Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 14, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 14, item 7 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader) (33972).
(Zie wetgevingsoverleg van 13 oktober 2014.)
De voorzitter:
Op de dag dat bekend is geworden dat de heren Onno en Albert Verlinde uit elkaar gaan, gaan wij spreken over de Wet aanpassing financieel toetsingskader. Het betreft de plenaire afronding in één termijn.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Door de crisis, maar vooral door het rentebeleid van de Europese Centrale Bank, zijn de pensioenen jarenlang niet gecompenseerd voor prijsstijgingen. Dat raakt niet alleen gepensioneerden in de portemonnee, maar ook mensen die pensioen opbouwen. Het raakt dus oud en jong. Nu laat de regering ons weten dat het langzamerhand weer een beetje beter gaat in Nederland. Het is logisch dat dan heel veel mensen denken: o, dan komt de prijscompensatie van mijn pensioen en mijn pensioenopbouw weer in beeld. Niet dus. En het is nu niet de crisis die ervoor zorgt dat die prijscompensatie er niet komt, maar staatssecretaris Klijnsma. En het is niet voor even, maar voor vele jaren, zoals het er nu uitziet. Dat is slecht voor oud en jong.
Ondertussen is sinds de crisis het vermogen van de pensioenfondsen gestegen met zo'n 400 miljard tot 1.000 miljard. Er zijn goede rendementen behaald en pensioenfondsen zijn redelijk goed door de crisis gekomen; vele malen beter dan de banken. De wet die wij maandag in een dag hebben behandeld, stapelt zekerheid op zekerheid en voorzichtigheid op voorzichtigheid. Ik heb daarvoor het volgende beeld gebruikt: we leggen een snelweg aan met zeven vangrails langs de kant. Iedereen voelt dan aan dat dit overbodig is. Het is niet alleen overbodig, maar ook nog eens hartstikke duur. De premies die we voor pensioenen betalen, komen in buffers; niet in pensioenopbouw en niet in pensioen. Daarmee tast de staatssecretaris het vertrouwen in het pensioenstelsel nog verder aan en dat neem ik haar eigenlijk kwalijk. Na de moestuinuitglijder, waar ik het verder niet meer over wil hebben, heeft de staatssecretaris nagelaten om tot een echte oplossing te komen met de dragers van het Nederlandse pensioenstelsel, dus de vakbonden, de werkgevers en de pensioenfondsen. Zij hebben heel grote kritiek op dit voorstel en wijzen het dan ook af. Dat uitgerekend een staatssecretaris van sociaaldemocratischen huize, die het goed opheeft met de polder, niet in staat is gebleken om de afgelopen twee jaar tot overeenstemming te komen met deze partijen, en hen tegen zich in het harnas jaagt, is dus heel triest.
Er is nog een mogelijkheid om deze ramp te keren. Ik heb vier amendementen ingediend. Als we die nu eens aannemen, voorkomen we een hoop ellende. Maar ik ben ook realist, en gezien het verloop van het debat heb ik daar niet al te veel vertrouwen in. Daarom dien ik nu een "vinger-aan-de-polsmotie" in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het nieuwe ftk ingrijpt op zowel de hoogte van de premie, de mogelijkheden tot indexatie als de noodzaak tot kortingen;
overwegende dat juiste informatie over de effecten van het nieuwe ftk ten opzichte van het oude ftk gewenst is voor eventuele tussentijdse bijstelling;
verzoekt de regering, jaarlijks te rapporteren over de door het nieuwe ftk veroorzaakte gemiddelde verschil in premie, indexatie en eventuele kortingen ten opzichte van het oude ftk van de vier grootste pensioenfondsen, zodat niet voor alle fondsen alles berekend hoeft te worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Dit financiële toetsingskader beoogt alleen de toezichtskaders voor de toezichthouder op de pensioenen bij te stellen. Wij hebben bijna vijf jaar debatten achter de rug. Er zijn vele rapporten verschenen over de impact van de financiële crisis op de pensioenfondsen. Een aantal van die rapporten waren misschien politiek ingegeven, maar er waren ook zeer onafhankelijke rapporten bij. De kern daarvan was dat er wel iets moest veranderen om het stelsel toekomstbestendig te maken. Maar in zijn inbreng zegt de heer Ulenbelt: ga toch slapen, het is allemaal goed met de pensioenfondsen, wij hoeven daar helemaal niets aan te doen. Dat is toch een beetje gekke redenering als wij een enorme stapel stukken hebben liggen waarin staat dat er wel degelijk iets moet veranderen om dit stelsel robuuster te maken.
De heer Ulenbelt (SP):
Dan is de vraag zeker wat ik daarvan vind. Natuurlijk moet er wat gebeuren. Dat heeft mijn partij vanaf het eerste jaar na de crisis gezegd. Onze analyse was dat door het rentebeleid van de ECB rentes kunstmatig laag werden gehouden. Daardoor moesten fondsen zich arm rekenen. Fondsen moeten zich niet rijk rekenen, maar ze werden gedwongen om zich arm te rekenen. Daardoor is er sinds het begin van de crisis 400 miljard in de fondsen gestort. Toen zat er 600 miljard in, nu zit er 1.000 miljard in. Daarom staan de fondsen er nu op papier zo voor. Ik heb een amendement ingediend. Indertijd werd de SP niet geloofd dat er iets met die rente moest gebeuren. In de afgelopen vier jaar is dat mondjesmaat gebeurd. Als wij daaraan iets gedaan hadden en als er in de jaren negentig geen greep was gedaan in de pensioenkassen, dan waren de fondsen bijna allemaal ongeschonden door de crisis gekomen. Dat mevrouw Vermeij die analyse niet deelt en allerlei professoren volgt die belangen hebben bij derivaten en dat soort dingen in die pensioenfondsenwereld, is mij niet kwalijk te nemen.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik begrijp de heer Ulenbelt goed. Hij wil graag de geschiedenis veranderen. Dat zouden wij allemaal wel willen. Wij zouden een heleboel oorlogen niet willen hebben gehad, maar dat is nu eenmaal zo. Ik begrijp de heer Ulenbelt heel goed. Hij wil een fictief hoge rente nemen en daarmee is de wereld weer goed. Van die 1.200 miljard waartegenover 1.400 miljard verplichtingen staan, maken wij ineens een hoop extra geld. Nee, dan hebben we de kerstboom met dat geld eraan weer in huis. Zo kennen wij de Socialistische Partij weer.
De heer Ulenbelt (SP):
Een oorlog uit het verleden kun je niet herstellen, maar gelukkig zijn hier geen doden gevallen. Gelukkig zijn het allemaal besluiten uit het verleden die alsnog, als u de politieke wil zou hebben, hersteld zouden kunnen worden om het vertrouwen in het stelsel te herstellen. Wat gebeurt er nu? Door de crisis wordt er geen prijscompensatie gegeven. Door Klijnsma gebeurt dat voor tien, vijftien jaar ook niet. Als je het stelsel onderuit wilt halen, dan moet je dat vooral doen. U bent voor dat collectieve solidaire stelsel, maar ondertussen haalt u het vertrouwen erin totaal onderuit. 75% van de jongeren gelooft al niet meer dat er, als zij aan het pensioen toe zijn, nog geld in de pot zit. Dat beeld heeft de politiek gecreëerd. Daarmee haal je het stelsel onderuit. De PvdA doet daar kennelijk gewoon aan mee. Het is jammer.
De voorzitter:
Een vriendelijk verzoek aan alle leden om zo veel mogelijk via de voorzitter te spreken. Anders wordt er heel veel in mijn schoenen geschoven.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Wij spreken vanavond afrondend over het wetsvoorstel voor aanpassing van het financieel toetsingskader voor de pensioenfondsen. In het ftk staan de financiële normen voor de pensioenfondsen die moeten waarborgen dat fondsen de afgesproken pensioenen kunnen uitkeren, hoe mee- en tegenvallers op een evenwichtige wijze worden toebedeeld aan alle deelnemers, hoe de verplichtingen gewaardeerd worden, welke buffereisen gelden, hoe de premie moet worden berekend en wanneer er geïndexeerd mag worden. Het bestaande ftk kent een aantal knelpunten. We hebben hier afgelopen maandag uitvoerig bij stilgestaan. Het voorliggende wetsvoorstel ziet mijn fractie dan ook als broodnodig en noodzakelijk onderhoud. Het is een wetsvoorstel dat moet zorgen voor een solide basis.
Voor de VVD-fractie is generatieneutraliteit een belangrijke voorwaarde. De staatssecretaris is uitgebreid ingegaan op de vragen die door mijn fractie zijn gesteld en ook op de brief die de Kamer gisteravond heeft ontvangen met een toelichting op een aantal punten, is duidelijk. Dank daarvoor.
In eerste termijn heb ik vragen gesteld over de indexatie en de generatie-effecten, oftewel de overdracht van de ene naar de andere generatie. Ik ben blij met het oordeel Kamer op het amendement-Schouten c.s. waarin de regel voor inhaalindexatie wordt aangepast van een tiende deel per jaar naar een vijfde deel per jaar.
In eerste termijn hebben we gesproken over het vaststellen van de premie voor volgend jaar. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is de beleidsregel die de bijdrage aan de hersteleis van DNB voor de premievaststelling regelt, nog niet geschrapt. Collega Van Weyenberg zal mede namens mijn fractie een motie indienen om deze beleidsregel niet toe te passen bij de vaststelling van de premies voor 2015. Daarnaast ben ik blij met de toezegging van de staatssecretaris dat de ontwikkeling van de premies zal worden gemonitord.
Collega Vermeij zal een motie indienen over het beleggingsbeleid. Ook deze motie kan op steun van de VVD rekenen. Het is ons inziens belangrijk dat pensioenfondsen hun strategische beleggingsbeleid in de geest van het nieuwe ftk eenmalig kunnen aanpassen.
Een ander belangrijk punt voor mijn fractie is de waardeoverdracht. Ik heb hiervan al eerder een punt gemaakt. De VVD vindt het belangrijk dat er ruimere mogelijkheden voor waardeoverdracht in de wet worden opgenomen, zeker in een arbeidsmarkt die steeds flexibeler wordt. In aansluiting op een eerder aangenomen amendement dien ik daarom samen met collega Klaver en collega Van Weyenberg een amendement in om de mogelijkheden voor waardeoverdracht te verruimen.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Mevrouw Lodders geeft goed aan wat de techniek is achter deze nieuwe wet voor het ftk. De heer Ulenbelt heeft net aangegeven waarom het slecht zou zijn voor ouderen. Zou mevrouw Lodders kunnen aangeven waarom het wetsvoorstel goed voor de gepensioneerden en de ouderen zou zijn?
Mevrouw Lodders (VVD):
Waarom is het wetsvoorstel goed voor gepensioneerden en ouderen? Ik denk dat ik alleen maar hoef te verwijzen naar de brief die gisteravond rond acht uur naar de Kamer is gestuurd. Daarin worden de plaatjes van het CPB, onze onafhankelijke rekenmeester, gepresenteerd en die laten zien dat de generatie-effecten op het moment dat we het voorgestelde ftk aannemen, neutraal zijn. Als we aan een aantal knoppen draaien, zien we dat het effect daarvan is dat de generatieneutraliteit verdwijnt en dat er geschoven wordt tussen jong en oud.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Dat is het punt van de generatie-effecten. We hebben natuurlijk heel veel mailtjes gehad van gepensioneerden die ons zeggen: dit voorstel is slecht voor ons. Kunt u daarop reageren?
Mevrouw Lodders (VVD):
Daar hebben we maandag al lange tijd bij stilgestaan. We hebben toen geconcludeerd dat het huidige ftk een aantal kwetsbaarheden kent. We hebben de afgelopen anderhalf, twee jaar heel veel mails van gepensioneerden gehad, die geconfronteerd werden met heel forse kortingen. Met dit ftk regelen we dat de kortingen worden gespreid over een periode van tien jaar en dat betekent dat er een veel stabieler pensioen ontstaat. Dat is wel degelijk een verbetering van hetgeen nu voorligt.
Ik begrijp dat 50PLUS, zoals vertegenwoordigd door de heer Klein, daarvan geen voorstander is. De heer Klein kiest er daarmee voor om de effecten te verschuiven van oud naar jong en daar kiest de VVD niet voor. Wij vinden de generatieneutraliteit ontzettend belangrijk.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Even een correctie. Misschien heeft mevrouw Lodders de inbreng van 50PLUS/Klein van afgelopen maandag niet meer helder op het netvlies, want juist die generatieneutraliteit vinden wij uitermate belangrijk. Het gaat ons om het evenwicht tussen wat je voor de jongeren wilt regelen en wat je wilt regelen voor de gepensioneerden van vandaag en de oudere werknemers. Het gaat om dat evenwicht. Daarom heb ik ook de vraag gesteld hoe wij hiermee omgaan, en die blijft staan. Er wordt generatieneutraliteit beoogd, akkoord. Maar daarbij komt uiteraard de vraag: wat schieten de mensen er op dit moment mee op?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat ik in herhaling verval. In het nieuwe ftk wordt gekozen voor het spreiden van de kortingen. Als er gekort moet worden, kan dat worden gespreid over een periode van tien jaar. Daarmee zal een veel stabieler pensioen ontstaan. Ook de plaatjes van het CPB tonen aan dat hierin geen generatie-effecten plaatsvinden. Om daarin een evenwicht te vinden, zullen de indexaties wel iets later moeten plaatsvinden. De kortingen van 7% à 8% die wij de afgelopen jaren hebben gekend, zullen met dit nieuwe ftk echter niet meer aan de orde zijn.
De heer Madlener (PVV):
Hierover heb ik een aanvullende vraag. De VVD doet nu net alsof dit goed voor ouderen is. De ouderen hebben natuurlijk al het meest ingeleverd van alle groepen, al jarenlang. Mevrouw Lodders moet er wel bij vertellen dat de ouderen door deze wet een veel kleinere kans op indexatie hebben en op die manier enorm veel koopkracht gaan verliezen in de komende jaren. Is de VVD bereid om ook dat verhaal te vertellen en om nog even uit te leggen waarom de VVD kiest voor opnieuw koopkrachtverlies voor ouderen?
De voorzitter:
Het verhaal van de VVD.
Mevrouw Lodders (VVD):
De VVD kiest voor een ftk, een financieel toetsingskader, waarin generatieneutraliteit geborgd is. Dat betekent dat wij kiezen voor een systematiek waarbij, als er gekort moet worden, dat over een langere periode kan plaatsvinden. Zo zullen de forse kortingen waarover wij in de afgelopen anderhalf jaar heel veel brieven hebben ontvangen, net als de heer Madlener, niet plaatsvinden. Daartegenover staat dat de indexatie ook langer zal duren. Tegelijkertijd ligt het amendement-Schouten c.s. over de inhaalindexatie voor. Daarvoor is de periode korter. Ik zeg er wel eerlijk bij dat de stap die daarmee wordt gezet, niet de allergrootste is. Het is echter wel een stapje om in ieder geval de inhaalindexatie sneller te doen plaatsvinden.
De heer Madlener (PVV):
Heel moeizaam wil de VVD-woordvoerster hier wel toegeven dat de kans op indexatie fors kleiner zal worden en dat dit koopkrachtverlies voor de ouderen zal betekenen. Er zijn al berekeningen waarin sprake is van tot wel 6% koopkrachtverlies in de komende jaren. Dat is slecht voor de economie, slecht voor de jongeren en natuurlijk slecht voor al die ouderen die al zo veel ingeleverd hebben.
Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Madlener trekt mijn woorden uit hun verband. De term "fors" heb ik niet gebruikt. De kortingen worden uitgesmeerd over een langere periode. Dat betekent dat de indexatie ook langer op zich laat wachten. Op het moment dat een dekkingsgraad van 110% is bereikt, zal indexatie mogelijk zijn. Maandag hebben wij daarover de hele dag met elkaar gedebatteerd. Wij moeten echter wel realistisch zijn. Ik breng een eerlijk verhaal naar voren. Wij hebben te maken met de huidige financieel-economische situatie. Die verandert door dit ftk niet. Nogmaals, de financiële stand van zaken van pensioenfondsen wordt met dit ftk niet opgeplust of opgeleukt. Dat gebeurt alleen als de heer Madlener aan de knoppen gaat draaien, en daarmee ontstaat een ftk zonder evenwicht tussen de generaties.
Voorzitter. Dit ftk moet zorgen voor een solide basis, een stabieler pensioen, zoals ik zonet al heb aangegeven. Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage zei, vormt dit wetsvoorstel broodnodig en noodzakelijk onderhoud. Wij willen geenszins terug naar de oude situatie waarin kortingen over een periode van drie jaar worden doorgevoerd.
De aanpassing van het financieel toetsingskader is de basis voor weer een volgende stap in het pensioendossier. De staatssecretaris is in haar beantwoording ingegaan op De Nationale Pensioendialoog die gestart is en die moet leiden tot een hoofdlijnennotitie over de inrichting van ons pensioenstelsel. Dit brengt mij op een volgend punt. Ik constateer dat veel van de bijeenkomsten die georganiseerd worden over de toekomst van ons stelsel overdag plaatsvinden. Omdat het belangrijk is dat de stelseldiscussie een balans is tussen jong en oud, werkenden en gepensioneerden, wil ik de staatssecretaris verzoeken om iedereen in de gelegenheid te stellen om deze bijeenkomsten te volgen, dus ook de mensen die overdag aan het werk zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe zij dit gaat doen.
Afsluitend: ik zal mijn fractie adviseren om in te stemmen met het voorliggend wetsvoorstel. Dit noodzakelijke onderhoud is een belangrijke stap in de grotere hervorming van ons pensioenstelsel waaraan ik zojuist refereerde.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Er ligt een ontzettend belangrijk wetsvoorstel voor ons, namelijk het wetsvoorstel waarin bepaald wordt wanneer een pensioenfonds de meer dan 1.000 miljard euro die in de fondsen zit mag uitkeren en wanneer niet. Dat is belangrijk, omdat je weet dat je beloftes doet die over je over 10, 20 en soms zelfs 60 jaar nog moet nakomen. Als je iemand van 21 nu een pensioentoezegging doet, moet je hem ook op zijn 81ste nog kunnen uitbetalen. Natuurlijk zit daaraan een groot aantal onzekerheden vast. Die probeer je naar je beste vermogen te modelleren.
Daarom moeten wij ook deze wet goed bekijken. Wij hebben in Nederland het beste stelsel ter wereld, zo schreef zelfs de New York Times, doordat wij heel prudent omgaan met de verwachtingen. Een pensioenfonds dat over tien jaar €100 moet uitkeren, moet in Nederland nu al €90 plus €9 buffer oftewel €99 in kas houden. In Amerika of Engeland is dat €60 of €70. Moet u nagaan hoe prudent wij zijn! Dat doen wij heel bewust, omdat wij vinden dat je op pensioentoezeggingen moet kunnen vertrouwen. Dit kabinet maakt het echter nog moeilijker om die toezeggingen te doen. Het legt buffer op buffer op buffer.
Ik heb nog een aantal openstaande vragen; een aantal is ook in de brief van vandaag beantwoord. Laat ik allereerst zeggen dat ik de toegezegde berekeningen over de pensioenpremies, de Macro Economische Verkenning en het Belastingplan mis. De premies zouden met 4,5 miljard dalen. Ik gaf aan dat dit in de Miljoenennota en in de Macro Economische Verkenning nul was. Dat maakt nogal wat uit voor jongeren en voor het generatie-evenwicht.
Naar aanleiding van het vorige debat ben ik nog eens heel diep in de DNB-berekeningen gedoken. Dat kunt u zich goed voorstellen. Wat blijkt? De DNB-berekeningen gaan ervan uit dat de oude UFR gehandhaafd blijft. Er wordt dus helemaal geen nieuwe UFR ingevoerd. Dat scheelt 5%, zeg ik tegen de VVD en de PvdA. Voor de berekeningen worden de oude parameters gebruikt en niet de nieuwe. Ook dat scheelt een paar procent. Er wordt belegd in 50% aandelen, terwijl de Nederlansche Bank zelf van 30% uitgaat. Er vindt 40% renteafdekking plaats. Samen met het premie-effect betekent dit dat ouderen er meer dan 10% op achteruitgaan. Dat blijkt ook uit de doorrekening van de motie-Buma. Die maakt ongeveer de helft van de hervormingen ongedaan, omdat het kabinet té prudent te werk gaat, maar dan blijft nog de andere helft over. Wij komen niet aan de strengere parameters en aan het feit dat je een hogere dekkingsgraad moet hebben voordat je volledig moet indexeren. Daar staan wij als CDA achter, maar alleen al die andere dingen schelen 8%, zo blijkt uit de berekeningen van dit kabinet.
Dat betekent dat hier een zeer forse schuif tussen de generaties plaatsvindt. Ik ontvang van de staatssecretaris graag een bevestiging op elk van deze punten. Klopt het dat in de DNB-berekeningen de oude URF gebruikt wordt? Klopt het dat de oude parameters gebruikt worden? Klopt het dat er met 50% aandelen gerekend wordt, terwijl DNB zegt dat het gemiddeld 30% is? Zo ja, waarom zijn dan deze uitgangspunten gekozen voor een doorrekening van dit beleid? Tot slot: klopt het dat het premie-effect nul is? Ik snap dat DNB dit laatste niet heeft doorgerekend, omdat de memo van voor de zomer is en de verwachtingen in de zomer zijn aangepast. Ik kan mij dus voorstellen dat men destijds op andere premie-effecten rekende, maar de verschillen zijn groot.
De vraag naar Europees recht betrof niet de vraag naar EVRM-recht. Het Eerste Protocol wordt niet geraakt, zo hebben wij ook duidelijk in de memo gelezen, maar het ging om de beleidsvrijheid van de pensioenfondsen. Die wordt met dit wetsvoorstel teruggebracht tot nul. Ze mogen precies zoveel indexeren als er staat, terwijl er bij een sociale instelling enige mate van beleidsvrijheid moet zijn. Graag hoor ik of op dit punt een toets aan het Europees recht heeft plaatsgevonden of niet. Het is interessant om de nota van wijziging te zien. Die maakt het mogelijk om bij herverzekerde fondsen niet 110% te eisen, maar 101% of 102%. Als er extra gestort wordt, dan mag er ook extra geïndexeerd worden. Geldt dat ook voor de fondsen die extra indexeren voordat ze herverzekeren? Ik geef een voorbeeld. Het mijnwerkerspensioenfonds laat zich herverzekeren en de buffer wordt gebruikt voor een eenmalige extra indexatie. Mag dat ook binnen het nieuwe kader?
Ik kom toe aan het feit dat ik veel liever een reëel kader had gezien, omdat de rente historisch gezien ongelofelijk laag is en we ontzettend veel afgedekt hebben met rentederivaten. Dat lijkt me onwenselijk. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rente op Nederlandse staatsleningen op het laagste niveau aller tijden staat, bijvoorbeeld op 1% voor een tienjarige staatslening;
constaterende dat de pensioenfondsen tot honderden miljarden euro's zullen verliezen op hun rentederivaten bij een forse stijging van de rente;
van mening dat in een ideale wereld de reële koopkracht gegarandeerd wordt en niet de nominale waarde van een pensioen;
verzoekt de regering, een plan te ontwikkelen waarmee pensioenfondsen meer kunnen sturen op reële rendementen, minder rentederivaten hoeven aan te houden en daardoor minder risico zullen lopen bij een forse rentestijging;
verzoekt de regering tevens, dit plan binnen drie maanden aan de Kamer te presenteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
Bij een forse rentestijging zullen de verliezen die de pensioenfondsen op rentederivaten lijden meer dan het tienvoudige bedragen van de verliezen van de woningbouwcorporaties. De verliezen van de woningbouwcorporaties hebben al tot een parlementaire enquête geleid. Het lijkt mij dus onverstandig. Het oude kader heeft prima gefunctioneerd, omdat we bij een dalende rente een stuk rentederivaten hadden. Veel verder dan onder 1% raken we echter niet. Die 1% is de laagste rente die ooit op de staatsleningen genoteerd is in de 517 jaar dat historici het bijgehouden hebben. Dijsselbloem is wat dat betreft spekkoper, maar veel lager zal de rente niet worden.
Ik kom nu op mijn motie over de UFR, die ik natuurlijk impliciet al had aangekondigd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voorstelt de UFR in 2015 aan te passen en een paar maanden later met een nieuw voorstel tot aanpassing te komen;
constaterende dat het CPB in zijn berekeningen uitgaat van de huidige UFR en op basis daarvan constateert dat het voorstel redelijk evenwichtig uitpakt voor de generaties;
verzoekt de regering, de huidige UFR voor pensioenfondsen te handhaven in 2015,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben zeer benieuwd naar de antwoorden, vooral naar die op de vragen over de pensioenpremies. Het gaat om een miljardenvraagstuk, om het echte evenwicht tussen de generaties en om de reden dat deze berekeningen gemaakt zijn.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb geluisterd naar de heer Omtzigt. Dat deed ik met name met veel interesse op het punt van de UFR-rekenrente. Ik kan mij nog herinneren, en de heer Omtzigt ongetwijfeld ook, dat er in 2012 een congres is geweest bij het CDA. G500 kreeg het CDA daarop zo ver om de rekenrente voor pensioenen te hervormen. De leden van G500 waren daar heel blij mee. In hun woorden gebeurde dit om het nog prudenter vast te stellen. De motie daarvoor is aangenomen op het CDA-congres. Hoe verhoudt die motie zich tot hetgeen de heer Omtzigt nu voorstelt?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben onder de indruk van de kennis over de moties op het CDA-congres. In 2012 was de rekenrente tussen de 2% en 3%. Die is gedaald naar 1%. De rentecurve ligt veel lager, waardoor de huidige rentecurve veel prudenter is dan hij toen was. Zelfs als het CDA-voorstel over de UFR doorgaat, is die nog vele malen prudenter dan die toen al was.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het CDA heeft de gewone rekenrente niet helemaal in de hand.
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, klopt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit zag echter met name op datgene wat we wel in de hand hebben, namelijk de UFR. In mijn termijn heb ik ook al aangegeven dat ik zoekende ben op dat punt. Op mijn congres is er alleen geen motie aangenomen om er nog prudenter mee om te gaan, en op die van het CDA wel. Daar zag die motie op. Wat zegt de heer Omtzigt dus tegen alle jongeren die heel hoopvol waren toen zij terugkwamen van dat congres, en die hem nu dit horen zeggen?
De heer Omtzigt (CDA):
Dat ze op het komende ChristenUnie-congres van harte uitgenodigd zijn, zo te horen. Afgezien daarvan zeg ik dat wij het meest prudente toetsingskader van de hele wereld hebben. Doordat we nu voorzieningen treffen met een buffer die van 5% naar 10% gaat, terwijl je daaronder niet mag indexeren — dat wilden wij niet — moeten pensioenfondsen een extra buffer aanleggen van tussen de 50 en de 60 miljard euro voordat ze ook maar één eurocent mogen indexeren. De verwachte rendementen worden naar beneden bijgesteld, omdat er een kostenafslag plaatsvindt. Met dat voorstel hebben wij ingestemd. Dat is vorige week aangenomen. Heel veel dingen zijn dus heel veel prudenter geworden. Het is een beetje nattevingerwerk, maar in het begin van mijn betoog heb ik aangegeven dat het nog prudenter is dan het nu al is als er maar met ongeveer de helft van de tegenvoorstellen van het CDA wordt ingestemd. Dit schiet door. Uit eigen rekenvoorbeelden van het kabinet blijkt dat ouderen er hierdoor 8% à 10% op achteruitgaan! In het debat was dit volgens de ChristenUnie veel.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Voorzitter. Dit is een afsluiting van een lang debat, maar in mijn beleving is het ook weer geen afsluiting, want wij zullen blijven praten over het financieel toetsingskader, de pensioenen en de toekomst van ons pensioenstelsel. Ik eindig waarmee ik ben begonnen: de geschiedenis. Op mijn bureau liggen grote stapels onderzoeken van Frijns en Goudswaard. Ze zijn al genoemd. Ook liggen er pensioenakkoorden en het boek Land van kleine gebaren. Dat beschrijft de politieke geschiedenis van Nederland van de achttiende eeuw tot nu, het maatschappelijk middenveld, de fondsen en de sociale partners, van wie nog een deel op de tribune zit. Het gaat ook over het politieke bestel van ons land met veel kleine partijen die uiteindelijk een soort balans weten te behouden. Eigenlijk zijn wij met ons debat het toonbeeld van dat land van kleine gebaren en dat bestel, waarop een duidelijk stempel is gedrukt door het maatschappelijk middenveld en de sociale partners. Ik zeg nogmaals tegen de mensen die mij hebben aangesproken: wij grijpen niet in bij de pensioenfondsen, maar stellen de kaders vast aan de hand waarvan de toezichthouder de pensioenfondsen toetst. Dat is een groot goed. We doen dat met elkaar in dit huis.
De onvrede is en blijft groot. Tegen de gepensioneerden van nu zeg ik dan ook: het schokbestendiger maken van het stelsel is ook in uw belang. Ja, dat levert soms minder indexatie op, maar daar staat tegenover dat je minder gekort wordt. Dat minder korten is ook een heel groot goed, want het korten heeft tot enorm grote onrust geleid. Tegelijkertijd zeg ik tegen de jongeren van nu: het schokbestendiger maken van dit stelsel is ook in jullie belang, want alleen dan is het stevig genoeg om de woeste financiële markten te overleven. Dan alleen is het het waard om eraan deel te nemen, om risico's te nemen en om te sparen en geld opzij te leggen op een tijdstip waarop je daar zelf nog niet aan denkt, namelijk in je vroege carrière.
Ik concludeer dat we de harde kantjes van dit wetsvoorstel af hebben gehaald. Ik noem als voorbeeld de inhaalindexatie die we in grotere stappen kunnen zetten vanaf 130. Ik noem de beleidsregel die niet van toepassing is, zodat fondsen bij de vaststelling van hun premies al kunnen werken met het nieuwe stelsel. Ik noem de monitoring van de UFR. Ik weet dat niet iedereen daar blij mee is, maar desalniettemin zullen we deze discussie in dit huis blijven voeren.
In verband met de overgang van het oude naar het nieuwe beleid kom ik tot slot op het strategisch beleggingsbeleid en de renteafdekking. Over dit laatste punt dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat pensioenfondsen in een tekort- en herstelsituatie geen risico mogen toevoegen aan hun beleggingsbeleid;
overwegende dat veel pensioenfondsen hun renterisico in meer of mindere mate hebben afgedekt;
overwegende dat renteafdekking bij een stijgende rente en inflatie tot problemen kan leiden bij de dekkingsgraden van pensioenfondsen;
van mening dat pensioenfondsen de mogelijkheid moeten hebben om bij overgang naar het nieuwe ftk hun strategisch beleggingsbeleid te herijken;
verzoekt de regering om pensioenfondsen die ten minste beschikken over het minimaal vereiste eigen vermogen de mogelijkheid te geven om hun strategisch beleggingsbeleid, in de geest van het nieuwe ftk, eenmalig aan te passen en te onderzoeken of en in welke mate renteafdekkingen in het nieuwe stelsel tot problemen kunnen leiden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Madlener (PVV):
Wij hebben al een debat gevoerd; ik zal het niet helemaal overdoen. De PvdA noemt het een voordeel van deze wet dat tekorten worden uitgesmeerd. Dat is inderdaad een voordeel, maar de buffereisen worden verhoogd. Daardoor zullen de ouderen, de gepensioneerden heel veel indexatie missen in de komende jaren en zullen zij nog veel meer koopkracht moeten inleveren terwijl dat al jaar op jaar aan de gang is. Daarom is mijn partij tegen deze wet, die door de PvdA wordt verdedigd. Niet alleen de PVV, maar ook heel veel mensen binnen de PvdA zijn tegen deze wet en deze verslechtering van de inkomenspositie van ouderen. De heren Vermeend en Van der Ploeg hebben in een heel mooi stuk aangegeven waarom de PvdA vooral hiertegen moet zijn. Kunt u nog eens uitleggen waarom u niet naar deze twee PvdA-leden luistert? Hebt u inmiddels met hen gesproken?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Nee, ik heb wel een uitnodiging doen uitgaan, waarop een van hen, die toevallig in Nederland was, heeft gereageerd. Dat heb ik u laten weten, omdat u graag samen met mij dat gesprek met die heren zou voeren. Nogmaals, van harte uitgenodigd daarvoor. Dat zullen wij zeker doen.
Niet alleen ik, maar heel veel leden in dit huis, van welke partij dan ook, krijgen berichten van mensen die bang zijn. Ik denk overigens dat u wel recht moet doen aan de feiten. Naarmate dit debat vordert, wordt het mislopen van indexatie, het uitsmeren van indexatie en het uitsmeren van tekorten ineens een enorme berg. Ik zal dat niet ontkennen. Dat weet u; dat heb ik in het debat ook niet gedaan. Als je echter die tekorten, dat keihard naar beneden gaan van je pensioen, kunt terugbrengen van 100% naar 10%, dan is dat nogal wat voor de portemonnee van ouderen. Dat is ook het eerlijke verhaal. Wat de tekorten betreft, zou ik weleens willen zien wat het betekent voor ouderen of je op 1 januari het oude ftk of het nieuwe ftk hebt. Dat is ook het eerlijke verhaal. Ik ben daar heel open in. Het gaat in kleinere stappen naar beneden, maar het gaat ook in kleinere stappen omhoog. Dat geeft precies dat evenwicht, omdat je dat geld maar één keer mag uitgeven. Vriend en vijand zijn het er overigens over eens dat het een goed plan is. Ik heb er echt niemand over gehoord. Wat de inhaalindexatie betreft, was er een nadrukkelijke wens tot versnelling; het was te streng. Dat gaan wij doen, dus dat lijkt mij een prima evenwicht.
De heer Madlener (PVV):
Wij hebben een flink protest van de FNV gezien. Dat is toch uw traditionele achterban. Die is het kennelijk niet met u eens.
De voorzitter:
Niet die van mij! Via de voorzitter, bedoel ik.
De heer Madlener (PVV):
Sorry, voorzitter. Wij hebben hier een moestuin in ontvangst mogen nemen, omdat ouderen vrezen voor hun toekomst. Dat zijn toch heel veel PvdA-leden. In een poll in De Telegraaf geeft 73% van de ouderen aan het helemaal niet met deze wet eens te zijn. Begrijpen al die mensen het nu niet of zit mevrouw Vermeij onzin te verkondigen dat het allemaal wel meevalt?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Een paar dingen daarover. Ik ben het gesprek aangegaan afgelopen maandag. Dat waren zeer interessante gesprekken, die overigens niet over deze wet gingen. Ik heb gesproken met een mevrouw die in deeltijd had gewerkt en een klein pensioen had en met een meneer die vond dat wij de AOW-leeftijd eerder hadden moeten verhogen. Daar zitten dus heel veel vragen bij die over heel andere zaken gaan. Ik neem ze allemaal serieus. Heel flink was de demonstratie ook niet, maar het waren zeer boze en betrokken burgers.
Ik ben het wel met de heer Madlener eens dat we beter moeten gaan uitleggen wat deze wet nu precies behelst, omdat er vrij snel onrust is. De feiten moeten echter ook eerlijk verteld worden. Die feiten zijn nog steeds dat we het eerlijk verdelen. Dat betekent zowel veel minder korten, wat goed is voor ouderen, als iets minder snel indexeren, wat niet goed is voor ouderen, maar wel voor jongeren. Dat lijkt mij het eerlijke verhaal.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Er was nogal wat onduidelijkheid over de effecten. Gelukkig heeft de staatssecretaris daar de Kamer gisteren een brief over gestuurd. Daaruit blijkt dat het effect van wat mevrouw Vermeij noemt als een groot winstpunt, namelijk dat een tiende wordt vervangen door een vijfde, waardoor er sneller geïndexeerd kan worden als de buffer boven de 130% is, verwaarloosbaar is. Het wordt pas interessant als je pensioenfondsen ook meer ruimte geeft, want dan kun je daar meer rekening mee houden. Uit de cijfers van het CPB blijkt dat de voorstellen zoals ze nu zijn tot 8% à 10% korting leiden voor de huidige ouderen. Waarom pleit zij er niet voor om dat systeem van een eende hier te hanteren?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik begrijp de vraag niet helemaal. De maatregelen om inhaalindexatie te versnellen, pakken generatieneutraal uit. Er is wel sprake van een kleine verschuiving, die voor sommigen zwaar telt en voor anderen wat minder. Die komt iets meer ten goede aan de ouderen. Wij kunnen daarmee instemmen. Wij kunnen daarmee leven. Als je aan andere knoppen gaat draaien, pakt die weer veel slechter uit. Dat vind ik dan weer moeilijk te beargumenteren, omdat dat evenwicht nu net zo belangrijk is. Om nu 8% tot 10% te gaan verschuiven? Kijk, het geld komt ergens vandaan. Het gaat van jong naar oud of van oud naar jong, of naar het midden. Dat maakt me niet uit. Het is niet dat er nu ineens extra middelen zijn, dus dat lijkt me niet belangrijk. Op dat punt was ik juist tevreden met de brief.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Op dat punt was ik juist wat ongelukkig met de brief. Je hebt immers te maken met een verschuiving die tot een stukje verbetering leidt. Het gaat echter feitelijk om de groep jongeren geboren na 1995, die dus 47 jaar de tijd hebben om extra te sparen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Terwijl het dus ten koste gaat van de huidige ouderen, die dat langzamer kunnen doen. Dan praten we over een effect van 4%. Vindt mevrouw Vermeij dat rechtvaardig?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Nee, maar ik vind het wel rechtvaardig om goed te kijken naar de verdeling. Ik vind het heel erg belangrijk om het korten op pensioenen, zoals we dat de afgelopen jaren hebben gezien, zo veel mogelijk te kunnen minimaliseren.
De voorzitter:
De volgende spreker is de heer Madlener van de PVV, die ik nu zie aankomen.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. We spreken vandaag over de Wet aanpassing ftk, financieel toetsingskader pensioenfondsen. Die wordt al de wet verslechtering pensioenen genoemd door een aantal PvdA-prominenten. Ik ben het in dezen met ze eens, want als dit wetsvoorstel wordt aangenomen dan zullen de ouderen er opnieuw jarenlang in koopkracht op achteruit gaan. Wat de PVV betreft hebben ouderen al veel te veel ingeleverd. Wij vinden het dan ook een kwestie van fatsoen. Ondanks alle techniek die hier besproken is, is het gewoon ook een kwestie van fatsoen om die ouderen te sparen en te zeggen dat het genoeg is geweest. Ze hebben al te veel ingeleverd, meer dan anderen. Met de aanpassing van het Witteveenkader zijn ook de jongeren enorm benadeeld door een veel lagere pensioenopbouw. Er zijn allemaal woorden gesproken over gelijke generatie-effecten. Het lijkt er echter op dat deze regering ervoor zorgt dat iedereen erop achteruitgaat in zijn pensioen. Het vertrouwen in de pensioenen is daardoor tot een historisch dieptepunt gezakt. Mijn partij heeft twee amendementen ingediend. Ik heb ook nog twee moties om er bovenop te doen. Ik hoop dat ze worden aangenomen, maar ik ga ervan uit dat het niet gebeurt, want de PvdA heeft al duidelijk gemaakt dat ze hier gewoon mee doorgaat, ondanks alle kritiek. Daarom zal ik naar verwachting een negatief stemadvies aan mijn fractie geven en zal de PVV tegen dit wetsvoorstel stemmen. Ik doe desondanks nog een poging met twee moties.
De heer Madlener (PVV):
De pensioenopbouw is enorm verlaagd en dat zou moeten leiden tot premiedaling. De verwachting is echter dat dit helemaal niet gaat gebeuren. Alleen het ABP schijnt de premie te verlagen. Mochten de premies dalen, dan willen wij dat het geld ten goede komt aan degenen die daar recht op hebben, de werknemers. Helaas heeft ongeveer 40% van de werkgevers aangegeven dat ze de premieverlaging in eigen zak steken. Dat vinden wij niet goed. Daarom roepen wij de staatssecretaris op om er iets aan te doen, voor zover dat binnen haar mogelijkheden ligt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het pensioen een secundaire arbeidsvoorwaarde is voor werknemers;
constaterende dat 40% van de werkgevers aangeeft een verlaging van de pensioenpremie in eigen zak te steken;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat eventuele pensioenpremieverlaging volledig ten goede zal komen aan de werknemers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dan is het woord nu aan de heer Van Weyenberg van Democraten '66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Wat leuk dat u de naam van mijn partij eens in zijn geheel uitspreekt. Dat gebeurt niet zo vaak.
De voorzitter:
Dat zou u toch vaker moeten doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, ik weet dat u ons congres met liefde bezoekt.
We hebben maandag uitgebreid gedebatteerd over het ftk. Ik dank de staatssecretaris voor alle antwoorden die zij gaf en ook voor de antwoorden die wij daarna nog schriftelijk ontvingen. Ik wil nog specifiek stilstaan bij het feit dat de staatssecretaris heeft aangekondigd dat ze in november een brief stuurt over de gesprekken die zij voert met de verzekeraars over het leeftijdsaanpassingsmechanisme. Ik hoop op een positieve uitkomst.
Ik ben ook blij met de toezegging die zij tijdens het debat deed dat we in november de uitkomsten van de verkenning naar de verbeterde collectieve beschikbare premieregeling zullen ontvangen. Dit moet het mogelijk maken om na de pensioendatum door te gaan met beleggen, zodat een beter pensioen kan worden bereikt. Dat lijkt mij een goed streven. Eén vraag stond nog open. Deze vraag is in tweede termijn zowel door de heren Omtzigt en Klaver als door mij gesteld. Wij hebben gevraagd wanneer de Kamer het wetsvoorstel voor de versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tegemoet kan zien. De heer Omtzigt benadrukte het belang dat we dit voorstel tijdig ontvangen, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn.
Er ligt een wetsvoorstel voor waarvan mijn fractie vindt dat er een goede balans is getroffen. Tegenvallers mogen over langere tijd worden uitgesmeerd en dat is in het belang van de gepensioneerden die met minder abrupte kortingen worden geconfronteerd. In betere tijden worden er hogere buffers opgebouwd en een iets strenger indexatiebeleid toegepast. Dat is in het belang van de toekomstige pensioenen van de huidige werkenden en jongeren. De staatssecretaris heeft aangegeven dat dit wetsvoorstel, in combinatie met de Witteveenmaatregelen, tot een premieverlaging van 11% leidt, ofwel 4,5 miljard euro, elk jaar weer.
Op een aantal punten heeft mijn fractie gevraagd om aanpassingen. Ik begin met het amendement van mevrouw Schouten c.s. Ik was blij dat de staatssecretaris het oordeel aan de Kamer laat. Als het heel goed gaat en we net iets sneller de inhaalindexatie in het ongedaan maken van kortingen kunnen doen, lijkt mij dat een prima aanvulling en versterking van het wetsvoorstel.
Mevrouw Vermeij heeft zojuist een motie over het strategisch beleggingsbeleid en de derivaten ingediend. Daaronder staat ook de naam van mijn fractie. De heer Klaver heeft een aantal amendementen ingediend over de reële dekkingsgraad en de waardeoverdracht die ik met veel plezier heb medeondertekend. Zo meteen zal de heer Klaver ook nog een motie indienen over de communicatie over de reële dekkingsgraad waarvan mijn fractie medeondertekenaar zal zijn.
Ik heb zelf nog een motie die mevrouw Lodders al heeft aangekondigd. De motie gaat over de premie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het belang van een stabiele premie voor de loonkosten en de koopkracht;
overwegende het belang dat de kostendaling uit hoofde van de verlaging van de opbouwpercentages ook zichtbaar tot lagere premies leidt;
overwegende het belang van een soepele overgang naar het aangepaste ftk en dat het verbeterde ftk een evenwichtig en samenhangend pakket is en de aanscherpingen van het ftk (zoals de verhoging van het vereiste eigen vermogen) ook in 2015 gaan gelden;
overwegende dat pensioenfondsen bij het vaststellen van de premies voor 2015 rekening moeten kunnen houden met het nieuwe ftk dat vanaf 2015 zal gelden;
verzoekt de regering om DNB te vragen, na aanname van het nieuwe ftk in de Tweede Kamer, af te zien van toepassing van de bijdrage aan de hersteleis voor de premievaststelling voor het jaar 2015, aangezien dat geen onderdeel is van het nieuwe ftk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn excuses voor het grote aantal afkortingen, maar als ik elke keer "financieel toetsingskader" had moeten uitspreken, dan zou dat vijf minuten extra hebben gekost.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Zouden Democraten 66 kunnen uitleggen hoe de 66-jarige gepensioneerde groot voordeel heeft van dit nieuwe ftk?
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij is met het nieuwe ftk een goede balans gevonden. Een van de belangrijke onderdelen van de balans is dat die heel abrupte kortingen, die de afgelopen jaren bijvoorbeeld in de metaalsector voorkwamen, tot het verleden behoren. Dat lijkt mij goed nieuws. Ik zeg er eerlijk bij dat we met spelregels de kassen niet ineens voller maken. Dat pensioenfondsen in zwaar weer zitten, veranderen we helaas niet door de spelregels te veranderen. Dat is ook maar goed, want dan zouden we ons rijk rekenen.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Maar dat betekent dat u accepteert dat de inhaalindexaties gewoon niet plaatsvinden, terwijl er wel degelijk mogelijkheden zijn, omdat de kassen goed gevuld zijn. Dan praat ik over dekkingspercentages boven de 110.
De heer Van Weyenberg (D66):
In het debat van maandag heb ik ook gezegd dat we zelfs bij een dekkingsgraad van 110% nog absoluut niet genoeg geld in kas hebben om permanent de pensioenen te indexeren. Het is dus belangrijk dat de buffers omhooggaan. Dat vind ik ook in balans, want in slechte tijden gaan we iets minder abrupt korten. Dat lijkt mij echt goed nieuws voor gepensioneerden. Daar hoort wel bij dat we de buffers verhogen als het wat beter gaat. Nogmaals, ik ben blij met het amendement van mevrouw Schouten en anderen dat ervoor zorgt dat je, als de zon echt is doorgebroken, net wat sneller de inhaalindexatie kunt doen. Het is dus echt zoeken naar een balans. Ik weet dat de heer Klein met mij naar die juiste balans zoekt. Wat mijn fractie betreft is die nu gevonden.
De heer Ulenbelt (SP):
De heer Van Weyenberg neemt het altijd op voor jongeren, zegt hij. Het is niet waar. Waarom wil hij de AOW-leeftijd nog sneller verhogen? We hadden vanmiddag jongeren voor de deur staan die werkloos zijn. Zij vragen ouderen om plaats voor hen te maken. Het versneld verhogen van de AOW-leeftijd is toch gericht tegen deze jongeren die werk zoeken?
De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn fractie pleit al heel lang voor een verhoging van de AOW-leeftijd. De versnelde verhoging in het regeerakkoord komt toevallig exact overeen met het verkiezingsprogramma van D66. Ik constateer vooral met plezier dat zelfs het laatste verkiezingsprogramma van de SP de verhoging van de AOW-leeftijd bevatte. Weliswaar is daarin niet sprake van de verdere versnelling, zoals die nu wordt voorgesteld, maar ook tot de SP is eindelijk het belang van een hogere AOW-leeftijd doorgedrongen om onze voorzieningen in de toekomst betaalbaar te houden. En ja, daar is dit een onderdeel van.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat was natuurlijk helemaal geen antwoord op mijn vraag, maar de uitlokking van een reactie. Daar zal ik nu niet op ingaan. Hoe kun je echter in tijden van grote jeugdwerkloosheid een pleidooi gaan houden om ouderen langer op de arbeidsmarkt te houden? Daarmee ontneem je deze jongeren toch kansen? Dat u het al heel lang roept, dat weet ik. Maar u kijkt ook niet om zich heen. U bent niet bij die jongeren die werk zoeken en aan ouderen vragen om plaats te maken. Help die jongeren en trek die vraag aan de staatssecretaris in. Verhoog de AOW-leeftijd niet nog sneller. Daarmee doet u niks voor jongeren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij heeft mijn partij met vier andere partijen in het herfstakkoord 500 miljoen euro geregeld voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. De heer Ulenbelt zegt dat plaatsmaken door ouderen goed is voor jongeren, maar in het verleden hebben al die VUT-maatregel tot hoge kosten geleid en niet tot meer werkkansen voor jongeren. Ik weet dat de heer Ulenbelt dat bestrijdt, maar ik daag hem echt uit om mij daar dan het onderzoek van te laten zien. Al de onderzoeken die ik ken, laten zien dat die VUT ons jarenlang hoge rekeningen heeft opgeleverd en heel weinig tot geen extra werk voor jongeren. Zo simpel is het dus helaas niet, zeg ik tegen de heer Ulenbelt.
De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u mag nog een keer, omdat u werd uitgedaagd.
De heer Ulenbelt (SP):
Iedere jongere en iedere oudere weet dat ouderen bij grote werkloosheid langer op de arbeidsmarkt houden, de kansen voor jongeren belemmert. Dat de heer Van Weyenberg daar nu omheen draait, snap ik wel, maar dit is wel wat iedereen voelt. Dan moet hij toch het pleidooi voor het versneld verhogen van de AOW-leeftijd terughalen bij de staatssecretaris en gewoon weer met beide benen op de grond gaan staan en luisteren naar die jongeren?
De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn fractie zorgt graag voor baankansen voor jong en oud. Dat plaatsmaken heeft gewoon niet tot extra werk geleid. Nogmaals, ik was blij dat ook de SP in het laatste verkiezingsprogramma een verhoging van de AOW-leeftijd had opgenomen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik snap de laatste vraag van de heer Van Weyenberg van D66 zo dat hij wil dat de premie volgend jaar niet een bijdrage hoeft te leveren aan het herstel van de buffers. Maar is het de heer Van Weyenberg — ik vraag dit eigenlijk via hem aan de staatssecretaris — überhaupt wel duidelijk hoe de premie er volgend jaar uitziet? Wordt die integraal met het nieuwe ftk vastgesteld, met een nieuwe UFR en met alle nieuwe zaken, of wordt het een soort mengvorm? Is dat de heer Van Weyenberg wel duidelijk?
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij is in ieder geval helder dat hiermee de beleidsregel van de Nederlandsche Bank, die potentieel in de weg staat, zou verdwijnen. Ik deel met de heer Omtzigt dat het een complexe transitie wordt. Hij stelde de vraag ook eigenlijk al bijna aan de staatssecretaris. Zij kan daar volgens mij ook meer in detail op ingaan. Ik ben het echter met de heer Omtzigt eens dat zo'n overgang naar nieuwe regels altijd een beetje ingewikkeld is als je al dit jaar de premie moet vaststellen. Het belangrijkste is echter die beleidsregel van de Nederlandsche Bank. Als we die kunnen wegnemen, hebben we, denk ik, al een hele stap voorwaarts gemaakt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou eigenlijk aan de staatssecretaris, maar dan via de heer Van Weyenberg, willen vragen wat, als dit ingevoerd wordt, precies de regels zijn voor de premievaststelling. Gebeurt dat op basis van het hele nieuwe kader, wat op zich een zekere logica in zich heeft? Zou de staatssecretaris dat voor de stemmingen van morgen willen vertellen aan de Kamer? De premiebesluiten moeten namelijk al zeer binnenkort genomen worden door de pensioenfondsen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dit is een listige manier om een aanvullende vraag te kunnen stellen.
De voorzitter:
Ik denk dat de staatssecretaris wel mee heeft geluisterd. U hoeft er dan ook niet per se op in te gaan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij is die bijdrage-aan-hersteleis ook een heel belangrijke. Ik zou mijn vraag in iets andere woorden willen stellen. Ik heb niet de indruk dat er nog andere redenen of andere belemmeringen zijn waardoor pensioenfondsen niet voldoende zouden kunnen anticiperen. Maar die vraag geef ik graag door.
Dit wetsvoorstel is — dat heb ik ook al tijdens de behandeling van maandag gezegd — noodzakelijk onderhoud binnen het bestaande pensioenstelsel. Maar zoals bekend, wil D66 dat stelsel fundamenteel hervormen. Het is niet alleen tijd voor noodzakelijk onderhoud, maar ook voor echt onderhoud, voor een verbouwing. Daarom zal de heer Dijkgraaf straks mede namens mijn fractie een motie indienen om dat ook op schrift te laten neerdalen.
Ik wil nu zelf een motie indienen over de doorsneepremie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit CPB-berekeningen blijkt dat de doorsneesystematiek ertoe leidt dat Nederlandse pensioenuitkeringen lager zijn dan ze zouden zijn geweest in een zuiver actuarieel neutrale regeling;
voorts constaterende dat doordat premie en opbouw van rechten niet op elkaar aansluiten er een rem zit op arbeidsmobiliteit, er sprake is van onbedoelde herverdeling en de mogelijkheden voor meer keuzevrijheid worden beperkt;
verzoekt de regering, in de voor het voorjaar van 2015 aangekondigde hoofdlijnennotitie over de toekomst van het pensioenstelsel, oplossingen te bieden voor de zwaktes van de huidige doorsneesystematiek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het zal geen verbazing wekken dat ik dit wetsvoorstel met een positief advies aan mijn fractie zal voorleggen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Afgelopen maandag hebben wij zo'n elf uur lang met elkaar gesproken over dit nieuwe financiële toetsingskader en het is terecht dat wij daar lang en uitgebreid bij hebben stilgestaan. Voor mijn fractie heeft altijd vooropgestaan dat we moeten zoeken naar evenwichtige pensioenregels, dat wil zeggen evenwichtig over de generaties heen. Aan de ene kant moeten wij ervoor zorgen dat mensen die de pensioengerechtigde leeftijd al behaald hebben hun goede pensioen blijven krijgen en aan de andere kant moeten we ervoor zorgen dat de jongeren dat goede pensioen in het vooruitzicht hebben. Dan is de grote vraag natuurlijk waar dat evenwicht ligt.
Het bijzondere wil dat er na maandag best wel veel gebeurd is, misschien niet eens zozeer hier in de Kamer als wel in de wereld erbuiten. Ik noem bijvoorbeeld de rente op Nederlandse staatsobligaties die weer verder omlaag is gegaan. De beurzen hebben vandaag een heel wisselend en misschien wel wat verontrustend beeld laten zien. Dat is de situatie waarin we zitten en dan is het van het grootste belang dat wij zoeken naar stabiliteit in deze woelige tijden.
Het financiële toetsingskader biedt een deel van die stabiliteit voor ouderen door ervoor te zorgen dat er niet direct gekort gaat worden. Misschien komt het nieuwe ftk wel op een van de belangrijkste momenten, want ik durf mijn hand er niet voor in het vuur te steken dat niet toch weer op 1 januari forse kortingen hadden moeten plaatsvinden. Kan de staatssecretaris een indicatie geven van de manier waarop die kortingen kunnen uitvallen, ook gelet op de situatie van vandaag op de financiële markten?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vind dat een heel goede vraag en ik zou hem graag wat preciezer willen hebben. Wat doet het huidige kader voor een willekeurig fonds — dat wij bijvoorbeeld ABP kunnen noemen — en wat doet het nieuwe kader? Onder het huidige kader staat de dekkingsgraad van het ABP vandaag op 98 procentpunt en onder het nieuwe kader op 90. Ik schat in dat het onder beide kaders moet korten. Ik zou dat graag van de staatssecretaris willen horen, want de ChristenUnie vraagt om een zeer relevante vergelijking.
De voorzitter:
U stelt nu voor de tweede keer in heel korte tijd via de spreker een vraag aan de staatssecretaris. U gaat natuurlijk over uw eigen vragen, maar ik stel voor dat u zich beperkt tot de inbreng van de spreker.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil die vraag best doorgeven aan de staatssecretaris als de heer Omtzigt dat graag wil. Ik wil er ook op wijzen dat wellicht onder beide kaders een korting moet plaatsvinden, maar dan uitgesmeerd over tien jaar. Dat scheelt toch een behoorlijke slok op een borrel, zo zeg ik tegen de heer Omtzigt. Dat is het goede van dit nieuwe ftk. De keerzijde van de medaille is echter dat aan de andere kant meer voorzichtigheid moet worden ingebouwd. We hebben een discussie gevoerd over de vraag of dat evenwichtig is geweest en we hebben geconstateerd dat we toch wel erg voorzichtig met de inhaalindicatie zijn geworden. Om die reden hebben wij een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de fondsen er in ieder geval goed voorstaan ten aanzien van de dekkingsgraad, dat zij al toekomstbestendig kunnen indexeren en dat er meer ruimte moet komen voor inhaalindexatie. Ik ben blij dat dit ook de instemming van de staatssecretaris heeft. Dat is een goede stap voorwaarts.
We hebben ook gesproken over de UFR. Ik heb de staatssecretaris goed verstaan en ik zal haar aan haar uitspraken houden. Zodra er meer duidelijkheid uit Europa komt over de UFR en Solvency II, kijken wij hier wat dat betekent voor onze pensioenfondsen. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris de Kamer op dat moment proactief zal informeren en ik hoop dat zij dit nog een keer kan bevestigen.
Over het strategisch beleggingsbeleid heb ik de motie van mevrouw Vermeij medeondertekend, omdat het belangrijk is dat er eenmalig een kans moet worden geboden om daar meer vrijheid in aan te brengen, uiteraard binnen alle kaders van risicobeheersing. We moeten ook kijken naar de betekenis hiervan met betrekking tot de derivaten.
Ik heb in het wetgevingsoverleg zelf nog een vraag gesteld over de risico-opslag bij staatsobligaties. Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat de risico-opslag beperkt is op de Europese triple-A-staatsobligaties en ook op de Nederlandse staatsobligaties, die niet overal triple-A zijn maar soms ook AA-plus of wat dan ook. Die geldt daar niet. Ik heb echter ook gevraagd waarom dit alleen beperkt is tot de Europese triple-A-obligaties. Daar heb ik in de brief niet echt een antwoord op gekregen. Er staat in een zinnetje, en ik denk dat dat het antwoord is, dat er geen sprake is van een valutarisico. Is dat inderdaad de reden waarom dit alleen beperkt is tot de Europese? Ik wil daar toch iets meer antwoord op, want dit was een expliciete vraag van mij, die niet expliciet is beantwoord in de brief. Hopelijk kan de staatssecretaris daar dus iets uitgebreider op ingaan.
Voorzitter, ik zal mijn tien minuten niet volmaken. Ik kan u alvast geruststellen. We hebben goed gedebatteerd. We hebben gezocht naar een evenwicht. Ik denk dat we, met de aanpassingen die we hebben gemaakt vanuit de Kamer, tot een stelsel zijn gekomen waarin dit evenwicht gevonden wordt. Er moet mij nog wel van het hart dat ik het proces met alle lobbyorganisaties vrij bijzonder heb gevonden. Ik zeg dat niet vaak, maar dit keer wil ik het toch graag kwijt. Aan de ene kant zijn er heel veel zorgen geuit over dit stelsel, rechtstreeks en indirect. Dat is het goede recht van deze organisaties. Maar aan de andere kant werd in bijvoorbeeld een hoorzitting op de vraag "Wat wordt het: het oude of het nieuwe ftk? Waarvoor zou u kiezen?", geantwoord: het nieuwe ftk. Dan hoop ik ook dat al die partijen die ons behoorlijk bestookt hebben — terecht, nogmaals, want dat mogen zij — straks ook ruiterlijk durven toe te geven dat het nieuwe ftk beter is voor zowel jong als oud.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Dit debat staat in een traditie van lange debatten die we in deze commissie altijd voeren over pensioenen. Afgelopen maandag hebben we van 10.00 uur 's ochtends tot 21.30 uur 's avonds gedebatteerd en vandaag ronden we het af met een derde termijn. Dat is terecht. Het laat zien dat er met veel zorgvuldigheid over dit soort belangrijke onderwerpen wordt gesproken. Ik ben ook blij dat we dit een keer niet midden in de nacht hoeven af te ronden; ik kijk nu naar de heer Omtzigt. Dat is ook al winst. Het gaat ook ergens over. Het gaat over heel veel pensioengeld en over de oude dag van heel veel mensen. Het gaat niet alleen over mensen die nu gepensioneerd zijn, maar ook over de generaties die nog gaan komen.
Mijn fractie is tevreden met het voorliggende wetsvoorstel. Zeggen wij dat dit de oplossing voor alles is? Nee, maar dat hangt niet zozeer samen met het voorstel maar met de lacunes die nog zitten in het pensioenstelsel zoals we dat nu kennen. We gaan op weg naar een grote stelselwijziging. Ik kijk echt uit naar de discussie daarover. Dit zie ik dan ook als een belangrijke tussenstap. Het ftk zoals we dat in de afgelopen dagen en eigenlijk in het afgelopen jaar hebben behandeld, zorgt in ieder geval voor wat meer stabiliteit in het stelsel, zo mag ik hopen, en voor een beter evenwicht tussen de verschillende generaties.
Mijn fractie heeft een tweetal amendementen ingediend bij deze behandeling. De staatssecretaris had daar nog wat op- en aanmerkingen bij, en vooral het advies om er in de afgelopen dagen nog wat aan te werken. Dat hebben we ook gedaan. Met één amendement ben ik in het bijzonder blij. Dat is het amendement over de waardeoverdracht. Daarmee gaat de langgekoesterde wens, niet alleen van mijn fractie maar ook van de fracties van VVD en D66, in vervulling dat de grens van zes maanden er eindelijk af gaat. Ik ben dan ook blij dat ik samen met hen het amendement mag indienen. Er zijn nu zo veel mensen die op zo veel verschillende plaatsen een potje pensioengeld hebben. Op deze manier bieden we de ruimte om dat wat meer bij elkaar te brengen. De keuze is aan de mensen en we dwingen ze nergens toe, maar ik ben heel blij dat we eruit zijn gekomen.
Het tweede amendement zorgt ervoor dat pensioenfondsen over hun reële dekkingsgraad moeten communiceren met de Nederlandsche Bank. Om goed toezicht te kunnen houden, is het voor DNB heel erg belangrijk om dat inzicht te hebben. De bank moet kunnen zien hoe reëel de ambitie van pensioenfondsen is. Wat mij betreft is dat een eerste stap. Ik zou graag zien dat het ook publiekelijk bekendgemaakt wordt. Het zal te zijner tijd aan de orde komen bij de Wet pensioencommunicatie, maar ik dien er op dit moment alvast een motie over in om de richting aan te geven. Dan hoeven wij niet achteraf de wet aan te passen of te amenderen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het in het licht van de discussie over de toekomst van ons pensioenstelsel belangrijk is om zicht te hebben op hoe pensioenfondsen er in reële termen voor staan;
overwegende dat de stand van de reële dekkingsgraad die informatie geeft;
verzoekt de regering, in de Wet pensioencommunicatie op te nemen dat pensioenfondsen rapporteren over hun reële dekkingsgraad, bijvoorbeeld in hun jaarverslag;
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik dank de staatssecretaris en haar ambtenaren net als maandag voor de beantwoording van alle gestelde vragen. Het voorliggende ftk zien wij niet als de oplossing voor alle problemen, maar als een heel belangrijke tussenstap om stabiliteit in het systeem te brengen en te zorgen voor een goede verhouding tussen de generaties. Daarom kan mijn fractie instemmen met het wetsvoorstel.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik vond het mooi dat de heer Klaver zei dat GroenLinks het wetsvoorstel zal steunen, ongeacht wat er verder uit de amendementen of de moties komt. Sorry, dit was een flauw grapje. Ik begrijp de heer Klaver goed.
Ik complimenteer de staatssecretaris met het hele, best lastige proces. Als ik de staatssecretaris goed ken, denk ik niet dat de behandeling van dit zeer technische ftk de uitkomst is van haar jeugddroom. Misschien kan zij daar straks nog wat over zeggen. Ik denk dat daar andere dingen een rol speelden. Het is best een hele kluif voor alle betrokkenen. Ik dank de ambtenaren voor de ondersteuning tijdens alle maanden dat wij bezig waren met het voorbereidende traject.
Toen de staatssecretaris mij de eerste keer vroeg hoe ik tegen het ftk aankeek, heb ik de woorden "evenwicht tussen generaties" gebruikt. Veel collega's hebben deze woorden ook gebruikt. Omdat ze zo veel gebruikt zijn, lijkt het een beetje een dooddoener. Wie zou er voor een onevenwichtige verdeling tussen generaties zijn? Dat zou heel bijzonder zijn, hoewel, er liggen voorstellen die die kant opgaan. Het ftk zou gebruikt kunnen worden om een fout uit het verleden te herstellen, dan wel richting jongeren, dan wel richting ouderen. Dat zou kunnen. Ik constateer dat de Kamer breed zegt: daar moeten wij het ftk niet voor misbruiken. Dat is goed. Wij vinden dat het ftk niet verstorend moet zijn voor ouderen of jongeren. Ik constateer dat wij na de behandeling een evenwichtig wetsvoorstel hebben.
Verschillende collega's hebben de term "noodzakelijk onderhoud" gebruikt. Zo zien wij het ook. Er komt nog een heel belangrijke discussie aan over het nieuwe pensioenstelsel. Met het oog daarop dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het nieuwe ftk een noodzakelijke onderhoudsbeurt is van het huidige ftk in het kader van het huidige pensioenstelsel;
overwegende dat als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen een nieuw pensioenstelsel nodig is;
spreekt uit dat het nieuwe ftk een tussenstap is op de weg naar een toekomstbestendig pensioenstelsel;
verzoekt de regering, in de voor het voorjaar toegezegde hoofdlijnennotitie over de toekomst van het pensioenstelsel voorstellen voor een nieuw pensioenstelsel te doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is wat ons betreft inderdaad een belangrijke discussie. Maandag heb ik tijdens het wetgevingsoverleg aangegeven dat we door het ftk het risico lopen dat we de discussie over het nieuwe stelsel op de lange baan schuiven. Ik proef gelukkig dat het in de Kamer anders leeft en niet alleen bij de Kamer, ook bij de staatssecretaris. Iedereen ziet de noodzaak om met elkaar serieus die discussie aan te gaan. Het is een dusdanig belangrijk item dat ik dat met een motie wil onderstrepen. We moeten echt full swing doorgaan met die discussie en die discussie zeker niet op de lange baan schuiven!
Ik sluit hiermee af, maar niet nadat ik de staatssecretaris heb gezegd dat ik dit wetsvoorstel met een positief advies zal voorleggen aan mijn fractie.
De voorzitter:
Er resteren nog twee leden van de zijde van de Kamer. Als eerste geef ik de heer Krol van de eerste helft van 50PLUS het woord. Hij spreekt namens de fractie van 50PLUS/Baay-Timmerman.
De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman):
Voorzitter. Dit te rigide en te zwaar opgetuigde financieel toetsingskader voor pensioenfondsen biedt, alles afwegende, volgens 50PLUS te weinig perspectief voor een behoorlijk en waardevast pensioen.
De Stichting Pensioenbehoud beweert vandaag dat het wetsvoorstel eigenlijk getoetst had moeten worden aan artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Klopt dat en, zo ja, is dit dan wel of niet gebeurd?
Met de nagenoeg ongewijzigde aanneming van deze wet ruilen wij een minder zeker pensioen in voor een pensioen dat de komende jaren zeker minder is. 50PLUS pleit voor een ruimer indexatiebeleid en een spoedige ontwikkeling van de rekenrente die de dekkingsgraad van de pensioenfondsen niet onnodig onder druk zet.
Ik dien daarom twee moties in. De ene is wat langer en de andere wat korter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de staatssecretaris in haar brief van 1 oktober 2013 heeft toegezegd, een kader te ontwikkelen dat alle indexatieambities van pensioenfondsen kan waarmaken;
overwegende dat de voorliggende aanpassing van het financieel toetsingskader deze toezegging onvoldoende gestand doet;
overwegende dat als gevolg van nieuwe indexatieregels, indexatie en inhaalindexatie van pensioenen, alsmede het terugdraaien van kortingen uit het verleden te lang worden uitgesteld;
overwegende dat jongeren én ouderen hierdoor nadeel ondervinden in hun pensioenopbouw en pensioenuitkering;
van mening dat de indexatieregels aangepast moeten worden met als randvoorwaarde dat pensioenfondsen een zo veel mogelijk "generatie-evenwichtige" invulling geven aan het indexatiebeleid;
roept de regering op, indexatie bij een dekkingsgraad van 105% mogelijk te maken, waarbij het pensioenfonds ruimte krijgt op basis van eigen prudente afweging de indexatie nader vorm te geven;
roept de regering voorts op, inhaalindexatie en compensatie van korting mogelijk te maken bij een dekkingsgraad die nodig is voor volledig indexeren (rond 130%), waarbij het pensioenfonds de ruimte krijgt op basis van eigen prudente afweging de inhaalindexatie en compensatie van korting nader vorm te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Ik hoop dat dit de langste van de twee moties was.
De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman):
Dan nu mijn tweede, gelukkig kortere, motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de UFR voor pensioenfondsen met 3,6% ruim een half procentpunt lager is dan de UFR voor verzekeraars, die op 4,2% ligt, terwijl voor verzekeraars een zekerheidsgraad van 99,5% wordt gehanteerd en voor pensioenfondsen wordt uitgegaan van 97,5%;
overwegende dat de nieuwe, in Europees perspectief onevenredig strengere UFR voor pensioenfondsen meerdere punten dekkingsgraad kost en dat, zolang de rente niet stijgt, een verdere daling van de dekkingsgraad zal optreden;
overwegende dat dit nadelige gevolgen heeft voor de pensioenopbouw, pensioenuitkeringen, en ruimte voor indexatie;
verzoekt de regering, het oorspronkelijke advies van de Commissie UFR spoedig te laten actualiseren, zodat rekening wordt gehouden met ontwikkelingen in Europa en de UFR voor pensioenfondsen meer in lijn wordt gebracht met de UFR voor Nederlandse verzekeraars;
verzoekt de regering tevens, de bestaande UFR tot dat moment in stand te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Tot slot de tweede helft van 50PLUS, de heer Klein.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Voorzitter. Een veel gehoorde klacht over dit ftk-voorstel is dat het slecht zou zijn voor ouderen. Dat zou betekenen dat de meerderheid van deze Kamer, als dit voorstel wordt aangenomen, tegen de ouderen zou zijn. Naar ik zonet bij de interrupties van de collega's heb begrepen, zou dat een onjuiste interpretatie zijn. Ook voor de onafhankelijke fractie 50PLUS/Klein gaat het er juist om, de balans tussen de verschillende belangen te vinden.
Kortingen zoals wij die in het verleden zagen, zullen in het vernieuwde ftk tot het verleden behoren. Het nominale pensioen wordt gegarandeerd. Dit is zeker winst ten opzichte van het oude ftk, en daarmee ook goed voor ouderen. Daarom is de indexatiegrens vanaf een dekkingsgraad van 110% een goed idee. Ook ik ben voorstander van een onderhoudsbeurt van het ftk. Wel pleit ik voor het rechtzetten van een aantal missers. Die heb ik verwoord bij de door mij ingediende amendementen. Daarop zal ik nog even terugkomen.
Eén ding is zeker, en dat is dat de pensioenen op zichzelf niet zeker zijn, zo zegt de staatssecretaris. Toch weet de staatssecretaris wél zeker dat de ene uitwerking wel evenwichtig is en de andere niet. Hiermee spreekt zij zichzelf volgens mij tegen. Hoe kan ze met zekerheid zeggen dat de plaatjes van het Centraal Planbureau werkelijk uitkomen? Heeft het CPB wel een glazen bol? Het CPB kan onmogelijk claimen dat iets werkelijk evenwichtig is. Omgekeerd kan het ook onmogelijk zeggen dat een ander voorstel onevenwichtig zou zijn. Wat wij wel kunnen zeggen, is dat het erop lijkt dat de oudere werknemers en de gepensioneerden benadeeld worden door de hogere opbouw van de buffers; dat laten de cijfers ook zien. Zeker als de buffers op peil zijn, blijken er te weinig mogelijkheden te zijn voor een beperkte inhaalindexatie, niet alleen terug maar ook in het vervolg.
Het argument dat je de euro die je vandaag uitgeeft, morgen niet meer kunt uitgeven, klopt natuurlijk. Verder komt de staatssecretaris echter niet in haar argumentatie waarom de inhaalindexatie voor extra vermogen niet ingezet mag worden als een pensioenfonds dat zelf toekomstbestendig acht. Er wordt gedaan alsof alle pensioenfondsen hetzelfde zijn, maar er zijn grote verschillen. Er zijn ook grote verschillen in dekkingen en in de wijze waarop de pensioenen zijn opgebouwd. Schoorvoetend schijnt er nu overeenstemming te zijn dat de eis van een vijfde wellicht toch eerlijker en evenwichtiger zou zijn, terwijl vóór maandag toch echt alleen een tiende eerlijk en evenwichtig was. Voortschrijdend inzicht vanuit de glazen bol?
Ik heb goede hoop dat dit voortschrijdend inzicht zich doorzet en mijn amendement daarom eerlijk en evenwichtig wordt bevonden. Met dit amendement krijgen de pensioenfondsen daadwerkelijk de vrijheid en de verantwoordelijkheid, niet alleen om te kijken of zij een tiende of een vijfde inzetten, maar ook om eventueel de gehele reserve boven de 130% in te zetten als het desbetreffende pensioenfonds dat zelf toekomstbestendig acht. Uit de berekeningen in de brief van de staatssecretaris van 14 oktober blijkt, zo heb ik ook per interruptie aangegeven, dat de hele inzet pas een negatief effect van 1,3% kan hebben voor de generaties vanaf 1995, die dus nog 47 jaar de tijd hebben om op te bouwen, en leidt tot een herstel met 4% voor de gepensioneerden van nu. Waarom geven de extra hoge buffers en de waardering van het risico van de voet niet de mogelijkheid om dit vermogen extra in te zetten? Het is in feite zekerheid op zekerheid. Het gevolg is groei bij het pensioenfonds. Dat is op zichzelf verstandig. Je kunt echter ook doorschieten. Daardoor ontstaat er niet-geïndexeerd pensioen voor deelnemers, met name voor de oudere werknemers en de gepensioneerden.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op de motie-Van Haersma Buma. Zekerheid op zekerheid stapelt zich op tot 8% à 10% van de kosten. De oudere werknemer betaalt die in feite voor de zekerheid, omdat er minder korting is. Hoe verantwoordt de staatssecretaris de korting die daarin wordt aangegeven? Het klinkt niet evenwichtig. Het woord "evenwicht" wordt iedere keer wel genoemd als een soort mantra. Zeker als het om generatie-effecten gaat is het een mantra. Zekerheid is goed, maar naar mijn mening blijkt die zekerheid veel te duur. Wij moeten wel realistisch blijven. Door een paar simpele, doch scherpe amendementen in te dienen, heb ik geprobeerd om enkele missers recht te zetten. Ik hoop op steun van mijn collega's. Ik richt mij met die amendementen op meer vrijheid voor de pensioenfondsen en de mogelijkheid om tot een eenmalige inhaalindexatie te komen. De motie die ik bij de Algemene Politieke Beschouwingen had ingediend, heb ik inmiddels ook vereenvoudigd en aangepast. Daarin vraag ik om de ruimte te geven om die eenmalige inhaalindexatie te realiseren en daaraan verder inhoud te geven.
In de vele e-mails die ik van bezorgde burgers en gepensioneerden krijg, lees ik vaak het misverstand dat er met deze wet een nieuw pensioenstelsel ingevoerd zou worden, maar daarvan is geen sprake. Daarvoor wordt nu De Nationale Pensioendialoog gevoerd. Ik vertrouw erop dat de onvolkomenheden in het pensioenstelsel in de bredere discussie zullen worden rechtgezet. Daarover zijn al diverse voorstellen en ideeën. Wij komen daar graag op terug. Het gaat om de vraag hoe je goed en evenwichtig omgaat met de premies en de individuele pensioenrechten van deelnemers, en wat de mogelijkheden in de overdracht zijn.
De heer Ulenbelt (SP):
Hoorde ik de heer Klein nu zeggen dat er door dit wetsvoorstel niet meer zal worden gekort op de pensioenen?
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Nee. Met dit wetsvoorstel wordt de korting op de pensioenen tot een minimum beperkt, zodat je betere buffers realiseert. Wanneer die dan aan de orde zijn, worden ze over een langere periode gespreid, zodat de pijn verdeeld wordt.
De heer Ulenbelt (SP):
Heeft de heer Klein zijn achterban ook verteld dat dit betekent dat er tien jaar lang niet geïndexeerd gaat worden en dat korten zeker aan de orde kan zijn, maar dan niet in één jaar, maar verspreid over vijf jaar? Of je nou in één keer wordt gekort of vijf keer wat minder, je wordt toch geknipt en geschoren?
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Het gaat erom dat je naar de individuele pensioenfondsen kijkt. Het ftk geeft een totaal kader. Als een pensioenfonds door de bodem zakt doordat het te weinig geld in de pot heeft, kun je wel veel beloven, maar dat heeft dan helemaal geen zin. Je kunt er beter voor zorgen dat er een demping plaatsvindt en dat je de buffers herstelt. Je moet een herstelplan hebben, waardoor de pensioenzekerheden voor de deelnemers van morgen ook weer zeker zijn. Je kunt natuurlijk ook voor een zware premie-inhaalslag pleiten, maar dat zal de heer Ulenbelt ook niet willen.
De heer Ulenbelt (SP):
Het gaat er niet om wat ik wil, maar ik hoor een vertegenwoordiger van de partij 50PLUS accepteren dat er niet geïndexeerd wordt. Hij zegt dat er minder gekort moet worden, maar als er gekort moet worden, moet dat een paar jaar langer gebeuren. Ik dreig politiek een beetje de weg kwijt te raken met het optreden van de heer Klein. Dat probeer ik te herstellen, maar ik krijg het niet voor elkaar.
De voorzitter:
Wellicht kan de heer Klein u weer op het goede pad brengen.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Het is volkomen logisch. De partij 50PLUS heeft bij monde van de fractie-50PLUS/Baay-Timmerman een heel ander verhaal gehouden, want die zijn wat kortzichtiger bezig en bekijken dit niet vanuit een breder perspectief. Als onafhankelijke fractie-50PLUS/Klein vind ik dat wij juist een breder perspectief moeten creëren, waarin wij generaties verbinden. Dat betekent dat je in sommige gevallen korting zult hebben. Er wordt nu het noodzakelijke onderhoudswerk verricht aan het systeem. Dat betekent dat je van 105% naar 110% gaat, dus naar een betere buffer. Als er kortingen nodig zijn, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat je weer op sterkte bent voor de volgende generaties, zodat je minimaal de zekerheid kunt geven van een goed pensioen. Dat willen wij natuurlijk niet op het spel zetten.
De vergadering wordt van 21.27 uur tot 21.45 uur geschorst.
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank allereerst de Kamerleden hartelijk. Het is voorwaar een enorm traject geweest. De leden van de Kamer hebben niet alleen in drie termijnen, maar ook in technische briefings, in hoorzittingen en in allerlei verschillende bijeenkomsten met het veld en met aanverwanten enorm veel tijd geïnvesteerd in dit wetsvoorstel. Dat is ook heel belangrijk, want zorgvuldigheid is met name bij dit wetsvoorstel essentieel. Ik dank niet alleen de Kamerleden daarvoor, maar ook hun ondersteuners. Ik weet wat het ook voor hen betekent, dus bij dezen. Voordat ik namens het kabinet antwoord in derde termijn, geef ik aan hoe ik dat denk te doen. Ik heb geconstateerd dat eigenlijk alleen de heer Omtzigt vrij veel vragen heeft gesteld, ook via andere Kamerleden. Heel slim is dat. De andere leden hebben nog slechts een enkele vraag gesteld. Zij hebben vooral moties ingediend, waarop ik natuurlijk graag wil ingaan. We hebben de hele maandag over en weer gedebatteerd en ik heb schriftelijk nog een en ander aan de Kamer doen toekomen. Met uw welnemen wil ik de in derde termijn gestelde vragen nog beantwoorden. Ik probeer dat zo staccato mogelijk te doen. Daarna ga ik graag in op de moties en de amendementen. Je kunt overigens niet vaak genoeg zeggen waartoe dit ftk is ontworpen. Het gaat er bij uitstek om dat het stelsel stabieler en evenwichtiger wordt. Eigenlijk hebben alle leden daar de nadruk op gelegd. Ook de actuele ontwikkelingen op de financiële markten en van de rentestand onderstrepen maar weer dat het heel wijs is om dit ftk zo snel mogelijk ingevoerd te krijgen.
Ik begin met een vraag van de heer Omtzigt die hij via mevrouw Schouten heeft gesteld. Hij luidt als volgt: wat zouden, met het oog op de recent gedaalde dekkingsgraden, de effecten in 2015 zijn als het nieuwe ftk niet wordt ingevoerd? Ja, de rente en de dekkingsgraden zijn gedaald in de recente zomermaanden, zoals naar voren werd gebracht. Het is natuurlijk heel uiteenlopend, maar de gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen is inmiddels gezakt tot iets onder de 105%. Ik zei het al: dat is een gemiddelde. Voor een deel van de fondsen is de actuele stand namelijk nog een stukje slechter. In het oude ftk zitten heel veel fondsen dus in de directe gevarenzone. Zij hebben een dekkingsgraad onder de 105%. Als er niet heel snel herstel plaatsvindt, is een korting direct aan de orde. Voor fondsen met weinig herstelkracht kan een korting in 2015 of 2016 echt al opportuun zijn. Het nieuwe ftk geeft fondsen meer lucht. Naar verwachting zijn in het nieuwe ftk geen kortingen aan de orde. Als die er wel zijn, dan zullen ze zeer klein in omvang zijn. Dat is meteen hetgeen wat de heer Klein volgens mij keer op keer naar voren bracht in derde termijn. Hij heeft het steeds onderstreept: dit is inderdaad het voordeel voor de oudere generatie. Het is net zozeer zo dat het evenwicht ertoe leidt dat, als het beter gaat op de financiële markten en met de rentestand, er iets minder snel geïndexeerd kan worden. Dat is de balans waarover we de hele tijd hebben gepraat. De heer Omtzigt stelde verder rechtstreeks de vraag of het klopt dat het CPB het amendement-Buma, waarvan ik heb begrepen dat het inmiddels in stemming is gebracht, volgens de oude parameters heeft doorgerekend. Het CPB-rapport bij dit wetsvoorstel bevat ook een berekening van de generatie-effecten, inclusief de nieuwe parameters. Daarin verandert het beeld van de generatie-effecten voor ouderen niet. Dat is dus gewoon evident.
De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe de premiecijfers van het CPB en de Miljoenennota zich tot elkaar verhouden.
De heer Omtzigt (CDA):
Het ging om de parameters en de UFR. Bevat het CPB-rapport ook berekeningen op basis van de nieuwe UFR? Zo ja, dan is het een eerlijke vergelijking, want oude parameters vragen om de oude UFR en nieuwe parameters om de nieuwe UFR. Is deze vergelijking beschikbaar?
Staatssecretaris Klijnsma:
Het CPB heeft het allebei gedaan. Het beeld van de generatie-effecten voor ouderen verandert niet. Het invoeren van de nieuwe UFR heeft een klein nadeel voor de ouderen, zou je kunnen zeggen. Het CPB heeft beide doorgerekend. Daaraan kun je gewoon zien dat het beeld van de generatie-effecten voor ouderen niet verandert.
De heer Omtzigt (CDA):
De staatssecretaris geeft hier toe dat de oude UFR gebruikt is in de vergelijking in het rapport, terwijl het de nieuwe UFR had moeten zijn. Dat is van cruciaal belang. Het scheelt vier tot vijf procentpunten, zoals de staatssecretaris naar aanleiding van de motie-Buma schrijft. Al die andere grafieken, dus de grafieken 2, 3, 4 en 5 in het rapport, zouden veel grotere uitslagen vertonen als uitgegaan was van de nieuwe UFR. Kloppen de opmerkingen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Er is in mijn brief sprake van drie grafieken. Dit ftk stuurt ongeacht de uitgangspositie naar een eerlijk evenwicht tussen generaties en dempt grote schokken. Dat is natuurlijk de meerwaarde van dit nieuwe ftk. In slechte tijden worden ouderen dus uit de wind gehouden, terwijl er in goede tijden kan worden geïndexeerd, zij het met kleinere stappen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat was niet de vraag.
De voorzitter:
Ik probeer het debat zo te leiden dat we de vragen die u wilt stellen, kunt stellen. U krijgt een antwoord. Het kan zijn dat dat u niet bevalt, maar zowel voor u als voor de staatssecretaris geldt dat u over uw eigen woorden gaat.
De heer Omtzigt (CDA):
Dan heb ik een klein punt van orde. Het gaat hier niet om een interpretatievraag. Was dat het geval, dan snapte ik dat de staatssecretaris soms een andere interpretatie heeft dan ik. Daarvan was net sprake. Het gaat nu echter om een feitelijke vraag. Ik vind het prima om morgen voor de stemmingen het antwoord te krijgen of in de vergelijking van het CPB ook de nieuwe UFR zat. Is dat niet het geval, dan hoor ik graag dat die vergelijking er wel komt. Dan weten we wat het voorstel intergenerationeel precies doet.
Staatssecretaris Klijnsma:
Mag ik hierop antwoorden?
De voorzitter:
Ja. Laten we proberen, brieven te voorkomen. Zullen we daar met elkaar naar streven?
Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben schriftelijke rondes achter de rug. Maandag jongstleden hebben we een heel lange sessie gehouden. Ook hebben we technische briefings gehad. Bovendien heb ik gisteren nog een uitgebreide brief gestuurd, mede naar aanleiding van de vraag van de heer Omtzigt. Daarin heb ik enkele zaken naar beste kunnen nog eens onderbouwd. Inmiddels heb ik begrepen dat de motie die aan de orde was en waarvoor ik die onderbouwing heb geleverd, in stemming is gebracht. Hoe dan ook, het gaat er in dit gehele debat om dat het nieuwe ftk, ongeacht de uitgangspositie, stuurt naar een eerlijk evenwicht tussen generaties. Dat blijft mijn antwoord. Dit is de essentie van wat we hier vanavond aan het doen zijn. Dat lijkt mij voldoende.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik laat even via u, voorzitter, weten dat de heer Omtzigt dat bij de doorrekening van zijn motie helemaal niet interessant vond, want hij bracht die motie afgelopen dinsdag in stemming. De brief, waarvan hij wist dat die pas later kwam, kwam dus ook pas later. Hij werpt hier een rookgordijn op met allerlei getalletjes alsof dat er nog toe zou doen. Ik vind het volstrekt irrelevant. Diezelfde heer Omtzigt van het CDA bracht afgelopen dinsdag een motie in stemming, terwijl hij wist dat wij nog een brief zouden ontvangen.
De voorzitter:
Ik hoor dat de heer Madlener een punt van orde heeft.
De heer Madlener (PVV):
Ik hoorde dat de heer Omtzigt een punt van orde had. Hij vroeg om een brief voor morgen of in ieder geval om een antwoord op zijn vraag. Ik ondersteun dat verzoek. Er gaat hier heel veel techniek over tafel, met heel veel verschillende zienswijzen. De een zegt dat het goed is voor de ouderen en de ander zegt dat het niet goed is voor de ouderen. Er kijken heel veel ouderen mee. Zij hebben recht op de feiten. De heer Omtzigt vraagt hier heel terecht of een vergelijking met dezelfde parameters is gemaakt. Dat lijkt mij een heel relevante vraag. Ik vind dat daar geen mist over moet bestaan. Ik verzoek dan ook een antwoord op die vraag vóór de stemmingen. Ik begrijp dat de staatssecretaris dat nu niet zomaar kan uitrekenen, maar het lijkt mij toch een heel redelijk verzoek om voor morgen een brief te ontvangen en die mist weg te nemen voor de mensen thuis.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik wil ook een poging doen. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van mevrouw Vermeij. Wij hebben gisteravond een brief ontvangen van de staatssecretaris. Mag ik de conclusie trekken dat de grafieken die daarin zijn opgenomen op de juiste manier zijn berekend met de juiste informatie, waarover wij met elkaar hebben gesproken? Wij hebben maandag een uitvoerig debat gehad en daarvoor hebben wij een hoorzitting gehad. Ik plaats er vraagtekens bij als in een derde termijn deze vragen nog worden gesteld. Ik krijg graag een bevestigend antwoord op mijn vraag over de brief.
De voorzitter:
Laten wij de staatssecretaris in de gelegenheid stellen om die vraag te beantwoorden.
Staatssecretaris Klijnsma:
Het antwoord daarop is ja.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik steun het verzoek van de heer Omtzigt. Dit zijn vragen naar aanleiding van een brief die vandaag is gekomen. Daar komt kennelijk niet het goede antwoord op. Ik voel dat ook zo, dus ik steun het verzoek om een brief.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Volgens mij is het volstrekt helder. Het rapport van het CPB is gebaseerd op de huidige UFR. Dat staat op pagina 4, bij de laatste bullet. Alle plaatjes zijn daarop gebaseerd. Los daarvan is het effect uitgerekend van de nieuwe UFR, via de brief die wij net hebben gehad. Dat effect is 5% op de dekkingsgraad en 3% op de generatieverdeling. Daarmee kun je alle kanten op rekenen. Volgens mij zijn de feiten glashelder en kun je ze vervolgens interpreteren zoals je wilt. Er kan geen behoefte zijn aan een nieuwe brief. Het is gewoon een weging van de feiten.
De heer Omtzigt (CDA):
In het rapport van het CPB staat op pagina 1 dat er rekening wordt gehouden met de nieuwe parameters, maar op pagina 4 staat iets anders. Ook in de vergelijking van de grafieken die wij gisteren hebben gekregen, wordt geen rekening gehouden met de nieuwe UFR. Dat blijkt uit de reactie op de aanpassing die het CDA wil van de UFR. Daar staat geen grafiekje onder. Het grafiekje kon niet geleverd worden, omdat de nieuwe UFR er niet in zat. Dat is wel degelijk nieuwe informatie. Om de oude situatie en de nieuwe situatie eerlijk te kunnen vergelijken, krijgen wij die grafiek graag. Anders zal ik een ordevoorstel doen om het CPB te vragen om alle versies van dit rapport te krijgen. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat het CPB bedacht heeft dat je een wetswijziging voorstelt met de nieuwe UFR en een doorrekening doet met de oude UFR, omdat dat dan generatieneutraler lijkt. Dat is hier aan de hand en daarover wil ik graag opheldering. Ik vraag de staatssecretaris om die opheldering morgenvroeg per brief te leveren. Anders levert het een lange reeks Kamervragen op.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het is natuurlijk aan de heer Omtzigt of hij Kamervragen stelt. Ik hoop wel dat de staatssecretaris zo meteen antwoord kan geven op de gestelde vraag. Overigens gaat het CPB nog altijd zelf over zijn publicaties.
De voorzitter:
Ik kijk of de staatssecretaris naar aanleiding van wat zij heeft gehoord rondom dit punt van orde kan reageren op de gemaakte opmerkingen dan wel antwoord kan geven op de gestelde vragen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb de vraag van de heer Omtzigt natuurlijk naar beste kunnen beantwoord. Het CPB-rapport bevat ook een berekening van generatie-effecten, inclusief de nieuwe parameters. Daarin verandert het beeld voor de generatie-effecten voor ouderen niet. Ik denk dat het, zeker na de hele voorgeschiedenis die we hebben in dit debat, nu niet meer opportuun is om over en weer nog brieven te schrijven.
De voorzitter:
Dat antwoord is helder.
De heer Omtzigt (CDA):
Het gaat niet om de parameters, maar om de nieuwe UFR. Ik heb de staatssecretaris nog steeds niet horen zeggen dat die in het CPB-rapport zit of in de vergelijkingsgrafieken in de brief die gisterenavond kwam. De UFR is de belangrijkste verandering. Dat geeft de staatssecretaris ook toe. Daarover ligt er een motie van het CDA. Mijn vraag is of de UFR, zoals wij hebben begrepen, gewoon niet is meegenomen in de berekeningen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ben net niet voor niets begonnen met een opmerking over het feit dat we zien dat de recent gedaalde dekkingsgraad ervoor zorgt dat de nieuwe herstelplansystematiek extra in het voordeel van ouderen is. Als je de nieuwe UFR mee zou nemen — dat heb ik ook gezegd — zie je een klein nadeel. Dus dat zit dan weer netjes in evenwicht. Daar ben ik ook heel helder in. Ik denk dat een extra brief op dit punt echt niets toevoegt.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik heb toch een punt van orde. Ik krijg geen antwoord op de vraag of de UFR is meegenomen in de berekening. Dat markeer ik hier maar even. Ik zie dat er geen meerderheid is die daar ook antwoord op wil krijgen. Als die niet in de berekeningen zit, zijn de berekeningen echter geen getrouwe weergave van wat er voor dit wetsvoorstel en na dit wetsvoorstel gebeurt.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter, mag ik hier iets over zeggen?
De voorzitter:
Ga uw gang, mijnheer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik hecht aan een goede informatievoorziening aan de Kamer. Daar hecht iedereen hier aan. Ik stel vast dat het CPB er glashelder over is dat de berekeningen die er zijn, gebaseerd zijn op de huidige UFR. Dat staat op pagina 4, laatste bullet. Los daarvan heeft het in de brief een berekening opgenomen van het additionele effect van het gebruiken van de nieuwe UFR. Dat scheelt 3% voor de verdeling tussen generaties en 5% op de dekkingsgraad. Daarmee is alle informatie hier in deze Kamer.
De voorzitter:
Ik verzoek de staatssecretaris om haar betoog te vervolgen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ga graag verder met een volgende vraag van de heer Omtzigt, namelijk hoe de premiecijfers van het CPB en de Miljoenennota zich tot elkander verhouden. Ik verkeer in de veronderstelling dat ik deze vraag al in de tweede termijn heb beantwoord maandag, maar ik wil dat volgaarne nog een keer doen. In het kort komt het op het volgende neer. De CPB-cijfers spreken van een premiedaling van 11% van 4,4 miljard. Dat is het gevolg van de nieuwe fiscale regels, de Witteveenregels, en het ftk tezamen over de periode tot 2017. De Miljoenennota gaat uit van een daling van 0,3 miljard in 2015, maar daarin zitten ook de belastingopbrengsten uit pensioenuitkeringen. De cijfers in de Miljoennota betreffen dus het fiscale beslag dat met pensioenen is gemoeid. Deze cijfers zijn dus niet met elkaar te vergelijken. Het zijn appels en peren, als je het in goed Nederlands wilt zeggen.
Een andere vraag van de heer Omtzigt is of onder het nieuwe kader, voordat een fonds overgaat tot herverzekering, de buffer kan worden gebruikt voor indexatie. De heer Omtzigt refereerde aan de mijnwerkers. Ik denk dat we hier verschillende fases moeten onderscheiden. Voordat je overgaat tot volledige verzekering van het fonds, kan het fonds slechts indexeren conform de indexatieregels. Vervolgens gaat het fonds dan over tot volledige verzekering. Dan moeten de nominale toezeggingen inclusief de tot dan toe verleende indexatie worden verzekerd. Pas dan is sprake van een volledig verzekerd fonds en gelden de regels voor een dergelijk fonds. Als er geld achterblijft dan heeft het fonds ruimte voor inkoop van indexatie, uiteraard binnen de fiscale grenzen. Bij het verdelen van het geld moet het fonds natuurlijk de belangen van alle groepen op evenwichtige wijze behartigen. Het ligt dus genuanceerd.
Dan nog een vraag van de heer Omtzigt, namelijk of er een toets van het wetsvoorstel inzake het ftk op het Europees recht heeft plaatsvonden. Ik heb daarop geantwoord in de brief van gisteren met aanvullende informatie. Ik heb daarin verduidelijkt hoe het wetsvoorstel inzake het ftk zich verhoudt tot het Europees recht. Daar wordt ook de vraag bij betrokken hoe een mogelijke beperking van de beleidsvrijheid van fondsen zich verhoudt tot Europees recht op het terrein van de verplichtstelling. Ik heb mijn juristen hiernaar laten kijken. Hun conclusie is dat de mate waarin fondsen handelingsvrijheid hebben, geen doorslaggevend criterium voor de Europese rechter is. De Raad van State heeft overigens bij de beoordeling van het wetsvoorstel ook geen aanleiding gezien om op dit punt opmerkingen te maken. Daarmee lijkt mij de vraag van de heer Omtzigt in voldoende mate beantwoord.
De heer Van Weyenberg heeft gevraagd wanneer het wetsvoorstel inzake een versnelling van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd bij de Kamer kan gaan landen. Dat loopt, zo zei hij, synchroon met het verkiezingsprogramma van D66. Ik heb ook in de tweede termijn reeds aangekondigd dat ik er alles aan doe om wetgeving die werkelijk voor 1 januari 2015 het Staatsblad moet halen, zo snel mogelijk bij de Kamer te krijgen en door de Kamer heen te leiden. Omdat de versnelling van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd op 1 januari 2016 ingaat, is dat wetsvoorstel nog niet aan de Kamer gepresenteerd. Het heeft echter mijn aandacht.
De voorzitter:
Ondanks uw aandacht, heeft de heer Van Weyenberg er nog een vraag over.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het is altijd fijn als een bewindspersoon aandacht heeft voor het regeerakkoord. Dat antwoord verrast mij dan ook niet. De vraag is echter wanneer het dan wel komt. De heer Omtzigt zei al — ik ben hem daarin bijgevallen — dat het belangrijk is dat mensen tijdig weten waar ze aan toe zijn. Als we het als Kamer moeten behandelen, gaat daar ook nog een paar maanden overheen. Dus ondanks de aandacht van de staatssecretaris, wil ik toch graag weten wanneer zij ongeveer verwacht het wetsvoorstel aan de Kamer te kunnen aanbieden.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kan daar nog niet echt een deadline voor geven, maar het staat in het regeerakkoord. De Kamer kan dit wetsvoorstel dan ook verwachten.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik snap best dat de staatssecretaris niet kan zeggen: op 20 februari of misschien de negentiende. Ik kan me echter wel voorstellen dat de staatssecretaris een periode aan kan geven of anders zegt: vanavond kan ik het nog niet goed inschatten, maar ik zal de Kamer komende maand per brief informeren over wanneer zij het wetsvoorstel kan ontvangen. Het gaat mij erom dat we er een beeld van krijgen in welke periode we het wetsvoorstel tegemoet kunnen zien. We zullen de staatssecretaris dan echt niet op een weekje vastpinnen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat vind ik dan weer heel coulant. Ik zal proberen de Kamer zo snel mogelijk op de hoogte te stellen. De ingangsdatum is 1 januari 2016, maar ook ik vind dat je netjes met burgers om moet gaan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben blij met deze toezegging, maar ik wil daar nog wel iets aan toevoegen. De staatssecretaris zegt "zo snel mogelijk", maar je kunt daar als Kamer dan het beste een deadline aan koppelen. Mijn voorstel zou zijn dat we binnen een week of twee een bericht van de staatssecretaris krijgen wanneer zij met dit wetsvoorstel zal komen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik zal dan eerst in mijn eigen burelen moeten kijken wanneer ik de Kamer dit kan laten weten. Ik heb niet voor niets gezegd dat ik het binnenkort zal laten weten.
De heer Klaver (GroenLinks):
Wellicht dat de staatssecretaris er straks op terug kan komen, zodat we ook weten wanneer zij hierop terug zal komen. Ik snap dat ze even moet overleggen, maar zij kan er nog even op terugkomen wanneer zij de Kamer daarover zal informeren.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat zou betekenen dat ik een vierde termijn nodig heb, want ik zal daarvoor toch echt even een aantal dingen moeten uitzoeken. Ik heb beide leden van de Kamer nu toegezegd dat ik zeer spoedig laat weten wanneer het wetsvoorstel hier zal landen.
Mevrouw Schouten heeft mij nog een keer gevraagd, dat snap ik, om nogmaals te bevestigen dat zodra Solvency II aan de orde is in Europa en is bevallen van een UFR, ik de Kamer daarover zal informeren en zal laten zien hoe een en ander onderzocht wordt en of er gestroomlijnd kan worden. Dat heb ik toegezegd, dus dat zal ik zeker doen. Zij heeft ook gevraagd of het zinnetje in de brief van gisteren de beantwoording was van haar vraag waarom het alleen beperkt zou worden tot Europese triple-A-obligaties. Dat zinnetje was inderdaad het antwoord. Het gaat om het risico van de valuta.
De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of dit wetsvoorstel mijn jeugddroom was. Ik moet zeggen dat het niet mijn jeugddroom was, maar zo langzamerhand begin ik er wel steeds meer de lol van in te zien omdat het zo belangrijk is. Eigenlijk heeft de hele Kamer dat nogmaals onderstreept vanavond. Dat vind ik de meerwaarde van deze derde termijn. Toen ik jong was — dat is al heel lang geleden — heb ik niet over ftk'tjes gedroomd, maar ik kan u zeggen dat ik dat de afgelopen maanden wel eens heb gedaan. Ik loop de moties langs.
Mevrouw Lodders (VVD):
Zijn alle vragen beantwoord? Ik heb er namelijk nog eentje openstaan.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, mevrouw Lodders had gevraagd of ik niet alleen overdag sessies wil organiseren, in het kader van de brede pensioendialoog. Volgende week is er in ieder geval ook een avondsessie. Mevrouw Lodders had wel een punt dat je niet van alle mensen kunt verwachten dat zij overdag naar zo'n dialoog komen. Bovendien is er een website. Ik merk dat daar veel gebruik van gemaakt wordt.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is een prachtige toezegging, maar van die ene avond was ik al op de hoogte. Ik denk echter dat het niet in verhouding staat met het aantal sessies dat overdag wordt gehouden. Ik denk dat daar meer evenwicht in moet worden aangebracht. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om daar nog eens goed naar te kijken, zodat ook werkende mensen de gelegenheid krijgen om 's avonds dit soort sessies bij te wonen. De staatssecretaris wijst verder terecht op de website. Ik kan hem iedereen aanbevelen. Ik kreeg echter signalen dat de reactie van het ministerie uitblijft. Dat komt waarschijnlijk door het grote aantal vragen en opmerkingen op de website. Dat zou nog een klein aandachtspuntje zijn, al valt het misschien buiten de orde van dit debat.
Staatssecretaris Klijnsma:
Prima, point taken. Ik zal bekijken of we nog een avondsessie kunnen beleggen.
De heer Madlener (PVV):
Ik heb dit keer niet zo kunnen meelachen met de staatssecretaris. De aanbieding van de moestuin en alle onrust die er heerst, vind ik toch iets te groot om lol te hebben over dit onderwerp. Zo leuk is het niet. Ik heb een vraag in het vervolg op wat de heer Omtzigt zojuist beweerde. We hebben gezien dat de beurskoersen vandaag weer flink gedaald zijn, de rente is ook laag. Dat is slecht nieuws voor de pensioenfondsen. De heer Omtzigt zei dat de dekkingsgraad van bijvoorbeeld het ABP door het nieuwe ftk wel eens verder zou kunnen dalen. Hij noemde een huidige daling tot 99%, terwijl het nieuwe ftk betekent dat het naar 90% zou dalen. Zou dat kunnen kloppen en wat betekent dat voor het ABP?
Staatssecretaris Klijnsma:
We borgen nu het pensioenstelsel natuurlijk beter. Voor degenen die bij het ABP zijn aangesloten en reeds een pensioenuitkering genieten, zijn het natuurlijk ook gewoon zware tijden. Daar heeft de heer Madlener een punt en daar maak ik helemaal geen plezier om. Ik ging alleen in op de vraag van de heer Dijkgraaf. In heftige tijden zoals deze, is dit ftk goed nieuws voor mensen die een oudedagsvoorziening genieten, omdat er niet heel abrupt gekort wordt. Het gaat in kleinere stappen. Dat geldt ook voor fondsen die de komende tijd in onderdekking zouden kunnen komen. Ik hoop dat dit niet het geval is.
De heer Madlener (PVV):
We hopen allemaal dat het niet het geval is. De staatssecretaris erkent dus dat door de invoering van het nieuwe ftk in de huidige situatie de dekkingsgraad verder zal dalen voor de meeste fondsen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Nee, ik zeg gewoon dat het nieuwe ftk, mede doordat de buffers beter op orde worden gebracht, beter borgt dat mensen niet met abrupte kortingen te maken krijgen.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Als ik het wetsvoorstel goed heb gelezen en begrepen, dan rekenen wij tot en met 31 december met de oude wet. De nieuwe wet gaat immers in op 1 januari. Op 1 januari komen dan alle herstelplannen te vervallen en krijgen we een halfjaar de tijd om nieuwe herstelplannen te maken op basis van een nieuwe wet met nieuwe parameters en met een nieuwe spreidingssystematiek van tien jaar voor de kortingen. De kortingen hoeven dan niet meer abrupt, in een keer, te worden genomen. Dat heb ik toch goed begrepen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, inderdaad. De vraag van de heer Madlener is of het wetsvoorstel een neerwaarts effect op de dekkingsgraad heeft. Dat is niet het geval. De UFR is namelijk geen onderdeel van het wetsvoorstel.
De heer Omtzigt (CDA):
Dan heeft de UFR dus wel een drukkend effect van 5% op de dekkingsgraad, waardoor de verwachte rendementen naar beneden worden bijgesteld.
Een van mijn vragen heeft de staatssecretaris gemist. Op basis van precies welk kader wordt het premiebesluit voor volgend jaar genomen? De staatssecretaris heeft gezegd dat DNB van tafel is. Betekent dit dat het integraal op basis van de nieuwe wet gaat, inclusief de nieuwe UFR en de afslag op de verwachte rendementen als gevolg van de verwachte inflatie? Of is het nog op basis van de oude regels, minus de opslag? Daarover hoef ik niet vanavond duidelijkheid te krijgen, maar het zou helpen als dat binnen een week duidelijk is via een nieuw besluit. Dan weet iedereen op basis waarvan de premies worden vastgesteld.
Staatssecretaris Klijnsma:
We hebben in tweede termijn met elkaar gewisseld dat ik bij de Nederlandsche Bank heb gesondeerd of de premievaststelling die in het najaar gaat geschieden voor 2015, geënt zou kunnen worden op de beleidsregels die we onder het nieuwe ftk gaan hanteren. Als de Tweede Kamer instemt met dit nieuwe financiële toetsingskader, dan zou dat gestalte kunnen krijgen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is duidelijk op het punt van de beleidsregels, maar het gaat mij er even om of dat ook onmiddellijk betekent dat de nieuwe UFR van toepassing is en de afslag van 1,5% tot 2,0% verwachte inflatie in de verwachte rendementen en in de premieberekeningen moet worden meegenomen. Gaat dat dan ook allemaal onmiddellijk in? Kies je voor het totaal nieuwe? Dat zou namelijk een zekere logica hebben. Die duidelijkheid zou ik graag krijgen, vanavond of later, zodat we precies die premiebesluiten kunnen nemen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat snap ik. Dat hebben we al eerder beantwoord, ook in de schriftelijke ronde. Het antwoord daarop is nee. Dat gaat op basis van de oude regels. Ik heb het vooral over wat ik net meldde.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat de moties van een oordeel voorzien.
Staatssecretaris Klijnsma:
Volgaarne, voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 36 van de heer Ulenbelt, waarin hij de regering verzoekt om jaarlijks te rapporteren over de door het nieuwe ftk veroorzaakte gemiddelde verschillen in premie, indexatie en eventuele kortingen ten opzichte van het oude ftk. Ik wil deze motie ontraden, want de Nederlandsche Bank monitort natuurlijk al het een en ander, en dit levert geen meerwaarde op.
In de motie op stuk nr. 37 van de heer Omtzigt wordt de regering verzocht om een plan te ontwikkelen waarmee pensioenfondsen meer kunnen sturen op reële rendementen, minder rentederivaten hoeven aan te houden en daardoor minder risico zullen lopen bij een forse rentestijging. We hebben maandag met zijn allen gewisseld dat fondsen eenmalig hun hele situatie kunnen herzien, ook wat de risico's betreft. Daar blijf ik bij en ik ontraad dus deze motie.
In de motie op stuk nr. 38 verzoekt de heer Omtzigt, de huidige UFR voor de pensioenfondsen te handhaven. Daar hebben we uitvoerig over gediscussieerd. Ik ontraad deze motie, want ik stel voor de nieuwe UFR per 1 januari 2015 in te voeren.
In hun motie op stuk nr. 39 verzoeken de leden Vermeij, Van Weyenberg, Dijkgraaf, Schouten, Lodders en Klaver om een eenmalige aanpassing en om te onderzoeken of en, zo ja, in welke mate renteafdekking in het nieuwe stelsel tot problemen kan leiden. Dat onderzoek is natuurlijk nieuw ten opzichte van wat we maandag hebben gewisseld. Ik vind dat een meerwaarde en ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 40 verzoekt de heer Madlener, de verhoging van het vereist eigen vermogen voor pensioenfondsen niet door te voeren. Het zal niemand verbazen dat ik deze motie moet ontraden, want wij willen natuurlijk dat het vereist eigen vermogen wel wordt verstevigd.
Hetzelfde geldt voor de motie-Madlener op stuk nr. 41, waarin hij de regering verzoekt, te bewerkstelligen dat een eventuele pensioenpremieverlaging volledig ten goede zal komen aan de werknemers. Dit hebben we maandag jongstleden al gewisseld. Ik heb toen gezegd dat je dit bij uitstek met zijn allen aan de cao-tafel hebt te bekijken, omdat werkgevers en werknemers in gezamenlijkheid kijken naar koopkracht als de premie wordt verlaagd en er daardoor ruimte ontstaat.
De heer Madlener (PVV):
De staatssecretaris heeft ook gezegd dat zij het eens is met het principe dat de premieverlaging bij de werknemer terecht hoort te komen en niet door de werkgever in zijn eigen zak mag worden gestoken. De staatssecretaris is het daarmee eens. Nu heb ik een motie om te bewerkstelligen dat de staatssecretaris hiermee aan de slag kan en dat kan op heel veel manieren. Daarbij kan gedacht worden aan een voorlichtingscampagne. Zij kan ook druk uitoefenen op de onderhandelende partijen. Zij kan dus best meer doen dan niets. Heel veel werknemers zijn niet goed georganiseerd via cao's of wat dan ook. Waarom laat de staatssecretaris het oordeel over deze motie niet aan de Kamer als zij het eens is met wat ik hier vraag?
Staatssecretaris Klijnsma:
Omdat ik het een groot goed vind dat aan de cao-tafels zaken worden gewisseld. Ik heb ook vernomen — ik weet zeker dat dit ook voor de heer Madlener geldt — dat zowel werkgevers als werknemers de discussie hier met heel veel belangstelling volgen, juist omdat ruimte wordt gecreëerd en daarmee koopkracht kan worden bewerkstelligd. Ik ga ervan uit dat dit goed wordt gewisseld aan de cao-tafels.
De voorzitter:
De heer Madlener, tot slot.
De heer Madlener (PVV):
Ik wil wijzen op het feit dat heel veel werkgevers niet van plan zijn, dit aan de werknemers te geven en dat heel veel werknemers zich niet vertegenwoordigd voelen door de vakbonden. Daarom vraag ik de staatssecretaris deze motie alsnog te omarmen en daarmee aan de slag te gaan. Zij kan voorlichting geven aan de werknemers en zeggen waar ze recht op hebben. Heel veel mensen weten helemaal niet hoeveel de premieverlaging bedraagt.
Staatssecretaris Klijnsma:
Maar werknemers zijn ook niet van gisteren. Zij kijken natuurlijk ook naar de opbouw van hun loonstrook als zij ergens loonruimte moeten zien te vinden. Als blijkt dat je pensioenpremie verlaagd wordt, zie je dat loonruimte ontstaat en die zal de werknemersvertegenwoordiging ook zeker claimen. Daar ben ik helemaal niet benauwd voor.
De voorzitter:
Mevrouw Vermeij, een korte vraag.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik heb een heel korte vraag aan de staatssecretaris. Kan zij wellicht onderzoeken of de vakbond nog naarstig op zoek is naar een heel stevige cao-onderhandelaar? Volgens mij zit er een in de banken!
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik zal deze onderhandelaar daar promoten!
De voorzitter:
Misschien wil de heer Madlener daar zelf nog een uitspraak over doen, maar ik kijk nu even naar de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik moet even wennen aan het idee dat zojuist langskwam. Begrijp ik de staatssecretaris goed dat zij het oordeel aan de Kamer zou laten als de heer Madlener het dictum van de motie zou veranderen en gewoon zou vragen om het belang dat premiedaling ten goede komt van werknemers onder de aandacht te brengen? Begrijp ik dat goed?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik zal dan naar de tekst van de motie moeten kijken — dat begrijpt de heer Van Weyenberg — maar ik denk dat wij dat met zijn allen kunnen onderstrepen.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 42.
De voorzitter:
Nog één moment. Ik geloof dat de heer Madlener iets met de uitnodiging wil doen.
De heer Madlener (PVV):
Ik vind het een heel goede suggestie van de heer Van Weyenberg, dus ik zal mijn motie aanpassen zodat zij alsnog omarmd kan worden en "oordeel Kamer" kan krijgen.
De voorzitter:
Ik constateer een samenwerking tussen D66 en de PVV. De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Klijnsma:
O, o, dit is uitlokking, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, daar ben ik mij zeer van bewust. Excuus.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, dank daarvoor. Dat lijkt mij verstandig. Ik heb gewoon een vraag gesteld over de motie van de heer Madlener.
De voorzitter:
Ik heb uw vraag anders geïnterpreteerd.
Staatssecretaris Klijnsma:
Even voor de goede orde: ik heb de motie op stuk nr. 41 natuurlijk ontraden. Als daar een nieuwe motietekst op wordt gefourneerd, kijk ik er wederom naar.
Ik ga nu in op de motie-Van Weyenberg/Lodders op stuk nr. 42. Daarin wordt de regering verzocht om de Nederlandsche Bank te vragen om na aanname van het nieuwe ftk in de Tweede Kamer af te zien van toepassing van de bijdrage aan de hersteleis voor premievaststelling voor het jaar 2015. Daarop ben ik zonet al ingegaan. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 43 van de heer Van Weyenberg en de heer Dijkgraaf gaat over de doorsneesystematiek. We hebben aan de CPB-berekeningen gezien dat de doorsneesystematiek op onderdelen een aantal zwaktes in zich draagt. Ik vind het dus de moeite waard om in de context van de pensioendiscussie ook naar de doorsneesystematiek te kijken. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.
In de motie-Klaver c.s. op stuk nr. 44 wordt de regering verzocht om in de Wet pensioencommunicatie op te nemen dat pensioenfondsen rapporteren over hun reële dekkingsgraad. Ik denk dat dit heel veel inzicht biedt, ook aan alle belanghebbenden. Ik vind het dus een goed idee om het in die wetgeving mee te nemen. Dit wetsvoorstel ligt nu bij de Kamer, dus ik zal bekijken hoe we daarmee om kunnen gaan. Ik laat het oordeel over de motie dus aan de Kamer.
De heer Ulenbelt (SP):
Dan had het antwoord van de staatssecretaris toch moeten zijn dat zij met een nota van wijziging komt om deze motie uit te voeren?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, ik zei niet voor niets: ik bekijk even hoe ik hiermee om kan gaan. De Kamer heeft haar inbreng voor de Wet pensioencommunicatie nu aan mij geleverd. Ik kan dus naar aanleiding daarvan en naar aanleiding van deze motie ook bekijken of ik, als ik de nota naar aanleiding van het verslag aan de Kamer lever, met een nota van wijziging kan komen of anderszins. Ik ga me daar even over buigen.
De voorzitter:
De heer Ulenbelt, tot slot.
De heer Ulenbelt (SP):
Maar dan is het toch gebruik in deze Kamer dat de indieners na zo'n ruiterlijke toezegging hun motie intrekken?
De voorzitter:
Dat is over het algemeen aan de indieners, maar wellicht wil een van hen daarop ingaan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Het is voor iedereen laat en zo te zien zeker voor de heer Ulenbelt, als hij deze vragen gaat stellen. Ik dank de staatssecretaris voor het oordeel over de motie. Het lijkt mij goed dat de staatssecretaris bekijkt op welke manier dit straks het best in de wet gevangen kan worden.
De heer Ulenbelt (SP):
Wat doet u dan met die motie?
De heer Klaver (GroenLinks):
Het was "oordeel Kamer" en er staan heel veel namen onder, dus die komt gewoon in stemming.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 45, van de heren Dijkgraaf en Van Weyenberg. Daarin wordt de regering verzocht om in de hoofdlijnennotitie over de toekomst van het stelsel die ik heb toegezegd, voorstellen voor een nieuw pensioenstelsel te doen. Dat doe ik met liefde, dus ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De motie-Krol op stuk nr. 46 heeft een lange tekst, maar zij gaat erover dat pensioenfondsen de ruimte moeten krijgen om op basis van de eigen prudente afweging, inhaalindexatie en compensatie van korting nader vorm te geven. De heer Krol zal begrijpen dat deze motie niet strookt met het ftk en ik haar dus moet ontraden.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 47. Ik heb al toegezegd dat ik, zodra Europa van een UFR is bevallen, de Kamer daarvan in kennis zal stellen. Ik zal dan bekijken hoe een en ander met elkaar kan oplopen.
De amendementen heb ik maandag van een advies voorzien. Bepaalde amendementen zijn opnieuw ingediend naar aanleiding van de nota van wijziging. De adviezen die ik maandag bij de oorspronkelijke amendementen heb gegeven, gelden ook voor de nieuw ingediende amendementen.
Rest mij nog een reactie op het amendement van de heer Klaver op stuk nr. 26 over de waardeoverdracht. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer. Ook ik vind dat een zesmaandentermijn in een aantal gevallen te krap kan zijn. Ik zeg er iets bij. Waardeoverdracht is een complex onderwerp; dat weten wij allemaal. De belangen van vertrekkende deelnemers, van achterblijvende deelnemers, van werkgevers en van de oude en nieuwe pensioenuitvoerders zijn in het geding. Het is lastig te overzien hoe de belangen van deze groepen worden beïnvloed door dit amendement. Immers, het geeft een ongelimiteerd recht op waardeoverdracht. Ik zou graag de ruimte krijgen om het goed te doordenken in het kader van de herziening van de waardeoverdracht. Ik laat het oordeel aan de Kamer, want ik vind het zelf ook belangrijk. Het is zo gecompliceerd, er zijn zo veel belangen mee gemoeid, dat zorgvuldigheid essentieel is.
De voorzitter:
Het amendement is omgenummerd en heeft nu stuk nr. 48.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit is geen motie. Bij een motie kun je achteraf de complicaties in kaart brengen. Dit is een amendement en ik zal één complicatie weergeven. Als een pensioenpolis premievrij gemaakt is, kan de werkgever een aantal maanden wachten en weet hij dat hij daarna niet meer hoeft bij te betalen bij waardeoverdracht. Nu krijgt een werknemer tot in lengte van jaren recht op waardeoverdracht. Dat kan betekenen dat hij zich tien jaar later bij de werkgever meldt. De werkgever kan wegkijken. De verzekeraar kan zeggen: ik moet wel overdragen, maar ik ga echt niet bijbetalen. Dan wordt er dus niet bijbetaald. In het amendement is daar niet in voorzien en dus krijgen wij een serie rechtszaken. Ik sta sympathiek tegenover het amendement — dat is het probleem niet — want ik vind die zesmaandentermijn kort, maar hoe kunnen wij ervoor zorgen dat dit niet een aantal ongewenste uitvoeringsproblemen creëert? Ik leg deze vraag open neer. Ik wil geen vierde termijn uitlokken of zo, maar wij moeten dit vooraf tackelen en niet achteraf reparatiewetgeving nodig hebben.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ben blij met deze opmerkingen van de heer Omtzigt. Ik onderken dat er repercussies kunnen voortvloeien uit dit amendement, maar ik draag de geest ervan een warm hart toe. In de opmaat naar het wetsvoorstel zal ik proberen het amendement goed in te bedden. Het is gecompliceerd. Het is aan het kabinet om de mogelijke problemen goed in kaart te brengen en van een antwoord te voorzien. Nogmaals, ik heb getracht de geest van dit amendement mee te maken. Daarom laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
De heer Omtzigt (CDA):
Het is een wetstekst! Je kunt over de geest van een motie praten, want bij je een motie kun je achteraf zeggen: het wordt een millimeter anders uitgevoerd. Bij een wetstekst kan dat niet. Ik doe daarom een soort creatief beroep op collega Klaver de staatssecretaris toe te staan, dit amendement via een nota van wijziging in de verzamelwet SZW te brengen. Als zij dat doet met AMvB-haken, weten we zeker dat het uitvoerbaar is. Ik doe dit verzoek, omdat ik het heel vervelend zou vinden als een amendement tot rechtszaken zou leiden, rechtszaken waarvan wij de gevolgen nu om half elf 's avonds helemaal niet kunnen overzien. Het kan dan ook gewoon op 1 januari in werking treden. Dat is belangrijk, maar we weten dan wel dat het technisch goed zit.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb goed geluisterd naar de heer Omtzigt. Hij doet een appel op collega Klaver. Ik kan ook helemaal volgen wat de heer Omtzigt zegt over het vehikel amendement. Ik ben inderdaad op zoek naar een manier om te borgen dat de wens van de Kamer wordt verankerd, zonder dat we al die gecompliceerde aangelegenheden niet goed onderkennen.
De heer Ulenbelt (SP):
Dit amendement leidt tot allerlei complicaties die de staatssecretaris nu niet kan overzien. Dan is het toch zeker wijsheid om het amendement te ontraden en aan te geven dat zij de intentie steunt en dat ze de consequenties gaat bekijken? Zij kan dan eventueel met een nota van wijziging komen om het te realiseren. Volgens mij is dat de koninklijke weg, want daarmee voorkomen we dat er ongelukken gebeuren. Het lijkt me overigens ook verstandig dat zij de fondsen hierover raadpleegt.
Dus, mijnheer Klaver, houd dat amendement nog even aan en maak gebruik van de toezegging van de staatssecretaris, want dan kunnen we het netjes regelen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter, mag ik een verzoek doen aan de heer Klaver?
De voorzitter:
Dat mag u zeker.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wij hebben nog bijna een dag tot aan de stemmingen. Volgens mij is het ook een serieus punt, want een grote meerderheid wil dat het zonder ongelukken gebeurt. Volgens mij zei de heer Omtzigt terecht dat er een haakje bij moet, bijvoorbeeld dat er per AMvB nadere regels kunnen worden gesteld aan de uitvoering. Het is wel een amendement en dat betekent dat het een-op-een de wet in gaat. De staatssecretaris kan er na de stemmingen niets meer aan veranderen. We moeten er volgens mij met andere woorden nog een poosje over nadenken en ik vraag hem dat ook te doen. De heer Klaver kennende zegt hij ja op die vraag.
De voorzitter:
Wij zijn zeer benieuwd naar de reactie van de heer Klaver.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik moet er even over nadenken, maar laat ik dat nou net hebben gedaan!
Voorzitter, we hebben nog wat tijd tot aan de stemmingen. Ik zal bekijken wat we nog moeten doen om het op een goede manier op te lossen.
De voorzitter:
Ik stel vast dat er wellicht nog nadere communicatie over dit amendement komt.
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter, ik denk dat ik aan het einde ben gekomen van mijn betoog, tenzij er nog Kamerleden zijn die vinden dat ik onvoldoende ben ingegaan op hun moties of de amendementen. Ik denk zelf dat ik ze allemaal heb becommentarieerd.
Ik bedank de Kamer zeer voor de lange sessies die we hebben gehad!
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel vast dat wij aan het einde zijn gekomen van de derde termijn van de behandeling van dit wetsvoorstel. Voordat ik de vergadering sluit, deel ik mee dat wij morgen, waarschijnlijk aan het einde van de middag, over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zullen stemmen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-14-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.