4 Vragenuur: Vragen Omtzigt

Vragen van het lid Omtzigt aan de minister voor Milieu en Wonen over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het afwijzen van het recht op huurtoeslag.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de laatste vraag. Die is van de heer Omtzigt. Ik heet de minister voor Milieu en Wonen van harte welkom. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt namens het CDA voor zijn vraag over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het afwijzen van het recht op huurtoeslag.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Als je een huurwoning onder de huurtoeslaggrens hebt en die huurwoning wordt elk jaar duurder door de huurstijging, dan komt die een keer boven de grens uit, boven de €720. Dan houd je in Nederland recht op huurtoeslag. Je kunt een aantal jaren geen huurtoeslag nodig hebben omdat je genoeg geld verdient. Maar stel dat je inkomen daalt, bijvoorbeeld omdat je werkloos wordt, in de bijstand of gepensioneerd raakt, omdat je partner overlijdt en je weduwe wordt. Dan heb je volgens de Raad van State gewoon weer recht op huurtoeslag. Je hebt dan een wat hogere huur dan veel andere huurwoningen, zeg €800, maar een laag inkomen en dan heb je die huurtoeslag dus het hardst nodig. Daar is heel lang een geschil over geweest, maar de Raad van State is in juli 2019 heel duidelijk geweest: die mensen hebben recht op huurtoeslag. In juli gebeurt er niets. In augustus gebeurt er niets. In september gebeurt er niets. In oktober besluiten wij als Kamer te vragen wanneer de regering dit gaat uitvoeren. Die Kamervragen liggen er sinds oktober en ik wil ze ook gewoon binnen een week beantwoord hebben, maar laat ik op drie vragen een voorschot nemen.

De eerste vraag waar ik een voorschot op wil nemen, is: kunnen mensen die op dit moment een inkomensdaling hebben, de huurtoeslag gewoon aanvragen? Twee: hoe gaat u al die mensen die de afgelopen jaren een huurtoeslag aangevraagd hebben en die daar volgens de Raad van State recht op hadden, aanschrijven en zeggen dat ze er recht op hadden? En om hoeveel mensen gaat het hier eigenlijk?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de heer Omtzigt, die inderdaad keurig de situatie beschrijft waar deze zaak over gaat. Daar zijn schriftelijke vragen over ingediend. Het is nog niet gelukt om die op dit moment al te beantwoorden, maar de bedoeling is de antwoorden in ieder geval voor het kerstreces aan de Kamer te sturen. Dat komt hopelijk ongeveer overeen met de termijn die de heer Omtzigt voor ogen heeft. Die antwoorden worden gedaan samen met de staatssecretaris van Financiën, die op dit moment in de Eerste Kamer het Belastingplan verdedigt en daarom hier niet kon zijn. De vraag refereert inderdaad aan de uitspraak van de Raad van State waaruit blijkt dat een verworven recht op huurtoeslag herleeft, wanneer de toeslaggerechtigde weer aan de inkomens- en vermogenstoets voldoet.

De heer Omtzigt stelt drie concrete vragen. Kunnen mensen de huurtoeslag aanvragen? Hoe wordt dat volgens de Raad van State aangepakt? En om hoeveel mensen gaat het? Ik denk dat het het makkelijkste is dat we deze vragen meenemen in de beantwoording van de vragen zoals die al gesteld zijn door de heer Omtzigt, want met name bijvoorbeeld op het punt om hoeveel mensen het gaat, zou ik echt geen schatting durven geven. Maar het lijkt me goed dat we in de oplegbrief bij de beantwoording van de vragen daarop ingaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik sta hier echt versteld, helemaal na wat we hier vorige week met de toeslagen meegemaakt hebben. Hier ligt een uitspraak van de hoogste rechter van Nederland, de Raad van State, uit juli van het afgelopen jaar. Kijk, dat we de cijfers niet paraat hebben, oké, maar als ik vijf maanden later aan de verantwoordelijk bewindspersoon vraag hoe een burger recht kan krijgen op wat de hoogste rechter toekent, dan is het antwoord: dat weet ik niet. Hoe werkt dit dan? Hoe kan iemand nu op dit moment zijn recht doen gelden op iets waarop hij recht heeft? Het gaat om hier kwetsbare huurders. Het gaat hier om een heel duidelijke uitspraak van vijf maanden geleden. Ik verwacht daar gewoon vandaag antwoord op. Waar kunnen ze die aanvragen?

Ik zal het u zeggen: op de website van de Belastingdienst staat in een hoekje dat je het kunt aanvragen, maar als je een proefberekening vraagt, staat het niet bij de uitzonderingen. Dus als je een proefberekening vraagt en zegt "ik heb een situatie waarin ik er recht op heb", dan staat er: u heeft geen recht, maar er zijn uitzonderingen. Als je dan op "uitzonderingen" klikt, dan staat de uitzondering van het verworven recht er niet eens tussen. Vijf maanden na de uitspraak van de hoogste rechter kun je dus niet je recht halen. Ik vraag aan de minister hoe ervoor gezorgd kan worden dat dat vandaag nog kan.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik moet altijd heel erg oppassen met dingen beloven die vandaag nog kunnen, maar ik snap de urgentie die de heer Omtzigt hier naar voren brengt. Die mensen hebben er gewoon recht op. Vanaf het moment van de uitspraak is dat ook de uitspraak waar de Belastingdienst mee moet werken. Ik hoor zijn punt over de proefberekening. Ik zal dat gaan navragen. We zullen zorgen dat we in de antwoorden die komen iets opnemen over het punt van de proefberekening en waarom het daar niet in is opgenomen. Want dat kan mensen onterecht het idee geven dat ze geen recht hebben, terwijl ze wel recht hebben. Ik denk dat dat het punt is dat de heer Omtzigt hier wil maken.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik neem aan dat de vragen nog deze week beantwoord worden, dus niet voor het kerstreces, want ik wil er nog over kunnen praten voordat we met reces gaan. Ik kan daar maar heel duidelijk in zijn, want ik ben ongeduldig — dat weet iedereen hier — maar vijf maanden na de uitspraak van de hoogste rechter is enig ongeduld wel terecht.

Nog even een klein misverstand wegnemen: het gaat niet alleen om de mensen die het nu aanvragen, het gaat ook over de mensen die het daarvoor aangevraagd hadden. Dat zal nog een hele moeilijke groep zijn om uit te zoeken, maar ik mag er toch van uitgaan dat de Belastingdienst een uitspraak van de rechter kan uitvoeren? Als dat al niet kan, wat gebeurt er dan? Deze vragen liggen er sinds begin oktober, dus ze liggen op dit moment al twaalf weken tussen uw departementen. Er zijn ook rappels gedaan, dus het is niet per ongeluk dat u er vandaag staat. Hoe komt het dat er vandaag gewoon geen antwoord op een vrij simpele vraag gegeven kan worden?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Volgens mij heeft de staatssecretaris van Financiën eerder aangegeven dat hij in samenhang met de CAF-zaak een en ander wilde kunnen beantwoorden. Dus dat is onderdeel geweest van de uitstelbriefjes die volgens mij gestuurd zijn.

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, de uitstel ...

De voorzitter:

Heel even, meneer Omtzigt. De uitstelbrief is op 29 oktober naar de Kamer gestuurd, dat is anderhalve maand geleden. Ik kan me voorstellen dat het op dit moment ingewikkeld is, vanwege de wisselingen qua portefeuille, maar ik zou toch een beroep op de minister willen doen om de schriftelijke vragen zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, maar dan ook beantwoord.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Zeker, voorzitter. Ik hoor heel goed de oproep van de heer Omtzigt, namelijk dat hij dat heel graag deze week nog wil hebben, zodat er eventueel nog een mogelijkheid is om daar nader over te spreken. Daar ga ik mijn uiterste best voor doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Omtzigt.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil graag een punt van orde maken.

De voorzitter:

Een punt van orde? Ik weet dat jullie collega's eerder zijn geweest en allemaal twee vragen hebben gesteld. Er kan een discussie ontstaan over het punt dat de tweede vraag niet meetelt. Die vraag heb ik hier bij het rostrum al gehoord. Daar gaan we het een keer over hebben. Maar u mag niet meer dan twee keer een vraag stellen. Het moet echt een punt van orde zijn, anders ...

Mevrouw Leijten (SP):

Ik hoef geen vraag te stellen, ik heb een punt van orde. Wij moeten onze instrumenten serieus nemen. Als hier wordt begonnen met een staatssecretaris die geen antwoord geeft, waardoor een tweede vraag nodig is, is dat een aanfluiting voor ons als Kamer. Het is helemaal een aanfluiting dat hier een minister komt die geen antwoord kan geven op Kamervragen, gewoon feitelijke vragen. We moeten dat wel serieus nemen. U laat deze schriftelijke vragen doorgaan en dat vind ik goed. Ik vind dat die voorrang hebben op iets actueels. Maar dit is een aanfluiting voor ons als Kamer en ik hoop dat u dat meeneemt in uw overweging.

De voorzitter:

Ik heb net de opmerking gemaakt dat die vragen beantwoord zouden moeten worden.

Meneer Nijboer, niet nog weer een keer herhalen hoe belangrijk het is, want dat deel ik gewoon en dat delen we allemaal met elkaar.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat weet ik, voorzitter, dat u dat deelt. Maar ik vind eigenlijk dat de staatssecretaris van Financiën naar de Kamer moet komen om de antwoorden te geven, want ik krijg geen antwoord op de vragen.

De voorzitter:

Ja, maar dat kan nu niet meer.

De heer Nijboer (PvdA):

Er kan best even geschorst worden.

De voorzitter:

Nee, nee, nee, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat voorstel doe ik wel. Ik vind dat de Kamer recht heeft op de informatie die zij vraagt en er is geen enkel antwoord gegeven.

De voorzitter:

Meneer Nijboer, ik ga u echt onderbreken. Er zijn schriftelijke vragen die niet zijn beantwoord. Die heb ik doorgelaten. Die vragen zijn gesteld aan de minister voor Wonen en Milieu. Die staat hier. Zij heeft beloofd dat zij deze week de schriftelijke vragen zal beantwoorden.

U heeft ook een punt van orde? Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, mag ik ook een punt van orde maken? U gaat terecht aan de minister aangeven dat de vragen beantwoord moeten worden. Ik heb zelf ook nog een set vragen openstaan over eHerkenning. Die liggen ook al wat langer bij de verschillende ministeries. Dus mijn vraag aan u als Voorzitter zou zijn om ervoor te zorgen dat er rappels uitgaan naar de bewindspersoon om deze week die al geruime tijd openstaande vragen te beantwoorden, zodat we daar volgende week over kunnen debatteren.

De voorzitter:

Ik zal deze opmerking doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Ik geef u zo het woord, want u bent de enige die nog geen vragen heeft gesteld, meneer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Wie wat bewaart, heeft wat.

De voorzitter:

Ik ben benieuwd. Tegen de heer Van Otterloo zeg ik: ook de heer Krol heeft twee vragen gesteld. Nee, u heeft gelijk, meneer Van Otterloo, komt u terug. Maar ik ga eerst naar de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Zo zie je maar, de aanhouder wint. Ik hoorde de collega's net een aantal vragen en nog eens vragen stellen. Dat doen we heel vaak. ik vind het echt onbestaanbaar dat de minister gewoon zegt: ik heb geen antwoorden. Vijf maanden lang. We hebben vorige week een heftig debat gehad, over een groep mensen die enorm tekort is gedaan door de Belastingdienst. Die mensen kijken ook weer. Ze zien dat de hoogste rechter een uitspraak doet, maar vervolgens wacht het kabinet vijf maanden. Welk signaal denkt de minister te geven aan al die mensen die kijken en zich afvragen: heb ik er nou recht op of niet, waar ben ik aan toe? Welk signaal geeft u nou af?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we ervoor zorgen dat deze vragen zorgvuldig beantwoord kunnen worden. De vragen zijn gesteld en er is meer tijd voor nodig geweest. U weet ook dat de staatssecretaris van Financiën onder andere met u in een proces heeft gezeten waaraan ook heel veel tijd is besteed. We willen deze vraag zorgvuldig beantwoorden. Dus ik hoop dat dat het signaal is dat hiervan uitgaat. We zullen echt ons best doen om die vragen nu zo snel mogelijk te beantwoorden, zoals ook de heer Omtzigt heeft gevraagd.

De voorzitter:

Meneer Azarkan, tot slot.

De heer Azarkan (DENK):

Wij hebben gezien hoe wij vijf of zes keer hebben moeten rappelleren om informatie te krijgen van de heer Snel. Dat moet deze staatssecretaris zich toch niet ook als een soort manier aanwenden? Het is toch niet acceptabel ...

De heer Omtzigt (CDA):

Het is de minister.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, het is inderdaad inmiddels de minister; kortgeleden benoemd. De uitspraak is in juli geweest. Op 29 oktober kwam er een uitstelbrief en nu staan we hier eindelijk. Het is toch niet acceptabel dat de minister dan nu nog zegt: ja, ik kom hier voor mondelinge vragen, maar het enige wat ik u vertel, is dat u de informatie binnen twee weken krijgt? Dat is toch een aanfluiting?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat het belangrijk is dat we die vragen zorgvuldig beantwoorden. Daar zullen we ook echt ons best voor doen. En we zullen er ook ons best voor doen om die termijn te halen.

De voorzitter:

Oké. Dat signaal is wel opgepakt, zeg ik tegen de heer Azarkan.

Meneer Van Otterloo.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Als de minister en de staatssecretaris tezamen erin slagen om de vragen te beantwoorden, dan zou ik daarbij ook graag een programma willen zien waarin staat hoe iedereen geïnformeerd wordt over deze antwoorden. Zo moet ook duidelijk worden dat al die mensen die dit gemist hebben en die niet meer wisten dat ze de huursubsidie konden krijgen, er toch op worden gewezen.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik vind het een reëel punt dat we ervoor zorgen dat de uitspraak in die zin ook goed bekend is bij de mensen die hier recht op hebben. Zij moeten weten wat ze kunnen aanvragen. Daarom vind ik ook de proefberekening van de heer Omtzigt een reëel punt. Dus laat ik ervoor zorgen dat we in de aanbiedingsbrief bij de antwoorden ook nog even terugkomen op dit punt en wat we daaraan kunnen doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie meneer Omtzigt weer bij de interruptiemicrofoon staan. Ook het CDA is twee keer geweest, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een punt van orde, voorzitter.

De voorzitter:

Van dat punt van orde wordt heel veel gebruikgemaakt.

De heer Omtzigt (CDA):

Zeker. Ik zou u willen vragen of u het kabinet een brief wilt sturen waarin staat hoe hier vragen beantwoord worden. Ik heb deze vragen niet vanmorgen ingediend, maar zondagavond. Er is dus anderhalve dag de tijd geweest om dit voor te bereiden, plus de twaalf weken. Ik zou dus aan u willen vragen, voorzitter, om het kabinet mee te delen wat u vindt van de manier waarop er omgegaan wordt met deze vragen. Want het vragenuurtje is er ook voor ons om antwoorden te krijgen. En deze vragen gaan over waarschijnlijk enige duizenden Nederlanders die de huurtoeslag gemist hebben. En ook zij zouden graag een antwoord horen op deze vragen.

De voorzitter:

Ja, helder. Ik kan u zeggen, meneer Omtzigt, dat dit in het verleden inderdaad een groot probleem was, maar dat het nu bijna niet meer voorkomt dat die termijnen worden overschreden. En als dat het geval is, dan worden de schriftelijke vragen omgezet in mondelinge vragen, zoals vandaag is gebeurd. Ik kan u zeggen dat dat heel goed werkt. Daarnaast worden alle departementen elke week gerappelleerd dat de schriftelijke vragen binnen de afgesproken termijnen moeten worden beantwoord. Maar dit neem ik zeker mee.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Dan heeft u zes keer gerappelleerd op deze vragen, want ze zijn al zes weken over de uitgestelde termijn. Ik zie graag de brief die u naar het kabinet stuurt om ervoor te zorgen dat we gewoon antwoorden krijgen.

De voorzitter:

U bent net geweest, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik steun het verzoek aan u om een brief te sturen aan het kabinet, want ik vind echt dat we hier in het vragenuur antwoorden behoren te krijgen op de gestelde vragen.

De voorzitter:

Goed. Dank je wel. Ik dank ook de minister voor haar aanwezigheid en ook voor de toezegging om die schriftelijke vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 14.53 uur tot 15.00 uur geschorst.

Naar boven