6 Toptalent in het funderend onderwijs

Aan de orde is het VAO Toptalent in het funderend onderwijs (AO d.d. 23/01).

Voorzitter: Wolbert

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Het maximale uit ieder kind halen, dat is waar het onderwijs voor is bedoeld. Daar hebben wij leraren voor nodig die het onderwijs kunnen afstemmen op verschillende niveaus, zodat de zwakkere leerlingen en zeker ook de hoofdbegaafde tot hun recht komen. De PvdA vindt daarom dat alle leraren over de complexe vaardigheden moeten beschikken om toe te kunnen werken naar een nog hoger niveau van het gehele onderwijs. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de helft tot twee derde van de leerkrachten nog niet over de complexe vaardigheden, zoals het afstemmen van onderwijs op verschillende niveaus, beschikt;

van mening dat dit een zorgelijk hoog percentage is, aangezien het kunnen omgaan met verschillen in de klas steeds belangrijker wordt in het kader van passend onderwijs;

overwegende dat leraren die met passend onderwijs te maken hebben over onder andere deze complexe vaardigheden moeten gaan beschikken;

verzoekt de regering, bij het overleg met de sectorraden over de Lerarenagenda het belang van onder andere het beheersen van complexe vaardigheden door leraren te benadrukken, en deze vaardigheden als een van de belangrijkste doelstellingen op te nemen in de uitwerking van de Lerarenagenda,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Mohandis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (33750-VIII).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ook voor ouders is het heel erg belangrijk. Daarover gaat mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de samenwerkingsverbanden het niveau bepalen van basisondersteuning dat alle scholen binnen het samenwerkingsverband moeten bieden, bijvoorbeeld extra aanbod voor hoogbegaafden of ondersteuning bij dyslexie;

constaterende dat in het referentiekader passend onderwijs, opgesteld door PO-Raad en VO-raad in overleg met ouderorganisaties en bonden, passend aanbod voor hoogbegaafden een van de elementen voor de basisondersteuning is;

overwegende dat alle scholen moeten kunnen omgaan met cognitieve verschillen, alles wat daarboven aan ondersteuning nodig is, extra ondersteuning die geboden kan worden in het speciaal onderwijs, maar ook in speciale voorzieningen, bijvoorbeeld plusklassen voor hoogbegaafden of speciale autiklassen, in het regulier onderwijs;

verzoekt de regering, te borgen dat ouders zich kunnen beroepen op deze ondersteuning: de ondersteuning die in de plannen beschreven wordt, bijvoorbeeld extra aanbod voor hoogbegaafden of ondersteuning bij dyslexie, moet in de praktijk ook beschikbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (33750-VIII).

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dacht even dat mevrouw Ypma het in haar tweede motie zou gaan hebben over de complexe vaardigheden van ouders, want dat is ook niet echt een makkie. Maar goed, dat gebeurde niet.

Wij spreken, als het over onderwijs gaat, met regelmaat over problemen, maar gelukkig spreken wij nu over kansen. Dat is mijn favoriete onderwerp: de kansen om meer uit de talenten van leerlingen te halen. Ik ben dan ook enthousiast over het voorstel van de staatssecretaris om de vakken veel meer op eigen niveau te kunnen doen. Ik wijs op het belang van de doorlopende leerlijnen van de basisschool, via de middelbare school tot aan het mbo, het hbo of de universiteit. Het differentiëren in vakken zal nieuwe vragen oproepen. Ik zie uit naar het plan van aanpak dat de staatssecretaris daarover in maart het licht zal doen zien.

Ik heb één motie en die gaat over talent.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat talent op vele vlakken mogelijk is, niet alleen op taal en rekenen, maar ook op bijvoorbeeld beroepsvaardigheden als techniek of verzorging, muziek of sport, creativiteit of sociale vaardigheden;

overwegende dat niet alleen het talent in taal en rekenen, maar ook het talent op al deze andere gebieden ontdekt, geprikkeld en gestimuleerd dient te worden;

verzoekt de regering, in haar plan van aanpak toptalent in te gaan op het stimuleren van talent in brede zin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (33750-VIII).

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Onze beroepsbevolking wordt in de toekomst kleiner en dus hebben we alle talenten heel hard nodig. Met minder mensen moeten we meer doen om onze welvaart te behouden. Niet alleen is het een liberaal uitgangspunt dat de mens zijn talenten moet kunnen ontplooien, maar we kunnen het ons simpelweg ook gewoon economisch niet permitteren dat dat talent verloren gaat.

Tijdens het AO hebben we met de staatssecretaris hierover gesproken. Ook hij ziet het belang om meer uit leerlingen uit halen. Hij komt met een actieplan en in dat kader wil ik hem de volgende motie meegeven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de WRR in het rapport "Naar een lerende economie" zich uitspreekt over de ontwikkeling van talenten op alle niveaus;

constaterende dat de brief van de staatssecretaris verschenen is nog voor het rapport of de kabinetsreactie daarop bekend waren;

overwegende dat onderwijs en de ontwikkeling van talent bijdragen aan het versterken van de economische positie van Nederland;

overwegende dat het WRR-rapport een bijdrage aan dat debat levert;

verzoekt de regering, bij het vertalen van de brief van de staatssecretaris naar het actieplan toptalent de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ten aanzien van talent in het onderwijs mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (33750-VIII).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Deze staatssecretaris is gek op excellentie en hij heeft daar ook geld voor vrijgemaakt, 30 miljoen euro voor basisscholen en voor vo-scholen met een vwo-afdeling. Dat laatste verbaasde mij wat. Dat betekent namelijk dat havo- en vmbo-scholen hier niet van profiteren. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het kader van excellentie 30 miljoen euro beschikbaar stelt voor vo-scholen met een vwo-afdeling;

verzoekt de regering, dit geld voor alle vo-scholen beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (33750-VIII).

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van de inbreng van de kant van de Kamer. We wachten even tot de staatssecretaris alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Er is een vijftal moties ingediend. Ik heb geen problemen met de motie-Ypma/Mohandis op stuk nr. 88, waarin de regering wordt verzocht om ervoor te zorgen dat complexe vaardigheden in het overleg een van de belangrijke prioriteiten worden en ook als een van de belangrijke doelstellingen verder worden uitgewerkt in de sectorakkoorden. Ik laat het oordeel dan ook de Kamer.

De motie-Ypma op stuk nr. 89 bevat twee zaken die ik wat lastiger vind. Om te beginnen klopt de overweging niet helemaal. In passend onderwijs wordt een onderscheid gemaakt. Je hebt het basiszorgaanbod. Dat kan zijn dyslexie, maar ook voor hoogbegaafden gaan wij er voor een deel van uit dat scholen in het regulier onderwijs dat aanbod kunnen leveren. Dat is ook de essentie van de Wet passend onderwijs. De "extra zorg" waarvan in de motie sprake is, is dus smaller dan in de wet staat. Mevrouw Ypma stelt dat scholen moeten kunnen omgaan met cognitieve verschillen. Ik wil dat breder trekken: scholen moeten ook gewoon basiszorg kunnen aanbieden voor lichte vormen van autisme, leerlingen met dyslexie en in zekere zin misschien ook wel voor hoogbegaafden. Er zijn altijd kinderen die daarbuiten vallen en die extra zorg nodig hebben, maar voor hen geldt de zorgplicht en voor hen is er het passend onderwijs.

In de tweede plaats vind ik het heel evident dat ervoor moet worden gezorgd dat die extra zorg er niet alleen op papier maar ook in de praktijk is. Ik zou daar dus niet onmiddellijk een bezwaar tegen hebben, maar ik vind het een dusdanige open deur dat ik mevrouw Ypma vraag om de motie, met mijn toezegging op dat punt, in te trekken.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Het gaat de PvdA erom dat ouders ergens op terug kunnen vallen. Daarom vind ik het wel van belang dat de Kamer hierover een uitspraak doet. Maar ik wil de overweging in die zin aanpassen die de staatssecretaris heeft voorgesteld: alle scholen moeten een basis van zorg kunnen aanbieden. Het stukje dat daarna volgt, klopt geloof ik wel.

Staatssecretaris Dekker:

Als dit echt aansluit bij de systematiek van het passend onderwijs, heb ik daar op zich geen grote problemen mee. Als er dan maar niet verondersteld wordt dat er allerlei extra dingen worden ingebouwd voor ouders. Er is gewoon een zorgplicht, met alle procedures daaromheen, zoals een geschillencommissie als ouders en scholen het er niet over eens worden. Dat geldt wat mij betreft in de breedte: zowel voor kinderen die vanwege een beperking een zorgbehoefte hebben alsook voor kinderen met een vorm van hoogbegaafdheid die niet in het reguliere aanbod past en waarvoor we iets extra's zouden moeten doen.

De voorzitter:

Wat is het oordeel van de staatssecretaris over deze motie met deze aanpassing?

Staatssecretaris Dekker:

Als zij wordt aangepast volgens de contouren die ik net schetste, dan heb ik er geen bezwaar tegen.

De voorzitter:

Prima, oordeel Kamer.

Staatssecretaris Dekker:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 90 van de heer Van Meenen …

De heer Rog (CDA):

Mag ik bij interruptie dan wel een vraag stellen, want ik moet straks mijn fractie hierover adviseren. In welke zin wordt het beleid van de regering dan gewijzigd? Ik wil dat graag kunnen meenemen.

Staatssecretaris Dekker:

Ik denk dat de heer Rog een punt heeft. Als de motie wordt gewijzigd langs de lijnen die ik net aangaf, zal er weinig veranderen in het beleid van de regering. Dat wordt wel vaker ondersteuning van beleid genoemd, waarbij het oordeel aan de Kamer wordt gelaten.

Met de motie op stuk nr. 90 ben ik het volstrekt eens. Sterker nog, dit staat volgens mij al letterlijk in de brief die ik de Kamer heb gestuurd. Het verbaast mij dus enigszins dat deze motie wordt ingediend. Ik kan dus zeggen dat zij ondersteuning van beleid is, maar zij heeft wel een hoge mate van overbodigheid. Als ik de heer Van Meenen net als in het debat plechtig beloof dat ik dit gewoon ga doen, zoals ik al opschreef in de brief, dan is hij volgens mij misschien wel sportief genoeg om deze motie in te trekken.

De heer Van Meenen (D66):

Zo sportief ben ik wel. Mijn verontschuldigingen dat ik niet dezelfde passie heb gelezen in de intenties van de staatssecretaris als die ik zelf heb. Als wij die delen, dan is de motie bij dezen ingetrokken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Meenen (33750-VIII, nr. 90) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dekker:

Wij zijn het hier Kamerbreed over eens. Dat is echt goed, dat is mooi.

Ik kom op de motie op stuk nr. 91. Wij hebben het hierover eigenlijk niet gehad tijdens het debat, maar mevrouw Straus heeft gelijk. Het plan van aanpak voor toptalenten komt waarschijnlijk eerder dan de brief aan de Kamer. Ik zal de aanbevelingen die de WRR doet over excellentie en de inzet op toptalenten betrekken bij de uitwerking van dat plan. Wat mij betreft is de motie dus ondersteuning van het beleid. Misschien kan mevrouw Straus met deze toezegging het voorbeeld van de heer Van Meenen volgen.

Mevrouw Straus (VVD):

Ik vind het heel fijn om te horen dat de staatssecretaris ook zo enthousiast is over de conclusies of de aanbevelingen van het rapport. Tijdens het AO hebben wij het er wel kort over gehad, ik heb het althans aangestipt. Wij hebben het er inhoudelijk alleen niet over gehad. Dat is de reden om de motie nu in stemming te brengen. Als de staatssecretaris mij toezegt dat hij hier in het plan van aanpak echt op ingaat, dan trek ik de motie bij dezen in.

Staatssecretaris Dekker:

Daarop zeg ik volmondig ja.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Straus (33750-VIII, nr. 91) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dekker:

Met de motie op stuk nr. 92 heb ik moeite. Ik zal vertellen waarom. Ik heb niet alleen voor excellentie in de bovenbouw van het vo 30 miljoen beschikbaar heb gesteld. Dat was de basis van het vorige bestuursakkoord uit 2012-2013, zo zeg ik uit mijn hoofd. Wij hebben juist aangegeven dat dit de situatie is zoals die is. Wij willen toe naar de situatie zoals de heer Van Meenen die omschrijft waarin wij kijken naar talentenbeleid en breed naar toptalenten. Je moet dus iets doen om niet alleen in het vwo maar ook op het havo, het vmbo en in het basisonderwijs ruimte te geven aan toptalenten. Overigens ben ik ten aanzien van de 30 miljoen niet zeker of die alleen voor het vwo is. Volgens mij vormt die op dit moment het totale beleid voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. Het bedrag dat beschikbaar is voor het vwo is volgens mij dus lager dan die 30 miljoen.

Het is niet mijn inzet om de 30 miljoen anders te gaan verdelen. Ik heb al gezegd dat je dezelfde koek dan anders zou verdelen. Bij de een gaat er dan dus iets van af en bij de ander komt er dan misschien ietsje bij. Mijn idee is juist om de koek groter te maken. Wij hebben in het regeerakkoord extra middelen geserveerd om in te zetten voor de kwaliteit van onderwijs en voor talentenbeleid in scholen. Nu lijkt het net alsof we het geld dat beschikbaar is uit het verleden gaan herverdelen. Dat zou ik echt een slecht signaal vinden. Deze motie ontraad ik dus.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Het is een beetje een herhaling van wat wij tijdens het AO ook hebben besproken. Daar is namelijk geconstateerd dat er twee jaar geleden afspraken zijn gemaakt over 20 miljoen en dat er nu 30 miljoen beschikbaar is. Dat was voor onze fractie de aanleiding om te zeggen dat die ook over het vmbo en het havo moest worden verdeeld, zodat alle middelbare scholen daarvan gebruik kunnen maken.

Staatssecretaris Dekker:

Er zijn bestuursakkoorden gemaakt. Die afspraken gelden tot 2015. Daarin zijn ook afspraken gemaakt over het geld en over de oploop van het geld. Ik ga de afspraken nu niet tijdens het spel veranderen. Die afspraken zijn destijds goedgekeurd. Daar zijn de scholen van uitgegaan. Ik vind dat we die ook netjes moeten uitvoeren. Wat mij betreft staat dat dus tot 2015.

Mijn andere punt is dat we vooruit moeten kijken: wat doen we na 2015? Dan gaat het wat mij betreft niet over de herverdeling van het beschikbare geld uit het verleden, maar over de wijze waarop we datgene wat we daar hebben gedaan, ook op andere niveaus in het onderwijs gaan doen. Dan wordt het bedrag dus groter dan die 30 miljoen.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Dat vind ik een plausibel betoog. Aan afspraken die je hebt gemaakt, moet je je houden. Maar klopt het dat die 20 miljoen nu 30 miljoen is geworden en dat die resterende 10 miljoen breder, ook over vmbo en havo, zou kunnen worden verdeeld?

Staatssecretaris Dekker:

Je hebt wel vaker dat er autonome groei in zit. Dat hebben we nu ook bij de nieuwe investeringen op basis van het regeerakkoord. Dan begin je bij pak hem beet 100 en dan loopt dat na verloop van tijd op. Over de oploop en het einddoel maak je afspraken: waar wil je bijvoorbeeld aan het eind van deze regeerperiode staan? Zo is het ook in de vorige regeerperiode gegaan. Er zijn toen afspraken gemaakt in een bestuursakkoord, ook over de middelen waarin een oploop zat. Die sprong van 20 miljoen naar 30 miljoen zit daar dus eigenlijk al in. Daarover zijn al afspraken gemaakt. Ik vind dat we daarop absoluut niet kunnen terugkomen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. Of nee, dit was de vijfde, de laatste motie. De heer Van Dijk heeft een interruptie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

We hebben vijf moties behandeld. De eerste vier moties waren ondersteuning van beleid, dus ik dacht: hopelijk gaan we door in die lijn en kan ik de vijfde motie, als die ook ondersteuning van beleid is, intrekken. Helaas, de reactie is wat anders. Dan moeten we dus vaststellen dat de Kamer iets anders wil dan de staatssecretaris. Ik voeg daaraan nog wel toe dat ik in het verslag lees dat de staatssecretaris gesprekken voert met de sector. Dat lijkt me een uitstekende kans om de wens van de Kamer over te brengen, indien de motie wordt aangenomen.

Staatssecretaris Dekker:

Ook in die gesprekken gaat het over de investeringen na 2014. De afspraken die over het geld zijn gemaakt, gaan tot 2015. Daarover wordt niet meer gesproken. Daar komen we ook niet meer op terug. Sterker nog, scholen zijn er bij het opstellen van hun begroting over het lopende jaar van uitgegaan dat dat geld met die labeling naar hen toe zou komen. Dat moeten we netjes afronden. We moeten nu verder kijken: wat gaan we doen na 1 januari 2015? Dan hebben we het over de structurele doorwerking van die middelen, maar is er veel meer geld beschikbaar. Dan begrijp ik best de oproep van de heer Van Dijk om niet terug te komen met een plan waarbij er weer alleen maar voor het vwo aan toptalentenbeleid wordt gedaan, en om ervoor te zorgen dat dat dan breed in het voortgezet onderwijs wordt gedaan. Die toezegging kan ik hem doen. Dat is eigenlijk ook de oproep van de heer Van Meenen, maar dan zonder geld. Ik kan alleen nog geen precieze bedragen toezeggen, want juist daarover lopen de onderhandelingen en gesprekken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven