2 Herdenking ramp in Libanon

Aan de orde is de herdenking van de ramp in Libanon.

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van de ramp in Libanon.

Voor wij beginnen met de regeling van werkzaamheden, staan we stil bij de ramp in Beiroet op 4 augustus 2020. Ik heet de ambassadeur van Libanon, de heer Abdel Sattar Issa, van harte welkom. Ik heet ook de minister-president van harte welkom.

Ik wil iedereen die in de zaal aanwezig is, verzoeken om te gaan staan. Op de publieke tribune zitten wel journalisten — ook van harte welkom — maar daar zitten niet de mensen die vaak onze debatten volgen. Maar ik weet dat de herdenking wordt gestreamd en ook op tv wordt uitgezonden. Dus ook de mensen die meekijken: van harte welkom.

Op dinsdagavond, iets meer dan een week geleden, werd de stad Beiroet opgeschrikt door een lichtflits, direct gevolgd door een oorverdovende knal. Een door brand opgewekte explosie van 2.750 ton opgeslagen ammoniumnitraat verwoestte, met de kracht van een kleine atoombom, de haven en grote delen van de stad. Met inmiddels ruim 200 doden, 6.000 gewonden en een kwart miljoen daklozen werd Beiroet door deze ramp genadeloos getroffen. Of, zoals een ooggetuige het in een van de avondjournaals wanhopig onder woorden bracht: "In één lichtflits is Beiroet kapotgegaan."

Sprekender en indringender nog dan de feiten en cijfers waren de beelden en de ervaringen die de wereld over gingen, in de eerste uren en dagen na de explosie. We zagen rijen huizen zonder daken en de resten van flatgebouwen als betonnen geraamtes in het overgebleven skelet van de stad rond de haven. Mensen in shock en soms onder het bloed op straat, nog nauwelijks beseffend wat er was gebeurd. Gewonden die op straat medische hulp kregen, omdat veel ziekenhuizen verwoest waren. We zagen mensen huilen, wanhopig op zoek naar een geliefde of een vermist familielid. En er waren de stapels scherven, die bléven breken.

Bij deze ramp van ongekende omvang, met een voor ons nauwelijks voorstelbare impact, staan we vandaag stil. Uit solidariteit. We rouwen mee om de doden.

In het bijzonder wil ik ook stilstaan bij het overlijden van Hedwig Waltmans-Molier, die net als enkele collega's van haar van de Nederlandse ambassade in Beiroet getroffen werd door de explosie. Wij wensen haar man, onze ambassadeur Jan Waltmans, en hun kinderen en familieleden veel sterkte bij het verwerken van dit tragische verlies.

We leven mee met een stad die na jaren van burgeroorlog, economisch verval, de vluchtelingencrisis en de recente coronacrisis al zo zwaar onder druk stond. Of, zoals de Libanese journaliste Jenan Moussa, die nu correspondent is van Al Aan TV, het zei op Twitter: "Hoe gaan we om met al dit verdriet? Sinds mijn jeugd komen we terecht van de ene ramp in de andere. We zijn uitgeput."

Maar Libanon staat niet alleen. We geven onze steun aan de bevolking, die ondanks alles, ook nu weer, probeert om met een bewonderenswaardige veerkracht te bouwen op de puinhopen. Steun geven we met woorden, maar ook met daden. Ook vanuit Nederland is de financiële en humanitaire hulp op gang gekomen. Hulporganisaties hebben de krachten gebundeld. En het Rode Kruis ter plaatse telt ook vele Nederlandse vrijwilligers en medewerkers. Samen met andere landen willen we helpen om voedsel, water, medicijnen en psychosociale hulp te leveren, waaraan op dit moment de meeste behoefte is. Rouw, verdriet, maar ook onzekerheid en woede overheersen na deze ramp.

Maar zoals ook in de burgeroorlog tussen de puinhopen de troostende stem van de Libanese zangeres Fairouz klonk, klinkt deze ook nu. Laat ik daarom eindigen met de beginregel uit een van haar liederen, Li Beirut: men salbi qalamon li beirut. Ofwel: vanuit de bodem van mijn hart een groet van vrede aan Beiroet.

Dan geef ik nu het woord aan onze minister-president.

Minister Rutte:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. "We zijn ons land verloren." Met die vijf korte, indringende woorden, vatte een inwoner van Libanon de apocalyptische beelden samen die we sinds vorige week niet van ons netvlies krijgen. De verwoestende explosie. De vuurbal over de stad. Een krater van ruim 40 meter diep, als in een rampenfilm. Overal glas, puin. Overal vernieling. Overal chaos en ravage. De blinde paniek en de wanhoop in de ogen van de inwoners van deze stad.

"Totaal onwerkelijk" noemde een van de Nederlandse reddingswerkers de situatie ter plekke. Totaal onwerkelijk, maar toch de harde realiteit van mensen die vaak al weinig hadden, en nu met één klap alles kwijt zijn.

Ons hart gaat uit naar de slachtoffers en hun families en natuurlijk heel in het bijzonder naar Hedwig Waltmans-Molier, naar haar man, ambassadeur Jan Waltmans, naar hun kinderen en naar de verdere familie en naasten.

Aan het leven van Hedwig Waltmans, een leven dat in dienst stond van internationale samenwerking en het publieke belang, kwam zomaar ineens een einde. Dat is intens verdrietig en nauwelijks te bevatten. Een boze droom voor iedereen die haar lief was. Ook onder haar collega's op het ministerie van Buitenlandse Zaken is de verslagenheid groot en zal zij worden gemist. Haar overlijden confronteert ons met de rauwe werkelijkheid dat diplomatie een vak in de vuurlinie kan zijn.

Mevrouw de voorzitter, uit de verhalen die wij horen vanuit Beiroet en Libanon spreekt verloren hoop. Bij veel inwoners van het land lijkt het laatste sprankje vertrouwen in een betere toekomst verdwenen. En toch hebben we na de klap gezien hoe de Libanezen elkaar onderling helpen en het weinige dat er is met elkaar delen. We hebben ook gezien hoe de internationale gemeenschap direct na de ramp massaal steun en ook heel praktische hulp heeft gegeven. Hoe buurlanden elkaar in deze noodsituatie helpen, over slepende conflicten en tegenstellingen heen.

Uiteraard draagt ook Nederland zijn steentje bij en dat zullen wij in de verdere nasleep van deze ramp blijven doen. Als kabinet, maar ook samen als land, door gul te doneren op giro 555 van de samenwerkende hulporganisaties. Want er moet hoop zijn na de wanhoop. In de geest van Hedwig Waltmans, voor wie andere mensen helpen en vertrouwen in de toekomst vanzelfsprekend waren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan verzoek ik u nu een moment van stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven