8 Wet gesloten coffeeshopketen

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen) ( 34165 ).

De voorzitter:

Ik heet de initiatiefneemster van harte welkom. Bij de verdediging van het initiatiefwetsvoorstel in vak-K wordt mevrouw Bergkamp ondersteund door de heer Hofland, beleidsmedewerker van D66, mevrouw Van der Zee, ook beleidsmedewerker van D66, de heer Smeets, advocaat bij Spong Advocaten en de heer Vis, eveneens advocaat bij Spong Advocaten. Tevens heet ik welkom de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij zullen bij de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. 

Vandaag behandelen wij de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De voortzetting is voorzien in de week van 14 februari. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Allereerst deel ik een groot compliment uit aan de indienster van dit wetsvoorstel en aan al haar ondersteuning voor het verzette werk. Laten wij hierbij vooral ook haar voorgangster, mevrouw Berndsen, niet vergeten. Ook zij heeft hier veel werk voor verzet. Ik kom nog met complimenten voor de inhoud van deze wet, want dit ging alleen maar over het proces en het werk. 

Wij hebben in Nederland al zeer geruime tijd een vreemd beleid voor softdrugs. Dat is niet langer houdbaar en dat was het eigenlijk al langer niet. Softdrugs zijn verboden, maar de verkoop via coffeeshops niet. De voordeur wordt gedoogd, maar dat geldt dus niet voor de achterdeur. De teelt en bevoorrading van de gedoogde verkooppunten is illegaal en dus in handen van criminelen. Wij staan dus toe dat softdrugs via verkooppunten worden verkocht, maar hoe dat spul in de coffeeshops terecht moet komen, willen wij zogenaamd officieel niet weten. Dat is een soort struisvogelbeleid waar de SP liever vandaag dan morgen vanaf wil. Volgens de SP moet het echt anders. Legalisering kent veel voordelen. Dat is een welbekend standpunt van ons. Dat is beter voor de veiligheid, beter voor de volksgezondheid en ook beter vanuit financieel oogpunt. 

Ik begin met de veiligheid. Door het ongeregeld laten van de hennepteelt is er een verdienmodel ontstaan voor criminelen, de georganiseerde misdaad. Er wordt gigantisch veel geld mee verdiend. Hele buurten zijn in de greep van de illegale teelt. Dat levert behalve veel intimidatie, berovingen en nog erger ook gevaarlijke situaties op in verband met de brandveiligheid. De markt blijft in stand zolang wij hier niets aan veranderen. Als we gereguleerd gaan legaliseren, kunnen we de inspanningen van politie en justitie veel gerichter inzetten op het resterende, overblijvende, illegale deel. Dat zou de minister van Veiligheid en Justitie, die gaat adviseren over deze wet, toch moeten toejuichen? Met belangstelling horen wij dan ook zijn advies over deze wet, zeker nu zijn partij sinds kort ook voorstander is van slimmer reguleren. 

Reguleren heeft ook voordelen voor de volksgezondheid. We kunnen meer gaan doen aan voorlichting. Het biedt kansen om meer regels te stellen en toe te zien op de samenstelling van softdrugs, hierop te gaan handhaven en gevaarlijke bestrijdingsmiddelen of groeiversnellende middelen tegen te gaan. Dus ook naar het advies van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van een partij die al jaren voorstander is van reguleren, ben ik erg benieuwd. Daarnaast levert het legaliseren van softdrugs vele miljoenen op. Politie en justitie kun je daardoor gerichter inzetten en er kan belasting op softdrugs geheven worden. De minister van Financiën is hier vandaag niet, maar hij zal ongetwijfeld zeer verheugd zijn over dit initiatief. 

Het is duidelijk: er moet echt iets gaan gebeuren, want zo kan het niet langer. Dat roept niet alleen een groot deel van de Kamer, een meerderheid inmiddels, maar dat roepen ook handhavers, rechters en vooral ook gemeentebestuurders. De gemeenten willen een oplossing van de achterdeurproblematiek van de coffeeshops. In meerdere gemeenten zijn plannen gepresenteerd om hennep te telen voor de bevoorrading van coffeeshops in die gemeenten. Veel burgemeesters van de gemeenten die de gedoogde coffeeshops in Nederland huisvesten, hebben het manifest Joint Regulation ondertekend. Daarin wordt opgeroepen om een landelijk stelsel van gecertificeerde en gereguleerde hennepteelt in te voeren. Vandaag kregen wij nog een heel heldere brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Zij is verheugd dat na een jarenlange impasse op dit dossier er nu eindelijk beweging in zit. In de huidige situatie is er geen enkele vorm van controle op de geteelde en verkochte producten en de invloed daarvan op de volksgezondheid. In het huidige beleid stimuleren en faciliteren wij als overheid in zekere zin de criminaliteit, aldus de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dit wetsvoorstel komt volgens de gemeenten tegemoet aan veel van de lokaal ervaren problemen in het huidige gedoogbeleid. 90% van de gemeenten omarmt dit standpunt. Ik vind dat wij dat als Kamer ook niet zouden moeten negeren. 

Van tegenstanders van legalisering hoor je geregeld het argument dat je met legalisering het signaal afgeeft dat je softdrugs zomaar kunt verkrijgen en veilig kunt gebruiken, zonder risico's. Dat vind ik een misvatting. Het is in ieder geval niet het standpunt van de SP. Dat zeggen we immers ook niet over alcohol, een stof die bewezen schadelijker is dan hennep. Voor de schadelijke gevolgen van alcohol wordt ook gewaarschuwd en ook daarvoor stellen wij allerlei regels op over de kwaliteit. Wij verkopen niet aan jongeren enz. Dat doen coffeeshops ook niet. Als ze wel aan jongeren verkopen, dan worden ze daar streng voor gestraft. Kortom, juist door gereguleerde teelt, bevoorrading en verkoop toe te staan, aan strenge regels gebonden, handel je in het belang van de volksgezondheid. 

Het voorstel van D66 is volgens de SP dan ook zeer sympathiek. Het is een goed voorstel. Nogmaals mijn hartelijke complimenten. Maar het voorstel is niet volmaakt of perfect. Het houdt in dat een gesloten en zo veel mogelijk belastingplichtige coffeeshopketen tot stand wordt gebracht waaruit criminelen worden geweerd. Er is gekozen voor de constructie van de gedoogbeschikking. Dan worden voortaan niet alleen de verkooppunten en de voordeur, de coffeeshops dus, gedoogd, maar ook de teelt en de bevoorrading. 

Ik begrijp het voorstel heel erg goed, maar ik vraag mij af of dit nou de meest elegante oplossing is. Gedogen heeft in de kern toch iets geks. Officieel blijft het verboden, maar wij spreken met elkaar af om hierop niet te handhaven. Dat kan weliswaar volgens het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie, maar als wij bij wet gaan vastleggen dat het gedoogd wordt, waarom staan wij het dan niet gereguleerd toe? In plaats van een gedoogbesluit, dat neerkomt op gereguleerd gedogen, zou de SP liever zien dat er een systeem komt van ontheffingen, waarbij er sprake is van gereguleerd legaliseren. 

Aanvankelijk luidde het voorstel ook zo, maar het is gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, terwijl er ook tegengestelde geluiden zijn. Er zijn ook juristen die stellen dat juist het gedogen van de teelt van cannabis, zoals nu wordt voorgesteld, problematisch kan zijn in het licht van internationale verdragen. Het zou juist wél mogelijk zijn om de Opiumwet zo te wijzigen dat de teelt van cannabis voor recreatief gebruik gereguleerd en gelegaliseerd wordt via dat gesloten systeem van ontheffingen, als het tenminste — dat is belangrijk — gepaard gaat met een actief ontmoedigingsbeleid van cannabis, gericht op preventie, vroegsignalering en behandeling. Mag ik op dit punt van de initiatiefnemer een uitgebreide reactie? 

Graag verneem ik nog eens uitgebreid wat de initiatiefnemer ertoe gebracht heeft het oorspronkelijke voorstel, dat dus uitging van gereguleerd legaliseren, te wijzigen in gereguleerd gedogen. Vindt de initiatiefnemer het ook zelf niet beter als wij uiteindelijk gereguleerd zouden legaliseren? Is het voorliggende voorstel te beschouwen als een stap daar naartoe? 

Dit gezegd hebbende vind ik dat het wetsvoorstel beschouwd kan worden als een beperkte of bescheiden oprekking van het huidige beleid. Hoe je het ook wendt of keert, het is een stap in de goede richting. Het zal dan ook niet verbazen dat de SP positief staat tegenover het wetsvoorstel. Ik hoop dat veel fracties zich vandaag net zo positief zullen uitspreken. 

Ik heb nog wel enkele vragen over het voorstel. Het wetsvoorstel stelt voor om een gedoogontheffing te verlenen voor twee jaar. Dat is best kort. Het vraagt nogal wat van ondernemers. Ze moeten een pand huren, planten kopen en investeringen doen, en dat alles met maar twee jaar zekerheid. Het kan zomaar zijn dat een volgende minister plotseling besluit geen gedoogontheffing te verlenen. Dan zijn alle investeringen voor niets geweest. Zal dit gebrek aan rechtszekerheid veel ondernemers er niet van weerhouden om te gaan telen? Ik hoor graag van de initiatiefnemer waarom er niet voor gekozen is om een ontheffing voor onbepaalde tijd te verlenen of in ieder geval langer dan die twee jaar. Die ontheffing kan, moet zelfs, worden ingetrokken als niet aan de regels wordt voldaan, maar naar mijn mening niet zomaar omdat de twee jaar zijn verstreken. Graag krijg ik ook een advies van de minister hierover. 

Ter vergelijking: wij bespraken vorige week de privatisering van Holland Casino en het invoeren van marktwerking in die sector. Ik weet het, vergelijkingen zijn altijd riskant, gaan altijd mank et cetera. Maar daarbij ging het wel om vergunningen met een looptijd van vijftien jaar. Dat hebben de PvdA en de VVD voorgesteld. Ik vind dat nogal een verschil met de twee jaar die in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld. Graag krijg ik dus een reactie op dat punt. 

Wij hebben ook een vraag gesteld over een stichtingsmodel waarbij deelnemende bestaande coffeeshops zitting hebben in het bestuur. Daardoor kunnen zij regie voeren over hun eigen sector, wat volgens ons de betrokkenheid van die kleine zzp'ers vergroot en noodzakelijk is om de oude, vertrouwde coffeeshops te laten voortbestaan. Graag nog een reactie hierop. Op welke manier wil de initiatiefneemster coffeeshophouders betrekken bij de regie over hun eigen sector? 

Wat betekent dit voorstel voor de ruimte die wordt gegeven aan de thuisteelt van medicinale cannabis? Zijn er mogelijkheden, en is dat wenselijk? Wijzigt dit voorstel iets op dat punt? Ook daarop graag een reactie. 

Zoals ik al zei, is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten positief over het wetsvoorstel, maar de VNG merkt wel op dat de overheid moet blijven investeren in de preventieve aanpak om gebruik te ontmoedigen. Met een stevige inzet op preventie ben ik het echt eens. Hoe ziet de initiatiefnemer dat en wat mogen wij op dit punt van de regering verwachten? 

De verschillen tussen gemeentes, die er nu ook al zijn, blijven bestaan. Die worden mogelijk zelfs groter, nu gemeentes meer ruimte krijgen; dat ligt in de lijn der verwachting. Enerzijds is lokaal maatwerk op dit punt toe te juichen, maar anderzijds kan het vreemd uitpakken als in iedere gemeente andere regels gelden. Kijk bijvoorbeeld naar het ingezetenencriterium. Is het wenselijk dat sommige gemeentes daar wel voor kiezen en andere niet? In de ene gemeente geldt dan een verbod op de verkoop aan niet-ingezetenen van een Nederlandse gemeente en in de gemeente verderop is dit toegestaan. Is dat handig, is mijn vraag. Graag krijg ik hierop een reactie. 

Ook zal na het regelen van de achterdeur zeer waarschijnlijk een illegaal deel overblijven, bestemd voor de export. De schattingen hoe groot dit deel naar verwachting zal zijn, lopen erg uiteen; wij hebben daar in het verleden felle debatten over gevoerd, en die zijn vooralsnog niet beslecht. Hoe ziet de indiener dit? Ik ben het in ieder geval wel met de indiener eens dat de illegale teelt zal afnemen. Een deel van de teelt zal van illegaal naar gedoogd gaan, en het deel van de illegale teelt dat overblijft, kan niet meer terecht bij de coffeeshops. Die zijn immers verplicht om hun voorraad af te nemen van telers die in het bezit zijn van een gedoogbesluit. Dat is nu net het goede van dit voorstel. Toch krijg ik graag een reactie op dit punt: hoe groot zal het illegale deel zijn dat overblijft? 

Ik kom bijna tot een afronding, maar niet dan nadat ik heb gewezen op de interessante internationale ontwikkelingen. Steeds meer landen en staten zijn aan het schuiven met hun opvattingen over softdrugs en de strafwaardigheid van bezit, gebruik en verkoop, of ze kiezen er zelfs voor om, in allerlei varianten die wij kennen, te gedogen of te reguleren. Bij mijn weten heeft dat alles nog niet geleid tot repercussies of internationale sancties. Dat is interessant. Voor zover stappen in de richting van gedogen of reguleren al in strijd zouden zijn — ik zeg met nadruk: zouden zijn; daarover zijn interessante juridische discussies te voeren — met internationale verdragen van tientallen jaren geleden, zouden wij ons niet beter ook, naast dit voorstel, kunnen richten op het zoeken naar internationale consensus over een verstandiger omgang met softdrugs en het zo nodig aanpassen van de verdragen? 

Uiteindelijk zou het het mooiste zijn om cannabis geheel te legaliseren. Daarvoor moet cannabis van de lijsten van de drugsverdragen: het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Uit recent onderzoek blijkt dat de positieve mensenrechtenverplichtingen die voortvloeien uit verschillende verdragen, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zwaarder zouden wegen dan de verboden uit de internationale drugsverdragen. Cannabis zou dus, als je dat volgt, gereguleerd, gelegaliseerd moeten worden. Ik hoor graag van de initiatiefneemster of zij de mening deelt dat cannabis van de lijsten van de eerdergenoemde drugsverdragen gehaald zou moeten worden. Ook krijg ik hierover graag een reactie van beide bewindspersonen. Zijn zij bereid om, wellicht samen met Uruguay en Spanje, te proberen om de verdragen zo aan te passen dat wij nu eindelijk tot legaliseren kunnen overgaan? Graag een reactie van zowel de indiener van dit voorstel als de minister en de staatssecretaris. 

Wellicht is dit helemaal niet zo onmogelijk als het lijkt. Dat ook de meest geharnaste tegenstanders, zoals eerder ook de VVD, van gedachten kunnen veranderen, is recent gebleken. Ook de VVD is nu voor slimmer reguleren. Er was een congres voor nodig en het was niet de minister zelf die tot inkeer kwam, maar het is evengoed mooi nieuws. We gaan straks dus vol verwachting naar de VVD-woordvoerder luisteren. 

Aan de regering heb ik tot slot nog de vraag wat de stand van zaken is omtrent de aangenomen motie die de SP heeft ingediend bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie en die de regering opdraagt om met een voorstel te komen om softdrugs slimmer te reguleren. Hoe staat het daarmee? Kan de minister daar in zijn advies iets over zeggen? Ik heb er tot op de dag van vandaag nog niets van gezien, terwijl we wel hadden gevraagd om daar in 2017 snel mee te komen. 

Helemaal tot slot wens ik de indiener en het mooie team achter haar heel veel succes bij de verdediging van dit voorstel. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik natuurlijk de indiener en haar team van adviseurs. Het is altijd een enorme prestatie. En waartoe zijn wij als parlement eigenlijk op aarde? Oók om met initiatiefwetten te komen. Ik weet hoeveel werk het is en hoe ingewikkeld het is om het tot dit stadium te brengen. Ik kan me de recente procedurevergadering nog herinneren. Daar zijn we allemaal doorheen gekomen. Het is heel fijn dat we nu de plenaire behandeling hebben. Dit is een maatschappelijk probleem van jewelste, dat nu weer goed geagendeerd is. 

Ook de kersverse minister van Veiligheid en Justitie heet ik welkom. De kans lijkt relatief groot dat hij deze termijn kan volmaken. 

Het Nederlandse drugsbeleid mag je gerust een groot succes noemen. GroenLinks is ervan overtuigd dat de pragmatische benadering van het drugsprobleem erger heeft voorkomen. Niet voor niets kopiëren steeds meer landen — uitgerekend ook de afzonderlijke staten van de Verenigde Staten, die over het algemeen toch niet bekendstaan om hun toegeeflijke houding — het Nederlandse drugsbeleid. Overal ter wereld ziet men inmiddels in dat een totaalverbod en een war on drugs uiteindelijk niets oplossen. Het is natuurlijk een lastig onderwerp voor rechts, omdat de VVD normaal gesproken altijd pleit voor keuzevrijheid van goed geïnformeerde consumenten, maar op dit terrein niet. Zij wil wel keuzevrijheid voor tabak en alcohol, maar zij wil geen goed geïnformeerde keuzevrijheid op het terrein van cannabis, hoewel het VVD-congres gelukkig beetje voor beetje tot inkeer komt, zoals mijn SP-collega al opmerkte. Uiteindelijk gaat het dus ook in Nederland gebeuren; daar is mijn partij van overtuigd. 

GroenLinks heeft er nooit een misverstand over laten bestaan dat het gebruik van drugs niet zonder gevaren is. Ik ga proberen om niet al te veel dingen uit de bijdrage van de SP-collega te herhalen, maar ik wijs op goede voorlichting, op gebruik door volwassenen en op de kwaliteit van het geleverde, zonder landbouwgiffen en zware metalen en met een herkenbaar gehalte. Dat is veel beter voor de volksgezondheid dan de huidige situatie. In de indexering van inherent schadelijke stoffen staat deze softdrugs ver onder alcohol en tabak. In een RIVM-ranking van drugs uit 2009 worden alcohol en tabak in één zin genoemd met heroïne en crack. Het enige verschil: de sociale acceptatie van alcohol en tabak, die veelzeggend genoeg "genotsmiddelen" genoemd worden, en de morele afkeuring van drugsgebruik door het strafrecht en de wetgever. 

Motivaction onderzocht in 2015 het draagvlak voor legalisering van cannabis. Maar liefst 70% van de ondervraagden vindt dat cannabis gelegaliseerd moet worden. 61% wil dat gecontroleerde teelt wordt toegestaan. 9% vond op dat moment, in 2015, dat cannabisteelt helemaal moet worden vrijgegeven. Ook meerderheden in de achterban van de VVD, het CDA en de PVV spraken zich uit voor vrijere regels. Binnen de rechterlijke macht zie je een belangrijke verschuiving. Steeds meer strafrechters verklaren het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk of pardonneren bonafide hennepkwekers. Zoals een rechter van de rechtbank Den Haag het in 2012 treffend formuleerde: "Hoe men ook denkt over het bestaan van coffeeshops en het wijdverspreide gebruik van softdrugs, het alternatief in de vorm van een compleet verbod en illegale straathandel is in ieder geval nog minder aanlokkelijk. In zoverre vervullen de Nederlandse coffeeshops als minste van de twee kwaden een maatschappelijke functie." 

Een bestuurlijke werkgroep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten spreekt van het failliet van het gedogen. Het gedoogbeleid past niet meer bij de huidige omstandigheden. De cannabishandel en -productie zorgt voor grote maatschappelijke en bestuurlijke problemen; hij ondermijnt zelfs de lokale democratie. De VNG heeft de voor de hand liggende scenario's uitgewerkt en concludeert dat alleen het van overheidswege inrichten van een systeem van regels voor productie, handel en verkoop juridisch houdbaar en levensvatbaar is voor de lokale democratie. Het aloude uitgangspunt van volksgezondheid blijft bovendien centraal staan. Het VNG-rapport leest kortom als een lofzang op het regelscenario. Ik ben benieuwd of de indiener het ook als zodanig ziet of toch ziet dat er in het VNG-scenario dingen staan die in haar wetsvoorstel beter geregeld zijn. 

We moeten realistisch blijven. De SP zei ook al dat het regelen van de productie en verkoop van cannabis geen oplossing gaat bieden voor alle huidige problemen, omdat wij die een hele tijd hebben laten doorwoekeren. De criminele markt heeft een behoorlijke greep gekregen op de gehele productie en export. Die krijg je er niet in één keer vanaf door te legaliseren of reguleren. Vervuilde wiet zal blijven opduiken op de markt en, helaas, minderjaren zullen drugs blijven gebruiken. Afgezet tegen de huidige mogelijkheden om misstanden te bestrijden, biedt een gereguleerde aanpak de gemeenten veel meer mogelijkheden om in te grijpen. GroenLinks heeft bij de behandeling van veel VenJ-begrotingen aan de orde gesteld dat er veel geld van dit ministerie als water naar de zee wordt gedragen. Dit geld zou elders nuttiger kunnen worden ingezet. Dit mooie initiatief is een stap om daaraan bij te dragen. Ik sluit mij aan bij de vraag van de SP: heeft de indiener een gevoel van de orde van grootte die dat zou opleveren? Dat zijn misschien argumenten die de collega's mee over de streep kunnen trekken. 

De VNG vraagt ruimte om binnen de gestelde kaders te experimenteren met verschillende regeloplossingen om uiteindelijk te komen tot een juridisch stevig verankerd landelijk cannabisbeleid. Wij hebben zojuist de SP gehoord over de aangenomen motie. Ik heb daarover ook iets in mijn tekst staan en kan dat dus rustig overslaan. Er kan worden gedacht aan cannabis social clubs, een stadskwekerij of coffeeshop 2.0, zoals bijvoorbeeld in Haarlem en Hilversum, waarbinnen coffeeshops voldoen aan strenge regels van politie, GGD en gemeente voor de bevordering van kwaliteit, het uitsluiten van criminele verwevenheid en het geven van voorlichting in ruil voor een lichter sanctieregime. Hoe kijkt onze minister daartegen aan? Zou dat al een stap in de goede richting zijn? 

Ook bij het vraagstuk van de verdragen sluit ik me aan bij de SP: te bekijken valt of de verdragen kunnen worden aangepast om een mogelijkheid te scheppen voor de legalisering van cannabis. De Raad van State meent dat die ruimte er niet is. Over het algemeen hecht GroenLinks sterk aan de opvatting van de Raad van State, sterker zelfs dan het kabinet. Ik noem als voorbeelden de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het boerkaverbod. Het kabinet heeft in deze voorbeelden de mening van de Raad van State naast zich neergelegd. Ik vraag de minister om advies over het wetenschappelijk welles-nietesdiscours. Van Kempen en Fedorova tonen in een onderzoek uit 2014 aan dat er wel degelijk verdragsrechtelijke ruimte is voor gereguleerde legalisering van de cannabisteelt en -handel ten behoeve van de recreatieve gebruikersmarkt. Ik hoor hierop graag een reactie van zowel de indiener als van de minister. Wetenschappers wijzen erop dat er niet alleen een negatief geformuleerde bestrijdingsplicht is, maar juist ook een positief geformuleerde mensenrechtenverplichting. 

Ik kan nu een heel stuk overslaan en mij aansluiten bij de SP. Zoals gezegd hecht GroenLinks grote waarde aan het advies van de Raad van State en respecteert GroenLinks de internationale rechtsorde. Tegelijkertijd bestaat er volgens GroenLinks voldoende ruimte voor regulering en legalisering, mits er wordt voorzien in een gesloten systeem. De initiatiefwet komt hieraan tegemoet. Het voorgestelde stelsel levert maatschappelijke voordelen op. GroenLinks steunt dit initiatief van harte en heeft dezelfde vragen over een vergunning voor twee jaar. Is dat vooral om te kijken of we in gezamenlijkheid kunnen optrekken of zit daar een andere reden onder? 

GroenLinks mist een ding in dit initiatiefvoorstel, waarvoor ik een amendement heb geschreven, namelijk een regeling voor gebruikers van medicinale cannabis. Ik ben via de e-mail en uiteindelijk ook via de telefoon met wat mensen in contact gekomen. We zullen daar allemaal bericht over hebben. Er zijn mensen met ernstig ziektes die hun leven enorm belemmeren die echt profijt hebben van medicinale cannabis. Sommigen sturen hun mantelzorger of hun kind naar de coffeeshop. Anderen zetten toch maar wat plantjes neer, maar worden zo nu en dan zelfs uit hun huurwoning gezet of worden daarmee bedreigd. Voor deze mensen zou een gedoogmogelijkheid een enorme verlichting zijn. Dan kunnen zij het zelf opkweken, zonder landbouwgif, zware metalen en andere verontreinigende stoffen erin. Het zou toch alle partijen moeten aanspreken dat wij deze mensen in staat stellen om hun serieuze klachten te verlichten. Een aantal gemeenten, bijvoorbeeld Tilburg en Vlissingen, staan inmiddels medicinale thuiskweek toe, maar dat geeft nog van alles aan problemen. GroenLinks stelt daarom voor om dit initiatiefwetsvoorstel aan te vullen met een regeling waarmee thuiskweek van cannabis op medische gronden wordt toegestaan. Ik ben geïnteresseerd in de reactie van onze indiener. 

Verder wens ik de indiener enorm veel succes met dit mooie en terechte initiatiefwetsvoorstel. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Cannabis is een sluipmoordenaar, aldus de verslavingsinstelling Novadic-Kentron afgelopen maand bij de presentatie van haar jaarverslag. Van de 809 jongeren die bij deze verslavingsinstelling in behandeling zijn, gaat het in bijna de helft van de gevallen om cannabis. Op nummer twee staan middelen als cocaïne en amfetamine, met 111 cliënten. Het hoofd behandelzaken bij de instelling was er duidelijk over: "Jongeren gebruiken vaak al vanaf 13, 14 jaar. Niet zelden stagneert hun ontwikkeling daardoor bijna volledig. Ze presteren niet meer op school, werken niet en komen tot niks meer. Als ze dan op hun 24ste bij ons terechtkomen omdat ze zien dat hun leeftijdsgenoten wél verder gaan met hun leven, staat hun ontwikkeling al tien jaar stil. Maar omdat de problemen zich heel langzaam en onopvallend opbouwen, blijft dit probleem grotendeels onzichtbaar. Cannabis is een sluipmoordenaar die zich in een rustig hoekje schuilhoudt, maar ondertussen wel je hele leven laat stagneren." 

Laten we dit eens op ons inwerken. Onze jeugd draait in groten getale totaal vast door het gebruik van deze sluipmoordenaar, maar hier in het parlement tekent zich een meerderheid af voor verdere normalisering. Ik vind dit echt ongelofelijk. Hoe kun je met droge ogen pleiten voor regulering van cannabis? Kan de initiatiefneemster hierop reageren? Kan zij ingaan op de verwoestende werking van de drugs, zoals ook door Novadic-Kentron klip-en-klaar is verwoord, en dan uitleggen hoe normalisering in vredesnaam een slim plan kan zijn? 

Sterker nog, een prominente partijgenoot van de initiatiefneemster heeft met mij een debat gevoerd op de radio. Hij zei: dit is nog maar de eerste stap naar het normaliseren en het reguleren van alle drugs, dus ook van xtc, van cocaïne, van heroïne en ga zo maar door. Kan de initiatiefneemster hier heel duidelijk afstand van nemen? Of is dit inderdaad de verborgen D66-agenda? Dat hoor ik dan namelijk graag vandaag, want dan kunnen wij daar ook rekening mee houden. De vraag aan de regering is hoe zij dit ziet. 

Het CDA vindt softdrugs niet normaal. Het is troep en het is lang niet meer zo onschuldig als gebruikers je willen laten geloven. Ze zijn schadelijk voor de volksgezondheid en veroorzaken overlast. Geen enkele ouder hoopt dat zijn of haar kind gaat blowen. Wij als CDA blijven naast deze ouders staan, in hun strijd tegen deze sluipmoordenaar. Hoe kunnen zij immers hun kinderen uitleggen hoe desastreus het is als de overheid het het stempel "oké" heeft meegegeven? Graag ook een reactie van de initiatiefneemster hierop. 

De initiatiefneemster zegt zelfs dat zij hiermee denkt een veiligheidsprobleem op te lossen. Maar waarom dan geen advies willen vragen aan de partners in dezen? Is dat niet gewoon laf? Hoe kún je zeggen dat je een bijdrage levert aan de strijd tegen criminaliteit als je niet eens de moed hebt om advies te vragen aan politie en justitie? In een mailtje schrijft ze dat ze geen behoefte heeft aan dit advies. Alsof dat hier het geldende criterium is. Mijn vraag aan de regering ligt voor de hand, namelijk of zij er zorg voor wil dragen dat die adviezen alsnog worden gegeven. 

Zo'n koerswijziging op zo'n onderwerp met zo'n veiligheidsaspect zonder gedegen advies uit de veiligheidsketen, is onzorgvuldig en een volksvertegenwoordiger onwaardig. Laat mij er dan iets over zeggen. Nederland produceert al decennialang grote hoeveelheden drugs, voor het overgrote deel bestemd voor het buitenland. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik dacht even: ik laat het gaan, ieder heeft recht op zijn of haar mening en op een eigen betoog. Maar termen als "een volksvertegenwoordiger onwaardig" schieten mij wel een beetje in het verkeerde keelgat. Dit debat loopt al heel erg lang. We kennen al heel erg lang de positie van D66. We hebben allemaal afzonderlijk met alle betrokkenen, met politie, justitie en alle gemeentes — ik heb ze ook expliciet genoemd — gesproken en dan maakt u haar zo'n zwaar verwijt. De indiener is niet in de tactieken getrapt van het CDA om dit wetsvoorstel voorlopig niet te behandelen, maar uit te stellen en op de lange baan te schuiven. Om haar dan dat te verwijten en te zeggen dat het een volksvertegenwoordiger onwaardig is, vind ik een beetje te ver gaan. Kunt u daar nog even op reageren, mevrouw Van Toorenburg? 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik meen het echt uit de grond van mijn hart. Ik vind het totaal een volksvertegenwoordiger onwaardig dat je durft te zeggen dat je hiermee een veiligheidsaspect oplost. U moet het weten, want u kunt ook uit Brabant en u spreekt met officieren van justitie daar die zeggen dat dit helemaal niets oplost. Als je dan echt gelooft, serieus gelooft, dat dit een veiligheidsaspect oplost, dan vraag je toch gewoon netjes een advies aan het College van procureurs-generaal? Dat doen we toch bij fatsoenlijke wetten ook? Dan vraag je toch een advies aan de politie? Dan laat je ze toch gewoon zeggen wat zij daarvan vinden? Als je echt serieus meent dat dit een oplossing is, dan kom je daarmee. En wanneer doe je dat niet? Wanneer je er zelf niet in gelooft. 

De heer Van Nispen (SP):

Jammer dat die woorden niet worden teruggenomen, maar vooruit. De initiatiefneemster kan zich daar zelf ook prima tegen verdedigen. Daar ben ik van overtuigd. Dan even de inhoud, het veiligheidsaspect. Natuurlijk levert dit voorstel een bijdrage aan het verminderen van de onveiligheid en situaties in de buurten in Brabant, die ik inderdaad heel erg goed ken. Natuurlijk wel. Een belangrijke voedingsbodem voor criminelen haal je met dit wetsvoorstel weg. Niet helemaal, erkent ook de indiener in antwoord op vragen. Ik heb het zelf ook expliciet gezegd in mijn tekst. En laten we maar zwijgen over de voordelen voor de volksgezondheid en de voordelen voor de schatkist. Dan het gebied van de criminaliteit. Ik ben daar zelf heel duidelijk over geweest, net als de collega van GroenLinks en de initiatiefnemer. Wij hebben heel duidelijk uitgelegd waarom het wegnemen van een voedingsbodem voor criminelen een gerichte inzet van politie en justitie op het resterende illegale deel mogelijk maakt. U staat precies het tegenovergestelde te bepleiten. Dat kan, maar, nogmaals, die grote woorden mogen wel een klein beetje minder. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, die zullen absoluut niet minder worden. Ik spreek met heel veel officieren, met het RIEC en met de politie. Ik ga mee en zie dat ongeveer 90% gewoon voor het buitenland bestemd is. Het levert helemaal niets op. Als dat zo zou zijn, hadden we dat wel gehoord van het openbaar ministerie en van de politie. Dan hadden we hier een klinkend advies gehad, waarin had gestaan: dit is een topinitiatief van mevrouw Bergkamp, laten we dit vooral doen. Dat krijgen we niet. Wat we wél krijgen, zijn advertenties en stukken in de krant van het Openbaar Ministerie. Het OM geeft daarin aan dat het initiatief vreselijk is, dat het naïef is en dat het helemaal niets oplost. Dat is wat ik heb gelezen. Maar als je dat niet wil lezen, dan ga je er misschien aan voorbij. 

De voorzitter:

Ik geef de heer Koolmees het woord. Maar ik zie dat de heer van Nispen toch nog iets wil zeggen. Ik geef hem ruimte voor één kleine toevoeging. 

De heer Van Nispen (SP):

Wat ik nou interessant vind, is de opinie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten die we vandaag hebben gehoord. Bij de VNG zegt men duidelijk dat 90% van de gemeenten dit initiatief omarmt en ondersteunt. Die gemeenten weten ook heel erg goed waar ze over spreken, in verband met de openbare orde en de veiligheid in die buurten. Dat zijn precies die buurten waar mevrouw Van Toorenburg over spreekt. Ik neem aan dat mevrouw Van Toorenburg zo ook nog terugkomt op de opinie van het VNG in haar tekst. En ik ga ervan uit dat ze dat advies niet gaat negeren. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, ik heb met stijgende verbazing nog dat laatste stuk van de VNG gelezen, dat linkse stuk dat we naar binnen gespiesd kregen. Daar geloof ik niets, maar dan ook helemaal niets van. Ik denk daarvan: hoe komen ze erbij om dit te zeggen. Dus nee, het zal niet mijn advies aan mijn fractie doen veranderen dat dit gewoon echt helemaal niets is. 

De heer Koolmees (D66):

Mevrouw Van Toorenburg trekt alle registers open. Het is volksvertegenwoordigeronwaardig; nou, nou, dat zijn nog eens woorden. Ik heb even naar de geschiedenis gekeken. Sinds 1976 hebben we het gedoogbeleid in Nederland. Degene die dat heeft gestart, was CDA-minister Van Agt. Hij heeft zelfs recentelijk in een interview gezegd: "Die coffeeshops zijn dus van mij". Hij is trots. In die veertig jaar erna hebben we twintig jaar lang CDA-ministers van justitie gehad: Hirsch Ballin, Donner, De Ruiter, Van Agt. En nu, veertig jaar later, trekt de vertegenwoordiger van de CDA-fractie alle registers open en gebruikt ze heel grote woorden. Wat heeft het CDA dan de afgelopen veertig jaar gedaan? 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Vele jaren geleden hebben we gedacht dat we met een paar coffeeshops een oplossing zouden kunnen bieden voor de problemen met criminaliteit en voor de paar mensen die softdrugs wilden gebruiken. We zijn inmiddels vele jaren verder en coffeeshops zijn ongeveer de enige warenhuizen in Nederland die nog overeind staan. We zien in Brabant dat de ondermijning enorm is en het één groot drama is geworden. Dan moet je ook de moed hebben om te zeggen: kap er maar mee. Mevrouw Van Tongeren zei zojuist dat CDA'ers vinden dat dit moet. Ik had niet eens de behoefte om erop te reageren, maar ik kan het nu terzijde doen. Van de mensen die op ons congres waren, heeft 88% het gewoon afgefikt. Zij zeggen: dit moeten we dus gewoon helemaal niet doen. Het is dus wat ons betreft heel duidelijk. We hebben ooit bedacht dat dit misschien een goede oplossing zou zijn. We hebben echter gezien dat het géén goede oplossing is. Dan kun je twee dingen doen. Ik vergelijk het met de situatie waarbij je een donker bos inloopt omdat je denkt: boslucht is gezond. 

De voorzitter:

U hebt wel veel tijd nodig, mevrouw Van Toorenburg. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ja voorzitter, dit is een belangrijk onderwerp. Ik ga het uitleggen. 

De voorzitter:

Alle onderwerpen bij dit debat zijn belangrijk, mevrouw Van Toorenburg, maar u bent de vraag van mijnheer Koolmees aan het beantwoorden. Misschien kunt u dat antwoord kort houden en vervolgens uw betoog hervatten. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ja, maar ik moet dit ... 

De voorzitter:

Ik snap dat u het allemaal moet, maar ik vraag u alleen maar om het een beetje kort te houden, in plaats van ons mee te nemen naar de bossen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Toch ga ik dat doen, voorzitter, want ik wil wel graag uitleggen waarom ik deze vergelijking trek. Als je zo'n bos in bent gelopen, je op een bepaald moment om je heen kijkt en je merkt dat je verdwaald bent, dan kun je twee dingen doen. Je kunt dan teruggaan of je kunt doorlopen. Ik merk dat sommige partijen door willen lopen. Het CDA gaat terug, omdat dit geen goed idee is geweest. 

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Koolmees stelt tot slot zijn vervolgvraag. 

De heer Koolmees (D66):

Sorry, ik vind dit geen sterk betoog van mevrouw Van Toorenburg. We hebben inderdaad een manifest Joint Regulation gekregen. Daar staan ook nog eens de namen van elf CDA-burgemeesters onder. Zij zeggen: we moeten dit zo snel mogelijk regelen. Dat is belangrijk in het kader van de volksgezondheid, de openbare orde en de veiligheid. Zij zeggen: laten we dit zo snel mogelijk goed regelen. Mevrouw Van Toorenburg gebruikt nu tijdens dit debat forse woorden, terwijl het CDA dit 40 jaar lang heeft kunnen regelen. Er zijn bovendien CDA-burgemeesters die zeggen: regel dit nou. Heel wat CDA-bestuurders hebben in de afgelopen jaren gezegd dat het heel raar is dat we de voordeur wel regelen, maar de achterdeur niet. Desondanks trekt mevrouw Van Toorenburg op dit moment een zeer grote broek aan. Sorry, maar ik vind dit echt heel ongeloofwaardig. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mijnheer Koolmees kan dit ongeloofwaardig vinden; ik vind dat helemaal prima. Er zullen burgemeesters zijn die het een goed idee vinden. Mijn fractie vindt het echter helemaal niks, en ons congres ook niet. Dat is wat ik hier vandaag vertel. Het kan best zo zijn dat er een aantal burgemeesters is dat hier anders over denkt, misschien daartoe gestimuleerd door de colleges of door de gemeenteraden. Maar de lijn die het CDA kiest, is volgens mij vandaag wel heel helder. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij staan natuurlijk ook in deze zaal om met elkaar van mening te verschillen. Het helpt dan echter wel als we uitgaan van wat respect voor elkaar, zeker voor iemand die een initiatiefwetsvoorstel indient. En het helpt ook als we van de feiten uitgaan, tenzij mevrouw Van Toorenburg liever kiest voor alternative facts. In de enquête waar ik het net over had, staat bij de VVD dat 77% van de kiezers voor gecontroleerde teelt is, bij het CDA 65%, bij de PVV 62% en bij de ChristenUnie 51%. Dus voor alle partijen in deze Kamer met meer dan vijf zetels geldt dat een meerderheid van hun kiezers voor gecontroleerde teelt is. Dan is het nog steeds het goed recht van mevrouw Van Toorenburg om het anders te vinden dan die hele rits aan CDA-ministers, CDA-bestuurders en het hele VNG, maar laten we wel van de feiten uitgaan. Ook al was mevrouw Van Toorenburg de laatste die vond dat je het niet mag reguleren, dan mag zij dat vinden. Maar zeg dan gewoon dat je er emotioneel niks mee hebt, het niet wilt en verder niet al te veel inhoudelijke argumenten hebt. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De reden dat ik geen positieve woorden wijd aan deze initiatiefwet, is dat ik het echt heel erg verschrikkelijk vind dat onze jeugd weer een voorbeeld krijgt van normaliseren. Daardoor gaat onze jeugd kapot. En als ik mij helemaal suf knok om te voorkomen dat de jeugd kapot gaat, mag mevrouw Van Tongeren dat erg vinden. Prima. Dat is het antwoord op punt één. Het antwoord op punt twee is het volgende. Er is wat het CDA betreft maar één cijfer dat geldt: een uitspraak van ons congres. Het kan best zo zijn dat iemand iets heeft gepeild bij mensen die misschien op ons gestemd hebben. Ons congres was echter helder. Ons congres heeft met over-, overgrote meerderheid gezegd dat er niet alleen niets gereguleerd moet worden, maar dat de coffeeshops dicht moeten. In alle eerlijkheid, het verraste mij dat de meerderheid voor dat laatste aspect zo groot was. Zelfs meer dan 80% vindt dat coffeeshops dicht moeten. Dat had ik niet verwacht, maar gelukkig was dat wel zo. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg, tot slot. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heet Van Tongeren. Maar het lijkt er heel erg op, dat geef ik toe. 

De voorzitter:

Pardon, mevrouw Van Tongeren! Dit was echt een freudiaanse vergissing. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat geeft helemaal niks. Het gebeurt wel vaker. 

Ik zal niet vragen hoeveel mensen er op het CDA-congres waren. Ik wil wel vragen wat mevrouw Van Toorenburg dan ziet gebeuren. Zij zegt dat dit initiatiefwetsvoorstel het normaliseert. Hoe normaliseert een initiatiefwetvoorstel iets door iets wat we al heel lang gedogen uit de criminaliteit te halen? Hoe normaliseert dat het? Wat verstaat mevrouw Van Toorenburg daaronder? 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat is een goede vraag. Die vraag laat zien dat wat wij aan het doen zijn, iedere keer een stap verder is in het acceptabel maken van softdrugs. We maken softdrugs acceptabel, we normaliseren het en we vinden dat het overal maar kan. We hadden inderdaad dat ingewikkelde en inconsequente beleid, waarmee we dachten het te kunnen regelen. Maar nu denken we niet: het werkt niet en het loopt uit de hand, dus gaan we terug. In plaats daarvan gaan we ermee verder. Dat is wat ik bedoel met normaliseren. Straks kunnen we helemaal niet meer tegen onze jeugd zeggen dat het slecht is, want het heeft overal een stempel met "oké" van de overheid meegekregen. Sterker nog, als ik sommige leden hier moet geloven, wordt het straks zelfs nog gezond. 

Ik was gebleven bij het punt dat de softdrugs voornamelijk bestemd is voor het buitenland. Dat heeft het WODC ook al laten zien. Er worden vele miljarden verdiend door de productie van softdrugs, maar uiteindelijk blijken die productie dus nog steeds een van de grote veiligheidsproblemen van het land te zijn. Dat er problemen zijn, wil ik niet ontkennen. Zeker in het zuiden van het land zijn die er. Ik zou echter liever een reflectie van de initiatiefneemster en van de regering op het falende beleid zien, zodat die problemen serieus kunnen worden aangepakt, dan dat we nu het hoofd in de schoot leggen. Want zelfs de initiatiefneemster erkent in de nota naar aanleiding van het verslag dat uiteindelijk de niet-gedoogde telers gewoon door zullen gaan met leveren aan criminele organisaties. De productie voor de criminele markt blijft gewoon bestaan. Ik vraag eigenlijk alleen aan de initiatiefneemster en aan de regering of zij kunnen ingaan op de omvang. 

Ondermijning is een erg groot probleem in het zuiden van Nederland: in Brabant, in Limburg en in Zeeland. We zien dit echter ook al een beetje in het oosten van het land. Ik heb daar nog een extra zorg over. In dit voorstel hebben burgemeesters straks eigenlijk iets weg te geven aan wat nu nog een criminele markt is. Straks is de vraag: wie mag nou legaal telen en aanbieden? Hoeveel voorraad mag er worden gehouden? Feitelijk krijgen wij straks bestuurders die criminelen iets aan te bieden hebben. Wij vrezen dat daarmee de intimidatie misschien wel zal toenemen. Graag een reactie van de initiatiefneemster ook hierop, en ook van de regering. 

Ons restrictieve beleid heeft heel grote voordelen, want wij kunnen op dit moment buitenlandse drugstoeristen weren. Gelukkig zijn er gemeentes die dat doen en die hebben aanmerkelijk minder last van deze ellende. Gemeentes die het ingezetenencriterium hanteren hebben dus beduidend minder problemen met drugstoeristen dan zij die het hoofd laten hangen. Dat ingezetenencriterium komt wat ons betreft wel in gevaar als je er zo'n gewone business van maakt als in het voorliggende voorstel. De Raad van State is er heel helder over en het verweer van initiatiefneemster snijdt volgens ons geen hout. Het is wat ons betreft slechts een woordenspel om aan te geven alsof het straks nog wel zou kunnen gelden, maar het gaat niet altijd om de gebruikte terminologie in de wet, maar zeker ook om de strekking. En de strekking is een duidelijke regulering. Onze zorg is dat het ingezetenencriterium niet langer overeind gehouden kan worden. We willen ook graag weten van de regering hoe zij dat ziet. Want de grensregio's maken zich heel grote zorgen, over drugsgebruikers, over drugstoeristen die hier straks hun rotzooi komen halen. Het is belangrijk dat hierop ingegaan wordt, want men maakt zich hier zorgen over, want we wonen niet op een eiland. 

Dan hebben we nog de gedachte dat er een soort belastingplichtige coffeeshopketen ontstaat. Ook daar twijfelt het CDA zeer aan. Het is immers nog steeds internationaal verboden en dat maakt belastingheffing problematisch. We willen graag nog een duidelijke reflectie van de regering op dit punt. Initiatiefneemster kijkt door een roze bril, maar wij kijken nuchter naar de regelgeving. We zijn ook heel erg benieuwd wat het antwoord van de regering is op de vraag of het voorstel zoals het nu voorligt, uiteindelijk niet in strijd is met internationaal recht. Ik besteed er niet zo heel erg veel woorden aan. Want het mag dan wel een onoverkomelijke hobbel zijn, voor het CDA is het niet eens het doorslaggevende argument. We hebben de internationale regelgeving niet nodig om hier fel tegen te zijn. 

Want het is genoegzaam bekend en ik kan het niet vaak genoeg zeggen: het CDA wil de softdrugs aanpakken in plaats van gedogen. Dat willen we doen door het aantal coffeeshops verder terug te dringen, als het even kan naar nul. Door in elk geval alle coffeeshops in de buurt van scholen te sluiten. Door de illegale handel in drugs, de straatverkoop en de illegale verkooppunten aan te pakken in plaats van toe te staan. Door een versterking van de gemeenschappelijke aanpak van gemeenten, politie, justitie, Belastingdienst en sociale dienst; de bestuurlijke aanpak. Want het is naïef, zelfs gevaarlijk naïef, om te denken dat verdere normalisering, wat deze regulering feitelijk is, enige bijdrage levert aan de strijd tegen deze sluipmoordenaar. 

Dus louter voor de Handelingen zeg ik het nog één keer: het CDA steunt dit voorstel niet. Een sluipmoordenaar reguleer je niet. Die bestrijd je met alles wat in je zit! 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst complimenten voor de indienster en via haar uiteraard ook aan onze oud-collega, mevrouw Berndsen, met wie ik heel wat debatten hierover heb gevoerd. Ik weet hoe intensief het is om een initiatiefwetsvoorstel te schrijven en te verdedigen. Complimenten voor het werk. Ik heb wat gemengde gevoelens over de inhoud — dat zal de indienster niet verbazen — maar complimenten en een woord van waardering voor het werk dat is geleverd en ook voor de mensen die achter mevrouw Bergkamp zitten. Wetgeving is onze kerntaak. Over de kwaliteit daarvan moeten wij nu het debat voeren. 

Ik wil erbij gezegd hebben dat ik de motieven van de indienster op geen enkele manier in twijfel wil trekken. Het gaat om gezondheid, om veiligheid. Er worden nobele doelen gesteld. Maar het is zeer, zeer de vraag of met deze middelen die doelen worden bereikt. Om dat duidelijk te maken had ik integraal het advies van de Raad van State kunnen voorlezen. Ik heb dat even overwogen, maar u hebt allen zelf kunnen lezen dat de Raad van State in de zijn bekende voorzichtige formuleringen buitengewoon hard is over dit voorstel. Hij betwijfelt of het wetsvoorstel daadwerkelijk en "in voldoende substantiële mate" effectief zal zijn en presenteert een hele reeks fundamentele bezwaren, waarop ik de reactie van de initiatiefnemers echt onvoldoende vind. 

Ik had ook de bijdrage van collega Bontes kunnen voorlezen, althans die uit 2014 en 2015. Dat waren echt goede bijdragen. Hij sprak zich op 19 februari 2014 en 11 juni 2015 in de hem bekende ronde bewoordingen uit tegen regulering van wietteelt. "Geen oplossing", zo luidde het oordeel, "wij komen ermee van de regen in de drup." Het zou van Nederland nog meer een narcostaat maken. Inmiddels heeft de heer Bontes een andere baas en een andere positie, en heeft er een, wat onze fractie betreft treurige, bekering plaatsgevonden. Ik heb begrepen uit de media dat zijn fractie mogelijk doorslaggevend is voor de meerderheid van dit voorstel. Dat zij zich daar geen rekenschap van geeft, vind ik teleurstellend. Ik had die bijdragen kunnen voorlezen. Ik doe dat niet. Ik kies mijn eigen woorden. Het advies van de Raad van State is bij alle deelnemers bekend. Dat laat ik verder liggen, al zal ik er hier en daar aan refereren. De fractie VoorNederland moet maar voor zichzelf spreken, als ze tenminste nog komt opdagen. 

Laat ik beginnen bij mijn uitgangspunt voor dit debat. Net als de initiatiefnemers vind ik dat het huidige gedoogbeleid niet houdbaar is. Daarover zijn wij het eens. Wel hoop ik dat er iets meer verlegenheid was bij de indienster en bij de eerste twee fracties die hier hebben gesproken. Het is echt utopisch om te denken dat hier een blauwdruk van perfect beleid denkbaar is, dat wij zo even kunnen uitrollen, en dat dit wetsvoorstel alles onder controle krijgt. Bij eerdere gedoogsituaties en eerdere ongemakkelijke situaties, zoals bij gokken en prostitutie, hebben wij ook gedacht: ach jongens, gedogen is lastig, laten wij reguleren; dan komt alles goed. Maar dat bleek buitengewoon hardnekkig en ingewikkeld te zijn, dus iets meer verlegenheid zou mooi zijn. 

Zoals ik al zei, is het huidige gedoogbeleid wat onze fractie betreft niet houdbaar. Wij keren ons daartegen. Die zorgen zijn de afgelopen jaren alleen maar bevestigd, maar anders dan de initiatiefnemers gelooft de ChristenUnie-fractie niet dat de oplossing is om nog meer te gaan gedogen en reguleren. Wij moeten juist af van het gedoogbeleid door alle drugsgerelateerde criminaliteit harder aan te pakken en drugs uiteindelijk in de ban te doen. Als wij stappen in die richting zetten, moeten de drempels voor drugsgebruik en drugshandel omhoog in plaats van omlaag. Wij moeten radicaal breken met de Nederlandse drugscultuur, met een duidelijke norm over drugs en adequaat overheidsoptreden, want softdrugs bestaan niet. 

Met de fictie die wij hier in Nederland hebben gecreëerd rond romantisch wietgebruik en het idee dat een pilletje af en toe moet kunnen, houden wij onszelf voor de gek. Onze praktijk, deze praktijk is geen verworvenheid om trots op te zijn, maar leidt tot criminaliteit, verslaving en gezondheidsschade. Nou zeggen de initiatiefnemers steeds dat zij juist daarom pleiten voor het volledig gedogen van voor- en achterdeur van softdrugsondernemers. Dat doen zij vanuit de gedachte: als wij dit nou maar goed regelen, dan zijn wij straks van al die nadelige gevolgen af. Ik vind dat echt fictie, een utopie, heb ik al gezegd. De Raad van State en voorheen ook de heer Bontes zijn dat met mij eens. 

Wij weten hoe schadelijk drugs zijn, in de eerste plaats voor jongeren. Er zijn gezondheidsrisico's, ook bij wiet. Zo is er gevaar voor blijvende psychische schade, zijn er effecten op onderwijs en werk, en bestaat het risico van verslaving en het gebruik van andere verslavende middelen. Is de initiatiefneemster dat met mij eens en deelt zij de zorg dat het normaliseren van wietgebruik zal leiden tot meer verslaafde jongeren? In de beantwoording van eerdere vragen geeft de initiatiefneemster aan dat zij vindt dat de overheid aan preventie rond drugsgebruik moet doen. Hoe verhouden die inspanningen zich tot dit voorstel? Graag krijg ik een reactie. 

Veel gezinnen in Nederland hebben van dichtbij meegemaakt hoe verwoestend drugsgebruik kan zijn: jongeren die hun toekomst vergooien door drugs en volwassenen die vastzitten in verslaving. Wij kennen allemaal de organisatie Moedige Moeders. Zij heeft dat onder ogen gezien en heeft bij ons het indringende pleidooi gevoerd om dit niet te doen en dit voorstel niet aan te nemen. Bovendien heeft de Nederlandse drugscultuur tot veel criminaliteit geleid. Het huidige gedoogbeleid heeft ervoor gezorgd dat Nederland als poort van Europa een heel gunstig vestigingsklimaat heeft voor illegale drugshandel. Jaar op jaar laten rapporten zien dat ons land een groot doorvoerland is voor drugs en worden we dagelijks geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Criminaliteit, ondermijning en overlast zijn aan de orde van de dag. 

De wietsector is verstrengeld met de onderwereld. Uit een onderzoek uit 2006 onder Utrechtse en Amsterdamse coffeeshophouders bleek dat destijds 60% tot 70% van de coffeeshophouders een justitieel verleden had. Van de 314 opsporingsonderzoeken naar georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in 2015 had 34% te maken met grootschalige hennepteelt. Je ziet dat onder- en bovenwereld verstrengeld zijn, bijvoorbeeld voor het witwassen van geld. Het zijn ondernemers in dat netwerk die nu de infrastructuur hebben om zichzelf toegang te verschaffen tot een gesloten systeem dat D66 voorstaat. Ik maak me daar zorgen over. De initiatiefnemer houdt ons de illusie voor dat die verbondenheid met criminaliteit zal verdwijnen als er een gesloten systeem komt. Kan de initiatiefnemer dat onderbouwen? Betekent dat ook dat de integriteit van coffeeshophouders en telers boven iedere twijfel verheven moet zijn? Moet er niet gewoon altijd een Bibob-advies komen? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Hier wordt met een doordachte onderbouwing, op een redelijke toon, een pleidooi gehouden dat een andere uitkomst oplevert dan de afwegingen van mijn partij. Dan heeft een debat ook zin. Laten we eens kijken naar de landen om ons heen. Nederland kwam als eerste met het gedoogbeleid en de landen om ons heen waren veel strenger. In Amerika was er een war on drugs. Uiteindelijk zie je dat in een heleboel van die landen geconcludeerd wordt dat die war on drugs niet te winnen is. Ik herken de geschetste problematiek, maar misschien met wat andere cijfers. Wat is dan de betere manier om het te bestrijden? Een klein landje verzet zich als laatste en blijft de war on drugs voeren? Of zeg je: eigenlijk willen we het liever niet, maar we zullen iets moeten? Wat is dan het minst schadelijke? Wat zou voor de ChristenUnie de doorslag kunnen geven om te zeggen: dan maar stoppen met die war on drugs en proberen er grip op te krijgen? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ten eerste is de context een andere. Het is niet dit kleine landje dat in zijn eentje tegen drugs vecht, terwijl alle andere landen gaan reguleren en de sluizen open zetten en coffeeshops openen. Nee, wij zullen een uitzondering zijn. Het is juist de Europese context die dit voorstel uiterst problematisch maakt. Ik zal er zo op terugkomen. Je kunt dit namelijk niet in je eentje doen. Het heeft altijd een relatie met de landen om je heen. Dat zien we nu in de grensregio en dat zal alleen maar toenemen. Het is dus buitengewoon onverstandig om als Nederland alleen, los van de buurlanden, zo'n besluit te nemen. De context is dus een andere. 

Ten tweede zal er altijd een hardnekkige praktijk zijn, maar die hebben we op veel gebieden. Ik zal een enigszins onvriendelijke vergelijking maken. Er zullen altijd inbraken zijn, er zal altijd diefstal zijn. Dan zeg je niet: ach jongens, dat is nu eenmaal zo, we zetten de achterdeur maar open zodat dieven wat makkelijker binnen kunnen komen. Nee, dan ga je je beter wapenen en hogere drempels opwerpen tegen dat wat je niet wilt. Dat is dus de richting. Ik ben het dus eens met de analyse dat het halfslachtige beleid dat we nu hebben, met een verschil tussen voor- en achterdeur, moeilijk of eigenlijk niet uit te leggen is. Dat vraagt echter om een andere oplossing dan zeggen: weet je wat, die drempels gaan omlaag, we zetten een overheidsstempel "prima" en "gecontroleerd" op drugs en creëren een sfeer eromheen dat het prima is. Dat is een verkeerd signaal aan jongeren. Ik zou dus echt een andere richting in willen slaan dan het verlagen van drempels. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zie twee soorten argumenten. Het ene is dat er een enorme criminaliteit omheen hangt; dus willen we dit eigenlijk verbieden in de hoop dat daardoor de criminaliteit afneemt. Het andere is de zorg voor onze jongeren, volwassenen, onze volksgezondheid. Ook daarbij kun je je afvragen wat de volksgezondheid het meest helpt. Verbieden? Of reguleren, al wil je het helemaal niet? Op een heleboel zaken, zoals gokken, prostitutie en overmatig alcoholgebruik, ben ik ook niet heel dol, maar reguleren werkt op al die vlakken toch net beter dan verbieden. Hoe komt de ChristenUnie dus uit op een verbod? Ik ken geen land waar deze zaken succesvol verboden zijn. Als de heer Segers ze kent, mag hij ze noemen. Daar wordt dus op gereguleerd. Waarom zou deze sector een uitzondering moeten zijn op deze regel? Waarom zou radicaal verbieden daar wel het beste werken? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik ga in op deze twee parallellen. De eerste is de vergelijking die ik al eerder trok met de prostitutie, een vergelijking die altijd enigszins onvriendelijk kan overkomen. Daarvan hebben we gezegd: dat is normaal werk. Wat was de hoop? Voor de legalisering waren mensenhandel en prostitutie helemaal met elkaar verweven. We zeiden: dat moeten we uit elkaar trekken. Dat is een heel nobel doel. Dat is niet gelukt. Ieder jaar zijn er 1.500 meldingen van mensenhandel in de prostitutie, ook in het gereguleerde, gelegaliseerde deel. Het is buitengewoon ingewikkeld om het in dat soort werelden helemaal te ontwarren. Ik vind het inderdaad utopisch om te denken dat dat zou lukken. 

De andere parallel was: dit is slecht voor jongeren, dus moet je het dan verbieden en is dat dan de weg? Zeker wat betreft het roken komen we van een situatie vlak na de oorlog waarin zo ongeveer 90% rookte. We zaten in rookcoupés en tijdens vergaderingen stonden de sigaretten op tafel. Er is een heel brede consensus dat dit heel ongezond is. Onze inzet was: het langzaam maar zeker inperken van die praktijk, drempels verhogen en duidelijk maken dat dit niet normaal is, dat dit ongezond is. Dat was de inzet. Hier zouden we het omgekeerde doen. We weten hoe ongezond het is en dan gaan we zeggen: "Het is nu eigenlijk nog illegaal, maar we maken het legaal. Nu zeggen we dat het niet goed is, maar we gaan er wel een overheidsstempel op zetten. Nu zeggen we dat het allemaal verboden is en dat we het daarom moeten bestrijden, maar we zorgen ervoor dat het voor een deel een legale of in ieder geval een toegestane handel wordt." Dat is een verkeerd signaal. Dat is een verkeerde richting. 

De heer Koolmees (D66):

In de eerste plaats complimenteer ik de heer Segers met zijn toon. Ik heb dat vandaag ook anders gezien. De heer Segers zegt duidelijk: we moeten het aanpakken. In de nota naar aanleiding van het verslag staat een mooie zin: "dat het aantal cliënten dat primair voor alcohol hulp zoekt in de verslavingszorg bijna even hoog is als het aantal voor cannabis, cocaïne, opiaten, ecstasy, amfetamine, GHB en andere drugs bij elkaar." Dat zijn cijfers van het Trimbos-instituut. Volgens zijn eigen redenering moet de heer Segers dan ook alcohol verbieden. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Nee. Het was de ChristenUnie-fractie die samen met een heel aantal andere fracties — volgens mij is zelfs de D66-fractie erin meegegaan — het initiatief nam om de alcoholleeftijd te verhogen van 16 naar 18 jaar. Wat was de richting? De richting was: we gaan een hogere drempel opwerpen. Waarom? Omdat we weten dat de impact dramatisch is op de hersenontwikkeling van jongeren. Dus hebben wij de drempel verhoogd. Hier zouden we het omgekeerde doen. Hier zouden we de drempel verlagen. Dat is niet de richting die wij voorstaan. 

De heer Koolmees (D66):

Aan de verkoopkant verandert niks. Sterker nog, er komt meer regulering. Ook de grens van 18 jaar geldt gewoon in het wetsvoorstel van mevrouw Bergkamp. Dat is dus een rare vergelijking. Als de heer Segers zegt dat we het sowieso hard moeten aanpakken omdat het slecht is voor de volksgezondheid en als ik daar cijfers van het Trimbos-instituut tegenover stel waaruit blijkt dat het met alcohol meer is dan met alle andere drugs bij elkaar, dan moet de heer Segers ook consequent zijn en zeggen: dan moeten we alcohol ook verbieden. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb de situatie geschetst waarin er ongemak is over het verschil tussen de voordeur en de achterdeur. Wat is dan de route die je kiest? Kies je de route naar normalisering? Kies je dan de route naar het verlagen van drempels? Of maak je het moeilijker? Dat laatste is een route van "stap voor stap". Ik zeg: schets nou geen utopisch beeld, schets nou niet de fictie dat je de oplossing hebt voor alle problemen, dat door het reguleren het walhalla zal uitbreken. Nee, dat is een buitengewoon riskante route. Maar ik moet dan, aan de andere kant, ook niet zeggen dat ik het procedé heb waarmee het onmiddellijk allemaal klaar is en waarmee we onmiddellijk drugs helemaal kunnen uitbannen. Dat kan niet. 

Nu ga ik nog even in op uw "alcohol is toch ook heel slecht"-vergelijking. De Raad van State kijkt naar onderzoeken over de impact van drugsverslaving en verwijst daar ook naar. We zien dat de hulpvraag toeneemt en dat het probleem groeiend is. Dat is inderdaad het geval bij alcohol. Daarom zijn wij ook voorstander van een heel actief beleid van preventie, voorlichting en het moeilijker maken van het verkrijgen van alcohol. Voor roken is het idem dito. Daarin zijn wij consequent. En dat geldt ook voor drugs. 

De heer Koolmees (D66):

Ik wil er alleen maar op wijzen dat de war on drugs in de hele wereld niet echt heeft gewerkt. Kijk naar alle voorbeelden van over de hele wereld waarbij er met repressie tegen drugs wordt gevochten. Daar verdienen criminelen geld met de drugshandel. Juist met dit voorstel wordt zowel de voordeur gereguleerd, wat we ook al 40 jaar hebben gedaan, als nu eindelijk ook de achterdeur. Het geeft ook handvatten om te reguleren, te controleren, aan preventie te doen, de gezondheid te bewaken en ook te handhaven op het leeftijdscriterium. Het is echt een stap in de goede richting. Ik ken de ChristenUnie als een verstandige partij, die ook weet dat het onmogelijke niet mogelijk is. Deze stap vooruit zou de ChristenUnie dus warm moeten omarmen. 

De voorzitter:

Mijnheer Segers, tot slot. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb gezegd: ik trek motieven niet in twijfel. De hoop van de heer Koolmees is de mijne, namelijk dat je het beter kunt controleren, dat je iets aan de gezondheid kunt doen en dat je jongeren kunt behoeden voor drugs. Zijn hoop is de mijne, maar zijn route is niet de mijne. Ik denk echt dat het een fictie is. Ik denk echt dat het een heel naïeve hoop is. Ik help het hem hopen. Als we deze weg zouden inslaan, dan kan ik alleen maar hopen dat het jongeren ten goede komt. Maar ik houd mijn hart vast, omdat het signaal verkeerd is en — ik zei het al — omdat de drempels omlaaggaan. Wat mij betreft is dit een onverstandige route. 

Ik ga verder met mijn betoog, als dat mag, mevrouw de voorzitter. 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Nispen staat er nog. Ga uw gang. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben zeer benieuwd naar de rest van het betoog, maar ik heb toch een vraag, als de heer Segers het niet erg vindt. Ik heb vanavond een paar keer gehoord dat er partijen zouden zijn — misschien ben ik dat wel, misschien is dat de partij van de initiatiefnemer wel — die doen alsof met dit wetsvoorstel alle problemen opgelost zouden zijn. Ik heb dat vanavond eerlijk gezegd nog niet gehoord. Ik heb het ook niet in de stukken gelezen. Dat wil ik graag rechtzetten. Mijn vraag gaat echter over het verlagen van drempels. Op welke wijze exact, dus echt heel nauwkeurig, verlaagt dit voorstel nou de drempels? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het signaal dat wordt afgegeven, is: dit is oké, dit is legaal, dit is gereguleerd, dit is prima. Dat is het signaal dat je afgeeft. Dat is exact de vraag die Moedige Moeders ons stellen: doe dit niet; dit is niet het signaal dat mijn kinderen, die een drugsprobleem hebben, moeten krijgen. Dat is dus het verlagen van een drempel om erheen te gaan. Nu geven wij nog het signaal af: dit is niet oké; noodgedwongen gedogen we wat, maar het is niet oké. Straks wordt het signaal: het is wel oké. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, tot slot. 

De heer Van Nispen (SP):

Het signaal "het is wel oké" is het stempeltje, het frame, dat de ChristenUnie op dit wetsvoorstel wil plakken. Ze moeten het wel heel zuiver houden. Volgens mij staat het nergens in de stukken en nergens in het wetsvoorstel. Volgens mij heeft tot nu toe ook niemand het gezegd vanavond. "Het is oké", "jongeren, het is oké", dat zegt helemaal niemand. Wat dit voorstel feitelijk doet is een stapje verder gaan in wat ik de goede richting vind: de richting van het gedogen. We hebben nu de vreemde situatie dat er aan de voordeur gedoogd wordt en dat we niet willen weten waar alles aan de achterdeur vandaan komt. We houden daarbij de hand voor onze ogen. Daarvoor is dit wetsvoorstel een oplossing. Ik vraag de heer Segers dus nogmaals: denk nog eens heel diep na. Ik weet dat de ChristenUnie geen voorstander is van legaliseren, maar dit wetsvoorstel gaat over gereguleerd gedogen. Het is een consequente stap ... 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, stelt u uw vraag. U hebt uw betoog al gehouden zonet, als eerste spreker. Misschien moet u nu dus gewoon uw vraag stellen. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik vraag de heer Segers om toch nog eens heel goed te overwegen of deze stap in de richting van het gedogen niet leidt tot een consequenter beleid en tot decriminalisering. 

De voorzitter:

De heer Segers, tot slot. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Aangezien een groot deel van de productie voor het buitenland bestemd is, zal dit altijd verweven blijven met criminaliteit en zullen we het niet helemaal los kunnen koppelen. Ook zeggen we dan "dit is gecontroleerd" en "dit is gereguleerd". Ik noem een voorbeeld. Er zijn pleidooien geweest om op grootschalige dance-events pillen te controleren op kwaliteit. In dat geval is het signaal: dit is gecontroleerd, goedgekeurd en bruikbaar voor consumptie. Dat is een ander signaal dan wanneer je duidelijk zegt: wij willen dit niet, dit is slecht voor je gezondheid, dit moet je niet doen en dit is iets waar je van af moet blijven. Dat zou het signaal moeten zijn. Dat is het signaal dat de Moedige Moeders ons vragen af te geven. Dat signaal zou ik willen afgeven. We moeten niet zeggen: jongens, het is ongemakkelijk maar weet je wat, we maken het iets normaler. Want dat is het effect dat deze wet zal hebben. 

De voorzitter:

Mijnheer Segers, u hervat uw betoog. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Kan de initiatiefnemer nog eens inzichtelijk maken welke maatregelen wat haar betreft verder genomen moeten worden om tot een schoon, gesloten systeem te komen? Is dat geen utopie? Wat draagt het wetsvoorstel nu werkelijk bij aan de bestrijding van de georganiseerde misdaad? Gaat die niet gewoon door ondanks dit voorstel? Ik vraag dat ook in het licht van de forse kritiek van de Raad van State op dit punt. Ik wil ook een nadere reactie op de opvatting dat het met dit wetsvoorstel moeilijker wordt om de openbareordeproblematiek van drugstoerisme aan te pakken. Dat legde de Raad van State op het bordje van de indiener. 

Ik verbaas me ook over de nota van wijziging die is ingediend. Die maakt het mogelijk om in een overgangsfase nog wel van illegale aanbieders gebruik te maken. De achterdeur blijft dus nog op een kier staan. Waarom? En wat betekent het dat coffeeshophouders actief moeten streven naar inkoop bij een teler met een gedoogbesluit? Hoe toetsen we "voor zover redelijkerwijs mogelijk" precies? Hoe toetsen we dat criterium, dat nu wordt gehanteerd? Wanneer verwacht de indiener dat de overgangsperiode waarover zij spreekt, kan worden afgerond? 

Dan kom ik tot de internationale wetgeving. Ik heb daar al kort iets over gezegd, maar ik heb nog wat vragen, dus daarom nog iets meer daarover. De Raad van State heeft erop gewezen dat het wetsvoorstel niet in overeenstemming is met internationale verdragen. Wiet en hasjiesj staan nog steeds op de lijsten van verboden verdovende middelen bij twee belangrijke internationale verdragen: het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen en het verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Nederland moet die verdragen te goeder trouw naleven en daar past dit wetsvoorstel niet in, aldus de Raad. Wat vinden de initiatiefnemers van die kritiek? Waarom hebben zij hun wetsvoorstel niet heroverwogen? Waarom hebben zij, nu zij toch doorzetten, in hun wetsvoorstel niet ook voorzien in een Nederlandse terugtrekking uit de door de Raad van State genoemde internationale verdragen? Ik zou daar zeer tegen zijn, maar het zou wel consequent zijn van de partij die normaal gesproken gretig met internationale verdragen schermt, maar dan richting anderen en op andere punten. Ik wil ook de minister van Veiligheid en Justitie vragen om hierop te reflecteren. Is hij het eens met de Raad van State? Wat zijn daarvan de consequenties? 

Er zijn ook Europeesrechtelijke problemen. Volgens de Raad van State wordt het lastig om het ingezetenencriterium te handhaven vanwege het Europese recht. De initiatiefnemer heeft er daarom voor gekozen niet te legaliseren, maar uitzonderingen mogelijk te maken. Ik betwijfel echter of dat een overtuigende juridische constructie is, omdat het materiële gevolg ervan niet verschilt. Blijft het ingezetenencriterium in combinatie met dit wetsvoorstel niet schuren met het Europees recht? Waar baseert de initiatiefnemer de opvatting op dat dit zo wel door de beugel kan? 

Van verschillende kanten is al gezegd dat regulering echt in Europees verband zou moeten plaatsvinden. Daar wil ik ook wel een reflectie van mijn Europaminnende collega op. Is de initiatiefnemer het daarmee eens? Kan Nederland dit wel alleen doen? 

Wij dreigen kostbare tijd in de strijd tegen drugs te verspillen aan een wat mij betreft utopisch project dat stoelt op dezelfde denkfout als het oorspronkelijke gedoogbeleid: dat wietgebruik iets onschuldigs zou zijn en dat coffeeshops een soort snackbar zijn. Laten we onze energie niet verspillen aan het reguleren van zogenaamde softdrugs, maar laten we investeren in preventie, in meer aandacht voor verslavingszorg en in begeleiding van gezinnen bij drugsgerelateerde problematiek. Of in het verantwoordelijk houden van daders van drugsdumping en de productie van drugs, bijvoorbeeld door hen te verplichten een bijdrage te storten in het fonds dat het opruimen van afval cofinanciert, in het bestrijden van de ondermijning door drugsgerelateerde criminaliteit — mijn collega van het CDA refereerde er al aan dat het in veel gemeenten een zeer ernstig probleem is — of in het steeds verder terugdringen van het aantal coffeeshops en het steeds meer sluiten van de voordeur én achterdeur van coffeeshops. 

De ChristenUnie denkt dat met dit wetsvoorstel een fout zou worden gemaakt. Ik ben niet de enige die dat denkt. Ik noemde de Raad van State al en ik noemde de heer Bontes, wiens collega ik inmiddels in de Kamer zie zitten. Laten we dit niet doen, is mijn oproep. Dat alles neemt echter niet weg dat ik uitkijk naar een verdere gedachtewisseling met de initiatiefneemster. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik begin met het feliciteren van de initiatiefneemster, maar ook mijn oud-collega Berndsen en de ondersteuning, met deze mooie wet. Zij hebben daar allen heel hard aan gewerkt. Het is een mooie wet geworden en het kan in deze zaal geen verrassing zijn dat D66 zich daar goed in kan vinden. Er is een goede oplossing gevonden voor een juridisch ingewikkeld probleem. Met deze wet wordt het paradoxale beleid voor coffeeshops opgelost. Er komt een einde aan het onhoudbare onderscheid tussen de voordeur en de achterdeur, tussen het verkopen van hennep en hasj aan de ene kant en de teelt en de aanvoer ervan aan de andere kant. 

De regulering van de aanvoer en teelt van cannabis past bij de tijd waarin we nu leven. Als progressieve partij durft D66 het aan daarvoor een oplossing te vinden. Daarvoor is ook een groeiende maatschappelijke steun: van de jonge liberalen van de JOVD tot aan de burgemeesters van diverse politieke partijen, van oud-premiers als Dries van Agt tot aan rechters die aangeven zich in een juridische spagaat te bevinden. Al in 2009 werd in het advies Geen deuren, maar daden gewezen op de wenselijkheid van regulering van de aanvoer van cannabis. In 2012 bleek uit een peiling dat 45% voor regulering was. Drie jaar later, in 2015, was dat al gestegen naar 61%. Burgemeesters vragen ook om regulering. Ze worden dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het scheve gedoogbeleid en weten dus waar ze het over hebben. Het zogenaamde manifest Joint Regulation — mooie naam trouwens — is door 59 burgemeesters ondertekend. 59 burgemeesters vragen om de regulering van de cannabisteelt. Dat zijn 59 burgermeesters wier gemeenten samen 465 coffeeshops hebben. Dat is bijna 80% van het totaal aan coffeeshops in Nederland. Van die 59 burgemeesters zijn er overigens 11 van CDA-huize en maar liefst 15 van de VVD. Daar komt nog bovenop dat 89% van de gemeenten onlangs de VNG-resolutie ondertekenden, waarin werd opgeroepen tot lokale experimenten met gereguleerde wietteelt. Ik heb een vraag aan de verse minister van Veiligheid en Justitie. Is de minister bereid om net als D66 de groeiende maatschappelijke steun voor regulering te erkennen en daar ook naar te handelen? 

Deze wet maakt eindelijk een einde aan het paradoxale beleid voor coffeeshops. Er komt een gesloten coffeeshopketen en door het gereguleerd gedogen van zowel de voordeur als de achterdeur, dus van zowel de verkoop van cannabis alsook de aanvoer en de teelt van cannabis worden een aantal doelen gediend, namelijk de volksgezondheid, de openbare orde en veiligheid, de rechtszekerheid voor coffeeshophouders en financiële opbrengsten. Ik ga deze vier punten langslopen. 

De volksgezondheid is het eerste punt. Door de teelt en de aanvoer van cannabis te reguleren, kunnen we ook de kwaliteit van het product verbeteren. We kunnen voorwaarden stellen. We kunnen het controleren. Daarmee voorkomen wij dat er allerlei schadelijke stoffen of bestrijdingsmiddelen in de cannabis komen. Bovendien kunnen we de preventieve aanpak intensiveren door informatie over wat er in de cannabis zit en waarschuwingen over de schadelijke stoffen op de verpakkingen te plaatsen, zoals wij al bij tabak doen. Ook zou er een gericht voorlichtings- en ontmoedigingsbeleid moeten worden gevoerd. Het lijkt mij dat reclame voor hennep en hasj dan ook verboden blijft, net als bij tabak. Graag krijg ik een reactie van de indiener op dit punt. 

Van de staatssecretaris wil ik graag weten welke mogelijkheden hij met dit wetsvoorstel ziet op het gebied van betere voorlichting aan jongeren over het gebruik van wiet en de effecten daarvan. Welke stappen onderneemt hij hierin nu al? De staatssecretaris van VWS zei vorig jaar tijdens een speciale sessie van de Verenigde Naties over drugs in New York dat er in de strijd tegen drugs meer aandacht voor volksgezondheid moet komen. Hoe ziet hij het voorliggende wetsvoorstel in die lijn? Is hij het ermee eens dat onderhand wel bewezen is dat de War on Drugs niet werkt. Op welke wijze draagt volgens de staatssecretaris van VWS het huidige beleid bij aan de doelstelling van meer aandacht voor volksgezondheid in de strijd tegen drugs? 

Ik kom op het tweede punt: de veiligheid en de openbare orde. Door de teelt te gedogen wordt dit uit de criminaliteit gehaald en worden criminele organisaties uit de handel geweerd. Daardoor is er ook minder capaciteit nodig van politie en justitie. De vraag is natuurlijk wel of hiermee alle illegaliteit en export worden aangepakt. Het antwoord op die vraag is natuurlijk nee. Daar moet meer gebeuren, maar dit wetsvoorstel is wel een stap in de goede richting, zoals ook de heer Van Nispen zei. Er komt een hard onderscheid tussen de gedoogde teelt en de niet-gedoogde teelt, die dus wel wordt vervolgd. Bovendien kan de vrijgekomen capaciteit bij politie en justitie worden ingezet om de niet-gedoogde teelt en export te bestrijden. 

Daar komt bij dat de burgemeesters en gemeenteraden zelf een grote verantwoordelijkheid krijgen voor het lokale beleid en daarmee voor de handhaving van de openbare orde. Zij kunnen bijvoorbeeld zelf beslissen of zij het ingezetenencriterium wel of niet instellen. Tegelijkertijd worden gemeenten verplicht om regels op te nemen over het afstandscriterium tussen scholen en coffeeshops en over het ontmoedigingsbeleid. Kan de staatssecretaris aangeven wat zijn mening is over het decentraliseren van het wel of niet instellen van het ingezetenencriterium door de gemeenten? Hoe beoordeelt hij die decentralisatie en de mogelijkheid tot lokaal maatwerk? 

Mijn derde punt is de rechtszekerheid voor de coffeeshophouders. Met dit wetsvoorstel wordt het systeem van gereguleerd gedogen geïntroduceerd voor de achterdeur van coffeeshops, dus de teelt en de aanvoer van cannabis. Daarmee wordt het de coffeeshophouders mogelijk gemaakt om een sluitende boekhouding te voeren. Ze kunnen volledig en transparant opereren als een normaal bedrijf. Dat zijn ze natuurlijk ook gewoon. De ondernemers hoeven niet langer te verdoezelen hoe ze de aanvoer regelen. Ook worden deze ondernemers niet langer gedwongen om met criminele organisaties in zee te gaan. De teelt en de aanvoer worden dus gedecriminaliseerd en uit het verdomhoekje gehaald. Dat is winst voor de coffeeshophouder, voor justitie, voor politie en uiteindelijk ook voor de gebruiker. 

Dat brengt mij op het laatste punt: de financiële opbrengsten. Ook daar is sprake van. Als financieel woordvoerder van de D66-fractie bevalt het mij uitermate goed dat er nog financiële opbrengsten zijn ook. Dat is namelijk geld dat wij kunnen inzetten voor de preventieve aanpak. 

Ten eerste kan door de regulering van de teelt 24,8 miljoen euro worden bespaard bij politie en justitie, zo blijkt uit de berekeningen van het ministerie van Veiligheid en Justitie zelf. 

Ten tweede stijgen de belastingontvangsten. Volgens het ministerie van Financiën kan gereguleerd gedogen jaarlijks 150 miljoen euro aan belastinginkomsten opleveren. Door dit wetsvoorstel gaan telers niet langer illegaal elektriciteit aftappen, waardoor zowel de overheid als de energiebedrijven nu nog veel geld mislopen. In plaats daarvan gaan zijn energie legaal inkopen en daarover belasting betalen. Ook zullen ze inkomsten- en vennootschapsbelasting gaan betalen. Dat is dus ook een voordeel voor de schatkist. Wellicht komt daar nog een verbruiksbelasting bij als dat nodig is om de prijs van cannabis te reguleren. Daar heb ik nog twee vragen over. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe zij over zo'n verbruiksbelasting denken? Kan ook de indiener dit toelichten? Is zo'n verbruiksbelasting nodig of niet? 

Het gereguleerd gedogen, zoals de initiatiefnemer voorstelt, is een mooie oplossing voor een juridisch zeer ingewikkeld probleem. Nederland heeft jarenlang op een oplossing zitten wachten voor dit paradoxale beleid, waarbij de verkoop van cannabis wel mag, maar de teelt en de aanvoer aan de achterdeur niet. Het slimmer reguleren, zoals met dit wetsvoorstel wordt gedaan, is wat D66 betreft de oplossing waar coffeeshophouders, telers, lokale bestuurders, rechters en consumenten op wachten. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik hoop dat ik het niet heb gemist, maar hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot de internationale verdragen waar wij ons aan hebben gecommitteerd? De Raad van State zegt dat het daarmee in strijd is. Wij trekken vaak samen op als het gaat om onze binding aan internationale verdragen, bijvoorbeeld tegen de stateloosheid van burgers. Daar zeggen wij vaak heel rechtsstatelijk: daar moeten wij ons aan houden. Geldt dat hier ook? Moeten die verdragen worden aangepast? Hoe beziet de D66-fractie dit? 

De heer Koolmees (D66):

Dat zijn eigenlijk drie vragen door elkaar. Inderdaad, D66 is een rechtsstatelijke partij die dol is op internationale samenwerking. In de eerste plaats is het wetsvoorstel naar aanleiding van kritiek van de Raad van State aangepast. Het zijn fundamentele aanpassingen die ertoe leiden dat het nu wel binnen de verdragen past. 

In de tweede plaats zijn er gemixte signalen. Er zijn twee rapporten van wetenschappers van de Radboud Universiteit. Het ene rapport zegt: het is lastig. Het andere rapport zegt: als je ook kijkt naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en naar de burgerrechten — de heer Van Nispen noemde het lijstje — dan zijn er juist heel goede argumenten om het wél toe te staan, vanuit een oogpunt van volksgezondheid, mensenrechten en burgerrechten. 

In de derde plaats vroeg de heer Segers of ik vind dat het verdrag moet worden aangepast. Ja, dat is wel mijn voorkeursoptie. Ik meen dat de heer Van Nispen of mevrouw Van Tongeren zei: dat zouden wij eigenlijk moeten willen. Zeker, maar het is nog niet zover. Wij moeten het doen met de verdragen die wij nu hebben. Daarvoor is dit voorstel op maat gesneden. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Segers. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Tot slot alweer. Ik vind het een heel vreemd antwoord. Het past binnen het verdrag, maar het verdrag moet wel worden aangepast. Het is van tweeën één. Óf het past niet en dan moet je de koninklijke weg kiezen en het verdrag aanpassen, óf het past wel. De heer Koolmees zegt dat het met het aangepaste wetsvoorstel wel past. Als rechtsstatelijke partij zou D66 toch moeten willen dat dat opnieuw wordt voorgelegd aan de Raad van State: past dit aangepaste wetsvoorstel binnen de verdragen waaronder wij onze handtekening hebben gezet? Een internationaal georiënteerde partij als D66 zou zich daaraan toch heel veel gelegen moeten laten liggen. 

De heer Koolmees (D66):

Het onderscheid zit hem in het legaliseren of gereguleerd gedogen. Naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State heeft de initiatiefneemster het voorstel aangepast. Dat is het antwoord geweest op de kritiek die in november van de Raad van State kwam. Waarom had de Raad van State die kritiek op het oorspronkelijke wetsvoorstel? Dat ging inderdaad over het legaliseren. Dat is in strijd met die internationale verdragen. Net als de heer Van Nispen aangaf, vind ik dat wij daarnaar moeten streven, maar dat is nu nog niet het geval. Dat zullen wij internationaal moeten aanpakken. Gezien de ontwikkelingen in de landen over de wereld, van Uruguay tot Spanje tot de Verenigde Staten, is er heel veel aanleiding om daarover een goed internationaal gesprek te voeren. Het kan allebei, sterker nog, het moet allebei. Om deze stap te kunnen zetten en de voor- en achterdeur van coffeeshops goed te regelen vanuit een oogpunt van volksgezondheid, rechtsstatelijkheid, openbare orde en veiligheid, is dit een uitstekend wetsvoorstel. Maar dat betekent niet dat we er al zijn. Misschien is nog een leuke vraag aan de bewindspersonen van Veiligheid en Justitie of het kabinet van mening is dat wij ons de komende jaren internationaal moeten inzetten om die verdragen aangepast te krijgen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP, die nog net zijn laatste aantekeningen maakt. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Je hebt van die onderwerpen die om de zoveel tijd langskomen en waarbij je op een gegeven moment het gevoel hebt dat inhoudelijk eigenlijk alles er wel over gezegd is in de loop van de tijd. Drugs is er een van. Een tweede onderwerp is referenda. Een derde onderwerp is of de Hedwigepolder al dan niet onder water moet worden gezet. Dat zijn zo de onderwerpen van de afgelopen tien, vijftien jaar die om de zoveel tijd langskomen. Het bijzondere zit dan vaak niet meer in de inhoud van de argumenten, maar het spannende zit er alleen nog in welke draai partijen eventueel maken. Wat is de standpuntbepaling van de partijen, blijft die dezelfde of wordt die anders? Soms is er een bekering de goede kant op, zoals bij het CDA, en soms een bekering de verkeerde kant op, zoals bij VNL, de Groep Bontes/Van Klaveren, zoals ik nog moet zeggen. 

Wat dat betreft heb ik namens de SGP vanavond niet veel spannends te bieden. Onze stellingname blijft dezelfde. Het enige spannende was dat de woordvoerders ter linkerzijde in de Kamer mij uitdaagden om mijn betoog met een passende Bijbeltekst te larderen. Dat was de laatste aantekening die ik nog opkrabbelde. Aan het einde van mijn betoog zal ik proberen om aan die uitdaging invulling te geven. 

Allereerst maak ik nu een compliment aan mevrouw Bergkamp voor het feit dat haar wetsvoorstel vandaag in deze Kamer besproken wordt en dat zij dit wetsvoorstel heeft geschreven en verdedigd. Het is altijd een hele uitdaging. Alleen al het feit dat mevrouw Bergkamp die uitdaging aangaat — dan heb ik het niet over de inhoud, maar over de uitdaging als zodanig — is een compliment waard. 

Maar ook voor de inhoud kan ik nog een stevig compliment geven, en dat betreft de probleemanalyse. Die analyse is dat er een onhoudbare spagaat is. Inderdaad heeft het huidige gedoogbeleid, waarin verkoop en gebruik wel gedoogd zijn maar de productie van hennep en hasjiesj niet, een onwerkbare situatie gecreëerd. En ja, daardoor is er inderdaad een probleem ontstaan, maar dat is natuurlijk in feite niets nieuws. Het is nieuw dat dit steeds breder wordt ingezien, maar vanaf het begin van de gedoogsituatie in Nederland was dat al het geval. 

Onze politieke wens is niet om in deze verkeerde richting van gedogen verder te gaan, maar juist om van die gedoogroute terug te keren en te stoppen met het hele gedoogbeleid. Daarmee willen wij juist stoppen omdat wij sinds het begin van het gedoogbeleid al te veel en al te vaak hebben gezien dat drugs, in welke vorm dan ook, resulteren in verslavingen, gezondheidsproblemen en financiële problemen. Natuurlijk zijn die gevolgen er niet voor alle drugs in dezelfde mate en zijn de effecten niet altijd dezelfde, maar dat die verslavingsproblematiek er is en dat die gezondheidseffecten vaak nadelig zijn, is in alle documenten voldoende naar voren gekomen. Dat horen wij ook terugkomen in de praktijkverhalen van heel veel mensen, die zeggen: alsjeblieft, ga niet op deze route voort. 

Je moet natuurlijk ook altijd nog leren van anderen, zo ook van de denktank van de VVD. Daar kwam ik bij mevrouw Charlotte Lockefeer, die over wel meer onderwerpen goede inzichten heeft, op het terrein van drugs een opvatting tegen die ik mooi vond. Zij zegt dat het in feite niet een principiële route is om dat allemaal te legaliseren, maar een heel opportunistische route. Principieel moet je eigenlijk zeggen: de keuzevrijheid waarop andere partijen zich beroepen, is hierbij niet aan de orde omdat het in essentie blijft gaan om een product dat op gespannen voet staat met de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Ik vond dat een juiste typering. 

Bovendien loop je het gevaar, waarop de Raad van State ook wees, dat je met deze verdere stappen op het terrein van het gedogen eigenlijk meewerkt aan een maatschappelijk klimaat waarin het gebruik van welke drugs dan ook nog meer als normaal wordt gezien. Wij zeggen: geen wiet is beter dan gereguleerde wiet. 

Het idee van de initiatiefneemster is dat verdere regulering een soort van kanalisatie kan opleveren en dat daardoor allerlei nadelige effecten teniet worden gedaan. Daarvoor moeten allerlei gedoogbesluiten worden aangevraagd. Ik vroeg me wel af of het niet van een rotsvast vertrouwen van de initiatiefneemster in de intrinsieke goedheid van de mens getuigt dat zij meent dat degenen die nu winsten behalen met illegale praktijken, allemaal bereid zullen zijn om voor deze gereguleerde route te kiezen. Ik val collega Segers graag bij als hij wijst op onze ervaringen op het terrein van de kansspelen, waar die kanalisatiegedachte ook heel duidelijk aanwezig was. Dat gold nog recenter ook op het terrein van prostitutie, waar de kanalisatiegedachte opnieuw gevolgd is. Er is nog weinig wetenschappelijke onderbouwing uit de praktijk dat dit effect zich daadwerkelijk voordoet. Is dat niet vooral een soort van geloof in plaats van een bewezen werkelijkheid? 

De initiatiefneemster verwacht dat haar wetsvoorstel zal bijdragen aan de vermindering van de illegale wietteelt. Ik gaf al aan dat dit voor ons maar zeer de vraag is. Kan de initiatiefneemster ingaan op de stelling dat de kans groot is dat de illegale handel juist zal toenemen, aangezien het lastiger zal worden om een teelt rechtstreeks te verkopen aan coffeeshops? Waarop baseert zij de stelling dat het aannemelijk zou zijn dat illegale teelt, ook door criminele samenwerkingsverbanden, zal afnemen als gevolg van dit wetsvoorstel? 

De initiatiefneemster wil dat wiettelers die beschikken over een gedoogbesluit, geen ruimte meer krijgen om tevens te produceren voor andere doeleinden, waaronder de export. Ze gaat zelfs zo ver dat ze verwacht dat een teler al zijn niet-afgezette cannabis vernietigt als hij die niet kan verkopen aan gedoogde coffeeshops. Is dat niet wat veel vertrouwen? Dat vraag ik mede gelet op de praktijk die wij tot nu toe zien en de verwevenheid met vormen van criminaliteit. 

In artikel 6c stelt de initiatiefneemster voor dat coffeeshopondernemers die over een gedoogbesluit beschikken, voor zover redelijkerwijs mogelijk de te verkopen hennep en hasjiesj moeten inkopen bij telers die beschikken over een gedoogbesluit. Als op een bepaald moment voldoende gedoogbesluiten zijn afgegeven aan beroeps- of bedrijfsmatige telers, dient die bepaling volgens de initiatiefneemster weer te vervallen. Wat verstaat de initiatiefneemster nu precies onder "voor zover redelijkerwijs mogelijk"? Is dat niet een wat vage tekst voor een wet? Hoe wordt gecontroleerd of hieraan wordt voldaan? Hoe schat de initiatiefneemster het risico in dat het opnemen van deze tijdelijke bepaling de bereidheid om op korte termijn een gedoogbesluit aan te vragen, kan doen afnemen? Daarmee kun je het voorstel namelijk als het ware boycotten. Wanneer dient deze bepaling uit artikel 6c, waarin de passage "voor zover redelijkerwijs mogelijk" wordt gehanteerd, volgens de initiatiefneemster uiterlijk geschrapt te worden? 

Dan nog een opmerking over de prijs. In het verslag is gevraagd om een onderbouwing van de opinie van de initiatiefneemster dat de verkoopprijs omlaag zal gaan. Bij de gegeven onderbouwing hebben wij nog wel wat vragen. Wat verwacht de initiatiefneemster dat gemeenten in rekening brengen voor aanvragen? Kan zij het effect van de prijs als gevolg van de besluiten van de minister over de maximale hoeveelheid hennep waarvan de teelt wordt gedoogd, kwantificeren? Wordt de prijs van wiet niet aantrekkelijker? Zal het gebruik daardoor niet toenemen? Daarop krijg ik graag een nadere reactie, ook in het licht van wat de Raad van State hierover heeft opgemerkt. 

De initiatiefneemster laat de keuze om het ingezetenencriterium te hanteren, aan individuele gemeenten over. Is het niet heel kwetsbaar om dit niet landelijk te regelen? Hoe kijken de initiatiefneemster en de regering daartegen aan? 

Tot slot hoor ik van de initiatiefneemster en de regering graag een beschouwing over de verhouding tot het internationale recht. De Raad van State merkte op dat het voorstel in strijd was met internationaal recht. De initiatiefneemster heeft daarop het voorstel aangepast. Er wordt nu niet meer gesproken van legalisering, maar een teler die aan de voorwaarden van de wet voldoet en een gedoogverklaring heeft, pleegt nog steeds een strafbaar feit. Hierdoor gaat het om een situatie van gereguleerd gedogen. De vraag blijft hoe de initiatiefneemster kan onderbouwen dat het gewijzigde voorstel nu wel in overeenstemming zou zijn met internationaal en Europees recht. Mijn fractie is daar in ieder geval niet van overtuigd; het blijft daarmee op gespannen voet staan. Dat waren enkele vragen die ik wilde voorleggen. Ik ben benieuwd naar de reactie erop. 

Tot slot nog de beloofde Bijbeltekst. Het zijn meestal van die negatieve teksten over waarom het allemaal niet goed is en allemaal niet deugt. Dat brengt partijen vaak tot de verzuchting of er dan niets moois meer mogelijk is. Ik ken dat persoonlijk niet zo, dat je je afvraagt of het leven nog wel leuk is zonder wiet. Je moet je echter ook kunnen verplaatsen in de gedachtewereld van anderen. Daarom toch maar een positieve opmerking om af te sluiten. Het is wat de wijze Prediker zegt: "Ziet, wat ik gezien heb, een goede zaak, die schoon is: te eten en te drinken, en te genieten het goede ..." Zouden we nou niet meer mogelijkheden kunnen zien om te genieten van het goede? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Allereerst complimenten voor de indiener voor dit stevige initiatief over een politiek gevoelig onderwerp, zoals we vandaag gemerkt hebben. In de jaren zeventig pleitte professor Hulsman voor het eerst voor het decriminaliseren van cannabis. Het toenmalige landsbestuur zette een verandering in gang die resulteerde in het zogenaamde "gedoogbeleid". Het gedoogbeleid houdt in dat het voorhanden hebben van bepaalde drugs feitelijk strafbaar is, maar dat er onder zekere omstandigheden niet strafrechtelijk vervolgd wordt. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen harddrugs, zoals cocaïne en heroïne, en softdrugs, zoals hasj en wiet. Omdat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs, gelden hiervoor soms andere regels. Coffeeshops bijvoorbeeld kunnen, ondanks het gegeven dat het feitelijk strafbaar is, onder strenge voorwaarden wiet en hasj verkopen. Zij worden hiervoor dan niet strafrechtelijk vervolgd. Dit is de essentie van het gedoogbeleid, dat ongeveer 40 jaar bestaat. Wellicht heeft dit in het verleden gewerkt, maar wat ons betreft is het tijd voor modernisering. 

Het is tijd voor meer vrijheid en meer realisme. Nederland als liberaal gidsland op dit thema, is inmiddels ingehaald door Uruguay, verschillende staten in de toch wat conservatieve VS en zelfs Argentinië. Behalve dat het tijd wordt om de vraag naar meer vrijheid te beantwoorden, brengt het huidige beleid ook grote nadelen met zich mee waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. Het oogluikend toestaan van wat wettelijk verboden is, levert in de praktijk ongewenste situaties op. Allereerst dwingt het huidige overheidsbeleid coffeeshophouders in zee te gaan met personen die formeel criminele handelingen verrichten. Dit noemt men de zogenaamde achterdeur: daar waar de softdrugs in het handelsverkeer worden gebracht. Daarnaast ondermijnt een overheid die bewust stuurt op het niet naleven van de wet, ook de rechtsstaat en creëert zij een onduidelijke situatie voor de burger met betrekking tot wat wel en niet kan. Verder wordt het individu ernstig beperkt in zijn of haar vrijheid om zelfstandig te beslissen om gebruik te maken van een bepaald, relatief onschadelijk, genotsmiddel. De aansluiting bij regelgeving over alcohol en tabak zou logisch zijn, temeer omdat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat cannabis niet schadelijker is dan alcohol en tabak. Integendeel, een dodelijke overdosis cannabis is, ondanks de beweringen van onze voormalige minister van Veiligheid en Justitie, nog nooit geregistreerd. Onderzoek wijst uit dat je binnen een kwartier 680 kg wiet zou moeten roken voor zo'n overdosis. Iedereen weet dat dit onmogelijk is. 

Ook vanuit economisch oogpunt is het huidige beleid onvoordelig. Door het niet heffen van accijns op het product loopt de samenleving honderden miljoenen euro's mis die anders zouden kunnen worden besteed aan de bestrijding van werkelijke criminaliteit. De huidige aanpak zorgt zelfs voor een extra belasting van het justitieapparaat. De jacht op cannabis legt een enorm beslag op de capaciteit van politie en justitie. Illustratief hiervoor is een uitspraak van korpschef Frans Heeres van de politie Midden- en West-Brabant: "Liefst 40% van ons opsporingsapparaat wordt ingezet tegen hennepcriminaliteit. Hennep is onze grootste zorg." VNL wil als enige rechtse partij om bovengenoemde redenen een einde maken aan het gedoogbeleid en toe naar legalisering van cannabis. 

Uit een recente peiling van Motivaction — het is vandaag al aangehaald door mevrouw Van Tongeren — blijkt dat 70% van de bevolking, ook de achterban van partijen die nu mordicus tegen zijn zoals het CDA, de PVV en de VVD, toe wil naar regulering of zelfs volledig vrijgeven. Legalisering en daarmee liberalisering van het softdrugsbeleid leidt tot een grotere individuele vrijheid van de burger, economische opbrengsten voor de samenleving, duidelijkheid voor de burger over de vraag wat nu wel en wat niet is toegestaan en meer politiecapaciteit en maakt tot slot een einde aan de ondermijning van de rechtsstaat. Het voorstel van D66 zien wij daarom als een eerste stap in de goede richting. Als ik goed geteld heb, zullen wij daarbij doorslaggevend zijn. 

De heer Segers (ChristenUnie):

De gemeente moet geen drugsdealer worden. Hennepteelt leidt tot overlast en verloedering. De leefbaarheid van wijken wordt aangetast. Dat kan en dat mag niet. Daarom moet er keihard worden opgetreden. Dat was een stevige tekst van twee jaar geleden, uitgesproken door de heer Bontes. Je kunt vervolgens hier achter het spreekgestoelte gaan staan en een tekst voordragen die twee jaar geleden zo door de fractie van GroenLinks, D66 of de SP voorgedragen had kunnen worden. Dat kan en dat mag. Maar het zou wel sympathiek zijn om ons een heel klein beetje mee te nemen in de stappen die zijn gezet tussen toen en nu. Hoe hebt u het licht gezien? Hoe is dat precies gebeurd? Welk argument heeft u overreed? Wat is er gebeurd in die twee jaar? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik vind het heel mooi dat de ChristenUnie mij hier net miste. Het was bijna een oproep om hiernaartoe te komen. Ik vind het ook heel positief dat u het "het zien van het licht " noemt. Dat is een prima uitdrukking die ook wel past bij uw achterban. 

U vroeg naar ons standpunt. Onze partij heeft een algemene ledenvergadering, een bestuur en een fractie. Bij de vaststelling van ons programma hebben we overleg gehad tussen die drie entiteiten. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het voor Nederland beter is, als we toegaan naar legalisering. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Dus we hebben een enquête gehad van Motivaction, u hebt een stemming gehad op uw congres en daardoor bent u van mening veranderd. Dus als het net 49% was geweest bij die stemming, dan had u hier uw teksten van twee jaar geleden uitgesproken. Vindt u ook echt iets? Is het alleen een soort GeenPeil: het doorgeven van een mening van toevallig een meerderheid? Of vindt uw fractie echt iets en zijn er ook argumenten waardoor u van mening bent veranderd? Wat is het beslissende argument geweest dat de stevige teksten van twee, drie jaar geleden heeft veranderd in een tekst die zo door een D66'er en een GroenLinkser uitgesproken kan worden? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik weet dat u erg uw best doet om ons weg te zetten als D66 of GroenLinks. Ik denk dat de meeste mensen die het partijprogramma lezen die conclusie niet zullen trekken. Maar dat is aan u. U zegt wel vaker dingetjes die niet helemaal in lijn zijn met wat ik denk en geloof. 

Ik heb net zeven argumenten gegeven waarom wij denken dat het beter is voor Nederland om toe te gaan naar legalisering in plaats van beleid te handhaven dat de rechtsstaat ondermijnt. Dat is toch iets wat u ook niet zou moeten willen. 

Daarnaast bagatelliseert u nu een ledenpartij. Volgens mij is een algemene ledenvergadering van verenigingen altijd doorslaggevend. Wij zijn tot de conclusie gekomen, na intern en ampel beraad, dat het beter is voor Nederland om toe te gaan naar legalisering. De redenen daarvoor heb ik u net gegeven. Inderdaad, als in een algemene ledenvergadering de meerderheid beslist dat we naar links gaan, dan gaan we naar links. Willen we naar rechts, dan gaan we naar rechts. Dit is het standpunt van VNL. VNL was twee jaar geleden nog niet in de Kamer. Wij zullen voor het eerst meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart. U bent uiteraard uitgenodigd om op ons te stemmen. 

(Hilariteit) 

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Ik wil namens de Partij van de Arbeid de initiatiefneemster en via haar haar voorgangster op dit dossier, mevrouw Berndsen-Jansen, en haar team feliciteren met deze initiatiefwet. Woorden hierover zijn al door verschillende partijen uitgesproken. 

Ik ga me richten op de inhoud. Ik kan heel kort zijn: de Partij van de Arbeider is voorstander van deze wet. Er kan, als dit wetsvoorstel een meerderheid behaalt in de Tweede en Eerste Kamer, een stap gezet worden die nodig is om de impasse in het huidige beleid te doorbreken. Nu is er sprake van een grote tovertruc. Je mag de wiet kopen, maar die ontstaat als een konijn uit een hoge hoed ergens aan de achterdeur van de coffeeshop. Verkoop wordt gedoogd, teelt is niet toegestaan. Dat is, zo bepleit mijn partij ook al jaren, geen goed beleid gebleken. Nee, wij zijn niet naïef. Aandacht voor problematisch gebruik moet er zijn, net als preventie en voorlichting. 

Wij zijn dus blij met deze initiatiefwet. Als het allemaal lukt, is het een stap de goede kant op. Een doorbraak. Dat neemt echter niet weg dat de Partij van de Arbeid nog vragen heeft over hoe deze wet in de praktijk gaat werken. Wij lezen in het wetsvoorstel en ook in de antwoorden op onze schriftelijke vragen dat de werking van deze wet in de praktijk nog met onzekerheden omgeven is. Dat kan ook niet anders, want de situatie voor en die na de inwerkingtreding van deze wet zijn niet te vergelijken. We weten nog niet hoe het straks zal zijn. 

Uit de beantwoording blijkt dat de initiatiefneemster niet de illusie heeft dat door haar wetsvoorstel het criminele circuit ineens ophoudt te bestaan. Ik deel dat inzicht en ben nog wat aarzelender dan mevrouw Bergkamp. Criminelen zullen geld willen blijven verdienen aan wiet en criminele organisaties zullen voor de buitenlandse markt blijven produceren. Het is ook niet te verwachten dat de telers die nu op hun zolder onder gevaarlijke omstandigheden voor het criminele circuit telen, waar zij zich vaak niet makkelijk aan kunnen onttrekken, ineens zullen stoppen met telen. 

Waarom ben ik dan toch voorstander van dit wetsvoorstel? Waarom is mijn partij voorstander van dit wetsvoorstel? Dat is omdat wij naast het realisme, ook het optimisme van de initiatiefneemster delen. Dit wetsvoorstel kan ervoor zorgen dat een deel, hopelijk een groot deel, van de markt wel in goede banen geleid kan worden, in een gesloten en gecontroleerde keten. Dat zal de criminaliteit voor een deel, hopelijk een groot deel, de wind uit de zeilen halen en zal ervoor zorgen dat de samenstelling van wiet en de gevolgen voor de volksgezondheid gecontroleerd kunnen worden. Bovendien kan door de duidelijke scheiding tussen de gedoogde en de niet-gedoogde keten beter gehandhaafd worden. De capaciteit bij politie en justitie die nu nog gericht is op de hele wietmarkt, is straks niet meer nodig voor het gedoogde deel. De vrijgekomen capaciteit kan en moet dan gericht worden op het criminele circuit. Daar heb ik nog vragen over. 

De initiatiefneemster stelt dat de politie haar inzet met haar initiatiefwet beter kan focussen op de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Hoe ziet zij dat voor zich? In regio's als Brabant en Zeeland is er sprake van forse ondermijning door de georganiseerde criminaliteit en zien we hoe misbruik wordt gemaakt van mensen die zich laten verleiden door het beloofde snelle geld. We zien dat de politie hennepplantages ontmantelt — zij noemt dat zelf ook wel dweilen met de kraan open — en dat mensen hiervoor worden veroordeeld, maar we komen nog onvoldoende bij de grote vissen, met alle gevolgen van dien. Hoe zorgen we ervoor dat juist de scheiding die met het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Bergkamp wordt gecreëerd er ook toe leidt dat we duidelijker inzetten op effectieve aanpak van die georganiseerde criminaliteit? Graag een reactie van de initiatiefneemster. 

Alle optimisme ten spijt, mag de wet er niet toe leiden dat naast de gedoogde keten de criminele keten blijft gedijen. Mevrouw Bergkamp heeft bij nota van wijziging een overgangsregeling toegevoegd. Tijdens die periode moeten coffeeshops voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is hun inkoop bij gedoogde telers doen. Omdat de initiatiefneemster ervan uitgaat dat het gedoogde aanbod niet meteen groot genoeg is voor alle coffeeshops, mogen die tot dat aanbod wel groot genoeg is ook bij niet-gedoogde telers, net als nu het geval is, blijven inkopen. Ik zie echter nergens dat die overgangstermijn op enige manier in de tijd beperkt wordt. Die termijn eindigt als er genoeg gedoogd aanbod is. Hoe voorkomen we nou dat dat sint-juttemis wordt? Welke prikkel zit er in het wetsvoorstel om ervoor te zorgen dat er een voldoende groot gedoogd aanbod komt? Welke prikkel hebben coffeeshophouders om daar exclusief te gaan inkopen? Ik zou toch wel behoefte hebben aan een concreet tijdpad en ik wil dus graag een reactie van de initiatiefneemster op dit punt. 

Dit wetsvoorstel moet ervoor gaan zorgen dat er twee gescheiden ketens voor wiet gaan ontstaan. Daarom kan het niet de bedoeling zijn dat er gedurende langere tijd inkoop plaatsvindt bij zowel gedoogde telers als bij niet-gedoogde telers, die zich dan ook nog beschermd voelen door die overgangsregeling. Juist omdat ik wil dat deze wet gaat werken, is het goed om meer zekerheid te krijgen over de gevolgen daarvan in de praktijk. Het lijkt me dan ook goed dat de wet voor de eerste keer na drie jaar geëvalueerd wordt, maar het lijkt me ook nuttig om jaarlijks een rapport uit te brengen over de overgang naar de gedoogde keten. Dit wil ik juist om te voorkomen dat we er pas na drie jaar achter komen dat we eventuele nadelige effecten over het hoofd hebben gezien. Daarom wil ik tijdig de vinger aan de pols houden. Graag krijg ik ook hier een reactie op van de initiatiefneemster. 

Vandaag stond in de Volkskrant een opiniestuk van Stijn Hoorens, onderzoeker bij het instituut RAND. Hij geeft een duidelijke winstwaarschuwing, zo zou ik het maar willen noemen. Hoe groter de economische belangen van wietteelt, hoe moeilijker het is om beleid terug te draaien. Hij geeft ook aan dat we moeten waken voor idealisering van staten als Colorado. Hij schrijft dat de gevolgen van deze initiatiefwet afhangen van de omvang van de exportcijfers. En als de prijs van cannabis in de coffeeshop te hoog is, zal de straathandel gedijen. Als die prijs te laag is, stijgt waarschijnlijk de vraag. Hoorens geeft aan dat alle ontwerpkeuzes vooraf goed doordacht moeten worden en dat nauwgezette monitoring en, zo nodig, bijsturing nodig is. Ik hoor graag van mevrouw Bergkamp hoe zij aankijkt tegen de winstwaarschuwing van de heer Hoorens. 

Over de meerwaarde van deze initiatiefwet voor de volksgezondheid zeg ik het volgende. Door middel van een AMvB kunnen kwaliteitseisen en verpakkingseisen gesteld worden. Dat heeft meerwaarde. Ik vind het bovendien daarbij onder andere van belang dat op de verpakking van wiet, door middel van expliciete teksten, ook wordt gewezen op de volksgezondheidsrisico's. Dat dient dus niet bij wet, maar bij AMvB geregeld te worden. Hoe kijkt de initiatiefneemster hier tegenaan? 

We hebben het al eerder gehoord: kan de initiatiefneemster ingaan op de reactie van de VNG? Want hoe je die ook interpreteert, het VNG gaf wel een heel duidelijke steunverklaring voor hetgeen de initiatiefneemster met haar wet beoogt. Bij de VNG zegt men dat het goed is dat er beweging komt op dit dossier. Gemeenten worden immers met het huidige gedoogbeleid in toenemende mate geconfronteerd met een onwerkbare situatie. De VNG stelt dat het voorstel tegemoetkomt aan de grootste uitdagingen die er zijn in het huidige beleid, namelijk problemen met de volksgezondheid, de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en de aanpak van overlast en problemen met de openbare orde. Ook bij de VNG stelt men dat een systeemwijziging in de richting van een geregelde gesloten coffeeshopketen, hand in hand moet gaan met een intensivering van de preventieve aanpak en de aanpak van illegale teelt en handel, zoals de initiatiefneemster voorstaat. Wel schrijft de VNG dat een dergelijk gesloten systeem volgens haar alleen kan functioneren als de overheid tegelijkertijd investeert in die preventieve aanpak om gebruik te ontmoedigen. Ik hoor hierop ook graag een reactie van de adviseur, de staatssecretaris van Volksgezondheid. Hoe ziet hij dit voor zich? 

De VNG schrijft ook dat de overheid fors dient te blijven investeren in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. De vereniging merkt overigens op dat het wetsvoorstel voorziet in een financieel tegemoetkomen voor dat landelijk toezicht op de teelt, maar stelt ook dat een dergelijke constructie ook nodig is voor de intensivering van het gemeentelijk toezicht op de coffeeshops, met behulp van politie. Is in dat laatste ook voorzien door de initiatiefneemster? Ik hoor hierop graag een reactie. 

Ik kom ten slotte nog op de problematiek rond medicinale cannabis. Ik zag al een goed amendement van mevrouw Van Tongeren voorbijkomen. Hoe kijkt de initiatiefneemster aan tegen de eventuele ruimte die haar wet biedt voor patiënten die nu niet uitkomen met de huidige medicinale varianten en de problemen die zij ondervinden met eventueel eigen teelt? 

Mij rest nog om de initiatiefneemster en haar team ook heel veel succes te wensen met de verdediging. Ik hoop hierover spoedig met haar in debat te gaan. 

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Het past natuurlijk om de initiatiefneemster ook van mijn kant te complimenteren met het parlementaire handwerk dat ze heeft verricht in de totstandkoming van het wetsvoorstel dat nu ter bespreking voorligt. Ik krijg nu ook een indruk van de deskundigheid waarop zij een beroep heeft mogen doen bij de voorbereiding van dit werk, waarvoor dank. 

Dan kom ik nu bij de inhoudelijke behandeling van dit voorstel. Geen ouder wordt blij als zoon of dochter de hele dag stoned voor zich uit staart op de bank. Er is geen buurman die enthousiast wordt als verderop in de straat een hennepplantage blijkt te zitten en wordt opgerold. Geen raadslid, zo is mijn overtuiging, zit te wachten op een stortvloed aan drugstoeristen die geen enkele bijdrage leveren aan het imago van de gemeente. Tegelijkertijd sluit, volgens mij, niemand in Nederland de ogen voor de realiteit: noch die ouder, noch die buurman, noch dat raadslid. Het gebruik van softdrugs heeft in Nederland een positie ingenomen en valt niet meer weg te krijgen. Niet uit te sluiten valt zelfs dat menig ouder weleens een blowtje heeft gerookt, dat de buurman misschien weleens een wietplantje heeft gekweekt op zijn vensterbank en dat dat raadslid, of misschien zelfs dat Kamerlid, lid blijkt te zijn van een liberale partij die vindt dat het aan het individu is om te bepalen wat goed voor hem of haar is, en niet aan de overheid. 

Maar zeker het gezelschap in deze zaal en in de cirkel daaromheen, zoals de actieve twitteraars die mij regelmatig bestoken met hun mening over het cannabisbeleid, is het niet ontgaan dat bij het laatste partijcongres van de VVD tamelijk uitvoerig is gesproken over het softdrugsbeleid en de wijze waarop daarmee om moet worden gegaan. Dat heeft geleid tot de tekst in ons verkiezingsprogramma, waaruit volgt dat de VVD het noodzakelijk vindt het softdrugsbeleid slimmer te reguleren. Daarmee — laat ik daar maar duidelijk in zijn — wordt niet alleen het reguleren of het regelen van de inkoop van cannabis bedoeld, maar ook de wereld daaromheen. De VVD vindt dat er ook aandacht moet zijn voor de effecten op de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, het voorkomen van openbareordeproblematiek en overlast, de internationale dimensie van het wijzigen van het softdrugsbeleid en de effecten voor de volksgezondheid. 

Alles overziende en alle stukken bestudeerd hebbende ben ik niet van mening dat het voorliggende wetsvoorstel op al die punten voldoende geruststelt. Ook de Raad van State stelt met zoveel woorden dat het wetsvoorstel daarin eigenlijk — zo leg ik dat uit — niet overtuigt. Ik loop de verschillende aspecten graag langs. 

Om te beginnen noem ik de georganiseerde misdaad en criminele samenwerkingsverbanden. Die spelen nu eenmaal een belangrijke rol in de wereld van de wietteelt. Zij bieden zelfstandige telers en exploitanten door hun toegang tot dealers in het buitenland een ruime afzetmarkt. Op geen enkele wijze licht D66 toe hoe het wetsvoorstel een bijdrage kan leveren aan de aanpak van deze bendes. Sterker nog, mevrouw Bergkamp erkent dat de georganiseerde misdaad zal blijven produceren voor de internationale markt. Maakt de initiatiefneemster zich hier geen zorgen over? Bestaat ook niet de kans dat het voorstel de criminaliteit juist erger maakt? Heeft zij hier onderzoek naar gedaan? Ik leg die vraag overigens ook bij de minister van Veiligheid en Justitie neer. 

Wat betreft de veiligheid valt, volgens de VVD, te betwijfelen of het wetsvoorstel iets toevoegt aan het terugdringen van de risico's van hennepbranden, wateroverlast, verloedering en het illegaal aftappen van stroom. Ik zie deze teelt niet verminderen. Integendeel zelfs: doordat de coffeeshops, naar ik mag aannemen, alleen geïnteresseerd zijn in cannabis van goede kwaliteit en zij dus van de teler allerlei investeringen verlangen om de kwaliteit te waarborgen, zal de straathandel zomaar eens behoorlijk kunnen toenemen. De cannabis kan daar dan immers veel goedkoper worden gekocht. In de nota naar aanleiding van het verslag — dat is de beantwoording van de initiatiefneemster van vragen uit de Kamer, in dit geval van de SGP — erkent de initiatiefneemster dat ook. Zij zegt: ja, het leidt tot extra lasten. Ik kan dat niet anders uitleggen dan dat het dus ook tot prijsstijging zal leiden, met de straathandel tot gevolg. 

Voor die straathandel moet de wiet overigens ook weer ergens vandaan komen. En ik ben ervan overtuigd dat dit echt weer uit de illegale teelt zal zijn, op bijvoorbeeld de zolderkamertjes, met alle risico's op branden tot gevolg. Hoe kijkt de initiatiefneemster tegen dit risico aan? Vreest zij niet dat de straathandel alleen maar zal toenemen doordat de prijs op straat lager komt te liggen? Neemt het risico op dit soort branden, illegaal aftappen van stroom et cetera niet alleen maar toe? Heeft initiatiefneemster hier eigenlijk wel naar gekeken of neemt zij het risico maar gewoon voor lief? Kortom, is de georganiseerde criminaliteit uiteindelijk niet spekkoper met haar voorstel? Ook graag op al deze vragen een reflectie van de minister van Veiligheid en Justitie. 

Initiatiefneemster zegt, ook weer in de nota naar aanleiding van het verslag, dat zij van mening is dat het aannemelijk is dat met dit wetsvoorstel criminele teelt kan worden teruggedrongen. Zo'n losse aanname is volstrekt onvoldoende om over te kunnen gaan tot zo'n verstrekkend voorstel. Welke onderzoeken zijn er gedaan om deze aannemelijkheid te staven? Gaan die nog worden uitgevoerd, als ze niet zijn gedaan? Door wie? Welke aspecten worden meegenomen? 

Dan de niet afgezette cannabisoogst. Initiatiefneemster zegt: ja, de teler kan dan niets anders doen dan wachten tot hij die wel kan verkopen aan een gedoogde coffeeshop, of hem vernietigen. Wie controleert dat? Op welke wijze wordt dat gecontroleerd? Hoeveel politiecapaciteit gaat daarin zitten of andere vormen van handhaving? 

Telers met een gedoogbesluit, zo stelt initiatiefneemster, krijgen geen ruimte meer om tevens te produceren voor andere doeleinden; denk aan de export. Hoe verhoudt zich dit tot het eerder gestelde dat telers een overschot kunnen produceren? 

Als we dan toch spreken over de politiecapaciteit: ik verwacht dat die onder de streep minimaal hetzelfde zal blijven. Criminelen zullen meer produceren voor de export. Daar blijft dan ook meer ruimte voor over, want voor een deel heb je dan ook die "vergunde teelt", of geef het een naam. Wellicht komt de straathandel op. De politie zal zich daarop richten. Maar er zal dus ook handhavingscapaciteit nodig zijn om de telers met een gedoogbesluit te controleren. Kan initiatiefneemster hierop reageren? 

Dan de openbare orde. De kans bestaat — ik geloof dat mevrouw Van Toorenburg daarover al een duidelijk punt heeft gemaakt — dat, indien deze wet wordt aangenomen, het zogenaamde ingezetenencriterium niet langer kan worden gehandhaafd. Dit is een criterium dat de mogelijkheid geeft tot het voorschrijven dat coffeeshops alleen softdrugs mogen verkopen aan mensen uit Nederland. Het levert daarmee een belangrijke bijdrage in het tegengaan van drugstoeristen en drugsoverlast. Dat kan nu omdat de inkoop van cannabis naar Nederlands recht illegaal is. Europese regels over het vrije verkeer verbieden een ongelijke behandeling tussen Unieburgers zodra inkoop wordt gelegaliseerd. Wat stelt initiatiefneemster nu voor? Zij komt met een taalkundige handigheid met een juridisch sausje: het voorstel tot gereguleerd gedogen. Ik kan het niet anders uitleggen dan dat het evengoed de introductie is van diverse wetsartikelen die nota bene voorschrijven dat zowel de burgemeester als de minister van Volksgezondheid een formele rol hebben in te nemen als het gaat om de inkoop van coffeeshops. Sorry, maar dan moet je echt wel eerst oprecht — dat vind ik echt oprecht — nauwgezet onderzoeken of het ingezetenencriterium ook met het voorstel van initiatiefneemster gehandhaafd kan worden. Ik ben daar bepaald niet op voorhand van overtuigd. Ik wijs er op dat ook de VNG in haar rapport over de door haar bepleite wenselijkheid van regulering aan dit risico is voorbijgegaan. Reden temeer om te zeggen: zoek dit alstublieft goed uit. Ik stel dan ook op dit punt nog wat meer vragen om in ieder geval initiatiefneemster aan te moedigen op dit vlak. Op basis waarvan ... 

De voorzitter:

Mijnheer Van Oosten, mijnheer Van Nispen heeft op dit punt een vraag. Hij geeft aan dat u even uw zin mag afmaken. Dat wordt een lange zin! 

De heer Van Oosten (VVD):

Ja, die loopt nog even door. 

Ik wilde een aantal vragen stellen om initiatiefneemster aan te moedigen om hier goed onderzoek naar te doen. Dan heb ik het over het ingezetenencriterium en de vrees dat dat zou kunnen komen te vervallen. Op basis waarvan komt de initiatiefneemster tot het standpunt dat het ingezetenencriterium niet hoeft te verdwijnen, ook niet op termijn? Welke deskundigen heeft zij geraadpleegd? In hoeverre waren deze eensluidend in dit standpunt? Wat vindt de VNG ervan? De vraag in hoeverre het risico bestaat dat het criterium kan komen te vervallen leg ik ook bij de minister graag neer. Ik kan mij voorstellen dat de minister er alle belang bij heeft om hier nauwgezet onderzoek naar te laten doen. Wil hij mij dit toezeggen? Punt. 

De heer Van Nispen (SP):

De woordvoerder van de VVD ziet een hele hoop beren op de weg bij dit wetsvoorstel. Dat is prima. Goede vragen. Die moeten gesteld worden. Daar is dit debat voor. Maar een heleboel van die bezwaren, want dat zijn toch de vragen die hij stelt, bijvoorbeeld over de georganiseerde misdaad en over de woningbranden, hebben eigenlijk niet zo heel veel te maken met dit wetsvoorstel, maar met de huidige situatie waar — in mijn woorden — door dit kabinet niet altijd zo heel veel aan gedaan is. Maar dat is een ander debat; dat hebben wij morgen. Mijn vraag aan de VVD-woordvoerder is de volgende. Als hij voorstander is van slimmer reguleren — dat is hij, want dat heeft het congres hem opgedragen — dan hoop ik dat hij ook komt met verbetervoorstellen ten aanzien van dit voorstel, waarin staat hoe dat slimme reguleren er naar de mening van de VVD uit zou moeten zien. Kan ik die in de verdere bijdrage nog verwachten? 

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Van Nispen onderbreekt mij nu midden in mijn bijdrage. Ik loop nu het wetsvoorstel van mevrouw Bergkamp langs, want dat ligt nu voor ter bespreking. De heer Van Nispen heeft goed kennisgenomen van het verkiezingsprogramma van de VVD. Dat begrijp ik, want ik heb het net nog weer een keer voorgedragen. Wij willen slimmer reguleren, maar daar moet je niet zomaar toe overgaan. Dat moet je nauwgezet onderzoeken. Dan moet je alle aspecten meegenomen hebben op precies al die punten waar ik het over heb. Dat heb je niet in een paar weken gedaan, zeker niet met de snelheid die mevrouw Bergkamp voorstaat. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat is interessant, want met die snelheid valt het wel mee. Het is niet voor niets door mevrouw Berndsen-Jansen ingediend en daarvoor liep dit debat ook al heel erg lang, dus zo snel is het nou ook weer niet. Eigenlijk verbaast dit antwoord mij ook weer niet eens zo heel erg. Wij hebben namelijk al in de krant kunnen lezen — en wat in De Telegraaf staat, is waar; dat weten wij allemaal — dat de VVD geen voorstander is van dit voorstel, omdat het ingewikkeld is om nu, gedurende deze periode, de draai te maken. Heb ik dat helemaal verkeerd begrepen of niet? Doen argumenten er nog toe, doet dit debat er eigenlijk nog wel toe of heeft de VVD haar keuze al gemaakt en is zij tegen dit voorstel, gewoon omdat zij tegen dit voorstel wil zijn in deze periode? 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik gaf in de eerste of tweede alinea al aan dat het voorstel van mevrouw Bergkamp mij niet geruststelt. Dat kan de heer Van Nispen gerust uitleggen als dat ik hiertegen ben, dat de VVD hiertegen is. Dat wil niet zeggen dat wij niks daarover hebben opgenomen in ons verkiezingsprogramma; daarvoor verwijs ik weer even naar mijn tweede of derde alinea. Dat hebben wij gedaan. Dat spreekt over slimmer reguleren. Ik probeer de Kamer mee te nemen en uit te leggen aan welke randvoorwaarden dat minimaal dient te voldoen. Ik leg dat langs de lijn van het voorstel van Bergkamp en ik herken dat niet in haar voorstel. 

De heer Koolmees (D66):

De heer Van Oosten begon zo positief met woorden als "wij kunnen het niet meer wegdenken", "realisme" en "voor- en achterdeur moeten wij doen". Ook het VVD-congres heeft slimmer reguleren in het verkiezingsprogramma opgenomen. Nu zegt de heer Van Oosten: wij moeten iets met criminaliteit, openbare orde, volksgezondheid en ingezetenencriterium. Dat zijn allemaal onderwerpen die ook in het wetsvoorstel zijn opgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag staan daar 72 pagina's aan antwoorden over. Mijn vraag is dezelfde als die van de heer Van Nispen: wat wil de VVD dan wel? 

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Koolmees geeft aan dat zaken als criminaliteit, openbare orde et cetera erin opgenomen zijn. Ja, er wordt over gezegd dat het een groot probleem is, maar als de initiatiefneemster met een voorstel komt om tot een vorm van regulering te komen — of geef het een naam: gereguleerd gedogen — dan mag ik toch van haar verwachten dat zij precies die problematiek gaat aanpakken en oplossen? Ik kom niet met een voorstel. Mevrouw Bergkamp komt met een voorstel. Als ik lees dat daar gewoon helemaal niks aan wordt gedaan, gewoon niks, dan mag ik daar toch wel kritiek op hebben? Dan kan ik daar toch niet het argument vinden om maar voor dit voorstel te zijn? Het zou wat wezen! 

De heer Koolmees (D66):

Dat was ook niet mijn vraag. Mijn vraag is: wat wilt u wel? In het voorstel staat wel degelijk opgenomen wat de initiatiefnemer met de openbare orde wil, wat de rol van de burgemeester en het lokaal gezag is en hoeveel geld vrijkomt bij politie en justitie om criminele organisaties echt aan te pakken. De heer Van Oosten doet dus geen recht aan het voorstel van mevrouw Bergkamp, maar zij kan dat over een paar werken prima zelf beantwoorden. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Koolmees (D66):

Als ik de heer Van Oosten zo hoor, dan is het eigenlijk heel duidelijk. Hij wil de draai niet maken. Legt hij de wens van het VVD-congres naast zich neer, maar ook de wens van vijftien VVD-burgemeesters onder wie die van Eindhoven, Utrecht en Zwolle, alleen maar om het gezicht van de VVD te redden? Ik vraag mij af hoe de VVD-leden zich nu voelen. 

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Koolmees stelt mij een heleboel vragen. Zijn interpretatie van mijn uitleg van wat ik als VVD-lid in het verkiezingsprogramma zie staan, laat ik voor zijn rekening. Ik lees heel stevig daarin dat de VVD staat voor slimmer reguleren. Dat moet je heel verantwoord doen. Dan heb je over een heleboel randvoorwaarden na te denken en daar goed onderzoek naar te doen. Ik stel gewoon maar vast dat dit voorstel daar niet aan voldoet. Dat kan de heer Koolmees met mij oneens zijn; ik vind het allemaal prima. Met name maak ik mij ernstige zorgen over de criminaliteit. Die worden nota bene door mevrouw Bergkamp met zoveel woorden erkend: de mogelijk florerende straathandel, de mogelijk toenemende export, noem het allemaal maar op. Ik wil gewoon niet dat die crimineel uiteindelijk spekkoper wordt. Daar is toch niks verkeerds aan? 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Bij die laatste woorden zou ik bijna in een soort Engelse aanmoediging komen, omdat ze zo briljant klinken. Inderdaad, het is allemaal verschrikkelijk, maar dan is toch mijn vraag: is de VVD nu niet een beetje tijd aan het kopen om straks na de verkiezingen gewoon een draai te maken? Eigenlijk roept de VVD hier heel stoere taal. Dat is taal naar mijn hart, want volgens mij wordt het hem niet. Maar het kan toch niet zo zijn dat de VVD straks, na de verkiezingen, gewoon, ineens, flap, omgaat? 

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Van Toorenburg mag denken wat ze denkt. Ik kan dat voor haar niet bepalen. Ik kan ook niet bepalen wat zij vindt van de uitspraken die ik doe. Ik doe hier mijn Kamerwerk. Laat wel even gezegd zijn dat ik mijn complimenten heb gegeven voor het parlementaire handwerk van een Kamerlid dat het voor elkaar heeft gekregen dat dit onderwerp nu, vanavond, behandeld wordt. Daar reageer ik op. Ik ben daar kritisch op, omdat ik de inhoud heb bestudeerd en ik dit niet de wijze vind waarop we het in Nederland slimmer moeten reguleren. Dat is wat ik zeg. Wat mevrouw Van Toorenburg daarvan maakt: het zal allemaal wel. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg, tot slot. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het zal allemaal wel? Ja, dat vrees ik namelijk ook. Ik vrees dat hier vandaag door de VVD mooie woorden worden gesproken in de trant van dat er heel wat moet gebeuren voordat het geaccepteerd wordt. Maar als zo meteen de verkiezingen achter de rug zijn, klapt de VVD gewoon om en zal ze waarschijnlijk precies hetzelfde doen als mevrouw Bergkamp doet. De heer Van Oosten zegt: ik vind het niet goed, maar ze heeft haar werk gedaan. Het is toch wel een beetje onsportief om hier nu als VVD heel grote woorden over te spreken, en straks na de verkiezingen precies dezelfde gifpil te slikken. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik zoek een beetje naar de vraag, maar ik ben ook op zoek naar welk verwijt mevrouw Van Toorenburg mij wil maken. Zij kan blijkbaar in de toekomst kijken. Ik wens haar dan succes met die business. Ik doe hier gewoon mijn Kamerwerk. Ik beoordeel een wetsvoorstel van de initiatiefneemster. Dat leg ik langs de lat van mijn visie op het slimmer reguleren. Ik stel vast dat het niet voldoet op met name het punt van — die opvatting delen we blijkbaar — het aanpakken van de criminaliteit et cetera. Dan moet je het zo ook niet willen. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg, ik wilde eigenlijk mevrouw Van Tongeren het woord geven. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De heer Van Oosten vroeg mij welk verwijt ik hem maak. Zal ik het heel kort formuleren? 

De voorzitter:

Het is niet altijd zo dat als je naam genoemd wordt ... 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Hij stelde mij de vraag wat voor verwijt ... 

De voorzitter:

Als u het heel kort kunt houden, vind ik het goed. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het verwijt dat ik hem maak, is dat hij opzichtig tijd koopt om straks de draai te maken. 

De voorzitter:

Ik geloof dat ik toch mevrouw Van Tongeren het woord geef. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik proef bij deze collega van de VVD vooral een mate van boosheid. Hij verheft zijn stem. Waar zit dat in? Is dat omdat het allemaal te snel gaat? Net zoals lijsttrekker Zijlstra vond dat het afschaffen van Zwarte Piet te snel ging? We debatteren er pas twintig jaar over. Is het omdat de VVD bij de procedurevergadering verloren heeft en we hier vanavond echt dit initiatiefwetsvoorstel bespreken? Of heeft hij echt inhoudelijke bezwaren? Als het dat laatste is, dan is de normale procedure om amendementen en moties te schrijven. Gaat de VVD dat doen? Zegt de heer Van Oosten: het is de goede richting, het past bij de uitspraak van mijn congres, het past bij mijn programma, maar het moet verder verbeterd worden? Dan zou ik heel graag willen samenwerken met de VVD, om eventuele gaten te dichten en de wet verder te verbeteren. Ik denk dat de initiatiefneemster dat vast ook wil. 

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Van Tongeren maakt een beetje een karikatuur van mijn bijdrage. Ik vind dat er heel stevige bezwaren aan dit wetvoorstel kleven. Ik verpak ze netjes en ik vertel het allemaal vriendelijk. Mevrouw Van Tongeren mag daar boosheid in herkennen; dat is allemaal voor haar rekening. Maar dan moet zij niet aankomen met het verwijt dat ik kwaad zou zijn omwille van Haagse procedures of verzin het allemaal maar. Welnee, ik doe mijn Kamerwerk. Ik leg dit langs de lat van wat ik in dit land verstandig vind. Ik vind het niet verstandig als wij hier met een Kamermeerderheid een wetsvoorstel gaan aannemen dat de georganiseerde criminaliteit alleen maar zou versterken, dat de straathandel vergroot en dat niks doet aan het voorkomen van de export van de wietteelt. Met andere woorden: dit wetsvoorstel zet daar helemaal geen stap in. Dan moet je dit toch niet zo willen? Dan moet je toch veel meer onderzoek willen doen? Dat is wat ik zeg. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, tot slot. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb nog nooit onderzoek gezien dat straathandel stopt of export van wiet stopt. Het klopt dat het drie serieuze punten zijn die mijn collega van de VVD heeft ingebracht. Laten we bekijken hoe we een en ander met amendementen of met moties kunnen verbeteren, zodat we aan die punten tegemoetkomen. Maar meer onderzoek gaat echt geen enkele drugscrimineel stoppen. 

De heer Van Oosten (VVD):

Nee, maar mevrouw Van Tongeren wil dat dan waarschijnlijk niet begrijpen. Je moet toch weten met welk wetsvoorstel je instemt? Je moet toch weten waarin je terecht gaat komen? Je moet toch weten of die straathandel erger kan worden? Je moet toch zien welke stappen effectief gezet gaan worden om die export tegen te gaan, om te voorkomen dat Nederland in het buitenland als een soort narcostaat bekend komt te staan? Dat wil je toch niet? We gaan toch niet het risico nemen om het wetsvoorstel te accepteren met hier en daar wat amendementen? Ik zou dat een heel zwaar risico vinden, een risico dat ik liever niet voor mijn rekening neem. Ik doe daar dus niet aan mee. 

De heer Koolmees (D66):

Ik probeer het op een andere manier. De VVD is voor slimmer reguleren. Dat staat in haar verkiezingsprogramma. Alle onderwerpen die de heer Van Oosten noemt, worden ook door de initiatiefnemer genoemd. Wat zouden concrete verbeteringen van het wetsvoorstel kunnen zijn die in de buurt komen van het slimme reguleren van de VVD? 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik zei net: als je het hebt over slimmer reguleren, dan moet je het hele speelveld omvatten. Dan gaat het over georganiseerde criminaliteit. Dan gaat het over veiligheid. Dan gaat het over de mogelijkheid om het ingezetenencriterium te handhaven. Dat zijn zomaar wat elementen. Ik wil dadelijk nog wat zeggen over het effect op de volksgezondheid en over de internationale dimensie. En dan heb ik het nog niet over de juridische verdragen. Dat zijn allemaal elementen die je moet meenemen, die je moet meewegen om te weten waar je in stapt. Dat is nu niet of onvoldoende gebeurd. Ik kan hier dus niet mee instemmen. Eigenlijk is dat heel simpel. En, voorzitter, mij worden ook steeds dezelfde vragen gesteld en daardoor verval ik in herhaling. Ik kan het niet beter maken. 

De voorzitter:

U vervalt inderdaad in herhaling. 

De heer Koolmees (D66):

Dat komt doordat de heer Van Oosten niet kan aangeven wat hij wél wil. Een aantal van mijn collega's stellen vragen. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel waarin alle onderwerpen waarover de heer Van Oosten het heeft, te weten volksgezondheid, openbare orde en veiligheid, worden geadresseerd. Er worden allemaal stappen gezet om het te verbeteren. En de minister van Justitie, ook van de VVD, zou nog iets kunnen doen aan het aanpakken van de criminaliteit. Als de heer Van Oosten dat punt opvoert, dan zal deze minister bereid zijn om dat te doen. Ik vind het heel teleurstellend dat de heer Van Oosten geen enkele concrete invulling heeft van zijn kritiek. Dan komt het een beetje op mij over als gezochte argumenten om, inderdaad, het besluit nog even uit te stellen tot na de verkiezingen en daarna de draai te maken. Dat zou ik niet sterk vinden, zeker niet als het VVD-congres heel recentelijk een heel mooie motie heeft aangenomen om dit slimmer te reguleren. 

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Koolmees probeert de schijnwerpers op mij als persoon, op de VVD te richten, alsof ik hier een initiatiefwet sta te verdedigen. Welnee, dat doe ik helemaal niet. Ik reageer op een initiatiefwetsvoorstel van collega Bergkamp. Mag ik daar mijn opmerkingen over maken en mijn kritiek op hebben? Daar is toch helemaal niks vreemds aan? Dat is een normale gang van zaken bij een wetsvoorstel. Dat doe ik dus ook. Ik leg het langs de randvoorwaarden en ik maak me ernstige zorgen over het welhaast negeren van bijvoorbeeld de georganiseerde criminaliteit, de veiligheid en het mogelijke verlies van het ingezetenencriterium. Ik zou mijn werk niet goed doen als ik dat niet zou benoemen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik heb in mijn bijdrage ook genoemd het artikel van vanochtend in de Volkskrant van de onderzoeker van RAND, die aangeeft: ga niet idealiseren. Het zou best kunnen dat, als je dit niet goed aanpakt, je te maken krijgt met bijwerkingen, om maar in mij bekende terminologie te spreken. Ik heb vragen gesteld aan mevrouw Bergkamp. Zij heeft een redelijk sterrenteam achter zich en ze heeft ook nog twee adviseurs. Zij gaat antwoord geven op uw vragen en die van mij. Stel dat die beantwoording tegemoet zou komen aan de zorgen die bij uw fractie leven over het voldoen aan de randvoorwaarden die nodig zijn om wel te komen tot, zoals u het noemt, de gedoogde regulering. Is er dan nog ruimte bij uw fractie? Het mooie van dit initiatiefwetsvoorstel is dat de beantwoording, de duiding die de initiatiefneemster geeft, mogelijkheden biedt om uw zorgen weg te nemen. 

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Volp zegt nu: wat nu als mevrouw Bergkamp allemaal goede antwoorden op uw vragen geeft? In de eerste plaats weet mevrouw Volp helemaal niet welke vragen ik nog heb. Bij de start van de behandeling van dit wetsvoorstel hoorde ik wel dat we in de week van 14 februari al een reactie van mevrouw Bergkamp mogen verwachten. Ik zou zeggen: luister eerst maar eens naar wat ik nog verder in mijn bijdrage te zeggen heb. Dat lijkt mij heel verstandig. Ik geef ook aan wat ik randvoorwaardelijk vind voor het slimme reguleren. Ik mag nu, en ik doe niets anders dan dat werk, reageren op wat mevrouw Bergkamp als initiatief neerlegt. Maar het voldoet in ieder geval niet aan die randvoorwaarden. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik luister heel graag naar het vervolg van uw betoog. Ik stel echter opnieuw de vraag wat er voor uw fractie nodig is. Straks komt de beantwoording van de vragen die u nog gaat stellen. U geeft aan dat u de randvoorwaarden duidelijk uiteenzet. Daarover kunnen we van mening verschillen. Ziet de VVD-fractie dan eventueel nog ruimte om, als aan uw twijfel voldoende recht wordt gedaan en als er een goed antwoord wordt gegeven op de door u geschetste problemen, te bekijken of we hiermee verder kunnen? Nogmaals, dit is niet nieuw. We praten hier al jaren over. Onderzoek op onderzoek op onderzoek gaat geen nieuw licht werpen op hetgeen we nog niet weten. 

De voorzitter:

De heer Van Oosten, tot slot. 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat is dan toch reden temeer om niet in te stemmen met een voorstel, als we niet de georganiseerde criminaliteit terugdringen? Waarom zou ik nou instemmen met een voorstel waarbij de initiatiefneemster met zoveel woorden zegt: nou ja, het doet niks aan die georganiseerde bendes. Wat is dan voor mij de incentive om dat te willen doen? 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, hebt u een andere vraag? Ik heb het gevoel dat we een beetje in herhaling aan het vervallen zijn. Ga uw gang. 

De heer Van Nispen (SP):

De heer Van Oosten zei net: ik doe hier mijn werk als Kamerlid. Maar het probleem is nou juist: dat doet hij niet. Dat doet hij niet. Als hij hier als Kamerlid zijn werk zou doen, dan zou hij, als hij een probleem heeft met de wijze waarop de georganiseerde misdaad bestreden wordt, zijn minister van Justitie opdracht geven om dat beter te doen. Dan had hij dat vorige week al gedaan, dan doet hij dat morgen, of dan doet hij dat vanavond. Als het gaat om de aanpak van woningbranden kan hij bekijken of de minister van Binnenlandse Zaken voldoende mogelijkheden heeft om dat te doen. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Van Nispen (SP):

Het is te gemakkelijk om een voorstel dat een stap in de goede richting zet af te schieten, niet te zeggen wat je wel wilt, en tegelijkertijd de opdrachten die bij de regering thuishoren als argument te gebruiken om dit voorstel niet te willen. Dat valt me van hem tegen, en daarop wil ik graag een reactie. 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat was weer een enorme introductie tot een zoektocht naar een vraag. Dat is in ieder geval hoe ik het ervaar als toehoorder. Laat ik er dit over zeggen. Ik stel vast dat de woningbranden niet zullen afnemen door het voorstel van mevrouw Bergkamp, en ik had die graag zien afnemen. Sterker nog, ik kan mij zomaar voorstellen dat ze toenemen. Natuurlijk moeten we dat dan bestrijden en aanpakken. Maar de sleutel daartoe ligt in ieder geval niet in het aannemen van dit voorstel. Ik trek nou juist de conclusie dat de woningbranden dan erger zullen worden. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, tot slot. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik zal het ook eens zeggen: politiek is niet alleen maar zeggen wat je niet wilt. Politiek is ook zeggen wat je wel wilt. Dat mogen we toch ook verwachten van de VVD, zeker op dit onderwerp. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat nu van alle kanten dezelfde vragen zijn gesteld. Mijnheer Van Oosten, ik stel voor dat we verdergaan met uw inbreng. U hebt nog een minuut of tien te gaan om uw collega's te overtuigen van uw insteek, en dan bekijken we wat voor vragen er nog liggen. U hervat uw betoog. 

De heer Van Oosten (VVD):

Dank u wel, voorzitter, voor uw aanmoedigende woorden. 

Ik ga nu in op de internationale component. Ik ben niet blind; ik zie ook dat op diverse plekken op de wereld een veranderende opvatting kan worden waargenomen over het verbod op teelt en verkoop van softdrugs. Evengoed stel ik vast dat het voorstel op gespannen voet blijft staan met diverse internationale en Europese verdragen en afspraken. Het wetsvoorstel gaat hier wel aan voorbij, alsof die verdragen niet bestaan. Ik vind het eerlijk gezegd teleurstellend om te moeten vaststellen dat een partij als D66, die de internationale rechtsorde zo hoog heeft staan, die blijkbaar alleen van belang vindt als dat in haar eigen straatje past. Los daarvan vind ik de volgende vraag veel belangrijker. In hoeverre laten Nederland en nederwiet zich goed vergelijken met het buitenland? Het Trimbos-instituut liet in 2015 nog weten dat Nederlandse cannabis met gemiddeld 15% THC vaak veel sterker is dan buitenlandse varianten. Hoe kijkt de initiatiefneemster hiertegenaan en hoe gezond is dat eigenlijk nog? 

Daarmee sla ik het bruggetje naar het onderwerp volksgezondheid. De Raad van State wijst ons bijvoorbeeld op de groei die waargenomen kan worden in het aantal cannabisgebruikers die hulp zoeken bij verslavingszorg. Welk risico bestaat er dat deze groep verder zal groeien ten gevolge van het voorstel van mevrouw Bergkamp? Vindt de initiatiefneemster dat maar geaccepteerd moet worden dat zekere gezondheidsrisico's bestaan? Als dat zo is, waarom zegt ze dat dan niet gewoon met zoveel woorden? 

In het verlengde daarvan stel ik nog graag de volgende vragen. In haar beantwoording van vragen van onder meer het CDA geeft de initiatiefneemster aan dat met haar voorstel een beter ontmoedigingsbeleid kan worden gevoerd door de overheid. Kan mevrouw Bergkamp dat nader uitleggen? Waar moet ik aan denken? Wil zij in haar beantwoording ook meenemen hoe het door haar fractie gesteunde uitstalverbod voor tabak gaat uitwerken voor coffeeshops? Sigaretten liggen nu verstopt in lades in de supermarkt, om elke verleiding voor potentiële gebruikers tegen te gaan. Ligt steun van haar fractie voor vergelijkbare acties in de lijn der verwachting als het gaat om de verleidingen van cannabis? Wat wil D66? De coffeeshops verstoppen achter rolluiken? Of is D66 van mening dat roken weliswaar moet worden ontmoedigd, maar dat dit niet geldt voor softdrugs? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Van Oosten het initiatief van ChristenUnie en Partij van de Arbeid voor de displayban noemt. Dit initiatief namen we omdat sigaretten in de supermarkt liggen. En volgens mij komen minderjarigen nog steeds geen coffeeshop binnen. Ik vind het dus helemaal goed als ze het daar onder de toonbank doen en ik pleit ook erg voor goede preventie en voorlichting, maar dat is toch geen goede vergelijking? 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat vraag ik mij eerlijk gezegd zelf ook af. Als ik met mijn zoontje in een gemiddeld grote stad loop, in mijn eigen stad, loop ik ook langs een coffeeshop. Dat ziet er wel een beetje uit als een coffeeshop. Ik zeg niet dat ik wil dat een coffeeshop achter rolluiken zit, maar niemand kan niet begrijpen dat het geen coffeeshop is. Als het dan gaat om een ontmoedigingsbeleid et cetera, vraag ik me af hoe mevrouw Bergkamp dat nu eigenlijk voor zich ziet. Gaan we dat op eenzelfde manier verstoppen, of niet? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dat laatste punt begrijp ik. Daar ben ik ook benieuwd naar. Ik hoorde zelfs de heer Koolmees, van de partij van mevrouw Bergkamp, aangeven welke randvoorwaarden er zijn ten aanzien van advertenties en ten aanzien van hoe het wordt uitgestald. Ik kan me inderdaad voorstellen dat er geen reclames in de krant komen. Maar ik vind de vergelijking met de displayban voor sigaretten voor kinderen in de supermarkt ... Ik begrijp echt dat de heer Van Oosten niet gaat pleiten voor cannabis in de supermarkt, maar laten we die vergelijking dan ook niet maken en laten we het een beetje zuiver houden. De zorg van de heer Van Oosten over wat dit betekent voor reclame en hoe een en ander wordt uitgestald in de etalages: prima. Maar dat is wat anders dan een displayban. 

De heer Van Oosten (VVD):

Opnieuw zoek ik even naar de vraag. Ik heb mijn vraag al gesteld aan mevrouw Bergkamp. Ik ben benieuwd naar haar antwoord. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat u geen antwoord geeft als u geen vraag hebt gehoord. U hervat uw betoog. 

De heer Van Oosten (VVD):

Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van softdrugs bij sommige gebruikers kan leiden tot ongewenste psychische bijwerkingen: stoornissen, angstaanvallen, paranoia, een verhoogd risico op het ontwikkelen van chronische psychose en verslaving. Kan worden vastgesteld in welke mate dit wetsvoorstel deze risico's verkleint dan wel vergroot? Hoe groot zijn genoemde risico's op dit moment precies? Kan ook de staatssecretaris van VWS zich daarover uitlaten? Kan inzicht worden gegeven in de sociale en maatschappelijke schade die verwezenlijking van dit wetsvoorstel potentieel met zich meebrengt? 

Dan kom ik toe aan een aantal wat meer algemene vragen. In haar voorstel geeft de minister van VWS een zogenaamd gedoogbesluit af voor de teelt van de maximale hoeveelheid hennep die nodig zou zijn voor de exploitatie van een coffeeshop. De minister laat zich daarbij informeren door de burgemeester, die een inschatting moet maken van de hoeveelheid cannabis die nodig is. Los van de vraag of tot het takenpakket van de burgemeester zou moeten worden gerekend wat de gewenste handelsvoorraad van een coffeeshop is, is de vraag wie nu eigenlijk belast is met het toezicht op de vernietiging van het meerdere dat wordt geteeld. In hoeverre mogen burgemeesters bij het bepalen van de handelsvoorraad, ook rekening houden met afname door toeristen? Staat dat niet op gespannen voet met de stelling van de initiatiefneemster dat het ingezetenencriterium niet in gevaar komt met het voorstel? Ook hoor ik graag van de staatssecretaris van VWS hoe hij aankijkt tegen de door mevrouw Bergkamp gecreëerde rol voor de minister waar het gaat om het inkoopbeleid van de coffeeshops. 

Dan een ander aspect: de antecedenten in het kader van de Wet politieregisters, zoals het feit dat een persoon verdachte is geweest van een strafbaar feit. Speelt dat mee in het besluitvormingsproces of aan aanvrager een gedoogverklaring kan worden gegeven? 

Ik rond af. Voor de duidelijkheid: de VVD is geen tegenstander van coffeeshops; die zijn er en die blijven bestaan. Hinder en overlast voor de omgeving moeten hard worden bestreden. Het voorliggende wetsvoorstel draagt daar mijns inziens onvoldoende aan bij. De export wordt niet aangepakt. De straathandel gaat potentieel floreren. Woningbranden, verloedering en illegale stroomaftap blijven onverminderd aan de orde van de dag of dreigen zelfs te verergeren. En geen misverstand: ook de VVD wil van die vreemde situatie af dat verkoop wordt gedoogd en inkoop illegaal is. De VVD weigert echter afbreuk te doen aan een aantal andere randvoorwaarden. Je kunt niet capituleren voor de georganiseerde criminaliteit. Wij wensen dat in het nieuwe beleid die criminaliteit nog harder kan worden bestreden. Wij willen en accepteren niet dat onze grensregio's worden overspoeld met drugstoerisme. Wij willen niet dat een grotere groep jongeren ernstige gezondheidsrisico's loopt. Dit vereist veel meer onderzoek naar de gevolgen van regulering en de uitwerking van scenario's. Het spijt me, maar dit voorstel is in mijn ogen toch echt net iets te gemakkelijk, het wil net iets te snel en het negeert de aanzienlijke risico's. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Hoor ik de heer Van Oosten vandaag dan toch zeggen dat de VVD na de verkiezingen een groot onderzoek gaat laten doen om uiteindelijk echt tot regulering van drugs te komen? 

De heer Van Oosten (VVD):

Wat in ons verkiezingsprogramma staat, is geen geheim. De VVD staat voor slimme regulering. Ik heb net in mijn bijdrage uitgelegd aan welke randvoorwaarden dat minimaal dient te voldoen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het is dus echt zo dat wij uiteindelijk even wachten tot de verkiezingen en de VVD daarna pas echt komt met het reguleren van drugs. Want iedere keer was het beeld nog alsof dat niet zo zou zijn. Met een hoop vragen maskeert de VVD vandaag toch echt dat dit een prima voorstel is dat eigenlijk een beetje te vroeg kwam. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ons verkiezingsprogramma is niet geheim. Het is openbaar. Iedereen kan het lezen. De VVD is gelijktijdig niet zo naïef als het CDA blijkbaar is. Het CDA zegt: weet je wat, we doen net alsof het niet bestaat en schaffen het geheel af. 

De heer Van Nispen (SP):

Misschien heb ik het even gemist. Uit welk onderzoek blijkt nou dat de gezondheidsrisico's voor jongeren zouden toenemen, als je dit wetsvoorstel zou aannemen of iets zou doen in de sfeer van het doortrekken van het gedoogbeleid? Kan de heer Van Oosten dat onderbouwen? 

De heer Van Oosten (VVD):

De aanzienlijke risico's staan bijvoorbeeld vermeld in het advies van de Raad van State. Daar heb ik naar verwezen. Daar kan de heer Van Nispen dat gewoon in teruglezen. Voor het overige ben ik het zelf, die juist meer onderzoek wil. Dat onderzoek vergt nou eenmaal veel meer tijd dan de behandeling die mevrouw Bergkamp toelaat. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik vroeg op basis waarvan de heer Van Oosten verwacht dat dit wetsvoorstel gaat bijdragen aan de toename van gezondheidsrisico's, ook onder jongeren. Dat stelde hij net, maar ik krijg vooralsnog geen duidelijk antwoord op mijn vragen daarover. Kan hij aangeven waarom dit voorstel, het gedogen van de achterdeur, gaat leiden tot een toename van gezondheidsrisico's onder jongeren? Ik begrijp het nog niet. 

De heer Van Oosten (VVD):

Als de heer Van Nispen zijn vraag zo bedoelt, leg ik het graag nog een keer uit. Ten gevolge van het feit dat de cannabis in de coffeeshops veel duurder wordt — ik legde die economische wet zojuist hier neer — kan het zomaar zijn dat de straathandel toeneemt. En daar is dan weer geen controle op. Dus wie weet welke effecten dit heeft. Ik vind dat je dat wel even moet weten voordat je met een wet instemt. Daar is nu geen onderzoek naar gedaan. Die vraag leg ik neer. 

De voorzitter:

Ik heb al eerder geconstateerd dat we in herhaling vallen. Mijnheer Koolmees, u moet echt een andere invalshoek hebben en een andere vraag stellen. Anders sluiten wij het debat gewoon nu. Dan kunt u in tweede termijn met andere vragen proberen andere antwoorden te krijgen. 

De heer Koolmees (D66):

Ik ben vooral benieuwd naar die onderzoeken. De heer Van Oosten zegt dat de branden toenemen en dat het slecht is voor de volksgezondheid. Het is allemaal veel slechter dan nu het geval is. Dan vraagt hij om meer onderzoek. Ik vraag mij vooral af op welk onderzoek de heer Van Oosten zich dan baseert. Waarom denkt hij dat dit allemaal toeneemt door dit wetsvoorstel? 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat heb ik net uitgelegd. Mevrouw Bergkamp zelf geeft aan dat er extra lasten zullen zijn voor de gedoogde teelt. Dat leidt ertoe dat de prijzen zullen stijgen voor de cannabis in de coffeeshops. Dat kan er zomaar toe leiden dat de straathandel floreert. Er wordt niets gedaan aan het voorkomen van de export. De export gaat niet komen van de teelt die mevrouw Bergkamp wil gedogen op de wijze die zij voorstelt. Nee, die export wordt ergens vandaan getrokken, namelijk van de zolderkamertjes in de straten misschien wel bij u en mij in de buurt. En luister eens: daar wil ik nou juist zo graag iets aan doen. En daar draagt dit wetsvoorstel helemaal niks aan bij. 

De voorzitter:

Mijnheer Koolmees, ik waardeer uw vasthoudendheid, maar dit moet echt een andere vraag zijn. Want wij vervallen de hele of de halve avond in herhaling. 

De heer Koolmees (D66):

Dat komt omdat de heer Van Oosten geen antwoord geeft op mijn vraag. Ik pak er één voorbeeld uit. 

De voorzitter:

Probeert u het anders. 

De heer Koolmees (D66):

Ja, ik probeer het een keertje anders. De prijs van cannabis gaat omhoog door dit wetsvoorstel. Waarop baseert de heer Van Oosten deze stelling? Als econoom kun je ook beargumenteren dat je allerlei kosten niet hebt, als je legaal gaat telen. Dat zijn de kosten voor beveiliging en transport en de illegale kosten die je moet maken om allerlei drugsrunners te laten lopen. Het zou ook zomaar een stuk goedkoper kunnen worden. Dus waarop is die aanname van de heer Van Oosten, die een kern van zijn argumentatie is om tegen dit wetsvoorstel te zijn, gebaseerd? Op aannames of toch op onderzoek of toch ...? 

De heer Van Oosten (VVD):

Opnieuw. Ik verwijs naar een opmerking van mevrouw Bergkamp zelf. Misschien slaat de heer Koolmees wel de spijker op zijn kop, want het is wel belangrijk dat wij dit weten. Wij moeten weten wat er aan de hand is. Wij weten het niet. Want wij hebben er blijkbaar al een meningsverschil over. Welnu, wij zijn hier het parlement. Wij gaan hier over de aanname van een wetsvoorstel, een wetsvoorstel dat in potentie heel verstrekkend kan zijn, ook op het punt van de straathandel. Misschien wil de heer Koolmees dit niet zien, maar ik sluit mijn ogen daar niet voor. Het is dan mijn verantwoordelijkheid om even door te vragen of wij dat in het vizier hebben. Weten wij waar wij uitkomen? Als we niet weten waar wij uitkomen, moeten wij het misschien maar gewoon niet doen. Dat is het enige wat ik neerleg. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Het debat zal worden voortgezet in de week van 14 februari. 

Naar boven