Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 108, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 108, item 7 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het Voorstel van wet van het lid Tellegen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de aanpak van woonoverlast (Wet aanpak woonoverlast) ( 34007 ).
De voorzitter:
Ik heet in vak-K mevrouw Tellegen van harte welkom. Zij wordt bij de verdediging van het initiatiefwetsvoorstel ondersteund door Florentijn Otten en Jasper Boon, beiden medewerker bij de VVD-fractie. Tevens heet ik welkom de minister voor Wonen en Rijksdienst. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer.
Vandaag is aan de orde de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De voortzetting van deze wetsbehandeling wordt op een later moment in overleg met de initiatiefnemer gepland. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Ronnes van het CDA-fractie.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn complimenten uit te brengen aan de initiatiefnemers en hun medewerkers voor het voorliggende voorstel. Dat wil niet zeggen dat wij helemaal tevreden zijn, maar daar zal ik in mijn inbreng op terugkomen.
Woonoverlast is een ernstig maatschappelijk probleem. Dit dient effectief te worden bestreden. Het CDA is het met de initiatiefnemers eens dat goedwillenden niet nodeloos de dupe hoeven te zijn van onfatsoenlijk, hufterig, vervuilend en in het algemeen overlastgevend gedrag van anderen. Daarom zullen wij deze wet zeker steunen.
In de schriftelijke ronde heeft de CDA-fractie wel enige vraagtekens gezet bij de wijze waarop onderhavig voorstel een bijdrage levert aan de bestrijding van woonoverlast. De CDA-fractie wil ervoor waken dat de burgemeester wordt ingezet als politieagent bij allerhande huis-, tuin- en keukenakkefietjes. Om die reden heeft de CDA-fractie al eerder aan de initiatiefnemers gevraagd om het voorstel aan te passen ten aanzien van de objectiveerbaarheid van de klacht, het voortdurende karakter van de overlast en de mate van ernst van de verstoring. Op al deze punten wilden de initiatiefnemers het voorstel niet aanpassen. Het argument was hierbij: maatwerk; de burgemeester moet maatwerk kunnen leveren. Dat betekent dat ook de melding van één enkele bewoner kan leiden tot de inzet van de voorgestelde bevoegdheden. Indien iedere vorm van overlast de burger in staat stelt de burgemeester zich te laten buigen over het inzetten van bestuursdwang, dan zal de bestuurslast in onze ogen ernstig worden verzwaard.
De vraag is wat zwaarder moet wegen: volledige vrijheid en maatwerk bieden of voorkomen dat de burgemeester soms te onpas wordt ingezet vanwege de onterechte grillen van een bewoner. De CDA-fractie snapt de keuze voor het eerste en gaat daar ook in mee, voor dit moment, maar zij waarschuwt wel voor de gevolgen van het tweede. Overigens spreekt de wettekst over klachten van omwonenden. Zijn de initiatiefnemers het eens met het CDA dat het dus moet gaan om klachten van in ieder geval meer dan één bewoner?
Het CDA stelde al eerder dat het inderdaad heel vervelend is als honden blaffen en er een lawaaierige borrel in de buurt is wanneer je zelf net wilt gaan slapen. De vraag is of dergelijke voorbeelden daadwerkelijk het ingrijpen door de burgemeester rechtvaardigen. Doet dat ook geen afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers in hun privédomein? Wij horen graag hoe de initiatiefnemers dit bezien. En welke rol ziet de minister voor zichzelf weggelegd om genoemd neveneffect van overmatige inzet van een burgemeester te voorkomen?
Dan kom ik op de capaciteit. De Raad van State stelt met betrekking tot de bestuurslasten en de benodigde handhavingscapaciteit dat onvoldoende duidelijk is of en in hoeverre daadwerkelijk van de voorgestelde, facultatieve bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt. De initiatiefnemers zijn hier logischerwijs niet op ingegaan tijdens de beantwoording. Het zou prettig zijn als de minister zijn licht hierover laat schijnen. Hoe kijkt hij aan tegen de kritiek van de Raad van State in navolging van de VNG, het NGB (Nederlands Genootschap van Burgemeesters) en Aedes op hetzelfde punt? En hoe verhoudt dit zich tot de inzet van boa's, specifiek bij woonoverlast?
Interessant is dat minister Van der Steur als toenmalig Kamerlid, lang geleden, een voorstel heeft ingediend inzake de bevordering van mediation in het bestuursrecht. Hoe verhoudt zich dat tot het onderhavig wetsvoorstel? Hoe ziet de minister de verhouding tussen de inmiddels door de regering overgenomen Wet bevordering van mediation in het bestuursrecht in relatie tot de bestuursdwang die aan de burgemeester wordt toegekend in het onderhavige voorstel? Zijn deze zaken — enerzijds een toename van mediation vanuit de gemeente en anderzijds het creëren van de mogelijkheid voor de burgers om de burgemeester in te schakelen om burenruzies met dwang te beslechten — niet strijdig met elkaar? Wanneer kan de Kamer dit wetsvoorstel verwachten? Het ligt nu al enige tijd stil.
Ik kom nu bij een gemiste kans. Dat betreft de bedrijfspanden. Aedes heeft gesteld dat op de begane grond soms een bedrijf is gevestigd terwijl boven en naast dat bedrijf woningen zijn gerealiseerd, waar overlast ervaren kan worden. Het wetsvoorstel ziet hier niet op. Is dat geen gemiste kans? De initiatiefnemer geeft aan dat deze aanbeveling van Aedes niet wordt overgenomen omdat er reeds voldoende mogelijkheden zijn om overlast vanuit bedrijfspanden aan te pakken. Kan de minister daarop ingaan en kan hij zeggen welke mogelijkheden dat zijn? Als die mogelijkheden er al zijn, wat is dan het argument van Aedes om dit punt te noemen?
Vervolgens een opmerking over het type overlast. Hoe zit het met de toepasbaarheid van de bevoegdheid bij het niet onderhouden van tuinen? Lees: complete verwildering en oerwoudvorming. Kan ook dit wellicht een vorm van overlast zijn die men fysiek kan waarnemen?
In de praktijk wordt de overlast in huurwoningen effectiever aangepakt omdat corporaties daar strakker op zitten en daar mogelijkheden voor hebben. De vraag aan de indiener is dan ook hoe zij het verschil ziet tussen huurwoningen die door een corporatie worden verhuurd en woningen in de koopsector. Ziet zij daartussen verschillen in het door haar ingediende wetsvoorstel?
Ter informatie merk ik op dat wij samen met D66 een amendement hebben ingediend, welk amendement voor zichzelf spreekt. De inhoud van het amendement sluit aan bij hetgeen ik heb ingebracht.
De voorzitter:
Het betreft het amendement op stuk nr. 13, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 12.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Laat ik allereerst mijn welgemeende en oprechte complimenten namens mijn fractie overbrengen aan de initiatiefneemster van dit voorstel. Dit is een waardevolle bijdrage aan de wetgevende taak van dit lichaam.
"Klein leed". Zo onschuldig spreken wij vaak over hinder en overlast die burgers elkaar kunnen aandoen. Het dumpen van vuilnis in de tuin van de buurman, of op zijn stoep, voor zijn huis of zijn hekje. Stankoverlast van achttien katten in een rijtjeswoning. Schijnwerpers gericht op iemands woonkamer. De veelkleurigheid van woonoverlast laat helaas zien dat de mens geneigd is tot allerlei kwaad, zoals wij het in de SGP-traditie plegen te formuleren en zoals ook de ervaring in het algemeen ons leert. Zulke toestanden kunnen de levens- en woonvreugde van slachtoffers ervan behoorlijk bederven en mensen tot wanhoop drijven.
Politici kunnen niet met een grote boog om dit zogenoemde klein leed heen. Wij kunnen ook niet volstaan met een verwijzing naar de uitgebreide juridische mogelijkheden waarmee je je buurman te lijf kunt gaan in plaats van met de honkbalknuppel. Voor veel burgers zijn er hoge hobbels te nemen alvorens zij naar een rechter stappen.
De initiatiefneemster wil de aanpak van een praktisch probleem als woonoverlast met een wetsvoorstel ondersteunen. De SGP-fractie complimenteert haar daarmee. Het gaat vandaag niet over een thema dat ver van de burgers af staat. De SGP steunt de inzet van de initiatiefneemster, maar heeft bij de uitwerking nog enige kritische en fundamentele vragen, zoals zij ongetwijfeld zal hebben verwacht.
Bij ruzies ligt de waarheid nogal eens in het midden. Naast overlast gevende burgers is er ook een type burger met heel lange tenen. Het is niet aanlokkelijk voor een gemeente om daarbij betrokken te worden. De beleving van ernstige overlast blijkt soms ook erg subjectief te zijn. Dat maakt een zorgvuldige en tegelijkertijd terughoudende aanpak nodig.
Ik wil de indienster een aantal punten voorleggen. In de eerste plaats hoort de SGP graag van de initiatiefneemster hoe de verantwoordelijkheid van gemeenten er concreet uit gaat zien. Het wetsvoorstel spreekt vriendelijk van "bevoegdheid", maar de Raad van State geeft terecht aan dat de gemeenten een beginselplicht tot handhaving hebben. Dat is toch wat andere koek. Wanneer burgers een verzoek doen om problemen op te lossen, zal de gemeente onderzoek moeten doen. Er moeten concrete feiten en omstandigheden op tafel komen. Hoever reikt de bewijsplicht dan precies? En annex daaraan: is dit werkbaar voor gemeenten? De SGP vraagt zich af waarom een nadere duiding en objectivering, bijvoorbeeld een koppeling met de leefbaarheid van de buurt, achterwege is gelaten. Ook het amendement van de heer Ronnes over de eis van herhaalde overlast kan op onze steun rekenen.
Het tweede punt betreft de fysieke ruimte. Met de nota van wijziging beperkt de initiatiefneemster zich niet langer tot het erf, maar betrekt zij er ook gedragingen in de buurt van een huis of erf bij. Dat klinkt logisch, maar het roept ook weer nieuwe vragen op. De stoep naast het erf is toch gewoon onderdeel van de openbare ruimte? Waarom moet het wetsvoorstel hiervoor worden uitgebreid? Het risico lijkt te ontstaan dat twee soorten handhavingsregimes naast of zelfs door elkaar gaan lopen. Hetzelfde geldt voor problemen met bijvoorbeeld overhangende schuttingen. Moet het op basis van dit wetsvoorstel worden aangepakt, of op basis van het instrumentarium dat sinds 1 januari 2015 voor de leefbaarheid ingezet kan worden? Vindt de initiatiefneemster eigenlijk dat ingrijpen ook mogelijk is wanneer bijvoorbeeld schoolkinderen, die enkele straten verderop wonen, elke keer langs een op het erf grommende hond moeten lopen? Wie moet dan maatregelen gaan nemen? Of hoeven er geen maatregel genomen te worden?
Het derde punt betreft de verschillen tussen gemeenten. Met dit wetsvoorstel kunnen grote verschillen tussen gemeenten ontstaan. De gemeenteraad van gemeente A kan bijvoorbeeld bepalen dat bij woonoverlast de gemeente strikt handhaaft, terwijl dit in buurgemeente B niet het geval is. In die laatste gemeente zullen burgers nog steeds een procedure moeten starten bij de civiele rechter, terwijl zij in gemeente A gewoon naar het gemeentehuis zouden kunnen. De SGP ziet op zich geen probleem met de verschillen die tussen gemeenten kunnen ontstaan. Die ruimte hebben we de afgelopen jaren juist bewust vergroot. In dit wetsvoorstel gaat het echter niet om het aanbieden van voorzieningen, maar om fundamentele inbreuken op de privésfeer. Is het wenselijk dat we zulke fundamentele bevoegdheden aan de gemeenteraad overlaten? Waarom ligt het voor de hand dat de overlastgevers maar ook degenen die onder overlast te lijden hebben, in de ene gemeenten slechter af zijn dan in de andere gemeente? De SGP ontvangt er graag een nadere onderbouwing van waarom lokale verschillen, gelet op de fundamentele belangen, een charme zouden zijn. Nu zijn wij snel onder de indruk van allerlei charmes, maar op dit punt toch wat minder.
Het vierde punt betreft het bijzondere karakter van de voorgestelde bevoegdheid. De initiatiefneemster geeft aan dat ze aangehaakt heeft bij bevoegdheden als het plaatsen van camera's en het aanwijzen van veiligheidsrisicogebieden. Er zijn ons inziens echter drie fundamentele verschillen. Dergelijke bevoegdheden beperken zich allereerst tot problemen en risico's voor de openbare orde of veiligheid en stoppen bij het privédomein. Dat is een wezenlijk verschil met de aangehaalde vergelijking. Bovendien richten deze bevoegdheden zich op specifieke plaatsen of gebieden. Ten derde: de bestaande bevoegdheden zijn voor beperkte tijd inzetbaar. De voorgestelde bevoegdheid om bij woonoverlast in te grijpen, kan echter voor de hele gemeente voor onbepaalde tijd worden toegekend. Wij zouden het zeer op prijs stellen als de indienster uitgebreid zou willen ingaan op deze drie verschillen.
De SGP krijgt graag een toelichting op de mogelijkheid om de bevoegdheden uit het wetsvoorstel te beperken tot bepaalde gebieden in gemeenten. Vindt de initiatiefneemster het bijvoorbeeld legitiem dat villawijken worden uitgesloten van bestuursrechtelijke handhaving omdat deze bewoners hun boontjes bij de rechter zouden kunnen doppen? De stelling dat woonoverlast niet in alle gemeenten voorkomt, vindt de SGP erg optimistisch. De praktijk laat zien dat woonoverlast zich in allerlei soorten gebieden kan voordoen. De SGP vindt het in dat licht logischer om de burgemeester een directe bevoegdheid te geven, zoals ook bij andere problemen het geval is. Mijn vraag aan de initiatiefneemster is om hier eens op te reageren.
Tot slot zoom ik nog even in op enkele liberale beginselen. Het gebeurt niet elke week dat wetsvoorstellen van een duidelijk filosofische onderbouwing worden voorzien. Vandaag gebeurt dat wel, en daarom is het feest. Dat is waardevol. Het is een uitnodiging om die handschoen op te pakken. De initiatiefneemster bekent onomwonden dat zij aanhangster is van het liberale schadebeginsel. Nu verrast dat niet echt, maar het is helder om zoiets nadrukkelijk verwoord te zien. Dat betekent volgens haar dat de vrijheid van burgers slechts mag worden beperkt als zij de vrijheid van anderen schaden. Dat is een nogal negatieve visie op vrijheid. Vrijheid is in de visie van de SGP niet bedoeld om zo veel mogelijk je eigen terrein te kunnen afbakenen en je eigen zin te kunnen doen, maar is bedoeld als het recht om het goede te doen voor de samenleving. Het is dus een positief recht met een collectief karakter in plaats van een recht dat uitsluitend individueel georiënteerd is. Zo zou ik tot de paradox willen komen — een ironie, zou je kunnen zeggen — dat woonoverlast eigenlijk pas echt bij de wortel aangepakt wordt als het liberale schadebeginsel op de schop gaat. Ik zal dat niet verder uitwerken, maar ik daag de indienster uit om daar nader op in te gaan, mocht ze daartoe aandrang gevoelen.
Praktisch gezien kunnen we elkaar hoe dan ook wel vinden in de noodzaak van beperkende maatregelen in geval van woonoverlast. Ook voor de SGP is de vraag niet zozeer óf de vrijheid bij overlast beperkt mag worden, maar wíe dat moet doen. In dit voorstel lijkt het liberale beginsel van een kleine overheid — dat is het tweede liberale beginsel — nog wat onderbelicht. Hoe voorkomen we dat burgers te gemakkelijk hun problemen bij de gemeente en uiteindelijk dus bij de belastingbetalers op het bordje leggen, zeker als zij weten dat de gemeente moet handhaven? Bij huurwoningen geldt bijvoorbeeld dat veel problemen opgelost kunnen worden met een gedragsaanwijzing voor de huurder. Vindt de initiatiefneemster ook dat zulke middelen eerst ingezet moeten worden voordat de gemeente in actie hoeft te komen? Volgens de SGP is onderdeel van het schadebeginsel dat de kosten zo veel mogelijk bij betrokkenen terecht moeten komen. Hoe past de initiatiefneemster dit uitgangspunt toe?
Ik wil het hierbij laten. Ik spreek nogmaals mijn dank uit aan de collega. Ik zie uit naar de beantwoording en de reactie op de aangedragen punten.
De voorzitter:
Aan de filosofische knuppel in het hoenderhok zal het niet liggen.
De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. Je zult maar in een wijk wonen waar overlast en criminaliteit aan de orde van de dag zijn, waar je iedere ochtend moet kijken of de banden nog onder je auto zitten, waar je je dochter niet alleen over straat laat gaan, waar je vrouw het al helemaal uit haar hoofd laat om 's avonds de hond uit te laten, of waar je buurman dagelijks zijn muziek op tien zet en lak heeft aan jou en je gezin. Elke keer dat wij dit soort problemen bespreken, lopen we enerzijds aan tegen juristen en wetenschappers, die zich zorgen maken over privacy, over individuele vrijheid en andere grondrechten, en anderzijds tegen de harde kern van aso's, die zich niets aantrekken van anderen, gasten die overlast en schade veroorzaken en kwetsbare wijken nog kwetsbaarder maken. Na alle ervaring met krachtwijken, prachtwijken en vogelaarwijken weten we wat werkt. Feit is dat "schoon", "heel" en "veilig" de beste waarborgen zijn voor een fijne buurt. Daar zet de VVD dus hard op in. Als wij moeten kiezen tussen uw grondrecht om rustig te wonen en allerlei grondrechten van mensen die er een potje van maken en die het versjteren voor anderen, dan is de keuze snel gemaakt. Je huis moet de veiligste en beste plek zijn op de hele aarde. Je moet op je gemak een praatje met je buren kunnen maken, over de heg kunnen hangen of met een glaasje wijn op je balkon kunnen zitten.
Lokale bestuurders hebben in de afgelopen jaren veel meer bevoegdheden gekregen om probleemwijken aan te pakken. We hebben een heel rijtje wetten veranderd. Zo kunnen bestuurders eigenaren dwingen tot onderhoud. Ze kunnen inkomenseisen stellen aan huurders. Ze kunnen antecedenten checken. In het uiterste geval kunnen ze herrieschoppers uit hun huis zetten. Dit alles is gebeurd vanuit de wetenschap dat probleemwijken zijn gebaat bij handhaving, bij goed onderhoud en bij een schone omgeving. Dat is hartstikke mooi.
Al die maatregelen — de Rotterdamwet voorop, die we voor de zomer hebben behandeld — zijn echter wel zware ingrepen: je moet mensen vooraf weren of hen, als ze eenmaal in je wijk wonen, eruit gooien. Het is alles of niets. De burgemeester heeft daarmee in de praktijk de keuze tussen een waarschuwing, die in de praktijk weinig uitricht, en die hele procedure van de Rotterdamwet. Er is daarom behoefte aan een verfijnder instrument, minder ingrijpend dan uithuisplaatsing, maar wel goed te handhaven: een gedragsaanwijzing. Met dit wetsvoorstel wordt zo'n gedragsaanwijzing geregeld, met alle waarborgen die je daarbij in een rechtsstaat verwacht. Wat we nu gaan regelen is voor iedereen in Nederland te begrijpen. Bij echte overlast kan de burgemeester een aanwijzing geven. Het muilkorven van een hond, een verbod op luide muziek, een straatverbod na 11 uur 's avonds: dat past allemaal prima bij de traditionele verantwoordelijkheden van de burgemeester. Om de zorgvuldigheid te borgen, voorziet het voorstel in een drietrapsraket: ten eerste een verordening van de gemeenteraad, ten tweede overleg of bemiddeling door de burgemeester en een concrete aanwijzing als dat niet helpt, en ten derde de toepassing van bestuursdwang door de burgemeester als de aanwijzing niet wordt opgevolgd. Daarmee hebben we een prachtige aanvulling op het instrumentarium.
Vanuit liberaal perspectief is het een gemakkelijke afweging. De privacy is niet in het geding. De vrijheid van vestiging wordt niet beperkt. Mensen worden aangesproken op hun concrete gedrag, niet op hun achtergrond of verleden. De gedragsaanwijzing beperkt zich niet tot de gebieden die we voor de Rotterdamwet hebben aangewezen. Het gaat ook om koophuizen. Het gaat ook om Hillegersberg, om Amsterdam-Zuid of Wassenaar, om maar wat te noemen, want ook daar wonen mensen die rotzooi trappen. Dat is hartstikke mooi allemaal.
De VVD heeft na de schriftelijke ronde nog een aantal vragen. Ten eerste: het wetsvoorstel heeft een grote reikwijdte, maar hoe voorkomen we dat het nieuwe artikel 151d te breed wordt ingezet? Ik geef een concreet voorbeeld. Een caféhouder die boven zijn eigen zaak woont zou aangesproken kunnen worden op overlast. Voor horecabedrijven geldt dan echter een heel ander regime. Het zou onwenselijk zijn om het artikel hiervoor aan te grijpen. Is dat te voorkomen?
Daarnaast blijven kraken en andere vormen van woonfraude een probleem in de samenleving. Met de Wet kraken en leegstand, overigens mede tot stand gekomen dankzij de VVD, hebben we kraken strafbaar gesteld, maar er blijven allerlei praktische problemen. Kan deze gedragsaanwijzing ook worden ingezet om krakers in het gareel te houden?
Dan heb ik nog de volgende vraag. De burgemeester geeft weliswaar een aanwijzing, maar wat is nu het vanzelfsprekende loket waar ik me als inwoner of verhuurder kan melden? Moet ik eerst een aanschrijving doen bij mensen, moet ik verregaande maatregelen nemen of moet ik me bij de politie of gemeente melden? Waar moet ik dat doen?
Ten slotte geven Airbnb en internetverhuur in het algemeen een ontzettende hoop overlast. Vanuit Amsterdam krijgen we indringende verzoeken om meer regelgeving, zodat de gemeente greep krijgt op Airbnb. Mijn collega's zullen dit beamen. De VVD zit daar wel wat gemengd in. We willen in geen geval nieuwe ontwikkelingen en nieuwe toetreders in de economie klemrijden. Maar de overlast van Airbnb in Amsterdam is onmiskenbaar, zeker als kleine huurwoningen maanden achter elkaar illegaal worden verhuurd. Kunnen wij met deze wet die overlast gaan aanpakken? Wie pakken we dan aan? Pakken wij dan die dronken Brit aan die daar zit of de reguliere bewoner die op datzelfde moment waarschijnlijk aan de Spaanse kust of op de Veluwe zit?
Dit initiatiefwetsvoorstel heeft een lange aanloop. Er ligt nu een wetsvoorstel waar burgemeesters om zitten te springen en waar duizenden goedwillende Nederlanders iets aan hebben. Ik breng graag mijn grote waardering over aan de indiener en haar ondersteuners, die hier jarenlang mee bezig zijn geweest. We weten met z'n allen dat niemand een land zonder criminaliteit en overlast kan beloven, maar we kunnen er wel naar streven en de VVD doet dat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Dronken Britten die via Airbnb een woonwijk inkomen en het verschil niet zien tussen een woning en een hostel en mensen die ziek worden van de overlast die hun psychisch gestoorde buur veroorzaakt zijn voorbeelden van de ernstige hinder die je van elkaar kunt hebben. Dan zijn er nog de eindeloze voorbeelden van asociale buren die de buurt de hele nacht wakker houden met muziek of langskomende gasten met stankoverlast of met blaffende honden. Dit illustreert gelijk ook waarom het zo hard nodig is dat er mogelijkheden zijn om woonoverlast aan te pakken, naast het bestaande instrumentarium dat vaak te licht of juist te zwaar is, zodat je elkaar niet voor de rechter hoeft te slepen, maar als buurt een probleem, gesteund door de overheid, kunt aanpakken. Daarom is deze initiatiefwet van de VVD er, zo vermoed ik.
Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor de initiatiefnemers, eerst de heer Dijkhoff, nu mevrouw Tellegen en de heer Van Veen, voor het werk dat zij hierin hebben zitten. Minister Blok en ik hebben samen een initiatiefwetsvoorstel ingediend en weten hoeveel werk dat met zich meebrengt. Zoals gezegd lijkt dit wetsvoorstel een praktische oplossing voor een breed bestaand probleem. Ik kijk er dus met een welwillend oog naar, maar dat laat onverlet dat ik ook nog de nodige vragen heb. Hopelijk weten de initiatiefnemers mij met goede antwoorden te overtuigen.
Conflicten willen we klein houden, maar waar goed overleg mogelijk is door mediation of arbitrage — noem het maar op — moeten we juridisering voorkomen. Dat vindt mijn partij, dat vindt de VVD en dat vindt, naar ik waarneem, de hele Kamer. Hoe wordt voorkomen dat straks te snel, door de last, naar bestuursdwang gegrepen wordt, terwijl volstaan had kunnen worden met een goed stichtelijk woord van de buurtregisseur of wijkagent? Dit wetsvoorstel brengt namelijk ook het risico met zich mee dat de overheid zich mengt in conflicten die haar niet aangaan. Woonoverlast raakt soms de openbare orde, zo merkt de Raad van State ook op, maar het is toch eerst en vooral een conflict tussen burgers onderling. Blijft het bij echte burenruzies, zodat eerst met mediation een oplossing gezocht wordt, zoals in de pilot burenrechter? Of vinden de initiatiefnemers het prima als ook daarbij gelijk naar de last onder bestuursdwang wordt gegrepen? Tot op welke hoogte is het dan gerechtvaardigd dat daaraan publieke middelen worden uitgegeven? Met andere woorden: waar ligt volgens de initiatiefnemers de grens tussen zelf op te lossen conflicten en overlast waarbij het gerechtvaardigd is om de hulp van de burgemeester in te roepen?
Ik kom bij het opleggen van de last en de handhaving. Ik probeer voor mij te zien hoe die straks gaan plaatsvinden. Iemand heeft bijvoorbeeld vaak 's avonds laat muziek op staan. De buurt klaagt en er wordt na hoor en wederhoor en na zorgvuldige voorbereiding een last onder bestuursdwang opgelegd: geen muziek na 22.00 uur. Welke gegevens gebruikt het bestuursorgaan daarvoor? Worden daarvoor ook politiegegevens gebruikt? Is het niet risicovol om dat te doen? Hoe wegen oude of onjuist gebleken gegevens daar dan in mee? Om 03.00 uur, midden in de nacht, wordt de buurt opnieuw wakker van keiharde muziek. Ik wil midden in de nacht ook geen Justin Bieber horen, dus ik begrijp dat dit soms erg ergerlijk kan zijn. Wat gebeurt er dan? Wie is de persoon die aangewezen is om de bestuursdwang uit te oefenen? Een ambtenaar? De politie? En als je er niet snel doorheen komt en minutenlang moet wachten bij 0900-8844, wat gebeurt er dan? En hoe wordt de dag erna voorkomen dat er nieuwe apparatuur wordt gekocht, waarna het feest diezelfde avond opnieuw start? Ik vraag dit omdat de zorgwekkende berichten over de politiecapaciteit legio zijn en ik de gemiddelde ambtenaar niet gelijk een huis zie binnenvallen.
De heer Van der Linde (VVD):
Collega Bisschop zat zonet ook nogal op het staatsrecht. Ik hoor mevrouw Koşer Kaya verschillende dingen zeggen. Ze stelt de vraag of woonoverlast eigenlijk wel een overheidstaak is, waar je belastinggeld naartoe moet brengen. Mijn vraag is dan: hoe ziet zij de klassieke overheidstaken op dit vlak, de veiligheid? Tegelijkertijd hoor ik haar zeggen dat er veel te weinig politie is en dat de overlast zo erg is. Ik probeer dus even te bekijken waar zij heen wil.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik dacht dat ik een mooi opgebouwd verhaal had, maar kennelijk is het nog niet helemaal duidelijk bij de heer Van der Linde. Ik leg het dus met plezier nog een keer uit. Het gaat om de grens. Wanneer is het simpele overlast, waaraan je geen overheidsgeld wilt besteden maar die onderling kan worden opgelost of middels arbitrage, mediation of een buurman die wel wil inspringen en wil helpen? En wanneer ga je het zwaardere middel inzetten dat in dit initiatiefwetsvoorstel naar voren wordt gebracht? Daarop wil ik graag een antwoord hebben, omdat dat mij niet geheel duidelijk is en ik niet zou willen — en de heer Van der Linde ook niet — dat we van simpele burenoverlast te snel een overheidstaak maken, waar de overheid dus financieel in moet springen.
De heer Van der Linde (VVD):
Dan zou ik wel willen weten waar D66 die grens legt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb de initiatiefwet niet ingediend. Net als de Raad van State heb ik er vraagtekens bij. Daarom stel ik deze vraag ook. Ik wil dit vooral van de indieners weten. Ik ben van mening dat je, als het maar een keertje voorkomt of als er andere manieren zijn om het op te lossen, daartoe wel een poging moet doen. Als je dat niet doet, ga je al heel snel naar overheidsbemoeienis, wat geld kost. Dat zou de VVD ook niet moeten willen.
Ik kom op de mensenrechten. De Raad van State wijdt in zijn advies een volle pagina aan de mogelijkheid dat dit VVD-voorstel een inbreuk is op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op ongestoord eigendom. Ook ik heb zorgen op dit punt. Het slachtoffer van de overlast heeft natuurlijk zijn rechten, maar dat geldt net zo goed voor de veroorzaker. Nederland is een rechtsstaat en het is onze taak om daar vragen over te stellen. De motivering voor de last onder bestuursdwang zal dan ook aan hoge standaarden moeten voldoen. Hoe kader je ernstige hinder in? Wanneer weegt dat op tegen een inbreuk op fundamentele rechten op het gebied van persoonlijke levenssfeer en eigendom? Ik vind het nodig dat niet alleen in de toelichting, maar ook in de wettekst zelf terugkomt dat de hinder terugkerend is. Een enkel incident kan niet voldoende zijn voor last onder bestuursdwang. Om die reden heb ik samen met de heer Ronnes een amendement ingediend (34007, nr. 12).
Ik neem aan dat die nadere specificatie er snel zal zijn. Grotere gemeenten moeten voldoende juridische kennis en expertise in huis hebben om binnen de lijntjes van het EVRM te blijven. In kleinere gemeenten is daar vaak minder capaciteit voor aanwezig. Als je dat niet goed regelt, loop je risico's, net als bij het waarborgen van kinderrechten in decentralisaties. Hoe voorkom je deze risico's? Ik vraag de initiatiefnemers en de minister of het geen goed idee zou zijn om samen met de VNG een loket te creëren waar gemeenten terechtkunnen voor afstemming en begeleiding of voor een handreiking ter ondersteuning. Met zo'n loket of handreiking komen we tegemoet aan de zorg dat de bevoegdheid wel erg onbepaald is in verhouding tot de rechten die zij raakt. Op die manier stellen we zeker dat gemeenten die weinig met deze problematiek te maken hebben of onvoldoende expertise in huis hebben, gebruik kunnen maken van elders aanwezige expertise.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Ook ik begin met complimenten aan de initiatiefneemster namens de SP-fractie. Het is natuurlijk een compliment als je als Kamerlid in vak-K zit en een wetsvoorstel mag verdedigen.
Woonoverlast kan ingrijpend en hardnekkig zijn. Het kan de rust, het levensgeluk of de veiligheid van buurtbewoners flink verpesten. Het is daarom goed om te bekijken wat de overheid kan of zelfs moet doen om overlast aan te pakken.
Woningcorporaties hebben veel ervaring met de aanpak van overlast. Vaak kunnen problemen in de kiem worden gesmoord als hinderlijk gedrag in een vroeg stadium bespreekbaar wordt gemaakt. Daarom is het volgens de SP-fractie zo belangrijk dat corporaties de ruimte houden om te investeren in de leefbaarheid in de buurt, bijvoorbeeld door een buurtcoach of door bemiddeling. Is de initiatiefneemster dat met mij eens? Vindt zij het ook belangrijk dat woningcorporaties hiervoor voldoende middelen hebben? Vindt zij dat er op dit moment ook voldoende middelen zijn?
Als gesprekken, brieven of waarschuwingen niet het gewenste effect hebben, is er meer nodig. Dat ben ik met de initiatiefneemster eens. Het overgaan tot een ontbinding van de huurovereenkomst of een huisuitzetting zou wat ons betreft echt als allerlaatste mogelijkheid moeten worden gezien. Kan de initiatiefneemster dat bevestigen? Een tijdelijke uithuisplaatsing is ook vergaand, zeker als er kinderen bij betrokken zijn. Daarom is het goed dat de initiatiefneemster hieraan een termijn heeft verbonden. Een tijdelijk verbod kan helpen om een definitief huisverbod te voorkomen. De vraag is echter waar de dader en de eventuele kinderen in de tussentijd blijven. Hoe worden de dader en de kinderen begeleid? Graag krijg ik een reactie hierop.
Er bestaat een handreiking voor gemeenten om overlast te voorkomen en aan te pakken. Als het initiatiefwetsvoorstel wordt aangenomen, lijkt het mij van belang dat gemeenten worden gewezen op de nieuwe bevoegdheden van de burgemeester, zoals een gedragsaanwijzing. Het moet helder zijn dat een tijdelijk huisverbod of een uithuisplaatsing de allerlaatste mogelijkheden zijn en blijven. In dit verband heb ik een vraag aan onze adviseur, de minister. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat dit geregeld zal worden?
Als de nieuwe bevoegdheden van een burgemeester worden ingezet, hoelang duurt de procedure dan? Hoe ziet de praktijk van aanmelden eruit, als er overlast wordt geconstateerd? Net als bij de zogenaamde "treiteraanpak" uit Amsterdam, moet het slachtoffer van de overlast worden beschermd. Op welke manier is er steun en begeleiding van het slachtoffer bij het inzetten van een gedragsaanwijzing, zeker omdat een procedure maximaal acht weken kan duren? In die twee maanden kan veel gebeuren. Op welke manier wordt de dader begeleid of in de gaten gehouden tijdens en na de procedure? De overlast hoeft namelijk niet alleen in de woning plaats te vinden, maar kan ook op straat gebeuren. Wat gebeurt er dan?
Daarnaast doen woningcorporaties al veel. Maar wie spreekt huiseigenaren van koopwoningen aan op hun gedrag als dat de spuigaten uitloopt? Vindt de initiatiefneemster dat er voldoende manieren zijn om overlast bij koophuizen aan te pakken? Zo niet, wat is daar dan voor nodig? Indien er wel genoeg mogelijkheden zijn, ben ik wel benieuwd welke dat zijn en waarom dit wetsvoorstel niet uitgebreid wordt naar de koopsector. Het mag duidelijk zijn dat overlast een ingewikkeld probleem is. Mijn fractie is geneigd om positief naar dit initiatiefwetsvoorstel te kijken omdat er meer moet gebeuren. Wij vinden wel dat de maatregelen verregaand zijn en zullen daarom de praktijk blijven volgen. Mijn zorgen zitten nog bij de handhaving van een tijdelijk huisverbod, een muilkorfplicht of andere gedragsaanwijzingen. Mijn collega Kooiman heeft eerder gewezen op de uitspraak van de minister van Veiligheid en Justitie dat de politie er geen nieuwe taken bij zou moeten krijgen. Wanneer de burgemeester er nieuwe taken bij krijgt, krijgt de politie er toch ook nieuwe taken bij, in dit geval handhaving? Kan worden gegarandeerd dat de politie, ondanks een capaciteitsvermindering van 2.000 fte, het handhaven van gedragsaanwijzingen erbij kan hebben? De initiatiefnemer spreekt ook over het inzetten van boa's bij handhaving in het geval van escalatie. Is dat niet eerder een taak voor de wijkagent?
Wij kijken met een positieve blik naar dit wetsvoorstel, maar wij zijn wel benieuwd naar de antwoorden op de gestelde vragen. Ik wens de initiatiefnemer succes met het voorbereiden van die antwoorden.
De voorzitter:
De boa is de bijzondere opsporingsambtenaar. Wij hebben een vrij lege publieke tribune, maar wij houden er toch altijd rekening mee dat veel mensen met ons meekijken.
Ik geef het woord aan de heer Recourt namens de SP-fractie.
De heer Recourt (PvdA):
De PvdA-fractie.
De voorzitter:
Pardon, namens de PvdA-fractie. Ik was nog bij de vorige spreker.
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Ik wil graag aansluiten bij de vragen van de kant van D66. Mevrouw Koşer Kaya zie ik even niet.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya heeft een andere verplichting.
De heer Recourt (PvdA):
Het wetsvoorstel is volgens mij bedoeld voor situaties waarin men de redelijkheid voorbij is, als buurtbemiddeling niet meer werkt. Dan kom je bij woonoverlast. Dat is een veel voorkomend en vaak hardnekkig probleem in het leven van mensen. Het kan het leven van mensen grondig verpesten. Dat is al jarenlang bekend en al jarenlang worden er pogingen gedaan om dit aan te pakken. In 2009 schreef mijn collega Attje Kuiken er nog een nota over. De wetgeving is in de loop der jaren ook aangevuld tot een hele gereedschapskist met instrumenten waar de autoriteiten uit kunnen putten als zij het probleem van woonoverlast willen aanpakken.
Toch is dat niet genoeg. Er ontbreken instrumenten die tussen de meer zachte en soms ook wat vrijblijvende aanpak zitten — ik had het daar net over; daar moet je mee beginnen — en de juist te harde aanpak. Natuurlijk moeten buren er eerst zelf uit proberen te komen. Er moet worden opgeschaald naar vormen van bemiddeling via de wijkagent en waarschuwingen voordat zwaardere instrumenten zoals het opzeggen van het huurcontract en het definitief uit huis zetten worden gebruikt. Vanwege de drastische gevolgen en de daarmee samenhangende haken en ogen komt het definitief sluiten van een woning op basis van de wet Victoria eigenlijk niet voor. Ook het onteigenen vanwege woonoverlast is een te drastische maatregel en juridisch te moeilijk. Dan heb ik het over de wet Victor. Zoals de initiatiefnemers het zeggen: het de-escalatiemodel is nog niet compleet. Daar is mijn fractie het mee eens, vooropgesteld uiteraard dat al die maatregelen op basis van proportionaliteit gebruikt worden.
Gelukkig begrijpen de initiatiefnemers zelf dat hun voorstellen niet meer zijn dan een aanvulling van de bestaande gereedschapskist met instrumenten. Woonoverlast zal er niet door verdwijnen. Wat mij betreft is het wel een zinvolle aanvulling. Het is goed dat dit wetsvoorstel nu zal voorzien in twee middelen die ingezet kunnen worden als lichtere middelen niet meer helpen. Deze twee middelen, de gedragsaanwijzing en het tijdelijk huisverbod, kunnen helpen bij het voorkomen van verdere escalatie van de overlast en een verdere opschaling naar zwaardere middelen. Bovendien vind ik het een sterk punt dat met de inzet van deze middelen het niet langer de slachtoffers zijn die tegen de overlastgever moeten worden beschermd, aangepakt of wat dan ook, maar dat de overlastgever zelf wordt aangepakt, in dit geval door de burgemeester. Het mag dan ook duidelijk zijn dat de Partij van de Arbeid voorstander is van deze wet, maar mijn fractie heeft nog wel een aantal vragen om scherper te krijgen hoe de initiatiefnemer de werking van de wet ziet.
Ik maak me er een beetje zorgen over dat burgemeesters meer taken en bevoegdheden krijgen om woonoverlast aan te pakken, maar ik weet dat ze dat zelf ook graag willen, want Van der Laan en Aboutaleb hebben hierom gevraagd. Maar wat is de rol van die andere partners nu? Bestaat het gevaar niet dat die achterover gaan leunen en alleen maar naar de burgemeester kijken, met de vraag of die actie wil ondernemen als er woonoverlast is? Aedes is, zoals we hebben gezien, een fervent voorstander van dit wetsvoorstel maar die organisatie is dat wellicht omdat het de corporaties een beetje in de luwte zet. Kortom: hoe laten we alle relevante spelers wel hun werk doen en hun mogelijkheden aanwenden om die overlast te voorkomen? Dit vraag ik zowel aan de indiener als aan de minister.
Verder wijst de initiatiefnemer erop dat deze wet geen onderscheid maakt tussen huurders en woningeigenaren. Juridisch gezien is dat natuurlijk zo, maar is de praktijk straks niet anders? Zo kunnen huurders gemakkelijker dan eigenaren uit hun huis gezet worden. Het huurrecht gaat natuurlijk niet op voor kopers — daar wijst de initiatiefnemer zelf ook op — maar betekent dat dan toch niet dat de initiatiefwet meer op de eigenaren van huurwoningen is gericht dan op kopers? Wanneer kan die sterkere stok achter de deur van het opzeggen van de huur ingezet worden? Hoe ziet de initiatiefnemer de volgorde tussen de gedragsaanwijzing en het opzeggen van de huur? Gaan de burgemeester en de woningbouwcorporaties straks afstemmen wat de beste aanpak is of gaan ze langs elkaar heen werken?
In 2013 heeft mijn collega Marcouch een voorstel gedaan om overlastplegers tijdelijk uit hun huis te zetten. Daarna werd deze initiatiefwet ingediend, toen nog op naam van de heer Dijkhoff, de huidige staatssecretaris. Het leek mijn collega toen niet meer voor de hand liggen om een tweede initiatiefwet te maken over woonoverlast. In de schriftelijke vragenronde heeft mijn fractie daarom dat voorstel van collega Marcouch neergelegd. Ik ben de initiatiefnemer zeer erkentelijk dat dit voorstel bij nota van wijziging in het wetsvoorstel is opgenomen. Bij de uitwerking van zijn plan stuitte mijn collega destijds echter wel op weerstand. Bij woonoverlast zou met een uithuisplaatsing een te zwaar middel worden ingezet. Bij huiselijk geweld was dit in het kader van het recht op eigendom en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wel toegestaan, maar bij een geval van woonoverlast stuitte hij telkens op bezwaren vanwege de botsing van deze grondrechten. Hij was toen al van mening dat met een tijdelijk huisverbod juist een definitief huisverbod voorkomen kon worden en dat het daarmee dus wel degelijk een proportioneel middel is. Hoe zien de initiatiefnemer en de minister dit? Ik vind het van belang om dat te weten, omdat ook dit deel van het voorstel niet langs de Raad van State is geweest.
Ik begrijp dat de burgemeester de nieuwe bevoegdheden alleen krijgt als de gemeenteraad dat wil en er een verordening is waarin staat welke aanwijzingen de burgemeester in welke omstandigheden kan geven. Dat lokale maatwerk lijkt mij goed, maar woonoverlast komt overal voor. Hoe denkt de initiatiefnemer en de minister over een modelverordening die gemeenten helpt bij het afbakenen van de nieuwe maatregelen? Kan de minister daar met de VNG over in overleg treden?
Ten slotte. Veel van de overlast wordt veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het geven van een gedragsaanwijzing zal dan vaak niet werken. De initiatiefnemer wijst er weliswaar op dat de gedragsaanwijzing een gebod kan inhouden om psychische hulp te aanvaarden, maar dat gaat niet werken voor iemand die vanwege zijn psychische gesteldheid zo'n aanwijzing niet eens begrijpt of kan uitvoeren. Welke oplossing of oplossingen zien de initiatiefnemer en de minister voor dit soort problemen?
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer in eerste termijn. Op enig moment — dat zal niet al te lang duren — zal de tweede termijn worden ingepland.
Ik dank van harte de initiatiefnemer, de adviseur en de leden.
De vergadering wordt van 17.27 uur tot 18.31 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-108-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.