4 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor morgen, donderdag 26 oktober 2017, geen plenaire vergadering te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Goed nieuws: de Europese Commissie wilde toestemming geven aan producenten van glyfosaat om dat middel weer voor tien jaar op de markt te houden in Europa. In het comité dat daarover gaat, is zojuist geen gekwalificeerde meerderheid gehaald voor dit voorstel. Fantastisch! Het Europees Parlement heeft al gezegd: maximaal vijf jaar en uitfaseren. Het heeft dat gedaan met steun van D66 en de ChristenUnie. Dat biedt hoop! Ik wil graag een debat met de nieuwe minister van Landbouw over deze ontwikkelingen zodat wij Nederland kunnen scharen in het rijtje landen die niet instemmen met een ongebreideld gebruik van glyfosaat. 

De heer Graus (PVV):

Steun. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is buitengewoon aantrekkelijk om hier nu weer een debat over aan te vragen. Ik ga dit niet steunen. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vind het belangrijk … 

De voorzitter:

Nee,… Het is goed. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, ik vind dit even belangrijk op dit buitengewoon aangelegen punt. We kunnen naar aanleiding van elke gebeurtenis een debat aanvragen. Dat doet mevrouw Ouwehand heel veel. 

De voorzitter:

Nee, nee. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik steun het niet. Volgens mij moeten we nu even pas op de plaats maken en even kijken hoe we verder gaan met dit debat. 

De heer Futselaar (SP):

De stemverhouding in Europa blijkt anders te zijn dan de minister ons eerder heeft voorgespiegeld. Daardoor zit hij niet met een helder mandaat in Brussel en daarom vind ik dat wij hierover moeten debatteren. Dus steun. 

De heer Geurts (CDA):

Geen steun. We hebben hier al genoeg debatten over gevoerd. Laat het gewoon lopen zoals het nu in Brussel loopt en laten we dat afwachten. 

De voorzitter:

Mijnheer Moorlag, u bent net geïnstalleerd! 

De heer Moorlag (PvdA):

Ja, voorzitter, ik ben geïnstalleerd. Ik zal het zo kort mogelijk houden: wij steunen dit. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Öztürk (DENK):

Steun. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Geen steun voor dit debat. 

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ook geen steun voor dit debat. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Hier zijn vele debatten over gevoerd. De standpunten zijn helder. Dus geen steun. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Geen steun. 

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Ouwehand, u heeft geen meerderheid voor het houden van een debat. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb even niet goed geteld, maar heb ik 30 leden? 

De voorzitter:

Ja. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mooi. Dan laat ik het dertigledendebat graag staan. 

De voorzitter:

Dan zal ik dit debat aan de lijst van dertigledendebatten toevoegen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hartelijk dank. 

De voorzitter:

Het volgende verzoek. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het volgende verzoek. Op 6 en 7 november is er een Landbouw- en Visserijraad. Daar voeren we een schriftelijk overleg over. Mogelijk wil de Kamer nog uitspraken van het kabinet corrigeren. Ik verzoek daarom graag om een VSO onder voorbehoud volgende week, inclusief stemmingen. 

De voorzitter:

Dan zullen we daar in de planning rekening mee houden. Dank u wel. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hartelijk dank. 

De voorzitter:

Mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Privacy is een groot goed, dat wij moeten beschermen. Per januari 2018 mogen bedrijven meekijken in de klantdata van banken indien zij daarvoor toestemming krijgen. Daarom wil de Partij voor de Dieren met het oog op de privacybescherming van de klanten een debat aanvragen met de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Financiën over het bericht dat banken erg laat zijn met de communicatie over de nieuwe algemene voorwaarden op dit punt. 

De heer Nijboer (PvdA):

Het kabinet heeft die wet net deze week ingediend. Ik stel voor dat wij die wet gewoon plenair behandelen. Dan hebben ook wij heel veel vragen over de privacy. Het is een ontzettend belangrijk onderwerp, maar een debat naast dat debat lijkt mij een beetje overbodig. De behandeling van de wet in de Kamer heeft de steun van de PvdA. 

De voorzitter:

Oké. U steunt het niet. 

De heer Hijink (SP):

De SP kan de zorgen van de Partij voor de Dieren heel erg goed delen. Alleen de timing is net wat ongelukkig. Vanmiddag gaan wij in een procedurevergadering precies over dit onderwerp om een hoorzitting vragen. Het lijkt ons logisch om dat eerst te doen en om dit gewoon bij de wetsbehandeling te bespreken. 

De voorzitter:

Dus geen steun. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ook geen steun. Het is een belangrijk onderwerp, maar laten wij dat inderdaad bij de wet bespreken. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Geen steun. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik ben het eens met de SP: eerst een hoorzitting en dan moet dit gewoon bij de wetsbehandeling betrokken worden. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Geen steun. Wachten op de behandeling van het wetsontwerp. 

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft geen steun, mevrouw Arissen. 

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik zie het, maar het voorstel van de SP om een hoorzitting en misschien ook een technische briefing over dit onderwerp te organiseren, lijkt mij goed. 

De voorzitter:

Dank u wel, maar dat gaat via de commissie. 

De heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. Ik moet erg wennen aan uw baard, mijnheer Wassenberg. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Haha. Voorzitter, tegen de tijd dat u daaraan gewend bent, is hij misschien alweer verdwenen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, het gebeurt zo vaak dat we er bijna gewend aan raken. Hier raken we dan wel gewend aan. Ik doel op berichten dat roofvogels in Nederland zijn vergiftigd of afgeschoten. Zeeland, Friesland en Noord-Brabant worden genoemd als provincies waar dat het meest gebeurt. Ze horen helaas tot de top van Europa. In Nederland hebben figuren die roofvogels doden en nesten vernielen vrij spel, want door jarenlange bezuinigingen vindt er nauwelijks controle in natuurgebieden plaats. In de praktijk ontbreekt het dus aan handhaving en daardoor gebeurt het zelden dat iemand wordt veroordeeld. 

De voorzitter:

En daarom wilt u een debat? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, we hebben namelijk een structureel probleem, en daarom wil ik een debat met de minister van Economische Zaken. Handhaving in het buitengebied valt onder zijn verantwoordelijkheid. Maar voordat we een debat hebben, zou ik ook een brief van de minister willen hebben, waarin hij ingaat op deze roofvogelvergiftiging. 

De heer Graus (PVV):

Zeker van harte steun. Wij vragen al elf jaar om meer controle in het buitengebied door de dierenpolitie. Wij willen dat de dierenpolitie dat doet. Eén ding moet ik toch gezegd hebben: uit een hoorzitting bleek dat een boa, een boswachter, dat helemaal niet aankan. In Brabant moeten ze zelfs arrestatieteams inzetten. 

De voorzitter:

Dank u. 

De heer Graus (PVV):

Ik zou dus graag de minister van Veiligheid en Justitie daarbij willen hebben, want die gaat over de politie. Je kan dat niet aan boswachters overlaten. 

De heer Geurts (CDA):

Op zichzelf is dit een belangwekkend onderwerp. Het verdient een snelle behandeling, en daarom stel ik voor om dit in een AO over natuur te doen. Als we het plenair doen, zijn we volgend jaar een keer aan de beurt. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb nog een ander idee. Geen steun voor dit debat. Als het gaat om de intensivering van de handhaving, hoort het gewoon bij de begroting thuis. Ik stel de Partij voor de Dieren dus voor om dit bij de begroting voor natuur te betrekken. 

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dit is een belangrijk onderwerp. Wij willen graag een brief over dit onderwerp. Op dit moment nog geen steun voor een debat. 

De heer Futselaar (SP):

Wij hebben al schriftelijke vragen over deze kwestie gesteld en steunen zeker ook een brief. Het heeft onze voorkeur om dit in een AO te doen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Een brief is prima. We kunnen dit dan betrekken bij een algemeen overleg. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Wij gaan akkoord met een brief en met dit betrekken bij een algemeen overleg. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Goed, voorzitter, dan gaan we dit betrekken bij een algemeen overleg. Maar voor zover ik weet, is dat nog niet gepland. Ik hoop dus niet dat dit op de lange baan wordt geschoven. 

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. 

Het woord is aan de heer Wilders, namens de PVV. 

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Als je jihadisten wilt laten terugkeren naar Nederland, ze wilt knuffelen, met ze in debat wilt gaan en ze vervolgens genade wilt geven, dan ben je eerder een probleem voor onze nationale veiligheid dan dat je voor dat soort ideeën beloond moet worden door minister van Justitie — of hoe dat tegenwoordig ook wordt genoemd — te kunnen worden. Ik wil dus voorkomen dat de CDA-kandidaat voor Justitie, de heer Grapperhaus, die dat allemaal vindt, minister van Justitie wordt. En morgen is de beëdiging door ons staatshoofd. 

Als ik goed ben geïnformeerd, krijgen we vandaag het verslag van de formateur, de heer Rutte, en laat het Reglement van Orde toe dat we daar ook nog een debat over hebben. Ik kan volgende week natuurlijk wel meteen een motie van wantrouwen tegen die heer indienen. Maar de nettere manier is om nu, voordat hij wordt beëdigd, een poging te doen om die beëdiging te voorkomen door u te vragen om aan premier Rutte, in diens rol van formateur, te vragen om nog vóór het einde van de middag het verslag van de formatie naar de Kamer te sturen, en om daar vanavond over te debatteren om mij in de gelegenheid te stellen om een motie in te dienen, waarover we wat mij betreft ook zouden moeten stemmen, om de heer Grapperhaus geen minister van Justitie te laten worden. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Geen steun voor dit verzoek. Het lijkt mij niet de juiste manier om iemand te bevragen over zijn opvattingen, al voordat hij is benoemd. Hij is nog geen minister. Ik vind dat we pas dán het debat moeten voeren. Het is iemand met opvattingen. Ik ben heel erg benieuwd naar die opvattingen. Ik denk dat we daar een heel stevig debat over krijgen. Ik ga alle ministers ook succes wensen, en ik denk deze minister ook sterkte, als ik zie hoe u zich nu al opstelt in deze zaal. Maar ik zeg dus: geen steun voor een debat vanavond. We hebben volgende week de regeringsverklaring en er komen nog heel veel debatten met deze nieuwe minister van Justitie. De heer Wilders krijgt dan alle ruimte en tijd om met hem van gedachten te wisselen en met hem de degens te kruisen over de inhoud. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Goed dat de heer Wilders zoekt naar een nettere manier om het debat te kunnen voeren. Maar ik denk dat het een heel nette en koninklijke route is om nu te zeggen: nadat de formateur door de Kamer is gekozen, is nu de regering aan zet om bij koninklijk besluit ministers te benoemen, en om daar vervolgens aan de Kamer verantwoording over af te leggen. Ik denk dat het debat over de regeringsverklaring dus het aangewezen moment is om hierover verder van gedachten te wisselen. Geen steun dus voor dit debat. 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, geen steun voor het debat. De heer Wilders heeft altijd de mond vol over de vrijheid van meningsuiting, maar wanneer een toekomstige minister van Justitie en Veiligheid een mening heeft, dan moet dat aan de voorkant worden geblokkeerd. En dat is natuurlijk hypocriet. Geen steun voor het debat. 

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mevrouw de voorzitter, de heer Wilders en alle fracties hebben natuurlijk het recht om op het moment dat een kabinet verschijnt, moties van afkeuring in te dienen, omdat men dat kabinet niet wil zien in de Kamer. Maar ik leg ook even bij u neer als Voorzitter van deze Kamer, hoe dit staatsrechtelijk werkt. Ik zou het als volgt zien. We hebben straks een eindverslag van de formateur. Daarmee is de formateur ontheven van zijn functie. Als we nu een nieuwe figuur gaan maken, waarbij daarna moties worden ingediend om een benoeming te voorkomen … Dat bestaat bij ons niet, want er is nu geen minister; die minister kunnen we dus ook niet niet laten benoemen, want hij wordt benoemd. Dat is niet aan ons. Aan ons is wel een in de Kamer optredende minister al of niet te vertrouwen. Een debat kan, maar als we straks moties gaan indienen — waarschijnlijk in uw richting want in de richting van de formateur kan dat niet, want die is er dan niet meer — met als strekking "wij willen iemand niet zien", dan moet ik zeggen: dat bestaat niet. Dus ik leg het bij u neer en ook bij de heer Wilders. Het gaat echt wel heel ver als we zo het staatsrecht gaan herschrijven. Nogmaals, daarbij doe ik niets af aan het recht van de heer Wilders om mensen al of niet het vertrouwen te geven als ze verschijnen in de Kamer. 

De voorzitter:

In reactie op uw vraag, mijnheer Buma, het volgende. Artikel 139b van het Reglement van Orde geeft de Kamer het recht om bij meerderheid een debat te houden over het eindverslag van de formateur. Als dat debat plaatsvindt, dan is dat met de formateur in vak-K; de Kamer kan er dan dus over debatteren. Dat staat gewoon in het Reglement van Orde. 

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan toch even precies waar het gaat over deze fase en de opdracht voor de formateur. Ten aanzien van informateur Zalm was er ook het probleem dat er moties in de richting van informateur Zalm werden ingediend die geen informateur meer was. Straks hebben we staatsrechtelijk de figuur dat de heer Rutte na het afronden en het indienen van zijn verslag hier staat. Maar een Kamer kan dan dus niet een motie indienen richting iemand die op dat moment die rol niet meer heeft, omdat we al aan de benoeming toe zijn. U schudt uw hoofd daar nu wat bij, voorzitter, maar enige zuiverheid is ook in uw belang. 

De voorzitter:

Dat is goed. Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Segers. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij daarbij aan. Een minister wegsturen die nog niet is benoemd, is inderdaad heel vreemd. Staatsrechtelijk is de eerstvolgende gelegenheid om een veto uit te spreken het debat over de regeringsverklaring. Als de heer Wilders dat wil — ik hoop het niet — dan kan het dan, maar niet voortijdig. Dus geen steun. 

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter, de informatie en de formatie hebben lang geduurd, dus heb ik er op zich wel begrip voor dat de heer Wilders wat ongeduldig is om te laten weten dat hij het allemaal niets vindt. Maar formeel kan het gewoon volgende week. Dat lijkt mij de juiste plek. Dan hebben we het debat met het kabinet en dan kunnen we vertellen of we ze vertrouwen of niet. 

De heer Roemer (SP):

De Kamer gaat natuurlijk over haar eigen agenda. Dus het verzoek indienen, lijkt mij iets wat gewoon moet kunnen. Ik steun het alleen niet, want ik zie juist uit naar de debatten met deze minister. Ik wil hem weleens doorzagen over wat hij nou precies vindt en of zijn mening in een keer veranderd is als hij straks minister is. 

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter, ik vind het een legitiem verzoek van de heer Wilders om het op die manier te doen, ik steun het alleen niet. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik steun de heer Wilders. 

De voorzitter:

Mijnheer Wilders, u heeft geen meerderheid. 

De heer Wilders (PVV):

Ik weet niet welke collega het zei, maar om misverstanden te voorkomen: ik stuur niemand weg, want ze zijn er inderdaad nog niet. Ik wil voorkomen dat iemand wordt benoemd. Het is ook geen raar figuur om met een formateur te spreken, want na iedere ronde van een informatie spreken we met een informateur die formeel geen informateur meer is. De heer Zalm zei het hier twee weken geleden nog: ik ben hier eigenlijk als gast en niet meer als informateur. Dus het kan wel degelijk. Een motie indienen kan ook, want ik kan de Kamer laten uitspreken, als die motie een meerderheid zou halen, dat iemand niet tot minister kan worden benoemd. En de regering moet nog geboren worden, of de formateur die er niet meer is, de leider van het kabinet of de politieke partijen, die zich niet aan de wens van de Kamer houdt. Dus wat is dat voor een onzin? Waarom zou dat niet kunnen? 

Mevrouw de voorzitter, hier komt het volgende bij, als u mij toestaat dat kort toe te lichten. Iedereen mag natuurlijk een mening hebben, maar de heer Grapperhaus heeft in antwoord op een vraag van een journalist gezegd: ik sta nog steeds achter mijn mening, alleen zal ik nu, als lid van het kabinet, anders spreken. De dreiging van islamitische terreur is nog nooit zo groot geweest als nu, dus ik vind dat het in deze tijd niet zo kan zijn dat wij op het ministerie van Justitie een minister hebben die vindt dat je het debat aan moet gaan met Syriëgangers, dat je ze hun paspoort niet hoeft af te pakken en dat je ze genade moet geven. Dat kan Nederland nu niet hebben, dus laten we nu voorkomen dat we dadelijk in de ellende zitten door zo iemand als minister te hebben. Ik doe dat op een nette manier en persisteer in mijn verzoek om dat debat vanavond te houden. Als een minderheid dat kan afdwingen, dan bij dezen. 

De voorzitter:

Er is geen meerderheid voor, meneer Wilders. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik ga toch nog even in op het staatsrechtelijke punt. Volgens mij nadert de parlementarisering van de kabinetsformatie haar eind. Het parlement heeft steeds een informateur en een formateur aangewezen, maar nu, volgens artikel 43 van de Grondwet, is bij het koninklijk besluit de Koning aan zet. In artikel 48 staat vervolgens dat de besluiten voor de benoeming van de ministers worden medeondertekend door de minister-president. De Kamer is achteraf aan zet om daar verantwoording over te vragen. Ik vind het dus toch een rare figuur om vooraf een debat te voeren over de benoeming, alsof de Kamer daarover gaat. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil eigenlijk voorstellen om het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de formateur. Het eindverslag zal, als het goed is, na het constituerend beraad aan het einde van de middag aan de Kamer worden aangeboden. 

De heer Wilders (PVV):

Oké, voorzitter. Ik sluit niet uit dat ik dan alsnog om een extra regeling van werkzaamheden zal vragen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het eind van deze regeling van werkzaamheden gekomen. 

Naar boven