3 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aan de orde is de regeling van werkzaamheden. Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Leijten van de SP voor haar verzoek.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Tijdens dit reces zijn er ook nog twee Kamerleden benoemd als staatssecretaris. Daarmee zijn er drie Kamerleden onder ons die een onverenigbare dubbelfunctie hebben. Daarover zou ik graag een debat met hen willen aanvragen. Ik hoor graag van hen hoe zij dit verenigbaar zien te maken.

Ik heb nog een tweede verzoek, dat uzelf betreft. U heeft afgelopen zondag laten weten dat u denkt dat dit geen onverenigbare dubbelfunctie is. Ik zou graag willen weten op basis waarvan u dat heeft besloten. Welk advies is dat geweest? In uw oordeel zegt u tegelijkertijd dat een meerderheid van de Kamer een advies kan vragen aan de Raad van State. Was het niet logisch geweest om zelf een oordeel te hebben naar aanleiding van een advies van de Raad van State? Wellicht kunt u zo vriendelijk zijn om een soort van feitenrelaas te maken. Heeft u contact gehad en, zo ja, met wie? Wat is de basis waarop u oordeelt dat het Reglement van Orde 2.2 niet van toepassing is? En waarom heeft u besloten om een standpunt in te nemen voordat er een Kamerdebat heeft plaatsgevonden? Dat is het verzoek aan u.

Het verzoek aan de Kamer is dus om een debat te houden met de drie staatssecretarissen/collega's over hun onverenigbare positie van volksvertegenwoordiger en bewindspersoon.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Het lijkt me goed om het eerste verzoek even voor te leggen aan de Kamer. Is er steun voor een debat met de desbetreffende drie staatssecretarissen? Ik geef allereerst het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Steun voor het houden van een debat over dit onderwerp. Het lijkt mij gek om dat met de drie staatssecretarissen te doen. Steun om dat te doen met de premier, aan wie mevrouw Leijten samen met collega Marijnissen ook eerder schriftelijke vragen heeft gesteld over dit onderwerp. Misschien kan het debat worden ingepland nadat wij het advies van de Raad van State, waar mevrouw Leijten naar verwees, ontvangen hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook voor de SGP-fractie geldt dat er serieuze grondwettelijke vragen gerezen zijn. Daarom heeft ook mijn fractiegenoot Bisschop naar aanleiding van de brief van de Voorzitter de commissie voor Binnenlandse Zaken voorgesteld om de Raad van State om voorlichting te vragen. Dat is inmiddels gehonoreerd. Dat komt er op korte termijn aan, begreep ik. Het was ook de vraag van de Kamer, van de commissie, om dat op korte termijn te doen. Ik steun dus dat een debat wordt gevoerd nadat dat advies is uitgebracht. Het lijkt ons inderdaad voor de hand liggend om dat met de premier te doen, dan wel met de minister van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk voor constitutionele zaken.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ook voor de fractie van DENK geldt dat we na het ontvangen van het advies van de Raad van State een debat kunnen voeren met de premier.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Volmondig steun voor het verzoek van Renske Leijten. Voor Forum voor Democratie is het heel belangrijk dat dit snel gebeurt, dat we snel duidelijkheid hebben, nog voor Prinsjesdag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Steun van GroenLinks voor een debat, na het advies van de Raad van State en graag ook met de premier.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Steun namens Groep Van Haga. Ik sluit mij aan bij de voorgaande sprekers.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ook namens de PvdA-fractie steun voor het debat na ontvangst van het advies. En met de premier.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tellegen van de VVD.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Zonder "van".

De voorzitter:

Zonder "van".

Mevrouw Tellegen (VVD):

Geeft niet. Ook namens mijn fractie steun voor de debataanvraag van mevrouw Leijten, maar pas nadat we het advies van de Raad van State hebben gekregen. Ook onze voorkeur gaat ernaar uit om dat debat te voeren met de minister-president.

De voorzitter:

De heer Dassen van Volt en daarna de heer Wassenberg.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter, steun voor het debat, graag spoedig nadat we het advies van de Raad van State hebben gekregen. En met de premier. Dat lijkt me heel goed.

De voorzitter:

We maken even schoon en dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Van der Plas en dan aan de heer Wassenberg.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Steun voor het voorstel van mevrouw Leijten. En wat mij betreft hoeft er geen advies van de Raad van State te komen. We moeten ook op onszelf kunnen reflecteren. Dus ik zou zeggen: zo snel mogelijk een debat.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Steun voor het feitenrelaas, maar ook voor het debat. Ik vind het prima dat de minister-president daarbij is, maar ik vind het ook belangrijk dat de drie staatssecretarissen erbij zijn, want anders krijg je dadelijk weer de ongemakkelijke situatie dat er wordt gezegd: nee, maar we hebben het nu over personen. Ik wil dat die drie personen er ook bij zijn. Dus: zowel de minister-president als de drie staatssecretarissen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ook wij steunen het debat met de premier en na het advies.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik sluit aan bij de heer Wassenberg. Steun voor het debat, graag met de premier, maar zeker ook met de drie personen, al dan niet na het advies van de Raad van State.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Er ligt een constitutioneel vraagstuk. Wij willen graag een advies van de Raad van State. Daarna vinden wij het prima om een debat te hebben met de minister-president.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Eerst het volgende. Het verbaasde mijn fractie ook heel erg dat u een oordeel had voordat er wat dan ook lag. Ik vond het zelf, eerlijk gezegd, een beetje ongepast. Maar goed, we zullen zo horen wat de verklaring was. Steun voor het voorstel. En wat ons betreft kan het volgende week. We hoeven niet te wachten op een advies van de Raad van State. Volgens mij zijn er heel veel staatsrechtgeleerden die daarover al wat hebben gezegd. Dus zo snel mogelijk dat debat wat ons betreft.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik concludeer dit gedeelte even af. Er is een meerderheid voor een debat met de minister-president na de voorlichting van de Raad van State. Ik zal even informeren bij de Raad van State wanneer dat er ongeveer kan zijn. Het verzoek is om het vrij snel te doen, dus wij zullen het debat vrij snel na de voorlichting van de Raad van State gaan inplannen.

Dan het tweede deel van het verzoek van mevrouw Leijten. Zoals ik u in de brief heb laten weten, werd mij gevraagd door de heer Van Houwelingen waarom ik 2.2 van het Reglement van Orde niet heb toegepast. Ik heb u in de brief aangegeven dat ik van mening ben dat dit niet vaststaat, kijkende naar de interpretatie van artikel 57, lid 3. Maar het is een regeling. Het gaat te ver om hier een heel constitutioneel betoog te houden. Ik heb in mijn brief wel geschreven dat ik zie dat er een levendige discussie is over de interpretatie. Ik heb ook aangegeven dat voorlichting vanuit de Raad van State gewenst kan zijn, alsmede een debat. De commissie van Binnenlandse Zaken heeft gisteren in meerderheid tot voorlichting besloten. Dat ligt nu bij het Presidium. Als het goed is, gaan we daar vervolgens vanavond over stemmen. Gisteren is in de commissie van Binnenlandse Zaken ook aan de orde geweest om mijn onderbouwing daarin te weten. Daar was geen meerderheid voor. Ik stel voor dat we het debat hebben als er een advies is van de Raad van State. Ik denk dat we het dan op een nette manier met elkaar georganiseerd hebben.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Als …

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, ik geef u het woord. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Als een Kamerlid informatie wil hebben van de regering, is het hier de afspraak dat we dat steunen. Ik ga ervan uit dat, als ik informatie vraag van de Voorzitter, de primus inter pares van ons allemaal, die informatie er komt en dat de Voorzitter, die primus inter pares, niet zegt: daar is geen meerderheid voor. Dan ga ik dat nu regelen, maar dan komen we wel op ramkoers. Ik vind namelijk de suggestie die u heeft gedaan om voorlichting te vragen aan de Raad van State al gekleurd. We zouden ook de suggestie van de Voorzitter kunnen krijgen om een hoorzitting te organiseren met staatsrechtgeleerden. Dat heeft u niet gedaan. U sorteert voor op een werkwijze in de Kamer waar we zelf over gaan. Er is nu steun voor een debat — waarvoor dank — en nu moeten we wachten op de Raad van State. We kunnen ook een eigen oordeel vellen over hoe wij omgaan met het lidmaatschap van de Tweede Kamer.

Ik vraag u dus toch om dat feitenrelaas te geven en ik vraag u ook om zo snel mogelijk met de vicevoorzitter van de Raad van State te regelen dat dat advies er volgende week of in ieder geval over twee weken is, zodat wij in de eerste week na het reces dit debat kunnen voeren. Anders zitten we met de situatie dat er drie parlementariërs zijn met een dubbelfunctie. Ik vind het ongewenst dat daar discussie over is. Daar moeten we zelf een debat over voeren en we moeten dat niet in handen leggen van een ander. Op het moment dat een Kamerlid u verzoekt om een feitenrelaas van wat u zelf hebt gedaan, waarop u de mening baseert dat artikel 2.2 van het Reglement niet aan de orde is, moet u niet zeggen dat ik daar een Kamermeerderheid voor moet organiseren. Dan moet ik weer een regeling aanvragen. Wat u wilt, maar dat is, denk ik, toch niet de manier waarop we dat moeten doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Ik geef eerst een aantal mensen het woord en dan geef ik mijn reactie. De heer Wilders van de PVV.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik zou dit van harte willen ondersteunen. Het was ook geen beeld. We zagen vorige week dat mevrouw Leijten en wat anderen — mevrouw Leijten nam het voortouw — zeiden: dit kan niet. Ongeveer per kerende post zei de premier: het kan wel. Wat mij verbaast, is dat u na de premier, alsof u namens een regeringspartij spreekt, de premier steunde, terwijl een Kamerlid gewoon vraagt om een debat. Wat mij betreft had u moeten zeggen: daar is een debat voor nodig. Of u had niets moeten zeggen. Er is een aanvraag voor een debat. Wat mij betreft bent u daar oneigenlijk, ongevraagd, tussen gaan zitten en moet de Kamer nu zo snel mogelijk een debat voeren met de minister-president. Ik steun van harte het verzoek om een feitenrelaas over hoe u daartoe bent gekomen. Volgens mij is daar geen meerderheid voor nodig. Het is gewoon een verzoek van één, twee, misschien meer Kamerleden aan u.

De heer Sneller (D66):

Wat mij toch een beetje verbaast, is alle spoed die er opeens is. Een van de drie staatssecretarissen met wie mevrouw Leijten een debat aanvraagt, is dat al meer dan tweeënhalve maand. Als er adviezen zijn die onderliggend zijn aan de brief, lijkt het mij goed dat wij die krijgen. Maar de Voorzitter is een vraag gesteld door een lid. Dat geeft de Voorzitter net aan. Stel dat de Voorzitter die vraag niet beantwoord had of het antwoord alleen aan dat lid had gestuurd, dan hadden we hier toch hetzelfde debat gehad maar dan precies omgekeerd? Het is toch heel zuiver dat wij een afschrift hebben gekregen van het antwoord dat de heer Van Houwelingen aan de Voorzitter heeft gevraagd …

Mevrouw Leijten (SP):

Ja, en het is toch heel zuiver dat ik dan vraag …

De heer Sneller (D66):

… op de vraag: waarom heeft u gehandeld …

Mevrouw Leijten (SP):

… hoe ze dat …

De heer Sneller (D66):

Kan mevrouw Leijten niet door mij heen praten?

De voorzitter:

Eerst de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Leijten heeft tot twee keer toe haar beurt gehad.

Daarom zeg ik ook: als er onderliggende adviezen zijn, lijkt het me goed dat wij die ook krijgen. Maar het verbaast me dat mevrouw Leijten die dan nog wil hebben, terwijl zij geen behoefte heeft aan het advies van de Raad van State en haar oordeel al klaar heeft.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van de Staaij van de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit is natuurlijk een bijzondere situatie. De vraag naar de verenigbaarheid raakt niet alleen de regering, maar ook de Kamer. Je bent er dus niet met een debat met de regering. Wij hebben ook als Kamer een mening daarin te bepalen, een opvatting te vertolken. De Voorzitter is in haar rol gevraagd hoe ze daarmee omgaat en wat haar mening daarover is, zoals dat wel vaker gebeurt, hoewel dat lastig is voor een Voorzitter. De Voorzitter geeft daar een oordeel over, maar geeft tegelijkertijd aan dat daar verschillend over wordt gedacht. Ze doet een suggestie en de Kamer is vervolgens vrij om te bepalen hoe zij daarmee wil omgaan. De Kamercommissie heeft vervolgens gezegd het een goed idee te vinden de Raad van State om advies te vragen. Ik vind het dus een solide gang van zaken. We kunnen daarna allemaal ons oordeel vormen wanneer we goed van alle kanten geïnformeerd zijn. Ik wil eigenlijk de procedurele rol van de Voorzitter hierin gewoon steunen.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de wijze woorden die de heer Van der Staaij heeft gesproken. Toen ik de procedure zag, fronste ook ik mijn wenkbrauwen, niet alleen vanwege de benoemingen van de staatssecretarissen, maar ook vanwege de rest van de gang van zaken. Het eindoordeel kunnen we volgens mij vellen tijdens een Kamerdebat na ontvangst van het advies van de Raad van State.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter, GroenLinks steunt het verzoek van de SP om een feitenrelaas.

De voorzitter:

Ik vat dit even nog heel kort samen. In reactie op de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie heb ik antwoord gegeven. Gezien de discussie vond ik het kies om dat ook aan de Kamer te laten weten. Ik vind het trouwens prima om nog een schriftelijke toelichting van mijn kant te geven. Ik stel voor dat ik, zoals het verzoek is, ga informeren bij de Raad van State hoe snel dat advies er kan liggen. Vervolgens zal ik het debat gaan plannen.

Daarmee wil ik deze regeling van werkzaamheden eindigen. We hebben ook nog een belangrijk tweeminutendebat. Dank u wel, mevrouw Leijten.

Ik schors de vergadering voor een enkel moment voor enkele changés. Daarna gaan we over tot het tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven