland, voor ons land, dat we dadelijk minder welvaart hebben. Ik roep u op om te blijven nadenken over die internationale rol van Nederland. We zijn een internationaal land, met de blik naar buiten, en we hebben heel veel internationale belangen. Die belangen zijn er op handelsgebied en op OS-gebied. Die belangen zijn er medisch, zoals mijn collega van het CDA zojuist zei. Misschien kunt u daar ook eens naar kijken.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Wat ik vooral jammer vind, is dat D66 oog heeft voor zo'n beetje alle belangen van alle landen in de wereld, behalve die van Nederland. En over dit verhaal, dat ik dan zogenaamd niet zou begrijpen: ik nodig de heer Bouali uit om zo meteen even een rondje te lopen over het Plein, langs de horecaondernemers, en om dan hetzelfde verhaal af te draaien en te kijken of zij het wel begrijpen. Want die bedrijven gaan gewoon hartstikke failliet. Hier, in Nederland. Nederlandse bedrijven. Dus dan kunt u wel internationaal handel willen drijven, maar straks hebben we geen bedrijven in Nederland meer over om die handel te drijven. Dus let's agree to disagree dan maar.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We weten dat de PVV graag de grenzen zou willen sluiten en dat vooral de islamisten uit het land gehouden moeten worden. Het is dan wel opmerkelijk dat we hier vorige week nog een debat hebben gevoerd over het bestrijden van ISIS in Syrië en Irak en dat de PVV dan niet thuis geeft. Nu hebben we het over ontwikkelingssamenwerking. Het is de laatste begroting die we hier behandelen, althans, van dit kabinet. Het zou voor de PVV een kans zijn om eens over de schaduw heen te stappen en te kijken wat we als Kamer gezamenlijk kunnen doen om migratiestromen beter te controleren en jongeren misschien wel perspectief te geven via opvang in de regio. Waarom zou dat geen kans zijn? We hebben vaak tegenover elkaar gestaan, maar misschien is dit wel een mooie gelegenheid om samen op te trekken, om perspectieven te bieden voor die jongeren in de opvang in de regio.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Van opvang in de regio is de PVV altijd een voorstander geweest. Alleen hoeven wij dat niet te betalen. Er zijn natuurlijk een heleboel zeer rijke Arabische landen die verder amper een euro spenderen daaraan. De meest effectieve manier om die migratiestromen die richting Nederland gaan het hoofd te bieden, is de grenzen sluiten. Dat is de meest simpele, de meest effectieve en misschien ook wel de meest betaalbare manier.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is toch opmerkelijk. Mevrouw Van Weerdenburg had het net over "ons bedrijfsleven in Nederland, dat toch vooral geholpen moet worden". Als we de grenzen sluiten, dan weten we zeker dat we heel veel bedrijven kapot gaan maken, omdat wij gewoon voor onze handel en economie grotendeels afhankelijk zijn van de in- en uitvoer die we hier bedrijven. Dus dat helpt uw bedrijfsleven niet. En als u zegt "ja, maar, we kunnen die miljarden beter gebruiken", dan moet ik toegeven dat we voor covid, waar mevrouw Van Weerdenburg steeds aan refereert, 150 miljoen uittrekken. U weet dat we voor de zorg 90 miljard uittrekken. Dus ik zou ook aan mevrouw Van Weerdenburg willen vragen: zet het in perspectief. Maar kijk vooral ook even buiten de grenzen. Kijk eens wat we zouden kunnen doen, gezamenlijk misschien, als we meer zouden investeren om die jongeren daar perspectieven te geven. Want alleen op die manier help je feitelijk de mensen die in nood zijn. En misschien voorkom je dan wel — dat is niet mijn doel, maar dat is uw doel — dat je de mensen hier naar Nederland moet halen. Want het dichtdoen, het vergrendelen, van onze grenzen gaat de PVV nooit lukken; dat hebben we de afgelopen twintig jaar gezien.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dat dat niet lukt, ligt natuurlijk ook aan de heer Voordewind zelf en aan de andere partijen hier. Het is niet dat wij daar niet ons best voor doen. De PVV heeft altijd gezegd: wij helpen liever eerst onze eigen mensen. Het is namelijk hun belastinggeld; het is ons belastinggeld. Over redeneringen als "goh, laten we mensen in de derde wereld perspectief bieden" en dat we het zo goed voor ze moeten maken dat ze helemaal geen zin of wil hebben om hiernaartoe te komen, zeg ik: er is niet genoeg geld in de wereld om armoede op te heffen. Als dat kon, dan zou dat best een goed idee zijn. Het enige wat ik zie en wat de PVV ziet, is dat het hier wegvloeit, terwijl we het hier hard nodig hebben. Ik ga ervan uit dat de heer Voordewind ook geen kristallen bol heeft en uiteindelijk een cijfer kan noemen waar dit op uit gaat draaien voor Nederland, want voorlopig zitten we nog in die crisis. En de financiële gevolgen worden alleen maar erger.

De voorzitter:

Mevrouw Van Weerdenburg, vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ja, voorzitter. Ik was gebleven bij "never waste a good crisis". Ik vind het kwalijk; de PVV vindt het kwalijk. Ik zou de minister willen herinneren aan artikel 20, lid 1, van de Grondwet waaraan zij trouw heeft gezworen bij haar installatie. Daarin staat dat de overheid zorg dient te dragen voor de bestaanszekerheid van de bevolking. Voor de duidelijkheid, hier wordt de Nederlandse bevolking mee bedoeld. Dat minister Kaag sowieso weinig boodschap heeft aan de Grondwet, hebben we kunnen zien toen zij het handelsverdrag CETA zonder de tweederdemeerderheid door de Tweede Kamer ramde.

Toch wil ik de minister vragen om nog eens heel goed te kijken naar de begroting, zodat zij ons morgen bij de beantwoording kan laten weten welke begrotingsposten geschrapt of tijdelijk bevroren kunnen worden, in ieder geval totdat er meer duidelijkheid is over de uiteindelijke financiële gevolgen van de coronacrisis voor Nederland.

Voorzitter. De PVV hoopt dat dit de laatste begroting van minister Kaag is. Overigens hoopt ze dat zelf ook. Want na drie jaar ministerschap is ze toe aan het Torentje, vindt ze zelf. Lyrisch was links Nederland toen zij aankondigde het land te willen leiden. De heilige Sint Sigrid, afgedaald naar het gepolariseerde gepeupel in de polder. Ze is de lieveling van links, de deftige diva van de deugbrigade en de Wonder Woman van woke Nederland. Deze messias van de mondialisering gaat ons, bange burgers, redden van radicaal rechts, en dat in zes talen, hoera! Er volgde kansloze campagnefilms vol fanatische fans, treurige beelden van de topkandidaat in een tokkiewijk. Idiote interviews met de boodschap: draagvlak is voor Dummies en populisme voor paupers.

Voorzitter. Mevrouw de meertalige minister heeft geen idee wat er leeft onder Nederlanders op straat. Ze komt er ook alleen als ze campagnefoto's gaat maken of als ze er de secretaris-generaal van de Verenigde Naties moet rondleiden. Begrijp me goed, ambitie is een nuttige eigenschap in de politiek. Een beetje branie kan ik ook waarderen. Wanneer dat echter omslaat in grootheidswaan, dan is het de plicht van elke parlementariër om de minister hier een broodnodige realitycheck te geven. Ik heb vandaag dan ook een grote spreekwoordelijke spiegel meegenomen. Want als ik de afgelopen drie jaar van haar ministerschap bekijk, dan zie ik geen prestaties die een dergelijke grootheidswaan rechtvaardigen. Integendeel.

Voorzitter. Een korte bloemlezing. Helemaal in het begin hadden we het schokkende rapport over misbruik door Oxfammedewerkers in Haïti, die daar met hulpgeld feestjes vierden met minderjarige prostituees. Heel daadkrachtig liet de minister hulporganisaties naar de overlegtafel komen en plechtig beloven dat dit nooit meer zou gebeuren. Ze ging vervolgens over tot de orde van de dag. Er werd geen enkele subsidie ingetrokken en er volgden geen consequenties voor de GroenLinksers die dit rapport bij Oxfam Novib in een diepe la hadden verborgen. Toen de PVV daar vraagtekens bij zette, werd de minister pas boos. Ze maakte zich drukker om eventuele reputatieschade van toenmalig Oxfam Novib-directeur Farah Karimi dan over de misbruikte minderjarige meisjes op Haïti. Dan was er de miljardenfraude met hulpgelden in Mali, waar ook 265 miljoen euro Nederlands belastinggeld verdween, ongetwijfeld beland in de diepe zakken van de Malinese machthebbers. Minister Kaag zette alles op alles om dit uit de openbaarheid te houden, om daarna de Kamer op het verkeerde been te zetten door een fictief risicoaandeel voor te rekenen, zodat het leek alsof er "slechts" 13,7 miljoen Nederlandse euro's waren verdwenen, om daarna in een achterafzaaltje toe te geven dat het slechts een inschatting was geweest. Geen excuses aan de Kamer. De geldkraan naar Mali staat nog steeds open.

Een ander triest dieptepunt. Recent werd duidelijk dat met Nederlands hulpgeld meermaals terroristen zijn gefinancierd. Bij een aanslag van een van die terreurorganisaties werd een 17-jarig Israëlisch meisje gedood. Rina Shnerb was haar naam, in de bloei van haar leven vermoord door Palestijnse terroristen, gefinancierd met Nederlands belastinggeld. De aanslagplegers bleken namelijk salaris te hebben ontvangen uit hulpgeld en liepen zelfs rond met pasjes van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah. Ook hier heeft minister Kaag nog geen enkele subsidie stopgezet. Ze gaat gewoon door met het financieren van terreur. En als klap op de vuurpijl toonde ze zich vooral bezorgd over het lot van de moordenaars van Rina Shnerb na berichten dat ze zouden zijn gemarteld. De minister greep dat nieuwsbericht gelijk maar even aan om op hoge toon Israël de les te lezen. Waanzin.

De PVV concludeert hieruit dat de minister een hele dikke onvoldoende scoort als cijfer voor haar ministerschap. Het verspillen van Nederlands belastinggeld is het enige waar ze goed in is. Geld uitgeven aan de meest stompzinnige doelen, met alle gruwelijke gevolgen van dien. Geld dat voornamelijk naar multilaterale organisaties en ngo's met de juiste activistische agenda gaat, zoals die waar de minister zelf vrijwel haar hele leven werkzaam is geweest. Want laten we wel wezen: daar gaat het natuurlijk in werkelijkheid om. De afgelopen tien jaar ging er zo'n 50 miljard euro Nederlands belastinggeld naar de derde wereld. Die is daar per saldo amper wat mee opgeschoten. Dat vindt men geen reden om de subsidiekraan dicht te draaien. Integendeel, want het is een verdienmodel geworden. Ontwikkelingshulp is misschien ooit begonnen om arme landen te verheffen vanuit het ultieme maakbaarheidsideaal, maar is inmiddels verworden tot een gigantisch werkgelegenheidsproject voor linkse mensen. Het is hun broodwinning. Sigrids grote subsidiecircus: dat is het werkelijke doel.

Voorzitter. Ik hoop vurig dat dit de allerlaatste keer is dat wij in dit huis een OS-begroting moeten behandelen. Want dit wegsluizen van miljarden euro's belastinggeld naar de bodemloze put in de derde wereld voelt in deze crisistijd niets minder dan misdadig. Het is ons geld. Het is nu meer dan ooit nodig in ons eigen land, voor onze eigen mensen, voor onze eigen bedrijven, voor ons eigen voortbestaan. Ik roep de mensen thuis op: ga stemmen in maart. Maak de PVV de grootste. Dan gaan wij dat voor u regelen.

Dank u wel.

De heer Bouali (D66):

Ik struikel toch over het woord "misdadig", want dit kan echt niet, mevrouw Van Weerdenburg. Er ligt hier gewoon een begroting ter tafel, de BuHa-OS-begroting. Daar kunt u wat van vinden. Ik moet zeggen dat dat hele riedeltje van u me helemaal niet beviel. Ik zal u trouwens ook nog even uitleggen hoe het zit, want u zit hier ongeveer net zo lang als ik, drieënhalf jaar. In deze Kamer stemmen wij over verdragen en bijvoorbeeld wetten. Die worden dan door deze Kamer aangenomen. Dat is gewoon heel constitutioneel en heel democratisch. CETA is dus door deze Kamer aangenomen en ligt nu in de Eerste Kamer. Zo werkt het. Zo werkt het ook met de BuHa-OS-begroting. Die ligt hier. Daar praten we over. U kunt daarbij accenten leggen. U kunt vinden dat het geld beter besteed kan worden. Dat is wat anders, maar het is niet misdadig. Het is gewoon een budget dat wij hier met grote steun van deze Kamer willen inzetten om ervoor te zorgen dat de allerzwaksten in de wereld nog een beetje hoop kunnen hebben. Als u dat niet belangrijk vindt, laat ik dat aan u. Ik denk dat een groot deel van deze Kamer dat wel belangrijk vindt. Dat is ook hoe democratie werkt, mevrouw Van Weerdenburg.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik hoor niet echt een vraag. Het gaat natuurlijk weer over de toon, waar D66 over valt. Nou ja, wij vinden het misdadig dat we dit laten gebeuren. Dat is onze kwalificatie daarvoor. Natuurlijk heeft D66 daar een andere kwalificatie voor.

Nog even over CETA. Wij hebben toen gezegd dat de wet een clausule had moeten bevatten dat een tweederdemeerderheid nodig zou zijn, omdat het CETA-verdrag afwijkt van de Grondwet. Wij hebben daar een amendement voor ingediend, samen met de SGP. Bij mijn weten heeft D66 daartegen gestemd, dus dan hoeft u mij niet te verwijten dat wij niet doen wat hier constitutioneel nodig is, want het is D66 die de Grondwet niet heeft gerespecteerd in dezen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Weerdenburg. Dan geef ik het woord aan de heer Weverling van de VVD, nadat het spreekgestoelte weer even gedesinfecteerd is. Meneer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik heb een beetje een kikker in mijn keel. Geen zorgen, ik voel me verder gewoon gezond. In maart dit jaar leek het wel alsof onze geglobaliseerde wereld tot stilstand kwam. Vliegtuigen stonden aan de grond, fabrieken sloten hun deuren en mensen bleven massaal binnen. In een tijd waarin we meer verbonden zijn met elkaar dan ooit, trok iedereen zich terug. Ook de buitenlandse handel werd hard geraakt. In korte tijd verdampte er 23 miljard aan exportwaarde. Onze export nam met 9% af. Veel bedrijven die afhankelijk zijn van onderdelen uit het buitenland kwamen in de problemen. Veel bedrijven die afhankelijk zijn van buitenlandse verkoop liepen tegen beperkingen op.

Inmiddels weten we al een stuk beter hoe we met het virus om moeten gaan, maar niemand weet wanneer deze pandemie over is. Dat betekent dat we nu de lessen moeten trekken uit de coronacrisis. Welke kwetsbaarheden heeft die blootgelegd? Hoe zorgen we ervoor dat wij als handelsland sterker uit deze crisis komen? Als wij Nederland als handelsland sterker uit de coronacrisis willen laten komen, moeten we beginnen met te erkennen hoe belangrijk buitenlandse handel voor ons land is. Dat betekent dat wij een belangrijke positie in de wereld hebben. Dat is wel duidelijk. Niet voor niets gaan onze innovaties en producten de hele wereld over en is de grootste haven van Europa in Nederland te vinden.

Maar waar doen wij dit voor? Buitenlandse handel is geen doel op zich, maar een middel om een doel te bereiken. Dat doel is een welvarend Nederland. Met het geld dat wij met buitenlandse handel verdienen, kunnen we onze welvaart bekostigen. Een derde van onze welvaart is afkomstig van de export en een kwart van de beroepsbevolking is afhankelijk van de export. 91% van de exporterende bedrijven valt onder het mkb. Handel is dus niet iets voor grote multinationals; handel betekent werk voor het mkb, banen voor mensen en de financiering van onze welvaart. Daarom is het zo verbijsterend dat veel partijen in deze Kamer hier makkelijk over denken, alsof de welvaart die vrijhandel ons oplevert ons is komen aanwaaien en we niets hoeven te doen om die vast te houden. De handelsschaamte zit bij deze politici diep. Deze houding beschadigt ons land en beschadigt onze welvaart.

In plaats daarvan moeten we aan de slag om onze handelseconomie nog sterker uit de crisis te laten komen. Dat betekent dat we moeten werken aan een verminderde afhankelijkheid van het buitenland, zoals China, het maken van eerlijke handelsregels en het sluiten van eerlijke handelsverdragen. Het betekent ook dat we moeten werken aan een handelsbeleid dat onze topsectoren en het mkb beter in de etalage zet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ronkende pleidooien van de heer Weverling, zoals we ze van hem gewend zijn. Wij delen, ook al zal dat meneer Weverling misschien verbazen, een heel deel van dat pleidooi. Want natuurlijk is ontwikkeling, mits het eerlijk gebeurt en iedereen ervan kan profiteren, een belangrijk doel. Maar we horen hier ronkende woorden over de toekomst van Nederland en het welbegrepen eigenbelang. Daar hebben we het eerder over gehad, in relatie tot het AIV-advies. Naar aanleiding van dat AIV-advies komt het kabinet eigenlijk met een wat ons betreft — dat hebben we eerder gewisseld — toch teleurstellend compromis. Dan druk ik me nog heel diplomatiek uit. Ik heb hier een brief in handen van de hele polder, ook van VNO-NCW en MKB-Nederland, sectoren waar de heer Weverling net naar verwijst. Die zeggen: het op peil houden van het huidige budget voor OS om met voldoende middelen partnerlanden te ondersteunen, is cruciaal voor de duurzame ontwikkeling. Bij dat ambitieniveau past in geen geval een verlaging van het beschikbare, reeds historisch lage budget voor OS. Ik hoor heel graag hoe de heer Weverling naar deze toch wel duidelijke taal vanuit de polder kijkt.

De heer Weverling (VVD):

Dank dat ook mevrouw Van den Hul inmiddels tot het inzicht is gekomen dat handel inderdaad heel belangrijk is, want daarmee betalen we scholen, onderwijs en heel veel mensen in dit land. Over de brief van de werkgeversorganisaties: volgens mij laat die brief heel duidelijk zien dat hulp en handel hand in hand kunnen gaan en dat dat ook enorm van belang is. Wij hebben de wereld heel veel te bieden en we doen de wereld eigenlijk tekort door dat als twee verschillende zaken te zien, dus hulp als iets aparts en handel als iets aparts. Terwijl dat veel meer samen kan gaan. Volgens mij is dat wat wordt betoogd.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wat hier betoogd wordt, is dat ook bij een geringer bnp, of bni zoals we het hier noemen, het ambitieniveau op peil moet blijven, omdat dat uiteindelijk ons allen gaat schaden. Als het niet goed gaat in de rest van de wereld, gaat het hier ook niet goed. Dat geldt niet alleen voor het OS-budget, dat geldt ook voor het welbegrepen eigenbelang dat voor de VVD zo belangrijk is. Waar deze brief over gaat, is dat het budget niet mag dalen. Dat doet het wel. Dus mijn vraag aan de VVD is: hoe moet ik die twee met elkaar kalibreren?

De heer Weverling (VVD):

Wij zijn een heel vrijgevig land. Ik heb al eens eerder betoogd dat we volgens mij de zevende donor in de wereld zijn. We moeten het wel eerst verdienen voordat we het kunnen uitgeven. Dat zal iedereen onderschrijven, ook in de Malietoren. Laten we gewoon zorgen dat we de economie op peil houden. Er zijn nu eenmaal afspraken gemaakt dat er bij een krimpende economie ook minder geld wordt uitgegeven aan hulp. Want geld wat er niet is, kun je ook niet uitgeven.

De voorzitter:

Nog een interruptie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Afrondend. Ik dacht dat we in drieën mochten interrumperen.

De voorzitter:

Nee, we doen het in tweeën.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

In tweeën? Dan laat ik het hierbij.

De voorzitter:

Meneer Weverling, gaat u verder. O, eerst nog een interruptie van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

De retoriek van de VVD is bekend en dus niet verrassend. Maar toch wil ik inzoomen op wat de heer Weverling aan het einde zei, wat wel hoopgevend is. Hij zei namelijk: we moeten minder afhankelijk worden van China. Is er nou een nieuw realiteitsbesef ingedaald bij de VVD, naar aanleiding van de coronacrisis, toen duidelijk werd dat we niet eens onze eigen mondkapjes kunnen produceren? Die capaciteit hebben we snel opgebouwd, omdat we dachten: we kunnen het wel importeren, maar het is toch wel handig als we dat ook zelf kunnen produceren. Is dat wat de heer Weverling bedoelt als hij zegt: we moeten minder afhankelijk worden van China en misschien ook wel van andere landen als het gaat om strategische producten? We moeten niet alleen op vrijhandel leunen, maar we moeten ook zelf aan onze eigen productiecapaciteit werken.

De heer Weverling (VVD):

Zeker. Ik ben het met de heer Alkaya eens: we moeten daar minder naïef in worden en we moeten goed kijken waar die kwetsbaarheden zitten en dat we die afhankelijkheid verkleinen. Dat wil niet zeggen dat wij voor een protectionistisch handelsbeleid zijn. Maar het gaat wel om een gelijk speelveld. We moeten kijken wat we binnen Europa zelf kunnen produceren.

De heer Alkaya (SP):

We kunnen vaststellen wat we in Europa zelf kunnen produceren. Daar kunnen we onderzoek naar doen, maar we moeten vervolgens ook een mening hebben over wat we in Europa zelf zouden moeten kunnen produceren. Waar zouden we zelf voor moeten kunnen zorgen op het moment dat dat nodig is? Volgens mij had niemand gedacht dat we bijvoorbeeld zo snel en in zulke groten getale mondkapjes nodig zouden hebben. Is de heer Weverling het dus met mij eens dat we ook aan het kabinet moeten vragen wat zijn visie daarop is? Moeten we niet een soort analyse maken van de producten en de productiecapaciteit die we in de afgelopen jaren zijn kwijtgeraakt door vrijhandel? We zouden dat toch eigenlijk zelf moeten opbouwen? We zouden op basis hiervan toch een soort visie op de economie moeten ontwikkelen?

De heer Weverling (VVD):

Interessant. Het lijkt wel of de heer Alkaya mijn spreektekst al heeft gezien. Ik laat hem dus nog eventjes in vertwijfeling achter. Maar mijn collega Veldman heeft er in een initiatief bijvoorbeeld al voor gepleit om voor medische zaken veel minder afhankelijk van het buitenland te zijn en om dat veel meer binnen Nederland en binnen Europa te laten doen. Ik kom daar zo op terug in mijn betoog.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Weverling (VVD):

Als wij Nederland als handelsland sterker uit de coronacrisis willen laten komen, moeten wij naast het erkennen van het belang van wereldhandel, kijken naar onze afhankelijkheden. Want als de impact van de coronacrisis op de wereldeconomie ons één ding heeft geleerd, dan is het wel dat onze handelseconomie kwetsbaarder en afhankelijker is dan we dachten. Die afhankelijkheid gaat niet alleen over de inmiddels bekende voorbeelden zoals mondkapjes, maar is breder. Voor de productie van een aantal kernzaken kunnen we onze afhankelijkheid laten afnemen door een Europees alternatief te verkennen. Dat betekent zeker niet dat we ons terugtrekken achter de dijken en streven naar een protectionistisch handelsbeleid. Het betekent ook niet dat we een einde maken aan de open economie, die ons zo veel welvaart heeft gebracht. Het betekent wel dat we werk moeten gaan maken van eventuele terugvalopties.

Dat is echt nodig. Sommige commentatoren waarschuwen er nu al voor dat de economische positie van China verder wordt versterkt als gevolg van de coronacrisis. De coronacrisis is daarmee een stresstest waardoor onze afhankelijkheden van China en andere landen duidelijk worden. De Europese Commissie is aan de slag gegaan om de Europese afhankelijkheden in kaart te brengen om tot meer strategische autonomie te komen. Mijn vraag aan de minister is welke koers zij hierbij volgt. Is de minister bereid om naast de Europese analyse, een eigen nationaal onderzoek te doen om in kaart te brengen waar onze afhankelijkheden liggen in onze relatie met China? Op welke termijn kunnen we de eerste resultaten verwachten van het SER-advies over de wenselijkheid van een reshoring in de maakindustrie, om zo de concurrentiekracht van onze industrie te verbeteren?

Alleen het erkennen van het belang van wereldhandel en het verminderen van onze afhankelijkheden is niet genoeg om Nederland als handelsland sterker uit de coronacrisis te laten komen. Een van de grootste en belangrijkste uitdagingen daarbij is het realiseren van een eerlijker handelssysteem met gelijke regels en een gelijk speelveld. De VVD is ervan overtuigd dat de Nederlandse economie en het Nederlandse bedrijfsleven veerkrachtig en innovatief genoeg zijn om de internationale concurrentiestrijd te kunnen winnen, maar dat is onmogelijk als je voor het spel begint al met 3-0 achterstaat. Daarom moeten we naar een systeem van eerlijkere handel met een gelijker speelveld toe. Dat is cruciaal voor onze welvaart, want het is niet uit te leggen dat Nederlandse bedrijven minder rechten of meer plichten hebben dan concurrenten in dezelfde sector in het buitenland. Het wordt tijd dat wij in Nederland en in Europa onze naïviteit afschudden.

Een van de voorbeelden waarin de ongelijkheid van het speelveld pijnlijk duidelijk wordt, is de aanbestedingsmarkt. De Europese aanbestedingsmarkt is de meest open aanbestedingsmarkt ter wereld. Dat lijkt logisch: hoe meer biedingen, hoe beter de uiteindelijke prijs en kwaliteit. Maar hoe open onze eigen aanbestedingsmarkt ook is, voor Europese bedrijven in andere landen blijft de deur potdicht. Intussen worden deze bedrijven ook op de Europese markt weggedrukt omdat veel landen buiten Europa hun bedrijfsleven met staatssteun helpen en zo in staat stellen onder de kostprijs te bieden in Europa. Dat kan zo niet langer. Wij worden uitgekleed door onze eigen naïeve houding.

De belangrijkste oplossing voor dit ongelijke speelveld is het IPI, het International Procurement Instrument, waarmee kunstmatige oplossingen en opslagen boven op oneerlijke biedingen gerekend kunnen worden. Het is goed dat het kabinet nu ook pleit voor een stevigere invulling van dit instrument. Pleit het kabinet ook voor het volledig uitsluiten van bepaalde biedingen om zo bedrijven te weren die geopolitieke of strategische redenen hebben om hier actief te worden en die het helemaal niet om de winst te doen is? Het is zaak dat dit proces zo snel mogelijk wordt afgerond. Wat is de stand van zaken van het IPI? En wat doet de minister om een doorbraak te forceren?

De openbareaanbestedingsmarkt is niet het enige terrein dat schreeuwt om eerlijkere regels. Ook op terreinen waarbij wij in Nederland regels aan onze ondernemers opleggen of onze ondernemers proberen te helpen is het belangrijk dat we een gelijk speelveld blijven nastreven. Een voorbeeld hierbij is het beleid rondom internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De VVD erkent het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar streeft ernaar dat internationale regels op dit vlak alleen in Europees verband gemaakt worden. Deelt de minister die analyse?

Een ander terrein waarbij een gelijk speelveld van cruciaal belang is, is het nieuw op te richten Invest International. Door middel van Invest International kunnen en moeten we onze ondernemers in staat stellen om op internationaal vlak te concurreren. Dat betekent dat Invest International ook grotere projecten moet financieren en zich in moet zetten om toegang tot concessionele financiering te verbeteren om zo mondiaal concurrerend te zijn. Is de minister het hiermee eens en, zo ja, deelt zij de mening dat de maximale projectomvang van Invest International omhoog moet?

Nergens is het ongelijke speelveld zo groot als in onze handelsrelatie met China. De voorbeelden zijn talloos en al vaak besproken. Het continu schenden van intellectueel eigendom van Nederlandse bedrijven, waardoor ondernemers nu zelfs wordt aangeraden om bij belangrijke vergaderingen hun telefoons uit te zetten. Het al benoemde probleem van kunstmatig lage openbare aanbestedingen. Het Chinese monetaire beleid, dat afhankelijk is van politieke wensen en dat gebruikt wordt om de Chinese exportpositie kunstmatig te verbeteren. De Chinese status van ontwikkelingsland in de WTO, waardoor China bijzondere voordelen kent ten opzichte van andere landen. Het is daarbij belangrijk om te realiseren dat wij niet alleen afhankelijk zijn van China, want China is ook afhankelijk van ons. Zonder de toegang tot onze aanbestedingen geen kunstmatig lage biedingen om strategisch marktaandeel te veroveren. Zonder goedkope Alibabaproducten die ongehinderd naar Nederland vloeien geen vraag naar Chinese productie. Zonder naïviteit als het aankomt op industriële spionage geen diefstal van ons intellectueel eigendom.

Die wederzijdse afhankelijkheid is daarmee ook een wapen dat we kunnen en moeten inzetten om eerlijkere handelsregels te realiseren. Dat kunnen wij als Nederland niet alleen. Het is zaak dat we daarin een brede alliantie smeden van gelijkgestemde liberale markteconomieën. De politieke onzekerheid in de wereld belemmert dat, maar moet geen reden zijn om hiermee te wachten. Is de minister bereid om na te denken over hoe zo'n brede internationale coalitie gebruikt zou kunnen worden om door middel van proportionele tegenmaatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van tarieven of uitsluiting bij aanbestedingen, China te bewegen om veel van de oneigenlijke voordelen die het land nu geniet op te geven en het dus stopt met de status van ontwikkelingsland?

Een sterk handelsland spreidt zijn kansen en stelt zo veel mogelijk ondernemers in staat om de internationale markt op te gaan. Dat betekent dat het mkb een centrale rol in onze handelsbevordering moet krijgen, want 99% van ons bedrijfsleven valt onder het mkb. Als we sterker uit deze crisis willen komen, moeten we ook hen in staat stellen om markten te openen en te vinden. Dat kan op twee belangrijke manieren: de informatievoorziening richting het mkb versterken en meer ondersteuning bieden aan ondernemers die de stap willen zetten. Uit onderzoek blijkt dat met name mkb'ers een enorme behoefte hebben aan duidelijke informatievoorziening. Nu veel grenzen weer dichtgaan wordt die behoefte aan duidelijkheid almaar groter. Kan de minister toelichten hoe de overheid beter in die behoefte kan voorzien? Ondanks de inzet op versimpeling ervaren veel ondernemers het financieringsinstrumentarium nog altijd als verwarrend en complex. Veel ondersteuning is bovendien gericht op exportbevordering in plaats van het internationaal vermarkten van kennis of diensten. Is de minister bereid om te onderzoeken hoe financiering voor het mkb beter internationaal toegankelijk kan worden gemaakt?

Voorzitter, tot zover waarmee wij ons geld verdienen: de buitenlandse handel. Het tweede deel van mijn verhaal gaat over een beleidsterrein waarop men vooral geld uitgeeft: ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen op het gebied van buitenlandse handel moeten we leren van de coronacrisis, maar ook als het aankomt op ontwikkelingssamenwerking heeft corona een aantal zaken blootgelegd. De VVD pleit al sinds jaar en dag voor transparante en effectieve ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zal het budget de komende jaren flink gaan dalen. Daarmee is een gefocust beleid noodzakelijker dan ooit. Effectieve en transparante ontwikkelingssamenwerking moet onze doelstelling zijn. Wij zijn een van de weinige landen waarin hulp en handel gecombineerd worden op één ministerie. Om dat echt tot een succes te kunnen maken, moeten deze twee aparte werelden veel meer één worden. Daarom moeten we de kennis en kunde van ons bedrijfsleven veel slimmer inzetten. Dat kan bijvoorbeeld bij het zelfvoorzienend maken van ontwikkelingslanden. De coronacrisis heeft ons geleerd hoe belangrijk het is om zelfvoorzienend te kunnen zijn. Dat geldt in de eerste plaats voor de meest basale levensbehoeften, zoals water, zaden en voedsel. Dit zijn ook precies de punten waarin Nederland een enorme expertise heeft. Het is dan ook oneindig zonde dat we die expertise niet voldoende delen.

Helaas is de handelsschaamte ook hierin doorgedrongen. Ons eigen bedrijfsleven wordt nauwelijks in de positie gezet om een bijdrage te leveren aan ontwikkelingssamenwerking, terwijl er tal van voorbeelden zijn van westerse progressieve landen die op een veel slimmere manier hun ontwikkelingssamenwerking koppelen aan waar hun economie sterk in is en onderscheidend vermogen in heeft. Die valse bescheidenheid is misplaatst, onnodig en contraproductief. Deelt de minister dat het, zeker nu we sterker uit de coronacrisis willen komen, zaak is om de taboes op dit punt overboord te zetten en eindelijk te gaan kijken naar voorbeelden uit landen zoals Zweden, Duitsland en Frankrijk, waarmee we door middel van verbonden hulp bedrijven uit onze topsectoren kunnen inzetten om ontwikkelingslanden zelfvoorzienend te maken, dus door middel van hulp en handel in één hand?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik heb een simpele vraag. Waarom is de VVD eigenlijk voor ontwikkelingshulp van overheidswege? Waarom laat u dat niet over aan particuliere burgers? U zei net zelf dat Nederland een heel vrijgevig land is. Dat klopt. In internationale vergelijkingen staan we in de top, soms zelfs bovenaan. Na de aardbeving in Haïti stond Nederland zelfs op de tweede plek qua particuliere giften. Ik zou denken dat u dit als liberaal juist bij de Nederlandse burgers laat.

De heer Weverling (VVD):

Ik ga voor een groot gedeelte mee in wat mevrouw Van Weerdenburg zegt. Wij vinden wel dat noodhulp echt een zaak is van onze overheid en dat wij de noden in de wereld niet aan ons voorbij moeten laten gaan. Alleen kun je met elkaar natuurlijk nog discussiëren over wat de definitie van "noodhulp" is. Van het budget voor ontwikkelingssamenwerking gaat nu inderdaad nog heel veel geld naar heel veel andere zaken dan alleen naar noodhulp.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ja, dat is de linkse bullshitbingo, zoals ik die genoemd heb. Het is goed om te horen dat de VVD daar ook verbetering in wil. Het is natuurlijk ook zo dat lastenverlichting ook correleert met een hogere vrijgevigheid van particulieren. Dat zou dus ook nog een oplossing zijn. Maar goed, zullen we misschien samen een motie indienen om deze miljardenverspilling eens een keertje te beëindigen?

De heer Weverling (VVD):

Ik ga in ieder geval uw moties met heel veel interesse lezen. Ik verwacht dat het deze kabinetsperiode niet tot de mogelijkheden behoort om die moties daadwerkelijk te steunen. U heeft het over lastenverlichting. Er zijn natuurlijk al vele belastingverlagingen geweest. Daarnaast hebben we vanuit de overheid ook al heel veel andere bijdragen gedaan om de coronacrisis door te komen. Wat ons betreft zou ontwikkelingssamenwerking specifieker op noodhulp gericht moeten zijn. Daarnaast moeten hulp en handel veel meer als één worden gezien. Dat was mijn betoog van zojuist. Wat zijn de goede punten van Nederland? Hoe kunnen wij de wereld eigenlijk helpen? Eigenlijk vinden we dat we de wereld tekortdoen door dit niet nog meer in de etalage te zetten.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik word toch even getriggerd door het specifieker inzetten op noodhulp. Is de heer Weverling het niet met mij eens dat noodhulp vaak voor de korte termijn is en dat we ook structureel moeten nadenken over hoe we mensen perspectief bieden, ook om te voorkomen dat mensen daar geen perspectief hebben en dat zij daarom naar een ander land gaan? Want dat is ook niet wat de VVD wil. We moeten volgens mij bijvoorbeeld ook helpen om meisjes naar school te laten gaan.

De heer Weverling (VVD):

Waar het om gaat is dat een land, welk land ter wereld ook, gebaat is bij een goed werkende democratie en een goede economie. Bij die economie is het heel erg van belang dat mensen zelfvoorzienend zijn, dat zij zelf hun voedsel kunnen produceren. Nou, dat is iets waar wij in Nederland gelukkig heel goed in zijn. Gelukkig is er het mooie programma Seed NL. Wereldwijd komt 40% van de groentezaden uit Nederland. Daarbij doen we het dus al heel goed. Verder doen we het natuurlijk heel goed in de land- en tuinbouw. En dan heb ik het niet zozeer over het exporteren van producten, maar wel over het exporteren van kennis en kunde. Als we landen daarmee kunnen helpen, dan zou dat mijn voorkeur hebben.

Mevrouw Kuik (CDA):

Volgens mij is het ook heel slim om je expertise te gebruiken en andere landen daarmee te helpen. Maar het is ook wel handig dat mensen oorzaak en gevolg kennen en daarvoor is educatie gewoon een heel belangrijke stap. We zien dat die in landen soms heel zwak is. Ik hoop wel dat de heer Weverling het met mij eens is dat het belangrijk is om ook in dat soort zaken te investeren en om dus niet alleen maar te kijken naar noodhulp, maar ook naar een structurele verbetering.

De heer Weverling (VVD):

Ik snap wat mevrouw Kuik zegt. Natuurlijk is het terugdringen van migratie voor ons een heel belangrijk punt. Maar goed, uiteindelijk kunnen wij met 17 miljoen mensen niet een wereldbevolking van 9 miljard mensen van dienst zijn. Daar zit dus altijd eigenbelang in. Helaas is onze economie door de coronacrisis krimpende. Daardoor is er minder geld beschikbaar en is er dus ook minder geld beschikbaar voor ontwikkelingssamenwerking.

De heer Bouali (D66):

Ik wil hierover toch even verder debatteren met de heer Weverling om de eenvoudige reden dat ik hem ken; we zitten inmiddels al weer een tijdje samen in de coalitie. Hij zei net al een beetje trots dat we vaak in de toptienpositie zitten, ook als het op OS aankomt. Ik wil graag dat de heer Weverling ook reflecteert op al die thema's en agendapunten inzake ontwikkelingssamenwerking. Het gaat dan bijvoorbeeld over rechtszekerheid — ervoor zorgen dat we in bepaalde landen samenwerken en de justitiële keten versterken — over het opvangen van vluchtelingenkinderen, over ervoor zorgen dat het onderwijs in bepaalde gebieden wordt verstevigd. Uiteindelijk is een goede rechtszekerheid in heel veel landen toch ook wel een beetje in het Nederlands belang. Toch, meneer Weverling? Een goede justitiële keten zorgt er ook weer voor dat het Nederlandse bedrijfsleven het daar goed doet, om dan maar in uw straatje te spreken. Wat mij betreft doen we dat ook omdat we graag mensen willen helpen, maar dat we die landen een handje helpen past ook in uw straatje, want daar heeft Nederland ook voordeel bij.

De heer Weverling (VVD):

In zekere zin kan ik wel beamen wat de heer Bouali zegt, maar ik heb, geloof ik, niet gezegd dat ik enthousiast ben over het gegeven dat wij in de top tien staan met het uitgeven van ontwikkelingsgeld. We zijn de zeventiende economie van de wereld. Als we nou ook eens de zeventiende donor worden, dan vind ik dat al veel beter te verantwoorden. Dan kunnen we nog tien plaatsen inschikken en dan kunnen we als klein land ook nog trots zijn. De heer Bouali benoemt zaken rond de rechtszekerheid. Zeker, daar heeft hij gelijk in. Daar heeft dit kabinet, denk ik, een goed beleid voor. Voor de landen die daar belang bij hebben en waar wij belang bij hebben, is het beleid goed te noemen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Weverling (VVD):

Dank u. Niet alleen ons nationale beleid moet effectiever, ook het Europese ontwikkelingsbeleid is nog veel te versnipperd en kent niet de juiste prioriteiten. Ieder jaar worden er meer rapporten van onafhankelijke toezichthouders zoals de Europese Rekenkamer gepubliceerd, waarin ons wordt aanbevolen om effectiever te gaan werken. Het heeft veel meer zin om in plaats van talloze kleine projecten een beperkter aantal projecten uit te voeren waarin de focus ligt op economische ontwikkeling. Eisen aan corruptiebestrijding zijn daarbij noodzakelijk om de economische ontwikkeling nog verder te stimuleren. Kan de minister toezeggen dat zij zich er tot het uiterste voor zal inspannen dat de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer op deze punten een-op-een worden overgenomen in het Europese beleid?

Naast effectief beleid moet ook transparantie een speerpunt zijn. Mensen hebben het recht om te weten of hun belastinggeld wel op de juiste plek terechtkomt. In het afgelopen jaar is dit een aantal keer fout gegaan. Om zulke misstappen te voorkomen, is volledige transparantie noodzakelijk. Welke lessen trekt de minister uit de voorbeelden van onjuist besteed ontwikkelingsgeld die we in het afgelopen jaar hebben zien langskomen? Welke verbeteringen gaat zij maken aan het systeem van checks-and-balances voordat subsidie wordt uitgekeerd en aan het systeem van het terugvorderen van gelden wanneer dit niet op de juiste plek terecht is gekomen?

Effectieve en transparante ontwikkelingssamenwerking: dat is onze doelstelling. Wij zijn op dit moment een van de meest vrijgevige landen ter wereld. We zullen dat ook na de aanstaande bezuinigingsronde blijven. Helaas wordt die vrijgevigheid ook misbruikt. Sommige ontwikkelingslanden weigeren namelijk nog altijd mee te werken aan het terugnemen van hun onderdanen die geen recht hebben op asiel. Wat de VVD betreft zetten we onze ontwikkelingsrelatie in om die landen te dwingen mee te werken aan terugkeer. Een van de manieren waarop dat kan, is door middel van het post-Cotonouverdrag waarover op dit moment onderhandeld wordt tussen de Europese Unie en Afrikaanse landen. Deelt de minister de mening van de VVD dat Afrikaanse landen met dit verdrag de plicht moeten krijgen om migranten terug te nemen? Zo ja, zegt zij toe dat zij het verdrag niet zal steunen als de afspraken over terugkeersamenwerking onvoldoende concreet en verplichtend zijn?

Wat in ieder geval niet effectief, transparant of in ons eigen belang is, zijn de vele miljoenen die vanuit de begroting van deze minister naar allerlei Nederlandse activistenclubs en ngo's vloeien. Die ngo's zetten dit geld vervolgens in om protesten en procedures te voeren tegen het beleid van diezelfde minister. De voorbeelden zijn talrijk. Denk aan Both ENDS, dat dit jaar voor ruim 9 miljoen euro aan het subsidie-infuus ligt om een strijd te voeren tegen de investeringsverdragen die de minister wil ondertekenen. Denk aan Milieudefensie, dat dit jaar ruim 8 miljoen euro subsidie slurpt en tegelijkertijd met ophitsende en vaak onjuiste informatie het draagvlak voor het handelsbeleid van de minister probeert af te breken. Of denk aan SOMO, dat kennelijk zo weinig draagvlak heeft in de samenleving dat 3 van de 4 miljoen euro inkomsten van de overheid komt. Dat overheidsgeld gebruikt men vervolgens om het Belastingplan van dit kabinet, waarin deze minister zit, onderuit te halen.

Laat één ding helder zijn: de VVD is groot voorstander van tegenspraak. Tegenspraak hoort bij een gezonde democratie. Tegenspraak door kritische campagnes op te zetten of door demonstraties te organiseren, is een grondrecht. Tegenspraak betekent niet dat we alle banden met de desbetreffende organisaties moeten doorsnijden, maar we hoeven onze eigen tegenspraak ook niet in te kopen? Hoe is het te verantwoorden dat dit alles met gemeenschapsgeld gefinancierd wordt? Waarom moet de belastingbetaler meebetalen aan het organiseren van politiek gekleurde tegenspraak tegen het beleid van dit kabinet? Waarom houden wij organisaties in stand die vrijwel volledig afhankelijk zijn van die overheidssubsidie en dus kennelijk onvoldoende steun in de samenleving hebben voor hun boodschap? Mijn vraag aan de minister is: kan zij uitleggen waarom heel Nederland moet meebetalen aan de door de staat gesteunde en gefinancierde kritiek op haar beleid? Heeft het maatschappelijk middenveld in landen waar dit echt onder druk staat, deze subsidie niet veel harder nodig?

De voorzitter:

Ik wijs u er even op, meneer Weverling, dat u door uw aangegeven spreektijd heen bent.

De heer Weverling (VVD):

Ja, ik ga afronden.

De voorzitter:

U gaat afronden, maar ik zie ook dat mevrouw Van den Hul klaarstaat voor een interruptie. Ik geef haar daarvoor nu de gelegenheid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik hoor de heer Weverling plots kuchen. Gezondheid, meneer Weverling!

Er moet me toch iets van het hart. We hebben hier eerder over van gedachten gewisseld of er de degens over gekruist of hoe u het ook zou willen noemen, maar ik vind het toch moeilijk met elkaar te rijmen. Aan de ene kant hoor ik de heer Weverling zeggen: wij zijn zeer voor een maatschappelijke discussie, voor een maatschappelijk debat, voor kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld. En aan de andere kant hoor ik hem zeggen: maar dat gaan wij niet betalen.

De heer Weverling (VVD):

Dat klopt inderdaad. Dat gaan wij niet betalen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Is dat niet behoorlijk hypocriet om te zeggen? Als clubs dingen roepen die de VVD niet welgevallig zijn, dan gaan we dat niet betalen, terwijl als het clubs zijn die wel punten noemen die stroken met de zienswijze van de VVD, we dat wel moeten financieren. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Je kan toch niet kiezen welke tegenspraak je wel en niet wil? Dat is toch cherrypicking?

De heer Weverling (VVD):

Het gaat erom dat we onze tegenspraak niet hoeven in te kopen. Er zijn gewoon projecten die worden gefinancierd om tegenspraak tegen het kabinetsbeleid te organiseren. Dat is niet nodig. Tegenspraak is prima. Als iemand langs de deur wil gaan om te collecteren en daarmee extra budget wil ophalen om nog grotere campagnes tegen het kabinetsbeleid te kunnen voeren, is dat ook prima. We leven in een vrij land. Iedereen mag demonstreren. Dat is echt een heel groot goed. Maar wij hoeven niet, zeker niet in deze moeilijke tijd, met belastinggeld projecten in te kopen waarmee we onszelf heel veel tegenspraak gaan geven. Ik heb net iets gezegd over handelsverdragen. Wij vinden het enorm belangrijk dat die handelsverdragen er zijn, want die gaan indirect ook weer over onze welvaart en zorgen ervoor dat we onze scholen, onze onderwijzers, onze ziekenhuizen en noem maar op, alles wat wij in dit land enorm belangrijk vinden, kunnen betalen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij kopen geen projecten in. Wij subsidiëren het maatschappelijk middenveld. Het is echt een heel wezenlijk punt waar we het nu over hebben. Wij subsidiëren het maatschappelijk middenveld, omdat wij in een beschaafd land leven, dat het belangrijk vindt dat verschillende stemmen worden gehoord. Wij subsidiëren het maatschappelijk middenveld, omdat wij het belangrijk vinden dat er, als wij praten over handelsverdragen, ook ngo's bij zijn die meekijken of de mensenrechten, milieurechten en arbeidsrechten worden geborgd. Heel vaak blijkt dat niet het geval. Daar hebben we die ngo's voor nodig: om ons bij de les te houden, om te zorgen dat het beleid niet alleen door de Malietoren wordt gedicteerd, maar ook wel degelijk geworteld is in ILO-conventies, in milieuafspraken, in OESO-richtlijnen. Ik hoef de heer Weverling er toch niet aan te helpen herinneren hoe schandalig laag de compliance, de naleving, van al die verdragen is, hoe schandalig weinig Nederlandse bedrijven zich houden aan die OESO-richtlijnen? Daar is die tegenspraak voor. En ja, we leven in een beschaafd land, dat die tegenspraak organiseert en inderdaad ook faciliteert. Maar van "inkopen" is echt geen sprake. Dat doet de waarheid echt geweld aan.

De heer Weverling (VVD):

Ik zie dat het mevrouw Van den Hul nogal wat doet. Wij vinden die tegenspraak ook heel belangrijk, maar laten we het even vergelijken. We hebben twee, drie grote partijen, ONL, MKB-Nederland en VNO-NCW, die in de kern opkomen voor het algemeen belang van ondernemend Nederland, voor de ondernemers die nota bene hun nek uitsteken, die mensen in dienst hebben, die iedere maand salarissen moeten betalen. Dat zijn drie organisaties. Als je ziet hoeveel ngo's er zijn die subsidiegeld ontvangen, denk ik dat dat wel een tandje minder kan.

De heer Stoffer (SGP):

Ik sta gewoon met verbazing te luisteren naar de heer Weverling. Hij heeft het over gesubsidieerde tegenspraak enzovoorts. Ik denk dat het best goed is dat we in Nederland hoor en wederhoor hebben, maar als je toch tien jaar aan het roer staat en de grootste partij bent, waarom laat je dit dan gebeuren? Waarom regelt de VVD niet gewoon in een regeerakkoord — dat had al drie of vier keer gekund, volgens mij — dat dat niet gaat plaatsvinden? Ik vind het opmerkelijk dat u hier staat … Ik moet via u spreken, voorzitter. Ik vind het opmerkelijk dat de heer Weverling hier staat te oreren dat dat niet moet, terwijl ik denk: dat kun je als VVD toch gewoon aan de voorkant organiseren en regelen?

De heer Weverling (VVD):

Dat is een goede suggestie, dus dank u wel. Dat zal ik meenemen.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben benieuwd naar het volgende regeerakkoord.

De heer Van Raan (PvdD):

Een vraag aan de heer Weverling. Ik wil het graag even heel scherp hebben. Hij noemde met naam en toenaam een aantal ngo's, maar sprak ook in het algemeen over de ngo's die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen en die de tegenspraak organiseren. Zei hij hier nou net, vijf minuten geleden, dat hij de subsidie daarvoor wil afschaffen?

De heer Weverling (VVD):

Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik vind ook niet dat we de banden daarmee moeten doorsnijden. Volgens mij heb ik dat ook heel duidelijk gezegd. Kijk, die organisaties moeten kunnen bestaan, bij voorkeur van zo min mogelijk overheidsgeld. Ik zou dus vinden: zorg gewoon dat er mensen in het land lid kunnen worden en dan een bijdrage aan zo'n organisatie kunnen doen. Dat vergroot ook het draagvlak. Waar het om gaat is dat er ook subsidies zijn die wij verstrekken, die gebruikt worden om tegen kabinetsbeleid te ageren. Dat is niet iets waarvoor wij gemeenschapsgeld moeten gebruiken. Dat gemeenschapsgeld hebben wij nodig om de gemeenschap te dienen, niet om het kabinetsbeleid tegen te spreken.

De heer Van Raan (PvdD):

De heer Weverling heeft er kennelijk goed over nagedacht. Er is kennelijk een groep ngo's die een type tegenspraak geven waarvan de heer Weverling, waarvan de VVD zegt dat je dat niet zou moeten willen financieren met publiek geld. Zou hij dan bij benadering kunnen zeggen hoeveel die clubs gekort moeten worden? Want hij zegt ook dat hij niet alles eruit wil halen. Gaat het dan naar 10%, of laat hij het afhangen van de rapporten die geschreven worden? Welk mechanisme ziet de heer Weverling voor zich?

De heer Weverling (VVD):

Het gaat erom dat er bij subsidieverstrekking anders gekeken moet worden naar specifieke projecten. Dus het gaat er niet om dat die subsidie totaal van tafel verdwijnt. Het gaat erom dat met subsidiegeld, wat projecten van de Nederlanders krijgen, ook zaken gebeuren die de wereld beter maken en die niet het kabinetsbeleid tegenspreken.

De voorzitter:

Nog een interruptie, meneer Van Raan?

De heer Van Raan (PvdD):

Als het mag graag. Ik dacht dat u zei "in tweeën". Dan ben ik heel nieuwsgierig of de heer Weverling het type projecten kan verdiepen, want hij zei net dat we eigenlijk moeten stoppen met subsidiëren van het type projecten die tegen het kabinetsbeleid ingaan. Zou hij dat nog wat meer kunnen kwalificeren? Ik ben een beetje in verwarring welke projecten hij dan niet meer wil subsidiëren en hoe dat dan gaat werken.

De heer Weverling (VVD):

Nou, volgens mij heb ik heel duidelijk Milieudefensie genoemd, dat tegen de handelsverdragen is. Volgens mij is dat helemaal niet verkeerd. Handelsverdragen hebben we met elkaar nodig om handel te kunnen drijven. Wat ik volgens mij probeer duidelijk te maken is dat we krimpende budgetten hebben en dat we dus moeten focussen. Dat is de kern van het betoog.

De heer Bouali (D66):

Dan bekruipt me toch een beetje het gevoel van de gedachtepolitie, en dat ben ik van de heer Weverling niet gewend. We ondersteunen hier in Nederland en in Europa breed allerlei organisaties, van allerlei politieke kleur. We ondersteunen journalistieke projecten, journalisten, de Farmers Defence Force, boeren. Iedereen krijgt wel ergens subsidie, of in Nederland of in Europa. Wilt u dan inderdaad de kant op gaan dat we gaan controleren vanuit de VVD? Wilt u daar richting aan gaan geven? Of zegt u: ik vind het toch bij nader inzien wel gezond dat we in een land leven waar ook inderdaad subsidies zijn voor organisaties die misschien wat tegengeluid geven aan overheidsbeleid; ik denk dat dat heel gezond is, zoals bijvoorbeeld de vrije media, die we ook met rust laten om ons te controleren?

De heer Weverling (VVD):

Zeker. Dat laatste punt onderschrijf ik natuurlijk volledig. Waar het om gaat is dat wij in een vrij land leven. Dat demonstreren is een groot goed. Daar zijn we misschien niet altijd blij mee, maar het is heel goed dat we dat recht hebben, dat we daar met elkaar voor openstaan, er ook naar luisteren en dat we daar de goede punten uit overnemen om ons beleid aan te passen. Maar waar het wat mij betreft om gaat, is dat we met krimpende budgetten dus niet subsidies moeten geven aan projecten die het kabinetsbeleid tegenspreken, want je kunt het geld maar één keer uitgeven.

De heer Alkaya (SP):

Dit wordt wel een heel opmerkelijk standpunt van de VVD. Laten we het even gaan uitdiepen. Hoe zouden we dat dan moeten regelen? Moeten we dan tegen die organisaties zeggen: u moet vastleggen in uw statuten dat u niet oppositie zult voeren, alleen dan krijgt u geld? Of moeten we onderzoeken die onafhankelijke organisaties doen van tevoren laten goedkeuren door de minister, zodat de minister kan checken "dit is wel heel kritisch, dus dit mag niet naar buiten komen" en dan de subsidies korten? Hoe zou dat dan in de praktijk werken?

De heer Weverling (VVD):

Hoe het in de praktijk zou werken? Er zijn nu om de zoveel tijd tenders waar de ngo's op kunnen inschrijven. Daar wordt reikhalzend naar uitgekeken, want daarmee kan de bedrijfsvoering van de ngo's op orde blijven. Wat mij betreft zijn de ngo's geen doel op zich, maar een middel om een doel te bereiken. Als zij duidelijk hebben welk doel zij willen bereiken, kun je in de subsidieverordening heel duidelijk kijken waar we wel geld aan geven en waar we geen geld aan willen uitgeven.

De heer Alkaya (SP):

Dus dan wil de VVD in de subsidiebeschikking vastleggen: u zult wel onderzoek doen, maar die onderzoeken mogen niet tot onderzoeksresultaten leiden die tegen het kabinetsbeleid zouden kunnen ingaan. Volgens mij is dat een manier van werken die we in dit land niet met elkaar zouden moeten willen. Het zou de heer Weverling sieren als hij dat toegeeft nu hij alle tegenstand hier ziet, en als hij zegt: bij nader inzien is dat eigenlijk onwerkbaar.

De heer Weverling (VVD):

Waarom moet de belastingbetaler dat betalen?

De heer Alkaya (SP):

Omdat je van tevoren niet weet wat er uit zo'n onderzoek komt. Je laat onderzoek doen naar beleidsvelden waarbij je ook andere geluiden belangrijk vindt. Soms komen daar dingen uit waar het kabinet iets aan heeft en soms kunnen daar dingen uitkomen waarvan het kabinet zegt: dat gaat tegen ons beleid in. Je wilt toch niet van tevoren vastleggen dat het ondersteuning van beleid moet en zal zijn? Dan kun je het inderdaad net zo goed niet doen. Daarom roep ik de VVD hierbij op om te erkennen dat dit een fout standpunt is en om te zeggen: dit neem ik terug; wij willen geen land worden waarin we van tevoren aan onderzoeksinstanties opleggen wat het resultaat van hun onderzoek moet zijn.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dat laatste is zeker niet het geval. Iedereen moet kunnen onderzoeken wat hij wil onderzoeken. Maar laat hij daar dan ook zelf de financiën voor zoeken, tenzij het kabinetsbeleid daarin ondersteund wordt. Laten we het nu niet groter maken dan het is. Ik heb het gehad over Both ENDS, dat 9 miljoen euro subsidie krijgt, maar dat dan tegen de investeringsbedragen van dit kabinet gaat strijden. Dat voorbeeld noemde ik. Daar worden wij niet enthousiast van.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dit is natuurlijk koren op mijn molen. Een prachtig betoog van de heer Weverling. Dat doet mij een beetje denken aan mijn motie van vorig jaar, waarin ik het precies hierover had: het met Nederlands belastinggeld subsidiëren van verschillende instellingen, die zich vervolgens verzetten tegen het kabinetsbeleid. Dat wil je natuurlijk niet. Ik heb het nog even nagekeken, maar de VVD heeft die motie toen niet gesteund. Die werd alleen gesteund door de PVV en Forum voor Democratie. Wat heeft u van gedachten doen veranderen? Als ik deze motie opnieuw indien, gaat de VVD die dan dit jaar wel steunen?

De heer Weverling (VVD):

Dan hebben we nog geen meerderheid, meneer Van Haga. Dus helaas.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dat is absoluut een mooie drogreden. Het gaat er niet om of er een meerderheid is. Het gaat erom of u als woordvoerder van de VVD deze motie gaat steunen, die exact in lijn is met uw betoog van zojuist.

De heer Weverling (VVD):

Misschien heb ik zelf wel een motie klaarliggen en wil de heer Van Haga daarin meegaan. Misschien is het goed om nog eens duidelijk te zeggen waar het mij om gaat. Tegenspraak is heel goed. Ngo's hebben een belangrijke rol. Waar het om gaat, is dat we uiteindelijk heel zorgvuldig met belastinggeld moeten omgaan. We willen met dit kabinet allerlei zaken bereiken, zoals handelsverdragen. Wij vinden het dan onwenselijk om zaken te financieren als actievoeren tegen handelsverdragen, want dat belastinggeld kan beter aan andere zaken worden besteed.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik help ook nog even om dit af te pellen, om te kijken hoever we komen. Als we dit zo gaan zien, komen we wel heel dichtbij een Orbaniaanse samenleving en een situatie zoals we die in Hongarije hebben. Neem bijvoorbeeld de media. Bij Op1 krijg je elke avond kritische geluiden tegen het coronabeleid. Vindt de heer Weverling dat we dat soort geluiden ook moeten beknotten? We besteden 600 miljoen aan subsidies voor de media. Vindt de heer Weverling dat we die ook moeten beknotten?

De heer Weverling (VVD):

Het lijkt me verstandig om er geen karikatuur van te maken. Het gaat mij erom dat we het hebben over belastinggeld dat op de begroting staat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daar praten we vandaag over. Mijn betoog van vandaag is: we moeten eerst handel hebben, voordat we het geld kunnen uitgeven aan hulp. Ngo's hebben een belangrijke rol, maar laten we zorgen dat we het geld goed en gefocust uitgeven. Op het voorbeeld van de heer Voordewind ga ik niet eens in. Vrije pers en tegenspraak zijn fantastisch en die moeten we koesteren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, en dat moeten we dus ook blijven financieren, begrijp ik. Dat is dan helder.

De heer Weverling (VVD):

Zeker.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het tweede is dan natuurlijk: wat doen we met de organisaties die van ons subsidies krijgen voor bepaalde doelen in andere landen, maar met hun particuliere geld kritisch zijn over bijvoorbeeld CETA of Mercosur? Koppelt u zo'n subsidie daar straks aan? Zegt u dan: ja, je mag het voor dat doel geven, maar dan moet je verder wel je mond houden en niet kritisch zijn ten opzichte van deze regering? Gaat u die kant dan op?

De heer Weverling (VVD):

Zeker niet, zeker niet. Dan heb ik het vermoedelijk niet voldoende uitgelegd. Dat is zeker niet de bedoeling. Het gaat erom dat sommige projecten in zo'n subsidietender al bij voorbaat tegen kabinetsbeleid zijn, zoals handelsverdragen, en dat we dat met elkaar niet moeten subsidiëren. Het is al lastig om met elkaar 76 zetels en dus een meerderheid te krijgen voor een handelsverdrag dat we in het regeerakkoord hebben staan. Daar weet u alles van.

De voorzitter:

Meneer Weverling, wilt u uw betoog nu afronden?

De heer Weverling (VVD):

Zeker. Ik sluit af met een oproep. We hebben zowel hulp als handel meer dan ooit nodig. Dit zijn nog altijd twee compleet gescheiden werelden in het beleid. Ik heb vandaag laten zien dat hulp en handel ook hand in hand kunnen en moeten gaan. We hebben in Nederland enorm veel in huis, maar dan moeten we het wel durven aanbieden. Dat vraagt om een nieuwe impuls voor Nederland als handelsland en dat vraagt om eerlijker handelsregels, meer autonomie en een ontwikkelingssamenwerkingsbeleid gebaseerd op gezond verstand. Maar dat vraagt ook dat we durven zeggen: het beste van de wereld is made in Holland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling.

We gaan nu luisteren naar de maidenspeech in deze zaal van de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks. Zoals u bekend is, is dat een speech zonder interrupties.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Voorzitter. Hier sta ik dan, in de plenaire zaal van de Tweede Kamer. Een bijzondere plek en het hart van onze democratie. Ik moet zeggen: als Brabantse jongen uit een katholiek kerkdorp maakt het indruk om hier te mogen staan.

Ik sta hier om te knokken voor een wereld waarin iedereen zichzelf mag zijn, zonder de ander te beperken om zichzelf te zijn. Voor een wereld waarin iedereen de kansen krijgt om eigen dromen na te jagen. Voor een wereld waarin het veilig is om te dromen over liefde en de toekomst. Voor een wereld waarin we voor elkaar zorgen als het wat minder gaat met de ander. Waarin we naar elkaar omkijken en waar we recht doen aan de weerlozen en de wezen en waarin we opkomen voor de verdrukten en de zwakken.

Vandaag bespreken we de Begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021. Het is een begroting met een bezuiniging van zo'n 110 miljoen euro. Daarnaast neemt deze minister nog een hypotheek op de toekomst door geld naar voren te halen. Plat gezegd gaat het om een half miljard. En dit terwijl de allerzwaksten het alleen maar zwaarder krijgen. Nu hebben we te maken met corona, en de economische crisis tekent zich al af. En dan hebben we het nog niet eens over de effecten van klimaatverandering.

Wij hebben een stevige publieke sector, met diepe zakken, en een goed functionerend maatschappelijk middenveld. Daarmee hebben we een stevige basis om deze crisissen het hoofd te bieden. Dan nog is het zeker niet makkelijk om er samen doorheen te komen, laat staan als je opgroeit in de sloppenwijken van Nairobi, of in Kakuma, een van die vele grote UNHCR-vluchtelingenkampen in Afrika. Of in Uganda, waar je niet eens veilig bent als je meisje, vrouw of lhbti-persoon bent. Nee, als ik iets geleerd heb in mijn opvoeding, is het dat je omkijkt naar elkaar, dat je elkaar niet laat vallen als de nood het hoogst is, maar dat je juist dan de anderen een steun in de rug probeert te geven. Dat betekent dus in dit geval, bij deze begroting: niet bezuinigen op de allerarmsten, de weerlozen, de verdrukten en de zwakken. Helaas kiest deze minister, en met haar dit kabinet, juist wel voor deze bezuinigingen. Dat er juist nu, in deze tijd, terwijl er zandzakken vol met geld klaarstaan om grote bedrijven en de vliegsector te stutten, op dit departement bezuinigd wordt, waardoor de meest kwetsbaren het nog moeilijker krijgen: ik kan dat niet begrijpen.

Overigens blijven we in het duister tasten over de vraag waar die klappen dan gaan vallen. Want deze minister kiest ervoor om de bezuinigingen door te schuiven tot na de verkiezingen. Een vrij onsympathieke erfenis om door te geven aan je opvolger, zou ik zeggen.

Voorzitter. Ik heb begrepen dat het traditie is om bij de laatste begroting van een kabinet terug te kijken naar de afgelopen periode. Vandaag is mevrouw Kaag drie jaar en twee dagen minister. Wij hebben als fractie de woorden en daden van deze minister de afgelopen jaren gevolgd. Veel concreets hebben we niet gezien. Ik vraag me af waar deze minister nu zelf het meest trots op is. Welke drie dingen heeft minister Kaag politiek voor elkaar gekregen in de afgelopen jaren? Wat ziet zij als haar nalatenschap? Ik hoor het graag van deze minister.

Voorzitter. Solidariteit is niet gratis. Woorden kunnen groots, meeslepend en inspirerend zijn, maar als je niet doet wat je zegt, is er aan het einde van de dag alleen maar stilte en honger en geweld en uitzichtloosheid. Het kost geld om te investeren in een wereld waarin we iedereen vrij laten en niemand laten vallen. Dat begrijpt GroenLinks als geen ander. Wij zijn dan ook bereid om te investeren, zodat we een bijdrage kunnen leveren aan een wereld, waarin mensen een toekomst hebben.

Voorzitter. Samen met collega's Van den Hul van de PvdA en Alkaya van de SP heb ik dan ook een amendement in samenhang met onze gezamenlijke tegenbegroting ingediend op deze begroting, om 500 miljoen toe te voegen aan het budget van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, om die verschrikkelijke hypotheek op de toekomst en die beoogde bezuinigingen terug te draaien. Het is misschien ongebruikelijk om zulke grote bedragen per amendement te verschuiven, maar het is van levensbelang voor mensen in ontwikkelingslanden dat we dat wel doen.

Kijk naar de posities van vrouwen, meisjes en minderheden. Die staan onder druk. Meisjes mogen niet meer naar school, waardoor ze scholing, voeding en veiligheid kwijtraken. Lhbti-mensen worden steeds verder gemarginaliseerd, en seksuele en reproductieve rechten worden in veel landen opzijgeschoven. Helaas is deze minister van plan om juist daar miljoenen extra op te bezuinigen. Een schop na naar al die vrouwen, meisjes en lhbti-mensen die knokken voor eigenaarschap van hun eigen lichaam en seksualiteit. Dat proberen wij te repareren in deze begroting. Maar ik ben benieuwd waarom de minister deze keuze heeft gemaakt.

Honderden miljoenen mensen moeten overleven van nog geen €2 per dag. Het bieden van een sociaal vangnet via cash transfers is een effectieve manier om deze mensen te helpen. Sinds wij dit een jaar geleden voor het eerst opbrachten in dit huis, is de minister er ook steeds enthousiaster over geworden. Dat is mooi, maar kan de minister toelichten hoe ze cash transfers inzet? En kan ze daarbij misschien ook haar stemadvies geven over de gewijzigde motie van mijzelf en collega Van den Hul?

Voorzitter. Ook de vrije pers krijgt zware klappen. De afgelopen maanden heb ik daar vaker aandacht voor gevraagd. We staan op onze achterste benen als de NOS niet meer herkenbaar over straat kan. We herinneren ons de moord op journalist Khashoggi en de verontwaardiging hierover. We zien dat Iran en Rusland zich weer bemoeien met de verkiezingen in de Verenigde Staten, en daar zijn we allen terecht heel verontwaardigd over.

Voorzitter. Maar als het gaat om kranten en mediahuizen die omvallen in Bangladesh en Uganda, dan blijft het stil. Een vrije pers is cruciaal voor het bevorderen van democratie en goed bestuur, en zorgt voor een betrouwbare informatievoorziening, vooral in deze onzekere tijden. Ziet de minister ook het belang en de rol van de vrije pers? Ik krijg de indruk van niet, want twee weken terug kregen we de brief van de minister waarin ze schrijft de pers niet meer te willen steunen. Waarom niet, vraag ik de minister. Waarom laat ze de vrije pers zo hard vallen in deze tijd? Wat kan ze nog doen om deze misstap te corrigeren? Ik hoop dat dat meer is dan de pleister die geplakt wordt, waar minister Blok ons gisteren over informeerde.

Voorzitter. Om de Sustainable Development Goals te halen is het van groot belang dat alles wat we hier doen elkaar versterkt. Neem klimaatverandering. Via klimaatfinanciering helpt Nederland arme landen bij het omgaan met de gevolgen daarvan, maar tegelijkertijd dragen we via exportkredietverzekeringen net zo hard bij aan investeringen in de fossiele industrie wereldwijd. Garanties van 1,5 miljard per jaar. Dat valt toch niet met elkaar te rijmen? Wat heeft deze minister nou ondernomen om deze fossiele subsidies af te bouwen? In Zweden zijn bijvoorbeeld fossiele exportkredietverzekeringen vanaf 2022 verboden. Wil dit kabinet dat Zweedse voorbeeld volgen? Of neem de sojabonenindustrie. We zien dat de Amazone wordt gekapt en platgebrand voor de soja-industrie, regenwoudkap waar Nederlandse bedrijven direct bij betrokken zijn, voor soja die naar Nederland wordt gehaald om onze varkens te voeren, gesteund door onze ambassades ter plaatse. Tegelijkertijd maken we ons druk om behoud van het regenwoud en duurzame houtproductie. Of neem de visserij. We ondersteunen Afrikaanse vissers met betere boten en netten, zodat ze in hun eigen bestaan kunnen voorzien. Maar aan de andere kant accepteren we dat grote Nederlandse en andere Europese bedrijven de visrechten bemachtigen in diezelfde Afrikaanse wateren. Dan ben je toch niet coherent bezig? Vindt de minister het niet eens tijd dat we stoppen met blind te vertrouwen op de goedheid van bedrijven en dat we nu eindelijk de waarheid eens onder ogen zien? Is het niet eens tijd om te stoppen met naïef te zijn? Waar is de kritische blik van deze minister geweest naar al die bedrijven die volgens haar in NRC "alleen maar verantwoordelijk willen zijn"?

Voorzitter. Ik zie een wereld waarin de afgelopen jaren Shell belabberd omging met de olierotzooi in Nigeria en waarin de corruptie van Van Oord in Angola op het bureau van deze minister kwam. Of Parlevliet & Van der Plas, dat met omkoping de visrechten bemachtigde in Namibië. Er is bijna geen groot corruptieschandaal te vinden waar niet ergens een Nederlandse bv opduikt. Op het punt van belastingontwijking doet Nederland te weinig, waardoor ontwikkelingslanden ook nog eens miljarden aan belastinginkomsten mislopen. Ik vraag me oprecht af: hoe kritisch is deze minister naar deze bedrijven en hoe kritisch is ze geweest de afgelopen periode? Ik hoor het dan ook graag van haar. Wat heeft deze minister gedaan? Hoe staat het met de uitvoering van onze aangenomen motie om advies te vragen aan de WRR over het behalen van duurzame ontwikkelingsdoelen met specifieke aandacht voor beleidscoherentie? Wat mij betreft is het nu tijd voor dwingende wetgeving op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar ik heb zo de indruk dat de Kamer het initiatief moet gaan nemen.

Voorzitter. De wereld verbetert door het voorbeeld dat we zijn en de daden die we doen, en niet door onze eigen woorden en meningen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Ik feliciteer u met deze heldere maidenspeech in deze zaal.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik spreek de felicitaties ook uit, naar ik aanneem en naar ook al blijkt uit het geroffel op de bankjes, namens de leden hier aanwezig. De bloemen die u toekomen om deze felicitaties te onderstrepen, kunt u dadelijk aantreffen op uw tafeltje hier in de zaal.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u vriendelijk. Dan kunnen we nu gaan luisteren naar de inbreng van mevrouw Kuik namens het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Dit jaar staat in het teken van gezondheid. We zijn maskers gaan gebruiken, we wassen onze handen meer dan ooit en we houden 1,5 meter afstand. Maar dit is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zijn dat we geconfronteerd worden met een infectieziekte, met een pandemie. De mensheid heeft er al duizenden jaren mee te maken en de dodelijkste van alle is tuberculose. In 2018 werden 10 miljoen mensen ziek en 1,5 miljoen mensen overleden eraan. De infectieziekte COVID-19 heeft nu wereldwijd aandacht.

Sorry, ik heb een heleboel geluid op de achtergrond. Dat is vrij storend. Ik hoor dat ze nu stil zijn. Goed.

De voorzitter:

Goed, gaat u verder.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ga verder. De infectieziekte COVID-19 heeft nu wereldwijd de aandacht. COVID-19 staat niet op zichzelf. Het zorgt voor een sneeuwbaleffect, met schade voor de gezondheidszorg en de sociaal-economische positie van mensen. In Afrika zijn die effecten fors. We hebben het over een terugval van potentieel 200 miljoen mensen onder de armoedegrens. We worden nu geconfronteerd met een enorme crisis, zowel begrotingstechnisch als mondiaal. De vraag is hoe we bestaande projecten en het uitgezette beleid overeind houden. Het kan niet zo zijn dat we juist nu voor mensen in de landen die net een beetje op eigen benen kunnen staan, en voor diegenen die dat nog niet kunnen, het samenwerkingsbudget naar beneden laten klappen door de koppeling met het bni.

Ondanks deze crisis willen en kunnen we blijven staan voor de projecten die we hebben ingezet, en hebben we met de coalitie extra hulp ingezet. Ik ben trots op het beleid dat de afgelopen jaren met deze coalitie en met deze betrokken minister is ingezet. We hebben de wereld wel een beetje mooier weten te kleuren. Neem de agenda om bij elk thema alert te zijn op de positie en rechten van vrouwen, de extra inzet voor het tegengaan van kindhuwelijken en kinderprostitutie en, op het gebied van gezondheidszorg, de tuberculosebestrijding. Er zijn 2,9 miljoen mensen met betere toegang tot water.

De heer Stoffer (SGP):

Mijn interruptie is gericht op datgene wat mevrouw Kuik zojuist besprak. We kunnen in deze tijd mensen in landen waar het moeilijk is niet laten zakken. Nu gebeurt dat ook in deze begroting voor het komende jaar niet, 2020, maar als je de pagina's 25 en 26 leest, zie je een aantal keren dat we het op peil houden voor 2020 door middel van een kasschuif. Dat betekent gewoon dat we geld uit de komende jaren naar voren halen. En dan staat er als oplossing bij: nog te verdelen. Ik ben erg benieuwd. Ik ga ervan uit dat mevrouw Kuik terugkomt in de komende periode, gezien haar plaats op de lijst van het CDA. Als het CDA weer aan de onderhandelingstafel zit, hoe gaat dat dan verdeeld worden? Dat wil ik wel graag weten.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voor het CDA is het belangrijk dat het OS-budget op peil blijft. Daarom hebben we hier ook op ingezet en ben ik blij met het compromis dat daaruit is gekomen. Het is namelijk wel belangrijk dat we de projecten die we nu hebben ingezet, kunnen blijven voortzetten en dat het kind niet met het badwater wordt weggegooid. Wel is het belangrijk dat we ook kijken hoe we het beter terugbouwen. "Building back better" is ook het motto van deze begroting. Dat is ook iets wat ik aan de minister wil vragen. Kan zij voorbeelden geven van hoe we dat dan kunnen doen? Er is zo'n lelijke uitspraak, "never waste a good crisis". We moeten ook kijken waar nu de kansen liggen om het beter terug te bouwen.

De heer Stoffer (SGP):

Deze visie klinkt mooi, maar heel concreet zakken de getallen voor 2021 en daarna. Met mooie woorden kom je er niet. Je plust geld bij of je plust het niet bij. Kan ik ervan uitgaan dat het CDA, als deze partij weer in een nieuwe coalitie terechtkomt, voor 2021 en de jaren daarna het budget bijplust, of blijft dat gat, die kasschuif, dat "nog te verdelen" en blijft het eigenlijk bij loze woorden?

Mevrouw Kuik (CDA):

De heer Stoffer loopt alvast vooruit op een volgende positie van het CDA. Dat klinkt goed. Ik hoop dat we het goed doen en veel zetels halen, want dat zal ook betekenen dat we ons kunnen inzetten voor het op peil houden van het OS-budget. We zullen moeten zien hoe de verhoudingen dan liggen en met wie we die onderhandelingen moeten voeren, als we dat mogen doen.

De voorzitter:

Nog een interruptie? Gaat uw gang.

De heer Stoffer (SGP):

Ik wil het even zekerstellen, voorzitter. Als het CDA dus aan de onderhandelingstafel zit en in een nieuwe coalitie zit, dan zal dat budget op peil blijven voor de jaren 2021 en verder.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik zal mij inzetten voor dit punt, voor ontwikkelingssamenwerking, om het budget op peil te houden, omdat het belangrijk is dat wij niet alleen naar onszelf kijken. Wij worden immers ook geraakt door wat er gebeurt in andere landen. Dat zien we onder andere als het gaat om gezondheid, in de covidcrisis. Als gezondheidssystemen zwak zijn in andere landen, kunnen wij daar ook last van hebben. Dus het is barmhartigheid, want je moet omkijken naar een ander, maar het is ook in ons eigen belang dat we zorgen dat die systemen verbeterd worden. Dat zijn wel belangrijke zaken, waar ik op in zal zetten.

De voorzitter:

Meneer Stoffer? Nee? Gaat u verder, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik had het over 2,9 miljoen mensen met betere toegang tot water. Ik heb het over 6,6 miljoen boeren die worden bereikt, zodat hun opbrengsten vergroot kunnen worden en over het Challenge Fund for Youth Employment om jongeren perspectief te geven en migratie te voorkomen. En tot slot, niet te vergeten, het versterken van het zo belangrijke middenveld via Power of Voices Partnerships. Ik zei het net al in een interruptie: hoe kunnen we het toekomstbestendiger maken? Kan de minister daar een aantal voorbeelden van geven?

Het versterken van de mondiale gezondheidszorg is voor het CDA de kapstok waar we andere Nederlandse doelstellingen aan kunnen ophangen, zoals hygiëne, toegang tot schoon water, verbeteren van de gezondheidsinfrastructuur, betrouwbare berichtgeving en de positie van meisjes. Voor het bieden van economisch perspectief zullen we een meer gelijkwaardig partnerschap moeten hebben en de mogelijkheden die handel biedt verder uitbreiden. Daar zal mijn collega Amhaouch later op verdergaan. Ten aanzien van dit punt hoop ik dat de minister ingaat op het principe van more for more, less for less bij terugkeer. Hoe worden de landen die meer meewerken meer beloond om ook perspectief te bieden voor jongeren? Ik zie daar nog weinig van terug.

Dan dat gezondheidssysteem dat cruciaal is. COVID-19 heeft grote impact op de kwetsbare gezondheidssystemen. Ik noem als voorbeeld de effecten op de tbc-doelen. Naar schatting leidt deze crisis tot 6,3 miljoen extra zieken en 1,4 miljoen extra doden tussen nu en 2025. Nu het coronavirus de hele wereld raakt, zien we hoe afhankelijk we van elkaar zijn om dit virus te verslaan. Als we straks een vaccin hebben, moeten we dat over de wereld verspreiden. Naast die morele afweging wie eerst, is een goede medische infrastructuur essentieel. Dit is niet alleen om de armsten onder ons te helpen, maar ook simpelweg eigenbelang. Meer dan ooit is helder dat het versterken van gezondheidssystemen van belang is voor een duurzame strategie. Dit is de uitdaging van de komende jaren, in ons eigen land, maar ook welk deel we internationaal bijdragen. Het CDA wil dat we een strategie hebben over wat onze Nederlandse rol zou moeten zijn in de mondiale gezondheidsstrategie. De VN en de WHO zijn bezig met de vorming van strategieën, en we hebben Team EU. Ik snap dat we dat als Nederland niet alleen kunnen realiseren. De mondiale gezondheidsproblemen vragen om een mondiale aanpak. Juist daarom wil ik een Nederlandse strategie en niet wachten op wat de VN of WHO van ons gaan vragen. Hoe verhoudt Nederland zich tot deze internationale initiatieven? Waar zijn wij van meerwaarde, of nog beter: waar willen wij van meerwaarde zijn? Ik ben niet voor niets tb-ambassadeur. Nederland als klein land is heel groot in mondiale bestrijding van tb. We zijn experts als het gaat om watermanagement. Schoon water is belangrijk voor preventie. We kunnen zorgen dat een waterput niet slechts vijf jaar wordt gebruikt, maar twintig jaar doorgaat, met onze kennis via de Blue Deal. Kan de minister hier een update over geven? We ontwikkelen hier sneltesten, doen mee met diverse onderzoeken en bieden innovatieve oplossingen voor gezondheidsvraagstukken. Ik wil dat we niet alleen meevaren op internationale strategieën, maar een eigen agenda hebben. Daarom roep ik de minister op voor Nederland een mondiale gezondheidsstrategie te ontwikkelen.

Tot slot hierover. Hierin is ook research and development van belang. In de afgelopen jaren hebben we met onderzoeken, de PDP's, baanbrekend succes geboekt op het terrein van diagnostiek van en vaccinontwikkeling voor dodelijke infectieziekten. We dragen bij aan structurele verbetering van de infrastructuur en van de onderzoekscapaciteit in de gezondheidszorg in lagere- en middeninkomenslanden, die nu hard nodig is. Dit loopt nog een jaar door. Welke inzet gaat de minister plegen om ervoor te zorgen dat succesvolle projecten vervolgd of opgevolgd kunnen worden?

In de begroting geeft de minister aan, van de Digitale Agenda prioriteit te maken. Voor ons hier is dat vanzelfsprekend, maar ik ben het met de minister eens dat deze mogelijkheden ook in OS-beleid moeten worden benut. Het begint met de digitale infrastructuur, die gebruikt kan worden voor bijdragen aan bijvoorbeeld de gezondheidsstructuur en scholing. Het ene land is verder in de digitale transitie dan het andere land. Hoe gaat de minister deze agenda vormgeven?

Dan meisjes. In deze crisis zien we dat de positie van meisjes heel snel kan verslechteren. Juist in zo'n crisis moeten we alert zijn, nu er op veel plaatsen hulpbehoevende meisjes zijn en er niet altijd officiële hulpverleners aanwezig zijn of deze niet altijd goed gecontroleerd kunnen worden. Kunnen we dit agenderen in EU- en VN-verband? Ik denk ook even terug aan de misstanden in de OS-sector bij andere crisissen. Is de minister het met mij eens dat prostitutie een ongelijkwaardig uitgangspunt heeft en dat het onacceptabel is dat hulpverleners in een gezagrelatie tot mensen in nood hier op enige manier misbruik van maken? Ik vraag de minister te onderzoeken hoe we hulpverleners die misbruik maken van de positie van deze meisjes harder kunnen aanpakken.

De crisis wakkert moderne mensenhandel aan. Er zijn schrijnende verhalen in overvloed, maar het verhaal van de 27-jarige Sarah werd zichtbaar doordat hierover in de Volkskrant werd gerapporteerd. Ze zei dat ze bereid was te luisteren toen op een dag in 2015 een man, een mensenhandelaar, op haar afliep, die zei: jij bent jong, jij bent mooi, wil je niet naar het buitenland, waar het leven veel beter is? Sarah is een van de naar schatting 25.000 Nigeriaanse vrouwen die sinds 2014 naar Europa zijn gesmokkeld. Ik zou graag van de minister willen weten wat de voortgang is van de motie van mij en mijn collega Voordewind van de ChristenUnie over het intensiveren van de aanpak van mensenhandel. In die motie vroegen we aan de minister om de mensenhandel in kaart te brengen en om in samenspraak met bron- en transitielanden de bestrijding van mensenhandel te intensiveren.

Ik geef het woord door aan mijn collega Amhaouch.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan gaan we zo dadelijk voor het tweede deel van de inbreng van het CDA in dit debat naar de heer Amhaouch, maar we gaan nu eerst nog luisteren naar een interruptie van de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Mooi verhaal van mevrouw Kuik. Ze schetst allerlei samenhangen en verbanden die er zijn en die wij ook zien, maar ik vraag me wel het volgende af. Ik wil nog wel even gezegd hebben dat het mooi is dat ze zich ervoor in gaat zetten om het budget voor ontwikkelingshulp op peil te houden. Maar ik vraag me wel het volgende af. Aan de ene kant hebben we het over, relatief gezien, het vingerhoedje gevuld met geld voor ontwikkelingshulp. Aan de andere kant hebben we het over de emmer van de handelsdeals en de grondoorzaken van ongelijkheid in de wereld. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de vee-industrie en de export van de producten daarvan. Ziet mevrouw Kuik dat verband eigenlijk wel?

Mevrouw Kuik (CDA):

Volgens mij is dit een heel verhaal bij de begroting dat gaat over hulp en handel. Hulp en handel kunnen elkaar versterken. Daarvoor is de kennis die we hebben op het terrein van bijvoorbeeld agrifood heel erg van belang. Dat zijn dingen die wij inzetten, onze expertise en onze kennis, om mensen over de hele wereld, bijvoorbeeld in Afrika, te helpen, bijvoorbeeld door te zorgen dat boeren meer kunnen produceren, dat minder mensen een voedseltekort hebben, dat boeren meer inkomsten genereren, dat we werken aan een waardeketen waardoor meer wordt verdiend in de landen zelf in plaats van alles in Europa. Dat zijn zaken waar in deze begroting op wordt ingezet. Die waardeketens — collega Amhaouch zal het hebben over economie en handel; dat stuk zal zo komen — zijn wel belangrijke zaken waar we naar kijken.

De heer Van Raan (PvdD):

Dan moet ik toch constateren dat daar een soort blinde vlek zit of lijkt te zitten. Kijk bijvoorbeeld naar de COVID-19-pandemie. De wetenschap vertelt ons dat de kans dat dat komt door hoe wij omgaan met de natuurlijke omgeving, echt heel groot is. Hoe wij omgaan met die natuurlijke omgeving is voor een deel weer gedreven door hoe wij handel drijven en onze veeteeltexport opzetten. Laat ik het anders formuleren. Ziet mevrouw Kuik ook ruimte in de mondiale gezondheidsstrategie, waar ze het over had, voor de inbreng van de wetenschap ten aanzien van de grondoorzaken van bijvoorbeeld de pandemie of de grote en toenemende ongelijkheid in de wereld, juist als het gaat om de gevolgen van onze handelspolitiek?

Mevrouw Kuik (CDA):

Wij moeten natuurlijk kijken naar de grondoorzaken van migratie en ziektes. Wij moeten zorgen dat boeren ook in Afrika op een duurzame manier goed kunnen produceren. Dat zijn dus zeker punten waar we naar kijken.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Amhaouch van het CDA voor zijn inbreng.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank, voorzitter. De handelsportefeuille is nu bijna tien jaar ondergebracht bij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Handel en OS vullen elkaar aan, maar is het begrip "handel" nog wel dekkend voor onze doelstellingen? Of moeten we meer gaan denken aan economische samenwerking, dus OS en economische betrekkingen? Dat geeft meer body aan de handelsportefeuille. Voor mij is dat meer dan een semantische discussie. Waar stopt OS en waar begint de handel? En hoe ziet die balans er naar de toekomst toe uit, vraag ik de minister. Kan zij hierop reflecteren?

Voorzitter. Het is ronduit zeer vervelend voor Philips dat een betrouwbare bondgenoot en handelspartner als de VS twee derde van de bestelde beademingsapparatuur cancelt. Kan de minister nogmaals nagaan hoe we deze apparatuur mogelijk ergens kunnen inzetten en hoe de Nederlandse overheid Philips daarbij kan ondersteunen? Naast de schade die een Nederlands bedrijf hierdoor oploopt, illustreert deze casus ook de veranderende mondiale handel. Panelen zijn aan het schuiven. Europa moet een sterke autonome positie innemen ten opzichte van China en de VS. Anderzijds is handel iets wat we als CDA willen zien vanuit een gelijke benadering: dialoog en gedeeld eigenaarschap. Daarbij denkt het CDA aan onze toekomstige relatie met ons buurcontinent Afrika en zijn landen.

We zien steeds meer dat landen van het OS-infuus af willen en we steeds meer naar een economische relatie op basis van gelijkheid in plaats van afhankelijkheid gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan een land als Rwanda, dat steeds meer zoekt naar economische kansen. Dat is logisch, want anders zou de tijd stilstaan. Natuurlijk hebben we nog een lange weg te gaan, maar de wereld verandert in snel tempo. De huidige crisis is een vertraging, maar geen permanente terugslag; daar ben ik van overtuigd. Met de transitie van lage- naar middeninkomenslanden verandert ook onze relatie met hen. Daardoor worden andere projecten zichtbaar, waardoor de vraag opkomt voor welk doel wij middelen vrij willen maken en welke belangen wij hebben bij het investeren van middelen in landen. Zo zullen wij van een publieke naar een meer private of een meer publiek-private vorm van ondersteuning en financiering moeten gaan.

Voorzitter. Blijven we middelen in de toekomst nog steeds op dezelfde manier verdelen en besteden we onze middelen aan de juiste landen? Hoe komen we meer van OS via handel naar economische samenwerking? Dit moet een veel belangrijker deel worden van de OS-agenda. Zo zie ik grote kansen voor Europa op de Afrikaanse interne markt. Hoe staat het met het Afrikaanse vrijhandelsakkoord, de zogenaamde African Continental Free Trade Area, zo vraag ik de minister. Juist toegang tot deze enorme markt en de bijdrage aan het vormen van deze markt bieden grote kansen als we er op tijd bij zijn. Nederlandse bedrijven kunnen ter plaatse toegevoegde waarde laten creëren en tegelijkertijd fatsoenlijke banen creëren, zei ik als ambassadeur voor SDG 8. Ik ben ervan overtuigd dat deze weg veel perspectief zal bieden voor de jongens en meisjes op dit continent, om te geloven in een Afrikaanse droom in plaats van een droom om naar Europa te gaan.

Van Afrikataskforce naar een geïntegreerde Afrikastrategie. In deze veranderende wereld is Afrika steeds zelfbewuster. Het continent gaat van conflictmanagement naar economische diplomatie. Naast de Aziatische tijgers, de booming economieën in Azië, hebben we nu ook de Afrikaanse leeuwen die in opkomst zijn. De Europese Commissie heeft dat ook ervaren in de toenadering tot de Afrikaanse Unie. Afrikaanse landen realiseren zich dat ze een steeds betere onderhandelingspositie hebben door behoefte aan grondstoffen en door een toenemende roep vanuit de EU om participatie van Afrika op het wereldtoneel. De economische kansen liggen zo vaak nog in de schaduw van geopolitieke dreiging. Daarom vraag ik de minister om een Afrikastrategie te ontwikkelen, waarin een beleidsmatig vergezicht geschetst wordt en hoe we met deze kansen en uitdagingen in Afrika omgaan. Daar moeten we meteen mee beginnen. We zijn al laat en we moeten voorkomen dat we net zoals bij China een strategie ontwikkelen die al achterhaald is bij publicatie.

Ik wil de minister ook vragen naar de voortgang van de Afrikataskforce. Is er al praktisch resultaat? Hoe verlopen de contacten en de samenwerking met VNO-NCW, MKB-Nederland en de NABC, die al eerder een eigen Afrikastrategie ontwikkelde? De minister heeft mij in haar brief van afgelopen zomer en nu ook weer in deze begroting niet kunnen overtuigen van de voortgang van de taskforce. Nóg niet, maar we hebben nog twee dagen te gaan. Ik zou een handje willen helpen door de minister te verzoeken een duidelijke opdracht te formuleren door middel van het aanwijzen van enkele pilots. Op basis daarvan kan de taskforce concluderen tegen welke barrières we aanlopen en hoe we de handel kunnen bevorderen. Zo kan de taskforce tot een instrumentarium komen dat het ministerie vervolgens kan vertalen in beleid.

Voorzitter. Nu kom ik bij de internationalisering van het bedrijfsleven, met name van het mkb. Ik wil de minister vragen naar de ontwikkeling en bevordering van de internationale handel in de regio. Wat doet de minister eraan om het mkb en de regio's te stimuleren om internationaal te handelen? Hoe laat ze zien waar de kansen liggen en hoe biedt ze, waar nodig, ondersteuning? Vorig jaar heb ik een motie ingediend ter ondersteuning van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, de ROM's, bij deze regionale internationaliseringsagenda. Hoe gaat het met de uitwerking van deze motie?

Ten slotte Invest International. We hebben al een hele tijd 800 miljoen euro op de plank liggen. Juist nu moeten we onszelf uit de crisis investeren. Ik verzoek de minister er alles aan te doen om dit nog in deze termijn te regelen en ik vraag een toezegging hierover. Daarbij vraag ik bijzondere aandacht voor het mkb in lijn met het amendement dat ik vorig jaar indiende over het versterken van de internationaliseringspositie van de regio's.

Voorzitter, het laatste puntje gaat over de reshoring. De VVD heeft dat ook benoemd. We hebben het in de coronadebatten heel vaak gehad over hoe we omgaan met het terughalen van productie naar Nederland. We moeten niet alles terughalen. We moeten ons niet verschuilen achter de dijken, maar we moeten wel strategische keuzes kunnen maken. Ik denk dat het een belangrijke taak is voor deze minister en natuurlijk het ministerie van Economische Zaken om op dat punt met concreet beleid te komen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Dan is nu het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. "Het is onder de huidige omstandigheden niet verstandig om te bezuinigen." Dat konden wij lezen in de Miljoenennota. Toch is er een terrein waarop het kabinet wel bezuinigd, namelijk op hulp aan ontwikkelingslanden. De kasschuif waarmee bezuinigingen nu worden voorkomen, zorgt immers voor een bezuinigingsopgave voor ontwikkelingshulp in de komende jaren. Eerder heb ik dit "lelijk en teleurstellend" genoemd, maar het is om twee politieke redenen ook extra wrang dat juist deze minister, de leider van een partij die zichzelf "progressief" noemt, voor deze lelijke weg heeft gekozen. Allereerst hebben zowel het kabinet als de partij van deze minister, D66, de mond vol van het zogeheten bredewelvaartsbegrip. In het D66-verkiezingsprogramma staat zelfs dat D66 geheel af wil van economische groei die ten koste gaat van toekomstige welvaart of van welvaart buiten Nederland. En dan wordt er nu juist bezuinigd op hulp aan ontwikkelingslanden in de toekomst, dus hulp aan elders in de toekomst, juist op brede welvaart. Hoe verhoudt dit zich tot het bredewelvaartsbegrip van het kabinet, vraag ik aan de minister.

Voorzitter. Het is ook extra wrang voor deze minister omdat zij, voor zover ik weet, de enige minister is op wiens terrein wordt bezuinigd. Je bent dus partijleider en je zit in een coalitie op een terrein dat jouw partij belangrijk vindt, waar je zelf veel ervaring mee hebt en waar je veel kennis over hebt en dan ben je de enige in het kabinet die moet bezuinigen, juist in een tijd waarin internationale solidariteit zo belangrijk is en waarin de wereldwijde armoede en ongelijkheid juist toenemen. Een pijnlijke knieval met grote gevolgen.

De heer Bouali (D66):

Ik zie dat mijn collega Alkaya ons verkiezingsprogramma goed gelezen heeft.

De heer Alkaya (SP):

Zeker.

De heer Bouali (D66):

Dat siert hem; dat is mooi. Ik weet dat hij zijn huiswerk altijd goed doet. Ik heb uw verkiezingsprogramma ook gelezen. Daarin staat echter helemaal niets over OS. U hebt hier ronkende taal over het ontwikkelingssamenwerkingsbudget van deze minister van mijn partij, maar wat staat er in uw verkiezingsprogramma? In uw verkiezingsprogramma staat helemaal niks. Misschien kunt u hier aan de Kamer toelichten waarom u daar niks over hebt opgenomen. Ten tweede wil ik het toch ook even hebben over die bedragen en die bezuinigingen waar u het altijd over hebt, want daar hebben we het in debatten wel vaker over gehad. Wij — in ieder geval mijn partij, met steun van collega Joël Voordewind van de ChristenUnie — hebben ons er altijd hard voor ingezet om het OS-budget overeind te houden. In totaal hebben wij dat in deze kabinetsperiode met 2,3 miljard opgeplust. 2,3 miljard, meneer Alkaya. U kunt dadelijk misschien bij uw collega van de Partij van de Arbeid navragen hoe het is gegaan bij het vorige kabinet. Toen is flink bezuinigd en stond de teller op 1,5 miljard ervan af. Terwijl wij met heel veel moeite het budget opplussen, gaat u mij toch niet vertellen "het is allemaal maar niks; het siert het kabinet en D66 niet"? Ik heb twee vragen, over uw verkiezingsprogramma en de bijdrage die wij en dit kabinet hebben geleverd.

De heer Alkaya (SP):

Het staat er wel degelijk in, en het heeft er altijd in gestaan, ook in het vorige. Het siert de heer Bouali trouwens dat hij ons verkiezingsprogramma heeft gelezen. Hij heeft dus kunnen zien dat wij juist voor een beknopt programma hebben gekozen. De omvang daarvan is ongeveer een zesde van de omvang waarvoor D66 heeft gekozen. Daarmee hebben wij dus ook gekozen voor de hoeveelheid aandacht die we aan dingen hebben besteed, maar ontwikkelingshulp, hulp en internationale solidariteit staan er wel degelijk in. Alleen, het getal — 0,7% of iets dergelijks — staat er misschien niet in. Dat is misschien wat de heer Bouali bedoelt. Het is wel goed om dat te begrijpen als we deze discussie goed willen voeren. Iedereen kan straks gewoon in de CPB-doorrekening zien dat wij daar wel degelijk geld voor vrij zullen maken en dat dit wel degelijk in de tekst van het verkiezingsprogramma staat. Dus laat daar geen misverstand over bestaan. Dat komt gewoon. Dat vinden wij en dat komt gewoon in de programma's. Dat zullen we ook gewoon aantonen.

Dan over wat het kabinet doet. De heer Bouali kan terugslaan en de heer Bouali kan zeggen "kijk eens wat we allemaal wel hebben gedaan" en "de linkse oppositie heeft daar geen aandacht voor", maar waarom loopt hij er dan voor weg dat er in de toekomst wel degelijk wordt bezuinigd op ontwikkelingshulp? Daar wordt wel degelijk op bezuinigd. Dat is gewoon terug te lezen in de antwoorden van het kabinet op onze vragen. Vanaf 2023 gaat het effect van de kasschuif in, maar mogelijk zullen we al vanaf volgend jaar een bezuiniging zien op ontwikkelingssamenwerking. Dat kunt u toch ook gewoon toegeven? We hoeven niet in retoriek te blijven vervallen; laten we het echt over de inhoud hebben.

De heer Bouali (D66):

Dat vind ik ook heel mooi. Ik waardeer het altijd om met de heer Alkaya over de inhoud te spreken. Laten we dan in ieder geval eerlijk constateren dat daaraan in uw verkiezingsprogramma — u zegt het net zelf — iets minder aandacht wordt besteed. Maar u zit hier wel met ronkende teksten in ieder geval mijn partij de maat te nemen. Wij hebben er inderdaad een hele degelijke, goede OS-paragraaf en een hele goede, degelijke handelsparagraaf in staan. Daarin staat duidelijk wat we wel willen en wat we niet willen, en wat we wel kunnen en wat we niet kunnen. Als u hier ook de volgende keer dat u hier staat met ronkende taal wilt spreken, zorgt u er dan voor dat u in uw eigen verkiezingsprogramma duidelijk aangeeft wat u wel wilt. Het gaat niet alleen om die 0,7%. Over extra geld voor ontwikkelingssamenwerking heb ik nooit een geheim gemaakt: wat mij betreft gaan we nu meteen naar die 0,7%. Alleen, we hebben in de coalitie waarin we zitten nu duidelijk afgesproken wat we wel doen. Ik kan u in ieder geval meegeven dat, als we niks hadden gedaan— zeg maar, als we Rutte/Asscher hadden doorgetrokken — we nu op 0,49% zouden staan. We staan nu op ruim 0,59%. Nederland is in de Europese Unie nu de vijfde grootste donor. Dat betekent gewoon dat we geïnvesteerd hebben. Erken dat nou ook eens gewoon! Ik wil best wel tegen u zeggen: ja, het mag wat mij betreft wat meer zijn. Heel graag zelfs, maar erken dan ook gewoon als linkse partij, als oppositiepartij, dat we er op deze begroting gewoon 2,3 miljard bij geplust hebben. Dat is heel veel geld, meneer Alkaya.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Ik ben blij dat de heer Bouali meedenkt over de vorm van ons verkiezingsprogramma, maar ik heb net gezegd dat wij gewoon voor een andere vorm hebben gekozen. Wij hebben waarschijnlijk minder woorden nodig om uit te leggen wat wij vinden. Maar voor een D66-iemand is dat niet genoeg. Daarom hebben jullie een D66-programma van 200 pagina's die waarschijnlijk niemand leest. Maar goed, dat jullie daarvoor hebben gekozen, is jullie ding. Daar ga ik niet over.

Voorzitter. Dan over wat het kabinet …

De voorzitter:

Meneer Voordewind wil ook nog interrumperen. Ik geef hem daar de gelegenheid voor. O, sorry, meneer Alkaya, u was nog niet klaar met uw beantwoording! Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Ja, voorzitter, over wat het kabinet wel heeft gedaan. Kijk, dit kabinet vergelijkt zich met het vorige kabinet — dat is allemaal heel mooi — en zegt dat de teruggang ten opzichte van de economie en ten opzichte van het bbp nog groter zou zijn als dit kabinet er geen extra geld voor had uitgetrokken. Dat kan wel zo zijn, maar daar ik heb toch niks mee te maken? Daar hoeft de D66-woordvoerder mij toch niet op aan te spreken? Die interruptie kunt u straks bij de Partij van de Arbeid plegen, en dan heeft u misschien een punt. Ik zeg alleen maar dat, als je dit vergelijkt met de economische groei die we de afgelopen jaren hebben gekend, er meer bij had gemoeten om te voldoen aan de norm.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben helemaal voor eerlijkheid en feiten, maar dan moet de heer Alkaya wel de volledige waarheid vertellen over wat er nu gebeurt met de begroting. Er is namelijk een daling van het bnp ingezet. Daarbij zou er nog een extra bezuiniging van 500 miljoen kunnen komen voor de komende jaren. Die heeft dit kabinet gecompenseerd. Ik heb u dus niet die 500 miljoen horen noemen. Erkent u dat er 500 miljoen is bijgekomen? Erkent u dat we in ieder geval dit jaar en volgend jaar gecompenseerd zijn door dit kabinet, zodat we geen negatieve gevolgen hebben van de daling van het bnp?

De heer Alkaya (SP):

Ja, incidenteel. Maar daarnaast wordt er dus ook een kasschuif gedaan om het geheel rond te maken. Om geheel te voorkomen dat het budget omlaag zou gaan, is er een kasschuif toegepast. Zo'n kasschuif betekent simpelweg: een bezuiniging op de toekomst.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ook dat moeten we natuurlijk afwachten. Het kan heel goed zo zijn dat de economie weer aantrekt. Het ziet er nu nog niet naar uit, maar we praten over een kasschuif in 2023, dus dat is nog drie jaar van nu. Als de economie goed aantrekt, dan kan het ook zo zijn dat we die kasschuif misschien helemaal niet nodig hebben in 2023, 2024 en 2025. Erkent de heer Alkaya dat ook?

Dan de 0,7%. Ik heb er inderdaad net nog even naar gekeken en ik heb het niet kunnen vinden in het verkiezingsprogramma. Het zou toch mooi zijn als de heer Alkaya, die deze minister en ons als coalitie hierop aanspreekt, in zijn eigen verkiezingsprogramma dan ook gewoon feiten neerzet, namelijk 0,7%. Het zou ook mooi zijn als hij dan ook laat doorrekenen dat je daar ongeveer 2 miljard voor nodig hebt. Ik hoop ook echt dat u dat ervoor uittrekt. Wat ons betreft groeien we terug naar die 0,7%. Mogelijk kom ik in de tweede termijn met zo'n motie.

De heer Alkaya (SP):

Dat percentage staat er niet in. Dat is een bewuste keuze geweest. Dat heb ik ook toegegeven. Dat is volledig afhankelijk van hoe de economie zich ontwikkelt. Ik zit in de programmacommissie en ik ben woordvoerder Financiën. Wij zullen dus in de gesprekken met het Centraal Planbureau ook kijken wat daarvoor nodig is. Maar ik kan alvast aangeven, als aanvulling op alle andere debatten die we hier hebben gevoerd, dat ik dat belangrijk vind. Ik zal mijn uiterste best doen om daarnaar terug te groeien. Dat zal ook niemand verbazen, gezien de debatten die we hier hebben gevoerd. Ik constateer dat in de afgelopen jaren de economische groei er wel degelijk was, in tegenstelling tot de huidige vooruitzichten. Daar zijn we helaas in terechtgekomen. De afgelopen jaren was er een veel sterkere economische groei dan waar we aanvankelijk allemaal rekening mee hielden toen we de vorige verkiezingsprogramma's schreven. Dit kabinet, deze minister, heeft het nagelaten om toen gelijke tred te houden, om extra te investeren om in zo'n economischegroeisituatie op 0,7% terecht te komen. Tegelijkertijd is er vorig jaar wel 10 miljard afgelost op de staatsschuld. Dat zijn politieke keuzes geweest waarop uw partijgenoten in andere debatten trots zijn. Zij zeggen: we hebben inderdaad afgelost op de staatsschuld, en dat was een politieke keuze. Ik zeg hier: ja, maar u heeft er dus wel voor gekozen om toen het economisch goed ging, niet voldoende geld in ontwikkelingssamenwerking te steken. En nu kiezen ze ervoor om, nu het economisch slecht gaat, dat te compenseren met een kasschuif uit de toekomst, in de hoop dat de economie weer aantrekt. Nou, dat is een enorm risico. Dat is een risico dat ik in mijn verkiezingsprogramma in ieder geval niet zal nemen. Ik zal ervoor zorgen dat er in ieder geval meer geld bijkomt dan wat dit kabinet van plan is te gaan doen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, meneer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Daarom wil ik via u, voorzitter, in alle openheid aan de coalitie vragen — dat sluit goed aan bij deze interruptiedebatten — of zij bereid zijn om af te zien van deze kasschuif, van deze lelijke bezuiniging op de toekomst van de ontwikkelingshulp en samen naar een alternatief te zoeken. Wij zullen in onze verkiezingsprogramma's namelijk allemaal geconfronteerd worden met deze bezuiniging op de toekomst van de ontwikkelingshulp, maar misschien kunnen we er in dit debat samen uitkomen. Dan hoeft het überhaupt niet in de verkiezingsprogramma's terecht te komen omdat we het gewoon van tafel vegen. Ik hoop dat dat mogelijk is.

Voorzitter. Het geldt niet alleen voor Nederland dat je eerst gezond moet zijn om vervolgens te kunnen ontwikkelen en te kunnen floreren. Dat geldt ook zeker voor ontwikkelingslanden. Juist om die reden hebben wij als Socialistische Partij niet alleen aandacht gevraagd voor de zorg hier maar ook voor de zorg in ontwikkelingslanden. Ik was ook blij om te horen dat het CDA daar ook veel aandacht voor had. Ik heb het dan over landen waar de infrastructuur vaak minder goed op orde is. Het land kan dan dus wel wat hulp, kennis en kunde gebruiken om die infrastructuur op te bouwen. Wij hebben al vaker het belang benadrukt om niet te bezuinigen op de bestrijding van bijvoorbeeld aids, hiv, tuberculose, drugsverslaving of op de schadebeperking daarvan omdat corona daar nu als extra dodelijke ziekte bij is gekomen. Want zolang het rauwe kapitalisme nog de overhand heeft in de wereld en de ongelijkheid zo groot is, is internationale solidariteit gewoon een plicht. Maar ik ben niet van de school die zegt dat simpelweg geld overmaken — laat ik daar ook eerlijk over zijn — aan arme landen de beste manier is om die landen te helpen. Ik vind dat je die landen juist moet helpen om te investeren in hun basis, dus met name ook in hun zorgsystemen, zodat ze gezond kunnen zijn, zodat ze ook kunnen floreren. Daarom werd in 2015 bijvoorbeeld ook een amendement aangenomen van de SP en de VVD samen, wat wel een opmerkelijke combinatie is op dit onderwerp, om projecten te ondersteunen om in landen waar die infrastructuur niet op orde is bijvoorbeeld medicijnen te kunnen droppen met behulp van drones. Ik begrijp dat dat prototype inmiddels ontwikkeld is en dat de testvluchten geslaagd zijn. Ik ben gewoon benieuwd hoe het nu staat met dat project, nu we er dus ook ontwikkelingsgeld in hebben gestopt om dat te ontwikkelen. Wordt dat nu bijvoorbeeld gebruikt in de bestrijding van corona, of straks in de verspreiding van het vaccin?

Wat deze coronacrisis ons ook heeft laten zien … Voorzitter, zal ik doorgaan?

De voorzitter:

Ik zou aan de leden willen vragen om vanaf nu de interrupties zo beknopt mogelijk te houden, want ik kijk naar de klok en ik zie dat we in de tijd die nog beschikbaar is voor de resterende sprekers met als eindtijdstip van dit debat ongeveer 13.30 uur nog maar een paar minuten hebben voor interrupties. Dus graag beknopt en ook de antwoorden graag zo beknopt mogelijk, maar helder natuurlijk. Meneer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Zeker, geen probleem. Ik was alleen nog maar geïnterrumpeerd. U heeft het over Wings for Aid, de onbemande drones. Als dat een succes is, zou u dat graag door willen zetten? Is dat ook wat ik u eigenlijk indirect hoor zeggen?

De heer Alkaya (SP):

Zeker. Ten eerste is het een voortzetting van een amendement dat we samen hebben ingediend. Ik begrijp dat dat een bedrijf is. Alleen is het wel een bedrijf dat de infrastructuur in die landen versterkt. Dus ik ga ervan uit dat ze met dat project de infrastructuur in die landen blijvend versterken en dat er ook een element van kennisoverdracht in zit. Bijvoorbeeld dat ze de piloten die aan de grond die drones besturen zoveel mogelijk ook lokaal werven en lokaal proberen op te leiden, zodat we daarmee een bijdrage leveren aan de infrastructuur van het land en dat land inderdaad zelfvoorzienend wordt en zelf ook de mogelijkheid krijgt om zichzelf te ontwikkelen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Wat deze coronacrisis ons ook heeft laten zien, zijn de overduidelijke nadelen van vrijhandel op de productie van essentiële producten. Zo was er aan het begin van de uitbraak geen enkele mondkapjesfabriek in Nederland. Toen waren dat mondkapjes en andere beschermingsmiddelen, maar morgen kan dat dus iets anders zijn. Daar moet de regering een strategie op hebben. De VVD en het CDA hebben dat ook benoemd en dat laat toch ook wel zien dat de tijden veranderen. Het stemt mij eerlijk gezegd hoopvol dat we dit soort beperkingen aan vrijhandel constateren en ook van het kabinet een visie daarop vragen.

Als wij alle productie van alle producten aan de vrije markt overlaten en alle handelstarieven op nul zetten, dan zullen multinationals productie verplaatsen naar landen waar lonen, arbeidsnormen en milieunormen laag zijn. Hun belang is immers om de kosten te drukken en meer winst te maken. Dan kun je het ondernemingen ook niet kwalijk nemen dat ze dat doen, want de politiek dwingt ze daartoe. Immers, als zij het niet doen en hun concurrenten doen dat wel, zijn die simpelweg goedkoper uit. Dan krijg je oneerlijke concurrentie en dan moet je kiezen: óf ik ga mee, óf ik kan de zaak opdoeken, sluiten. Is de visie van de minister op vrijhandel ook veranderd door deze coronacrisis op dit punt? En hoe beoordeelt zij nu het effect van vrijhandelsverdragen op de productie van essentiële producten en op de strategische afhankelijkheid van ons land?

Ondertussen ligt CETA nog steeds in de Eerste Kamer en is het niet te laat om dit verdrag in te trekken. Het is ook zeker niet te laat om te stoppen met het Mercosur-verdrag. Er ligt daarvoor immers ook een aangenomen motie. Ik vraag me af wat de minister hiermee doet. Wat doet zij eraan om dit Mercosur-verdrag te stoppen?

Wij kunnen de schade die onze vrijhandelsverdragen en belastingverdragen hebben op ontwikkelingslanden nooit met ontwikkelingshulp goedmaken. Een veelvoud van wat wij aan ontwikkelingshulp geven, wordt die landen uit gesmokkeld door kapitaalvlucht en belastingontwijking. Maar deze minister geeft in een interview aan alleen maar bedrijven te kennen die verantwoordelijk willen zijn, die zich aan het Klimaatakkoord willen houden en die eerlijke lonen willen betalen.

Voorzitter. Het is naïef om te denken dat multinationals ooit zullen of kunnen handelen in het belang van de samenleving als dat ten koste gaat van hun winst of kwartaalcijfers. In de NRC konden we lezen dat deze naïviteit van de minister niet van domheid te onderscheiden is. Zware woorden en een uiterst pijnlijk artikel, met slechts enkele voorbeelden van de misstanden die Nederlandse multinationals in de wereld veroorzaken. Het is onze taak als Nederlandse politici om onze bedrijven hier in Nederland op aan te spreken en te sanctioneren als dat moet, omdat hun hoofdkantoren hier staan. Want als wij het niet doen, doet niemand in de wereld dat.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik vind dat de SP een beetje een karikatuur begint te maken van onze Nederlandse multinationals. Als de multinationals fout zijn, mag u ze aanspreken. Maar door nu het beeld te schetsen dat onze DSM's, onze Philipsen, onze ASML's of het maakt niet uit welke bedrijven alleen maar in andere landen of andere continenten zouden handelen omdat ze financiële profits zouden zien en nooit een maatschappelijke bijdrage zouden leveren, doet u onze multinationals in Nederland volgens mij echt te kort. In de imvo-discussies die we hier in Nederland voeren, hebben we het de hele tijd over duurzaamheid, verduurzaming, mensenrechten en het verduurzamen van de ketens. Ik zou de SP graag willen vragen hoe de SP en het CDA samen kunnen optrekken zodat we op een continent als Afrika met duurzame banen toegevoegde waarde creëren met onze Nederlandse topsectoren, zodat de jongeren daar een eigen droom kunnen ontwikkelen, zodat ze niet worden uitgeknepen, en zodat Nederland of Europa en Afrika daar een win-winsituatie uit kunnen halen.

De heer Alkaya (SP):

Ik heb geprobeerd te zeggen dat je van die bedrijven niet kunt verwachten dat ze maatschappelijk nuttige dingen doen als dat ten koste gaat van hun winst. Het lijkt soms of daar in het beleid van wordt uitgegaan. Dat is ook wat in dat artikel werd beschreven als naïef en dom. Bedrijven kunnen wellicht nuttige dingen doen voor de samenleving. Dat doen ze gelukkig ook. Nederlandse bedrijven zijn in verschillende landen heel nuttig bezig. Maar dat doen ze alleen op het moment dat ze daar ook winst kunnen maken. Als wij beleid ontwikkelen waardoor het winstgevender wordt om niet maatschappelijk nuttig te handelen, dan zullen bedrijven gedwongen zijn om dat te doen. Óf we verwachten van bedrijven dat ze winst laten schieten. Dat kunnen ze niet lang blijven doen als hun aandeelhouders in de aandeelhoudersvergadering blijven zeggen: nee, want als jij het bedrijf of de productiefaciliteit verplaatst naar Bangladesh, waar de normen heel laag zijn en dergelijke, kun je meer winst maken. Je kunt daar misschien een of twee jaar weerstand tegen bieden, maar op een gegeven moment zullen die belangen de overhand krijgen. Dat moeten wij voorkomen. Dat is onze taak. Dat neem ik die bedrijven niet kwalijk. Het is onze taak om dat niet mogelijk te maken.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik ben het met de heer Alkaya eens dat de winst voor aandeelhouders niet het hoofddoel moet zijn. Het moet voor de multinationals een doel of purpose zijn om een maatschappelijke bijdrage te leveren. Dat moet een van hun kernwaarden zijn. Nogmaals de vraag terug: wat kunnen wij samen doen om met het Nederlandse bedrijfsleven — daar horen de grote bedrijven en de mkb-bedrijven bij — fatsoenlijke nieuwe banen en nieuwe bedrijvigheid te creëren op een continent als Afrika? Hoe kijkt u daartegenaan? Waar zou u mee beginnen?

De heer Alkaya (SP):

Als je de omstandigheden creëert, denk ik dat bedrijven een intrinsieke motivatie hebben om kansen te zien en daarop in te springen. Dat doen ze ook al veelvuldig. Wij moeten dan niet over de hele linie handelsbarrières wegnemen. In landen waar de milieunormen of arbeidsnormen niet op orde zijn, zijn handelsbarrières bijvoorbeeld op hun plaats. We moeten dan tarieven in stand houden om ervoor te zorgen dat het niet lucratief wordt om in dat soort landen te gaan zitten vanwege dat soort uitbuitingsmogelijkheden. Ik denk dat dit het belangrijkste is wat wij kunnen doen. Dat is ook constant onze inzet geweest in al die debatten, bijvoorbeeld over vrijhandelsverdragen. Wij zijn ook voor eerlijke handel.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Het sanctioneren van bedrijven die fouten maken in het buitenland gebeurt nog onvoldoende. Dat is nog veel te ingewikkeld. Neem alleen al een bedrijf als Shell, dat veel betrokken is bij dit soort misstanden. Het is nog veel te ingewikkeld om individuen en bestuurders hier in Nederland daarvoor verantwoordelijk te houden. Daarom zijn er op dit punt duidelijkere wetten nodig, nationaal en internationaal, naast de vrijwillige convenanten tussen welwillende bedrijven die gewoon kunnen blijven bestaan.

Ook op dit punt is er een kabinetsperiode verspeeld. Daar lijkt het helaas op, juist vanwege de verhoudingen in het kabinet. De minister heeft in deze kabinetsperiode helaas te lang in de kern oude politiek gevoerd, niet te onderscheiden van haar voorgangers. Zij heeft zich in de luren laten leggen door die multinationals, die inderdaad zeggen dat ze hun best willen doen, en ze heeft de randvoorwaarden te weinig veranderd. Zij heeft bezuinigd op de toekomst van ontwikkelingshulp; daar hadden we het zojuist al over. Het flinterdunne progressieve jasje dat om deze oude politiek heen zit, maakt het helaas nauwelijks beter.

Voorzitter. Klimaatopwarming, milieuvervuiling en ongelijkheid in de wereld gaan onverminderd door. Om dat het hoofd te bieden, is nieuw leiderschap nodig. Geen elitair leiderschap met vage vergezichten en holle woorden, maar leiderschap van onderop, uit de volksbuurten en van de werkvloeren, om tegenmacht te bieden aan de almacht van multinationals en het ontwortelde en onzichtbare kapitaal, dat helemaal geen landsgrenzen meer kent en dat helemaal geen oog heeft voor de situatie op de grond, op de werkvloeren in de volksbuurten, maar alleen maar denkt aan winstbejag op zo kort mogelijke termijn. Het kapitaal en de multinationals hebben dit kabinet helaas in het pak genaaid. Daarom is echte democratisering nodig, die de politieke en economische verhoudingen op hun kop zal zetten en de wereld eindelijk eerlijker zal maken, van onderop. Minister Kaag zat op de perfecte plek om dat progressieve leiderschap de afgelopen vier jaar te tonen, maar naar onze mening heeft ze te veel oude politiek gevoerd en vier jaar tijd van progressief Nederland verspeeld.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Alkaya. Dan is nu het woord aan de heer Bouali van D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Laat ook ik van deze gelegenheid gebruikmaken om mijn felicitaties aan collega Van den Nieuwenhuijzen voor zijn maidenspeech te geven. Het was een mooi verhaal; jammer dat we niet mochten interrumperen.

Voorzitter. 2020 was het jaar dat de Wereldgezondheidsorganisatie Afrika poliovrij verklaarde. Voorpaginanieuws werd het echter niet, en natuurlijk weten we allemaal waarom dat zo was. De voorpagina's werden gedomineerd door corona, dat de hele wereld op zijn kop zette, niet in de laatste plaats Afrika.

Voor mij symboliseert dit goed waar we nu staan met ontwikkelingssamenwerking. De laatste decennia hebben we enorm veel progressie geboekt in de bestrijding van ziektes, in de bestrijding van armoede en in het vergroten van de kansen op werk en onderwijs in ontwikkelingslanden. Toch zijn we geneigd vooral de ellende te zien, veroorzaakt door conflict, klimaatverandering en nu dus ook corona. Vandaag wil ik eerst stilstaan bij wat we wél bereikt hebben met zijn allen en bij de levens die wél zijn verbeterd, juist om te laten zien waarom het zo belangrijk is dat we onze inzet verstevigen en blijven zoeken naar nieuwe manieren om levens te verbeteren.

Voorzitter. Daarom wil ik ook eventjes terugblikken. Toen we aan deze kabinetsperiode begonnen, was het beroerd gesteld met het OS-budget. Het kabinet-Rutte/Asscher had een structurele bezuiniging van 1,4 miljard doorgevoerd. Voor het eerst sinds 1974 voldeed Nederland niet meer aan de internationale norm om 0,7% van het bni aan ontwikkelingssamenwerking uit te geven. Later deed minister Ploumen daar een flinke kasschuif van nog eens 1,2 miljard bij. En laten we wel wezen, toen was er geen crisis.

Mijn partij heeft er alles aan gedaan om dit tij te keren en de gaten van het kabinet-Rutte/Asscher te dichten. Ik zei het net al in mijn interruptie bij de collega van de SP: in totaal wisten we er in deze periode 2,3 miljard euro bij te krijgen voor de begroting van BuHa-OS. En met resultaat. Met de 400 miljoen die jaarlijks is vrijgemaakt voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten hebben inmiddels 2,8 miljoen vrouwen en meisjes toegang tot anticonceptie gehad. Ik zet me daar ook samen met de collega van GroenLinks voor in, met de Nederlandse bijdrage van 100 miljoen euro voor het Global Partnership for Education. Daarvoor was gehele steun in deze Kamer. Dat is alweer bijna drie jaar geleden. In Nederland wisten we in 2019 alleen al 1 miljoen hectare bos onder duurzaam beheer te brengen. Dat was nog voor de financiële inzet, die vorig jaar werd verdubbeld op basis van amendementen van deze Kamer. Dat zijn keiharde resultaten, resultaten die mensenlevens wereldwijd verbeteren en in het belang zijn van de toekomst van Nederland.

Het zijn resultaten die nu pijnlijk genoeg teniet dreigen te worden gedaan, want de armste mensen werden door corona vaak indirect het hardst geraakt. Afgelopen maandag sprak ik met de ONE-Jeugdambassadeurs; velen van jullie hebben ze ook gesproken. Zij drukten mij nog eens stevig op het hart dat we de meest kwetsbare mensen, waar ook ter wereld, niet mogen vergeten. Dat wil ik ook niet doen en ik hoop dat samen met jullie allemaal uit te kunnen dragen.

Helaas hebben we onvoldoende tijd om alle conflicten in de wereld te bespreken. De voorzitter wees ons net al op de klok. Toch wil ik hier niet onopgemerkt laten blijven dat wij het leed zien en dat wij ons blijven inzetten voor al die landen in conflict, al die landen die met grote vluchtelingenstromen te maken hebben. Gisteren nog haalden de verschrikkelijke beelden van Jemen het achtuurjournaal. Ik denk aan de situatie in het Midden-Oosten, de heel moeilijke, penibele situatie van Palestijnen en het lot van Libanon, dat tot overmaat van ramp dit jaar ook nog eens met een verschrikkelijke explosie te maken kreeg, zoals we allemaal weten. Maar het gaat ook om de situatie in Centraal Afrika, de vluchtelingen in Colombia, de Rohingya in Bangladesh en de Oeigoeren in China. Ik zei het al, het is te veel om op te noemen, maar voor al die mensen blijf ik me in ieder geval inzetten.

Ik ben dan ook ontzettend blij dat we, met de gezamenlijke inzet van deze Kamer en met minister Kaag 500 miljoen extra op de BHOS-begroting hebben kunnen vrijmaken uit de algemene middelen, om te zorgen dat de steun voor die mensen overeind blijft, zodat we ook in 2021 de programma's kunnen voortzetten, bijvoorbeeld op het gebied van SRGR. Dat dat nodig is, bleek afgelopen week maar weer, toen de Verenigde Staten een anti-abortusverklaring ondertekende in gezelschap van Brazilië en Hongarije; het verbaasde ons niks. Ik wil de minister vragen of ze zich naast de ruim 400 miljoen euro, die zij ook weer voor 2021 aan SRGR besteedt, ook politiek en diplomatiek blijft inzetten en deze conservatieve krachten met woord en daad blijft bestrijden.

Voorzitter. Ik noemde al dat mensen in ontwikkelingslanden extra hard worden geraakt door de crisis. Er zijn 80 miljoen vluchtelingen in OS-landen. 80 miljoen vluchtelingen hebben we internationaal, waarvan 85% tot 90% in OS-landen zelf woont. Deze zijn extra kwetsbaar. Bijna de helft van alle vluchtelingenkinderen gaat niet naar school, en dat terwijl juist onderwijs de belangrijkste drijfveer is van wereldwijde vooruitgang. Ik wil graag ook vandaag en morgen met de collega's kijken of we daar iets aan kunnen doen, of we in ieder geval het onderwijs voor die vluchtelingenkampen kunnen verbeteren. Ik steek hierbij de hand uit naar de collega's, om kinderen die al zo veel hebben meegemaakt toch nog hoop op een betere toekomst te kunnen bieden.

Voorzitter. Ik wil naar een onderwerp gaan dat ik nog niet eerder heb besproken: het geld dat migranten jaarlijks naar hun familie en vrienden thuis sturen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is het misschien handig om eerst mevrouw Van den Hul de gelegenheid te geven voor haar interruptie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, remittances is inderdaad ook een heel belangrijk onderwerp. Maar over het onderwerp waar we het net over hadden, moet mij toch iets van het hart. Ik ken de heer Bouali als een pleitbezorger van seksuele en reproductieve rechten. Daar had hij het net zelf over. In deze begroting, de begroting die de heer Bouali hier nu met zo veel vuur staat te verdedigen, met ronkende woorden, staat een min op het budget voor seksuele en reproductieve rechten en hiv- en aidsbestrijding. Kan ik er dan, met het oog op wat wij net aan ronkende woorden hebben gehoord, van uitgaan dat de heer Bouali zijn steun gaat uitspreken voor het amendement dat ik heb ingediend, samen met collega Van den Nieuwenhuijzen, om die min te repareren?

De heer Bouali (D66):

Ik denk dat de collega van de PvdA een heel terecht punt heeft. Maar ik had ook een ander verhaal in mijn verhaal, en dat heeft ook met uw partij te maken. U hebt ons met zulke diepe wonden achtergelaten op de OS-begroting, dat we daar echt moesten bijplussen. We hebben heel hard gewerkt de afgelopen jaren om dat te doen. Dat is gelukt. Nu zitten we in een crisis die zijn weerga niet kent, de coronacrisis. We hebben met z'n allen, ook met steun van u en met steun van andere collega's in de Kamer, 500 miljoen weten op te plussen om ervoor te zorgen dat in ieder geval de lopende projecten nog voortgang kunnen vinden en dat die gedekt zijn. Nu hebben wij de afgelopen jaren, met verscheidene collega's hier, ons allen ingezet voor SRGR, een onderwerp dat ons beiden aan het hart gaat. Maar we zitten nu eenmaal in die crisis. We hebben de afgelopen jaren additioneel geld vrijgemaakt. Dan past het ons nu om te zeggen: we geven 400 miljoen uit aan SRGR, een van de grootste bedragen; dat laten we staan. Dat is een prima inzet. We hebben de afgelopen jaren additionele middelen gevraagd. Dat kan dit jaar gewoon niet. Ik vind het een sympathiek voorstel. Ik wil graag met u meegaan. Ik wil graag met u meedenken. Maar we hebben nu eenmaal niet meer geld.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het moet mij echt van het hart dat dit nu toch wel karikaturaal begint te worden. Van "gapende wonden" die wij zouden hebben achtergelaten, is geen sprake. Er was wel degelijk sprake van een crisis, eerst een financiële, toen een vluchtelingencrisis. Daar is op geacteerd. Op dit moment is het Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, dat er niet in slaagt. Na maandenlang politiek soebatten hier, na een AIV-advies dat nota bene door de partij van de heer Bouali is aangevraagd, met spoed, onder stoom en kokend water, is er na maandenlang gesoebat een compromis uitgekomen waarvan ik zeker weet dat de heer Bouali het liever ook anders had gezien. Hij kan nu net gaan doen alsof het allemaal fantastisch is wat er ligt. Het is niet fantastisch. Verschillende organisaties trekken aan de bel: onderwijsorganisaties, vrouwenrechtenorganisaties, SRGR-organisaties, hiv/aids-bestrijdingsorganisaties. Zij luiden de noodklok, want er wordt wel degelijk bezuinigd in deze begroting. Dat zou niet moeten gebeuren. Daar doen wij vanuit de linkse oppositie een aantal concrete voorstellen voor. A: wij repareren de schade ...

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

... met het amendement-Van den Nieuwenhuijzen ...

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul! Dit kan ik niet meer opvatten als een beknopte interruptie. Daar heb ik wel om gevraagd. Dat doe ik niet omdat ik u of een ander graag het woord ontneem, maar ik wil wel dat iedereen aan het woord kan komen in deze eerste termijn. Ik vraag u dus om de tweede termijn van deze interruptie nu echt in één zin af te ronden en dan krijgt de heer Bouali nog kort het woord. Want als we op deze manier doorgaan, dan moet ik straks zeggen dat ik helemaal geen interrupties meer toesta. Dat willen we ook niet, denk ik. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Helder, voorzitter. Kunnen wij op steun rekenen voor onze voorstellen, ja of nee?

De heer Bouali (D66):

Laat ik daar heel kort over zijn. Ik heb in ieder geval wel een trackrecord van pogingen om iedere keer iets extra's erbij te krijgen. Dat is me gelukt en dat is uw partij niet gelukt. Sterker nog, we hebben echt heel veel moeite om het allemaal bij te benen. Twee. Nederland is de vijfde grootste donor in de Europese Unie als het aankomt op ontwikkelingssamenwerking. Als we niks hadden gedaan en het Rutte-Ascherlijntje hadden doorgetrokken, dan zaten we op 0,48%. We staan nu op 0,59%. Dan hadden we dus 10% minder geld gehad. Daar wilt u nu extra dingen voor gaan doen. Dat gaat gewoon niet lukken. Wij doen wel extra dingen. Die 400 miljoen staan als een huis. Ik roep de minister ook op om iets extra te doen op diplomatiek en politiek niveau.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik ga de heer Bouali toch het genoegen doen om even met mij in debat te kunnen. Ik heb een hele concrete vraag. U geeft terecht aan dat u al die projecten heeft ingezet en dat u superhard heeft gevochten voor het geld dat er in deze kabinetsperiode is. Die zijn belangrijk en die moeten we voortzetten. Toch laat deze begroting zien dat we, ondanks al uw pogingen en de pogingen van uw collega's van de ChristenUnie en het CDA, 110 miljoen moeten bezuinigen. Het wordt ook nog eens doorgeschoven naar de tweede helft van volgend jaar. Dat betekent eigenlijk dat effectief een veel groter deel bezuinigd moet worden. Heeft u ideeën waar die bezuinigingen volgens u moeten komen? Want ik zou zeggen: als je zo'n nalatenschap hebt, maak dan in ieder geval keuzes waar je wilt bezuinigen.

De heer Bouali (D66):

Ik ben ieder geval blij GroenLinks aan onze zijde te vinden op dit dossier. Ik zag ook dat u eindelijk actie had ondernomen en dat u dit eindelijk op uw begroting had opgenomen. Dat is heel goed. Bravo. Kijk, ik zal er geen doekjes om winden. Wat mij betreft mag het budget voor ontwikkelingssamenwerking omhoog. Dat staat ook klip-en-klaar in ons verkiezingsprogramma: naar de 0,7%; neem die internationale verantwoordelijkheid. Alleen zitten we daar nu nog niet. Ja, we hebben hard gevochten — dat weet u ook — ook met hulp van u uit de Kamer, om in ieder geval die 500 miljoen te krijgen. Dat is ook gelukt. Daarmee proberen we nu in ieder geval de lopende programma's te stutten en ervoor te zorgen dat die kunnen doorgaan. Ja, dat er dan gaten vallen ... Ik had ze liever ook niet gezien, moet ik u heel eerlijk zeggen. Daar kan ik niks aan doen. Dat is nu zo. Ik hoop dat in 2021 de economie aantrekt, zodat we toch weer dat plusje gaan maken en we in ieder geval niet die vervelende minnetjes zien. Maar dat is voor bij de economische groei van 2021. Maar ja, ik ga u inderdaad meegeven dat het wat mij betreft ook wat royaler mag. Daar hebben we wel een meerderheid voor nodig. Zo werkt een democratie. Wij stappen in ieder geval wel in, als D66, om onze verantwoordelijkheid te nemen en we gaan niet aan de zijlijn staan. Daardoor hebben we er nu in ieder geval wel voor gezorgd dat we een flinke plus hebben, met steun ook van jullie, op de BuHa-OS-begroting, in deze ergste crisis na de Tweede Wereldoorlog.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Als u uw collega van het CDA meekrijgt, hebben we volgens mij een meerderheid in de Kamer om een fatsoenlijk OS-budget op orde te hebben. Volgens mij hoorde ik haar net zeggen dat ze daar ook voor is, dus volgens mij kunnen we het vandaag of morgen nog regelen met elkaar. Maar u heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag. Waar mogen wat u betreft dan dadelijk wel die gaten vallen als de economie niet aantrekt? Waar mag dan wat u betreft wél bezuinigd worden? Volgens mij kunnen we ons dat gewoon niet permitteren. Dat vond dit kabinet in april ook, maar blijkbaar is de coalitie op een andere gedachte gekomen.

De heer Bouali (D66):

Als je gewoon breed naar het budget kijkt, hebben we bijna alles overeind gehouden. Dat kunt u ook zien als u de begroting goed leest. Op alle beleidsartikelen ziet dat er in ieder geval solide uit. Dat komt ook doordat we die 500 miljoen hebben geregeld. Er zijn misschien deelterreinen onder die beleidspunten die misschien een minnetje krijgen of wat minder krijgen omdat we nu inderdaad in zwaar weer zitten. Ik dacht dat ik u een antwoord had gegeven. Ik heb dat liever ook niet, nee. U hebt, geloof ik, mijn CDA-collega zojuist niet geïnterrumpeerd, maar mij wel.

De heer Alkaya (SP):

Om dit even heel scherp te krijgen. Wij hebben eerder hier moties aangenomen gekregen samen met de heer Bouali, omdat er een progressieve meerderheid is in de Kamer. Als de SGP ook meedoet, is er zonder de rechterkant gewoon een progressieve meerderheid in deze Kamer. Kan ik zijn woorden van zojuist zo opvatten dat, als wij straks pogingen doen met moties en amendementen om dat budget op bepaalde onderdelen te repareren, D66 daar in ieder geval voor zal zijn?

De heer Bouali (D66):

Nee, dat kan ik niet zomaar per definitie zeggen. Maar ik kan u wel zeggen wat mijn inzet gaat worden. Die is heel duidelijk. We hebben net al een debatje over de verkiezingsprogramma's gehad. Mijn inzet is daar duidelijk in. Mijn partij is daar ook klip-en-klaar over. Ik had u net ook gevraagd of u met mij wilt kijken of we wat voor vluchtelingenkinderen en onderwijs zouden kunnen doen. Wij zullen dadelijk gezamenlijk hier in de Kamer moeten gaan kijken wat we kunnen doen, als we de balans hebben opgemaakt en de minister haar antwoorden heeft gegeven. Mijn inzet zal inderdaad zijn om zo veel mogelijk extra te doen op OS.

De voorzitter:

Meneer Alkaya, tot slot.

De heer Alkaya (SP):

Tot slot. Daar kijk ik dan naar uit. Ik heb net ons uiterst beknopte verkiezingsprogramma, dat ik iedereen kan aanbevelen, erbij gepakt om te bekijken wat we precies aan prioriteiten hadden aangegeven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarin staat inderdaad: zorg en infrastructuur in ontwikkelingslanden. Ik had daar net een heel goed gesprek over met de VVD en het CDA. Kunnen we daar ook op samenwerken met D66? Misschien kunnen we dan iets doen om de zorg en infrastructuur in ontwikkelingslanden op peil te brengen.

De heer Bouali (D66):

Daar hebt u een goed punt. Ons verkiezingsprogramma was ook wat groter, inclusiever en duidelijker, zoals ik al aangaf, dus daar staan veel meer terreinen in. Daar staat dit onderwerp inderdaad ook in. Dus op dat punt willen we ook graag met u samenwerken. Naar alles wat we kunnen doen, internationaal, om ontwikkelingslanden te verstevigen en te versterken, gaan we kijken. Bij ons zijn het inderdaad net wat meer thema's dan bij u; u noemt alleen het onderwerp dat u nu aansnijdt.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Waar was ik gebleven? Remittances, geloof ik. Ik wil een onderwerp aansnijden dat ik nog niet eerder heb aangesneden als Kamerlid: remittances. Het geld dat migranten jaarlijks naar hun familie en vrienden, naar huis sturen. Dit bedraagt namelijk drie keer zoveel als de wereldwijde uitgave aan ontwikkelingssamenwerking. Het probleem is echter dat migranten nu hoge transactiekosten betalen, oplopend tot wel 15%, waardoor veel geld bij transactiekantoren blijft hangen. Niet voor niets hebben we bij de duurzame ontwikkelingsdoelen afgesproken dat de transactiekosten in 2030 verlaagd zullen worden tot 3%. Het wordt tijd dat we daar werk van gaan maken. Ik wil de minister heel graag ertoe oproepen om in navolging van Frankrijk en Duitsland ook voor Nederland een nationaal actieplan remittances op te stellen.

Voorzitter. Tot slot op het kopje ontwikkelingssamenwerking het onderwerp diversiteit. Al ruim 10.000 bedrijven en organisaties uit heel Europa hebben het Charter Diversiteit ondertekend, waaronder alle ministeries van de rijksoverheid en ook een aantal prominente bedrijven. Nu vraag ik me af of partners van de overheid dat ook niet zouden moeten doen. Wat D66 betreft wel. Zeker voor Nederlandse organisaties in het veld van ontwikkelingssamenwerking, die vaak wereldwijd opereren, zou diversiteit van hun kantoren hier in Nederland een kernwaarde moeten zijn. Graag hoor ik van de minister of zij deze mening deelt en wat we zouden kunnen doen om dit te bevorderen.

Voorzitter. Ik ga nu over naar de buitenlandse handel, ook een belangrijk onderwerp. Ik ben dit keer begonnen met ontwikkelingssamenwerking, omdat we daar de heftige effecten zien bij de allerarmsten in de wereld. Dit neemt niet weg dat de portefeuille buitenlandse handel ook een heel belangrijk element is. Als we terugkijken op de afgelopen jaren is de wereld er niet stabieler op geworden. Door corona moesten de grenzen sluiten, met grote gevolgen voor de Nederlandse export. De WTO is nog steeds vleugellam gemaakt door president Trump en wie weet krijgen we dadelijk nog eens vier jaar lang handelsoorlogen.

Laat ik beginnen met de enorme crisis waarin we zitten. Het is duidelijk geworden dat de internationale handel kwetsbaar is. Op vitale gebieden zoals medicijnen en medische apparatuur was de Europese Unie te afhankelijk van andere landen. Ook bleken onze handelsketens te veel toegespitst op één land, namelijk China. Deze minister is bekend met mijn zorgen over dit land. China is een asymmetrische handelspartner van de Europese Unie. In aanbestedingen en markttoegang is er geen sprake van reciprociteit. Europese bedrijven kunnen nog steeds niet vrij op de Chinese markt opereren, terwijl Chinese bedrijven in heel Europa investeren. Ik geef de minister graag mijn zorgen hierover mee. Het diversifiëren van onze handelsketens naar meerdere handelspartners over de wereld en de regio is daarom van groot belang, juist ook voor onze eigen stabiliteit in Nederland en de Europese Unie. Maar dit wordt niet door iedereen in deze Kamer zo gezien. Daar ga ik dan ook even op in.

Als diplomaat mocht ik jarenlang de Nederlandse belangen behartigen in het buitenland. Ik ben dus ook blij te zien dat de buitenlandse handel in het afgelopen jaar steeds meer aandacht krijgt. Deze minister heeft vele handelsmissies geleid. De waardering hiervoor onder ondernemers is groot, volgens VNO-NCW. Ook zijn het economische postennetwerk en de dienstverlening onder deze minister enorm versterkt, vertelde een ondernemer mij vorige week. Daar zijn we zeer tevreden over. Want D66 blijft herhalen dat Europese en internationale samenwerking onmisbaar is, onmisbaar voor onze welvaart, voor onze stabiliteit en voor alle grote uitdagingen waar we voor staan. Maar het valt op dat deze Kamer steeds meer in twee kampen gespleten is zodra we over handel spreken. In het ene kamp zitten zij die het Nederlandse belang van handel wel erkennen en als instrument willen inzetten om wereldwijd samen te werken aan ook de grote uitdagingen, zoals klimaat en armoede. Maar we zien ook een heel gek ander kamp, een hele gekke samenwerking in deze Kamer tussen linkse en nationalistisch rechtse partijen. Ze wijzen alle handel af en willen zich terugtrekken achter de dijken. Maar bij de kop in het zand steken is helemaal niemand gebaat in dit land: Nederland niet, Europa niet en ook zeker de Amazone niet, in Latijns-Amerika.

Dat is gelijk mijn volgende bruggetje, voorzitter. De Amazone is een onderwerp waar ik ieder jaar op terugkom omdat het me persoonlijk heel erg aan het hart gaat. We zien jaar na jaar het regenwoud verdwijnen: het wordt omgekapt en afgebrand. Dat is niet alleen een enorme ramp voor de biodiversiteit. Ook is het regenwoud zeer belangrijk in het tegengaan van klimaatverandering. De afgelopen jaren heeft de minister extra geld vrijgemaakt om ontbossing tegen te gaan. Daar ben ik heel blij mee. D66 wil ook graag met de minister verder kijken wat we nog meer kunnen doen, zoals het weren van producten op de Europese markt die bijdragen aan de ontbossing in de Amazone. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.

Daarnaast dank ik de minister voor haar inzet voor het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat staat nu Europees hoog op de agenda. Dat is een hele goede zaak. We begrijpen dat er snel een voorstel komt van Commissaris Reynders en dat de minister ondertussen nationaal aan de slag gaat.

Dan mijn laatste onderwerp, voorzitter, want volgens mij tikt de klok heel hard. Mijn laatste onderwerp is de positie van het internationale onderwijs. Als onderwijspartij is dat een belangrijk onderwerp. Nederland heeft een grote aantrekkingskracht op buitenlandse studenten. Als alumni vormen zij een belangrijke impuls voor de Nederlandse kenniseconomie en de arbeidsmarkt. Door het Holland Alumni network blijven deze alumni verbonden met Nederland. Het netwerk zorgt zo voor duizenden ambassadeurs wereldwijd die Nederland een heel warm hart toedragen. Het is belangrijk voor de handelsrelaties van vandaag en morgen en voor de innovatieve kracht van Nederland. Ik heb begrepen dat dit netwerk onder druk staat. Graag zou ik met de minister willen kijken wat we kunnen komen om het Holland Alumni netwerk verder te versterken.

Voorzitter. Ik sluit af. We zijn in een van de ergste crisissen terechtgekomen. Met de collega's hier in de Kamer hoop ik dat we de OS-poot nu maar ook in toekomstige kabinetten kunnen versterken en dat we daar samen voor staan. Ik hoop ook dat we in deze Kamer samenwerken om het handelspotentieel van Nederland als innovatieve en groene handelspartner verder te versterken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Bouali. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik sluit me uiteraard aan bij de felicitaties voor de gewaardeerde collega Van den Nieuwenhuijzen; welkom ook bij deze begrotingsbehandeling en gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Voorzitter. Dit is geen vrolijk stemmende begrotingsbehandeling, want een eerlijke wereld lijkt verder weg dan ooit. Oxfam waarschuwde deze zomer al dat er, als we niks doen, dit jaar 12.000 mensen per dag sterven van de honger. Vele miljoenen mensen zien door de covidcrisis hun inkomen verdampen en nog eens honderden miljoenen mensen weten niet eens of ze vanavond wel wat te eten hebben. Ondertussen worden 's werelds superrijken alleen maar rijker. De 2.000 miljardairs die onze wereld telt, hebben samen meer dan de armste 60% van de wereldbevolking. As we speak zitten gezinnen te kleumen in tochtige, modderige tenten in Moria. Het contrast kan bijna niet groter zijn.

En wat doet dit kabinet? In plaats van extra investeren in OS, juist nu, en investeren in een humanitaire oplossing voor de crisis in Moria komt deze minister met een begroting die op veel gebieden neerkomt op een bezuiniging, ook op belangrijke thema's zoals seksuele en reproductieve rechten, gezondheid, voedselzekerheid en onderwijs. De effecten zijn bovendien nog niet eens duidelijk. Hoe deze bezuinigingen neerslaan horen we pas volgend voorjaar. Wat gaat dit alles betekenen voor onze inzet op de SDG-doelen, vraag ik de minister, niet alleen op haar departement maar ook kabinetsbreed. Kan de minister zich ervoor inzetten dat er bij nieuwe wet- en regelgeving ook daadwerkelijk wordt getoetst op impact op OS, op SDG's en op gender? Ik hoor graag hoe dit beter, zichtbaarder en consequenter kan, juist nu. En wat vindt de minister bijna twee maanden na de schandalige Moriadeal van de huidige humanitaire situatie op Lesbos? Wat is en wordt haar inzet de komende winter?

Voorzitter. Al eerder spraken we over de Nederlandse covidhulp, die na maanden wachten een teleurstellend compromis bleek, terwijl corona ook wereldwijd als een vergrootglas werkt. De covidcrisis versterkt bestaande knelpunten in de voedselvoorziening, zoals door klimaatverandering of sprinkhanenplagen tegenvallende oogsten. Het World Food Programme voorspelt dat als gevolg van de pandemie het aantal mensen met acute voedselonzekerheid bijna zal verdubbelen van 135 miljoen naar 265 miljoen. Ons kabinet moet dus meer doen dan een sigaar uit eigen doos, met bovendien een hypotheek op de toekomst. Daarom doen wij samen met GroenLinks en de SP een voorstel om dit te repareren, zodat we af zijn van de duivelse dilemma's zoals kiezen tussen vrouwenrechten, onderwijs, gezondheidszorg of voedselzekerheid. En nog steeds betalen de allerarmste landen zich scheel aan schulden. Kan de minister een update geven van hoe het staat met het bevriezen of kwijtschelden daarvan?

Voorzitter. Lokale maatschappelijke organisaties zijn meer dan ooit van belang bij de noodhulpverlening. Juist zij weten waar de nood het hoogst is en juist zij zijn cruciaal om de meest gemarginaliseerde mensen te bereiken, zoals vrouwen en meisjes, lhbti's, vluchtelingen en mensen met een beperking. Daarom nogmaals mijn pleidooi: minimaal 25% van de noodhulp via lokale maatschappelijke organisaties en niet alles via grote multilaterale organisaties. Kan de minister juist op die terreinen waar lokale maatschappelijke organisaties meerwaarde hebben, bekijken hoe hier extra op ingezet kan worden?

Voorzitter. De krimpende ruimte voor ngo's, activisten en vakbonden is al een tijd een groot punt van zorg, en nu helemaal. Verschillende autoritaire regimes hebben de covidcrisis aangegrepen om de ruimte van het maatschappelijk middenveld verder te verkleinen. Mensenrechtenverdedigers, vrouwenrechtenverdedigers, lhbt-activisten en vakbondsleiders zitten nog meer in de knel. Ik hoor graag van de minister hoe zij voor hen in de bres springt en wat ambassades meer kunnen doen om hen juist nu te helpen.

Voorzitter. Ook de onafhankelijke journalistiek heeft het zwaar: intimidatie, verspreiding van nepnieuws, onzekere inkomsten. Kan de minister aangeven wat zij gaat doen om hen juist te steunen in plaats van de steun aan hen terug te schroeven?

Vrouwen en meisjes worden extra zwaar getroffen door de gevolgen van de pandemie. Zij raken hun banen in de informele economie het eerst kwijt. Er is wereldwijd sprake van een toename van geweld tegen vrouwen. We zien een toenemend aantal tienerzwangerschappen doordat meisjes niet naar school gaan, en dit terwijl toegang tot zorg, anticonceptiemiddelen en een veilige abortus nog meer onder druk staan. De huidige pandemie vraagt om investering in gezondheidszorg, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aidszorg, en niet om extra bezuinigingen zoals we die toch zien in deze begroting. Daarom dien ik samen met collega Van den Nieuwenhuijzen een amendement in om het bedrag dat beschikbaar is voor SRGR en hiv/aids-bestrijding terug te brengen op het huidige niveau. Is de minister bereid om met haar Europese ambtsgenoten in gesprek te gaan over een gezamenlijk actieplan om de toenemende gender-based violence te bestrijden?

Voorzitter. Dan over eerlijke handel. Over dit thema hoorden wij de minister nog onlangs in een interview zeggen — volgens mij was het de heer Van den Nieuwenhuijzen die daaraan refereerde; of was het de heer Alkaya? — dat zij alleen maar bedrijven kent die verantwoordelijkheid willen nemen, die aandacht voor het Klimaatakkoord willen en een eerlijk loon willen betalen. Was het maar zo! De realiteit is een stuk grimmiger. Bedrijven die op grote schaal belasting ontwijken, medewerkers geen leefbaar loon betalen, milieuregels aan hun laars lappen, orders cancelen zonder compensatie, vakbonden buiten spel zetten, producten gemaakt door kinderen of zelfs dwangarbeiders verkopen: zo kan ik nog wel even doorgaan. En wat te denken van het werkelijk schandalige verhaal van Fidelia Onoghaife uit Nigeria, die terecht aan de bel trok over de wel heel nauwe banden van Shell met de Nederlandse ambassade in haar land? Zij moest het met ontslag bekopen. Al eerder stelden wij hier samen met de SP Kamervragen over. Ik kijk ernaar uit van de minister te horen wat zij gaat doen om dit soort vreselijke verhalen in de toekomst te voorkomen.

Voorzitter. Wat ons betreft is maatschappelijk verantwoord ondernemen geen keuze, maar onze dure plicht. Een plicht die te veel bedrijven helaas niet of onvoldoende nakomen. En waar geen wil is, is een wet. Daarom hebben wij samen met de ChristenUnie, GroenLinks en de SP een initiatiefnota ingediend.

Tot slot nog een vraag op dit punt, voorzitter. Kan de minister bevestigen dat onderschrijving en naleving van OESO-richtlijnen gelden als harde voorwaarden bij iedere vorm van subsidie, deelname aan handelsmissies en bij het inkoopbeleid van de overheid, of dit nou ODA- of non-ODA-middelen betreft? Want een eerlijke wereld bouwen wij nog altijd samen.

De voorzitter:

Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Van Weerdenburg. Graag ook van haar beknopt, natuurlijk. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Uiteraard, voorzitter. Mevrouw Van den Hul spreekt over eerlijke handel. Zo kennen we haar. Het is ongetwijfeld een van de redenen waarom de PvdA tegen CETA heeft gestemd, althans in de Tweede Kamer. Ik geloof dat de Eerste Kamerfractie er nog niet helemaal uit is of er in ieder geval over twijfelt. Mijn vraag aan mevrouw Van den Hul is: waarom heeft u tegen het amendement gestemd dat ik samen met de SGP heb ingediend in een poging om CETA te laten stranden in de Tweede Kamer? U heeft ertegen gestemd. U heeft het dus niet eens willen proberen. Waarom moest CETA naar de Eerste Kamer, waar het nu, geloof ik, al voor de derde keer wordt getraineerd? Is het nou de bedoeling om voor minister Kaag gezichtsverlies te voorkomen, om het over de verkiezingen heen te tillen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, de reden is een stuk simpeler. De reden waarom wij tegen CETA hebben gestemd is een andere dan de reden waarom de PVV-fractie tegen CETA heeft gestemd. Onze bezwaren, onze zorgen, zaten en zitten in de ongelijke toegang tot mechanismen in CETA voor vakbonden, voor milieuactiviteiten, voor mensenrechtenactivisten. Dat was ons punt van zorg. Wij delen dus niet de redenatie achter het amendement waar mevrouw Van Weerdenburg aan refereert. Dat is de reden dat wij dat amendement niet hebben gesteund.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Weerdenburg.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Hieruit proef ik dat de Eerste Kamerfractie van de PvdA met een eventueel inlegvel van de minister genoegen gaat nemen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Als mevrouw Van Weerdenburg wil weten hoe onze Eerste Kamerfractie naar dit verdrag kijkt, zal zij dat bij de Eerste Kamerfractie moeten navragen. Wij staan hier in de Tweede Kamer. Ik heb het nu over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en niet over verdragen die nu niet op de agenda staan.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik wil even doorgaan over arbeid met mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid. Ik heb heel veel gehoord over het OS-gedeelte, over noodhulp. Dat kunnen we volledig ondersteunen, ook wat mevrouw Kuik daarover heeft gezegd namens het CDA. Maar wat zijn nu de plannen van de Partij van de Arbeid om volwaardige banen te creëren in derde landen, bijvoorbeeld op het continent Afrika? Voor een fatsoenlijk inkomen, zodat de jeugd, de jongens en meisjes daar ook een Afrikaanse droom kunnen realiseren, in plaats van een droom om alleen maar naar Europa te komen. De Partij van de Arbeid hoor ik niet over het creëren van nieuwe banen. Ik hoor wel weer het zwart-witbeeld dat iedereen, alle bedrijven, in een hoek worden gedreven, van belastingontduiking, niet omgaan met mensenrechten en milieuproblemen. Dat hoor ik allemaal, maar waar zitten de nuance en de constructiviteit om daarbij ook samen met het CDA te werken aan nieuwe banen op dat continent, waar we een win-winsituatie kunnen creëren?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik breng de heer Amhaouch graag in herinnering dat de combinatie van de hulp en handel-agenda waar het hier vandaag al een paar keer over is gegaan, een punt is dat wij van harte onderschrijven en een warm hart toedragen. Maar dan moet het wel handel zijn die bijdraagt aan ontwikkeling. Daar hebben wij wel degelijk reden tot zorg. Verschillende collega's hebben hier al een lange lijst van voorbeelden genoemd. Ik kan die lijst nog wel verlengen, maar ik zie de voorzitter al op de klok kijken. Er gaat gewoon te veel mis. Dus ja, natuurlijk is werk ontzettend belangrijk en is het ontzettend belangrijk om te investeren in goeie banen, maar dan moeten het wel goeie banen zijn. Dan moet daar ook een leefbaar loon betaald worden. Dat is op dit moment in heel veel gevallen niet zo, want wie zijn de marge? Mensen zijn de marge, en dat moet anders.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Die zorgen delen we samen. Volgens mij delen we die met de hele Kamer, maar door alleen maar die zorgen te benoemen, kunnen we niet zorgen voor brood op de plank, ook voor die mensen. Dus ik verwacht van de mensen die kritisch zijn op die zorgen dat ze aan de andere kant ook komen met concrete plannen hoe we samen met ondernemend Nederland banen kunnen creëren. Ik zou daar graag ook in de toekomst met de Partij van de Arbeid op willen samenwerken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Die plannen hebben we wel degelijk! Gelukkig ligt er ook een ontzettend mooi SER-advies dat nog eens een keer onderstreept wat er nou zo belangrijk is. We hebben een convenantenaanpak. Daar zijn hele goede stappen gezet, juist ook vanuit de Nederlandse polder, in samenspraak tussen bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Maar we moeten ook met elkaar de conclusie trekken dat die stappen nog niet voldoende hebben gewerkt. Daarom hebben wij samen met de ChristenUnie, de SP en GroenLinks een initiatiefnota ingediend om te zorgen dat het speelveld ook echt eerlijk wordt, zodat we echt werken aan die duurzame toekomst.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties namens de ChristenUnie voor de heer Van den Nieuwenhuijzen voor zijn maidenspeech. Het was wat verrassend, want we werken al maanden met de heer Van den Nieuwenhuijzen samen, om hem nog deze speech te zien houden, dus ik moest mezelf inhouden om niet te interrumperen. Maar van harte welkom ook in deze zaal.

Voorzitter. Dit is de laatste begroting van dit kabinet en van deze minister, in missionaire status in ieder geval, en ook mijn laatste begroting. Dus het is goed om terug te kijken op wat deze minister heeft gedaan en ook vooruit te kijken.

Voorzitter. Er waren een aantal grote uitdagingen van deze minister. Ten eerste werden we geconfronteerd met een grote migratie-instroom. De opvang in de regio was ook een belangrijk speerpunt van deze minister. Hoe konden we die toekomstige migratiestroming nu afremmen door meer te investeren in de opvang in de regio, in de thuislanden? Daarvoor heeft de minister ook verschillende fondsen opgericht. Daar dank ik haar ook voor. Een van die fondsen is het Challenge Fund, waar collega Kuik en ondergetekende ook op hebben aangedrongen.

Verder moest de minister de SDG's, dus de Sustainable Development Goals voortzetten en heeft zij speciale aandacht gehad voor de psychosociale hulp in crisissituaties, met een aparte tweedaagse conferentie hierover in 2019. Zij had het erover — ik heb dat nog even teruggelezen — in haar introductie Met oog voor de ziel. Dat sprak mij erg aan. De minister poogde ook om de IMVO-convenanten, de ketenaansprakelijkheidsconvenanten, vlot te trekken met dertien risicosectoren. Ik kom daar later op terug.

Voorzitter. Collega's hebben al gesproken over de tijd waarin we zitten: de pandemie, en hoe die de wereld beïnvloedt en de nood niet zozeer minder maakt, maar de nood juist alleen maar groter maakt. Dat heb ik ook tegen mevrouw Van Weerdenburg gezegd. De medische gevolgen zijn misschien niet precies te overzien. Dat komt ook omdat er in veel van die landen mogelijk een gebrek is aan testcapaciteit. Ongetwijfeld zal er een groter beroep gedaan moeten worden op de medische zorg. Los daarvan weten we al van de doorberekeningen van de Wereldbank, het IMF, et cetera, dat er banen verloren gaan, dat de internationale handel afneemt, dat mensen, en dan met name dagloners, hun werk zien verdampen. Er is dus meer hulp nodig.

Deze minister werd zelf ook geconfronteerd met een dalend bni. De collega's van de coalitie hebben daar al aan gerefereerd. Gelukkig hebben de coalitie en het kabinet dit gezamenlijk weten te compenseren met 500 miljoen extra. Dat loopt door tot 2022. Dat betekent dat door dit kabinet de lopende programma's niet bedreigd worden, ondanks de daling van het bni.

Voorzitter. Wij hopen natuurlijk dat het bnp van Nederland in de toekomst weer gaat stijgen. Ik ben blij dat dit kabinet een wijs besluit heeft genomen door het bedrijfsleven in ieder geval niet nog verder aan te pakken als het gaat om de coronabestrijding en tegelijkertijd de huidige maatregelen te handhaven. Ik hoop dat we als Nederland in staat zijn om onze economische groei weer op peil te brengen. Dat heeft ook positieve effecten op het budget voor ontwikkelingssamenwerking.

Voorzitter. Is dit genoeg om de wereldwijde crisis aan te pakken? Nee, absoluut niet. We weten dat Nederland dat niet in z'n eentje hoeft te doen. We weten dat er bij de Wereldbank miljarden klaarliggen. We weten van andere lidstaten en de Europese Commissie dat ze extra fondsen hebben gereserveerd. Ook dit kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt voor de negatieve effecten van de coronapandemie.

Dat betekent niet dat wij op onze handen gaan zitten. Daarom zal ik in de tweede termijn voorstellen om terug te groeien naar de 0,7% bestedingen van het bnp aan ontwikkelingshulp. Dat is hard nodig. We hebben met deze coalitie en dit kabinet geprobeerd de negatieve trend te keren. Wij vertrouwen erop en vragen het kabinet om nu al een plan te maken om terug te groeien naar de 0,7%, zodat er straks bij de kabinetsonderhandelingen concrete voorstellen liggen. We weten dat de collega-minister van Defensie hetzelfde heeft gedaan. Deze minister heeft het eigenlijk al aangekondigd in een eerdere nota, maar we vragen haar om dit nog voor de afloop van deze kabinetsperiode te doen.

De voorzitter:

Meneer Van Raan, kort.

De heer Van Raan (PvdD):

Het is goed nieuws om over dat teruggroeipad naar 0,7% te horen van de ChristenUnie. Nu ligt er al een aangehouden motie van mijn fractievoorzitter Esther Ouwehand om dat te doen. Zou de ChristenUnie eventueel bereid zijn om die motie te ondersteunen, vraag ik mij af.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik herinner me die motie. Die kwam bij de APB vandaan, de Algemene Politieke Beschouwingen. Daar waren we op zich positief over, ware het niet dat er een zin aan was toegevoegd waarin stond dat de middelen nog gedurende deze kabinetsperiode beschikbaar moesten komen. Dat zou een extra investering van 2 miljard betekenen. Althans, zo heb ik de motie gelezen. Misschien was ze niet zo bedoeld. Misschien kan de heer Van Raan dat uitleggen. Vandaar onze terughoudendheid toen. Ik hoop gezamenlijk met de heer Van Raan te kunnen optrekken om te kijken of we alsnog tot zo'n plan kunnen komen.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat lijkt me winst, want ik kan die twijfel of aarzeling weghalen. Zo was de motie in ieder geval niet bedoeld. Die 2 miljard nu al uitgeven was niet aan de orde, maar wel het doel om terug te groeien. Ik merk dat we daar op dezelfde manier in staan. Wellicht kunnen we dus zakendoen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Laten we dan nog even naar de motie kijken. Die suggestie leek namelijk uit de motie te spreken. Misschien komen we gezamenlijk nog tot een heel duidelijke oproep richting het kabinet.

Voorzitter. Dan Lesbos. Tijdens covid werden we geconfronteerd met de vreselijke branden op Lesbos. De huidige beelden zijn nog dramatischer. Mensen staan tot hun knieën in de blubber. We weten dat dit een gebied met vervuilde grond is, waar eigenlijk niemand mocht komen. Het werd als oefenterrein gebruikt. Juist daar plaatsen we nu mensen, in de blubber. Het is echt schaamteloos dat Europa dit toestaat. Europa kijkt ernaar en we doen niets. Deze minister heeft 1 miljoen vrijgemaakt. Daar prijs ik haar voor, maar het is echt veel te weinig om iets aan de ellende te kunnen doen. Ik vraag de minister om te kijken of er op haar begroting nog iets meer kan worden gedaan — ik weet dat dat dan non-ODA moet zijn, omdat het geen ontwikkelingsland betreft, maar Griekenland — of dat we andere landen ertoe kunnen aanzetten om het leed daar te verlichten. Ik vraag haar ook wanneer die 100 kinderen en hun ouders naar Nederland komen. Ik weet dat dat een beetje een overloop heeft met de staatssecretaris van Justitie, maar het is toegezegd door het kabinet. Wanneer gaat dit gebeuren?

Ik roep haar ook op om, misschien samen met haar collega's, ervoor te pleiten de meeste kwetsbaren die in deze situatie zitten van de eilanden af te halen en in ieder geval onder te brengen op het Griekse vasteland, in de hotels die nu leegstaan. Ik hoor graag haar reactie op dat punt. Mensen zijn geen honden, ook al zitten ze daar in die vluchtelingenkampen onder vreselijke omstandigheden.

Voorzitter. Dan de effecten van covid op de handel. Covid heeft laten zien dat Nederland en Europa afhankelijk zijn van de internationale handel. We hebben dat gezien bij de beschermende middelen waar we een tekort aan hadden. De fractievoorzitters Heerma en Segers hebben het kabinet opgeroepen om tot een planbureau voor de veiligheid te komen, om toekomstige kwetsbare afhankelijkheidsrelaties ten aanzien van goederen, diensten en producten te verminderen. Hoe staat het met de uitvoering van die motie? Wat ons betreft hoeft dat geen apart instituut te zijn. We kunnen ook gaan kijken of al bestaande instituten, zoals Clingendael en HCSS, maar ook de AIV de krachten kunnen bundelen.

Dan Mercosur, voorzitter. Ik ben benieuwd hoe het nu staat met de komende handelsverdragen, zoals Mercosur. Wij hebben ons hier in deze Kamer eerder uitgesproken tegen Mercosur, omdat we vonden dat dit onverantwoord was in een tijd waarin we juist willen kijken naar transparantie in de ketens en naar duurzaamheid, en waarin we zien dat de bossen in de Amazone worden verbrand en niet worden teruggebracht. Landen als Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Ierland et cetera hebben al gezegd dat ze niet akkoord gaan. Hoe staat de minister nu tegenover dit Mercosur-verdrag?

Dan imvo. Het KIT en ook de SER hebben inmiddels een rapport en evaluatie uitgebracht: Samen naar duurzame ketenimpact. De Kamer heeft de nota Van voorlichten tot verplichten ook ontvangen van deze minister. We hebben ook een reactie gehad op onze initiatiefnota tegen slavernij en uitbuiting. Daar dank ik de minister voor. Ik was wel verbaasd dat er wordt doorgeschoven naar Europa. Waarom was er geen enthousiasme over nationale wetgeving, zoals deze minister eerder had? Het is toch helder wat die OESO-richtlijnen zijn? We kunnen geen tijd verspillen. Natuurlijk is het het meest ideaal als Europa dit oppakt, maar ondertussen mogen we niet op onze handen gaan zitten. We moeten ook eigen, nationale wetgeving gaan maken. Zoals bekend zijn een aantal partijen, waaronder de ChristenUnie, bezig met zo'n initiatiefwet.

Voorzitter, ik zie dat de heer Bouali iets wil zeggen.

De voorzitter:

Meneer Bouali, kort.

De heer Bouali (D66):

Ik zal het inderdaad heel kort houden. De heer Voordewind weet ook dat er op Europees niveau een redelijke versnelling is ingezet op het imvo-traject. In mijn bijdrage refereerde ik er al aan. Commissaris Reynders is echt aan het werk geslagen. Ziet u dus niet ook wat in dat Europese traject? Want als Europa snel met wetgeving komt, of met elementen daarvan of met dwingende maatregelen, is dat toch veel verstandiger? Dan zou het toch vreemd zijn als wij hier in Nederland ook allerlei dingen gaan doen? Ik ben er niet op tegen, hoor, maar het Europese traject is toch ook heel relevant?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zeker, maar wij weten ook hoe snel Europa werkt. Dit debat speelt al jaren in Europa. Ik ben straks in november veertien jaar Kamerlid en ik houd me al veertien jaar met dit onderwerp bezig. Er zijn al verschillende rapporten in bureauladen in Brussel verdwenen. Ik zie de inspanningen van Eurocommissaris Reynders, maar we zien ook dat dat waarschijnlijk pas tot resultaat leidt in de zomer van volgend jaar. Ik zou dus zeggen: laten we als Kamer nu een initiatiefwet neerleggen, zodat we straks tijdens de onderhandelingen waar u mogelijk aan deelneemt bouwstenen hebben die we kunnen gebruiken. Duitsland doet dat nu ook en Frankrijk heeft het ook eerder gedaan. Andere zijn landen bezig om wetgeving te maken. Als we ons allemaal houden aan die OESO-richtlijnen, met die zes stappen om de ketenaansprakelijkheid goed vorm te geven, dan kan het niet anders dan leiden tot een harmonisering van de wetten die we tot nu toe hebben gemaakt. Frankrijk wacht ook niet af. Frankrijk is nu ook bezig met eigen wetgeving, Duitsland is er nu mee bezig et cetera. Mijn appel aan de heer Bouali zou dus zijn: doe mee! Laten we snel een nationale wet maken die straks op de onderhandelingstafel kan liggen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

En ik geef u aan dat ik straks nog een of twee minuten spreektijd nodig heb, maar dat zal ik van mijn andere spreektijden afhalen.

De voorzitter:

Dat ga ik u toch niet toestaan, want we lopen al uit de tijd. De anderen moeten ook nog spreken. En zelfs dan zullen we het niet meer binnen de tijd kunnen houden, dus u zult echt in de tweede termijn de rest van uw verhaal moeten uiteenzetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar voorzitter, ik …

De voorzitter:

Nee, ik ga nu het woord geven aan de volgende spreker, en dat is de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, ik ben nog niet klaar.

De voorzitter:

Dat kan zo zijn, maar u bent door uw tijd heen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan neem ik wat tijd van mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Maar ik zeg u dat ik u dat niet ga toestaan, omdat we al uit de tijd lopen voor dit debat. Dat betekent dat ik nu echt het woord ga geven aan de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb recht op mijn spreektijd. Er staat tien minuten spreektijd, en die wil ik graag benutten.

De voorzitter:

U heeft aangegeven de spreektijd die staat aangegeven voor deze termijn te benutten. Die heeft u benut en daar houd ik u nu aan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is een indicatie. Ik heb tien minuten toegewezen gekregen. Dat heb ik u ook doorgegeven. Dus ik zou graag mijn verhaal afmaken.

De voorzitter:

Ik ga dat niet toestaan. Ik geef nu het woord aan de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nee voorzitter, dit is de orde van de Kamer. U gaat daar in eerste instantie over, maar ik heb gewoon tien minuten spreektijd toegewezen gekregen. Dat is gewoon een wettelijk recht dat ik heb, en ik kan ook die van mijn tweede termijn gebruiken.

De voorzitter:

U krijgt twee minuten de tijd en er zullen geen interrupties meer worden toegestaan vanaf nu. U heeft nog twee minuten om uw verhaal af te maken, en dan horen we u niet meer in de tweede termijn, denk ik. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, in de tweede termijn kan ik dan nog minuten gebruiken die ik aan andere begrotingen kan besteden. Dus ik hoop dat u dat ook scherp heeft.

Dan maak ik snel mijn bijdrage af. De versterking van het maatschappelijk middenveld is een speerpunt van de minister. Maar ik zie wel in de afgelopen periode een verschuiving van de multilaterale organisaties van 34% naar 42%. Ik roep de minister toch op om dat, als ze daadwerkelijk dat particuliere kanaal zo belangrijk vindt, wat meer in balans te houden.

Voorzitter. Dan de begroting zelf. In de wereldwijde pandemie mogen we niet de meest kwetsbaren uit het oog verliezen, met name kinderen die seksueel misbruikt worden. Zo'n 2 miljoen kinderen worden dagelijks seksueel misbruikt. Het gebeurt zelfs onder toezicht van en met toestemming van hun eigen ouders. Kinderen die geliefd moeten zijn en veiligheid nodig hebben, worden getraumatiseerd en beschadigd voor het leven. Ik vraag de minister: laten we het kinderfonds voor bestrijding van prostitutie, dat afloopt in 2021, doorzetten. Ik overweeg om ook in de tweede termijn iets met dat punt te doen.

Voorzitter. Ten slotte ga ik in op het Dutch Relief Alliance fonds. Ik begrijp dat de minister dat gewoon doorzet. Dat is ook prima. Ik begrijp ook dat er hulp van de minister nodig is als het gaat om de EU delegation coöperation in de gebieden zoals Nigeria. Zou de minister daarop haar toezegging en steun willen geven?

Voorzitter. Tot slot. Ik begon met een terugblik op het OS-beleid van deze minister. Aan de inzet van deze minister heeft het niet gelegen. Ik dank haar namens mijn fractie voor haar betrokkenheid bij de allerarmsten in de wereld. Ik hoop dat we genoemde thema's, zoals opvang in de regio, imvo en het tegengaan van kindermisbruik nog flink in de steigers kunnen zetten, voordat we samen het stokje moeten overgeven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Voordewind. Het woord is aan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de heer Van den Nieuwenhuijzen met zijn maidenspeech.

Voorzitter. Voor velen lijkt het alsof COVID-19 uit de lucht is komen vallen en botte pech is waar we zelf geen invloed op hebben gehad. We zijn maar wat blij met de virologen die ons zo goed en zo kwaad als het gaat door deze ellende loodsen. Nederland luistert naar ze, omdat de pandemie voor bijna iedereen nieuw is, maar voor virologen is het dat helemaal niet. Maar hoe we nu aan hun lippen hangen, staat in schril contrast met hoe we hun eerdere oproepen jarenlang genegeerd hebben. Want een van hun belangrijkste adviezen was altijd: laat de natuur met rust. Wilde dieren, die daar verder niks aan kunnen doen, zijn mogelijk dragers van voor henzelf onschuldige virussen. Maar zodra mensen het leefgebied van de dieren binnendringen, kunnen die virussen op mensen overspringen. De natuur heeft een onmeetbare diversiteit aan virussen die zich bevinden in allerlei levende wezens. Het afgelopen decennium was ruim driekwart van alle nieuwe infectieziekten van dieren afkomstig. Het beste medicijn tegen toekomstige pandemieën is dus de natuur en de dieren met rust te laten. Is de minister het daar mee eens? Graag een reactie.

Voorzitter. COVID-19 is botte pech, maar het is dus niet uit de lucht komen vallen. Het is geen zwarte zwaan die niemand zag aankomen. De mens laat immers de natuur en de dieren niet met rust. In ons eigen belang moeten we dus ook wegblijven uit de onontgonnen natuur, wegblijven uit het Amazoneregenwoud, wegblijven uit de Cerrado, wegblijven uit de oerwouden van Borneo en wegblijven uit de oerwouden van West-Papoea. We moeten wegblijven uit welk oernatuurgebied dan ook. De mens heeft daar niets te zoeken.

Voorzitter. Maar gelukkig heeft Nederland de minister van: daar heeft de mens niks te zoeken. De allerbelangrijkste taak van deze minister is overal ter wereld de collega's en de regeringsleiders ervan te doordringen dat we de natuur met rust moeten laten. Haar handelsbeleid zou dus ook volledig in het teken moeten staan van het met onze tengels afblijven van wat niet van ons is. Maar dat gaat niet helemaal goed. Dat gaat helemaal niet goed. Als minister voor Handel staat ze namelijk te juichen als de Europese Commissie handelsdeals afsluit waarvan we weten dat die ten koste gaan van de natuur elders in de wereld. Er zijn vergevorderde onderhandelingen met onder meer Indonesië, andere Zuidoost-Aziatische landen en met Zuid-Amerika. Die handelsdeals reduceren bovendien die landen tot producenten van goedkoop veevoer, goedkoop vlees, voor de Europese markt. Het is kolonialisme in een modern jasje op hippe sneakers.

Voorzitter. Vorig jaar ontving ik samen met de collega's van D66 en GroenLinks een delegatie van de oorspronkelijke bewoners van de Amazone. Het was een aangrijpende bijeenkomst. Waar wij dachten hulp te kunnen bieden aan hen die bedreigd worden, vanuit een soort bovenliggende positie, was het eigenlijk andersom. Deze mensen kwamen ons hulp bieden om ons te laten inzien hoe desastreus de handelsdeal met Zuid-Amerika is. Hun dringende advies was: stop met die handelsdeal. Die deal is een van de drijvende krachten achter de steeds sneller gaande ontbossing en verwoestijning van de Braziliaanse natuur, een van de drijvende krachten achter de steeds heftiger mensenrechtenschendingen. Als u iets om ons geeft — zo knoopten ze de Kamerleden in de oren — stop dan met die Mercosur-deal. Die geeft Bolsonaro en ontbossingsbedrijven vrij spel in de Amazone.

Voorzitter. Het doet ons deugd: een deel van de Kamer heeft geluisterd. Ik heb het idee dat ik nu naar de heer Bouali ga luisteren.

De voorzitter:

Nou, dat denk ik niet, want ik ga geen interrupties meer toestaan. Het spijt me zeer, maar het kan niet anders. Gaat u verder.

De heer Van Raan (PvdD):

Maar wat doet de minister? In plaats van haar hand te reiken aan de mensen in nood, steekt zij de bedrijven een hart onder de riem. Zij kent "alleen maar bedrijven die verantwoordelijk willen zijn".

Voorzitter. Het voelt nu in één keer een beetje als een maidenspeech. Ik kan van alles zeggen. Gevaarlijk punt, gevaarlijk punt in de speech.

De voorzitter:

Ik hoop dat u het binnen de tijd doet.

De heer Van Raan (PvdD):

Zeker, zeker. De minister zei: ik ken alleen maar bedrijven die verantwoordelijk willen zijn. Ik heb echt wat hulp nodig om dit te begrijpen. Staat Shell nou voor de rechter omdat Shell zo ruimhartig verantwoordelijkheid heeft genomen voor de onvoorstelbare vervuiling en verwoesting van de Nigerdelta? Welke verantwoordelijkheid neemt Albert Heijn nou als het de schappen vol legt met vlees en zuivel afkomstig van dieren die gevoerd zijn met ontbossingsveevoer uit Zuid-Amerika? Als Vion zich zo verantwoordelijk voelde, waarom moest dan afgelopen mei de veiligheidsregio met behulp van politie een slachthuis van Vion sluiten omdat de coronabesmettingen de pan uit gierden? Ik aarzel overigens wel een beetje om de bronnen van deze onderzoeken te noemen, voordat de Weverling-brainwave of no-brainwave gaat optreden om de subsidies voor de clubs die dit onderzocht hebben, te stoppen.

Voorzitter. Ik had nog meer bijdragen kunnen vullen met bedrijven die helemaal niet verantwoordelijk willen zijn, maar dat is het punt niet. Het punt is natuurlijk dat de eerste verantwoordelijkheid van bedrijven het maken van winst is. Dan hebben we gelukkig, als het goed is, de overheid, het kabinet, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die voor de kwetsbare waarden, voor de burgers, opkomen. Althans, als het goed is. De Partij voor de Dieren zoekt wel verbinding en internationale samenwerking met mensen die geweldloos strijden om dieren, natuur en milieu in hun leefomgeving te beschermen, met mensen die hun verantwoordelijkheid nemen en proberen te beschermen wat kwetsbaar en waardevol is. Zo creëert de Partij voor de Dieren draagvlak waar dat niet altijd vanzelfsprekend is. Boeren- en milieuorganisaties sloegen de handen ineen in hun verzet tegen de Mercosur-deal. De rest van de Kamer sloot zich daar gelukkig bij aan en veegde de deal ook van tafel. Na Nederland groeide ook in Duitsland en het Europees Parlement het verzet. De positie van de Kamer is kraakhelder. Een inlegvel gaat de deal niet redden. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik kijk even door mijn tekst omdat ik niet in tijdnood wil komen. In mijn bijdrage heb ik voorbeelden genoemd van de structurele vernietiging van oerbossen, geofferd aan de verslaving aan dierlijke eiwitten en van het vernietigen van de Nijldelta voor oliewinning, geofferd aan de verslaving aan fossiele brandstoffen. Dit zijn voorbeelden van ecocide, het grootschalig toebrengen van schade aan ecosystemen. Tot voor kort was dit een onbekend fenomeen voor deze minister, maar steeds meer mensen zien nu wat de mens de natuur aandoet. Steeds meer mensen begrijpen dat ecocide bestraft dient te worden. De Partij voor de Dieren vindt dan ook dat ecocide als misdaad strafbaar moet zijn. Graag een reactie van deze minister over haar positie daarin.

Voorzitter. Het is ook deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking die de positie van jonge vrouwen en mensenrechten tot haar speerpunten heeft gemaakt. Dat is goed en belangrijk en dat siert de minister. De Partij voor de Dieren steunt dat. Maar het is ook de minister die er met haar beleid voor zorgt dat de wereld verder globaliseert. Globalisering ontwricht lokale gemeenschappen. Als dat gebeurt, zijn juist vrouwen daar als eerste het slachtoffer van. We hebben een recent rapport van ActionAid gezien over de palmolieproductie in Midden-Amerika dat dat beeld bevestigt. We weten dat de situatie van bijvoorbeeld de Oeigoeren verschrikkelijk is. En we doen er zo weinig tegen. Sterker nog, we sluiten dus die handelsverdragen af met Zuid-Amerika en een investeringsverdrag met China. Bindende imvo-wetgeving wordt door de minister op de lange baan geschoven. Lekker met z'n allen op Europa wachten. Ik spreek u met sint-juttemis weer. Wat gaat de minister zelf doen?

Voorzitter, tot slot. Nederland heeft een paar weken geleden beloofd om 100 vluchtelingen uit Moria op te nemen. Dit ging ten koste van 100 vluchtelingen elders. Dieper kun je niet zinken. Een bodemdeal. Maar wat blijkt? Op dit moment heeft Nederland zelfs die 100 vluchtelingen hier niet naartoe gehaald. Fiks die deal.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Van Raan, hartelijk dank. Dan gaan we nu luisteren naar de bijdrage van de heer Stoffer van de SGP. Maakt u een punt van orde, meneer Bouali?

De heer Bouali (D66):

Ik begrijp heel goed dat de klok doortikt, maar dit is wel de begrotingsbehandeling van BuHa-OS. Ik denk dat het toch belangrijk is dat we als Kamerleden de mogelijkheid krijgen om ook vragen te stellen en te interrumperen. Mijn collega van de Partij voor de Dieren had een goed verhaal. Ik wil daarop interrumperen, dus ik wil graag toch ook kijken of we de mogelijkheid hiervoor hebben, bij een begrotingsbehandeling. Het is één keer per jaar dat we hier plenair zitten. Ik wil bekijken of we met elkaar daar toch een beetje de ruimte voor kunnen creëren. We moeten wel met elkaar in acht nemen dat we niet te veel interrupties doen.

De voorzitter:

Ja, dat is een goede oproep, maar die komt voor dit debat te laat, vrees ik. Dat betekent dat we nu toch gewoon gaan luisteren naar de inbreng van de heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Al grasduinend in een publicatie van een gewaardeerde Nederlandse ontwikkelingsorganisatie ontdekte ik onlangs een prachtig woord, "benkadi". Het komt uit Burkina Faso en betekent zoveel als "samen voor het goede doel". Het wijst op een onbaatzuchtige en onvoorwaardelijke caritas die de wereld juist in deze tijd zo hard nodig heeft. Wat dat betreft zie ik de vroegchristelijke kerk als een belangrijk voorbeeld, zoals we ook lezen in het Bijbelboek Handelingen: "En allen die geloofden waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk. En zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder van node had." Een warm pleidooi voor liefdevolle vrijgevigheid, misschien omdat je van geven niet armer wordt.

Voorzitter. De covidpandemie vergroot de noodzaak om samen voor het goede doel te gaan. Gelukkig speelt Nederland een rol in de wereldwijde bestrijding van corona, maar ik maak me wel zorgen, want wereldwijd lopen economie en werkgelegenheid terug. Wereldwijd zal het aantal mensen dat honger lijdt, flink gaan toenemen. Juist daarom vrees ik de bezuinigingen op Ontwikkelingssamenwerking middels forse kasschuiven. In dat geval staan niet alleen coronamaatregelen, maar ook de reguliere ODA-programma's stevig onder druk. Dat staat mijns inziens op gespannen voet met de aangenomen motie-Van der Staaij waarin de minister verzocht werd om het ODA-budget te handhaven en waar nodig zelfs extra te investeren in gezondheidszorg en voedselzekerheid. Mijn vraag aan de minister is: hoe zijn die forse bezuinigingen in de toekomst te voorkomen? Ik zie natuurlijk dat het voor dit jaar is geregeld. Maar zojuist heb ik ook in een interruptie richting het CDA, denk ik, laten zien hoe groot die zorg is voor de toekomst.

Voorzitter. Een aantal jaren geleden bezocht ik de organisatie Light for the World in Uganda. Ik was onder de indruk van de liefde en professionaliteit waarmee mensen met een beperking en een visuele beperking werden geholpen. Mijn vraag is: blijft er binnen de programma's voor onderwijs en noodhulp aandacht voor kinderen en jongeren met een beperking? Hoe wordt dat gemonitord? Ik ben ook erg benieuwd hoe de minister uitvoering geeft aan mijn motie over gerichte hulp aan de allerarmsten en de meest kwetsbaren. Ik zie in de begroting dat die in behandeling is, maar ik zou daar graag wat meer woorden en wat meer kleur bij hebben.

Voorzitter. In Uganda trof mij ook de stevige lokale verworteling en daarmee de duurzame impact die ik vaker zie bij Nederlandse hulporganisaties in het buitenland. Daarom moet mijns inziens ontwikkelingssamenwerkingsgeld minder via multilaterale organisaties besteed worden. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om de komende jaren meer geld in eigen beheer en onder eigen beleid uit te geven via vaak effectieve Nederlandse organisaties.

Ook Nederlandse ondernemers, waaronder mkb'ers, verdienen krachtige steun op het vlak van imvo en verduurzaming. Daar kunnen we ook nog stevige stappen in maken. Mijn vragen zijn de volgende. Hoe bevordert Nederland goede bancaire ondersteuning voor ondernemen en investeren in het buitenland? Hoe gaat de minister een impuls geven aan de naleving van de OESO-richtlijnen voor imvo? Helaas wordt nieuwe wet- en regelgeving ondanks aanpassing van het IAK nog niet altijd consequent getoetst op de impact op ontwikkelingssamenwerking. Dan heb ik het uiteraard over de SDG-toets. Ik zou heel graag een reflectie van de minister willen hoe we dit zouden kunnen gaan verbeteren.

Voorzitter. De SGP-fractie staat van harte achter de OS-beleidsdoelen inzake het beschermen van vrouwen en meisjes tegen achterstelling en geweld, maar zij signaleert een belangrijke lacune. Want wat doet Nederland tegen dwang of geweld rond draagmoederschap en abortus? Hoe bestrijden we gendercide, abortus van meisjes omwille van hun geslacht? Omdat hier nog veel te winnen valt, heeft de SGP de afgelopen tijd gewerkt aan een initiatiefnota met als titel Dwang tegen vrouwen, rond liefde, lijf en leven. Ik hoop deze nota binnenkort in te dienen voor behandeling in de Kamer. Want laten we ook in het OS-beleid het leven en het gezin beschermen en zoeken naar manieren om verantwoord en liefdevol moeder- en vaderschap te bevorderen.

Voorzitter. De SGP is blij met de Abraham-akkoorden tussen Israël en de Arabische staten, maar helaas staat Europa juist stil. Het EU-Israël-associatieakkoord is al jarenlang niet gemoderniseerd en de Associatieraad komt niet op ministerieel niveau samen. Mijn vraag aan de minister is of zij binnen de RBZ voorstellen kan doen voor het heropstarten van formele gesprekken binnen de Associatieraad ten bate van modernisering van het EU-Israël-associatieakkoord.

Tot slot, voorzitter. Ook China vraagt nadrukkelijk onze aandacht vanwege ongelijke markttoegang, diefstal van technologie en grote strategische Chinese investeringen, ook in ons land. Intussen worden mensenrechten, waaronder godsdienstvrijheid, in China met voeten getreden en staat de vrede in de regio onder druk. Daarom zegt de SGP: haal de banden met Taiwan aan, door binnen de EU actief te pleiten voor een bilateraal investeringsakkoord tussen de EU en Taiwan. Daar heeft ook het Nederlandse bedrijfsleven veel bij te winnen. Ik zou op mijn voorstel graag een reactie van de minister hebben.

Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. De volgende spreker op de lijst is niet aanwezig en dat betekent dat ik kan doorgaan naar de volgende spreker: de heer Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (Van Haga):

Voorzitter. Ik spreek ook namens Forum voor Democratie. Vorig jaar hadden we bij de begroting nog allerlei belangrijke zaken om over na te denken, maar inmiddels is alles relatief geworden nu we te maken hebben met een wereldwijde coronacrisis. Niet omdat corona nu zo dodelijk is, met een wereldwijde infection fatality rate van 0,23%, maar vanwege de disproportionele maatregelen die in de verschillende landen genomen worden. De nevenschade hierdoor is enorm. Daardoor krimpen wereldwijd bijna alle economieën. De economieën van de landen krimpen het hardst waar de strengste coronamaatregelen worden ingevoerd. De ramingen verschillen, maar de Nederlandse economie kromp in het tweede kwartaal met 8,5% en zal volgens het IMF met 5,4% krimpen in heel 2020. Dat zal ongetwijfeld nog erger worden nu we op een volgende lockdown afstevenen omdat we in de afgelopen jaren de capaciteit van de ziekenhuisbedden en de ic-bedden drastisch omlaag hebben gebracht. In 2015 hadden we nog 2.200 ic-bedden en nu moet Ernst Kuipers het coronavirus bevechten met 1.150 ic-bedden, met dank aan het vorige kabinet.

De buitenlandse handel, die goed is voor een derde van ons inkomen, zal ook een enorme klap krijgen. De krimp van de verschillende bedrijfstakken is overigens direct gerelateerd aan de maatregelen die de overheid neemt. Zo kromp de bouwproductie nauwelijks in het tweede kwartaal, omdat er betrekkelijk weinig coronamaatregelen werden ingevoerd. In België daarentegen kromp de bouwproductie met 40% doordat veel bouwbedrijven dicht moesten. Zoals we inmiddels weten, hebben deze maatregelen geen enkel effect gehad en zijn vele bouwbedrijven in België ten onrechte keihard geraakt. De stupiditeit van de nationale maatregelen is een-op-een gecorreleerd met de krimp van de economie.

De totale mondiale economische achteruitgang door alle coronamaatregelen wordt nu geschat op 4,4% in 2020. De wereldwijde effecten van de maatregelen die genomen worden, zijn inmiddels ook in kaart gebracht. Hoogleraar Michaéla Schippers van de Erasmus Universiteit in Rotterdam geeft aan dat de negatieve effecten van de maatregelen vele malen groter zijn dan de positieve effecten. In haar laatste paper, "For the Greater Good? The Devastating Ripple Effects of the Lockdown Measures", beschrijft zij de paradoxale effecten. Overheden die denken mensenlevens te redden door strenge maatregelen te nemen, zorgen juist voor miljoenen extra doden door honger en uitgestelde medische behandelingen. Zoals wel vaker komt een groot gedeelte van deze tragische zelfgecreëerde ramp terecht bij ontwikkelingslanden. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Is de minister bekend met de conclusies van professor Michaéla Schippers? Zo ja, onderschrijft zij de conclusie dat juist de coronamaatregelen zorgen voor een humanitaire ramp? En tot slot: hoe gaan wij hier vanuit Nederland, hoe gaat de minister vanuit haar departement invloed uitoefenen om dit te voorkomen?

Voorzitter. Dan China. Het is interessant dat het coronavirus is ontstaan in Wuhan, maar dat de Chinese economie geen last meer heeft van COVID-19 en inmiddels in het derde kwartaal alweer een groeipercentage laat zien van 4,9%. Daarmee komt de Chinese economie voor het hele jaar gewoon weer positief uit, terwijl we ons in Nederland nog hulpeloos in de voet aan het schieten zijn met allerlei maatregelen die het virus niet verdrijven, maar de economie wel kapotmaken.

Voorzitter. China was al een probleem, maar door corona zullen de problemen onbeheersbaar worden als we er niets aan gaan doen. Ons bedrijfsleven ligt op de intensive care en Chinese bedrijven staan klaar om onze prachtige bedrijven voor een appel en een ei op te kopen, terwijl wij nog steeds geen bedrijven in China mogen kopen. Af en toe hoor je nog wel dat voor een enkel bedrijf wordt voorkomen dat het in Chinese handen valt, zoals recentelijk de verhinderde overname van scheepswerf IHC, die gered werd via een staatsinjectie van 325 miljoen euro, maar ik vraag me af of dat niet het topje van de ijsberg is. De EU-Commissaris voor Mededinging, Vestager, heeft onlangs het plan gelanceerd om oneerlijke concurrentie van bedrijven van buiten de EU tegen te gaan. Algemeen wordt aangenomen dat dit speciaal tegen China is gericht, en terecht. Daarom heb ik de volgende vraag aan de minister. Hoe staat het eigenlijk met dat plan van Commissaris Vestager? Wat betekent dit voor Nederland? En hoe voorkomen we dat er toch ongewenste Chinese coronaovernames plaatsvinden? Wordt het niet tijd dat er wederkerigheid wordt geëist op straffe van uitsluiting? Als wij geen bedrijven in China mogen kopen, waarom mogen zij dat hier dan wel? Heeft de minister een overzicht van bedrijven die in de gevarenzone zitten? Is er een protocol waardoor zij geïnformeerd wordt? Is zij het met mij eens dat dit voor ons een groot risico vormt in deze coronacrisis?

Voorzitter. De bestaande problemen met China zijn er nog steeds. AliExpress stuurt miljarden pakketjes bijna gratis de hele wereld over. Onze winkelstraten worden steeds leger door Chinese onlinebedrijven die zich niet aan de regels houden, waardoor ze voor een fractie van de kosten hun producten bij de koper thuis kunnen afleveren. We zijn al jaren volkomen naïef en geven onze eigen ondernemers eigenlijk geen eerlijke kans meer. China houdt zich bovendien niet aan de regels van de WTO en zoals gezegd kunnen Chinese bedrijven gewoon Nederlandse bedrijven kopen, terwijl dat omgekeerd niet kan. Staatssteun door de Chinese overheid is meer regel dan uitzondering. Patenten en intellectueel eigendom worden op grote schaal geschonden en nepproducten worden online voor spotprijzen aangeboden. Keurmerken worden vervalst. De btw-vrijstelling voor producten onder de €22 wordt weliswaar per 1 januari 2021 opgeheven, maar mijn vraag aan de minister is dan: wordt dit gemonitord, wordt gemonitord wat het effect is van deze wijziging en kunnen we daar dan ook een verslag van krijgen?

Verder worden geen invoerrechten betaald over producten onder €150 van buiten de EU. Voor zover ik weet — maar dat kan ik gemist hebben — is er ook geen plan om dit te wijzigen. Mijn vraag aan de minister is: waarom niet? Zou het niet goed zijn om dit drempelbedrag te verlagen of om in elk geval te onderzoeken wat het optimale drempelbedrag is, waarbij de positieve en negatieve effecten beter in balans zijn?

Voorzitter. De algemene vraag is misschien: het kabinet heeft nu een aantal jaren een Chinastrategie, maar welke maatregelen zijn er nu precies genomen?

Voorzitter. Dan de importheffingen op staal, een terugkerend thema. De importheffingen op staal die de regering-Trump heeft ingesteld, zijn nog niet opgeheven. Net als vorig jaar hebben Nederlandse bedrijven zoals Van Merksteijn International steeds last van de tegenmaatregelen die de EU heeft ingesteld. Minister Kaag heeft eigenlijk al jaren haar best gedaan om daar iets aan te doen, maar helaas vangt zij in de EU elke keer bot. Nu dient zich inmiddels het volgende probleem aan. De EU wil een CO2-invoerheffing invoeren op de import van een aantal goederen, waaronder staal, cement en energie. De vraag is nu waar de EU de lijn gaat trekken. Wat gebeurt er met de import van eindproducten die bijvoorbeeld voor meer dan 80% van het gewicht uit staal bestaan? Kunnen die dan wel zonder CO2-invoerheffing ingevoerd worden? Welke invloed kan deze minister daar nog op hebben?

Voorzitter. Vorig jaar heb ik een motie ingediend om de subsidies aan activistische clubs te stoppen. Helaas werd die motie toen verworpen. De heer Weverling heeft hier net een vlammend betoog over gehouden. Ik heb net al in het interruptiedebatje gezegd dat het wel een heel mooi vlammend betoog was, maar dat hij en zijn partij — mijn oude partij natuurlijk — vorig jaar mijn motie niet steunden. Ik vind het vreemd dat we miljoenen aan organisaties geven die vervolgens met dit geld tegen de overheid gaan procederen. Maar tot mijn schrik wordt het dit jaar nog erger. Via het Beleidskader versterking maatschappelijk middenveld, oftewel het subsidieprogramma Power of Voices, gaat in de komende vijf jaar maar liefst 825 miljoen euro naar allerlei organisaties die wat mij betreft niet per definitie goede dingen doen. Mevrouw Van Weerdenburg had het al over het subsidiecircus, en eigenlijk kan ik het niet mooier zeggen. Het beleidskader leest als een marxistisch pamflet waarbij ingezet wordt op — ik citeer — "het beïnvloeden van de agenda van besluitvormers, van (…) politieke debatten, van besluitvormingsprocedures (…) om te komen tot sociale verandering". Verder staat er: "Voor groepen die ongelijke kansen hebben (…) is het van belang om bestaande machtsrelaties (…) te veranderen." Einde citaat. Het is eigenlijk wel grappig, hè? Het hele stuk is doordrenkt van diversiteit, inclusiviteit en cultuurrelativisme en is gestoeld op de alomvattende "theory of change", waarbij verschillen in de samenleving gelden als reden voor armoe. En dat allemaal van ons belastinggeld.

Wat in dit kader wel aardig is om op te merken, is dat ik met bijna al deze organisaties heb gesproken en dat het nooit de media heeft gehaald. Organisaties zoals Milieudefensie, UNRWA, Both ENDS, SOMO, Greenpeace: ze hebben allemaal geen schoon blazoen, om over de seksfeesten van Oxfam Novib nog maar te zwijgen. En toch krijgen dit soort organisaties straks ons belastinggeld om vervolgens onze overheid lastig te vallen en overheden in het buitenland te beïnvloeden, zodat ze nog inclusiever en diverser kunnen worden. Het is eigenlijk niet meer te begrijpen. In Nederland worden partijen met een andere mening weggecensureerd, maar deze organisaties krijgen juist extra geld. Kan de minister aangeven of van deze subsidie-ontvangende organisaties nog een bepaalde onafhankelijkheid wordt geëist? Hoe controleren we of ons geld goed wordt besteed en niet wordt gebruikt om allerlei perverse dingen mee te doen? Zoals gezegd, heb ik daar al een keer een motie over ingediend. Ik ga die denk ik opnieuw indienen. En nu reken ik op de steun van de heer Weverling, die dit jaar gelukkig op dit punt is gedraaid.

Voorzitter, tot slot. De coronacrisis heeft grote invloed op buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De buitenlandse handel krijgt een enorme dreun. Onze eigen bedrijven zijn ontzettend kwetsbaar geworden en de economieën zullen wereldwijd ongelofelijk krimpen. Zoals eerder aangegeven, zullen er veel meer mensen sterven door de coronamaatregelen van de verschillende overheden en de armste landen zullen een hoge prijs betalen. Ook dit kabinet heeft daar schuld aan. Maar ja, je kunt het deze minister niet aanrekenen dat haar collega's beslissingen nemen die niet alleen de economie en de internationale handel kapotmaken, maar ook een verwoestend effect hebben op vele andere landen.

Voorzitter, tot zover mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Het vervolg, de beantwoording van de minister, zal morgen plaatsvinden vanaf 10.15 uur. Dat betekent dat we nu kunnen stoppen.

De vergadering wordt van 13.38 uur tot 14.10 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven