3 Aanbieding begrotingen voor 2018

Aan de orde is de aanbieding van de begrotingen voor het jaar 2018. 

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de aanbieding van de begrotingen voor het jaar 2018. Ik geef de minister van Financiën het woord. 

Minister Dijsselbloem:

Mevrouw de voorzitter, toen ik hier een jaar geleden stond, dachten u en ik — in ieder geval ik — dat dat mijn laatste keer zou zijn om op Prinsjesdag als minister van Financiën de begroting te mogen aanbieden. Prinsjesdag 2017 zou immers voor mijn opvolger zijn. Maar die is er nog niet. Toch heb ik alvast een opvolger meegenomen — die van over 30 jaar! 

(Geroffel op de bankjes) 

Minister Dijsselbloem:

Dank aan de leden van de Kamer, aan u in het bijzonder, dat u hem in dit huis wilt verwelkomen. Ik stel u voor aan Haci Nuh. Haci is uitgekozen door burgemeester Aboutaleb dit voorjaar; hij is een jonge Rotterdammer, dat begreep u. Tijdens de jaarlijkse Week van het geld is hij uitgeroepen tot mini-minister van Financiën, want hij heeft goede ideeën over geld. En vandaag heeft Haci in zijn rugzak een reserve-exemplaar van de Miljoenennota; ik spreid graag mijn risico's. 

(Hilariteit) 

Minister Dijsselbloem:

Maar bovenal, dames en heren, helpt Haci ons eraan herinneren dat de Miljoenennota niet alleen te maken heeft met nu en het komend jaar maar vooral met de toekomst, de toekomst van de nieuwe generaties. Als je bezig bent met inkomsten en uitgaven van het land, moet je oog hebben voor de kinderen van nu en hoe hun latere leven eruit ziet. 

Net als de afgelopen vier jaar ga ik vertellen hoe het ervoor staat met onze economie, met de inkomsten en de uitgaven van de overheid en met de inhoud van onze schatkist. Ik zal mijn best doen het zo uit te leggen dat Haci en zijn leeftijdsgenoten het ook kunnen volgen — de controlevraag volgt achteraf — en dat is een behoorlijk pittige klus. 

Ik begin met onze economie, zeg maar alles wat we in Nederland in een jaar verdienen met onze producten en diensten. Die economie groeit flink. We geven meer geld uit in winkels, we verkopen meer producten in het buitenland en we besteden ook weer meer aan grote nieuwe dingen zoals auto's en huizen, maar ook kantoorgebouwen en machines. Toen deze regering eind 2012 begon, was dat heel anders. Toen waren de mensen door de crisis extra zuinig en stelden ze vooral grote aankopen uit. Winkels en andere bedrijven kregen minder klanten en daardoor was er dus ook minder werk. De werkloosheid nam toe en de economie werd kleiner. Nu gaat het gelukkig weer de goede kant op. 

Over het geld dat we verdienen en het geld dat we uitgeven, betalen mensen belastingen. Nu we weer meer verdienen en uitgeven, komt er dus ook meer belastinggeld binnen. Een ander pluspunt van de economische groei is natuurlijk dat er banen bij komen. Dat is fijn voor mensen die op zoek zijn naar werk maar ook fijn voor de schatkist van de overheid, want als meer mensen een eigen inkomen hebben, zijn er minder uitkeringen nodig en dat scheelt de overheid weer geld. Daardoor geven we op dit moment minder geld uit dan er binnenkomt. Volgend jaar gaat het om ruim 6 miljard. 

Dat is ook goed nieuws voor de schuld. Misschien moet ik dat uitleggen. Nederland heeft, net als bijna alle andere landen, een overheidsschuld. Dat komt omdat we door de jaren heen geld hebben geleend om ons land in te richten en te beschermen, bijvoorbeeld met wegen, dijken, scholen en ziekenhuizen. Het is niet erg dat de overheid een schuld heeft, als die maar niet te groot wordt. Toen de economie kromp, nam de overheidsschuld snel toe. Nu het weer de goede kant op gaat met de economie, brengen we ook onze schuld naar beneden. Daardoor staat Nederland sterker, zeker als het op enig moment economisch weer minder goed gaat. 

Als minister van Financiën houd ik in de gaten of er niet te veel geld wordt uitgegeven en of het goed wordt besteed, want ik wil niet dat de staatsschuld onnodig omhooggaat. In afwachting van een nieuw kabinet mag je minder veranderen dan je zou willen, maar sommige uitgaven vinden we zó belangrijk dat we daar toch extra geld aan hebben besteed. Dat kan nu ook. Zo trekken wij 270 miljoen extra uit voor basisschoolleraren. Ook geeft het kabinet 435 miljoen uit om oudere mensen in verpleeghuizen zorg en aandacht te kunnen geven. Mensen met weinig inkomen krijgen er volgend jaar iets bij uit de schatkist, zodat ook zij merken dat het volgend jaar iets beter gaat in Nederland. Dat kost 425 miljoen. Ten slotte gebruiken wij bijna 100 miljoen om extra mensen in te zetten om Nederland beter te beschermen, bijvoorbeeld tegen terroristen. 

Als minister van Financiën let ik bij de uitgaven niet alleen op wat er nu en volgend jaar nodig is, en wat dit betekent, maar ook op de lange termijn, de lange duur, want begroten doe je voor de toekomst. De meeste van onze uitgaven keren elk jaar terug. Dat noemen we structurele uitgaven. Die kunnen ook nog toenemen in de tijd. Oudere mensen hebben bijvoorbeeld meer zorg nodig. Het goede nieuws is natuurlijk dat oudere mensen steeds langer leven, maar daardoor blijven de zorgkosten wel stijgen. Daar moet je dus rekening mee houden. Om dat in beeld te brengen, berekenen we wat er in de toekomst gebeurt, met alle uitgaven en inkomsten van de overheid. We noemen dat het houdbaarheidssaldo, een woord dat op dit moment in Den Haag veel rondgaat. Dat saldo was lange tijd negatief. Dat betekent dat we op de langere termijn geld tekort zouden komen en dus dat de overheidsschuld weer zou gaan stijgen. Dat is veranderd. Sinds dit kabinet in 2012 aan de slag is gegaan, is het tij gekeerd. Het houdbaarheidssaldo is nu positief. Dat komt ook omdat de regering grote regelingen heeft veranderd. Mensen werken nu bijvoorbeeld langer en krijgen pas later pensioen. Maar ook krijgen mensen die een huis hebben gekocht minder belastingkorting. Weinig mensen vonden het leuk toen de regering dit voorstelde, maar het was wel nodig om de overheidsfinanciën, vooral nu en voor later, gezond te maken. 

Wat betekent dat nu in de praktijk? Dat betekent dat alle dingen die wij uit de overheidspot betalen, zoals ziekenhuizen, scholen, bibliotheken, de politie, dijken, betaalbaar blijven. Dat betekent ook dat Haci, als hij straks echt minister van Financiën is, de belastingen niet hoeft te verhogen en ook niet hoeft te bezuinigen, waardoor zijn leeftijdsgenoten zouden betalen voor onze keuzes. Kortom, u, de volwassene van dit moment, moet niet alleen aan zichzelf denken, maar rekening houden met de kinderen van nu die nog een leven voor zich hebben, want nogmaals: begroten doe je voor de toekomst. 

Voorzitter, al is niets zeker in deze wereld, ik ga er nu toch echt van uit dat dit de laatste keer is. Daarom wil ik tot slot mijn dank uitspreken aan de Kamer voor de brede samenwerking die wij als kabinet en ik als minister van Financiën hebben ervaren in de afgelopen jaren. In 2012 waren er bij de start weinig mensen die dachten dat wij het zo lang, extra lang zelfs, zouden volhouden en nog minder mensen die dachten dat we alles wat we ons hadden voorgenomen ook zouden bereiken. Wie de cijfers van vandaag doorgrondt, ziet dat we er samen veel beter voor staan. 

Ik wil hier graag de hoop uitspreken dat ook de volgende regering die brede samenwerking zoekt en daarbij steeds alle kinderen van het land op het netvlies houdt. Laat Haci het kompas zijn, waardoor ook mijn opvolger de financiën voor nu, maar vooral voor straks in balans houdt. 

Met veel genoegen, voorzitter, bied ik u voor de vijfde keer de Miljoenennota en de bijbehorende begrotingsstukken aan. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en de mini-minister van Financiën, Haci Nuh, voor het aanbieden van de begrotingen voor het jaar 2018. 

De Kamer heeft eerder besloten de Algemene Politieke Beschouwingen te combineren met het debat over de regeringsverklaring. Dit betekent dat we deze week geen Algemene Politieke Beschouwingen hebben, maar wel debatteren over verschillende onderwerpen die op de agenda staan. Ik dank iedereen en ik sluit de vergadering. 

(Geroffel op de bankjes) 

Naar boven