2 Vragenuur: Vragen Ceder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Ceder aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister voor Rechtsbescherming, over het bericht "Psycholoog verwisselt dossiers: verkeerde kind uit huis geplaatst".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik geef allereerst het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie. Hij heeft een mondeling vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid, die ik van harte welkom heet. Ik heet ook welkom de andere Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis. De heer Ceder heeft een mondelinge vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister voor Rechtsbescherming, over het bericht "Psycholoog verwisselt dossiers: verkeerde kind uit huis geplaatst". Het woord is aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Als advocaat heb ik de afgelopen jaren veel familiezaken mogen meemaken. Ik heb veel verhalen van dichtbij mogen aanhoren over de pijn van verscheurde gezinnen en het spanningsveld tussen het beste willen voor het kind en de wetenschap dat dat niet altijd mogelijk is bij de ouders thuis. Dat is pijnlijk en dat heeft diepe indruk op mij gemaakt. De onmacht van de ouders, hun verhalen en hun gezichten zijn mij bekend. Die onmacht komt terug in een wel heel bijzondere zaak waarbij dossiers zijn verwisseld. Karel, 13 jaar oud, woont al 5 jaar in een pleeggezin. Maar wat blijkt? In 2016 is zijn dossier verwisseld met een andere Karel, waardoor zorgverleners hebben geoordeeld dat uithuisplaatsing nodig was. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

De situatie van Karel is tekenend voor de kwaliteit van waarheidsvinding en de discussie die daaromtrent al een tijd aan het ontstaan is in de jeugdbescherming. Ik denk dat wij dat gesprek moeten blijven voeren. De vraag is wat de posities zijn van het kind en de ouders en welke positie zij daarin echt mogen hebben. Het is belangrijk dat we dieper naar de jeugdbescherming kijken, waarbij het belang van het kind vooropstaat en ouders als partners worden gezien in plaats van met wantrouwen worden behandeld. Deze moeilijke afweging moet te allen tijde gebaseerd zijn op correcte, juiste en actuele informatie.

Voorzitter. Ik heb een aantal vragen aan de minister. Erkent hij het feit dat als zo'n dossier sluit en niet meer ongedaan gemaakt kan worden zonder gevolgen, dat een enorme impact heeft op zo'n gezin? Hoe kijkt de minister naar het Actieplan Feitenonderzoek, waarbij we kijken of er wel juiste, correcte en deugdelijke informatie staat in de documenten aan de hand waarvan belangrijke beslissingen worden genomen? Zijn wat de minister betreft de verbeteringen die de afgelopen periode zijn ingezet, voldoende? Informatie die niet altijd actueel of juist is, blijft kennelijk in dossiers hangen. Mijn vraag is daarom: wordt er wel voldoende geluisterd naar ouders? Tot slot, hoe denkt de minister de structurele kwaliteit van de jeugdbescherming te verbeteren?

Voorzitter. Ik weet dat het om een individuele zaak gaat. Misschien kan de minister daar niet heel veel over zeggen, maar ik vraag hem toch om uit te weiden over hoe dit heeft kunnen plaatsvinden. En hoe kunnen we voorkomen dat dit soort belangrijke zaken, waarbij de relatie tussen ouders en kind op het spel staat, gewoon nooit meer kan gebeuren?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, dank. Ik denk dat het goed is dat het lid Ceder hier voor deze materie aandacht vraagt. Uithuisplaatsing van een kind is een maatregel die diep ingrijpt in het leven van het kind zelf, de ouders en de omgeving. Daarom moet zo'n beslissing genomen worden met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en weging van alle omstandigheden en gevoelens. De maatregel is met allerlei checks-and-balances omgeven, zoals dat er meer bronnen moeten zijn en er sprake moet zijn van hoor en wederhoor.

Het bericht in de media waar de heer Ceder naar verwees, lijkt inderdaad een schokkend geval te zijn. Het is schokkend, omdat volgens de omschrijving in het bericht in deze casus de zorgvuldigheid die ik net schetste, niet op alle punten in acht blijkt te zijn genomen. Mijn collega Sander Dekker, de minister voor Rechtsbescherming, laat zich over deze casus deze week door zowel de betreffende gecertificeerde instelling alsook de Raad voor de Kinderbescherming nader informeren.

De heer Ceder zei al dat ik alleen al omwille van de privacy en het individuele karakter verder niet inhoudelijk op de casus kan ingaan, maar laat ik duidelijk zeggen wat ik net al zei. Zo'n besluit moet altijd gebaseerd zijn op meerdere bronnen en er moet altijd hoor en wederhoor zijn. Het moet dus ook hier de toets zijn of dat gebeurd is. Dat geldt ook voor een goed feitenonderzoek.

Daarmee komen we op het actieplan dat de heer Ceder aanroerde, het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen, waar de raad, de GI's en Veilig Thuis samen aan werken. Volgend jaar zal de evaluatie van het actieplan plaatsvinden. Dan wordt gekeken of de opgaven uit het actieplan inderdaad zijn gerealiseerd of dat aanvullende actie wenselijk is. Ik wil hier benadrukken dat mijn collega, vooruitlopend op die evaluatie, ook nu de vinger aan de pols houdt. We kijken of aanvullende maatregelen nodig zijn en we gebruiken ook deze en andere zich voordoende casuïstiek. Ik zeg toe dat uw Kamer in de voortgangsbrief jeugd van november daarover zal worden geïnformeerd. Dan zullen ook een paar van de andere punten die de heer Ceder noemde, zoals structurele verbetering, aan de orde komen, zodat die tijdens in het wetgevingsoverleg in de discussie kunnen worden betrokken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het is fijn om te horen dat de minister aangeeft dat hij naar aanleiding van deze zaak stappen gaat ondernemen en dat dit ook in de voortgangsrapportage samenkomt. Ik hoor graag wat de aanbevelingen daaruit zijn.

Ik vraag me toch iets af. Er spelen hier meerdere zaken. Het gaat enerzijds over onjuiste feiten die in een dossier komen. Ik vraag me af of de minister kan aangeven hoe wij dit kunnen voorkomen. Het gaat dus niet alleen om verbeteringen, maar ook om de vraag hoe het kan dat een rapport in een dossier komt dat kennelijk door niemand gecheckt wordt, behalve door de moeder. Zij heeft al vanaf het begin, toen ze de stukken las, aangegeven dat het niet klopt, maar werd niet gehoord. Hoe kunnen we de positie van de ouders verstevigen? Naast het feitenonderzoek, dat deugdelijk moet zijn, is ook een heel belangrijk uitgangspunt in de jeugdzorg dat de positie en het gehoord worden van ouders serieus meegenomen worden. Kan de minister aangeven hoe naast het feitenonderzoek de positie van ouders versterkt kan worden?

Minister Grapperhaus:

Over feitenonderzoek gesproken: het is van belang dat nu precies wordt nagegaan wat hier is gebeurd en hoe dit heeft kunnen gebeuren, als er dingen zijn die niet zo hadden moeten gebeuren. Ik heb al toegezegd dat we in de voortgangsbrief in aanloop naar het wetgevingsoverleg van eind november terugkomen op hetgeen je nu al uit dergelijke casuïstiek zou kunnen meenemen op het gebied van mogelijke aanscherping en verbetering en andere dingen met betrekking tot de positie van ouders, maar ook op structurele punten in het proces.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben blij en ik zal de rapportage afwachten. Tegelijkertijd ligt er een enorme opgave, ook voor ons als Kamer, als het gaat om de positie van ouders, feitenonderzoek en ervoor zorgen dat kinderen, nadat ze uit huis geplaatst worden, als dat kan zo snel mogelijk terug kunnen komen. Ik hoop dat wij als Kamer die handschoen oppakken in de komende dagen. Ik ga de voortgangsrapportage afwachten, maar ik hoor ook graag, als dat eerder kan, nadat de minister is geïnformeerd over deze specifieke casus, wat de uitgangspunten zijn en of er niet al gelijk maatregelen nodig zijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Er zijn een aantal vervolgvragen. Allereerst de heer De Neef van de VVD, dan de heer Peters van het CDA en dan de heer Hijink van de SP.

De heer De Neef (VVD):

Ik wil de heer Ceder bedanken voor zijn mondelinge vraag. Het gaat hier over een absoluut kafkaëske nachtmerrie. Je kind wordt uit huis geplaatst terwijl er een dossier is verwisseld. Vervolgens krijg je een heel ijzingwekkend relaas. In de tijd dat ik nu in de Kamer zit, ben ik ook geregeld gemaild door ouders die hetzelfde hebben, of die in ieder geval fouten vermoeden in hun dossier. Mijn vraag aan de minister zou zijn: wat zou u nu tegen de ouders willen zeggen die dat vermoeden? Waar kunnen zij nu terecht om dit aanhangig te maken en wie ziet erop toe?

Minister Grapperhaus:

In algemene zin kan ik zeggen dat daar klachtencommissies voor zijn. Als een klager niet tevreden is over de wijze waarop de klacht wordt afgehandeld, dan heeft hij zelfs ook nog echt — ik kan dat niet genoeg benadrukken — een positie bij de Ombudsman. Ik ben het wel met de heer De Neef eens dat dit zulke wezenlijke dingen zijn in het bestaan van mensen — denk aan het gezinsleven; wat gebeurt er met mijn kinderen? — dat je, als je qua instanties het beeld kwijtraakt, inderdaad al snel het gevoel hebt dat je in een nachtmerrie van Kafka terechtkomt. Dat moeten we te allen tijde voorkomen. Bij elke nieuwe maatregel of verlenging van een maatregel moet overigens altijd opnieuw feitenonderzoek worden gedaan. Als we naar deze casus kijken, zien we dat er goed gekeken moet worden hoe dat in de opvolgende keren gebeurt. Het kan zo zijn — dat wil ik beslist niet goedpraten — dat ergens een initiële fout wordt gemaakt, maar omdat er telkens opnieuw feitenonderzoek plaatsvindt, moet dan blijken dat die fout is gemaakt. Dit moet daar allemaal onderwerp van zijn.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de heer De Neef. Nee? Dan de heer Peters, CDA.

De heer Peters (CDA):

De minister spreekt terecht over een jeugdbeschermingsketen. Het gaat dan via wijkteams, via VeiligThuis, via de Raad voor de Kinderbescherming en via de jeugdrechter. Maar de gecertificeerde instellingen hebben het druk. Al vaker constateerde ik hier dat ik denk dat het niet alleen een keten is, maar ook de duurste en meest ingewikkelde rotonde van Nederland. De andere minister, minister Dekker, wilde er eerst niet aan om daar iets aan te doen. Toen wilde hij dat wel. Toen zei hij: ik ga het doen. Toen zei hij: ik doe het. Toen zei hij: er is geen weg meer terug. En nu hoor ik er niks meer van. Vindt u ook dat dit voorbeeld precies illustreert waarom die vereenvoudiging echt nodig is en dat we daar nu echt een beetje vaart achter zouden moeten zetten?

Minister Grapperhaus:

Ik vind het ingewikkeld als je het louter zegt op basis van een casus, zoals hier is beschreven, waarbij echt sprake is van "zoek de zeven fouten", zou ik bijna zeggen, dus waarbij dingen gewoon echt mis zijn gegaan. Ik onderstreep wat het lid Peters heeft gezegd, namelijk dat er een geschiedenis achter zit. Vandaar dat dat Actieplan Feitenonderzoek ook al loopt. Ik denk wel dat we moeten kijken of we uit deze casuïstiek, deze casus en misschien ook andere casussen uiteindelijk onderaan de streep een conclusie kunnen trekken — dat zal in de voortgangsbrief aan de orde moeten komen — over verdergaande vereenvoudiging, zoals de heer Peters bepleit.

De voorzitter:

De heer Hijink, SP, en dan mevrouw Agema, PVV.

De heer Hijink (SP):

Een kind wordt uit huis geplaatst, niet op basis van foute informatie, maar op basis van een dossier van een ander kind en een dossier van een andere moeder. Het is natuurlijk superheftig als dat je overkomt. Ik wil de minister het volgende vragen. Mij doet het ook denken aan de Belastingdienst, aan wat we daar hebben gezien: als je één keer een kruisje achter je naam hebt, kan het zomaar zijn dat je totaal de vernieling in wordt geholpen, omdat die overmachtige overheid, waar je als individu tegenop moet boksen, niet meer thuis geeft en zelfs jaren later niet in staat is om gemaakte fouten te herstellen. Ik zou de minister willen vragen: wat gaat u nou doen, niet alleen voor dit gezin, maar juist ook voor vele anderen die in een vergelijkbare situatie zitten en die ook het gevoel hebben dat de informatie niet klopt op basis waarvan beslissingen worden gemaakt? Wat gaat u voor deze groep ouders doen?

Minister Grapperhaus:

Ik spits het even toe op deze problematiek. Daarbij heb ik gezegd dat uithuisplaatsing echt heel heftig is. Dat betekent dat daar een aantal hele stevige, strenge normen of toetsingscriteria voor gelden. We moeten goed bekijken — dat is mijn collega nu aan het doen — wat in deze casus nou precies de gang van zaken is geweest en hoe we die toetsingscriteria die we hebben, hierop toepassen. We moeten dus kijken of dingen daarbij gewoon niet goed zijn gedaan of niet goed zijn toegepast, of dat de toetsingscriteria die daarvoor zijn — dat is misschien ook een beetje het punt waar de heren Peters en De Neef op wezen — anders moeten. Deze toetsingscriteria sluiten namelijk niet uit dat er zaken gebeuren waarvan we allemaal zeggen: dat mag absoluut niet gebeuren. Maar ik zeg daarbij heel duidelijk: je moet eerst precies op een rij hebben wat er in deze casus wel of niet is gebeurd en wat we daaruit afleiden. Daar moet in die voortgangsbrief op worden teruggekomen.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter, ik wil u allereerst bedanken voor het agenderen van dit onderwerp. Het is niet echt gebruikelijk om een persoonlijke casus te agenderen voor het vragenuur, maar vroeger was u als collega-Kamerlid ook altijd erg betrokken bij de zaak. Ik kan me heel goed herinneren dat we in het verleden ook dingen samen hebben gedaan, bijvoorbeeld over waarheidsvinding. Dan verbijstert het mij zo dat er kennelijk dus nog altijd iets scheef gaat, iets misgaat, terwijl de Kamer iedere keer op haar achterste benen staat bij dit soort voorbeelden — dat is hier heel duidelijk en heel terecht — van een kind dat onterecht uit huis wordt geplaatst en onterecht van zijn ouders wordt afgenomen. Hoe is het mogelijk dat we kennelijk in een land leven waarbij per ongeluk een dossier wordt verwisseld, maar waarbij vóór de uithuisplaatsing niet opgemerkt wordt dat dit dossier verwisseld is? Hoe kan dat ook zo veel jaren later gebeuren, terwijl de Tweede Kamer zich er steeds weer over opwindt als er fouten worden gemaakt bij die waarheidsvinding?

Minister Grapperhaus:

Collega Dekker is nu bezig om die vraag goed beantwoord te krijgen. Hoe is dit gebeurd? Ik zei het net in antwoord op de heer Hijink al: betekent dit dat er in het veld fouten zijn gemaakt of dat het instrumentarium dat is aangereikt, niet goed is? Dat kan allebei. Ik blijf zeggen — mevrouw Agema vraagt daar terecht aandacht voor — dat we juist voor die individuele gevallen, individueel inzoomend, aandacht moeten hebben en moeten bekijken hoe we dat voor het individu, en voor dit individu, beter moeten doen. Dat moet immers uiteindelijk wel de strekking zijn van onze regelgeving.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de minister van Justitie en Veiligheid van harte bedanken.

Naar boven