8 Begroting Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2015 ( 34000-XVIII ).

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister voor Wonen en Rijksdienst op vragen, gesteld in eerste termijn. 

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering. 

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

Ik heet de minister ten tweeden male vandaag van harte welkom in ons midden voor zijn beantwoording. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Minister Blok:

Voorzitter. 

De voorzitter:

Dit is wel heel snel. Ik zie mijnheer Verhoeven van D66 bij de microfoon voor een interruptie. Mijnheer Verhoeven, ik denk dat u hiermee de records wel breekt. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik denk dat het tegenvalt, want het is geen interruptie. Het is een punt van orde. 

De voorzitter:

Dat gaat altijd voor, als het een echt punt van orde is. 

De heer Verhoeven (D66):

Het is een echt punt van orde. Vanochtend hebben we groots in alle media een voorstel van PvdA en VVD gezien. Vervolgens hebben we hierover gedebatteerd en bleef er nog heel veel onduidelijkheid over. De heren van de PvdA en de VVD beloofden om een plan te presenteren en dat aan de collega-woordvoerders te geven. Dat is gebeurd; zij zijn een aantal woordvoerders afgegaan. Toen bleek het alleen opeens een heel klein plan te zijn: één A4'tje, zonder één getal erin. We hebben het echter over een plan dat de wachtlijsten moet wegwerken, dat de doorstroming op gang moet brengen, dat de nieuwbouw moet aanjagen en dat de hele woningmarkt weer nieuw leven zou moeten inblazen. Dat is althans datgene wat beloofd is. Ik vraag me dan af: gaat het over 100 miljoen of 500 miljoen? Wij zouden graag, voordat de tweede termijn van de Kamer begint, de financiële onderbouwing van beide partijen krijgen. Anders weten we totaal niet waarover we eigenlijk praten. Dat is dus mijn verzoek, als een punt van orde. 

De voorzitter:

De minister kan daar niet zo veel op zeggen; dat kunnen hooguit de collegae doen die worden aangesproken. Misschien is het handig om hen meteen aan het woord te laten, of willen anderen eerst nog iets zeggen? 

De heer Fritsma (PVV):

Ik steun het verzoek, want die duidelijkheid is gewenst. Het verbaast me overigens dat de partijen van het woonakkoord kennelijk niet meer samen optrekken. Maar goed, daar kunnen we het misschien later over hebben. Ik ontvang graag een onderbouwing en zie graag dat het plan aan alle woordvoerders wordt voorgelegd. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat alle anderen die ik bij de interruptiemicrofoon zie staan in gelijke bewoordingen hetzelfde gaan zeggen. Dat kunnen we dus overslaan. De vraag aan de vertegenwoordigers van de genoemde partijen is om er al dan niet iets op terug te zeggen. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik vraag mij in gemoede af of dit echt een punt van orde is. Wij stellen een structuurmaatregel voor. Dat is iets wat de markt moet oppakken. Je kunt dan wel gaan rekenen, maar ik zie niet zo erg waarom. Ik ben er meer voor dat de minister eerst zijn zienswijze geeft en dat wij dan na de eerste termijn even bekijken of er nadere stappen gewenst zijn. Maar dat wordt een inhoudelijk debat over cijfers die wij niet hebben, omdat de markt het moet gaan oppikken. 

De voorzitter:

Ik heb het beschouwd als een punt van orde omdat het een verzoek is aan enkele Kamerleden om iets wat zij kennelijk vanochtend hebben aangekondigd — ik was er niet bij — nader te preciseren. 

De heer Monasch (PvdA):

We zijn zelfs verder gegaan dan het verzoek van vanochtend. We hebben er een handelingsperspectief bij geleverd, namelijk twee moties. Daarin geven we aan hoe we het graag georganiseerd zouden zien. Het ministerie zal daar verder een initiatief in nemen. Dit is wat de Kamer vandaag van ons krijgt: een helder plan op papier, met twee moties die wij willen indienen. Dat zijn wat ons betreft de twee voorstellen. Onze inbreng op die twee punten is de kern van het voorstel. 

De voorzitter:

Dit is het, en daar moeten ze het dus mee doen. Zullen we het daarbij laten? Nou, heel kort dan, mevrouw Karabulut. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Moeten wij dan constateren dat de grote woorden van vanochtend, namelijk dat er investeringsruimte zou komen, dat de stagnatie op de woningmarkt doorbroken zou worden, dat er betaalbare huurwoningen gebouwd zouden worden en dat de wachtlijsten weggewerkt zouden worden allemaal loze woorden waren? Worden we hier afgewimpeld met twee vage moties? 

De voorzitter:

U stelt een vraag. U praat tegen mij, dus ik zal er maar antwoord op geven. Daar moet u het voorlopig mee doen. Misschien kunt u er in tweede termijn nog iets over zeggen en iets van vinden. Het lijkt me niet iets om nu dieper op in te gaan. Ik wil graag de minister het woord geven. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter? 

De voorzitter:

Nee, ik was helder, ik stel voor dat de minister het woord neemt en dat u er in tweede termijn eventueel iets over zegt. 

De heer Verhoeven (D66):

Het lijkt me prima om de minister het woord te geven. Ik heb ook zelf voorgesteld om daar eerst naar te luisteren, maar het is in mijn ogen te gek voor woorden dat als je met zo'n grote structuurmaatregel ... 

De voorzitter:

Sorry, nu gaat u dat inhoudelijke debat voeren. 

De heer Verhoeven (D66):

… en er dan geen enkel getal bij wil leveren. Dat is eigenlijk een schoffering van de Kamer … 

De voorzitter:

U moet niet doorpraten. 

De heer Verhoeven (D66):

… en dat vind ik ernstig. En u ook. U zou dat ook ernstig moeten vinden, voorzitter. Er wordt hier een A4'tje … 

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven, nu moet u even goed luisteren. Ik ga hier over de orde. Ik heb gezegd dat u uw punt uitvoerig hebt kunnen maken. Dat is nu gebeurd. U praat gewoon door me heen als ik probeer om de orde handhaven. Dat moet u niet doen. Daarmee bent u in elk geval bij mij aan het verkeerde adres. Ik geef het woord aan de minister. U kunt daar in tweede termijn van alles van vinden. U mag er zo fel tegen van leer trekken als u maar wilt. Daar zal ik u alle ruimte voor geven, althans binnen de tijd die daar nog voor staat. Ik geef nu echter het woord aan de minister. 

Minister Blok:

Voorzitter, dank u wel. Hoewel dit debat een beetje tumultueus is begonnen, had ik me voorgenomen om te beginnen met de constatering dat ik in de inbrengen toch een aantal overeenkomsten hoorde. Velen hebben geconstateerd dat er op de woningmarkt en in de bouwwereld toch echt bewegingen de goede kant op aan het ontstaan zijn. Ik wilde ook constateren dat we het het afgelopen jaar natuurlijk vaak over dingen oneens zijn geweest, maar dat we soms ook wetgeving unaniem met elkaar hebben kunnen aannemen. Ik denk aan de Leegstandswet en aan de aanpak van huisjesmelkerij. We zijn met de woonakkoordpartijen heel goed opgetrokken bij grote hervormingen. Ik denk dat iedereen zich nog kan herinneren dat er nog al wat somberaars waren die op dat moment riepen: het wordt niets en het zal ook nooit wat worden. Gelukkig kunnen we constateren dat we, doordat we toch met een aantal partijen goede zaken hebben kunnen doen, wel duidelijkheid hebben kunnen creëren. Naast de algemene ontwikkeling van de lage rente, heeft dat zeker bijgedragen aan het herstel dat we nu gelukkig beginnen te zien in de woningmarkt en in de bouwwereld. We zijn nog niet waar we moeten zijn, maar het beweegt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil de minister toch direct de vraag stellen welke boogde effecten van de maatregelen, zoals de doorstroming, de bouwproductie en de bouwvakkers aan het werk, hij dan ziet. Welk effect heeft zijn woonakkoord nu gehad de afgelopen periode? 

Minister Blok:

We hebben maanden gehad waarin het aantal verkooptransacties tussen de 30% en 40% hoger lag dan in het jaar ervoor. Achter die verkooptransacties gaan de banen van de behanger, de stoffeerder, het installatiebedrijf en het verhuisbedrijf schuil. Ook als we politiek van mening verschillen, moeten we toch met elkaar constateren dat er een goede ontwikkeling is? Wat betreft de hoogte van de hypotheekschulden: mevrouw Karabulut en ik verschillen met elkaar van mening over de precieze aanpak van de koopwoningmarkt. Maar wij kunnen toch met elkaar constateren dat het goed is dat er nu weer een cultuur is ontstaan waarin mensen ook aflossen en een zo hoog mogelijke schuld niet meer het doel is? Wat betreft de interesse van investeerders om weer eens te investeren in de Nederlandse woningmarkt: wij hebben jaren gehad waarin de grote Nederlandse pensioenfondsen enthousiast investeerden in huurwoningen in heel verre landen. Inmiddels zijn ze weer hartstikke geïnteresseerd om te investeren in Nederland. Ze zijn niet alleen geïnteresseerd, ik heb inmiddels mooie panden mogen openen, bijvoorbeeld verbouwde kantoorpanden waar nu mooie appartementen in zitten. Ik ben recentelijk naar een grote vastgoedbeurs in München gegaan, waar ik echt werd bestormd door grote nette buitenlandse beleggers die heel graag wilden investeren in Nederlandse huurwoningen. Dat is goed voor de Nederlandse economie. Als buitenlandse beleggers zeggen dat zij in ons land willen investeren, dan betekent dat toch dat Nederlandse bouwvakkers daar werk door krijgen? Ook als wij politiek van mening verschillen, kunnen wij daar toch met z'n allen gelukkig over zijn? Het is niet zo dat wij klaar zijn, maar die ontwikkelingen zijn wel goed. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker. Er zijn heel kleine lichtpuntjes, maar het woonakkoord beoogde weer meer betaalbare woningen te krijgen voor mensen met lage inkomens en de doorstroming en bouwproductie op gang te brengen. Wat die bouwproductie betreft: 70.000 mensen hebben hun baan verloren. Als het zo doorgaat verliezen komend jaar nog eens 10.000 bouwvakkers hun baan. Als wij kijken naar de betaalbaarheid, dan zien wij dat meer dan een miljoen eigenaar-bewoners hun hypotheeklasten niet kunnen meer betalen. Excuses, ik bedoel: meer dan 100.000 mensen. Dat is al erg genoeg. Als wij kijken naar de huren, dan zien wij een huurstijging van meer dan 9% in twee jaar tijd. 725.000 mensen kunnen na aftrek van hun woonlasten, hun vaste lasten — eten et cetera — niet meer betalen. Dat kan de minister toch niet als beoogd effect van het woonakkoord beschouwen? Dan moet hij toch ook constateren dat daar een gigantisch probleem ligt? 

Minister Blok:

Het eerste punt dat mevrouw Karabulut noemde, is de doorstroming. Het aantal transacties ligt tussen de 30% en 40% hoger dan een jaar geleden. Dat is gigantisch! Dat is toch doorstroom? Ik heb van mevrouw Karabulut en anderen veel vragen gekregen over de betaalbaarheid en terecht. De heer Verhoeven en anderen hebben veel vragen gesteld over het restschuldprobleem. Dat is ook een belangrijk onderwerp. Daar zal ik ook op ingaan. Ik heb ook gezegd: wij zijn niet klaar. Maar wij staan er toch echt beter voor dan een jaar geleden. 

In de andere belangrijke poot die vandaag aan de orde is, de rijksdienst, zijn heel belangrijke stappen gemaakt. Soms zijn die heel zichtbaar, bijvoorbeeld omdat ik een advertentie moet plaatsen omdat er een aantal kantoorpanden leeg zijn gekomen en beschikbaar zijn voor een andere bestemming. Soms zijn ze wat minder zichtbaar, omdat wij het aantal datacentra van de overheid terugbrengen van 68 tot 4. Ook op dat gebied hebben wij belangrijke slagen kunnen maken. Ik zal de beantwoording indelen aan de hand van de vragen gesteld over de woningmarkt met betrekking tot de huur, vervolgens de koop, vervolgens de bouw en de energiebesparing. Daarna behandel ik het blok rijksdienst. 

De voorzitter:

Ik stel de collegae uit efficiencyoverwegingen het volgende voor. U kunt interrumperen zo veel u wilt. Nou, dat is misschien een beetje te. Ik stel voor om die blokjes eventjes af te wachten en iedere keer aan het end van een blokje te interrumperen. Ik stel vast dat u zich daarin kunt vinden. 

Minister Blok:

Er is op de woningmarkt al heel veel in beweging gezet. Ik vind het van belang om niet voortdurend met beleidswijzigingen te komen, maar ik vind ook niet dat er helemaal niks meer moet gebeuren, omdat er terreinen zijn waarop wij het leven nog net een tandje makkelijker kunnen maken. Zo kom ik op de huurwoningmarkt het komend jaar, in eendrachtige samenwerking met de ChristenUnie, naar ik aanneem, met een wetsvoorstel om tijdelijke huurcontracten mogelijk te gaan maken voor een deel van de huurmarkt om daarmee doorstroming te bevorderen. Ik heb net een Algemene Maatregel van Bestuur bij de Kamer voorgehangen om het woningwaarderingsstelsel te vereenvoudigen en deels te baseren op de WOZ-waarde. Zoals de Kamer weet, trappel ik van ambitie om de wijziging van de Woningwet met de Kamer te behandelen nadat morgen de uitslag van de parlementaire enquêtecommissie bekend geworden is. 

Ik kom nu bij de gestelde vragen en de gedane voorstellen. Een onderwerp dat vandaag in het debat veel aandacht trok, betreft het plan van de heer Van der Linde en de heer Monasch. Dat plan is inderdaad beknopt — inmiddels heb ik van hen een A4'tje gekregen waarop enkele getallen staan: 30 jaar en €600 — maar ik kan er wel een richting, een ambitie uit destilleren, die ik kan delen. De ene poot is erop gericht om een impuls te geven aan het ombouwen van leegstaande kantoren voor huisvesting op locaties die zeer geschikt zijn voor huisvesting. Ik neem aan dat het ook kan gaan om leegstaande ziekenhuizen of verpleeghuizen, in ieder geval gebouwen die hun oude functie niet meer hebben. Wij hebben al een impuls gecreëerd voor de ombouw naar sociale huur via een vermindering van de verhuurdersheffing. Ik lees het plan zo dat er ook een impuls voor de vrije huur moet worden gecreëerd via het mogelijk maken van regelvrije verbouw. 

De andere poot van het plan richt zich op het volgende. De woningcorporaties hebben de laatste jaren vooral duurdere woningen gebouwd, zelfs gemiddeld boven de liberalisatiegrens, terwijl wij constateren dat er veel vraag is naar betaalbare woningen. Daarom vragen de heren Van der Linde en Monasch zich af of het niet mogelijk is om voor die categorie woningen een vrijstelling of een verlichting van de verhuurdersheffing te introduceren, voor zover het echt gaat om betaalbare en bovendien energiezuinige nieuwbouwwoningen. Dat heeft natuurlijk een aantal consequenties. Ik begrijp dan ook de vragen die gesteld werden door de heer Verhoeven, mevrouw Schouten en de heer Bisschop. Over die vragen — kan het een waterbedeffect hebben?; kan het effect hebben op krimpregio's? — wil ik mij serieus buigen. Natuurlijk ben ik altijd gebonden aan budgettaire neutraliteit. Ik vind het de moeite waard om die berekeningen te maken en die met de Kamer te delen. Dan moeten wij inderdaad wel de randvoorwaarden goed met elkaar verkennen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Hoor ik de minister zeggen dat hij de consequenties van de een uurtje geleden gepresenteerde voorstellen eerst wil doorrekenen voordat hij zich daarover een oordeel kan vormen? 

Minister Blok:

Het lijkt mij logisch dat wij de consequenties doorrekenen. Ik gaf al aan dat ik de gekozen richting sympathiek vind, maar dat ik eerst de precieze consequenties wil doorrekenen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Op welke termijn zullen die doorrekeningen er zijn? Wij hebben zelfs al conceptmoties gekregen van de genoemde heren, maar als ik de minister goed begrijp, kunnen wij over die moties helemaal niet stemmen omdat wij de consequenties van de plannen niet goed in kaart hebben. Kan de minister daar iets meer duidelijkheid over geven? 

Minister Blok:

Mevrouw Schouten moet zelf afwegen of zij over moties kan stemmen. Ik denk dat de berekeningen er pas begin volgend jaar zullen zijn. 

De heer Bisschop (SGP):

Als er dan toch enige tijd besteed wordt aan het financieel doorakkeren van dit plan, is het misschien goed om ook even naar de juridische complicaties te kijken. Het plan zou kunnen leiden tot aanpassingen in een wetsvoorstel. Het zou eveneens kunnen betekenen dat de Raad van State daar in een advies kanttekeningen bij plaatst. Ik stel voor om ook dat traject erbij te betrekken. 

Minister Blok:

Het plan heeft zeker niet alleen financiële consequenties. Ik noemde al de gevolgen voor de krimpgebieden en het waterbedeffect. Die zaken zal ik meenemen. Ik stel een tweeslag voor: eerst brengen wij een en ander in kaart en vervolgens kunnen wij met die kennis een stap in de richting van wetgeving maken. De Raad van State komt dan vanzelf in beeld. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik kan mij ook voorstellen dat er in de fase van de verkenning alvast over nagedacht wordt in hoeverre dat noodzakelijk is en wat wij op dit punt kunnen verwachten, zodat het vervolgtraject helder en duidelijk in beeld is. Dat betekent naar mijn idee wel — ik vraag mij af of de minister dat deelt — dat zal worden aanbevolen om de beide moties aan te houden. 

Minister Blok:

Ik ken die moties nog niet. Zodra ik ze zie, zal ik er een advies over geven. 

Mevrouw Karabulut heeft niet alleen in een interruptie, maar ook in haar betoog veel vragen gesteld over het aanbod en de betaalbaarheid van sociale huurwoningen. Laat ik vooropstellen dat ik het een heel groot goed vind van de Nederlandse volkshuisvesting dat er een groot aanbod is van kwalitatief zeer goede sociale huurwoningen. Ik vind het ook echt mijn taak — dat staat inderdaad ook in de Grondwet — om ervoor te zorgen dat dat zo blijft. Ik ben echter niet van mening dat die taak om te zorgen dat dat zo blijft, betekent dat er niets moet gebeuren, want er is wel degelijk heel veel mis op de huurmarkt. Die zit namelijk verstopt, die zit heel ernstig verstopt. Terwijl Nederland aan de ene kant de grootste voorraad sociale huurwoningen, althans procentsgewijs, ter wereld heeft, hebben we aan de andere kant in een aantal grote steden te maken met heel lange wachttijden. Dan doen we dus echt iets niet goed. 

We weten ook wat we het niet goed doen, omdat van die voorraad sociale huurwoningen, zo'n 2,5 miljoen, er zo'n 700.000 worden bewoond door mensen met een inkomen waarmee ze, als ze zich vandaag zouden melden voor een sociale huurwoning, geen toewijzing zouden krijgen. Er zou dan gezegd worden: u hebt voldoende inkomen om uzelf te redden op de woningmarkt. Als we deze mensen, in ieder geval voor een deel, in beweging zouden kunnen krijgen om plaats te maken voor mensen aan het begin van hun loopbaan en voor mensen met een beperkt inkomen, dan krijgen we die huurmarkt in beweging en dan zorgen we ervoor dat ook de startende agent of de verpleegkundige die in het centrum van Amsterdam wil wonen, omdat hij daar in de buurt werkt, daar een reële kans op heeft. Dat is nu niet zo. Als we niet bereid zijn om dat probleem aan te pakken, dan blijft de situatie zoals die is. Dat kan ik als minister niet accepteren en dat is ook de reden voor bijvoorbeeld de maatregel van de inkomensafhankelijke huurverhoging. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, volgens mij zouden we de blokjes afwachten. De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Blok:

Mevrouw Karabulut stelt eigenlijk opnieuw voor om geen heffing toe te passen maar een investeringsverplichting. Ik heb eerder al gezegd dat dat een onuitvoerbare regeling is, omdat je nooit zult weten welk deel van de investeringen het gevolg is van die verplichting en welk deel toch al gepland was. Daarnaast werken we op grond van de begrotingsregels ook nooit met inverdieneffecten. Dat is dus echt een onuitvoerbaar voorstel. 

Mevrouw Voortman vroeg wat betreft de heffing of eventuele mindere opbrengsten door minder investeringen gedekt gaan worden door een versnelde verhoging van de heffing. Ik herken eerlijk gezegd niet zo erg het probleem dat met deze vraag wordt gesuggereerd. We hebben in de wet inzake de heffing de percentages voor de komende jaren opgenomen, uitgaande van een reële raming van de wijze waarop de huurmarkt zich de komende jaren zal ontwikkelen. Ik heb ook de onderzoeksrapporten die daarbij hoorden met de Kamer gedeeld. Ik zie dan ook eerlijk gezegd geen reden om daarover te somberen of nu ineens met aanpassingen te komen. 

Dan het belangrijke punt van de betaalbaarheid. Mevrouw Karabulut ging daar nogal scherp op in. Een aantal getallen dat zij noemde, herken ik overigens niet. Ze zei dat de huren de afgelopen 25 jaar met 62% zouden zijn gestegen. Voor zover wij na kunnen gaan, is dat 33%. Verder gaf ze aan dat de woonlasten voor huurders in Nederland de hoogste van Europa zouden zijn. Ik heb de Staat van de Woningmarkt naar de Kamer gestuurd. Wij zullen die nog uitgebreid gaan bespreken, maar daar staat een internationale vergelijking in waaruit blijkt dat in zeven van de acht onderzochte Europese landen de netto huur per maand hoger is dan in Nederland. Dit allemaal even als feitencorrectie. 

Dit neemt niet weg dat de huren de afgelopen jaren als gevolg van mijn beleid, inderdaad zijn gestegen. Maar onderdeel van dat beleid is ook dat de mensen met de laagste inkomens langs twee routes worden ontzien. De ene route is dat de verhoging inkomensafhankelijk is — 1,5% bovenop de inflatie voor de laagste inkomens — en de tweede route is dat het budget voor de huurtoeslag in deze regeerperiode met ruim 400 miljoen groeit. Ik heb ook koopkrachtberekeningen laten zien die aantonen dat juist de mensen aan de onderkant van het loongebouw, die ook zijn aangewezen op huurtoeslag, zeer beperkt te maken krijgen met inkomenseffecten als gevolg van deze maatregelen. De inkomenseffecten hoger in het loongebouw zijn groter, maar daarmee wordt juist beoogd de doorstroming op gang te brengen. De heer Krol, die ik inmiddels niet meer zie, dacht te zien dat de woonquote voor oudere huurders hoger zou zijn dan voor jongere huurders. Ook dat cijfer herken ik niet, maar voor alle cijfers waarvan ik nu zeg dat ik ze niet herken houd ik mij aanbevolen, indien daarvoor door mevrouw Karabulut of de heer Krol bronnen kunnen worden aangeleverd. 

De voorzitter:

Even voor de beleefdheid: de heer Krol heeft zich afgemeld voor vanavond en de heer Fritsma vervangt de heer Bosma. 

Minister Blok:

Maar ik neem aan dat de heer Krol via de Handelingen deze vraag alsnog tot zich zal krijgen. 

Mevrouw Karabulut sprak over de gestegen betaalrisico's, die onder meer gesignaleerd worden door het Planbureau voor de Leefomgeving. Het PBL schreef een doorwrochte analyse, maar geeft ook heel nadrukkelijk aan dat de financiële problemen die zich bij een deel van de huurders voordoen — ik zeg het met zoveel woorden — niet primair het gevolg zijn van het huurbeleid, maar primair het gevolg zijn van de inkomensdaling als gevolg van de economische crisis. Daarmee verdwijnt het probleem niet, maar is het een probleem van koopkrachtbeleid en moet er dus voor worden gezorgd dat er banen komen. Ik voor mijn specifieke deel moet ervoor zorgen dat de huurtoeslag inderdaad voor deze mensen toegankelijk blijft. Dat doen we dus ook, zoals ik heb aangegeven. 

Mevrouw Karabulut stelde voor om de huurtoeslag ook toe te gaan kennen aan de inkomensgroepen boven de huidige huurtoeslaggrens. Ik heb de Kamer het afgelopen jaar het onderzoek Analyses Scheefwonen toegestuurd. Daarin worden de woonquotes van mensen onder de huurtoeslaggrens en daar net boven getoond. Het interessante is dat dit laat zien dat de huurquotes van de mensen net boven de huurtoeslaggrens vergelijkbaar zijn met de huurquotes van de groep mensen daarover. Daaruit volgt dus niet dat er een reden is om de huurtoeslaggrens te verhogen, nog los van het feit dat dit een dekking vereist die ik er niet bij gekregen heb. 

Mevrouw Voortman en mevrouw Karabulut vroegen naar de consequenties van de voorgenomen bevriezing van de liberalisatiegrens. In mijn brief van april heb ik aangegeven dat dit een signaal is aan de investeerders, de pensioenfondsen, waarvan ik echt graag wil dat zij in Nederland dat middenhuursegment gaan creëren en dat zij niet ingehaald zullen worden door de regulering omtrent sociale huurwoningen. Dat is dus een investeringsimpuls. Tegelijk betekent het voor de gereguleerde huursector, met name de woningcorporaties, dat die grens een aantal jaren gefixeerd is. Omdat zij zelf niet willen dat hun woningvoorraad zomaar geliberaliseerd wordt, zullen zij de huren dus over het algemeen onder die grens houden. Uit de praktijk blijkt overigens dat ze gemiddeld ver onder die grens blijven. Ik verwacht daarvan dus geen schokeffecten voor de sociale huursector, wel is het een belangrijk signaal aan investeerders om woningen te creëren in het middeldure segment van de vrije huursector. 

Ook zou ik er niet voor voelen, zoals mevrouw Voortman suggereert, om de liberalisatiegrens verder op te trekken. Dat zou particuliere investeerders weer afschrikken en dat zou tot een verdere bevriezing van de huurmarkt leiden. Dan wordt de groep mensen, die op grond van de grote bescherming van de sociale huursector niet de neiging heeft om door te stromen, nog groter. Ook worden de wachtlijsten dan nog langer. Er zijn dus twee goede redenen om dat niet te doen. 

De heer Krol vroeg of het opnemen van de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel niet tot hogere huren in de steden leidt. Ik heb een analyse bij de Algemene Maatregel van Bestuur gevoegd. Daarin laat ik zien dat er geen grote schokken zijn, al verschilt dit sterk per stad. In zeer gewilde gebieden zijn de huren iets omhoog gegaan, in andere gebieden iets omlaag. Dat zal ook gelden voor gebieden waar nu Donnerpunten gelden. Overigens zijn de prijzen wel binnen de toegelaten grenzen, dus binnen de wettelijke ruimte voor de jaarlijkse huurverhoging, omhoog en omlaag gegaan. Ik verwacht dus geen grote schokken. Het opnemen van de WOZ-waarde was een van de onderdelen van het plan Wonen 4.0. Dat ging eigenlijk nog veel verder, want daarin werd ervan uitgegaan dat het puntenstelsel geheel zou worden vervangen door een WOZ-waarde. Toen ik dat aankondigde, schrokken ook de partijen van Wonen 4.0 van de effecten, dus volgens mij hebben we nu een nette middenweg gevonden. 

De heer Knops vroeg waarom ik heb laten weten dat de huursombenadering een jaar later wordt ingevoerd. Daarvoor zijn twee redenen. Allereerst heb ik dat gedaan omdat ik volgend jaar een cumulatie van maatregelen wil voorkomen. De wijziging van het woningwaarderingstelsel hangt nu voor met de bedoeling om die volgend jaar in te laten gaan. Verder is het mijn ambitie om volgend jaar ook de novelle op de Woningwet in te laten gaan. Aedes en anderen hebben me echter gevraagd te voorkomen dat zij in een jaar heel veel moeten doen. De tweede reden is dat de uitvoering nogal ingewikkeld is. De huursombenadering was ook onderdeel van Wonen 4.0. Zodra het echt moest worden geoperationaliseerd en er keuzes moesten worden gemaakt over de bandbreedtes, de toepassing op corporatiewoningen, sociale huurwoningen en bezit van particulieren, bleek het heel lastig om overeenstemming te bereiken. Ik kan niet garanderen dat er altijd overeenstemming is, maar wel dat ik een werkbare variant wil vinden. Dit vond ik twee goede redenen om te besluiten om nog een jaar door te gaan met de inkomensafhankelijke huurverhoging en om in die tijd de huursombenadering uit te werken. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Allereerst moet mij van het hart dat ik er teleurgesteld over ben dat de minister de gigantische betalingsproblemen van huurders met andere statistieken wegwuift. Er zijn stapels rapporten, onder andere van het Nibud, waarin vermeld staat dat niet alleen lage inkomens, maar ook middeninkomens problemen hebben met het betalen van de huur. Ik mis alleen iets anders. Snapt de minister dat huurders zich afvragen wat er mis is met dit kabinet, met deze regering? Snapt hij dat zij zich afvragen of de leden ervan hen haten en zij daarom zo ontzettend gediscrimineerd en gepakt worden door dit kabinet? Enerzijds heb je hypotheekrenteaftrek, dus subsidie voor kopers van ruim 11 miljard, anderzijds moeten huurders bijna 2 miljard ophoesten om de schatkist te spekken, zodat banken kunnen worden gered. Snapt de minister dat dit als ongelijk en discriminatoir overkomt en dat een en ander in alle opzichten heel hard aankomt bij huurders? 

Minister Blok:

Bij de behandeling van de maatregelen van het woonakkoord is onder meer een rapport aan de orde geweest van het Economisch Instituut voor de Bouw. Daarin zijn de effecten op de koopsector vergeleken met de effecten op de huursector. Mevrouw Karabulut wijst op de heffing in de huursector en de huurverhogingen, maar in de koopsector is er sprake van verplicht aflossen, aftrek in de hoogste schijf en een lage loan to value. Het EIB gaf in zijn rapport aan dat de effecten op de koopsector iets groter zijn dan op de huursector. Per saldo hervormt het pakket beide delen van de woningmarkt behoorlijk. Dat was ook nodig, want beide delen van de woningmarkt functioneerden gewoon niet goed. Ik realiseer mij echt dat dit mensen raakt, maar ik realiseer mij nog meer dat nietsdoen in een zo vastgelopen markt echt geen optie was. "Markt" is een veel te abstract begrip voor zo een belangrijke eerste levensbehoefte. Ik begon dan ook niet voor niets met de constatering dat er een storm van kritiek was met de strekking dat het pakket, waarmee de woonakkoordpartijen naar buiten kwamen, niets werd of zou worden. Ik ben dus blij dat we zien dat de beweging aan het terugkomen is. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Natuurlijk, een aantal maatregelen voor kopers steunen wij ook. Mijn punt is echter dat villaeigenaars subsidie krijgen en huurders worden beboet door de Blok-belasting. Dat is niet te verdedigen. Is de minister dan op zijn minst bereid om te kijken naar een systeem waarmee huurders en kopers gelijk worden behandeld? De minister moet toch … 

Minister Blok:

Als ik het EIB volg, moet ik minder in de koop doen. Ik verwijs hier maar naar een rapport dat ik niet zelf heb gemaakt. Dat is voor iedereen op te vragen. Ik ben ervan overtuigd dat het pakket echt gebalanceerd is en ook echt hard nodig was. Nogmaals, gelukkig zien we de beweging op de woningmarkt terugkomen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot dan: hoe kan de minister dit met droge ogen zeggen als iedere keer weer — iedere week, bijna iedere dag — berichten naar buiten komen zoals het bericht van vorige week dat in Nederland 2,5 miljoen mensen met name in de buurten en de wijken, met name ook huurders, in armoede leven en dat de woon- en huurlasten veel te hoog zijn? Hoe kan de minister dit met droge ogen beweren? Hoe kan de minister ontkennen dat waar enerzijds de koop met miljarden wordt gesubsidieerd, anderzijds de huurder het huishoudboekje van de minister rond moet maken? Dat kan hij niet volhouden. 

Minister Blok:

Nu wordt het aantal van 2,5 miljoen genoemd. Dat herken ik niet. Het Planbureau voor de Leefomgeving wijst op ruim 100.000. Dat is een indrukwekkend aantal. Ik heb er ook op gewezen dat het planbureau daarbij wijst op de achteruitgang in inkomen. Ik verval in herhaling als ik er nog eens op wijs dat de steun aan zowel de huursector als de koopsector is afgebouwd, dat dat ook nodig was en dat het in beide gevallen in een zorgvuldig tempo plaatsvindt. Ik realiseer me wel dat dit mensen raakt, ja. 

De heer Verhoeven (D66):

We hebben het over een megaplan van de Partij van de Arbeid en de VVD. De minister zegt dat hij een halfjaar nodig heeft om dat enorme plan om de wachtlijsten weg te werken en de nieuwbouw aan te jagen, door te rekenen. Ik dacht: het is goed om te weten waarover we praten. Ik heb om een doorrekening gevraagd maar die hebben we niet gekregen. Ik heb zelf even een basale som gemaakt om te zien waarover we het nu hebben. Als u het toestaat, voorzitter, leg ik het heel kort uit. We hebben het over 25.000 nieuwe woningen per jaar, ook in 2012. De helft daarvan zit onder de grens van €600. Dan hebben we het dus over 12.500 woningen met een waarde van €175.000. Volgens de verhuurderswet moet je per huis €667 heffing betalen. We hebben het hier dus over een plan dat, alles bij elkaar opgeteld, 8 miljoen behelst. 8 miljoen euro op een verhuurderheffing van 1,7 miljard euro. Dat is 0,5% van het totale bedrag. Vanochtend, toen ik het plan nog niet kende, was ik bezorgd en dacht daarbij aan een waterbedeffect en aan grote effecten. Mijn zorg is nu echter heel anders, namelijk dat dit plan helemaal niets voorstelt. Kan de minister aangeven of hij deze rekensom kan volgen en of hij denkt dat je voor 8 miljoen euro per jaar, in het allergunstigste rekenscenario, de wachtlijsten kunt wegwerken, de nieuwbouw kunt aanjagen en de woningmarkt kunt vlot trekken? Kan de minister daarover in ieder geval wel iets zeggen? 

Minister Blok:

De rekensom dat ik een halfjaar nodig heb, kan ik niet volgen. Als ik namelijk op 29 oktober "komend voorjaar" zeg, dan is dat minder dan een halfjaar. Ik denk dat de 25.000 woningen van de heer Verhoeven de geplande nieuwbouwproductie van de woningcorporaties betreffen. Als ik de heer Monasch goed heb begrepen, dan gaat het om de nettoproductie en gaat het specifiek om energiezuinige woningen. Dat zijn typisch factoren die we zouden moeten toevoegen aan dat sommetje. Ik denk dat iedereen er belang bij heeft dat we het zorgvuldig doen. Dan kan ik de vraag over het aantal woningen en over de effecten voor de verhuursector beantwoorden. 

De heer Verhoeven (D66):

Als je het netto maakt, dan wordt het nog minder, want dat moet je de woningen die je sloopt, er ook nog eens aftrekken. Dan wordt het alleen maar lager. Mijn punt is het volgende. Je kunt dit plan in al zijn ingewikkeldheid bekijken, maar je kunt ook gewoon zeggen: in 2012 zijn er zoveel woningen gebouwd, de helft daarvan zit onder de grens van €600 — dan reken ik nog gunstig — en dan kom je gewoon uit op een heel klein bedrag als effect van dit plan. Mijn vraag aan de minister is nu bijna geworden: is het nog wel zinvol om dit helemaal te gaan doorrekenen? We hebben het immers om maar 8 miljoen euro. Aedes, bijvoorbeeld, heeft vandaag gezegd: dit plan stelt helemaal niets voor. Ik moet bekennen dat ik me afvraag wat de minister vindt van een plan van 8 miljoen dat de hele woningmarkt moet vlot trekken. Bestaat zo'n plan wel? 

Minister Blok:

Een plan van 8 miljoen dat de hele woningmarkt vlot gaat trekken, lijkt mij inderdaad wat ambitieus. Als het even kan, ga ik echter zo met plannen uit de Kamer om dat ik iets doorreken als ik dat kan; ik hoop dat de heer Verhoeven dat herkent. Volgens mij wordt hier gewoon serieus in het parlementaire werk bekeken of er een impuls gegeven kan worden. De bedoeling van zo'n plan lijkt mij ook om een type productie te krijgen dat er nu niet is. Daarom kun je niet zomaar de cijfers over afgelopen jaar over de duim nemen. Ik neem immers aan dat het de bedoeling is dat er een impuls wordt gegeven en dat die impuls specifiek gaat in de richting van goedkopere huurwoningen, omdat er juist zo duur is gebouwd in de afgelopen jaren. Ik vind het de moeite waard om dat te onderzoeken. Of er wel of niet een motie komt, wacht ik af. Nogmaals, ik vind het bij de gewone verhouding tussen Kamer en minister horen dat ik, als Kamerleden een serieus plan indienen en ik mogelijkheden zie om dat door te rekenen, bereid ben om dat te doen. Dan kunnen we daarna de balans opmaken: vinden we de effecten voldoende en gaan die de goede kant op? 

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben ook benieuwd naar de berekening door de minister. Ik ben ook heel blij dat hij die wil geven, maar zou hij in die berekening dan ook de omvang van het plan heel duidelijk willen uitrekenen? Dus niet alleen de verschuiving binnen het bedrag maar ook het totale bedrag. 

Minister Blok:

Ja. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb hier een bedrag genoemd van 8 miljoen, en dan reken ik heel gunstig. Zou de minister daarop ook willen ingaan? Het spreekt voor zich dat de Kamer niet kan stemmen over moties die gaan over een plan dat nog niet is doorgerekend, maar dat is een ander probleem. 

De voorzitter:

Laat staan over moties die nog niet zijn ingediend. De minister had al ja gezegd op de vraag van de heer Verhoeven, zo zeg ik nog even voor de Handelingen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister ging zonet in op mijn punt over de opbrengst van de verhuurderheffing. Ik gaf aan dat het aantal sociale huurwoningen zal afnemen door zaken als verkoop en sloop, maar de opbrengst staat wel vast. Mijn vraag was: wat gebeurt er dan met de verhuurderheffing? Neemt de heffing per woning toe, omdat het aantal woningen afneemt? Of wordt dan uiteindelijk toch geaccepteerd dat de opbrengst lager zal zijn dan wat van tevoren was geraamd? 

Minister Blok:

Het tarief staat nu in de wet. De woningvoorraad is natuurlijk geraamd, maar een beetje onzeker. Ik heb niet het voornemen om opeens weer wijzigingen te gaan aanbrengen, maar dat heb ik al helder gezegd. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dus het bedrag per woning blijft hetzelfde, ook als de sociale woningvoorraad meer zou afnemen dan geraamd. 

Minister Blok:

Het bedrag per woning hangt af van de WOZ-waarde van die woning. Ik kan niet zeggen dat die hetzelfde zal blijven, want die gaat meeademen. Maar ik heb al gezegd dat het in de wet staat die we hebben behandeld en dat ik niet het voornemen heb om die te veranderen. Ik weet niet hoe ik dat duidelijker kan zeggen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben blij om dat te horen … 

Minister Blok:

Maar u wist het al. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

... maar ik kan mij wel voorstellen dat dit er in de toekomst toe leidt dat die opbrengst van 1,7 miljard niet meer gehaald gaat worden. Ik hoop dat de minister dan niet zal zeggen: we gaan het alsnog op de corporaties verhalen door een wijziging in de heffing. 

Minister Blok:

Ik heb geen vraag gehoord. 

De heer Fritsma (PVV):

De minister zegt zelf al dat de huurmarkt in Nederland muurvast zit. Nu is het trieste geval dat het kabinet het zelf nog veel erger maakt door tienduizenden asielzoekers tot Nederland toe te laten. Die tienduizenden asielzoekers krijgen allemaal voorrang bij het verkrijgen van een sociale huurwoning. Is de minister het ermee eens dat dit simpelweg enorm oneerlijk is ten opzichte van alle andere woningzoekenden, die vaak al jarenlang op een passende huurwoning wachten? 

Minister Blok:

Even een feitelijke correctie. Het is niet zo dat asielzoekers een urgentieverklaring krijgen. Het gaat om erkende vluchtelingen, aan het eind van de procedure. Op het moment dat mensen erkend vluchteling zijn, hebben we geconstateerd dat ze terecht een beroep hebben gedaan op het Vluchtelingenverdrag en ze hier dus bescherming verdienen. Bij bescherming hoort ook woonruimte. Daarmee vallen ze, net als een aantal andere groepen, onder de urgente categorie bij het toewijzen van huurwoningen. Nu er een toename is van het aantal vluchtelingen gaat dat natuurlijk meer knellen, maar het hoort toch bij de grote goederen in Nederland dat wij mensen die erkend vluchteling zijn — daar is een strenge toetsing voor — hier veiligheid bieden en natuurlijk ook een dak boven hun hoofd. 

De heer Fritsma (PVV):

Het kabinet komt zelf met de prognose dat in 2015 ongeveer 30.000 toegelaten asielzoekers aan een sociale huurwoning geholpen moeten worden. Ik vraag de minister nogmaals of hij erkent dat dit ten koste gaat van heel veel andere woningzoekenden die vaak al jarenlang op een passende huurwoning wachten? Dat is toch een probleem? Als de minister erkent dat dit een probleem is, waarom pakt hij de oorzaken daarvan dan niet aan en zorgt hij er met hele kabinet voor dat er gewoon wat aan die asielinstroom gebeurt? Als die instroom stopt, krijgt de minister ook geen verstopping meer op zijn huurmarkt. 

Minister Blok:

Nogmaals, het gaat om erkende vluchtelingen. Ik denk dat wij het allemaal fantastisch zouden vinden als mensen niet meer zouden hoeven te vluchten uit Syrië. Dat zou onze mooiste wens zijn. Als mensen echt moeten vrezen voor hun leven en hier als vluchteling erkend worden, vallen zij inderdaad onder de categorie urgente woningzoekenden. Dat betekent dat het probleem ietsje groter wordt in de plaatsen waar woningen schaars zijn en waar er wachtlijsten bestaan. Dat is overigens niet overal in Nederland zo, maar in een aantal plaatsen is dat zeker wel het geval. Dat is dan de prijs die wij betalen voor het feit dat wij, terecht, vinden dat mensen die voor hun leven moeten vrezen, hier gastvrijheid kunnen krijgen. 

De heer Fritsma (PVV):

Dat het probleem ietsje groter wordt, is een understatement, gelet op de aantallen toegelaten asielzoekers die gehuisvest moeten worden. Natuurlijk moeten vluchtelingen geholpen worden. Waarom is de minister echter niet zo verstandig dat hij er samen met het kabinet voor zorgt dat die hulp in de eigen regio plaatsvindt? Als je de opvang in de eigen regio beter vormgeeft, hoef je hier niet al die tienduizenden mensen te huisvesten. Zorg daar dan voor! 

Minister Blok:

Ik denk niet dat de behandeling van de begroting voor Wonen en Rijksdienst de juiste plek is om de opvang van vluchtelingen in de eigen regio te regelen. De constatering is nu dat de eigen regio veel opvangt. Met name Jordanië en ook Libanon ontvangen ongelooflijk veel vluchtelingen. Tegelijkertijd vragen mensen ook hier om bescherming. Als zij het recht daartoe hebben, krijgen zij dat ook, inclusief een woning. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zeg even iets tussendoor. Ik ben wel bij om te merken dat de PVV toch wel instemt met extra geld voor ontwikkelingssamenwerking voor hulp in de regio. Dat zeg ik nu even via een U-bocht. 

Ik heb een vraag over het plan van de VVD en de PvdA. Er komen nog doorrekeningen. Kunnen wij volgens de minister los van die berekeningen al wel constateren dat de krimpregio's bij dit plan in het nadeel zijn ten opzichte van de gebieden waar er woningschaarste heerst? De krimpregio's kunnen immers geen netto nieuwbouw plegen. De corporaties in gebieden waar schaarste is, kunnen dit wel. 

Minister Blok:

Dat gaat mij nu even te snel. Ik heb toegezegd dat wij zorgvuldig naar de effecten zullen kijken. Ik vind het dan ook een beetje jammer dat mevrouw Schouten mij verlokt tot uitspraken die ik juist zou kunnen doen op grond van een goede doorrekening. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vraag niet om getallen, maar om boerenverstand. Volgens mijn boerenverstand moet er gesloopt worden als er sprake is van krimp, omdat er dan helemaal geen vraag is naar woningen. Die corporaties zijn dus in het nadeel, omdat zij nooit netto nieuwbouw zullen gaan plegen, want dan bouwen zij voor leegstand. Dat is een constatering zonder cijfers. Die kan de minister toch ook doen? 

Minister Blok:

Of er sprake is van nettonadeel, hangt erg af van het financiële effect van dit plan. Het kan ook heel goed neutraal zijn. Ik heb hiervoor echt die sommen nodig. Bij een nettonadeel ga je ervan uit dat de woningcorporaties in krimpregio's op de een of andere manier gaan betalen, maar dat weet ik nog niet. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat was niet mijn vraag. 

De voorzitter:

Een laatste poging dan! 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb gevraagd of het klopt dat zij niet van dat voordeel kunnen profiteren. 

Minister Blok:

Dat is iets anders dan een nadeel, maar het woord "nadeel" heeft mevrouw Schouten ook gebruikt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Laat ik mijn vraag nog een keertje zuiver stellen. Klopt het dat de woningcorporaties in krimpgebieden niet gebruik kunnen maken van dit voordeel? Mijn conclusie zou dan zijn — en dan gebruik ik het woord "nadeel" weer — dat zij benadeeld worden ten opzichte van corporaties die dat wel kunnen. Kunnen zij dus geen gebruik maken van dat vermeende voordeel? 

Minister Blok:

Voor dat deel is die kans reëel. Voor het andere deel, de ombouw van leegstaande kantoren in krimpregio's, denk ik dat er wel perspectief is. Ik denk dat het de moeite waard is om ook dat deel in kaart te brengen. 

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Karabulut wil interrumperen, maar zij is al uitgebreid aan bod gekomen bij dit blok. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben vooral heel druk met dit blok, zo beloof ik u. 

De voorzitter:

Dan gaan wij daar bij volgende blokken nog eens goed naar kijken. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat mag, voorzitter. Ik heb nog een vraag over dit plan. Deelt de minister de feiten dat in herstructureringsgebieden, waarop dit plan vooral betrekking heeft, meer woningen gesloopt worden dan er nieuw bij komen? 

Minister Blok:

Ik deel niet dat dit plan specifiek betrekking zou hebben op herstructureringsgebieden. Ik kijk even naar de indieners, maar … 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wachtlijsten wegwerken en zo. 

Minister Blok:

Wachtlijsten wegwerken is niet een-op-een hetzelfde als herstructureringsgebieden. Een herstructureringsgebied kan in een krimpregio liggen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik blijf bij mijn vraag of in herstructureringsgebieden meer woningen gesloopt worden dan er nieuw bij komen. 

Minister Blok:

Dan is mijn antwoord nee, want ik zie die samenhang niet. Ik kijk naar de indieners en die schudden nee. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn vraag is onafhankelijk van de indieners. Klopt het dat in herstructureringsgebieden in zijn algemeenheid meer gesloopt wordt dan er nieuw bij gebouwd wordt? 

Minister Blok:

Dat zou ik niet durven zeggen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is wel het geval. 

Minister Blok:

O, maar dan hoeft u het niet te vragen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil … 

Minister Blok:

Het is wel gezellig om zo'n spelletje te doen, maar … 

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister kan er een gebbetje van maken — ik ben best in voor een grapje af en toe — maar dit is gewoon een bloedserieuze vraag. Ik hoor graag een bevestiging van de minister. Ik vind het fijn om af en toe ja van de minister te horen. 

Minister Blok:

Dat kan ook, mits u de juiste vragen stelt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Daarom mijn tweede vraag. In welke mate kunnen corporaties rendabel bouwen onder de €600? Is dat überhaupt mogelijk? 

Minister Blok:

Ik vrees dat ik daar niet zomaar ja op kan zeggen. Ik heb een onderzoek met de Kamer gedeeld over de mogelijkheden om rendabel te bouwen. Dat geeft aan dat dat mogelijk is, maar dat je niet in zijn algemeenheid kunt zeggen dat het onder de €600 lukt. Gelukkig werken corporaties ook op dit moment al heel vaak met het overhevelen van bijvoorbeeld de opbrengst van de verkoop van woningen naar hun kerntaak van sociale huisvesting. Zij dekken op die manier het verschil. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ah. 

Minister Blok:

Ik kon dus niet zomaar ja zeggen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Een uitgebreider antwoord is ook altijd welkom. In het rapport staat inderdaad dat er rendabel gebouwd kan worden als de huren tegen de liberalisatiegrens aan zitten, dus ver boven de €600 liggen. 

Minister Blok:

Dat was geen vraag, dus ik hoef geen ja of nee te zeggen. 

De voorzitter:

U leert elkaar wel beter kennen op deze manier. 

Minister Blok:

Ik kom op het onderdeel "koop". Ik heb aangegeven dat ik het van groot belang vind om op de koopmarkt niet steeds met nieuwe voorstellen te komen, tenzij er onderdelen zijn waarvan ik echt constateer dat het klemt. Belangrijk daarbij is de restschuldproblematiek, waarop met name de heer Verhoeven inging. Voor mij is het reden geweest om in de begroting op te nemen dat de aftrekmogelijkheid van de rente over restschulden verlengd wordt van tien naar vijftien jaar. Zo geven wij mensen meer lucht om te kunnen verhuizen. Daarnaast heb ik de regeling voor dubbele hypotheekrenteaftrek voor mensen die na verhuizing hun huis nog niet hebben kunnen verkopen, permanent gemaakt. 

De heer Monasch en mevrouw Schouten vroegen hoe ik de effecten inschat van het feit dat een aantal stimuleringsmaatregelen tegelijk vervalt. Wij hebben tegelijkertijd met de maatregelen van het woonakkoord stimulerende maatregelen genomen, omdat wij ons realiseren dat wij extra onrust creëren in de markt, terwijl de bouwsector het toch al moeilijk heeft. Het is dan goed om stimulansen te geven om door het dal heen te komen. Zo'n stimulans is naar zijn aard tijdelijk; hij is namelijk bedoeld om door een dal heen te komen. Daarnaast heb je natuurlijk te maken met de budgettaire effecten. 

Twee regelingen werden specifiek genoemd, de starterslening en de schenkingsvrijstelling. Voor de schenkingsvrijstelling geldt dat die verruimd was, maar ze verdwijnt natuurlijk niet. Er blijft ruimte om aan kinderen onder de 40 eenmalig ruim €50.000 te schenken. Natuurlijk is het altijd plezierig om meer belastingvrij te kunnen schenken. Hierbij heeft het kabinet inderdaad een afweging gemaakt en zich de vraag gesteld of het nu echt nog nodig is om het schaarse begrotingsgeld daarvoor beschikbaar te stellen. Daarop heeft het besloten om dat nu niet te doen. 

Wat betreft de startersleningen zijn er krachtige signalen dat het probleem voor starters niet het grootst is. Het grootste probleem zit bij mensen met een restschuld. Er zijn berekeningen gemaakt door onder meer de Nederlandsche Bank die laten zien dat de maandlasten voor starters twintig jaar lang niet zo laag geweest zijn, door de combinatie van lage rente en gedaalde huizenprijzen. Bij starters zit het grote probleem dus niet. Bij de inzet van schaarse middelen moet je altijd een keuze maken. Daarom heb ik me bij het opstellen van de begroting gericht op de restschuldproblematiek, namelijk met de verlenging van de aftrektermijn. 

De heer Monasch vroeg me of ik een onderzoek wil doen naar een stads- en dorpsvernieuwingsfonds. In het debat in de Eerste Kamer over de verhuurderheffing, waarnaar de heer Monasch naar ik meen verwees, heb ik daarover het volgende gezegd. Voor deze kabinetsperiode is de opbrengst van de verhuurderheffing belegd. Een volgend kabinet zal zijn eigen afwegingen maken. Een mogelijke afweging is: laten wij een deel van de heffing bestemmen voor, bijvoorbeeld, een stads- en dorpsvernieuwingsfonds. Ik ben bereid om bij de evaluatie in 2016 die ik heb toegezegd, vast een verkenning te doen naar de wijze waarop na deze budgetperiode, na 2017, zo'n fonds ingevuld zou kunnen worden. Die toezegging kom ik op dat moment graag na. 

De heer Verhoeven vroeg hoe ik sta tegenover het initiatief van het SVn, dat een plan heeft gepresenteerd dat ik eerlijk gezegd niet in detail ken maar wel in grote lijnen. Het gaat erom de financiering van restschulden mogelijk te maken met een aparte financieringsfaciliteit. SVn vraagt daarvoor een bijdrage van provincies en/of gemeenten, evenals een bijdrage van 10 miljoen van het Rijk. Zoals ik al heb aangegeven, neem ik de restschuldproblematiek niet alleen serieus maar kondig ik daarvoor ook een maatregel aan. 

Het onderbrengen van die schulden apart van de lopende hypotheek heeft consequenties. Op dit moment moet een bank of een andere kredietverstrekker, bijvoorbeeld een verzekeraar, als onderdeel van zijn normale werk accepteren dat hij een wat groter risico loopt op de restschulden. Daar staat immers geen overwaarde tegenover. Sterker nog, het was eigenlijk heel lang gebruikelijk dat bijna iedereen startte met zo'n restschuld. Dat is dus een bewust aangegaan risico. Heel lang werden hypotheken tot 125% aangegaan. De restschuldproblematiek is wel groter geworden, maar tot 2008 was het vaak een heel bewuste keuze. Als je de mogelijkheid gaat bieden om de restschuld los te knippen van de gedekte hypotheek, creëer je voor de banken natuurlijk wel een enorme worst, die ertoe aanzet om de slechte risico's onder te brengen met een dekking van belastinggeld. Ik ken banken goed genoeg om te weten dat zij daarvan ook gebruik zullen maken. Zij zullen bij risico's waarvan zij niet zeker weten of het daarmee wel goed afloopt, suggereren: weet je wat, als je verhuist naar een ander huis, kunnen wij dat deel van de schuld veilig parkeren. Dat moeten wij goed bedenken voor wij zo'n knip gaan aanbrengen. Ik ben daarover om die reden echt gereserveerd, nog los van het feit dat ik niet zomaar 10 miljoen in de zak heb. 

De heer Knops heeft een initiatiefnota gepresenteerd over bouwsparen. Hij zal begrijpen dat ik die snel heb gelezen. Naar ik begrijp, zal de Kamer deze nota nog in behandeling nemen, maar het lijkt me zuiver dat ik een eerste reactie geef. Als ik het goed begrijp, schetst de heer Knops twee opties voor bouwsparen. De ene is een spaarrekeningvorm, de andere maakt gebruik van een deel van de pensioeninleg voor het bouwsparen. 

Ik heb in een eerder debat al gezegd dat de spaarrekeningvariant extra geld onttrekt aan de economie. Volgens mij is dat iets wat de economie nu beter niet kan hebben, want we willen het geld weer een beetje in beweging krijgen, nog los van het feit dat, als ik het goed begrijp, de initiatiefnota ook pleit voor een fiscale stimulans of in ieder geval een premie. Dat vraagt weer om dekking. 

De pensioenvariant heeft natuurlijk gevolgen voor het pensioenstelsel. Door de doorsneepremiesystematiek zal het voor jongeren waarschijnlijk aantrekkelijk zijn om hiervan gebruik te maken. Dan kunnen zij de premie waar ze de eerste jaren wat minder rendement op maken niet in het pensioenstelsel storten maar in het eigen huis of de eigenhuisspaarrekening. Ik denk dat het goed is om dit punt serieus te bediscussiëren in het kader van het nationale pensioendebat, dat door collega Klijnsma is gestart. Er zitten namelijk best voordelen aan; ik kan de redenering volgen van de heer Knops dat mensen dan wat makkelijker eigen geld inbrengen. Het heeft echter ook gevolgen voor het pensioenstelsel. Dat deel van het plan moet gewoon goed bediscussieerd worden in die nationale pensioendialoog. 

Voorzitter. Ik ga van het onderdeel "koopmarkt" naar het onderdeel "bouwen en energiebesparing". 

De voorzitter:

Niet dan nadat er een enkele interruptie is geplaatst. Er is een enkeling opgesprongen, van wie de heer Verhoeven van D66 de eerste was. 

De heer Verhoeven (D66):

Dit is het gevolg van datgene waarmee we hebben ingestemd, namelijk dat we aan het einde van een blokje moeten opspringen om alle woorden van de minister in één interruptie te persen. U bent echter ruimhartig, voorzitter, dus wij doen ons best. 

De voorzitter:

En u mag ook blijven zitten. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, voorzitter. Dit was een inleiding die langer was dan misschien strikt noodzakelijk … 

De minister heeft gereageerd op mijn voorstel om het plan van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) betreffende de restschulden serieus te nemen. Als een van de kritiekpunten noemt hij het feit dat daarmee de banken een reden wordt gegeven om de mooie dingen zelf te doen en de wat minder aantrekkelijke dingen aan de regionale fondsen te laten. Maar de reden dat dit plan nodig is, is nu juist dat de banken op dit moment heel weinig doen, ondanks de maatregelen die er inderdaad al zijn genomen. De praktijk is dat banken heel veel van die restschulden niet willen laten meenemen in de hypotheek, waardoor mensen dus blijven zitten waar ze zitten. Als de minister de banken geen makkelijke opdracht wil geven, geef ik de minister graag een echte opdracht, namelijk: ga eens praten met die banken en doorbreek de stilstand die er is op het gebied van het herfinancieren van restschulden. 

Minister Blok:

Ik heb eerder met de Kamer een analyse gedeeld van de manier waarop banken omgaan met restschulden. Ook daarin zie je een ontwikkeling. Twee jaar geleden was ik het volstrekt eens met de woorden die de heer Verhoeven vandaag spreekt. Er werden destijds namelijk nauwelijks restschulden meegefinancierd. Daar is echter wel een verbetering in opgetreden. Het verschilt overigens een beetje per bank, maar banken publiceren ook hoe zij ermee omgaan. Ik herken dus niet de observatie dat banken helemaal niets doen. Mijn zorg dat je een prikkel creëert om de slechte risico's eraf te knippen, neemt de heer Verhoeven ook in zijn interruptie niet weg. Als ik daar geen oplossing voor heb, trek ik dus een risico naar de belastingbetaler. Ook voor dit onderwerp geldt dat ik er serieus naar wil kijken, maar dan is dit dus wel een heel belangrijk onderdeel. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben blij dat de minister hier serieus naar wil kijken. Ik weet dat er ook al eerder over dit idee gesproken is. Het ligt nu vrij goed uitgewerkt voor. Het lijkt mij heel goed als de minister daarover verder praat met de betrokken partijen. Kan de minister aangeven wanneer hij kan reageren op dat plan? Wanneer kan hij zijn bevindingen over de risico's openbaren, waarvan hij er nu één schetst? Wanneer kunnen wij weten wat er wél gaat gebeuren vanuit het Rijk om dit mogelijk te maken? Nogmaals, wij willen ook geen extra lucht in de woningmarkt blazen, dus een grote bijdrage van het Rijk vragen wij niet. We vragen slechts een eenmalige bijdrage om de regionale fondsen op gang te brengen. 

Minister Blok:

Ik heb zelf eenmaal hierover gesproken met het SVn. In de sfeer die ik net noemde, dat ik serieus naar plannen wil kijken, ben ik bereid om nog een keer naar het nu uitgewerkte plan te kijken en de Kamer te laten weten hoe aankijk tegen het risico dat ik net schetste. Ik zal daarbij ook laten weten hoe ik nu waarneem dat door banken wordt omgegaan met de restschulden. De vraag van de heer Verhoeven was wanneer de Kamer dit tegemoet kan zien. Dat lukt dit jaar nog wel. Dit jaar duurt nog twee maanden, mijnheer Verhoeven! 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is fantastisch! Nog voor de doorrekening van de plannen van de Partij van de Arbeid weten wij in ieder geval wat wij met de restschulden kunnen. Dat is heel positief! 

Minister Blok:

Met name het begin, "dat is fantastisch", vond ik heel sterk. U had ook daar kunnen stoppen. 

De voorzitter:

Ik hoorde wat afkortingen langskomen. Laten wij proberen om die te vermijden. Het is leeg op de publieke tribune, maar er zijn wel degelijk een aantal mensen die ons volgen en die kennen niet al die afkortingen. 

De heer Fritsma (PVV):

De PVV-fractie heeft de minister in eerste termijn gevraagd om de boeterente bij het oversluiten van hypotheken te laten vervallen. Dan verdwijnt er een heel hoge drempel voor veel huiseigenaren om eindelijk te kunnen profiteren van de lagere hypotheekrentes van dit moment. Graag krijg ik van de minister de toezegging om daar zorg voor te dragen. 

Minister Blok:

Die vraag is in eerste termijn inderdaad gesteld. Die is toen eigenlijk beantwoord door mevrouw Schouten. Mijn collega Dijsselbloem heeft namelijk al toegezegd dat hij daarover met de banken zal gaan praten. 

De heer Fritsma (PVV):

Praten is niet genoeg, zeker praten met banken niet, want banken gaan natuurlijk niet makkelijk hun eigen inkomsten korten. Ik vraag de minister om hier zorg voor te dragen; ik vraag het niet aan de banken. Dit moet de minister als muziek in de oren klinken, want op deze manier kan eindelijk de financiële pijn van veel huiseigenaren verzacht worden. Als heel veel mensen hun hypotheek oversluiten naar een veel lagere rente, is dat niet alleen in hun voordeel, maar ook in het voordeel van het kabinet. Dan hoeft er namelijk veel minder hypotheekrenteaftrek te worden betaald. Het is dus een win-winsituatie. Nogmaals, ik krijg van de minister graag de toezegging om hier zorg voor te dragen. 

Minister Blok:

De minister verstrekt geen hypotheken. Ik kan dus geen boeterente kwijtschelden. Er zit wel een belangrijke complexiteit achter deze wens. Bij zo'n hypotheek wordt een rente afgesproken van bijvoorbeeld vijf jaar. Vaak worden die hypotheken als één pakketje obligaties doorverkocht, bijvoorbeeld aan een pensioenfonds. Dat pensioenfonds krijgt ook vijf jaar rente. Als je tegen zo'n pensioenfonds zegt "ik heb de rente op de hypotheek, waarvan jullie inkomsten komen, verlaagd van de oude 4% naar 1,5%, maar jij vindt het vast niet erg als jullie gepensioneerden voortaan 1,5% krijgen", dan zeggen de gepensioneerden waarschijnlijk: "Ja, dat vinden wij wel erg!" Dat wil niet zeggen dat er helemaal niks kan. Vandaar ook dat collega Dijsselbloem heeft gezegd dat hij over dit onderwerp aan tafel gaat, maar het is geen loterij zonder nieten. 

De voorzitter:

Ik geloof niet dat de heer Fritsma daarin een heel strakke toezegging ziet. Laatste keer, mijnheer Fritsma. 

De heer Fritsma (PVV):

Nee, die zie ik zeker niet. De minister schuift het te veel naar de banken toe. Dat is onterecht, want hij kan dit wel degelijk reguleren. Kijk naar België, waar dit al gebeurt. In België is de boeterente al zwaar begrensd. Dat kan de minister hier ook gewoon doen; liever niet begrenzen, maar helemaal laten vervallen. Nogmaals, dat is in het voordeel van de huiseigenaar en in het voordeel van het kabinet. Dat leidt dus tot een mooie situatie. 

Minister Blok:

De heer Fritsma gaat niet in op mijn punt dat er ook aan iemand een rente beloofd is, bijvoorbeeld aan een pensioenfonds. Daar kun je echt niet aan voorbijgaan. Het is in België ongetwijfeld mogelijk om in een wet te zetten dat je geen boeterente mag berekenen — dat zou hier overigens ook kunnen, want je kunt heel veel in de wet zetten — maar ik garandeer dat de rente op hypotheken dan knallend omhoogvliegt, want daar zal dat risico gewoon in verdisconteerd worden. Daarvan wordt de huizenbezitter ook niet beter. Dus nogmaals, het is niet zo dat er helemaal niks mogelijk is en daarom gaat collega Dijsselbloem dan ook dat gesprek aan, maar het is niet zonder consequenties. 

De heer Knops (CDA):

De heer Verhoeven zei net dat hij blij was met een toezegging voor het eind van het jaar. 

Minister Blok:

Hij zei "fantastisch!". 

De heer Knops (CDA):

Ik ben zo mogelijk nog blijer dan de heer Verhoeven, want ik heb een initiatiefnota voor bouwsparen ingediend en krijg al meteen een volledige reactie van de minister, waarvoor dank. Blijkbaar krijg je een snellere reactie als je meer A4'tjes inlevert, terwijl je tot volgend jaar moet wachten als je maar één A4'tje inlevert. Dat is de conclusie van dit debat. In ieder geval dank voor de reactie van de minister; wij komen hier nog over te spreken. 

Mijn vraag gaat over het btw-tarief — de korting daarop loopt in principe door tot 1 juli — en de wijze waarop de minister daarmee verder wil omgaan. Hij heeft hier al eerder op gereageerd, maar op basis van welke criteria beoordeelt de minister of het beleid succesvol was? Is hij bereid om te kijken wat die effecten zijn? De veronderstelling die ten grondslag ligt aan het stoppen op 1 juli, is dat de woningmarkt tegen die tijd zo sterk is aangetrokken dat die maatregel overbodig is. 

Minister Blok:

Allereerst is het fijn dat de heer Knops mijn reactie fantastisch vond. 

De heer Knops (CDA):

Ik heb het niet over de inhoud gehad ... 

Minister Blok:

Over de btw hebben we van de bouwsector het afgelopen jaar zeer enthousiaste reacties gekregen. Die heeft dus ook gevraagd om die verlenging. Daarbij is de realiteit natuurlijk dat het betaald moet worden. Een btw-verlaging is gewoon heel duur. We constateren dat de woningmarkt gelukkig weer in beweging is. Daarom hebben we gezegd: dan doen we het voor een halfjaar. Ook hiervoor geldt: tijdelijk is tijdelijk. 

De heer Knops (CDA):

Dat begrijp ik en ik begrijp ook dat het geld kost; alle begrip daarvoor. De vraag is of hoe dan ook vaststaat dat die maatregel op 1 juli stopt, ongeacht of de markt er klaar voor is of niet. Of is de minister bereid om, als de markt er niet klaar voor is, alsnog te kijken naar een verlenging? 

Minister Blok:

Nee, mijn antwoord is echt dat het stopt per 1 juli. Tijdelijk is echt tijdelijk. 

De voorzitter:

U had bij dit blokje niets, mevrouw Karabulut, of toch wel? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, dat zei ik niet. Ik zei: heel beperkt. 

De voorzitter:

Ga uw gang, houd het kort. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De bouwsector maakt zich er zorgen over dat de nieuwbouwproductie fors achterblijft. Corporaties behoorden van oudsher altijd tot de grootste producenten. Nu is mede door een aantal deskundigen het idee geopperd om in de nieuwe wet corporaties zich veel meer te laten concentreren op hun kerntaak en maar een zeer beperkt percentage, bijvoorbeeld 10, commercieel te laten verhuren. Zo kunnen zij hun zaakjes rond krijgen en ontstaat er investeringsruimte, zonder die heel ingewikkelde scheiding en bureaucratie. Mag ik daar een reactie op van de minister? 

Minister Blok:

Ik ben bereid om er een korte reactie op te geven, want we gaan dat wetsvoorstel nog uitgebreid behandelen. Ik heb het plan Wonen 6.0 gelezen. Ik zal straks overigens ingaan op de consequenties voor Rotterdam-Zuid, waarnaar mevrouw Schouten vroeg. Het is niet zo dat er in mijn wetsvoorstel een verbod komt op vrijesectorbouwen. Er komt wel een belangrijke bescherming in, naar aanleiding van alle mislukte avonturen in de vrije sector die, zoals de Algemene Rekenkamer constateerde, meer dan een miljard gekost hebben. Dat was geld dat bestemd was voor huurders met een kleine beurs. Het wordt dus niet onmogelijk, maar er komt echt veel meer bescherming voor huurders. De administratieve scheiding is een Europese verplichting. Ik las in het plan dat corporaties voor de vrije sector zouden mogen bouwen voor 10% met een staatsgarantie. Dat is in strijd met de afspraken met Europa. Op dit moment mag er al geen staatsgarantie gelden wanneer er gebouwd wordt voor de vrije sector. 

De voorzitter:

Ik heb me even laten adviseren. Het lijkt me verstandig om de discussie die nu eventueel gaat ontstaan, niet te laten ontstaan en die gewoon bij de behandeling van de aangekondigde wetsvoorstellen te voeren. Misschien is het handig om het dan aan de orde te stellen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het gaat nu over de bouwsector en dit heeft daarmee te maken. Uiteraard zullen we de verdergaande discussie dan voeren. Maar ik was gewoon benieuwd naar de richting waarin de minister denkt. Ik heb een tweede vraag. Ook de bouwsector pleit voor meer investeringsruimte voor corporaties. Ziet de minister toch een mogelijkheid om met de sector, met de socialevolkshuisvesters en met de huurders te zoeken naar een alternatief voor een daadwerkelijke vrijstelling van een deel van de verhuurdersheffing? Dat moet dan niet gaan om, zoals vanochtend in het nieuws was, een neppe vrijstelling, maar daadwerkelijk om een omzetting van een deel van de Blok-belasting in een investeringsplicht. 

Minister Blok:

Ik heb dat onderwerp aan het begin van mijn betoog uitgebreid behandeld en gezegd dat de investeringsplicht geen reëel alternatief is. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik kan de argumentatie van de minister op elk onderdeel individueel goed volgen, of het nou vrijstelling van de schenkbelasting, het stoppen met de starterslening of het niet inzetten van een eenmalige garantie van SVn voor de doorstroming is. Tegelijkertijd is het totaaleffect dat je vanaf 31 december zegt: het is mooi geweest, we stoppen met een aantal regelingen en sommige voeren we niet door. Mijn vraag betreft een deel van de zorg die ik ook in eerste termijn heb geuit. Is het niet te veel van het goede in een markt die zich herstelt maar nog steeds broos is, met een consumentenvertrouwen dat zich herstelt maar ook nog steeds broos is? Is het dan verstandig om op dit moment met al die maatregelen te stoppen? Dat is geen retorische vraag. Het is een serieuze afweging en twijfel van mijn fractie. Ik wil bekijken of wat met het totaal van de maatregelen gebeurt niet een te ruig effect kan hebben op dit moment. 

Minister Blok:

Allereerst stoppen niet alle maatregelen per 1 januari. De btw — daar hebben we het net al over gehad — loopt iets langer door. De verruiming voor de restschulden loopt vijftien jaar door. Er is een heel aantal prognoses gemaakt over de woningmarkt, ook door partijen die op dat gebied een goede staat van dienst hebben. De Rabobank maakt bijvoorbeeld prognoses en die gaan uit van een aanhoudend herstel van de woningmarkt. Daarbij zijn deze maatregelen ook meegenomen. Het bureau Fitch heeft recent weer een update gemaakt over de Nederlandse woningmarkt en zegt ook te verwachten dat het herstel gewoon doorzet. Dat soort signalen neem ik heel serieus. Daar komt bij dat het ook het eigen Woononderzoek Nederland 2012, dat ik een jaar geleden in de Kamer heb gepresenteerd, aangaf dat er een soort opgehoopte vraag was, ook sterk als gevolg van de politieke onzekerheid, en dat er toch echt een grote verhuiswens is. Natuurlijk is het beëindigen van die maatregelen ingegeven door de budgettaire noodzaak. Ik vind echter dat de signalen dat het herstel echt tractie aan het krijgen is, toch voldoende zijn om deze maatregelen met vertrouwen echt tijdelijk te laten zijn. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik kom nog even terug op een vraag die schriftelijk beantwoord is, namelijk de vraag over het risico van het leenstelsel voor de toetreding tot de woningmarkt van onze jongeren straks. De minister zegt dat hij afspraken heeft gemaakt met banken en dat zij met een lagere wegingsfactor van de studieschulden zullen gaan rekenen bij hypotheekverstrekking. Een lagere wegingsfactor over een hogere schuld kan nog steeds een nadeel opleveren. Die schuld gaat straks fors omhoog, maar dat terzijde. De minister is dus niet van plan om nader naar die risico's te kijken, maar in de praktijk weten banken nu bijvoorbeeld al helemaal niet hoeveel studieschulden er officieel zijn aangegaan. Daar is helemaal geen register van. DUO heeft die gegevens wel, maar die worden niet per se verstrekt. Ook wordt bij de hypotheekverstrekking bijvoorbeeld niet goed gekeken naar wat er al is afgelost. Dat kan dus in het nadeel werken van deze jongeren. Waarom wil de minister dit soort risico's niet allemaal in kaart krijgen? Straks zijn wij namelijk weer een probleem aan het oplossen dat wij nu al hadden kunnen voorzien. 

Minister Blok:

Het vraagstuk van de combinatie studielening en hypotheek is niet nieuw. Ook op dit moment melden zich vele afstudeerders die hun studielening aan het afbetalen zijn en een huis willen kopen. Op dit moment is de betalingsverplichting hoger dan onder het nieuwe, voorgestelde stelsel. Vandaar dat ik in de schriftelijke reactie inderdaad stel dat ik daar geen grote schokeffecten van verwacht. Het valt natuurlijk wel onder de zorgplicht van een hypotheekverstrekker om een opgave te vragen van die studieschuld. Dat zal degene die de hypotheek aanvraagt, ook moeten kunnen leveren. Die informatie kan geleverd worden. Het zal een grotere groep betreffen, omdat vrijwel alle studenten een beroep zullen doen op die studielening, maar de feitelijke maandlast zal lager zijn dan voor de vele studenten die nu al een studielening hebben, zonder dat dat tot grote problemen op de woningmarkt leidt. Dat alles maakt mij gerust dat dat geen schokeffecten met zich mee zal brengen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Deze minister is een optimistisch mens. Dat wist ik al. 

Minister Blok:

Ja, dat wil ik ook zo houden. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Maar ik vrees dat hij hier toch iets te veel optimisme aan de dag legt. De gemiddelde studieschuld gaat straks namelijk zeker met zo'n €20.000 omhoog. Dat is nogal een bedrag als je straks tot de woningmarkt wilt toetreden. Dan kun je wel een wegingsfactor van 0,75% en 0,45% afspreken, maar daarmee neemt die schuld niet per se af. Er wordt dan wel ietsje rekening mee gehouden, maar dat zal altijd nog een impact hebben op de hoogte van de hypotheekverstrekking, wellicht nog in combinatie met andere factoren die nog onzeker zijn; dat weten wij natuurlijk nooit. Waarom wil de minister daar niet nader naar kijken en zegt hij: ik geloof wel dat dat goed komt? Waar is dat optimisme op gebaseerd? 

Minister Blok:

Voor de hoogte van de hypotheek is de maandlast die je kunt dragen van belang. Die maandlast gaat omlaag van 0,75% naar 0,45%. Het bedrag zal voor een aantal mensen omhooggaan, maar het gaat om de maandlast, niet om het bedrag. Het is niet zo dat er tegen iemand gezegd wordt: je mag nooit meer lenen dan €250.000. Er zal gevraagd worden: welke maandlast kun je dragen? Wanneer de looptijd lang is, zoals bij een studielening, kun je dus nog steeds een behoorlijke maandlast dragen. 

De voorzitter:

U mag nog een keer een heel korte feitelijke vraag stellen, mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik geloof niet dat wij nader tot elkaar komen op dit punt. 

Minister Blok:

Er komen ongetwijfeld andere punten waarbij dat wel gaat lukken. 

De voorzitter:

U was toegekomen aan een nieuw hoofdstuk. 

Minister Blok:

Ja. Ik kom op de vragen over bouwen en energiebesparing. Ook voor deze onderwerpen geldt dat ik het komend jaar met een aantal initiatieven zal komen, omdat er beweging moet komen in de bouwmarkt en wij de ambities op het gebied van energiebesparing zoals vastgelegd in het energieakkoord, ook waar moeten maken. Ik ben bezig met een wet private kwaliteitsborging. Ik kijk daarbij intens naar de heer Bisschop omdat ik weet hoezeer vereenvoudiging van regelgeving hem aan het hart gaat. Mijn ambitie is om die wet snel aan de Kamer voor te leggen. De consultatiefase daarvan is net afgerond. 

Bij energiebesparing geldt een drieledig doel: de energiebesparing als milieumaatregel, de verbouwingen die wij daarmee lostrekken als werkgelegenheidsmaatregel, en de effecten die dat heeft op de koopkracht omdat mensen minder uitgeven aan energie. Ik zal woningeigenaren vanaf januari een indicatief energielabel toesturen op grond waarvan ze zelf op internet kunnen berekenen of dat aansluit bij de besparingsmaatregelen die ze misschien zelf al genomen hebben. Daarbij is ook de vraag belangrijk op welke manier zij de energieprestaties van hun huis kunnen verbeteren. Tegelijkertijd zullen wij er samen met gemeenten, de bouwsector en de installatiesector, die eveneens goede initiatieven heeft gepresenteerd, voor zorgen dat er een lokaal aanbod gegenereerd zal worden en dat daar ook goede publiciteit aan gegeven zal worden, om op die manier een extra impuls te geven aan de energiebesparing. Ook daarvoor hebben wij geld vrijgemaakt. Daarmee reageer ik ook op de vraag van mevrouw Schouten waarom het energiebespaarfonds nog niet zo hard loopt. Via die concrete maatregelen wil ik daar een extra impuls aan geven. Wij weten dat energiebesparing, hoezeer het ons ook aan het hart gaat, bij consumenten vaak niet bovenaan het lijstje staat. Energiebesparing is dus echt iets waar wij tegen moeten blijven duwen. Dat doen wij dan ook. Daarnaast staat nog een heel aantal maatregelen op stapel voor het komend jaar. 

De heer Verhoeven sprak met veel enthousiasme over het project Prêt-à-Loger. Ik deel dat enthousiasme. Ik heb daar bijna met een brok in de keel gestaan. Een rijtjeshuis is nog Hollandser dan een molen en klompen. Ik heb jaren van mijn leven in een rijtjeshuis gewoond — wie niet, zou ik haast zeggen — en inderdaad is het een opgave om de naoorlogse voorraad energievriendelijk te maken. Voor degenen die nog niet bij het project geweest zijn: ik vind het fantastisch hoe daar met relatief beperkte middelen huizen mooier, ruimer en energiezuiniger worden gemaakt. De heer Verhoeven vraagt zich af waarom een dergelijk project nog niet grootschalig van de grond komt, ondanks het feit dat er wel goede initiatieven zijn, zoals de Stroomversnelling. Ook op dit punt ben ik optimistisch. Naast de Stroomversnelling-huur is er inmiddels ook een Stroomversnelling-koop gestart. Dat geeft nog eens aan hoe ontzettend veel ambitie er aanwezig is bij bouwers, gemeenten en ook banken om daaraan een impuls te geven. Momenteel bekijk ik met het NIB of het lukt om, bovenop de extra hypotheekruimte die wij al hebben geboden voor energiezuinige woningen, op een verantwoorde manier nog meer ruimte te geven. Ik wil de sommen eerst nog op een rij hebben, maar ik zal de Kamer daar nog dit jaar meer over laten weten. 

Ik heb de initiatiefnemers van de Stroomversnelling-huur toegezegd dat ik met een wetsvoorstel zal komen dat ervoor moet zorgen dat de energielasten — of in feite de lasten van de verbouwing — door de corporatie of de verhuurder op een nette manier in rekening gebracht kunnen worden, waardoor de huurder zekerheid over de lasten heeft en de verhuurder de investering kan doen. Vandaag is dat wetsvoorstel in consultatie gegeven, waarmee ik dat deel van mijn afspraak met zo veel mogelijk spoed nakom. Na de consultatie zal het wetsvoorstel natuurlijk naar de Kamer gaan. 

Mevrouw Voortman vroeg mij of ik wil overgaan tot een verplichting voor bestaande bouw om bijvoorbeeld het aantal F- en G-labels terug te dringen. Over een verplichting ben ik niet enthousiast. Dat hebben wij ook niet afgesproken in het kader van het energieakkoord, omdat de consequenties daarvan echt draconisch zijn. Ik geef het voorbeeld van een ouder echtpaar dat in een klein huisje ergens in Groningen woont. Zij wonen daar heel tevreden, maar zij willen op hun leeftijd niet meer fors investeren en zij hebben daarvoor ook niet de financiële middelen. Het is een wat ouder huisje, dus het heeft het energielabel F of G. Dat echtpaar zou dan een brief in de bus krijgen waarin staat dat zij hun woning moeten isoleren. Dat kunnen wij de mensen niet aandoen; dat is gewoon niet reëel. Ik vind dus de het verleiden, het ontzorgen, langs alle zojuist door mij geschetste routes, de juiste manier. Verplichten vind ik echter niet reëel. 

Mevrouw Voortman vroeg ook of wij energiebesparing kunnen toevoegen aan de regeling voor vermindering van de verhuurdersheffing. Wij hebben ervoor gekozen, ook in de afspraken die ik met Aedes heb gemaakt, om energiebesparing te stimuleren, echter niet via de verhuurdersheffing, maar via twee andere routes. Er is 400 miljoen beschikbaar voor de stimuleringsregeling. Daar kan nu op getrokken worden om energiebesparing mogelijk te maken en daar wordt ook fors op getrokken. Daarnaast is er 75 miljoen beschikbaar voor goedkope leningen aan verhuurders, waarmee ze A++-labels kunnen realiseren. Die impuls wordt dus wel degelijk gegeven, ook voor de huursector. 

De heer Van der Linden vroeg wat ik vind van de analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving van de woningbehoefte. Ik vind het horen bij een open samenleving en een goed functionerende democratie dat planbureaus en anderen op een onafhankelijke, kritische manier met voorstellen kunnen komen. Ik hoef het er niet altijd mee eens te zijn, maar ik vind het van grote waarde dat dat gebeurt. 

Wat het planbureau volgens mij terecht aangeeft, is dat de woningmarktontwikkelingen zeer verschillend zullen zijn. Een aantal van u heeft daar ook over gesproken. Op dit moment zien we in ieder geval een trek naar de steden en dat niet alleen in de Randstad. Daarnaast zien we dat er als gevolg van de vergrijzing, veel minder verhuisd wordt. Oude mensen verhuizen bijna nooit, om het maar heel scherp te zeggen. Dat betekent dus ook dat de woningmarkt nooit meer wordt zoals die was. Het is daarom niet reëel — dat zeg ik ook tegen mevrouw Karabulut — om steeds terug te kijken en te zeggen: er werd vroeger zo veel gebouwd. Er zijn veel te veel kantoren gebouwd en de vraag naar woningen zal echt anders zijn en niet meer zo grootschalig als die was. 

Ik geloof niet in 20, 30 jaar vooruitkijken. Ik geloof eerlijk gezegd überhaupt niet in het vanuit Den Haag plannen waar hoeveel woningen gebouwd moeten worden. De woningmarkt is een zeer lokaal iets. Ik volg natuurlijk wel wat de ontwikkelingen op de woningmarkt zijn en ik doe de Kamer daar verslag van. En ik volg ook of er voldoende bouwgrond beschikbaar is, want dat was zo rond het jaar 2000 een probleem, maar er is nu eerder een teveel aan bouwgrond dan een tekort. Ik ga echter niet gedetailleerd plannen. Ik ben ook niet van de lijn dat er nergens meer gebouwd mag worden. Ik ben wel van de lijn dat hier echt realisme nodig is. Het goede nieuws is overigens dat de positie van de consument nu ook echt veel sterker is. Ik las deze week dat er in Arnhem weer mensen op luchtbedjes lagen omdat er kavels uitgegeven werden in Amsterdam. Dat zijn ontwikkelingen die een paar jaar geleden onmogelijk waren — er was toen geen kavel te krijgen — en waar mensen nu heel gelukkig van worden. Dan wordt er dus ook wel degelijk nieuw gebouwd. 

Mevrouw Schouten had een vraag over Rotterdam-Zuid. Het is wel degelijk mijn ambitie om de afspraken met Rotterdam-Zuid na te komen, ook in het kader van de novelle op de Woningwet. Ik heb al aangegeven dat het helemaal niet zo is dat er geen ruimte is om vrije sector te bouwen. Ik heb ook aangegeven dat ik de huurders van sociale huurwoningen wil beschermen tegen de enorme verliezen die daar de afgelopen jaren zijn geleden in het kader van stads- en dorpsvernieuwing. Rotterdam-Zuid lijkt mij een typisch geval van stadsvernieuwing. Als de markt niet wil, en dat die kans is groot in Rotterdam-Zuid, dan moeten woningcorporaties dat op een verantwoorde manier kunnen blijven doen. Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag ook aangegeven dat ik voor de aandachtsgebieden — Rotterdam-Zuid en de krimpgebieden — extra ruimte wil creëren. Ik neem aan dat we daar in het kader van de novelle nog verder over zullen spreken. Ik meen echter echt op een serieuze manier tegemoet te zijn gekomen aan Rotterdam-Zuid, omdat we daar — daar heeft mevrouw Schouten gelijk in — afspraken over hebben gemaakt. 

De heer Bisschop heeft gevraagd naar de door notarissen gesignaleerde problemen rond mantelzorgwoningen. Die problemen hebben ermee te maken dat we het in de wetgeving nu weliswaar makkelijker hebben gemaakt om mantelzorgwoningen te kunnen bouwen, maar dat de gemeenten dan wel een splitsing van het adres moet regelen. In de praktijk is daar kennelijk onduidelijkheid over. Ik zal ervoor zorgen dat we gemeenten in het periodieke overleg over de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG) zullen wijzen op de regels die daarvoor gelden. Dat houdt in dat je moet zorgen voor twee adressen. Zoals de Kamer weet ben ik onder leiding van voormalig Haags wethouder Marnix Norder en samen met collega Van Rijn een aanjaagteam transformatie ouderenhuisvesting gestart. Ik zal de heer Norder en zijn mensen vragen om aandacht te besteden aan dit probleem. 

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van het blok woningmarkt en wil ik overgaan naar het blok rijksdienst. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb een vraag over duurzaam bouwen. Ik word enthousiast van dat onderwerp, maar dat is normaal, want ik ben van een partij die duurzaamheid heel hoog in het vaandel heeft staan. 

De voorzitter:

Probeert u het kort te doen, al bent u nog zo enthousiast. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik wilde het even met wat gewicht zeggen om mijn punt te kunnen maken. Excuus, ik verlies mijzelf soms in mijn enthousiasme. Iedereen is er overigens zo enthousiast over. Iedereen spreekt over win-win, kansen voor de bouwsector, iedereen vindt het fantastisch, maar het komt maar niet los. De minister voor Wonen met de bebouwde omgeving in zijn portefeuille en met allerlei mooie plannen voor de transformatie van kantoren et cetera moet toch iets meer willen dan het omarmen van losse projecten? 

Minister Blok:

Nu doet de heer Verhoeven mij tekort. Bovenop de maatregelen die ik heb genomen, namelijk een Energiebesparingsfonds met 300 miljoen, de 400 miljoen voor woningcorporaties, kom ik het komende jaar met een energielabel voor iedere woningeigenaar. Dit is een operatie die wij nog nooit hebben uitgevoerd. Mensen krijgen allemaal een brief thuis waarin staat welke energiekwaliteit hun woning heeft. Mensen wordt gezegd dat het zeer de moeite waard is om dat nog eens te controleren, om naar de website te gaan en om te investeren in verdere besparing. We hebben met gemeenten afgesproken dat zij die informatieverstrekking lokaal gaan organiseren en daar het lokale bedrijfsleven bij betrekken, zodat de bouwsector daarmee aan de slag kan. Bouwend Nederland en UNETO zijn samen lokaal aan de slag gegaan, samen met bijvoorbeeld de Rabobank, om ervoor te zorgen dat er ook lokaal een passend aanbod is. In het kader van het energieakkoord is ook afgesproken dat zij zullen komen met een vorm van energieprestatiegarantie, zodat de consument ook weet welke besparing hij kan verwachten als hij er een bepaald bedrag in investeert. Daar wordt nu de laatste hand aan gelegd. Ik vind het dus niet juist om te zeggen dat er te weinig gebeurt. 

De andere kant is dat wij hier wel enthousiast zijn, maar dat het voor consumenten echt een onderwerp is dat vaak wat lager op de prioriteitenlijst staat dan een nieuwe keuken of een nieuwe badkamer. Dat is dus iets waaraan we echt moeten trekken, maar dat zijn we ook echt aan het doen. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister wordt ook enthousiast en vertelt inderdaad veel over zijn inspanningen. Misschien heb ik hem op dat gebied tekortgedaan. Maar wat zijn de resultaten? Hoeveel woningen denkt de minister dat wij bijvoorbeeld over vijf jaar verduurzaamd hebben? Ik begrijp dat de Stroomversnelling er 60 heeft opgeleverd en Prêt-à-Loger, een prachtig project, momenteel nog maar één. Kortom: over wat voor aantallen kunnen we de komende jaren op basis van al deze inspanningen gaan praten? 1.000, 10.000, 100.000? 

Minister Blok:

Ik zou de werkelijkheid geweld aandoen door nu even uit mijn mouw te schudden wat er over vijf jaar gaat gebeuren. Ik ben echter onmiddellijk bereid om de ramingen, die wij in het kader van het energieakkoord hebben opgesteld, schriftelijk aan de Kamer toe te sturen. 

De heer Monasch (PvdA):

Volgens mij is het project de Stroomversnelling gericht op 110.000 huurwoningen, waarna alle informatie die is opgedaan, in een open source beschikbaar wordt gesteld voor allerlei andere bouwers. Dat is alvast één antwoord. 

De maatregelen die de minister nog eens uiteenzet, zijn stuk voor stuk prima maatregelen. Zij krijgen ook onze steun. Wij krijgen echter ook signalen dat het zo moeilijk is om bij dat geld te komen. Niet alleen de consument moet eraan wennen. Voor het Energiebesparingsfonds moet je talloze documenten overleggen en de rente die je moet betalen is relatief hoog. Zijn er niet te veel obstructies, is de administratievelastendruk niet te hoog? Dat schrikt de consument al zo af dat hij denkt: laat maar, voordat ik dit allemaal voor elkaar heb, ben ik alweer aan een volgende woning toe. 

Minister Blok:

Een consument die aanspraak wil maken op een lening uit het energiebespaarfonds, wordt ten eerste om informatie over zijn financiële positie gevraagd. Dat moet, want een lening moet verantwoord worden verstrekt. Ten tweede wordt gevraagd naar de investering die deze consument wil doen. Het moet immers zeker zijn dat het geld niet wordt gebruikt voor een nieuwe motor, maar voor woningisolatie. Mij lijkt dat het fonds niet buiten deze informatie kan. Dat zou onverantwoord zijn. Rente wordt geheven over een ongedekte lening, dus het is geen hypotheeklening. Als mensen iets in hun hypotheek kunnen onderbrengen, wordt er extra leencapaciteit gecreëerd, zoals ik net tegen mevrouw Schouten zei. Dat zal aantrekkelijk zijn. Heel veel mensen met een bestaande woning die nog volop gefinancierd is, hebben dat perspectief niet. Zij zouden zonder het energiebespaarfonds op persoonlijke leningen aangewezen zijn. Die zijn duur. Nu krijgen zij het alternatief van een lening waarover echt een lage rente in de orde van grootte van 3,5% wordt geheven en die ook nog aftrekbaar is. Volgens mij is dat heel concurrerend. Het punt is echt dat het voor consumenten niet "on top of mind" is. Daarbij moet de overheid mensen helpen. Het is ook heel belangrijk dat de energieprestatiegarantie er bijvoorbeeld komt, zodat mensen bij het afsluiten van een dergelijke lening, waarmee doorgaans forse bedragen zijn gemoeid, zien dat ze die gaan terugverdienen. 

De heer Monasch (PvdA):

Begrijp ik, samenvattend, goed dat de minister zegt dat het energiebesparingsfonds ondanks de kritiek dermate eenvoudig werkt dat men niet te veel documenten hoeft te overleggen, dat de rente redelijk is en dat het dus op dit moment gewoon afwachten is of de consumenten doorbijten? 

Minister Blok:

Nee, we moeten niet afwachten, maar de consument actief blijven benaderen. Ik zou onverantwoord handelen als ik zei dat we minder informatie gingen vragen. Dan zou ik mensen echt in de problemen brengen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister heeft mijn vraag over de minimumenergieprestatie-eisen voor nieuwbouwwoningen schriftelijk beantwoord. Die vraag heb ik gesteld naar aanleiding van het artikel in Bouwformatie, waarover de heer Verhoeven eerder mondelinge vragen heeft gesteld. De minister gaat in de schriftelijke beantwoording alleen in op wat er op welk moment besloten is. Ik heb echter begrepen dat het onderzoek in tegenstelling tot wat de minister tegen de heer Verhoeven zei, geen wetenschappelijk en onafhankelijk onderzoek was, maar juist een onderzoek dat in opdracht van de minister voor Wonen en Rijksdienst met marktpartijen is uitgevoerd. Dan is er toch geen sprake meer van onafhankelijk onderzoek? 

Minister Blok:

Ik zou niet weten waarom een onderzoek waartoe een ministerie opdracht geeft niet onafhankelijk kan zijn. Dat is nogal een beschuldiging! Ik verdien er in ieder geval niets aan. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit onderzoek, dat in opdracht van de minister met een marktpartij is uitgevoerd, heeft tot een versoepeling van de eisen geleid, terwijl de Kamer naar aanleiding van een motie van de heer Jansen van de SP heeft gesteld dat de eisen juist strenger moeten worden. Een dergelijke manier van werken kan toch vragen oproepen? 

Minister Blok:

Volgens mij heb ik de motie van de heren Jansen en Monasch inzake de aanscherping van de EPC-normen uitgevoerd. In de schriftelijke beantwoording geef ik ook aan dat er bij de invoering van de maatregelen gewoon een voorhangprocedure is gevolgd. De Kamer heeft toen wekenlang over alle informatie beschikt en had de gelegenheid om mij te vragen naar de kwaliteit van het onderzoek en naar andere onderzoeken. Ook had zij de gelegenheid om te zeggen dat ik het allemaal niet moest doen, maar dat is niet gebeurd. Daarom is de Algemene Maatregel van Bestuur gewoon ingevoerd. Er is niets verborgen gebleven. Dat is nog steeds niet het geval, trouwens. 

De voorzitter:

We blijven het proberen. EPC staat voor energieprestatiecoëfficiënt. Laten wij proberen, afkortingen te vermijden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb ze geprobeerd te vermijden, maar als ik er toch een heb gebruikt, spijt mij dat. 

De voorzitter:

Dit ging over de minister. 

Minister Blok:

Laat ik onmiddellijk toegeven dat dit mij spijt, hoewel ik er niet van overtuigd ben dat mensen die nu luisteren, onmiddellijk weten wat een energieprestatiecoëfficiënt is. 

De voorzitter:

Het is in ieder geval altijd beter dan EPC. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Je wilt inderdaad dat een debat voor iedereen goed te volgen is. Mij gaat het erom dat er na de besluitvorming een artikel in Bouwformatie is verschenen en dat de heer Verhoeven daarover vragen heeft gesteld. De minister doet voorkomen dat het allemaal heel logisch is gegaan en dat het onderzoek wetenschappelijk onderbouwd was. Daarbij kun je echter vraagtekens zetten. Juist omdat het gaat om een belangrijk onderwerp, namelijk energiebesparing, vind ik dat jammer. Ik vrees dat wij het hierover niet eens worden. 

De voorzitter:

Dat gevoel had ik ook al een beetje. 

Minister Blok:

Ik heb geen vraag gehoord. Er was wekenlang gelegenheid om hierover vragen te stellen. 

De heer Bisschop (SGP):

Met die laatste opmerking van collega Voortman stelt ze ook elk onderzoek van elke milieuorganisatie bij voorbaat in een verdacht daglicht. Dat moeten we ons ook realiseren. Daar wilde ik het echter niet over hebben. 

De voorzitter:

Vecht u dat in tweede termijn nog even verder uit, of buiten de zaal. Gaat u verder. 

De heer Bisschop (SGP):

Daar worden we het wel over eens, misschien. Ik kom nog even terug op het energiebesparingsfonds. Ik dank de minister voor zijn toezegging om daar meer publiciteit en bekendheid aan te geven. Ik denk dat dat heel goed is. Maar dan nog sluit ik graag aan bij de vraag van collega Monasch of we het niet te stevig hebben ingepakt en zodanig hebben opgetuigd dat het niet meer aantrekkelijk is. Ik verzoek de minister nu — anders zou ik dat in tweede termijn hebben gedaan — om ook de inrichting van de voorwaarden en procedures nog eens heel strak tegen het licht te houden en te bekijken hoe dit zo laagdrempelig mogelijk toegankelijk kan worden gemaakt voor mensen die er belangstelling voor hebben. 

Minister Blok:

Ik deel de ambitie om het zo laagdrempelig mogelijk te maken. Ik heb ook aangegeven dat ik vind dat je bij het verstrekken van financiering — het gaat om forse bedragen — ook moet weten dat je mensen niet in de problemen brengt. Omdat er ook belastinggeld in zit, wil ik daarnaast zeker weten dat het wordt besteed aan energiebesparing. Ik ben altijd bereid om op grond van concrete suggesties, bijvoorbeeld de vraag of je de informatie niet elders kunt halen of informatie eruit kunt schrappen, er op die manier naar te kijken. Als ik er zelf naar kijk, dan kan ik niet komen op dingen die ik kan schrappen. Ik moet dus echt een voorstel hebben, bijvoorbeeld om dit of dat eruit te halen. Ik zie het gewoon niet. 

De heer Bisschop (SGP):

Wij zijn bereid om suggesties aan te leveren. 

Minister Blok:

Graag. 

De voorzitter:

Ik hoorde dat de minister aan zijn laatste blok, over de rijksdienst, begon. 

Minister Blok:

Dat klopt. 

De voorzitter:

Gaat uw gang. 

Minister Blok:

Ook op het gebied van de rijksdienst worden echt meters gemaakt. Ik realiseer me dat dit in de beleving van een Kamerlid op een andere manier gaat, omdat er maar heel zelden wetgeving in het spel is. Bij wetgeving ben je op het scherp van de snede aan het debatteren en is het spannend of je amendement het wel of niet haalt. Het zijn heel vaak interne maatregelen. Soms hebben die wel met wetgeving te maken, maar het zijn interne maatregelen, waarover ik de Kamer uitgebreid verslag doe, bijvoorbeeld middels de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. 

Maar laat ik toch een aantal grote stappen schetsen. We hadden bij het Rijk een enorm aantal datacenters, die alle hun eigen behuizing hadden. We gaan terug van 64 naar 4. Tot voor kort deden de ministeries echt alles zelf. Ik ben van buiten de rijksdienst binnengekomen en heb nog steeds weleens wat kriebels over de manier waarop ministeries naast elkaar werken, om het zo maar te zeggen. Ik hoor van alle kanten dat het een wereld van verschil is met een aantal jaren geleden. Nu is het volstrekt logisch dat de ICT wordt gedeeld en dat de inkoop wordt gecoördineerd. Zo hebben we afgesproken dat Defensie voor iedereen de auto's inkoopt omdat dat ministerie nu eenmaal toch al veel auto's inkoopt en daardoor goed weet hoe zo'n markt in elkaar zit. We hebben nu gezamenlijk één personeelsadministratiesysteem. Dat is gewoon een handig systeem. Ik herinner me nog dat ik vroeger mijn declaraties op een doorslagformuliertje invulde. Nu heeft iedereen een computerschermpje waarachter alle software werkt en kun je op één plaats alle informatie op personeelsgebied van het hele Rijk ophalen. Inmiddels zijn er ook collega's uit het buitenland komen kijken naar de manier waarop we dat in Nederland doen. 

Als ik van iets meer afstand naar de Nederlandse overheid kijk, dan heb ik natuurlijk de ambitie om ervoor te zorgen dat zij tegelijkertijd efficiënt en kwalitatief heel goed is. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in 2012 een internationale vergelijking gemaakt van de omvang en de prestaties van overheden. Het plaatste Nederland in de top zeven van westerse landen. Dat onderzoek zal worden herhaald — ik refereer hierbij ook aan de vraag van de heer Monasch — omdat ik het van groot belang vind om te blijven vergelijken hoe Nederland het doet ten opzichte van andere landen. 

Ook in het personeelsbeleid maken wij de slag om zo veel mogelijk rijksbreed te werken; mevrouw Fokke vroeg daarnaar. Dat gold natuurlijk al voor de hoogste functies, dus de Algemene Bestuursdienst. Mevrouw Fokke vroeg overigens hoe het staat met de ambitie om het aantal vrouwen aan de top te verhogen. Die ligt behoorlijk op koers, dus als mevrouw Fokke in tweede termijn nog een compliment zou willen uitreiken, mag dat. Wij zijn in het afgelopen jaar gestegen met 1,8% en zitten inmiddels op 27,5%. Ik hoor nu ook enthousiasme van mevrouw Karabulut, dus dat wordt een tweede compliment. 

We gaan de dienstverlening van die Algemene Bestuursdienst uitbreiden naar de zelfstandige bestuursorganen en naar de vier grote gemeenten, omdat we het van belang vinden dat de uitwisseling met medeoverheden op een goede manier plaatsvindt. We gaan vanaf 2015 ook een rijksbrede ondernemingsraad instellen, want ook dat was eigenlijk verkokerd. Ieder departement heeft zijn eigen ondernemingsraad, terwijl het logisch is om dat op één plaats te doen. 

Op het gebied van vastgoed is ook voor het grote publiek zichtbaar dat de overheid aan het inkrimpen is. Dat leidt ook echt weleens tot spanningen, omdat dit betekent dat een grote werkgever lokaal inkrimpt. Daar proberen we dus heel zorgvuldig mee om te gaan. Deze inkrimping levert intern besparingen op. We zijn de vastgoedpoten die vroeger Domeinen, Rijksgebouwendienst en het Defensievastgoedbedrijf waren, aan het samenvoegen. Dat betekent concreet besparingen en vrijkomende kantoren. Mevrouw Fokke vroeg of er daarvoor een plan B is. Ik heb de Kamer een uitgebreid programma gestuurd over de manier waarop wij omgaan met die kantoren. Dat varieert van gewoon verkopen — sommige zijn heel courant — tot tijdelijk een andere bestemming geven, waarvoor vaak heel leuke mogelijkheden bestaan. Ik denk aan de gevangenis in Leeuwarden, waar creatieve ondernemingen in zitten. Ik denk ook aan de Binckhorst, waar wij een moeilijk verhuurbaar kantoorgebouw beschikbaar hebben gesteld aan ondernemers rond de dans, waar in Den Haag veel activiteit omheen is. 

Wat ik niet doe, is zomaar gebouwen slopen. Ik weet dat andere vastgoedeigenaren dat fantastisch vinden, want dan komen alle kosten voor rekening van de belastingbetaler en wordt hun pand beter verhuurbaar, maar de Kamer mag van mij verwachten dat ik voor de belastingbetaler opkom. Het CBS-gebouw in Leidschendam-Voorburg heb ik bijvoorbeeld kunnen verkopen. De koper gaat het nu slopen en er woningen neerzetten. Stel je voor dat ik het zelf had gesloopt; dan had ik geen stuiver gekregen en had de markt staan applaudisseren. Als er echt geen andere oplossing is, zullen we wel slopen, maar als ik er nog een stuiver uit kan persen, doe ik dat natuurlijk. 

De heer Moors vroeg of wij goed in beeld hebben of de overheid een aantrekkelijke werkgever is en hoe de arbeidsvoorwaarden zich verhouden tot die in de rest van de markt. Dat is een relevante vraag, want je wilt talent kunnen aantrekken en tegelijkertijd niet te veel betalen als je marktconform zou kunnen betalen. Ik ben dus bezig om daarnaar een onderzoek te doen. Ik ben graag bereid om de resultaten daarvan met de Kamer te delen. Dat is relevante informatie, dus die zal de Kamer van mij krijgen. 

De heer Moors vroeg ook hoe het staat met de ontwikkeling van de beleidskernen. Ik heb daarover ook verslag gedaan in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Die beleidskernen zijn in de afgelopen tijd behoorlijk gekrompen, tussen 2010 en 2013 met ruim 5%. Ook dit jaar gaat die krimp verder. Op andere plaatsen doen we weleens aan personeelsuitbreiding, soms op initiatief van het kabinet; denk bijvoorbeeld aan de intensiveringen bij de Belastingdienst in het kader van de fraudebestrijding. Soms gebeurt dat op initiatief van de Kamer, die bijvoorbeeld gevraagd heeft om de buitenlandse dienst wat uit te breiden. 

Ik voer nog een discussie met CDA en D66 over mijn wens om niet meer verplicht altijd een reactie te moeten schrijven op adviezen van adviescolleges, omdat ik dat ook kan doen op het moment dat ik bijvoorbeeld met een wetswijziging kom. Zeker na de bijdragen van de heren Knops en Verhoeven had ik gehoopt dat zij nog eens met hun fractiegenoten zouden spreken over de vraag of het wel logisch is om enerzijds te pleiten voor een kleine rijksdienst en anderzijds te verlangen dat de ene verdieping met ambtenaren altijd een reactie moet sturen als de andere verdieping met ambtenaren een advies heeft gestuurd. Misschien kunnen de heren Knops en Verhoeven nog eens met hun collega's praten over dat amendement. Het zou echt helpen als wij van die verplichting af kunnen. 

De voorzitter:

Wij doorbreken bij wijze van hoge uitzondering even de structuur van interrupties aan het einde van een blokje, omdat de minister de heer Verhoeven rechtstreeks heeft aangesproken. Houd het kort, mijnheer Verhoeven. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister vraagt hier eigenlijk om problemen door midden in zijn blokje al te praten over wat de fracties van het CDA en D66 zouden kunnen doen. Wij zullen dit zeker met onze collega's bespreken. 

De voorzitter:

Mooi! 

De heer Verhoeven (D66):

Ik wil echter graag een korte vraag stellen over de logica van de minister. Wat is de logica van aan de ene kant schoonmakers inbesteden en aan de andere kant cateraars bij Defensie uitbesteden? Als de logica van dat verhaal mij duidelijk wordt, zal ik de minister de logica van de redenering van CDA en D66 geven. 

Minister Blok:

Ik heb nog een hele verhandeling over die inbesteding. Ik wil wel gezegd hebben dat dit natuurlijk zelfstandige afwegingen zijn. Het kan niet zo zijn dat je, omdat er op de ene plaats uitbreiding van de rijksdienst plaatsvindt — dat geldt bijvoorbeeld ook bij de buitenlandse dienst — nooit meer wilt praten over efficiencymaatregelen op een andere plaats. Ik heb vorig jaar oktober en afgelopen zomer brieven gestuurd over de manier waarop ik wil omgaan met de inbestedingsafspraken. Het is altijd een politieke afweging. Welke taken doet het Rijk zelf en welke besteedt het uit? Je kunt veel meer uitbesteden. Dat kan heel extreem zijn. Je kunt bijvoorbeeld het gevangeniswezen uitbesteden. Er zijn landen die dat doen. Je kunt nog veel meer ICT uitbesteden. Wij zullen nog uitgebreid spreken over de bevindingen van de commissie-Elias in dat verband. Als je heel veel uitbesteedt, word je ook erg afhankelijk van de markt. Wij hebben heel veel juristen in dienst, maar je zou veel van hun werk kunnen uitbesteden. Die afweging zul je altijd moeten maken. 

Bij inbesteden moet je ook een reële afweging maken. Kun je dat als organisatie? Wat zijn de consequenties voor de kosten? Wij hebben daar regeerakkoordafspraken over gemaakt. Hoe ga je eigenlijk om met de mensen aan de onderkant van het loongebouw? Zijn dat de mensen die je tegenkomt omdat je tot 18.30 uur hebt gewerkt en zij als schoonmaker binnenkomen en je nog even zwaait? Of zijn dat echt collega's die je ook gewoon tegenkomt in de kantine en bij het personeelsfeest? Dat is op zich namelijk ook van waarde. In verband met al die afwegingen, heb ik al aan de Kamer laten weten dat catering een specifiek bedrijfsproces is. Daarin zit een hele lijn van logistiek en van hygiënisch omgaan met voedsel. Ik vind catering daarom niet geschikt voor inbesteding. Collega Hennis zal nog uitgebreid met de Kamer spreken over haar voornemen, maar dat is in lijn met wat ik de Kamer heb laten weten. Ik heb de Kamer al laten weten dat ik mogelijkheden zie om de andere activiteiten, zoals beveiliging en schoonmaak, op een kostenefficiënte manier wel intern te kunnen doen. 

De voorzitter:

Rondt de minister dit blokje hiermee af? 

Minister Blok:

Dit was het punt "inbesteden". Het was nog niet het eind van het blokje "rijksdienst". 

De voorzitter:

Heel goed, dan wachten wij eerst op die afronding. 

Minister Blok:

De heer Moors vroeg mij hoe ik aankijk tegen de OESO-aanbeveling over de functieroulatie van ambtenaren. De heer Moors gaf aan dat de OESO zou zeggen: wel functieroulatie, maar binnen één kennisgebied. Ik denk dat je beide types nodig hebt. Je hebt mensen nodig die een brede scope hebben en die beleidsinhoudelijk of als leidinggevende in staat zijn om een aantal beleidsterreinen te overzien. Mijn directeur-generaal Wonen en Bouwen ken ik nog als directeur-generaal Telecommunicatie en Energie uit de tijd dat ik Kamerlid was. In beide rollen heb ik hem zeer gewaardeerd en waardeer ik hem nog steeds zeer. Daarnaast heb je natuurlijk ook vakspecialisten nodig. Die hebben wij nodig bij wonen, die hebben wij nodig bij belastingen, die hebben wij nodig bij ICT. Het hangt echt van de ambities en capaciteit van die persoon af. Ik zou niet heel zwart-wit willen zeggen dat het altijd binnen één kolom moet. Ik ben niet van de lijn dat het voldoende is om alleen maar procesmanagers te hebben. Die tijd hebben wij gehad. Ik ben van de lijn dat wij beide types nodig hebben. Er is overigens ook uitwisseling buiten de rijksdienst. Die algemene bestuursdienst moet ook gaan werken voor medeoverheden en zbo's. 

De heer Knops vroeg hoe ik aankijk tegen de uitspraak van de heer Bekker, dat er nog 40% van de beleidskernen af kan. Ik weet niet hoe de heer Bekker op dat percentage is gekomen. Naar aanleiding van de vraag van de heer Moors heb ik al gezegd dat de beleidskernen echt wel behoorlijk aan het krimpen zijn. Die tendens zet dit jaar voort. Ik neem initiatieven om dit verder mogelijk te maken, maar het betekent echt wel eens dat je keuzes moet maken. Het is niet zo dat al die mensen maar duimen zitten te draaien en dat je beleidskernen kunt laten krimpen zonder keuzes te maken. 

De heer Verhoeven vroeg naar het ziekteverzuim. Ik ben het met hem eens dat het echt van groot belang is om het ziekteverzuim omlaag te krijgen. Het is de afgelopen jaren ook gedaald. De heer Verhoeven wijst er wel op dat het hoger is dan het gemiddelde op de arbeidsmarkt. Daar passen een paar verklarende kanttekeningen bij. Als je het gemiddelde op de arbeidsmarkt splitst in grote en kleinere organisaties, dan zie je dat grote organisaties een hoger ziekteverzuim hebben. Dan is het verschil dus minder. Het personeelsbestand van het Rijk is bovendien relatief oud. De heer Krol is inmiddels vertrokken, maar hij vroeg mij wat het Rijk doet voor oudere werknemers. Nou, ik ken geen werkgever die zo veel voor oudere werknemers doet als het Rijk, want wij hebben er heel veel van. En we nemen ze overigens ook nog steeds aan. Nogmaals, het blijft een heel belangrijke opgave om het ziekteverzuim terug te dringen. Ik ben graag bereid om nog eens een spa dieper te gaan. Ik wil met de Kamer delen welke maatregelen worden genomen, maar ook welke mogelijkheden er zijn om het cijfer verder te beïnvloeden. Dat doe ik wel met realisme, want het personeelsbestand zal de komende jaren waarschijnlijk nog wat vergrijzen. Het aannemen van arbeidsgehandicapten, wat zowel door de heer Verhoeven als door mij van groot belang wordt geacht, zal waarschijnlijk ook een gevolg hebben voor het ziekteverzuim. Ik vind het zo belangrijk, dat ik graag nog eens met de Kamer wil delen wat wij eraan kunnen doen. 

De voorzitter:

Hoe krijgt dat delen vorm? 

Minister Blok:

Dat krijgt de vorm van een brief met een analyse en voorstellen voor aanscherping van het beleid. 

De voorzitter:

Wanneer kunnen wij die tegemoetzien? 

Minister Blok:

Dat zal het komend voorjaar worden. Ik bedoel daar niet mee dat het een halfjaar gaat duren. 

Heel graag had ik nog met de heer Krol gediscussieerd over zijn voorstel om zijn toelage te verminderen om in ruil daarvoor in stapelbedden in lege gebouwen van het Rijk te mogen slapen, maar hij is er niet. Ik hoop dat debat nog een keer met hem te kunnen voeren, maar hij zal het voorstel ongetwijfeld nog in het Presidium doen. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn antwoord in eerste termijn. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb nog een vraag over de heel lange uitleg van de minister over het verschil tussen cateringpersoneel en schoonmakers. Cateringpersoneel doet blijkbaar heel ingewikkeld werk en schoonmakers heel simpel werk. Ik snap er helemaal niks van. In het regeerakkoord staat gewoon: schoonmaak en catering. Zo staat het er gewoon. Kan de minister in plaats van een heel lang antwoord te geven, niet beter toegeven dat de regering tot een ander oordeel is gekomen en dat zij het regeerakkoord op dit punt slechts voor de helft uitvoert, namelijk alleen voor de schoonmakers en niet meer voor het cateringpersoneel? Dan hebben wij gewoon helderheid, dan weet iedereen het en dan kunnen wij verder. Is het regeerakkoord op dit punt niet meer geldig? 

Minister Blok:

In het regeerakkoord is een aantal voorbeelden genoemd en die ben ik vervolgens gaan uitwerken. Ik heb dat ook met de Kamer gedeeld. De heer Verhoeven doet mijn woorden tekort door te zeggen dat schoonmaakwerk simpeler is dan cateringwerk. Wat ik gezegd heb, is dat catering een ingewikkelde logistieke keten heeft. Je moet op een verantwoorde manier veel verschillende voedselproducten bereiden, transporteren en conserveren. Dat vraagt een type keten dat je niet zo maar binnen een niet-gespecialiseerde organisatie als het Rijk kunt organiseren. De keten voor schoonmaakwerk is eenvoudiger en daarom beter te doen. Een fles Jif bederft nu eenmaal niet zo snel als een kroket. 

De voorzitter:

Is het verschil tussen een fles Jif en een kroket helder? 

Minister Blok:

Jif is een afkorting, maar ik weet niet precies waarvan. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Als je de redenering van de minister volgt, kun je alle ambtenaren wel uitbesteden. Gewoon allemaal hup naar de markt. Ik ben zelf ambtenaar geweest. Ik weet hoe ingewikkeld dat georganiseerd kan zijn en hoe dat logistiek in elkaar steekt. 

Minister Blok:

U bent in ieder geval goed vers gebleven. 

Mevrouw Karabulut (SP):

In het regeerakkoord staat dat het gaat om het in dienst nemen van mensen in de laagste loonschalen. Dat is ook waar vicepremier Asscher van de Partij van de Arbeid op hamert. Begrijp ik nu goed dat de minister zegt: die afspraak breken wij open, want die geldt niet voor de cateraars? De minister wil geen stokje steken voor de dreigende uitbesteding van de catering bij Defensie. 

Minister Blok:

Mevrouw Karabulut brengt het alsof ik iets heel nieuws zeg. Ik heb twee keer een brief hierover gestuurd. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil slechts een ja of een nee horen! 

De voorzitter:

Laat u de minister even netjes uitspreken. 

Minister Blok:

We hebben ook debatten hierover gevoerd, waarbij ik dezelfde argumentatie heb gebruikt. Ik weet niet meer of ik ja of nee moet zeggen op uw vraag, maar ik heb in ieder geval nu niets nieuws verteld. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nogmaals, erkent de minister of wil hij bevestigen dat wat betreft de catering het regeerakkoord niet wordt nageleefd? De minister zal dus niet voorkomen dat Defensie de catering uitbesteedt. 

Minister Blok:

Over het algemeen is de SP heel blij als het regeerakkoord niet zou worden nageleefd. Ik kan mevrouw Karabulut niet gelukkig maken. Ik heb al tegen de heer Verhoeven gezegd dat er een aantal voorbeelden in het regeerakkoord staan. Ik heb uitgebreid met de Kamer gedeeld op welke manier ik invulling geef aan de afspraken uit het regeerakkoord. Daar is niets nieuws aan. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat punt is heel belangrijk voor mijn partij, maar vooral voor de cateringmedewerkers. Het gaat om zekerheid, om fatsoen. Het gaat erom dat die medewerkers collega's worden en dat zij net zoals de andere ambtenaren zekerheid krijgen. Ik heb zelf jarenlang meegedraaid in de catering, al was dat een bijbaantje. Het is heel belangrijk dat die medewerkers onderdeel worden van het bedrijf en dat de overheid een voorbeeld stelt. Ik moet constateren dat deze minister afwijkt van het regeerakkoord en dat vicepremier Asscher daarmee instemt. Ik zal op dit punt dan ook een motie indienen. 

Minister Blok:

Ik heb geen vraag gehoord. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Moors, die wij vanavond nog niet hebben gehoord. 

De heer Moors (VVD):

De minister is in de schriftelijke beantwoording ingegaan op mijn vraag over de beleidsdoorlichtingen. Ik heb gevraagd waarom artikel 3 slechts deels wordt doorgelicht. Ik begrijp uit het antwoord dat een heleboel zaken die in dat artikel genoemd worden, niet worden uitgevoerd binnen het artikel Kwaliteit Rijksdienst en dat daarom een doorlichting niet echt zinvol is. In het artikel gaat het wel over ICT-beleid, hrm-beleid, inkoopbeleid en huisvestingsbeleid, maar dat wordt blijkbaar elders doorgelicht. Ik weet dat in de jaarrapportage over de bedrijfsvoering van het Rijk op de ontwikkelingen wordt ingegaan. De effectiviteit en de efficiency van het beleid wordt … 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, als u wilt overleggen, doet u dat dan op de gang. Er voert hier iemand het woord. 

De heer Moors (VVD):

Dank u. Wordt dat beleid dan elders doorgelicht, bijvoorbeeld bij de begrotingsbehandelingen van andere ministeries? 

Ik heb hier nog een tweede vraag over. Kan dat artikel in de begroting voor 2016 wat duidelijker worden? Dan weten we namelijk waar dat artikel precies over gaat en wat er in de beleidsdoorlichting zal worden doorgelicht. 

Minister Blok:

Het houden van een beleidsdoorlichting is een afspraak op grond van de Comptabiliteitswet, die inhoud dat ieder beleidsartikel iedere vijf jaar wordt geëvalueerd. Dat vind ik heel verstandig, want het gaat om grote belangen en veel geld. Dit artikel heet "Kwaliteit Rijksdienst", maar bevat heel verschillende uitgavenposten. Een deel is de bijdrage die we als werkgever aan de opleidingsfondsen verstrekken. Een belangrijk onderdeel zijn de uitgaven die ik doe bij al die coördinerende rollen die ik heb: inkoop, ICT, facilitaire dienstverlening etc. Ik moet gewoon uitgaven doen om bijvoorbeeld een onafhankelijk onderzoek te laten doen of een bijeenkomst te organiseren. Die uitgaven zitten daaronder. Dat is allemaal heel beleidsarm. Daarnaast zit er ook één beleidsrijke activiteit onder, namelijk de arbeidsmarktcommunicatie: hoe zorgen we dat getalenteerde mensen ook bij de overheid gaan werken. Dat evalueer ik nu. Die evaluatie zal ik delen met de Kamer. 

De inhoudelijke evaluatie van al die andere activiteiten vindt inderdaad plaats in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Daarin treft u een overzicht van de projecten van het programma Compacte Rijksdienst, die al door een vorig kabinet zijn ingezet en die voor een heel belangrijk deel echt succesvol verlopen. Daarin treft u ook de voortgang van de nieuw gestarte projecten. Wij noemen die de SGO-projecten (Secretarissen-Generaal Overleg), omdat de secretarissen-generaal die projecten trekken. Ook daarvoor geldt dat ik in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk de Kamer geïnformeerd heb en zal blijven informeren over de effectiviteit van die maatregelen. 

Uw suggestie om dit inderdaad heel diverse beleidsartikel een volgende keer wat scherper toe te lichten neem ik graag over. 

De heer Knops (CDA):

De minister gaf net in een reactie op een aantal vragen van ons aan: als je in de Kamer zit, is het van de andere kant bekeken allemaal ingewikkeld om te zien dat er wel voortgang is. Hij noemde daarbij twee projecten in het bijzonder, de ICT en de aankoop dan wel inkoop van gezamenlijke voertuigen. Laten dat nu allebei projecten zijn waarover veel te doen is, en dat is nog een understatement. Dat lijken mij dus echt geen voorbeelden die de minister kan aanhalen om uit te leggen dat het allemaal geweldig gaat. 

Ik wil de minister vragen om wat uitgebreider in te gaan op de woorden van professor Bekker. Dat is voormalig secretaris-generaal voor vernieuwing van de rijksdienst, dus niet zomaar iemand. Hij heeft van binnenuit gezien hoe het werkt en zegt gewoon dat op dit moment de problemen onvoldoende worden aangepakt door de ministers. Er zitten te veel mensen bij vergaderingen en er gebeurt te weinig aan de afslanking. Zou de minister daar eens inhoudelijk op willen reageren? Of is hij bereid om er schriftelijk op te reageren? Ik reik hem het artikel graag aan. 

Minister Blok:

Allereerst een feitelijke correctie. Ik heb niet gezegd dat "de" ICT een concreet project was. Ik heb gezegd dat het verminderen van het aantal datacentra een concreet project is, dat enorm op stoom ligt en waarover de Kamer geïnformeerd is. 

Ik heb het artikel van de heer Bekker gelezen. Ik mis een onderbouwing voor die 40%, maar ik kan wel laten zien dat de beleidskernen fors gekrompen zijn de afgelopen jaren en dat die krimp zich voortzet. Dat heb ik overigens ook met de Kamer gedeeld. 

De heer Knops (CDA):

De minister heeft wel degelijk ook gesproken over ICT, in het verlengde van die datacentra, die hij ook heeft genoemd. Maar nu neemt de minister dus de woorden terug en is de ICT geen goed voorbeeld van wat er is bereikt onder zijn regie. 

Professor Bekker maakt echt fundamentele opmerkingen. Hij zegt dat dit kabinet en deze ministers te weinig doen om de problematiek aan te pakken. De departementen kunnen kleiner. De minister zegt dat hij zich daarin niet herkent. Dat is een antwoord waar ik niet zo heel veel aan heb. Ik doe dus toch nog een poging: is de minister bereid om uitvoerig te reageren op dit artikel? Ik heb begrip voor het feit dat de minister het artikel niet kent, maar het is wel fundamenteel om er een antwoord op te krijgen van hem. 

Minister Blok:

Ook dit corrigeer ik weer. Ik gaf aan dat ik het artikel gelezen heb, maar dat ik het percentage van 40 niet herken. Over de krimp van de beleidsterreinen wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd. Ik ben ook altijd bereid om het debat daarover aan te gaan. Soms vraag ik medewerking aan de Kamer. De beleidsafdelingen schrijven inderdaad iedere keer al die reacties op de rapporten van die adviescolleges. Dan vraag ik dus ook medewerking van de Kamer om zo'n stap te kunnen maken. Dat is dan ook fair. Tot nu toe heb ik die van de fractie van de heer Knops helaas niet gekregen. 

De heer Knops (CDA):

Wat de minister nu doet, is wel heel erg makkelijk. Hij gaat niet in op mijn inhoudelijke argumenten. Als hij het artikel gelezen heeft, weet hij dat er veel meer kritiek in staat dan alleen het punt dat ik noemde. Het zou dus fair zijn om daarop in te gaan. Als dat verhaal van de adviescolleges de oplossing van het probleem van deze minister zou zijn, zouden wij snel zaken kunnen doen, maar hij weet ook dat dat niet zo is. Dan moet hij die opmerking ook niet maken. 

Minister Blok:

Ik hoor geen nieuwe vraag. 

De heer Knops (CDA):

Dit was een reactie op uw laatste opmerking. 

Ik heb nog wel een andere vraag; dit was een blokje en daarna mag je heel veel vragen stellen. De minister redeneert als volgt: het regeerakkoord zegt dat schoonmakers in dienst moeten zijn, maar catering is zo ingewikkeld dat die uitbesteed moet worden. Daar is natuurlijk geen touw aan vast te knopen. Waar staat dit kabinet voor? Is er nu een afspraak gemaakt om dit te beperken tot de schoonmakers of wordt per casus bekeken of het efficiënt is? Dan zou de redenering ook kunnen zijn dat je schoonmaken moet uitbesteden. Daarover heeft de minister al een opvatting en dat is logisch, want dat is in het regeerakkoord afgesproken. Het is dus helemaal niet op basis van een businesscase. Er is gewoon een deal in het regeerakkoord gesloten waardoor deze VVD-minister het PvdA-beleid zit uit te voeren, wat hij nauwelijks met droge ogen kan uitleggen. Tegelijkertijd toont hij begrip voor het feit dat een complexe activiteit als catering zou moeten worden uitbesteed. Dat is niet te volgen. 

Minister Blok:

De vraag die ik hoorde, was of van geval tot geval wordt beoordeeld of inbesteding wel of niet kan. Het antwoord is: ja, dat wordt van geval tot geval beoordeeld. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Knops. 

De heer Knops (CDA):

Die redenering zou dus kunnen inhouden dat catering inbesteed zou kunnen worden en schoonmaak uitbesteed zou kunnen worden. Is dat correct of niet? 

Minister Blok:

Nee, want die afweging heb ik gemaakt en met u gedeeld. Daarbij heb ik aangegeven waarom ik ervoor heb gekozen om voor de schoonmaak wel tot inbesteding over te gaan, maar voor de catering niet. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil hier ook op voortborduren. In de eerste termijn hadden wij het over de mensen die cateringwerk doen binnen het ministerie van Defensie, maar ik begrijp nu dat de minister aangeeft dat op termijn het werk van alle cateringmedewerkers zal worden uitbesteed, bijvoorbeeld ook op het ministerie van Onderwijs en het ministerie van Sociale Zaken. 

Minister Blok:

De catering ís op dit moment over het algemeen uitbesteed. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

In het regeerakkoord stond juist dat het werk van de cateringmedewerkers ook inbesteed zou worden. 

Minister Blok:

Ja, daarop heb ik aangegeven, in twee brieven en in twee debatten met de Kamer, dat wij dit voor de catering niet doen vanwege de complexiteit van de logistiek, maar dat wij dit wel doen voor de schoonmaak, de beveiliging en een deel van de koeriersdiensten. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan kan ik mij aansluiten bij de fracties die zeggen dat het een heel raar argument is als je zegt dat dit vanwege de logistiek niet zou kunnen. Dan zou je inderdaad kunnen zeggen dat het werk van beleidsambtenaren dan ook maar uitbesteed moet worden. Wel constateer ik dat op het moment dat die brief naar de Kamer is gestuurd, ook is besloten om afscheid te nemen van een punt uit het regeerakkoord, namelijk dat cateringmedewerkers ook volwaardige medewerkers van het Rijk zijn en dus net als beleidsmedewerkers in rijksdienst zouden moeten komen. 

Minister Blok:

Dat is gewoon met de Kamer gedeeld en openbaar bedebatteerd. 

De heer Verhoeven (D66):

De ministeries moeten fors bezuinigen, maar ik heb zorgelijke cijfers over de apparaatsuitgaven. Er is een stijging van 12,4 miljard in 2012 naar 12,9 miljard in 2014. Hoe verhoudt die stijging van de apparaatskosten zich tot de gewenste bezuinigingen? Kortweg, ligt de minister van overheidsverkleining en dus ook ziekteverzuimverkleining — een kleinere organisatie heeft een lager ziekteverzuim — nog wel op schema? 

Minister Blok:

In de jaarrapportage bedrijfsvoering heb ik aangegeven dat er het afgelopen jaar sprake was van een aantal incidentele factoren. Ik heb er net ook een paar genoemd, bijvoorbeeld de extra inspanning bij de Belastingdienst in het kader van fraudebestrijding en een aantal wensen van de Kamer rondom de diplomatieke dienst. Er zit een incidentele post in de gronden voor het RIVM. Er zit in feite een reorganisatievoorziening bij Justitie in verband met afslanking van het gevangeniswezen. Daarin ligt dus een aantal bijzondere verklarende factoren. Erachter zitten daarnaast een aantal reëel krimpende sectoren; ik noemde net al die beleidskernen al. Voor de komende jaren krijgen de ministeries ieder jaar minder geld op hun begroting. Daarmee hebben ze niet alleen een harde taakstelling, maar krijgen ze ook gewoon minder op de rekening. Dat wordt deels ingevuld met personeel. We hebben bewust niet gekozen voor een doelstelling voor het aantal personeelsleden. Dat is in het verleden weleens gedaan, maar dat leidt tot nogal gekunstelde constructies. Daarom hebben we het financieel gedaan. Maar de ministeries krijgen dus concreet minder geld. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister zegt dus eigenlijk: ik lig nu even, door een aantal bijzondere gevallen, niet op schema, maar ik ga de boel gewoon afknijpen en daardoor kan ik niet anders dan op schema eindigen. We hoeven ons er dus geen zorgen over te maken dat de overheid stiekem aan het vervetten is en dat er elk jaar allerlei uitzonderlijke uitbreidingen zijn door specifieke situaties. De minister zegt dus: ik ga er gewoon voor zorgen dat het aantal ambtenaren zal teruglopen op basis van het bedrag dat de ministeries minder krijgen, zodat de bezuinigingsopgave die het kabinet zichzelf heeft gesteld, wordt gehaald. 

Minister Blok:

Daarbij heb ik twee kanttekeningen. Er is geen doelstelling voor het aantal ambtenaren, maar de taakstelling zal inderdaad voor een belangrijk deel worden ingevuld door het aantal ambtenaren. Door dit proces heen speelt natuurlijk altijd politieke besluitvorming, waarbij de Kamer soms kan aangeven dat zij een bepaalde inkrimping toch liever niet wil. Dat speelde bijvoorbeeld bij de diplomatieke dienst, ook dit jaar weer, en bij de AIVD. Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar dat is een correctie die plaatsvindt op de overall-doelstelling die aan het begin is gekozen. Ik ben daarmee, nogmaals, aan het eind van mijn antwoord in eerste termijn. 

De voorzitter:

Voordat wij overgaan tot de tweede termijn van de Kamer, schors ik de op verzoek van enkele leden vijf minuten om humanitaire redenen. 

De vergadering wordt van 21.48 uur tot 21.53 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef steeds aan hoeveel tijd de sprekers nog rest. Het is dan aan henzelf om die eventueel te overschrijden. Als ze de tijd overschrijden, wordt dat in mindering gebracht op de tijd die hun collega's bij andere begrotingen hebben. Ik zie dat dit bij een enkeling tot grote opluchting leidt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Huurders beboeten, villa's subsidiëren, minder overheid, meer markt: dat is samengevat de Blok-doctrine. Dat het huis in brand staat, ontgaat de minister, of het doet er niet toe. Hij steekt gewoon nog een vuurtje aan. De coalitiepartijen maken het helemaal bont. De 11 miljard aan hypotheekrenteaftrek blijft intact en bijna 2 miljard moeten de huurders ophoesten. Vanochtend werd ik verblijd met het bericht in de media dat de verhuurdersheffing — de belasting die huurders uiteindelijk moeten betalen — omgezet zou worden in een investeringsplicht. Ik ben er een beetje onpasselijk van geworden, want het blijkt een luchtballon, een plan voor de bühne. De Blok-belasting, de verhuurdersheffing, gaat door. Het hele plan moet budgetneutraal gerealiseerd worden, de huurexplosie gaat door en er komt geen betaalbare huurwoning bij. Maar gezinnen mogen van de VVD en de Partij van de Arbeid voor torenhoge huren gaan wonen in leegstaande kantoren in Amsterdam, volgens feodale principes, zonder huurprijsbescherming en zonder huurtoeslag, gewoon volgens de wetten van de markt. 

Een heel klein lichtpuntje wil ik toch ook benoemen. Deze partijen erkennen nu dat er te weinig betaalbare huurwoningen zijn, dat er gebouwd moet worden en dat de verhuurderheffing een rem zet op de investeringen en daarmee op de bouw. Daar zit wat mij betreft dan ook de echte oplossing: schaf die verhuurderheffing af en zet haar om in een investeringsverplichting. Dat is bouwen, dat is werk en dat is een stop op de huurexplosie. 

Voorzitter, ik heb een aantal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kabinet mensen in de laagste loonschalen weer in dienst wil nemen; 

constaterende dat de catering bij Defensie mogelijk wordt uitbesteed; 

verzoekt de regering om ook bij Defensie te voorkomen dat uitbesteding plaatsvindt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34000-XVIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de huurprijzen in twee jaar met gemiddeld 9,2% zijn gestegen; 

overwegende dat nu al 725.000 huurders na het betalen van de huur te weinig geld overhouden om van te leven; 

overwegende dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de woonlasten van huurders; 

verzoekt de regering om in 2015 af te zien van de (inkomensafhankelijke) huurverhoging, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34000-XVIII). 

Ik zie dat de heer Moors bij de interruptiemicrofoon staat. Het knopje staat op pauze hoor, mevrouw Karabulut. Gaat uw interruptie over de laatste motie of over de motie daarvoor, mijnheer Moors? 

De heer Moors (VVD):

Die gaat over de eerste motie. Mevrouw Fokke heeft vanmorgen al meermalen aangegeven dat de catering van Defensie niet onder de begroting voor Wonen en Rijksdienst valt en ook niet onder deze minister. Ik vraag me af waarom mevrouw Karabulut deze motie hier indient en niet bij de begroting van Defensie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Hebt u het debat net gemist, mijnheer Moors? 

De voorzitter:

Geen tegenvragen op dit tijdstip. Gewoon antwoord geven, misschien. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is toch lekker kort, voorzitter? Daar moet u toch blij mee zijn? 

De voorzitter:

Er wordt u een vraag gesteld. Wat is het antwoord? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is mijn antwoord. Het was namelijk een onderdeel van het regeerakkoord dat de mensen in de laagste loonschalen in dienst genomen zouden worden, maar de minister voor Wonen en Rijksdienst zegt: maar voor de catering gaan wij dat niet doen. Deze minister doet het niet. De Kamer moet zich er ten minste over uitspreken als de regering het niet doet. 

De heer Moors (VVD):

Dit heeft de minister in diverse AO's en brieven toegelicht. Op dat moment is daar verder niet op ingegaan. Nu ligt er iets bij een ander departement dat niet onder rijksdienst valt, maar toch dient mevrouw Karabulut hier een motie in. Ik begrijp het niet. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is allemaal heel technisch. Er wordt gewoon een afspraak in het regeerakkoord opengebroken, in ieder geval voor één groep medewerkers. Voor de vicepremier is dit hét sociale punt, terecht. Maar de heer Moors zegt: wij moeten dat hier niet doen, wij moeten een beetje gaan neuzelen. Nee, wanneer Defensie zou gaan uitbesteden, moeten wij regelen dat deze minister zegt: nee, wij hebben een afspraak uit het regeerakkoord; die voer ik uit; ik ga dat regelen. En anders moet de vicepremier dat doen. 

De voorzitter:

Neuzelen doen wij hier natuurlijk sowieso nooit. 

Mevrouw Karabulut (SP):

"Fröbelen", is dat een beter woord? 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister heeft een aantal cijfers en percentages die ik noemde, in twijfel getrokken. Ik heb daarvan de bronnen. Ik zal ervoor zorgen dat ze via zijn assistent bij hem terechtkomen. Ik vind het heel pijnlijk dat de minister wegkijkt van de grote betalingsproblemen en de nood van huurders. Mijn partij zal blijven strijden om de huurexplosie te stoppen en voor betaalbare woningen. Daarom hebben wij vandaag via www.sp.nl een meldpunt geopend: huur te duur. Ik roep de huurders op om het daar te melden. Wij zullen de minister blijven achtervolgen op dit punt. 

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Ik ben de eerste termijn begonnen met een verhaal over de bouwsector en het broze herstel dat zich daar voordoet. Wij hebben het ook gehad over de vraag hoe belangrijk dat herstel is en over de vliegwielfunctie van de bouwsector voor de rest van de economie. De vraag was vervolgens wat wij structureel kunnen doen. Samen met de PvdA zijn wij met twee concrete voorstellen gekomen die de bouwsector aan serieus werk helpen en die twee serieuze problemen in het woningaanbod oplossen. Voor een van de twee wil ik een motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de komende jaren in de grootstedelijke gebieden de vraag naar huurwoningen zal toenemen; 

overwegende dat de wachtlijsten in veel steden nu al lang zijn; 

overwegende dat deze vraag deels kan worden opgevangen door de herbestemming van zorgvastgoed en transformatie van kantoren; 

overwegende dat met deze ombouw kan worden ingespeeld op nieuwe woonconcepten en woonwensen van potentiële huurders; 

voorts overwegende dat door het stimuleren van deze transformatie de bouwsector een belangrijke impuls kan krijgen; 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk maar uiterlijk op 1 juli 2015 te komen met een wetsvoorstel dat voor deze woningen een "transformatieregister" in het leven roept, waarmee vijf jaar lang woningen kunnen worden gebouwd die gedurende 30 jaar zijn uitgesloten van woningwaarderingsstelselpunten, huurtoeslag en verhuurderheffing, die voor toegelaten instellingen hebben te gelden als "niet-DAEB", maar waarvoor de overige bepalingen van huurbescherming onverkort gelden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Linde en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34000-XVIII). 

De heer Verhoeven (D66):

Voor mij staat de man van 4 miljoen, zijnde de helft van het plan waar wij het vandaag over hebben: de 8 miljoen die het verschil gaan maken. De man van 4 miljoen dient toch de motie in en dat is zijn goed recht, maar ik vind dat verbazingwekkend en vreemd, omdat de minister heeft gezegd een klein halfjaar nodig te hebben om dit megasuperplan van VVD en PvdA door te rekenen. Het is een beetje raar dat wij een motie moeten steunen over iets wat nog doorgerekend moet worden. Ik wil de heer Van der Linde in overweging willen geven om zijn motie een halfjaartje aan te houden. Dan kan hijzelf nog even tot bezinning komen en kunnen wij verder praten op het moment dat wij de totale plannen kunnen overzien. 

De heer Van der Linde (VVD):

Dit is de kern van ons voorstel. Wij dienen dat gewoon in. De minister is meer dan welkom als hij met berekeningen komt. Overigens zeg ik wel tegen de heer Verhoeven dat het van tweeën één is: ofwel je maakt een punt van orde en vraagt om een berekening, ofwel je constateert dat het budgettair neutraal is en dat een doorrekening geen zin heeft. De heer Verhoeven heeft echter alle twee gedaan. 

De heer Verhoeven (D66):

"Budgettair neutraal" wil alleen maar zeggen dat de verhuurdersheffing even hoog moet blijven na dit plan. Dit betekent dat er intern effecten zijn. Ik heb uitgerekend dat dit effecten zijn ter waarde van 8 miljoen. Het zijn minieme effecten, maar er zijn verschuivingseffecten en die gaat de minister doorrekenen. Inderdaad is dat van tweeën één. Het plafond blijft even hoog, maar de kolommen onder het plafond gaan verschuiven. Wij willen weten hoe dat zit. Ik vraag de heer Van der Linde dus nogmaals waarom hij dit plan indient, terwijl het nog moet worden doorgerekend door de minister en de Kamer dus niet weet waar voor of tegen gestemd wordt. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik hoop van harte dat de minister zijn wetsvoorstel vergezeld doet gaan van berekeningen. Als wij daar echter een halfjaar op moeten wachten — het gaat niet om een halfjaar, maar om drie of vier maanden — en wij moeten vervolgens weer een halfjaar wachten op een wetsvoorstel, dan hoeven wij het dus niet meer te doen. Het gaat mij om de bouwsector. Wat kunnen wij doen voor de bouwsector? Ik hoop van harte op de medewerking van de minister. 

Ik ben daarmee gekomen aan het eind van mijn betoog. 

De voorzitter:

Dat zal zeer worden gewaardeerd door degenen die nog een trein moeten halen. 

De heer Moors (VVD):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de beantwoording van mijn vragen. In zijn schriftelijke beantwoording heeft hij al aangegeven dat de digitale overheid niet een jaar "on hold" wordt gezet. De digitale dienstverlening loopt immers door. Dat begrijp ik. Maar op de verdere doorontwikkeling daarvan wordt in 2015 wel een rem gezet. Dat staat ook op die manier in de begroting. Ik wacht het meer passende financieringsarrangement, de meer integrale benadering en de kosten en baten daarvan met belangstelling tegemoet. Ik verwacht die te zien in de begroting voor 2016. 

Ik dank de minister voor zijn toezegging om onderzoek te doen naar de verschillen in primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden tussen markt en overheid. In de begroting van 2016 zal het beleidsartikel Kwaliteit Rijksdienst wat duidelijker worden toegelicht. 

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording en de snelle reactie op mijn initiatiefnota, waarover wij nog te spreken komen. 

Mijn constatering ten aanzien van het in- en uitbesteden is dat ik het niet meer kan volgen na dit debat. Ik weet niet waar de VVD-minister voor staat. Ik kan mij voorstellen dat hij in de periode van zijn Kamerlidmaatschap "no way" tegen deze plannen had gezegd. Nu houdt hij echter een verhaal terwijl hij uitstraalt dat hij het zelf ook niet gelooft. 

Gelet op de tijd zal ik mij verder beperken tot het indienen van enkele moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Kamer aan de regering verzocht om jaarlijks voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een rapportage inzake de staat van de woningmarkt aan de Kamer te sturen; 

overwegende dat het vanwege eventuele budgettaire gevolgen wenselijk is dat dat debat voorafgaand aan de behandeling van de begroting Wonen en Rijksdienst plaatsvindt; 

verzoekt de regering om bedoelde jaarlijkse rapportage voortaan op Prinsjesdag aan de Kamer aan te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34000-XVIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de verhuurderheffing jaarlijks toeneemt terwijl de mogelijkheden van corporaties om te investeren daardoor navenant afnemen; 

overwegende dat het voor woningzoekenden en de bouwwereld van belang is dat er weer geïnvesteerd wordt in sociale huurwoningen; 

verzoekt de regering om in 2015 de verhuurderheffing niet te verhogen ten opzichte van de heffing in 2014 en met de corporaties te komen tot plannen voor nieuwe investeringen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34000-XVIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de regering voornemens is om na 1 juli 2015 de btw-verlaging voor renovatie- en herstelwerkzaamheden aan woningen te beëindigen; 

overwegende dat het wenselijk is dat de invloed van deze maatregel op het herstel van de bouwsector wordt geëvalueerd; 

verzoekt de regering om de effecten van deze maatregel te evalueren en de gevolgen van het eventueel beëindigen voor 1 juni 2015 aan de Kamer te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34000-XVIII). 

U hebt geen tijd van uw collega's afgesnoept. 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden. Ik ben blij dat de Hervormingsagenda Rijksdienst op koers ligt. Het is goed om te horen dat alle creativiteit wordt aangewend als het om rijksgebouwen gaat. De minister denkt nu dat hij een compliment krijgt, maar dat krijgt hij pas als hij die 30% ook inderdaad haalt. Ik ben nogal streng in de leer en ik ga daar dan ook nu nog geen compliment voor geven, aangezien hij die 30% nog niet heeft gehaald. Wat mij betreft, komt dat compliment er zeker, als de minister er werk van maakt om die 30% te halen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Fokke heeft natuurlijk ook het antwoord gehoord van deze minister over de inbesteding van de catering bij Defensie. Neemt zij daar afstand van en gaat zij voor onze motie stemmen? 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Ik hoef niet voor die motie te stemmen. Zoals ik vanochtend al heb gezegd, is de brief van 11 oktober heel duidelijk en gaat deze minister niet over Defensie. Hoe de Partij van de Arbeid staat tegenover het in dienst nemen van cateringmedewerkers, dat hoef ik niet uit te leggen. Wij vinden namelijk ook dat zij recht hebben op zekerheid. Wij vinden dus ook dat cateringmedewerkers gewoon in dienst moeten worden genomen. De motie is in die zin dan ook volstrekt overbodig. Maar zoals ik vanochtend ook al zei, het is hier vandaag niet aan ons om een beslissing te nemen over wat er bij Defensie gebeurt. De voetnoot in de brief is heel duidelijk. Deze minister voor Wonen en Rijksdienst gaat over veel, maar niet over het personeel bij Defensie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is wederom een technische benadering. Dat mag en dat is het goed recht van mevrouw Fokke, maar dit gaat om het gedeeltelijk niet nakomen van een afspraak uit het regeerakkoord. Dan is mijn vervolgvraag of de PvdA-fractie voor de uitbesteding bij Defensie gaat liggen wanneer dat zou dreigen te gebeuren. 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Volgens mij is het een heel menselijk antwoord als ik zeg dat ik sta voor werknemers en dat ik sta voor zekerheid. Ik vind dat heel belangrijk. De Partij van de Arbeid zegt ook heel duidelijk dat wij vinden dat cateringmedewerkers gewoon in dienst van de overheid moeten zijn. Dat is geen technisch antwoord. Volgens mij is het niet meer dan logisch en vanzelfsprekend dat je elkaar vervolgens heel eerlijk en recht in ogen aankijkt en dat je niet doet alsof je ergens over gaat als je daar feitelijk gewoon niet over gaat. Mijn collega mevrouw Eijsink heeft mij verteld dat er bij Defensie nog geen besluit over is genomen. Dat besluit is dus nog niet genomen, maar Defensie gaat daarover. Als u mij niet op mijn blauwe ogen gelooft hoe de Partij van de Arbeid over het in dienst nemen van cateringmedewerkers denkt, dan is dat heel jammer. Ik ben het echter absoluut niet met u eens dat de passage uit het regeerakkoord niet wordt uitgevoerd. Dat is gewoon flauwekul. U loopt echt fors op de troepen vooruit. Dat mag u doen, maar dat is niet mijn stijl van debatteren. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Met alle respect, maar nu draaft u toch echt door. Ik denk dat u of de oren dicht heeft gedaan toen de minister aan het woord was of nu toch de realiteit dreigt te ontkennen. Ik geloof u wanneer u zegt dat u voor de medewerkers staat en voor het in dienst nemen van die medewerkers. Alleen gebeurt het wel vaker dat wat u zegt niet in de praktijk wordt gebracht. Als u uw woorden kracht bij wilt zetten en deze minister en het kabinet een opdracht mee wilt geven, dan zou ik u adviseren om toch voor die motie te stemmen. Anders is het ook een signaal. Dat is uw keuze. 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Het regeerakkoord is duidelijk en het standpunt van de Partij van de Arbeid op dit onderwerp is ook heel duidelijk. Ik zie uw motie echt als een ondersteuning van het beleid van de Partij van de Arbeid. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Fokke blijft herhalen dat het standpunt van de Partij van de Arbeid heel duidelijk is. Zo duidelijk is het echter niet. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Is de Partij van de Arbeid nou voor of tegen het in rijksdienst nemen van cateringmedewerkers? 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Daar zijn wij voor. Wij vinden dat cateringmedewerkers in dienst moeten worden genomen. Dat is niets anders dan wat wij altijd hebben gezegd. In het laatste algemeen overleg naar aanleiding van de brief van 11 oktober was de Partij van de Arbeid de enige partij die een opmerking maakte over dit onderwerp. Mijn collega, de heer De Vries, die hier vanavond helaas niet aanwezig kan zijn, zei: beste minister, doe nog eens een vervolgonderzoek naar die catering, want ik ben het eigenlijk niet eens met de brief van 11 oktober. Dat zijn de feiten. De Partij van de Arbeid was de enige partij die daar in dat algemeen overleg van 11 oktober een vraag over heeft gesteld. Iedereen kan bij de interruptiemicrofoon gaan staan en de boel omdraaien, maar dit zijn wel de feiten. Toen het ging over de brief van 11 oktober, waar dit in staat en waar de minister vanavond het een en ander over heeft gezegd, was mijn collega Albert de Vries de enige die daar een opmerking over maakte. Dat zijn de feiten. Ik wil u de notulen met alle plezier doen toekomen, maar daar moeten we het vandaag wel mee doen. U moet met z'n allen de boel niet omdraaien. Daar houd ik niet zo van. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat standpunt wordt nu echter in de wind geslagen door de minister, die zegt dat hij cateringmedewerkers niet in rijksdienst wil nemen. Als de Partij van de Arbeid daar dus iets aan wil doen, zal zij de motie van mevrouw Karabulut moeten steunen. Als het zo duidelijk is dat de Partij van de Arbeid voor het in dienst nemen van cateringmedewerkers is, kan zij deze motie gewoon steunen. Als de Partij van de Arbeid zich formalistisch opstelt door te zeggen dat het om Defensiemedewerkers gaat, dan moeten we misschien maar het woord "Defensie" schrappen, want dan wordt in ieder geval duidelijk dat zij een ander standpunt heeft dan de minister voor Wonen en Rijksdienst en dat ook zij wil dat de minister terugkomt op dat standpunt. 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Laten we even heel duidelijk zijn. Naar aanleiding van 11 oktober is één ding besloten, namelijk dat schoonmaakmedewerkers gewoon weer in dienst zijn genomen. Daar is voor het reces een brief over verschenen. Vervolgens heeft mijn collega Albert de Vries inderdaad in het algemeen overleg, waarin de brief van 11 oktober ter sprake kwam, gevraagd om een vervolgonderzoek over de catering. Ik weet niet wat de stand van zaken is ten aanzien van zijn verzoek om het nog eens uit te zoeken, Wij hoeven inderdaad geen keukens in bezit van de overheid. Daar gaat het niet om. Wij willen mensen zekerheid bieden. Het gaat om werknemers. Dat was de vraag die voorlag. Wat mij betreft wordt de vraag die in dat overleg is gesteld, voor zover die toen niet is uitgezocht, alsnog uitgezocht. Het standpunt van de Partij van de Arbeid in dezen is klip-en-klaar: cateringmedewerkers moeten gewoon in dienst van de overheid zijn. Ik kan het 25 keer herhalen. Dat wil ik met alle plezier doen, maar volgens mij wil de voorzitter het vanavond kort houden. 

De voorzitter:

Daar ben ik inderdaad niet zo voor. 

Mijnheer Verhoeven, hebt u nog een vraag die nieuw licht op de zaak kan werpen? 

De heer Verhoeven (D66):

Zeker. Het is een heel korte vraag. We kunnen er dus zeker van zijn dat de Partij van de Arbeid gaat voorkomen dat de cateraars uit dienst gaan bij Defensie? 

Mevrouw Fokke (PvdA):

U kunt er zeker van zijn dat de Partij van de Arbeid een heel helder standpunt heeft. U kunt er ook zeker van zijn dat wat er in het regeerakkoord staat, hartstikke duidelijk is. Mijnheer Verhoeven, u kunt uw handen nu wel ten hemel slaan, maar soms valt er geen wig te drijven omdat er simpelweg geen probleem is. Dat moet je in de politiek ook accepteren. 

De voorzitter:

Mevrouw Fokke vervolgt haar betoog. 

Mevrouw Fokke (PvdA):

Ik was aan het einde van mijn betoog. 

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, ook van de schriftelijke vragen. Ook dank ik het ambtelijke apparaat dat het daar ook vanavond weer tijd voor heeft vrijgemaakt. 

Ik heb tot slot een paar opmerkingen. Ik ben blij met de toezegging om het stads- en dorpsontwikkelingsfonds te betrekken bij de evaluatie van de verhuurderheffing, zodat wij daar in 2016 over kunnen praten en dan kunnen bekijken hoe het eventueel belegd kan worden in de periode vanaf 2017. 

In de schriftelijke beantwoording heeft de minister gezegd dat hij nu nog niet kan ingrijpen om eventuele fusieaanvragen tussen corporaties terug te dringen. Op zich wil ik dat best geloven. Zo is immers onze verhouding tot de minister. Het punt is echter dat wij tegelijkertijd allerlei berichten van corporaties krijgen dat de inspectie al bezig is om brieven te sturen over wat men wel en wat men niet mag doen, gebaseerd op een novelle die nog niet is aangenomen en op AMvB's die nog door de Kamer moeten. Het is dus van tweeën een. Of de inspectie stopt nu met het sturen van brieven totdat de hele behandeling klaar is, of de minister zegt: oké, ik zie dat dit een duidelijk punt in de novelle is en dat wij dit met elkaar hebben afgesproken, en ik zie nu overal waar het nodig is, misschien alleen al door de stukken zo lang mogelijk op de stapel te laten liggen, af van het behandelen van voorstellen die een fusie tot doel hebben. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister. Ik heb nog één motie. Meer huurwoningen, kortere wachtlijsten en de bouw aan het werk, dat was de doelstelling vandaag. Daarvoor dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er een toenemende behoefte is aan betaalbare huurwoningen; 

overwegende dat de wachtlijsten in veel steden nu al lang zijn; 

overwegende dat het kabinet voornemens is, de passendheidstoets in te voeren; 

overwegende dat het bouwen van woningen tot de eerste aftoppingsgrens van de huurtoeslag zonder onrendabele top nauwelijks mogelijk is; 

voorts overwegende dat door de stimulering van de bouw van deze woningen de bouwsector een belangrijke impuls kan krijgen; 

verzoekt de regering, 

  • -vrijstelling of heffingsvermindering van de verhuurderheffing te verlenen voor een periode van vijf jaar aan verhuurders van te bouwen zeer energiezuinige nieuwbouwwoningen met een huurprijs die gedurende de economische levensduur van 30 jaar van die woningen niet boven de eerste aftoppingsgrens uitkomt; 

  • -deze vrijstelling te beperken tot de nettotoename van het aantal sociale woningen (nieuwbouw minus sloop) van de verhuurder, zodat de ingeboekte opbrengst uit de verhuurderheffing niet wordt aangetast; 

en hiertoe zo nodig een separaat register in het leven te roepen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34000-XVIII). 

De heer Verhoeven (D66):

Ik vraag de heer Monasch het volgende. Ik heb een berekening gemaakt van de omvang van zijn plan, waardoor ik de indruk heb dat de heer Monasch de man van 4 miljoen is. Denkt de heer Monasch dat dit klopt of kan hij een ander getal noemen als het gaat om de opbrengst van dit plan om een lager bedrag over nieuwbouw te heffen? Ik heb het plan van de heer Monasch doorgerekend en zijn plan dus serieus genomen. Ik heb zijn gehele A4'tje gelezen. De rekensom heb ik zelf gemaakt, omdat daarop moet worden gewacht. Optimistisch rekenend heb ik 8 miljoen aan heffingskorting kunnen vinden. Wat is de reactie van de heer Monasch op die berekening? 

De heer Monasch (PvdA):

Ik denk dat het vanmorgen in huize Verhoeven als volgt is gegaan. De heer Verhoeven lag in bed met de tv aan, keek op teletekst en dacht: wat een prachtig voorstel, had ik dat maar ingediend! Daarna vraagt hij de hele dag waar het plan is, zegt hij dat het niet deugt, dat er geen berekening is en maakt hij een berekening om te laten zien dat het voorstel niets voorstelt. Ik stel voor dat we ophouden met die Haagse kinnesinne! Laten we gewoon kijken naar de doelstellingen van deze moties. Deze doelstellingen spreken ook D66 aan: betaalbare huurwoningen maken voor de doelgroep en ervoor zorgen dat jonge mensen, nieuwkomers en zzp'ers in de steden meer kansen krijgen om een huis te vinden. Laat de heer Verhoeven het verkeerde been waarmee hij uit bed is gestapt, intrekken, weer fris uit bed stappen en kijken naar de inhoud van de voorstellen. 

Vandaag hebben we geleerd dat de heer Verhoeven niet echt kan rekenen. Iemand die een berekening maakt zonder uit te gaan van de exploitatie van een bedrag, van de investering van een bedrag gedurende 30 jaar, wat optelt, geeft aan dat hij of niet kan rekenen, of dat het verstandig is om meer op te hoogte te zijn van wat het betekent als er geld wordt vrijgespeeld doordat een bepaalde heffing niet hoeft te worden betaald en wat de opbrengsten daarvan zijn, gecumuleerd in een periode van 30 jaar. Dan is nog de vraag of de cijfers kloppen. Dat is niet het geval. 

De heer Verhoeven (D66):

De zelfingenomenheid verbaast mij oprecht voor iemand die een plan van één A4'tje indient zonder een cijfer te noemen en die vervolgens op allerlei manieren probeert, een mistgordijn op te trekken over wat er aan de hand is. Was het voor het eerst, dan zou ik zeggen: dit kan gebeuren; de heer Monasch heeft haastig een plan gemaakt. We hebben dit echter al bij de liberalisatiegrensplannen van de heer Monasch gezien. Ook hebben we dit bij het 38.000-eurogrensplan van de heer Monasch gezien. Elke keer presenteert hij met veel bombarie een plan om dat vervolgens helemaal vaag te maken en tot de conclusie te komen dat het bijna niets doet op de woningmarkt. Al die huurders denken elke keer: hèhè, de PvdA helpt ons weer, maar elke keer worden ze maanden later net zoals ik chagrijnig wakker omdat de Partij van de Arbeid weer een plan op teletekst heeft gezet. Mijnheer Monasch, u zou er niet om moeten lachen, want het is dieptriest. Ik meen dit. Ik wil weten wat die plannen van u waard zijn. Ik heb er een rekensom op los gelaten en de moeite dus wel genomen. Daarmee kom ik uit op 4 miljoen. U komt weer met een lang verhaal over 30 jaar en wat ik allemaal niet heb meegerekend. Zegt u dan gewoon wat het wel is! Wees een kerel. Ik wil best met u debatteren en waardeer u als collega, maar dit plan is lek en leeg. Het rammelt aan alle kanten. Ik vind echt dat u met een getal moet komen voordat we over deze motie stemmen. Ik neem het u echt kwalijk als u dat niet doet. 

De heer Monasch (PvdA):

Dit plan is gebaseerd op een advies van het Centraal Planbureau. Laat ik de heer Verhoeven tegemoetkomen. Het Centraal Planbureau kan beter rekenen dan ik en zeker ook beter dan de heer Verhoeven. Het heeft het voorstel gedaan om als prikkel ervoor te zorgen dat die nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt. In die lijn past dit voorstel. Pak dat nou op en ga daar gewoon achter staan. Dat is het eerste. Het tweede is dit. Ik ga natuurlijk niet op de stoel van de investeerder zitten, maar ik weet wel dat, als we zo'n vrijstelling op een heffing geven, een investeerder zal opstaan, zal gaan rekenen en zal zien dat er tal van mogelijkheden zijn. Vervolgens moet die investeerder investeren waarin hij gaat investeren. De heer Verhoeven is altijd degene die zegt: het gaat hier niet over de maakbaarheid. Ik ga niet voor iemand zeggen: u moet zoveel woningen gaan bouwen. Dit voorstel verleidt investeerders om meer te gaan investeren in betaalbare sociale huurwoningen waar ze dat nu niet doen en het verleidt investeerders die kantoren of zorgvastgoed bezitten, om woningen te transformeren in studio's waar jonge mensen op zitten te wachten in de steden. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is een Monaschje. Dit is gewoon weer een Monaschje. We hebben inderdaad eerder van de heer Monasch het bericht gehad dat door bevriezing van de liberalisatiegrens de huren niet verder zouden stijgen. Dat was gewoon klinkklare onzin, een leugen. Vanochtend … Of niet, mijnheer Monasch? Was dat geen leugen? 

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb het al eerder gezegd: wat zou mevrouw Karabulut vandaag zijn zonder de Partij van de Arbeid? Dat blijkt nu eens te meer. Er is een huurbrief. Die wordt uitgewerkt. De minister heeft gezegd: de voorstellen komen naar de Kamer. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het was gewoon niet waar. Wat het allemaal nog veel ernstiger maakt, is dat de heer Monasch financieel-economische zaken schijnt te coördineren in zijn fractie. Vanochtend dachten heel veel huurders en verhuurders, en ook marktpartijen: o ja, ze hebben het licht gezien, want die verhuurderheffing beperkt investeringen en zorgt voor langere wachtlijsten, en nu gaan ze een korting geven. Niets is echter minder waar. Investeringsruimte is er niet. Het plan van de heer Monasch is aan alle kanten onuitvoerbaar. Hij heeft geen enkel getal. Schaamt u zich inmiddels een klein beetje, mijnheer Monasch? 

De heer Monasch (PvdA):

Ik zou me meer als SP schamen. Ze roept dat er een vrijstelling moet komen van de verhuurderheffing voor de bouw van nieuwbouwwoningen en als dat plan er dan ligt, is het weer niet goed. Ik kan het niet mooier maken voor mevrouw Karabulut. Maar ik heb het al eerder gezegd: waar zou mevrouw Karabulut zijn zonder de Partij van de Arbeid? Zonder de Partij van de Arbeid heeft ze namelijk niets te klagen. Met dit voorstel wordt de bouw van betaalbare sociale huurwoningen gestimuleerd. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, misschien … 

De voorzitter:

Mevrouw Schouten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, ik heb een laatste vervolgvraag. 

De voorzitter:

Ik ga hier over de orde. Mevrouw Schouten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik … 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Schouten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik sta hierop. Ik heb recht op een vervolgvraag. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut! U bent meer dan uitgebreid aan het woord geweest. Dit wordt een herhaling van zetten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, voorzitter! Dit wordt geen herhaling van zetten. 

De voorzitter:

Zou u zo vriendelijk willen zijn om … 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is een nieuw punt. 

De voorzitter:

… mij te laten uitspreken? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, ik maak hier bezwaar tegen. 

De voorzitter:

Dat kan. Ik geef het woord aan … 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik maak hier bezwaar tegen. 

De voorzitter:

… mevrouw Schouten van de ChristenUnie. Ik leid hier de vergadering. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, dat was mij wel duidelijk! 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Schouten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar, voorzitter, de heer Monasch beschuldigt mij van iets … 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut! Ik geef het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie! Gaat uw gang, mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zou verwachten dat hier iemand zou staan die oprecht op zoek is naar draagvlak voor zijn plan. Wat ik echter tot nu toe bij de interrupties met de heer Verhoeven en mevrouw Karabulut heb gezien, is iemand die vooral heel erg aan het meppen is op serieuze vragen van deze collega's. Dat verbaast mij, want ik wil serieus naar dat plan kijken. Ik denk alleen dat het dan wel goed is als de heer Monasch op een andere wijze zijn antwoorden formuleert. Maar goed, dat is een goedbedoelde tip. Ik heb aan de minister een vraag over dit plan gesteld. Ik heb gevraagd of het ook een voordeel oplevert voor corporaties die in krimpregio's opereren. Het was wat trekken en duwen, maar de minister moest toegeven dat ze dat voordeel waarschijnlijk niet hebben. Erkent de heer Monasch dat? 

De heer Monasch (PvdA):

Ik vond het nodig om aan te geven waarvoor wij staan, wat de doelstellingen zijn. Dat zijn doelstellingen die door veel partijen worden herkend. Ik had zelf niet het gevoel dat deze plannen onder anderen door uw collega van D66 serieus werden genomen. Daarom heb ik gezegd: laten we dat wel proberen te doen, want de doelstellingen zijn het meer dan waard. In dat licht moet u mijn reactie zien. Laten we even teruggaan naar de verhuurderheffing en naar wat we een jaar geleden met elkaar hebben besloten. We hebben besloten dat we de verhuurderheffing wat verhogen en het geld dat dat oplevert, geven aan onder andere de krimpgebieden. Wij, inclusief de ChristenUnie, hebben met dat besluit de solidariteit gevraagd van stedelijke gebieden op tal van plekken in Nederland om geld beschikbaar te stellen voor het slopen van woningen in krimpgebieden. Er is dus solidariteit geweest, die zelfs geld heeft gekost. In ons voorstel kost het de krimpgebieden geen geld. Het enige wat wij zeggen, is: op plekken waar nieuwbouw wordt gepleegd die niet staat ingeraamd, dus nettonieuwbouw, is er een vrijstelling van de verhuurderheffing. Dat kan, omdat het niet in de ramingen zit. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zal dit antwoord kort formuleren. De heer Monasch erkent dat dit voordeel niet voor bijvoorbeeld de krimpgebieden of de stagnatiegebieden zal gelden. We hebben inderdaad een aantal uitzonderingen gemaakt. Dat is een zeer beperkt aantal. Deze problematiek speelt natuurlijk in veel meer regio's en voor veel meer corporaties. Die komt de heer Monasch gewoon niet tegemoet en dat spijt mij. 

De heer Monasch (PvdA):

Die zijn wij al tegemoetgekomen. Op basis van dit voorstel is in de provincie Groningen een groot aantal woningen gesloopt en daarvoor is een beperkt aantal woningen terug gebouwd. We zijn die regio's dus al tegemoetgekomen. Alleen hebben we te maken met lange wachtlijsten in stedelijke gebieden en moeten we ervoor zorgen dat daar nieuw aanbod komt. 

De voorzitter:

Hebt u een nieuw punt, mevrouw Karabulut? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zou heel graag nog even heel kort een nieuwe reactie willen geven en een vraag willen stellen aan de heer Monasch, als u mij dat toestaat. 

De voorzitter:

Ik zal u uitleggen waarom ik daarover zojuist zo kortaf was. U hebt vanavond zeventien keer geïnterrumpeerd. De minister is netto een halfuur aan het woord geweest en heeft daarvoor ruim één uur en drie kwartier de tijd nodig gehad door de enorme hoeveelheid interrupties. Die heb ik allemaal toegestaan. Op een gegeven ogenblik is het gewoon een keer op. Ik hoop dat u dat begrijpt. Ga uw gang. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik moet hier heel duidelijk maken dat ik het verschrikkelijk vind dat de Partij van de Arbeid op deze wijze opereert. De leiding van de Partij van de Arbeid, moet ik zeggen. Ik heb heel veel contact met PvdA'ers, ook met PvdA-huurders. Het zou de heer Monasch sieren als hij het eerlijke verhaal zou vertellen, namelijk ten eerste dat de verhuurderheffing blijft. Het plan moet budgetneutraal uitgevoerd worden. Ten tweede kan onder de €600 zeker in de steden niet rendabel gebouwd worden, waarmee het praktisch onmogelijk is. Ten derde heeft de heer Monasch nul cijfers, gaat de huurexplosie gewoon door en strooit hij mensen iedere keer weer zand in de ogen. Dat is zo jammer. Ik zou graag willen dat hij de mensen zegt dat dat niet zijn bedoeling is, en dat hij voortaan zijn plannen gewoon open en eerlijk presenteert. 

De heer Monasch (PvdA):

Het is een wat trieste vraag, voorzitter, maar het nieuwe punt is mij volledig ontgaan. U vond het toch nodig om hiervoor weer ruimte te geven, dus ik zal er weer een keer op ingaan. Terwijl in de doorberekening van het SP-verkiezingsprogramma is geconcludeerd dat de wachtlijsten zullen toenemen met de plannen van de SP, is ons plan erop gericht om de wachtlijsten in de steden terug te dringen. Hoe? Door eigenaren van kantoren en zorgvastgoed te prikkelen om die gebouwen om te zetten in studio's en woningen voor een specifieke doelgroep die graag in de steden wil wonen en voor een groep die op zoek is naar betaalbare sociale huurwoningen, die op dit moment niet door de corporaties worden gebouwd. Dat is de doelstelling van dit plan. Dat mevrouw Karabulut over het eerste plan minder enthousiast is, kan ik mij voorstellen. Wij wel; zij niet. Wat betreft het andere plan vind ik het jammer dat de SP niet wil meedenken over het bouwen van nieuwe, betaalbare sociale huurwoningen. Daarvoor is dit plan gewoon een uitstekend voorstel. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden, maar de PVV-fractie is er niet blijer van geworden. Dit kabinet heeft zowel huurders als kopers van woningen het leven enorm zuur gemaakt. Zij zijn opgezadeld met platte en onnodige lastenverzwaringen in de vorm van huurverhogingen en van aantasting van de hypotheekrenteaftrek. De minister zei dat hij trots is op de resultaten van het woonbeleid, maar dat is gewoon misplaatste trots. Vele huurders zijn namelijk richting de financiële afgrond gejaagd, en kopers staan massaal onder water met hun huis. Dat zijn de echte resultaten van het woonbeleid, en die zijn dramatisch. 

Het plannetje van beide coalitiepartijen verandert dat helaas ook niet. Het plannetje wordt ook niet verwelkomd door alle gedoogpartijen, zoals ik heb begrepen, die kennelijk schaamteloos zijn gepasseerd door de coalitiepartijen waarmee ze dachten samen te werken. Ik hoop dat dit misschien het begin van het einde van het woonbeleid kan betekenen dat tot nu toe gedragen is door vijf partijen. 

Ik sluit af met het indienen van twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland op dit moment te kampen heeft met een extreem hoge asielinstroom; 

overwegende dat woningzoekenden hier een te hoge prijs voor betalen omdat ze nog langer moeten wachten op een geschikte huurwoning aangezien toegelaten asielzoekers met voorrang worden gehuisvest; 

van mening dat deze voorkeursbehandeling oneerlijk en ongewenst is; 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat toegelaten asielzoekers geen voorrang meer krijgen bij de toewijzing van huurwoningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (34000-XVIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat huiseigenaren de waarde van hun woning als gevolg van de aantasting van de hypotheekrenteaftrek fors hebben zien dalen; 

constaterende dat huiseigenaren op bestaande hypotheken bovendien vaak een hoge rente betalen en dat er een hoge boeterente wordt opgelegd in geval van oversluiting van de hypotheek; 

van mening dat deze boeterente voor huiseigenaren een te hoge drempel vormt om van hypotheek te veranderen en te profiteren van lagere rentes waarmee de financiële pijn voor hen verlicht kan worden; 

verzoekt de regering om de boeterente voor huiseigenaren bij het oversluiten van hypotheken te laten vervallen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34000-XVIII). 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en ook voor de zeer uitgebreide schriftelijke antwoorden. Ik prijs mij gelukkig met een aantal toezeggingen: het plan van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting, het onderzoek naar sleutelgeld dat er gaat komen, het onderzoek dat de minister heeft aangekondigd om te bekijken hoe het ziekteverzuim omlaag kan en de raming van het aantal duurzame huizen dat wij in de toekomst zullen bouwen. Ik ben blij met die toezeggingen en ik dank de minister daarvoor. 

Het verhaal over het in- en aanbesteden van cateraars en schoonmakers vond ik onnavolgbaar, ongeloofwaardig en onwerkelijk. Mevrouw Fokke van de Partij van de Arbeid maakte het nog wat erger door hier flink te gaan tetteren, terwijl ze zelf ook niet wist hoe het zat. Ze kon gewoon niet uitleggen hoe het zat. Het regeerakkoord lijkt namelijk enerzijds losgelaten, maar anderzijds leidend. Het is een ongeloofwaardig verhaal en dat is niet goed. Wij hebben hier geen vertrouwen in gekregen door de beantwoording van de minister en dat is jammer. 

Nu kom ik op het plan van 8 miljoen. Wij hadden vanochtend vroeg een grote rood-blauwe proefballon en daar is vanavond een grauwe schaamlap van overgebleven. Ik ben hier vooral een beetje verdrietig over, omdat dit niet voor het eerst gebeurt. Wij hebben inderdaad ook al het plan voor de liberalisatiegrens gehad, waarbij de Partij van de Arbeid de huurder voor het lapje hield en deed alsof er een huurverlaging kwam. Dat was echter niet het geval. Wij hebben bovendien het plan gehad van de €38.000-grens, waarmee de PvdA de huurder ook voor het lapje hield, want dat was eveneens niet de gewenste, beloofde en voorgehouden verandering. Dat is niet goed voor het vertrouwen in de huurmarkt. Ik vind dit een zeer teleurstellend beleid van de Partij van de Arbeid en met name daarom ben ik zo kritisch over dit plan. 

De heer Van der Linde (VVD):

Kan de heer Verhoeven heel precies aangeven waarin het plan dat er nu ligt, zich onderscheidt van het plan dat vanochtend aangeboden is aan de media? Volgens mij was dat namelijk letterlijk hetzelfde. Er is geen letter veranderd. 

De heer Verhoeven (D66):

Er is geen letter veranderd, want er stond nog geen letter op papier. Laten wij dat eerst constateren. Vervolgens is er een A4'tje vol gekladderd waarop het plan nog een keer werd uitgelegd, althans de hoofdlijnen, de contouren of, zoals de minister heel vriendelijk zei, de "richtingen". Toen hebben wij gevraagd om een doorrekening van het plan om te weten waar wij het over hebben. Het was namelijk een megaplan met de aanpak van wachtlijsten en doorstroming. Ik dacht dat dit wel 100 miljoen zou kosten of misschien wel 500 miljoen. Ik dacht dat dit een enorme impact zou hebben en daar maakte ik mij zorgen over. Toen ben ik zelf gaan rekenen … 

De voorzitter:

Dit wordt een herhaling van zetten. Dit hebben wij allemaal al gehoord. 

De heer Verhoeven (D66):

Toen bleek het een plan van 8 miljoen, dat 0,5% van de heffing wegneemt en dus helemaal niks voorstelt. 

De heer Van der Linde (VVD):

Wij hebben gisteren aan de media laten weten dat wij met twee heel concrete maatregelen zouden komen. Ik begrijp dat de heer Verhoeven liever een dik rapport wil hebben, maar het gaat om twee concrete maatregelen, samen te vatten in twee moties. Wat hebben wij nou gisteravond of vanochtend anders gezegd dan de heer Verhoeven nu van ons gehoord heeft? 

De heer Verhoeven (D66):

Een dik rapport op zijn tijd is prima. U hebt een plan van een A4'tje gemaakt. Ik heb daar een berekening onder gelegd van een kwart A4'tje en daar is noch de PvdA noch de VVD op ingegaan. Blijkbaar willen de twee partijen die het plan hebben ingediend, het doen voorkomen alsof er grote veranderingen gaan plaatsvinden, alsof er eindelijk grote doorbraken tot stand komen. Wij weten allemaal dat dat met dit plan niet het geval is. Het is een plannetje van 8 miljoen. Het heeft dus nooit de impact zoals het gepresenteerd is. Dat mag, maar het is niet goed voor het vertrouwen in de woningmarkt en daar hebben wij nou net met z'n allen zo hard aan gewerkt. De woonakkoordpartijen hebben daar gezamenlijk aan gewerkt. Ik zie dat dat vertrouwen nu langzaam leegloopt met verraderlijke, onnavolgbare en onduidelijke plannen die uiteindelijk helemaal geen effect blijken te hebben. Dat vind ik onverstandig. 

De voorzitter:

Alleen als het geen herhaling van zetten wordt, mijnheer Van der Linde. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik constateer dat wat wij nu indienen, precies hetzelfde is als gisteravond en dat de heer Verhoeven er niet tevreden mee is. 

De voorzitter:

Dat is een herhaling van zetten. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik constateer dat ik gisteravond van niks wist en dat ik nu eigenlijk nog steeds niet snap wat nou precies de bedoeling van het plan is. Ik weet alleen dat het om 8 miljoen gaat. 

De heer Monasch (PvdA):

Dat is knap werk: je weet niet wat het plan betekent, maar je kunt het wel doorrekenen. Dat is een houdinirekenmethode die weinig navolging verdient, maar daar gaat het nu even niet om. Wij hebben een pakket maatregelen ingediend en aangenomen. De heer Verhoeven zegt: daar gaat niks van gebeuren. Waarschijnlijk zijn het allemaal voorstellen die de heer Verhoeven niet aanstaan en waar hij ook tegen heeft gestemd. Ik noem een voorbeeld: de verhoging van de inkomensgrens voor sociale huurwoningen, waar veel partijen voor hebben gestemd en de heer Verhoeven als een van de weinigen tegen. Die maatregel wordt ingevoerd bij de inwerkingtreding van de novelle. Zo is dat afgesproken. Ik begrijp het punt van de heer Verhoeven dus niet. Die maatregel is hier toch aangenomen? Die maatregel is toch onderdeel van de novelle? Dat gaat gewoon gebeuren. 

De heer Verhoeven (D66):

Het plan over de grens van €38.000 is gepresenteerd alsof iedereen onder die grens onder de uitzondering zou vallen en dat is niet het geval. Dat weet de heer Monasch ook. Het plan van de liberalisatiegrens is gepresenteerd alsof de huren omlaag zouden gaan, terwijl alleen een technische grens is vastgesteld op €700. Nu hebben wij een plan dat ook weer grootse bewegingen op de woningmarkt belooft, die er gewoon absoluut niet kunnen komen als de omvang van het plan is wat ik berekend heb. De PvdA en de VVD hebben daar geen berekening tegenover gelegd. De plannen die de PvdA voorstelt zullen voor de PvdA best een waarde hebben, maar ze worden steeds gepresenteerd alsof ze een enorme impact hebben. Als je naar de kleine lettertjes kijkt — dat hebben wij dit keer nog eens extra kritisch gedaan, ook omdat er eerst helemaal geen lettertjes waren — dan blijkt het gewoon allemaal enorm tegen te vallen. Ik wil dat wij die zeepbel van plannen van de PvdA doorprikken, zodat wij niet een nieuwe zeepbel op de woningmarkt krijgen. 

De heer Monasch (PvdA):

Wat wij vanavond vooral hebben doorgeprikt, zijn de rekenmethodes van de heer Verhoeven. Zonder dat hij een plan kent, kan hij een berekening uitvoeren. Dat is de belangrijkste conclusie vanavond. Het andere voorstel is een belangrijk punt. De sociale inkomensgrens wordt verhoogd. De heer Verhoeven was daar niet blij mee. Hij moet een beetje sportief zijn. Wees nou geen slecht verliezer. Erken gewoon dat dat wordt ingevoerd bij de novelle die wij straks gaan bespreken. 

De heer Verhoeven (D66):

Het moment van invoeren kan wel kloppen, maar het gaat mij om de omvang van het plan en die is bij lange na niet zoals het eerder gezegd is. Het is een rare strategie voor een partij die graag huurders wil bedienen om steeds op korte termijn te doen alsof zij huurders tevredenstelt om ze een paar maanden later tegen de muur van PvdA-wazigheid te laten aanlopen. In navolging van mevrouw Schouten wil ik de PvdA ook een advies geven. Het gaat mij niet om de debatstijl van de heer Monasch, want ook mijn debatstijl kan weleens wat hoekig zijn. De heer Cohen, oud-burgemeester van Amsterdam en oud-lijsttrekker van de PvdA, zei altijd: probeer het eens met de waarheid. Ik zou tegen de PvdA willen zeggen: probeer het eens met de waarheid voor de huurders. Wees gewoon duidelijk over je plannen. Dan komt er misschien wat van terecht. En dan kan ik er ook op een eerlijke manier naar kijken. Dat kan ik nu niet, want de heer Monasch gooit, naast de huurders, ook mij een waas voor ogen. Dat is niet verstandig. 

De voorzitter:

Omdat het uitlokking is en omdat de heer Monasch relatief weinig heeft geïnterrumpeerd, krijgt hij de gelegenheid voor een korte interruptie. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik was niet van plan te reageren, maar het lijkt mij niet zo verstandig dat de heer Verhoeven over de waarheid begint, vooral niet omdat hij net toegaf dat hij een berekening heeft uitgevoerd op een plan dat hij niet kent. Dan ben je niet met de waarheid bezig. Laten wij gewoon constateren dat de waarheid de heer Verhoeven niet aanstaat. Die waarheid is dat de inkomensgrens voor sociale huurwoningen omhooggaat. Ze staat D66 niet aan maar spreekt de meerderheid van de Tweede Kamer wel aan en spreekt ook heel veel huurders zeer aan die op dit moment geen huurwoning kunnen vinden. Dat zijn wat mij betreft de conclusies van het huurbeleid dat wij steunen. 

De heer Verhoeven (D66):

Prima, maar zoals ik al zei werden drie plannen grootser voorgesteld dan ze waren. Wat dit punt betreft: als de heer Monasch denkt dat ik niet kan rekenen, kan hij dat maar op één manier bewijzen en dat is door een tegenberekening te geven, een falsificatie. Laat hij aantonen dat mijn berekening niet klopt. Ik heb hem daarvoor de hele avond de kans gegeven. Ik heb hem een aantal keren uitgedaagd. Ik heb die rekensom durven neerleggen. De VVD en de PvdA hebben dat niet gedurfd. De heer Monasch heeft de handschoen niet opgepakt. Hij heeft niet gezegd: ik weerleg de berekening van de heer Verhoeven. Hij heeft alleen geroepen dat het allemaal niet zou kloppen. Kom zelf met die som, zeg ik hem, dan kunnen we ernaar kijken. De heer Monasch durft dat niet en dat zou weleens kunnen betekenen dat ik het in dit geval bij het rechte eind heb. 

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat heb ik snel te doen, voorzitter, want ik heb ook nog een motie over aanbesteden, die ik graag voorlees. De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de minister voor Wonen en Rijksdienst eerstverantwoordelijk is voor het rijksbrede beleid van de rijksbrede kaders op het terrein inkoop; 

constaterende dat zich de afgelopen tijd verschillende incidenten hebben voorgedaan op het gebied van inkoop die raken aan de integriteit en goede besteding van belastinggeld; 

overwegende dat het rijksinkoopstelsel zich in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft maar de inrichting van het stelsel en de werking ervan voor de Kamer niet heel inzichtelijk zijn; 

van mening dat de coördinerende rol van de minister voor Wonen en Rijksdienst niet scherp is en de verhouding tussen de inkoop rijksbreed en per departement niet duidelijk is; 

verzoekt de regering, op korte termijn meer informatie over de werking van het inkoopstelsel rijksbreed en per departement met de Kamer te delen en voorstellen te doen voor verbetering van het stelsel, waarbij ook een aangescherpte coördinerende rol van de minister voor Wonen en Rijksdienst aan de orde komt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (34000-XVIII). 

De heer Verhoeven (D66):

Ik schenk mijn resterende veertien seconden graag aan mijn collega's. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik geef het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie. Ik denk dat de heer Verhoeven op zijn eigen collega's doelde. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is voor mij niet gebruikelijk om een motie over een motie in te dienen, maar nu de heer Monasch toch de motie heeft ingediend over zijn plan rond de vrijstelling van de verhuurderheffing voor de nettonieuwbouw, dien ik deze motie wel in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een vrijstelling van de verhuurderheffing voor de nettonieuwbouw van sociale huurwoningen voordelig is voor corporaties die actief zijn in markten waar nog veel vraag is naar huurwoningen; 

overwegende dat corporaties in krimpregio's geen of nauwelijks nettonieuwbouw zullen plegen, waarmee zij geen voordeel van dit plan hebben; 

verzoekt de regering om — indien het voorstel om nieuwbouw te stimuleren via vrijstelling van de verhuurderheffing in wetgeving wordt opgenomen — voor een model te kiezen waarbij ook corporaties in krimpregio's, waar geen nettonieuwbouw plaatsvindt bij nieuwbouw, profiteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 16 (34000-XVIII). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vraag of deze motie op de stemmingslijst vóór de motie van de heer Monasch kan worden geplaatst. 

De voorzitter:

Dat wordt doorgegeven. Doorgaans wordt zo'n verzoek gehonoreerd. 

De heer Monasch (PvdA):

Dit voorstel hebben wij niet tijdens het debat meegekregen. Ik wil graag weten waarover wij komende dinsdag zullen stemmen. Daarom vraag ik mevrouw Schouten aan wat voor voorstellen zij denkt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Die vraag kan ik beter aan de heer Monasch stellen. De heer Monasch komt met een voorstel waarvan zowel de minister als de heer Monasch onderkent dat het geen voordeel zal opleveren voor woningcorporaties die actief zijn in een markt waarin geen netto-uitbreiding van de woningvoorraad, geen nettonieuwbouw zal zijn. Dat vind ik oneerlijk. Ik ga uit van gelijke monniken, gelijke kappen, zoals ik tijdens het debat de hele tijd heb proberen te betogen. De heer Monasch is daarin niet meegegaan. Ik constateer dat zijn motie al een meerderheid in de Kamer heeft. Voor mij is het dan wel belangrijk om dit signaal eerst aan de Kamer voor te leggen, zodat ik weet hoe ik eventueel met de motie van de heer Monasch moet omgaan. 

De heer Monasch (PvdA):

Het doel van de motie die is ingediend door de heer Van der Linde en mij is het terugdringen van de wachtlijsten. Mijn vraag aan mevrouw Schouten is wat het doel van haar motie is, anders dan het zich afzetten tegen een andere motie, wat overigens het goed recht van mevrouw Schouten is. Tijdens het debat heeft ze dat niet verder aan de orde gesteld. Ik wil graag weten aan wat voor maatregelen wij moeten denken. In deze motie staat bijvoorbeeld dat de maatregel gericht moet zijn op betaalbare sociale huurwoningen tot €600, dat hebben we duidelijk gemaakt, om wachtlijsten aan te pakken. Mijn vraag aan mevrouw Schoten is wat het doel is van haar motie en met wat voor maatregelen zij dat kan illustreren. Dan weten we gewoon waar we dinsdag over kunnen stemmen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn doel is dat woningcorporaties in dit opzicht gelijk worden behandeld. De heer Monasch gaat echter specifiek een voordeel creëren voor woningcorporaties die te maken hebben met wachtlijsten. Ik denk dat het vooral belangrijk is om gelijke wet- en regelgeving te maken voor gelijke woningcorporaties. Ik constateer dat in de krimpgebieden genoeg problemen zijn, ook voor de woningcorporaties, die ook best wel een voordeel zouden kunnen gebruiken. Dat regelen deze motie en dit voorstel van PvdA en VVD niet. Ik heb het al een "Randstadplan" genoemd. Ik vind het belangrijk dat het wel gebeurt. Daarom heb ik die motie ingediend. 

De heer Monasch (PvdA):

Het is geen Randstadplan, want het kan van toepassing zijn op Groningen, Maastricht, Amersfoort of Eindhoven; het is maar net waar het uitkomt. Het gaat om maatwerk geven aan gebieden waar wachtlijsten zijn. Het gaat er niet zozeer om, een corporatie een voordeel te doen. Daar gaat het hier helemaal niet om, dat is niet de doelstelling van het beleid, mag ik hopen. Doelstelling van het beleid is de vraag hoe we huurders kunnen helpen. Ik wil best meedenken met mevrouw Schouten. Dat is de intentie van mijn vraag: kan zij mij aangeven, met financiële invulling, voor welk type maatregelen zij onze steun wil hebben om in dit geval krimpgebieden verder te ondersteunen? Daar staan wij hartstikke open voor, maar ik zie geen voorstel in haar motie. Daar zijn wij naar op zoek. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb toen de heer Monasch dit voorstel in eerste termijn presenteerde, gevraagd of we het voordeel van de woningcorporaties die deze woningen gaan aanbieden, kunnen verdelen over de andere woningcorporaties, zodat iedereen er profijt van heeft. De heer Monasch zei toen dat hij daar gerust naar wilde kijken. Ik laat de specifieke invulling aan de minister over, al dan niet in overleg met de indieners, en dan wil ik er ook nog wel naar kijken. Het uitgangspunt staat echter. Het gaat om die 30 jaar. Dat is namelijk wat de heer Monasch hier staat te betogen, ook tegen andere collega's: het voordeel is groot, want het gaat over woningen die 30 jaar lang zijn vrijgesteld van de verhuurdersheffing. Dat is me een voordeel! Dat kan de heer Monasch niet ontkennen, want dan zou hij zijn interruptie bij de heer Verhoeven een beetje verkeerd hebben ingestoken. Ik vind het een ongelijke situatie als je de ene corporatie 30 jaar lang een voordeel geeft terwijl de andere corporatie daar niet van kan meeprofiteren, omdat die nou eenmaal geen nettonieuwbouw heeft. Zo'n ongelijke situatie vind ik ongewenst. Over de invulling valt te praten, maar als er een voordeel ontstaat, moet dat gelijk worden verdeeld over de woningcorporaties in het land. 

De voorzitter:

Dat is duidelijk. Rondt u af? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik rond af, voorzitter Ik wil de minister bedanken voor de antwoorden op de vragen betreffende de stroomversnelling en de hypotheekproducten, die verwacht ik dan ook heel binnenkort, en het energiebesparingsfonds. Wat betreft de antwoorden ten aanzien van de opgave voor Rotterdam-Zuid ga ik de nota naar aanleiding van het verslag nog eens goed nakijken. Ik heb de antwoorden over corporaties die ook niet-DAEB-activiteiten mogen uitvoeren en het feit dat er meer ruimte komt echter goed gehoord. Daar zullen we op toetsen. 

Tot slot het punt van het leenstelsel en het effect op de hypotheekmarkt. Ik maak mij hier grote zorgen over. Ik zal dit punt inbrengen bij de behandeling een dezer dagen van het wetsvoorstel studievoorschot. Daar zal ik met rekenvoorbeelden komen om aan te tonen dat het wél nadelig is. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De minister geeft aan dat hij het wetsvoorstel initiatiefrecht huurders geen nieuw leven wil inblazen, omdat het voorstel de regeldruk zou verhogen. Uit de memorie van toelichting bij het voorstel echter, blijkt juist dat dit niet zo is. De minister wil het dus gewoon niet en gebruikt daarvoor een argument dat niet klopt. Ik heb daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het van belang is dat huurders het initiatief kunnen nemen richting de verhuurder voor verbetering van de huurwoning; 

constaterende dat de regering op 11 maart 2011 het door haar ingediende wetsvoorstel initiatiefrecht huurders heeft ingetrokken; 

overwegende dat dit een goed wetsvoorstel was, waardoor de positie van de huurder ten opzichte van de verhuurder beter in balans werd gebracht; 

constaterende dat de regering in de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel heeft aangegeven dat dit de regeldruk niet vergroot; 

verzoekt de regering, het op 11 maart 2011 door haar ingetrokken wetsvoorstel initiatiefrecht huurders opnieuw in te dienen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 17 (34000-XVIII). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb ook een motie over energiebesparing. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de Nationale Energieverkenning 2014 wordt geconstateerd dat het in het huurconvenant 2012-2022 door woningcorporaties en de rijksoverheid afgesproken doel van gemiddeld energielabel B voor alle sociale huurwoningen per 2020 met het huidige beleid niet zal worden gehaald; 

overwegende dat woningcorporaties terughoudender zijn met het investeren in energiebesparing door toedoen van de verhuurderheffing; 

van mening dat het stimuleren van energiebesparing een prioriteit van de rijksoverheid dient te zijn; 

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om investeren in energiebesparing voor sociale huurwoningen toe te voegen aan de Regeling Vermindering Verhuurderheffing, en de Kamer bij Voorjaarsnota over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 18 (34000-XVIII). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Tot slot wil ik nog twee dingen zeggen. Ik ben blij dat er in ieder geval in het komende jaar niet bezuinigd zal worden op het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners. Ik ben ook blij dat de minister heeft aangegeven dat hij het tarief voor de verhuurderheffing, als de opbrengst lager uit zou vallen als gevolg van een lager dan geraamd aantal sociale huurwoningen, niet zal aanpassen. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik heb drie punten. Allereerst bedank ik de minister en zijn medewerkers voor de beantwoording van de vragen, ook in schriftelijke vorm. Dat was heel prettig. In de tweede plaats dank voor de toezegging om met dat energiebesparingsfonds aan de slag te gaan, zowel inhoudelijk als qua publiciteit. Dat scheelt in ieder geval de motie daarover die wij in gedachten hadden. 

In de derde plaats ga ik in op het combivoorstel van de heren Van der Linde en Monasch. Daarin zitten vermoedelijk veel goede en waardevolle punten, maar een ernstig manco is dat het plan onvoldoende is doorgerekend. Ik ben blij met de toezegging van de minister om dat te willen doen. Ik ben ook blij met de toezegging om de juridische merites erbij te betrekken. Ik zou beide collega's nadrukkelijk in overweging willen geven om op grond daarvan ofwel de motie te herformuleren, zodat het kabinet het verzoek krijgt om dit te onderzoeken, ofwel de motie aan te houden totdat die gegevens bekend zijn. Zeker als dit juridisch ingebed moet worden, is de politieke basis voor de motie in de Kamer op dit moment wel erg smal. Het is niet aan mij om daarin te treden, maar ik zou het jammer vinden als een op het eerste gezicht veelbelovend initiatief om dit soort redenen afgeschoten zou worden. Misschien willen de collega's dat nog eens in overweging nemen. 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Nu ontstaat de interessante figuur dat u een oproep doet aan twee Kamerleden, maar iemand anders in de vorm van de heer Verhoeven aan de interruptiemicrofoon staat om daar kennelijk antwoord op te geven. 

De heer Bisschop (SGP):

Dat is letterlijk coöperatie. 

De heer Monasch (PvdA):

Het is goed om te horen dat ook de SGP dit een veelbelovend initiatief vindt. Wij nemen ons zijn oproep ter harte, in samenspraak met wat de minister heeft gezegd. Ik ga dit uiteraard ook even afstemmen met collega Van der Linde. 

De heer Verhoeven (D66):

Het plan is inmiddels doorgerekend en het is 8 miljoen, maar even los daarvan … 

De voorzitter:

Er is een eerste beweerdelijke doorrekening. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is zeer correct gezegd. De eerste staat vooralsnog. Mijn vraag aan collega Bisschop is als volgt. Hij heeft ook zijn twijfels, maar wat gaat hij doen als die motie gewoon in stemming wordt gebracht? Gaat hij die dan steunen? 

De heer Bisschop (SGP):

Dan gaat de heer Bisschop zijn fractie ernstig adviseren om zich ernstig te beraden. Afhankelijk daarvan stemmen wij voor of tegen de moties. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is een ernstig antwoord. 

De voorzitter:

Wij hadden niet anders van uw partij verwacht, mijnheer Bisschop. 

De heer Bisschop (SGP):

Dank u zeer. Ja, wij zijn een serieuze partij! 

Minister Blok:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn, en specifiek de heren Monasch en Bisschop voor de dank die zij overbrachten aan de ambtenaren, ik neem aan namens alle Kamerleden. In de voorbereiding van de begroting wordt er ontzettend hard gewerkt, net als op een dag als deze. Die waardering is gehoord, want ze luisteren allemaal mee. Ik waardeer het zeer dat de Kamerleden het ook uitspreken. 

Ik ga eerst in op de punten van mevrouw Karabulut. Ik zal met veel belangstelling kijken naar de cijfers waar ik vraagtekens bij had. Dat ging met name over het punt van de 2,5 miljoen. Ik zal bekijken of dat leidt tot een andere inschatting van mijn kant. De motie op stuk nr. 6 van mevrouw Karabulut diende zij in met haar collega Van Dijk en die betreft de catering bij Defensie. Een motie specifiek gericht op Defensie lijkt mij op haar plaats bij het debat dat de Kamer daarover nog voert met mijn collega van Defensie. Als de motie hierbij in stemming komt, moet ik haar ontraden. 

In de motie op stuk nr. 7 verzoekt mevrouw Karabulut om af te zien van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het zal haar niet verrassen dat ik ook die motie wil ontraden, omdat de inkomensafhankelijke huurverhoging — de naam zegt het al — ten doel heeft om de doorstroming te bevorderen door het scheefwonen aan te pakken. Tegelijkertijd ontzien we daarbij de mensen met de laagste inkomens. Dat is echt een essentieel onderdeel van het beleid. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Van der Linde diende de motie op stuk nr. 8 in, over een wetsvoorstel voor kantoortransformatie, of breder dan kantoren alleen. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat ik de richting interessant vind en ik ook echt wel kansen zie. Maar ik wil de consequenties doorrekenen en het zal budgetneutraal moeten. Ik leg de motie als volgt uit. Ik kom eerst met de doorrekening — ik zal zo nog reageren op de motie van de heer Monasch — en na ommekomst daarvan ga ik, ongetwijfeld in gesprek met de Kamer, de wetgeving die daarbij hoort vormgeven. Dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer overlaten. 

De voorzitter:

Het is altijd een klein beetje riskant als een motie van een bepaalde interpretatie wordt voorzien. Dan is het misschien handig als de indieners melden of ze met die interpretatie kunnen leven, want anders blijft het hangen. 

De heer Van der Linde (VVD):

Dat is op zich prima. Graag. Ik kijk nu even naar de heer Bisschop, om te zien of dat ook voldoende is om hem over de streep te trekken. Ja, ik ga door de orde van de vergadering heen. 

De voorzitter:

Ik denk dat nu het antwoord "soevereiniteit in eigen kring" gaat komen. 

De heer Bisschop (SGP):

In rooms-katholieke kring heet dat dan weer subsidiariteit, geloof ik. Ik vind eigenlijk dat er een compleet plaatje moet liggen, met de financiële doorrekening. Dan kan het echt een volwaardig en voldragen voorstel worden en heb je volgens mij heel goede bouwstenen in handen. 

De heer Van der Linde (VVD):

Dan zal ik de uitleg die de minister eraan geeft nog opnemen in een kleine herziening van die motie. Dan praten we allemaal dezelfde taal. 

De voorzitter:

Dan is op dit punt in elk geval laat op de avond zaken gedaan. 

Minister Blok:

De heer Moors krijgt, met de hele Kamer, inderdaad van mij een overzicht van de verschillen in arbeidsvoorwaarden. Hij vroeg nog wat werd bedoeld met de zinsnede — die staat trouwens volgens mij in de begroting van minister Plasterk van BZK — over de bevriezing van de doorontwikkeling van de digitale overheid voor één jaar. Die gaat over nieuwe toepassingen binnen die digitale overheid. We gaan nog uitgebreid spreken over het rapport van de commissie-Elias. Daarnaast is de Nationaal Commissaris Digitale Overheid net aan de slag. Het lijkt me logisch om terwijl beide belangrijke projecten lopen geen echt nieuwe toepassingen te gaan starten. Dat betekent natuurlijk niet dat we geen ambities meer hebben. Dit jaar maken we echter even een pas op de plaats. 

De motie van de heer Knops op stuk nr. 9, die hij samen met de heer Verhoeven heeft ingediend, gaat over het tijdstip waarop de Kamer de jaarlijkse rapportage over de woningmarkt krijgt. Ik wil die rapportage zo spoedig als kwalitatief verantwoord is, naar de Kamer laten komen. "Op Prinsjesdag" zou betekenen dat ik niet beschik over een aantal belangrijke gegevens. Daarom wil ik het volgende voorstellen. Ik begrijp dat de Kamer nog een apart overleg wil houden over dit verslag. Dat zou ik zelfs waarderen, want het is een belangrijk stuk. Ik zal voor dat overleg in een brief aangeven welke informatie ik wanneer heb. Het is eigenlijk een afweging tussen snelheid en kwaliteit. Ik wil dan ook voorstellen de motie aan te houden tot dat overleg en tot de indieners van mij de informatie hebben over welke informatie hoe snel beschikbaar is. 

De heer Knops (CDA):

Dat lijkt mij redelijk. Kan de minister iets zeggen over de termijn waarop die brief komt? 

Minister Blok:

Ik weet niet uit mijn hoofd wanneer dat overleg gepland is, maar de Kamer krijgt dat natuurlijk ruim voor het overleg. 

De heer Knops (CDA):

Als dat algemeen overleg binnen twee maanden plaatsvindt en de minister binnen die termijn de brief kan sturen, dan vind ik het prima en houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Knops stel ik voor, zijn motie (34000-XVIII, nr. 9) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Blok:

In de motie-Knops op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht de verhuurdersheffing in 2015 niet te verhogen en met de corporaties te komen tot plannen voor nieuwe investeringen. Allereerst zit hier een beetje de suggestie in dat er niet meer geïnvesteerd kan worden. Dat is gelukkig niet zo. Het is een forse heffing, maar omdat er grote besparingen mogelijk zijn op de interne kosten van corporaties en er ruimte is voor huurverhogingen, is het niet zo dat er niet meer geïnvesteerd kan worden. Daarnaast is deze motie ongedekt. Ik ken het CDA als een partij die het niet zou waarderen als ik een ongedekte motie van een positief advies zou voorzien, dus ik moet haar ontraden. 

De heer Knops (CDA):

Wij hebben de motie wel gedekt bij onze alternatieve begroting. Daar verwijs ik naar. Met dat argument kan de minister haar dus niet ontraden. 

Minister Blok:

Ik waardeer het altijd zeer als oppositiepartijen met een tegenbegroting komen. Dat is inderdaad onderbouwd oppositie voeren. Maar ik vrees dat de tegenbegroting van het CDA met een minder mooi saldo sluit dan de begroting waar het kabinet mee komt. 

De voorzitter:

Dit heet uitdaging. 

De heer Knops (CDA):

Dit wordt een heel interessante discussie. Ik ken deze minister uit de tijd dat hij financieel woordvoerder was. Toen was hij daar ook zeer strak in. Wat dat betreft is hij wel consequent. Wij noemen het geen tegenbegroting maar een alternatieve begroting. Dat klinkt wat vriendelijker. 

Minister Blok:

Een redelijk alternatief is het eigenlijk. 

De heer Knops (CDA):

Dat wordt ook weer geassocieerd met een bepaalde partij. Ik zie de heer Verhoeven al uit de bankjes komen. Onze alternatieve begroting is door het Centraal Planbureau doorgerekend. Daarin staat een bedrag opgenomen dat deze motie dekt. Alle andere dingen horen bij de Algemene Financiële Beschouwingen thuis, maar dit is een volstrekt gedekte motie, al mag de minister daar anders over denken. 

Minister Blok:

Dan zou ik hierop het klassieke Chinese spreekwoord "we agree to disagree" willen toepassen en blijf ik de motie ontraden. 

In de motie-Knops op stuk nr. 11 wordt de regering verzocht het effect van de btw-verlaging te evalueren en de gevolgen voor eventuele beëindiging per 1 juni 2015 aan de Kamer te rapporteren. In zijn algemeenheid sta ik positief tegenover verzoeken om onderzoek als die niet heel veel geld of ambtelijke capaciteit kosten, maar op dit punt wil ik echt niet de indruk wekken dat ik geld beschikbaar heb voor een verlenging van de btw-verlaging. Die suggestie zou ik wel wekken als ik hier nog een onderzoek naar zou gaan doen. Deze moet ik dus echt ontraden. 

Mevrouw Fokke vindt dat ik eerst de 30%-doelstelling moet halen voordat ik een compliment krijg. Daar zal ik mee moeten leren leven. Zij verwees naar de vraag van de heer De Vries om nog een keer in te gaan op de mogelijkheden om catering in te besteden. Ik heb aangegeven waarom ik daar zeer kritisch over ben. Ik ben bereid om het overzicht toe te sturen aan de Kamer, maar mevrouw Fokke weet dat ik zeer kritisch ben op die mogelijkheden. 

Uit het betoog van de heer Monasch begreep ik dat er signalen zijn dat de inspectie brieven stuurt die vooruitlopen op de novelle. Ik ken die signalen niet. Als die er zijn, dan ontvang ik die graag, omdat een inspectie zeer onafhankelijk moet kunnen functioneren ten opzichte van de minister — ik kijk nu even naar de heer Verhoeven, die nu wellicht op zijn bankje wil roffelen — maar ook de inspectie is gehouden aan de geldende wetgeving. Nogmaals, als er voorbeelden van zijn, ontvang ik die graag. 

Mijn reactie op de motie van de heer Monasch, de motie op stuk nr. 12, is in lijn met hetgeen ik zo-even heb gezegd tegen de heer Van der Linde. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik vroeg in het voorjaar kom met een doorrekening van de effecten, maar ook met de juridische vormgeving, waarna wij met elkaar in de slag kunnen gaan over de wijze waarop dat in wetgeving kan worden vastgelegd, laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer. 

De voorzitter:

Ik zag de heer Monasch ja knikken bij de interpretatie van de minister, maar ik wil het even zeker weten. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik benadruk de aardige woorden die zijn gesproken door de SGP, die dit een uitstekend initiatief vond. Ik verzoek een berekening te maken en het juridisch kader aan te geven, om vervolgens te kunnen doorpakken. Wij zullen de motie op beide punten wijzigen; de Kamer zal de gewijzigde motie tijdig ontvangen. 

Minister Blok:

In de motie op stuk nr. 13, van de heer Fritsma, wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat toegelaten asielzoekers geen voorrang meer krijgen bij de toewijzing van huurwoningen. Ik heb al aangegeven dat het erkennen van de vluchtelingenstatus naar mijn mening ook betekent dat mensen van passende woonruimte voorzien moeten worden. Een extra argument is dat huisvesting in een asielzoekerscentrum heel duur is. Dat is voor de Nederlandse belastingbetaler een minder verkieslijk alternatief. Ook om die reden moet ik de motie op stuk nr. 13 ontraden. 

In de tweede motie van de heer Fritsma, de motie op stuk nr. 14, wordt de regering verzocht om de boeterente voor huiseigenaren bij het oversluiten van hypotheken te laten vervallen. Ik heb gezegd dat collega Dijsselbloem daarover in gesprek gaat met de banken. De scherpe formulering in de motie dat de regering de boeterente bij wet zou moeten laten vervallen, vind ik onjuist. Dat zou als consequentie hebben dat de rente op hypotheken fors omhoog zou gaan. Ook de motie op stuk nr. 14 moet ik dus ontraden. 

De heer Verhoeven krijgt nog een reactie op het voorstel van SVn, het sleutelgeld, het ziekteverzuim en de ramingen van de duurzaamheidsinspanning. Ik heb hem niet helemaal gelukkig kunnen maken met mijn opmerkingen over de inbesteding. Dat wil wel eens gebeuren in het leven. Hij heeft de motie op stuk nr. 15, over de inkoop, ingediend. De heer Verhoeven verwijst naar mijn smaak terecht op het grote belang van integriteit. Inderdaad zijn er ernstige verdenkingen dat er de afgelopen tijd zaken zijn misgegaan. Hij vraagt mij om nader in te gaan op de werking van het rijksbrede inkoopstelsel, mijn rol daarin en de integriteit. De motie op stuk nr. 15 beschouw ik als ondersteuning van mijn beleid. 

Mevrouw Schouten ben ik in de schriftelijke beantwoording op een aantal punten tegemoet gekomen. Zij gaat nog eens kritisch lezen of ik de krimpgebieden en Rotterdam-Zuid in de novelle voldoende ruimte bied. Daar gaan wij ongetwijfeld nog uitgebreider over spreken. 

Mevrouw Schouten heeft samen met de heer Knops een motie ingediend op stuk nr. 16 die ingaat op de motie van de collega's van VVD en PvdA. Ik wil die motie graag op dezelfde manier behandelen en zeggen dat ik beloof om met dat onderzoek te zullen komen, waarin ik dan ook mee zal nemen de effecten die het heeft op krimpregio's. Vervolgens kunnen we dan kijken hoe we het hele pakket in wetgeving vast kunnen leggen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat een onderdeel van die analyse de effecten op krimpregio's zullen zijn, dan laat ik het oordeel over aan de Kamer. 

De voorzitter:

Dan moeten we weer weten of mevrouw Schouten met die interpretatie kan leven, zodat er een stemadvies kan worden gegeven. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik waardeer het zeer dat de minister die effecten mee gaat nemen, maar dit is meer een politieke uitspraak, namelijk of we dit al dan niet willen. Het is voor mij van belang om te weten wat daar het politieke oordeel over is, voordat ik eventueel voor andere moties ga stemmen. Ik waardeer het gebaar van de minister om het in het onderzoek mee te nemen, maar ik moet daarvoor al weten wat het politieke oordeel is van onder andere de indieners van de motie-Monasch/Van der Linde. 

Minister Blok:

Ik heb echt dat onderzoek nodig omdat het andere onderdeel van die motie, de verbouw, voor krimpregio's waarschijnlijk positieve effecten zal hebben. Ik heb in eerste termijn ook al gezegd dat ik nog niet scherp voor ogen heb of er echt een nadeel is voor krimpregio's. Vandaar dat ik het aanbod doe om de vragen die achter deze motie liggen, te beantwoorden in het onderzoek waarmee ik naar de Kamer zal komen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De motie ziet specifiek op het onderdeel dat gaat over de vrijstelling van de verhuurdersheffing voor de nettonieuwbouw. Goed vertaalt, is dat eigenlijk de motie-Monasch/Van der Linde. Dat is mijn punt. Ik waardeer het zeer dat de minister het mee wil nemen in het onderzoek en dat lijkt mij ook wijs, maar ik heb eerst een politieke uitspraak nodig of het überhaupt eerlijk verdeeld wordt, mochten die effecten zo zijn. Ik ga die motie dan ook met deze interpretatie in stemming laten brengen. 

Minister Blok:

Over het in stemming brengen, gaat u. Ik geef alleen aan wat ik kan leveren aan informatie. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik zou bijna een punt van orde willen inbrengen en mevrouw Schouten om een derde termijn willen laten vragen. Ik wil namelijk graag dat er een inhoudelijk voorstel ligt. Ik zit met de koppeling aan die andere motie, want dit is een andere doelstelling. De motie-Monasch/Van der Linde gaat van hetzelfde principe uit, maar het is echt niet zo dat de vrijstelling van de verhuurderheffing een integraal onderdeel is van die motie. De moties hebben dus allebei dezelfde strekking. Ik denk dat mevrouw Schouten het voor in ieder geval mijn fractie een stuk makkelijk maakt als zij zegt: voor de krimpregio's hebben we dit nodig en dat spreek ik in deze motie uit. Laat ze dit nou niet koppelen aan een heel andere doelstelling die in een andere motie is verwoord. Ik vind het jammer dat dat gebeurt. Via u, voorzitter, wil ik mevrouw Schouten ofwel vragen om een derde termijn aan te vragen, dan wel te kijken of die motie niet zo geformuleerd kan worden dat ze een positieve doelstelling heeft voor iets in de krimpgebieden. 

De voorzitter:

Ik smokkel liever iets met interrupties nu, dan dat we er een derde termijn van maken. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Monasch heeft een doel met zijn motie en ik heb een doel met mijn motie. Dat daar verschillende opvattingen over zijn, dat lijkt mij duidelijk, want anders had ik mijn motie niet ingediend. Het is nu aan de heer Monasch om zelf te beslissen wat hij met die motie doet. Hij kan dat volgende week duidelijk maken, en vervolgens bepalen ook wij ons stemgedrag ten aanzien van de motie-Monasch/Van der Linde. 

De voorzitter:

Dat gaat nu dus niet lukken. 

Minister Blok:

Mevrouw Voortman heeft twee moties ingediend waarvan de eerste, op stuk nr. 17, mij vraagt om het in 2011 ingetrokken wetsvoorstel inzake het initiatiefrecht huurders opnieuw in te dienen. In de novelle, die wij nog zullen behandelen, staan belangrijke passages over de invloed van huurders, die verstevigd wordt. Ik vind het niet logisch om nu, voor de behandeling van die novelle, nog eens even een wet in te gaan dienen die ook daarover gaat. Laten we eerst die novelle ordentelijk met elkaar behandelen. Ik vraag mevrouw Voortman dus om haar motie aan te houden totdat we die novelle hebben behandeld. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat is goed. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (34000-XVIII, nr. 17) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Blok:

Haar tweede motie, op stuk nr. 18, over energiebesparing begint met de wel heel sombere constatering dat het doel van gemiddeld energielabel B niet gehaald zal worden. In het nationale energieakkoord is afgesproken dat we in 2016 gaan bekijken hoe het loopt. Het akkoord is één jaar oud. Om dan nu al zo somber te stellen "het is niks en het wordt niks", vind ik ... Nou, er is al eerder geconstateerd dat ik van nature optimistisch ben. Omdat ik dat uitgangspunt niet deel, ben ik in dit geval ook niet genegen om te gaan onderzoeken of we bovenop al die andere maatregelen die ik al genomen heb, nog allerlei andere maatregelen moeten nemen. Ik ontraad de motie dus. 

Ik sluit af met de heer Bisschop. Ik waardeer het altijd als een Kamerlid aangeeft dat een motie niet nodig is vanwege mijn toezegging. Ik zal inderdaad nog een pakket maatregelen, en energie en inspiratie, gaan steken in het Energiebesparingsfonds. Over de moties hebben we net uitgebreid gedebatteerd. 

Hiermee hoop ik de vragen in tweede termijn te hebben beantwoord. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van het kabinet, in casu deze minister. Ik dank hem zeer voor zijn beantwoording en de wijze waarop die heeft plaatsgevonden. We zullen dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik stel vast dat er geen amendementen zijn ingediend. 

Naar boven