3 Vragenuur: Vragen Van Raak

Vragen van het lid Van Raak aan de minister voor Wonen en Rijksdienst en waarnemend minister van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over bijbanen in provincies. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Bestuurder zijn in een provincie is een heel drukke baan. Daar staat ook een heel hoge vergoeding tegenover. Gedeputeerden krijgen ongeveer een ton, commissarissen om en nabij de anderhalve ton. De meeste provinciale bestuurders hebben het er ontzettend druk mee, maar sommigen niet. Sommigen hebben het helemaal niet druk. Sommigen vervelen zich en hebben heel veel tijd over voor allerlei duurbetaalde bijbanen. Ik noem als voorbeeld gedeputeerde Markink in Gelderland, die naast zijn ton als gedeputeerde in 2013 ook nog een extra ton binnenhaalde aan bijbanen, bijvoorbeeld bij een groot veevoerbedrijf, bij twee onderwijsinstellingen en bij een accountancy organisatie. De verschillen tussen provincies zijn groot, want terwijl in Gelderland flink wordt bijgeklust, hebben ze in Overijssel afgesproken om dat niet te doen. Ook individueel zijn er verschillen. Sommige bestuurders die bijverdienen, storten dat in de kas van de provincie en sommige bestuurders houden het geld zelf. 

Volgende week zijn de verkiezingen voor de Provinciale Staten, dus vraag ik de minister of wij vandaag een norm kunnen stellen. Kunnen wij hier, vandaag, uitspreken dat bestuurder zijn in de provincie een serieuze baan, een drukke baan is, met een bijzonder hoge vergoeding? En kunnen wij hier uitspreken dat iemand die commissaris of gedeputeerde is, niet nog allerlei bijbanen moet hebben, niet nog allerlei extra gelden moet binnenhalen, al is het maar om belangenverstrengeling te voorkomen? Is de minister bereid om hier die norm met ons af te spreken? 

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Van Raak vraagt naar een norm voor nevenfuncties van provinciebestuurders. De wet heeft normen vastgelegd voor nevenfuncties van provinciebestuurders, namelijk dat zij moeten worden voorgelegd aan Provinciale Staten en dat zij openbaar moeten zijn. Ook moet voor de inkomsten uit die functies dezelfde manier van verrekenen plaatsvinden als bij neveninkomsten van Kamerleden. Het eerste stuk wordt niet in mindering gebracht, boven de 14% van het hoofdinkomen wordt de helft teruggestort. Binnen die wettelijke normen is het dus vervolgens aan Provinciale Staten om te beoordelen hoeveel ruimte er wordt gegeven aan de Commissaris van de Koning of aan gedeputeerden om daadwerkelijk nevenfuncties te vervullen. 

De heer Van Raak (SP):

Het klopt dat er allerlei wetten en regels zijn, maar de verschillen zijn wel heel groot. In Gelderland wordt er flink bijgeklust en bijverdiend, maar in Overijssel niet. Zo zijn er ook andere verschillen. In Limburg hebben de bestuurders 22 bijbanen en in sommige provincies 0. En ook individueel gaan bestuurders daar anders mee om. Wat mij ook altijd opvalt, is dat als zij voor een bijbaan kiezen, er dan vaak gezegd wordt dat zij dat doen om contact te houden met de samenleving en om met de voeten in de modder te staan. Kan de minister uitleggen waarom dat dan nooit een baan is bij de thuiszorg, op een vmbo of in de plantsoenendienst? Waarom zijn dat altijd toezichthoudende banen, banen bij lobbyclubs, grote bedrijven, waar grote bedragen worden verdiend? 

Is de minister het ook met mij eens dat als een gedeputeerde heel veel geld van bijvoorbeeld een veevoederbedrijf krijgt, terwijl de provincie ook over boeren en landbouw gaat, dat ook heel gevoelig ligt? Is de minister dus bereid om te zeggen dat het beter is dat provinciale bestuurders geen bijbanen hebben, omdat provinciale bestuurder zijn al een baan is? Of zegt de minister: dat laat ik over aan de Provinciale Staten, dat laat ik over aan de kiezers? Dan moet men ook kiezen voor een partij die bijvoorbeeld meer dan de helft van de vergoedingen afstaat. Dan moet de minister zeggen: als u een goede norm wilt, dan moeten de kiezers volgende week woensdag op de SP stemmen, want dan weten ze zeker dat er goed met het geld wordt omgegaan? 

Minister Blok:

Tot zover de Zendtijd voor Politieke Partijen. Nederland is een rechtsstaat, waarin de wet bepaalt wat wel en wat niet is toegestaan. In het geval van mensen die een politiek ambt bekleden is er bij Kamerleden en provinciebestuurders in tegenstelling tot ministers niet voor gekozen om dat in de wet te verbieden, maar om een aantal normen vast te leggen. Transparantie is een van die normen. Een provinciebestuurder moet het voorleggen aan de Provinciale Staten. Voor de inkomsten zijn verrekeningsnormen afgesproken. Dat dat kan leiden tot verschillen per provincie volgt uit het wettelijke systeem waarvoor is gekozen. Het kan namelijk heel goed zijn dat de Provinciale Staten in de ene provincie de afweging maken dat het per saldo goed is als er een aantal nevenfuncties zijn, omdat dat wellicht leidt tot ervaringen in delen van de samenleving waarmee je ook als provinciebestuur veel te maken hebt. Het kan ook zijn dat een andere provincie dat juist niet goed vindt. Dan bieden Provinciale Staten daar in hun controlerende rol geen ruimte voor. Dat is eigen aan de werking van de provinciale democratie. 

De heer Van Raak (SP):

Ik heb de minister goed gehoord. Hij heeft een duidelijke boodschap afgegeven. Hij zegt dat het een politieke afweging is hoe er met bijverdiensten wordt omgegaan. Ik ben het met hem eens. Het is dus een politieke afweging die gemaakt zal moeten worden. De mensen hebben een keuze, want een SP'er zal er anders mee omgaan dan een VVD'er. 

Minister Blok:

De heer Van Raak formuleert het zo dat hoe wordt omgegaan met bijverdiensten een puur politieke afweging is. Ik had juist aangegeven in antwoord op zijn eerste vraag dat hiervoor wettelijke normen bestaan. Het überhaupt hebben van bijverdiensten is niet verboden, niet voor Kamerleden en niet voor provinciebestuurders. Als het gaat om provinciebestuurders is het wel zo dat Provinciale Staten als lokale democratie daarop toezicht uitoefent en daarover een oordeel kan uitspreken. 

De heer Schouw (D66):

Minister Blok legt heel duidelijk uit hoe de wet in elkaar zit, wat de criteria zijn en wat de eigen verantwoordelijkheid is van decentrale overheden. Aan de andere kant hebben we hier als politiek te maken met het aspect van politieke integriteit en zien we dat er in de provincies toch wel heel erg veel wordt bijverdiend. Wil de minister dit punt toch nog een keer agenderen in het IPO, opdat het niet de spuigaten gaat uitlopen in de toekomst? Is de minister hiertoe bereid? 

Minister Blok:

Ik vind dat we zorgvuldig moeten zijn in de rolverdeling tussen provinciale democratie en wij als Tweede Kamer. In de provinciale democratie zullen dezelfde vragen worden gesteld als die de heer Schouw stelt. Is het zorgvuldig om nevenfuncties te hebben. Past dit type nevenfuncties? Juist de verschillen tussen de provincies geven aan dat er echt wel een provinciaal debat over deze kwestie wordt gevoerd. Wij kennen daar ook voorbeelden van uit de publiciteit. Ik vind het ver gaan om dan als landelijke overheid te zeggen: beste provinciale democratie, wij willen u nog eens wijzen op uw verantwoordelijkheid. Ik ben er van overtuigd dat die provinciale democratie haar werk goed doet en ook kritisch zal reageren als dat nodig is; ze heeft daar ook de instrumenten voor. 

De heer Klein (Klein):

De minister geeft aan dat de democratie op provinciaal niveau haar werk zou moeten doen. Is het echter niet zo dat, zoals de vragensteller net al aangaf, de baan van gedeputeerde een onvoldoende serieuze baan is, omdat je er nog zo veel bijbanen naast kunt hebben? Is dit niet veel meer een teken en zou het niet veel zinniger zijn om de provincies op te heffen? 

Minister Blok:

Hier volgt een voorstel voor een drastische staatskundige ingreep. Dit is geen voornemen dat het kabinet op dit moment heeft. Het lijkt mij ook een discussie van een hele andere orde dan de vraag welke ruimte er is voor nevenfuncties van provinciebestuurders, Kamerleden of andere mensen met een openbare functie. 

De voorzitter:

Mijnheer Klein, tweede vraag. 

De heer Klein (Klein):

Hoe beoordeelt de minister de opmerkingen van de VVD-gedeputeerde Markink, die zegt dat hij zijn werk alleen maar goed kan doen op het moment dat hij binding heeft en dat hij alleen maar binding kan krijgen op het moment dat hij bijbanen heeft? Blijkbaar heeft hij veel te veel tijd en kan er in feite worden gezegd: houd er maar mee op! 

Minister Blok:

Ik vind dit ter beoordeling aan de Provinciale Staten van, in dit geval, Gelderland. Zij zijn degenen die de gedeputeerden op hun functioneren controleren, op het al dan niet hebben van nevenfuncties en op het passend zijn daarvan. Ik ben ervan overtuigd dat de Provinciale Staten van Gelderland die functie uitoefenen. Het is niet aan mij als minister om over hun hoofd heen daarover een oordeel uit te spreken. 

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. 

Het woord is aan de heer Hoogland. 

Naar boven