Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011 (32500 VIII);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2009 (32360 VIII, nr. 3);

het jaarverslag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2009 (32360 VIII, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2009 (32360 VIII, nr. 2).

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Daar staan we dan! Met een nieuwe staatssecretaris en een nieuwe minister. De staatssecretaris is een geschikte vent, dat zie je zo. En deze minister is dolenthousiast. Zij heeft ambitie en zij wil goede dingen doen met het onderwijs. Maar ambities en mooie woorden zijn ons hier niet vreemd. Ik wil de minister en de staatssecretaris vandaag graag voorstellen aan drie mensen: Peter, directeur van een basisschool, Zoë, een meisje van acht en Ibrahim, student in het middelbaar beroepsonderwijs. Wanneer zij tevreden zijn over het onderwijsbeleid van deze regering, dan wil ik deze bewindspersonen wel een pluim geven.

Want van wie is dat onderwijs eigenlijk? Volgens de SP is het onderwijs van de mensen die er direct mee te maken hebben: leerlingen, leraren en ouders, niet van managers en bestuurders. De laatste jaren hoorden wij mooie woorden over het onderwijs teruggeven aan de leraar en het kind centraal stellen. En dat klinkt ook goed maar de daden blijven daar al heel lang bij achter.

Kersvers premier Rutte zei dat de leraar zijn vak terugkrijgt. Heel goed. Wij zijn benieuwd naar de concrete plannen. Misschien kan de minister ons vertellen hoe dat gaat gebeuren. Krijgen leraren straks meer te zeggen in de school? Gaan we de macht van de schoolbesturen inperken? Gaan wij eindelijk stoppen met het subsidiëren van de vertegenwoordigers van de werkgevers en zullen wij dat geld rechtstreeks de klassen inpompen? De SP ziet reikhalzend naar de voorstellen uit.

Dit nieuwe kabinet zou een keerpunt kunnen zijn. Wij kennen de VVD als een partij met een grote mond over het onderwijs: iedereen echte kansen, investeren! Wij kennen het CDA als een partij die zich uitspreekt voor de school als gemeenschap. Samen! Deze minister lijkt een beetje op Emile Ratelband. Wij horen grote woorden over presteren, excelleren, ambitie, verbeteren. Tsjakka! Dat klinkt geweldig, maar het is niet gratis.

Wat zegt de minister in het eerste interview dat zij afgeeft? Leraren moeten niet zo klagen. Peter, schooldirecteur, stuurde mij een paar weken geleden een e-mail. "Volgens mevrouw Van Bijsterveldt moet de klaagcultuur eens ophouden binnen het onderwijs en moeten wij aan het werk. Ik ben 58 jaar, directeur, en voor € 2400 in de maand werk ik mij een slag in de rondte om deze school goed te laten draaien. Dat doe ik graag, maar opmerkingen als deze, als: zij moeten niet zeuren, terwijl zij ons ondertussen met een kluitje het riet insturen, dat geeft geen pas." Dit is een reactie van iemand met hartstocht. Naast zijn directietaken staat hij nog 3,5 dag voor de klas, als zo velen. In de praktijk is dit meer aan de orde dan de klaagcultuur.

Peter is geen zeur, Peter is een hardwerkende Nederlander waar deze staatssecretaris zo gek op is. Zoals Peter zijn er tienduizenden in dit land, mensen die zich in het onderwijs een slag in de rondte werken om kinderen verder te helpen. Wat heeft het kabinet hun te bieden?

Nederlandse leraren werken het hardst van alle leraren in de rijke landen. Zij hebben de grootste klassen en geven de meeste uren les. Wij weten allemaal dat de komende jaren het lerarentekort een van de grootste bedreigingen is voor het onderwijs. Wij weten dat een kwart van de lessen in het voortgezet onderwijs wordt gegeven door een docent die geen diploma heeft om die lessen te geven. Wij weten dat het moeilijk is om goede mensen in het onderwijs te krijgen en te houden. Welke oplossing heeft deze nieuwe regering daarvoor? De salarissen worden bevroren. Geen cent erbij voor de leraren dit jaar. Geen voorstel om de klassen kleiner te maken, al schreef de VVD dat wel in het verkiezingsprogramma. Geen voorstellen om leraren meer tijd te geven om hun werk goed te doen. Geen voorstellen om de macht van het management in het voortgezet en het beroepsonderwijs in te perken. Geen voorstellen om de leraar te bevrijden van de verstikkende controledrift.

Het meest ambitieuze dat deze regering voor leraren wil doen, is het invoeren van een prestatieloon. Dat is dom. Een prestatieloon wordt betaald door andere leraren in de school wier salaris dit jaar is bevroren. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij denkt dit te gaan uitvoeren. Op welke gronden krijgen mensen dan meer geld? Of laat hij dit over aan de schoolleiding? De kans op willekeur is groot. Ik ben heel benieuwd.

De vooruitzichten van het Nederlandse onderwijs zijn niet rooskleurig. Wij dalen op de internationale lijstjes. Veel leerlingen verlaten de school zonder diploma en duizenden leerlingen krijgen les op een school waarvan de inspectie zegt dat de kwaliteit onder de maat is.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Smits zegt dat het best lastig is om, als je een prestatiebeloning wil, te definiëren voor welke prestatie een leraar beloond kan worden. Ik heb daar wel een paar vragen over, ook al ben ik wel voor het principe. D66 en de SP zouden het toch in ieder geval eens kunnen worden over het feit dat het meetbaar en kwantificeerbaar is als je bijvoorbeeld met een tweedegraads opleiding extra cursussen volgt, bijvoorbeeld om bepaalde zorgleerlingen extra te begeleiden of iets specifieks in de school beter te kunnen doen? Dan kun je toch zeggen: daar krijg je een hogere beloning voor?

Mevrouw Smits (SP):

Wij hebben ons ook nooit uitgesproken tegen extra opleiding en het feit dat je daarvoor dan een beetje meer salaris zou kunnen krijgen, al is het alleen maar omdat je graag ook mensen die de universiteit hebben gedaan, in het onderwijs wilt houden.

De heer Van der Ham (D66):

Dus de SP is niet principieel tegen dat soort prestatiebeloning.

Daarnaast heeft de vertegenwoordiger van de VVD-fractie al gezegd en ik zal dat in mijn bijdrage ook doen, dat het van groot belang is dat wij professioneler omgaan met docenten, dat wil zeggen dat wij vaker een gesprek voeren met docenten over hun functioneren. Als wij dat doen en ervoor zorgen dat wij beter bijhouden hoe iemand presteert in de klas, ook in de zin van onderwijsopbrengsten en nog los van die cursussen, dan heb je toch een houvast op basis waarvan je kunt zeggen: deze mijnheer of deze mevrouw doet het zo goed, hij of zij krijgt iets extra's?

Mevrouw Smits (SP):

Meet die onderwijsopbrengsten dan maar. Wat is een goede leraar? Die vraag blijft natuurlijk staan. Is een leraar die al zijn kinderen het snelst naar een voldoende weet te werken de beste leraar, of is dat de leraar die de leukste schoolreisjes organiseert? Dat zijn misschien ook onderwijsopbrengsten. Ik vind het ook een beetje een zwaktebod. Elke leraar moet goed zijn; als hij niet goed is, hoort hij niet voor de klas te staan. Punt.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is waar, maar in de hele samenleving staat er iets tegenover als je iets bijzonders presteert en net iets beter je best doet dan een ander. Het gaat niet over de salarissen in het bedrijfsleven, waar u zich boos over maakt en ik mij soms ook wel; het gaat dus niet over honderden of duizenden euro's. Het gaat wel om erkenning, ook financieel, voor het feit dat je iets meer doet dan een ander. Daar is op zichzelf toch niets mis mee?

Mevrouw Smits (SP):

Ja, ik vind daar wel iets mis mee. Ik vind dat je van leraren eigenlijk niet kunt zeggen wie meer zijn best doet. Je kunt zeggen dat iemand slecht onderwijs geeft. Dat is al moeilijk; dan moet een schoolleiding een goed dossier bijhouden en er goed over hebben nagedacht. Maar ik vind dat leraren gewoon goed moeten zijn en als ze niet goed zijn, moeten ze niet minder salaris krijgen of zo; dat vind ik een ontzettend zwaktebod. Ik zeg dus: elke leraar een goed salaris. We hebben in vele sectoren gezien waartoe extra loon voor extra prestatie kan leiden. In het onderwijs zien we dat leraren liever wat meer ruimte willen om onderwijs te geven; dat vinden zij een veel grotere beloning dan € 35 elke maand op hun loonstrookje erbij.

De heer Elias (VVD):

Volgens mij maakte u een zin niet af. U had het over dossiers bijhouden en leraren die gewoon goed moeten zijn, maar wat moet er gebeuren als ze niet goed zijn?

Mevrouw Smits (SP):

Dan moet je kijken of je ze beter kunt maken, met scholing en hulp; sommige, vooral jonge leraren krijgen bijvoorbeeld weinig begeleiding op school. Maar als uiteindelijk iemand slecht blijkt te zijn voor het onderwijs, hoort hij niet voor de klas.

De heer Elias (VVD):

En wat gebeurt er dan?

Mevrouw Smits (SP):

Dat lijkt me logisch: dan ontsla je hem, op termijn.

De heer Elias (VVD):

Daar was u net nog zo tegen!

Mevrouw Smits (SP):

Nee, helemaal niet, mijnheer Elias, dat heeft u helemaal verkeerd begrepen. Waar ik tegen was, is de loze en holle retoriek waar u mee kwam, namelijk dat we leraren makkelijker moeten ontslaan. Een schoolleider kan een leraar ontslaan als gewoon onderdeel van personeelsbeleid. Als dossiers netjes worden bijgehouden, als wordt aangegeven waarom iemand niet deugt, kan dat op termijn best.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik ben het eens met mevrouw Smits: hoe meet je de toegevoegde waarde van een leraar? Universiteiten hebben daar volgens mij iets aardigs op gevonden, door gewoon aan studenten te vragen hoe zij docenten beoordelen. Daar komt, voor mijn part op basis van zo'n dertig vragen, een rapportcijfer uit voor een docent. Dat hoeft niet het enige te zijn waar je naar kijkt, maar het geeft wel belangrijke input, die je weer kunt aanvullen met peer reviews van collega's. Dus ook als je niet wiskundig of statistisch gaat meten, kun je nog steeds wel zeggen wie goed is en wie slecht.

Mevrouw Smits (SP):

Ik vind dat altijd een beetje moeilijk. Mijn natuurkundeleraar bijvoorbeeld was een ontzettend onsympathieke man, maar – denk ik achteraf – wel een van de beste leraren bij mij op school. Toen ik in vwo-4 zat, zou ik hem alleen nooit als zodanig beoordeeld hebben. Het is dus heel subjectief.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Toch kan het input zijn. Als het goed is, weet de leidinggevende van de natuurkundeleraar, die vervelende leraar van u, het drommels goed. Input van leerlingen kan hij afzetten tegen zijn eigen oordeel. Beide geven op zich een beoordelingskader waar je wat mee kunt.

Mevrouw Smits (SP):

Ja, en dan kun je zeggen dat het een goede docent was, maar wat mij betreft hoeft die man niet meer salaris te krijgen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Bent u het dan met mij eens dat prestatiebeloning niet per se over € 35 hoeft te gaan, maar dat een uitbreiding naar allerlei elementen van secundaire arbeidsvoorwaarden wellicht veel kansrijker is?

Mevrouw Smits (SP):

Het is niet dat we inmiddels voor leraren een voor lesgeven ideale situatie hebben gecreëerd, waarin zij alle ruimte hebben om lekker te kunnen functioneren. Leraren werken zich vaak een slag in de rondte, onder slechte omstandigheden. Laten we nu eerst maar eens voor elke leraar de omstandigheden goedmaken, dan kun je ook wat gemakkelijker beoordelen hoe het met het onderwijs gaat en of zo'n leraar goed is of niet. Een prestatieloon zal leraren niet harder laten werken, niet beter laten presteren en het onderwijs wordt er ook niet beter van.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp uit uw woorden dat u principieel gekant bent tegen iedere vorm van prestatiebeloning binnen het onderwijs. Vindt u het beroep van leraar of onderwijs echt zo mythisch en magisch dat het niet meetbaar is?

Mevrouw Smits (SP):

Als u met voorbeelden kunt komen waaruit blijkt dat prestatiebeloning wel werkt, zouden die nieuw voor mij zijn. Uit alle onderzoeken blijkt namelijk dat het helemaal niet werkt. Ik maak van een leraar geen mythische figuur, want ik zei niet voor niets dat een leraar die niet functioneert, niet voor de klas hoort te staan. Bent u niet bang dat wij de schoolleiding en het management een extra middel geven om willekeurig om te gaan met hun docenten als wij ze de ruimte geven om te kiezen wie ze wel of niet goed vinden? Dat is toch zeker niet meetbaar?

De heer Beertema (PVV):

Wat mij betreft is het wel degelijk meetbaar. Het beroep van leraar is een vak, een ambacht, en het is dan ook absoluut meetbaar. Het vereist natuurlijk wel dat scholen heel consciëntieus aan personeelsbeleid doen. Ik heb nog nooit een school gezien die dat doet. Misschien moeten wij dan ook wel concluderen dat het invoeren van prestatiebeloning in ieder geval het management verplicht om dat wel te gaan doen. Het management zal daar door de beroepsgroep zeker toe worden gedwongen. Is dat niet een voordeel?

Mevrouw Smits (SP):

De invoering van het actieplan LeerKracht heeft niet geleid tot beter personeelsmanagement op scholen. Ik zie dan ook niet in waarom dat nu anders zou zijn.

Voorzitter. Het vorige kabinet heeft werk gemaakt van het verbeteren van taal en rekenen en de aanpak van zwakke scholen. Dat is goed, maar het is niet goed genoeg. Onze leraren zijn de belangrijkste sleutel voor het verbeteren van ons onderwijs. De andere sleutel is geld, maar daarvoor hoeven wij niet aan te komen bij het kabinet. Er wordt namelijk per saldo 100 mln. bezuinigd op ons onderwijs. En bezuinigen op onderwijs is dom: het onderwijs heeft de crisis niet veroorzaakt en wij moeten de rekening daar dan ook niet neerleggen.

Er is een plek in ons onderwijs, waar die rekening knetterhard aankomt en dat is bij de kinderen die extra zorg en aandacht nodig hebben op school. Zoë is een meisje van acht dat het naar haar zin heeft op school, een school voor speciaal basisonderwijs. Zoë is licht verstandelijk gehandicapt en ze heeft ADHD. Haar moeder schreef mij het volgende: "Nu gaan ze fors bezuinigen op het rugzakje en is er niet genoeg tijd om haar de aandacht en de begeleiding te geven die zij zo hard nodig heeft om op deze school te blijven. Wij zijn zeer tevreden over deze school en het zou ons pijn doen als ze weer moest verkassen. Dat zou school nummer vier worden. Wie waarborgt de toekomst van onze kinderen? Ieder kind heeft recht op goed onderwijs, maar wij hebben ook recht op een eigen plek op school, op veiligheid, op vertrouwen en op het opbouwen van vriendschap. Dat wordt deze kinderen ook ontnomen." Dat schreef mij de moeder van Zoë.

Zoë en haar klasgenootjes en alle andere kinderen die extra zorg nodig hebben, moeten de komende jaren 300 mln. gaan inleveren. Dat zijn zo'n 5000 leraren en 16.000 plekken in het speciaal onderwijs. Die kinderen houden echter niet ineens op te bestaan. Onder het vorige kabinet is er bovendien al een kaalslag ingezet. Onder de noemer van het zogenaamde passend onderwijs werd al aangestuurd op een stevige bezuiniging op het speciaal onderwijs, op de scholen van kinderen met een handicap. Meer kinderen die die aandacht nodig hebben, moesten van de vorige regering naar gewone scholen, zonder dat daar extra geld voor kwam. Op de website www.passendonderwijspastniet.nl hebben inmiddels meer dan vierduizend mensen hun handtekening gezet tegen dat onzalige plan.

Ik wil de minister vragen, Zoë uit te leggen dat het helemaal niet zeker is dat er de komende jaren voor haar een goede plek is op school. Ik kan dat niet. Voor kinderen als Zoë is het heel belangrijk dat de school een veilige, vertrouwde plek is, dat het niet elk jaar gissen is of er nog genoeg geld is, dat er altijd speciaal onderwijs beschikbaar is voor kinderen die dat hard nodig hebben en dat er genoeg hulp en begeleiding is. Volgens de SP is dit de grootste en grofste bezuiniging op het onderwijs in een heel lange periode. Mooie woorden over presteren en ambitie lijken alleen te gelden als je slim bent en gezond. Minister Van Bijsterveldt, zie toch af van deze domme bezuiniging!

Op gewone basisscholen zijn de klassen het afgelopen jaar groter geworden. Dat is een rechtstreeks gevolg van de bezuinigingen die door het vorige kabinet zijn doorgevoerd. Wij hebben onderzoek gedaan onder 150 basisschooldirecteuren. Het rapport ligt hier voor mij. Daaruit blijkt dat de bezuinigingen die bedoeld waren voor het bestuur en het management van scholen, rechtstreeks zijn doorgesluisd naar de klassen. Graag overhandig ik de minister dit onderzoek en even graag hoor ik haar reactie op de ervaringen die erin staan. Nog liever hoor ik dat ze de bezuinigingen ongedaan gaat maken. En als ze daar een steuntje in de rug bij nodig heeft, wil ik daar best een voorstel voor indienen.

Een ander onderdeel van het onderwijs waar de bezuinigingen hard aan zullen komen, is het beroepsonderwijs. In het regeerakkoord staat dat daarop in de komende jaren 170 mln. bezuinigd moet worden. Het geld wordt weggehaald bij de mensen die ouder dan 30 jaar zijn en nog een beroepsopleiding willen doen. Dit is de zoveelste bezuiniging op rij voor mensen die op latere leeftijd een diploma willen halen. Op de inburgering wordt enorm bezuinigd, het tweedekansonderwijs heeft vorig jaar al een flinke klap gekregen en krijgt er dit jaar nog een, en nu ook nog deze maatregel. Stop hiermee, minister. Ook mensen die later in hun leven iets willen leren, moeten daarvoor de mogelijkheid krijgen. Als de minister hiermee doorgaat, dan verzoek ik haar met klem om nooit meer te zeggen dat zij staat voor een leven lang leren.

Ik stel u ten slotte voor aan Ibrahim. Afgelopen februari stond hij op het Plein voor de Tweede Kamer, samen met tientallen andere leerlingen uit het middelbaar beroepsonderwijs. Zij voerden actie voor meer les, of eigenlijk: voor les. Ook op zijn school was het lesarm onderwijs ingevoerd waarbij men zelf maar moet uitzoeken wanneer men wat doet en of daarbij een leraar aanwezig is. Ook op zijn school was daarop niemand aan te spreken. De docenten zagen het niet zitten en het management gaf niet thuis. Ibrahim stond hier heel terecht. Op veel scholen voor beroepsonderwijs is het een bende; niet omdat de docenten geen les willen geven, niet omdat de leerlingen geen les willen krijgen, maar omdat fusies hebben geleid tot megascholen waarin docenten hun leerlingen uit het oog zijn verloren. Het is een bende omdat een veel te groot deel van het geld blijft hangen bij de bestuurders die liever een mooi kantoor hebben of een flitsende auto dan goede klaslokalen en een extra docent. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs zitten bestuurders die meer verdienen dan deze minister, sterker nog, dan de minister-president. Gisteren heeft collega Van Dijk een voorstel aangenomen weten te krijgen voor een maximumsalaris in het onderwijs. Wanneer komt de wet?

Het was dus niet zo gek dat de bestuurders stonden te springen van enthousiasme toen deze minister, destijds staatssecretaris, competentiegericht onderwijs wilde invoeren. Goedbedoelende mensen achter bureaus in een ministerie zagen dat als kans om het onderwijs te verbeteren, maar zij zagen het als kans om minder onderwijs voor minder geld te geven. Minder les, minder docenten met een diploma. Leerlingen en docenten zien het niet zitten. Gaat deze minister de geschiedenis in als de eerste minister na Dijsselbloem die twee onderwijshervormingen oplegde zonder draagvlak, namelijk het competentiegericht onderwijs en het zogenaamde "passend onderwijs"? Dat lijkt mij geen opbeurend vooruitzicht, zelfs niet voor een minister die met zulke mooie woorden kan spreken.

De heer Biskop (CDA):

Het is fijn om te horen dat de SP-fractie consistent blijft in de beeldvorming die zij over het beroepsonderwijs hangt. Dit verhaal horen wij namelijk al jaren. U hebt gisteren waarschijnlijk de JOB-monitor gemist waarin studenten aangeven dat er veel vooruitgang is geboekt in het onderwijs.

Mevrouw Smits (SP):

Nee, die heb ik gezien.

De heer Biskop (CDA):

U hebt er geen behoefte aan om daaraan aandacht te besteden of die te betrekken bij uw zicht op het beroepsonderwijs?

Mevrouw Smits (SP):

Jawel, natuurlijk. Als leerlingen iets zeggen, dan luister ik daar altijd naar. Gemiddeld geven zij een zesje aan hun onderwijs. Dat is gemiddeld, dus er zijn heel veel leerlingen die nog slecht onderwijs krijgen.

Voorzitter. Nog steeds verplichten sommige scholen ouders om de vrijwillige borg voor de gratis schoolboeken te betalen. Gaat de minister hieraan een einde maken door de scholen hardere sancties op te leggen als zij dat doen?

Dit ministerie gaat ruimschoots heen over de afspraak dat maximaal 10% van de personeelskosten mag gaan naar extern ingehuurde mensen. Dat zijn heel dure mensen; ik wilde zeggen "ambtenaren", maar dat zijn het niet. Wat doet de minister om tot die 10% te komen?

Ibrahim stond hier buiten; hij wil les. Zoë wil dat ook. Haar moeder hoopt dat zij gewoon op school kan blijven. Voor beiden geldt dat een goede school de rest van hun leven makkelijker en leuker maakt. De essentie van onderwijs is dat wat er tussen leraar en leerling gebeurt in het klaslokaal. Al het andere is daaraan ondergeschikt. Een goede leraar kan Ibrahim zo bijbrengen hoe leuk het is om dingen te weten. Daarom werkt Peter zich in het zweet en baalt hij ervan als hij wordt weggezet als klagende zeur. Wij moeten alles op alles zetten om deze mensen hun werk zo goed mogelijk te laten doen. Ik ben bang dat dat met dit kabinet niet lukt.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt iets gezegd over de gratis schoolboeken en over die borg. Wij zijn het erover eens dat als de schoolboeken gratis verstrekt worden, er niet dat soort dingen moet worden uitgehaald. De SP is voorstander van gratis schoolboeken. Ook mevrouw Smits ziet echter dat er financiële problemen zijn voor de staatskas en dat wij keuzen moeten maken. De SP-fractie heeft net zoals mijn fractie een groot probleem met het bezuinigen op zorgleerlingen en op 30-plussers in het mbo. Nu wij toch financiële keuzen moeten maken, vindt mevrouw Smits het dan het overwegen waard om de gratis schoolboeken te schrappen maar daarbij vooral ruimte te laten aan scholen om ouders te helpen die de schoolboeken niet kunnen betalen? Het aldus vrijgemaakte geld kan dan worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld de zorgleerlingen en de 30-plussers in het mbo.

Mevrouw Smits (SP):

Ja, ik vind dat absoluut een overdenking waard, net zoals wij alle voorstellen het overwegen waard vinden die de bezuinigingen van 300 mln. op de zorgleerlingen ongedaan kunnen maken. Ik vind het wel een beetje een zwaktebod. Eigenlijk vullen wij dan het ene onderwijsgat met het andere omdat dit kabinet te krenterig is geweest om er fatsoenlijk geld voor uit te trekken. Wij kunnen dus gaan schuiven; dat kan. Als het voorstel van de heer Van der Ham langskomt, zal ik er serieus naar kijken. Ik blijf het echter een zwaktebod vinden.

De heer Van der Ham (D66):

Dat begrijp ik vanuit het perspectief van mevrouw Smits. Ik ben in ieder geval blij dat de SP-fractie, die voor de gratis schoolboeken is, wil overwegen om daar dan maar naar te kijken in plaats van te bezuinigen op andere zaken die ons beider fracties veel meer aan het hart gaan.

Mevrouw Smits (SP):

Wij zijn een verstandige partij, dus wij willen altijd overal over nadenken.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Mag ik het door mij genoemde onderzoek zelf aan de minister overhandigen?

De voorzitter:

Nee, dat doen wij voor u.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Onderwijs is de basis voor de toekomst. Voor de CDA-fractie geldt daarbij: die basis op orde in het onderwijs en de lat omhoog. De vorige regering heeft belangrijke stappen gezet. Het aantal zwakke scholen is teruggebracht tot ongeveer 1% van het totaal, het aantal vroegtijdig schoolverlaters is drastisch teruggedrongen, er zijn investeringen geweest in de leraren en er is extra geld gekomen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Dit nieuwe kabinet bouwt voort op het beleid van het vorige kabinet dat een stevig fundament heeft gelegd. Voor de CDA-fractie staat in het onderwijs het kind centraal. Daarmee behoeven alle mensen om dat centrale kind heen een duidelijke positie te hebben, om te beginnen de ouders en de docenten. Hun positie in het onderwijs is wat ons betreft van onweerlegbaar belang.

Voor de CDA-fractie is de vrijblijvendheid in het onderwijs dan ook voorbij. Docenten en bestuurders hebben de plicht om zo goed mogelijk onderwijs te geven en om daaraan prioriteit te geven. Daarbij passen geen slecht presterende docenten en geen bestuurderssalarissen boven de balkenendenorm. Deze misstanden moeten worden aangepakt en dat gebeurt ook. Wij zijn tevreden dat het nieuwe kabinet de middelen voor leerkrachten ongemoeid laat en daarnaast een prestatiebeloning wil introduceren. Dat zet de leraar in zijn terechte kracht.

Iedereen in Nederland krijgt de kans om kosteloos funderend onderwijs te volgen op passend niveau, maar het is de verantwoordelijkheid van de leerling en de ouder om die kans te grijpen. Betrokkenheid van ouders is daarom van groot belang. Het oudercontract – misschien kunnen wij het beter een samenwerkingsovereenkomst noemen – is een effectief middel gebleken waarmee duidelijk wordt gemaakt dat kinderen op tijd op school moeten zijn, dat ouders bij schoolgesprekken worden verwacht en dat meer in het algemeen de betrokkenheid van de ouders van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van het kind. Wederzijdse verwachtingen en verplichtingen worden door deze overeenkomsten duidelijk gemaakt. Met minder middelen moet meer worden gedaan. Dat betekent efficiënter werken, doelgericht investeren en wat de CDA-fractie betreft evenzeer weten wat er met het geld gebeurt. De vraag dient steeds te zijn: realiseren wij met deze uitgaven ons doel van nog beter onderwijs?

Voor het CDA telt elk talent. Voor de toekomst van ons land kunnen wij geen talent onbenut laten. Wij hebben vaklieden en hoogopgeleiden hard nodig. Elk talent betekent: goed presteren en excellentie bevorderen, maar ook oog hebben voor het talent van zwakkeren in het onderwijs. Jarenlang is gedacht dat hoogbegaafden zichzelf wel zouden redden, door hun wat extra werk te geven. Vandaag de dag weten wij dat zeker ook hoogopgeleiden gespecialiseerde begeleiding nodig hebben. Op dit moment voltooit minder dan 20% van de hoogbegaafden een universitaire opleiding. In het regeerakkoord is 30 mln. vrijgemaakt voor het aanbieden van passend onderwijs voor hoogbegaafden. Wij horen graag welke invulling de regering hieraan denkt te geven en welke visie daaraan ten grondslag ligt. Wat de CDA-fractie betreft moet dat maatwerk zijn. Welke invulling ook wordt gegeven, graag verantwoording van de besteding van de middelen achteraf, waarbij uiteraard de prestaties van de leerlingen moeten worden meegenomen.

De CDA-fractie staat pal voor kinderen die extra hulp nodig hebben om hun talenten te ontwikkelen. Ook voor deze leerlingen moet het onderwijs gericht zijn op participatie in de samenleving en niet op het aan de kant geschoven worden. De aangekondigde bezuinigingen zijn fors, zeker. 300 mln. is veel geld. Laten wij niet vergeten, dat wij het hebben over een maatschappelijk probleem, dat zich niet met geld alleen laat oplossen. Het lijkt wel alsof ieder kind geïndiceerd en gelabeld moet worden. Sinds de invoering van rugzakjes in het passend onderwijs in 2003 is er een enorme toename van gelden en van zorgleerlingen, zonder dat daar een duidelijke verklaring voor is.

De heer Van der Ham (D66):

Een groot maatschappelijk probleem: dat is nogal een definitie. Wij hebben het over kinderen die ook enorm veel kansen hebben als zij het juiste onderwijs krijgen. Zij kunnen misschien juist wel een plek op de arbeidsmarkt krijgen, als zij maar dat passende onderwijs ontvangen. Om die groep nu als één groot probleem te zien ... wij moeten dit als een uitdaging zien, om het maar even politiek correct te zeggen. Maar volgens mij is het dat voor de CDA-fractie ook, althans dat mag ik hopen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat is het absoluut. Ik begon ook met te zeggen: ieder talent telt. Onderwijs moet gericht zijn op participatie in de samenleving en niet, zoals wij nu zien, op verdwijnen in de Wajong en op aan de kant geschoven worden.

De heer Van der Ham (D66):

Exact. Wij zien een stijging die wij niet op alle punten kunnen verklaren, en waarvan wij snel zullen zeggen: er zal soms ook wel iets in zitten wat niet klopt. Dat zeggen wij als oppositiepartij. Is het dan niet de meest botte weg om te zeggen: dat analyseren wij dan – niet eens helemaal gebaseerd op echt harde feiten – en over twee jaar zetten wij direct de botte bijl erin met een bezuiniging van 300 mln.? Constructief als ik ben, heb ik een voorstel ingediend. Laten wij nu volgend jaar extra benutten om goed te indiceren en laten wij daar ook geld voor uittrekken. Vervolgens kunnen wij bezien wat wij dan aan besparingen kunnen realiseren. Bent u van plan om dat voorstel positief te benaderen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik vind dat de heer Van der Ham heel snel mijn woorden duidt. Ik ben nog bezig, uiteen te zetten hoe de CDA-fractie tegen deze situatie aankijkt. Inderdaad hebben wij in dit geval te maken met het maatschappelijk probleem van het alles willen problematiseren. Daar kom ik straks op terug. Misschien vindt u het goed dat ik mijn verhaal afmaak, mevrouw de voorzitter. Daaruit zal de heer Van der Ham kunnen opmaken wat mijn vraag aan de regering en mijn idee hierover is.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil daar zeker naar luisteren, maar ik heb toch deze vraag aan mevrouw Ferrier, los van wat zij gaat zeggen. In de plannen van de regering staat gewoon: volgend jaar 50 mln. bezuinigen en daarna, huppekee, 300 mln. Dat zijn de feiten. Ik kan mij niet voorstellen dat een geachte afgevaardigde als mevrouw Ferrier dat een logische en zorgvuldige "trap van beleid" vindt voor dit soort kwetsbare leerlingen. Daarop wil ik graag haar reactie.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik blijf bij mijn uitspraak. Laat de heer Van der Ham nu even rustig afwachten wat ik hierover heb te zeggen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Bij het inwerken in dit dossier ben ik teruggegaan in de tijd. Ik heb gelezen wat er in eerdere debatten over passend onderwijs is gezegd. Ik kwam toen een interessant citaat van u tegen. "Bij ieder debat stel ik mij de vraag: Wat hebben Edward, een jongen die ik een paar jaar geleden ontmoet heb, en zijn ouders nu aan deze voorstellen? Betekent het dat hij met zijn specifieke zorgvraag inderdaad snel op een plek in het onderwijs komt waar hij zijn talenten kan ontwikkelen?" Wat is vandaag het antwoord op die vraag, met 300 mln. bezuinigingen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik zeg tegen de heer Klaver hetzelfde: als hij even wacht op wat ik hierover te zeggen heb, zal hij zien dat ik wel degelijk mogelijkheden zie om datgene te bewerkstelligen wat wij volgens mij Kamerbreed willen: ervoor zorgen dat ieder kind op die plek kan komen waar zij of hij haar of zijn talenten het best kan benutten, en dat zo snel mogelijk. Ik focus daarbij – maar dat zullen mijn geachte collega's merken als zij even willen luisteren naar wat ik hierover te melden heb – niet alleen op wat wij in het regeerakkoord hebben afgesproken. Ik realiseer mij ook terdege dat wij vandaag de dag 1250 mln. hiervoor ter beschikking hebben.

De heer Klaver (GroenLinks):

Uiteraard wacht ik het antwoord van mevrouw Ferrier daarop af. Ik vraag haar om er dan ook echt op in te gaan wat het antwoord is voor Edward.

Mevrouw Ferrier (CDA):

De heer Klaver krijgt zijn antwoord.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ga ook rustig wachten op de voorstellen. Het gaat mij even om de probleemanalyse. Mevrouw Ferrier gaf aan dat het niet duidelijk is waar de grote stijging uit voortkomt. Is zij het met mij eens dat dat voor een belangrijk deel ook te maken heeft met betere indicaties op basis van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht, in combinatie met toenemende complexiteit in de samenleving?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ja, ook hier wordt weer vooruitgelopen op mijn inbreng. Dat heeft daar zeker meer te maken. Hier valt veel winst te behalen. Dat ga ik straks zeggen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Er is een maatschappelijk probleem, want het lijkt wel of ieder kind moet worden geïndiceerd en gelabeld. Zorgwekkend is dat Nederland hiermee internationaal steeds meer uit de pas gaat lopen. OESO-onderzoek laat glashelder zien dat in Nederland het percentage zorgleerlingen 10 is, terwijl dat in de ons omringende landen beduidend lager is. Daar komt men niet verder dan 2,1% tot hooguit 5,2%. Van al deze miljoenen, die de afgelopen jaren zijn besteed aan passend onderwijs, kan bovendien niet worden aangegeven hoe deze zijn besteed en met welk effect, zo bleek vorig jaar uit het onderzoek van de ECPO. Daar had ook mijn opmerking in het debat met toenmalig staatssecretaris Dijksma mee te maken. Wij doen van alles, wij verzinnen van alles, maar kan de regering mij nu aangeven of dit geld zodanig besteed is dat ieder kind zo snel mogelijk op een plek terecht kan komen? Daar zit nog steeds een grote uitdaging.

Zo kunnen wij niet langer doorgaan. Ik ben er daarom van overtuigd dat de oplossing voor werkelijk passend onderwijs, dus gericht op het ontwikkelen van de talenten van ieder kind, niet in de eerste plaats een kwestie van geld is. Het is veeleer aan kwestie van zaken anders regelen, leemlagen uit het systeem verwijderen. Ik denk dan aan het onnodige indiceren en herindiceren. In onze samenleving – daaraan refereerde ik met het woord "maatschappelijk probleem" – neigen wij er steeds meer toe om alles te problematiseren. Prof. Hermans waarschuwde er ook al voor. Wij moeten terug naar waar het om gaat: het antwoord op de vraag hoe wij – school, leerkrachten, ouders en kind – ervoor zorgen dat het kind dat extra aandacht nodig heeft, zo snel mogelijk op de juiste plek komt. Wij waren goed op weg met het vorige kabinet. Er zijn samenwerkingsverbanden opgezet. Er werd gewerkt aan de zorgplicht en aan referentiekaders. Die weg moeten wij verder gaan. Kan de regering bevestigen dat dit ook haar inzet is? Daarbij wil mijn fractie inzage in de consequenties voor de uitvoering. Wellicht zijn er verschillende scenario's denkbaar. Voor de CDA-fractie geldt in ieder geval dat de korting moet worden gevonden in de leemlagen, de bureaucratie. Die moet niet ten koste gaan van de begeleiding in de klas. Mijn fractie zou een dergelijk overzicht of inzicht bijvoorbeeld in het voorjaar bij de Voorjaarsnota willen ontvangen. Kan de regering dat toezeggen?

Mevrouw Smits (SP):

Mooie woorden van mevrouw Ferrier. Ik ken deze afgevaardigde ook als iemand die wij in de debatten die wij over dit onderwerp hebben gevoerd, altijd met hart voor de zaak sprak. Hoe kan het dan dat ook zij haar handtekening heeft gezet onder een bezuiniging waarvan zij geen idee heeft of die wel echt kan worden opgevangen in die leemlagen, zoals zij het noemt?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Er zijn drie punten waarom ik denk dat we daarmee een behoorlijk eind kunnen komen en ik vol overtuiging mijn handtekening hieronder heb gezet. Over het eerste punt sprak ik al, namelijk de leemlaag. Daar moet uit gesneden worden en daar valt enorm veel winst te behalen. Verder hebben wij werkbezoeken afgelegd. Ik had vaak het genoegen om daarbij met mijn collega van de SP-fractie op te trekken. Ik heb tijdens die werkbezoeken gezien wat een enorme creativiteit, deskundigheid en bevlogenheid met name bij de docenten aanwezig is. Dit is mijn tweede en eigenlijk belangrijkste punt dat mij vertrouwen geeft. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat als je ruimte geeft aan scholen, er ontzettend veel mogelijk is. In de afgelopen jaren waarin ik me met dit dossier heb beziggehouden, heeft het mij gestoord dat uitstekende ideeën uit het veld, die werden gedragen door docenten, door ouders en door kinderen zelf, iedere keer afketsten op een muur van bureaucratie en op het gegeven dat "dingen niet kunnen". Leemlagen wegsnijden helpt, maar zeker zal het helpen als we ruimte geven aan de creativiteit en aan de scholen.

Mijn derde punt is dat hier wordt gedaan alsof al het geld wordt weggehaald bij passend onderwijs. Wij hebben een veel hoger budget beschikbaar dan het budget dat beschikbaar was toen we hiermee begonnen in 2003. Er is 1,2 mld. beschikbaar. Dat geld moet effectief en goed worden ingezet. Over die effectieve inzet heb ik voorstellen gevraagd. Hoe gaat de bezuiniging neerslaan? Ik wil daarvan een overzicht. Er is nog 1,2 mld. beschikbaar. Mevrouw Smits moet niet doen alsof er geen geld meer is. Dat geld kan goed worden ingezet.

De voorzitter:

Mevrouw Ferrier, zou u iets beknopter willen antwoorden? Uw bevlogenheid is merkbaar.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Die is te groot, hè.

De voorzitter:

Dat hoort u mij niet zeggen, maar als het qua tijd wat korter kan, is dat mooi meegenomen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik ga mijn best doen, voorzitter.

Mevrouw Smits (SP):

Wij keren ons allemaal tegen bureaucratie. Dat neemt niet weg dat die pas in 2003 is ingevoerd, met de invoering van de rugzakjes. Mevrouw Ferrier is daarvan altijd een groot voorstander geweest. Maar goed, we zijn allemaal een voorstander van voortschrijdend inzicht. Als nu blijkt dat de 300 mln. niet alleen uit de leemlagen te halen is, is mevrouw Ferrier dan bereid om te zeggen: dan moeten we het niet doen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Nee, want ik heb al gezegd dat ik mij niet alleen op de leemlaag richt. Volgens mij is er enorm veel winst te behalen met het ruimte geven aan scholen. Ik ben daarvan echt overtuigd. Ik heb de docenten gehoord. Ik heb een enorm grote bewondering en waardering voor hun betrokkenheid en creativiteit. Laat die mensen hun plannen nu eens uitvoeren. Door de bezoeken die we hebben afgelegd, weten we dat het lang niet altijd om geld gaat. Ik denk dat we met 1,2 mld. heel goed een heel eind kunnen komen.

Mevrouw Smits (SP):

Dus mevrouw Ferrier vindt dat we met ambitie, creativiteit en meer van dat soort loze woorden alles kunnen opvangen wat door het kabinet wordt wegbezuinigd. Oké, mevrouw Ferrier, dank u wel.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik vind dat mevrouw Smits de enorme creativiteit en betrokkenheid van met name de docenten die zich inzetten voor zorgleerlingen, tenietdoet en onrecht aandoet door dit "loze woorden" te noemen.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Ferrier zei dat je heel veel kunt weghalen bij de leemlaag. Hoeveel?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Laten we alleen maar eens kijken naar de indicaties. Dat is een van de dingen die ik duid met het maatschappelijk probleem. We kunnen ook kijken naar de verschillende schotten, om te beginnen de schotten tussen de departementen. De heer Van der Ham weet net zo goed als ik hoeveel tijd en geld alle verschillende indicaties kosten, vanuit OCW en vanuit VWS. Als de indicaties er eenmaal zijn, dan spreken ze elkaar tegen. Dat kost allemaal tijd, geld en inzet van ambtenaren. Weg daarmee! Ook valt winst te behalen in al die structuren om het kind heen. Ik noem de Centra voor Jeugd en Gezin, de jeugdzorg, de ambulante begeleiding en de schoolbegeleidingsdiensten. Laten we eens gaan kijken naar wat het doel is. Dat is ook de frase die de heer Klaver aanhaalde. Waar heeft het kind werkelijk iets aan? Kijk, de heer Van der Ham moet mij ...

De heer Van der Ham (D66):

Ik kap dit even af, voorzitter. Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Ferrier nu allemaal zegt. Als het goedkoper kan, moeten we dat vooral doen. Wij behandelen nu echter de begroting van Onderwijs. Ik vroeg mevrouw Ferrier over hoeveel geld zij het heeft. Het CDA is een regeringspartij die van te voren natuurlijk heel goed heeft bekeken of het allemaal kan. Een en ander is ongetwijfeld ook gebaseerd op onderzoek, maar hoeveel geld kunnen wij uit die leemlaag weghalen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik laat met niet vastpinnen op dubbeltjes en euro's, maar ik weet dat er heel veel in de leemlaag zit en dat er heel veel winst te behalen is met het geven van ruimte aan scholen. Daarom heb ik met veel overtuiging gezegd dat wij ons doel met die 1,2 mld. kunnen bereiken.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Ferrier spreekt heel warm en bevlogen over deze zorgleerlingen, maar ze weigert de simpele vraag te beantwoorden hoeveel geld er daadwerkelijk kan worden weggehaald. Het gaat om de kwetsbaarste leerlingen. Als het CDA wil bezuinigen op de leemlaag, dan gaan wij akkoord. Daar komen wij wel uit, maar daar haal je geen 300 mln. weg. Er zijn misschien meer dubbeltjes weg te halen dan mevrouw Ferrier aangeeft, maar geen 300 mln. Het risico dat kinderen die het echt nodig hebben de dupe worden van de bezuiniging die mevrouw Ferrier verdedigt, is heel groot. Zij komt wat mij betreft niet met zo'n gemakkelijk antwoord weg. Ik hoop dat mevrouw Ferrier serieus wil kijken naar het amendement dat ik daarover heb ingediend. Volgens mij is dat een constructief amendement om de indicering volgend jaar van leerlingen die het echt nodig hebben, serieus op te pakken. Daarna moeten we bezien wat wij kunnen weghalen bij het onderwijs.

Mevrouw Ferrier (CDA):

De heer Van der Ham blijft consequent alleen over de leemlaag spreken, maar ik blijf zeggen dat wij met de ruimte voor scholen enorm veel meer kunnen bereiken met die beschikbare 1,2 mld. Ik heb de regering voorts gevraagd om de Kamer bij de Voorjaarsnota inzicht te geven in de uitwerking van deze maatregel. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit goed mogelijk is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat geeft een "haakje", want ik heb eenzelfde soort motie al rondgedeeld. Daarin staat dat het de bedoeling is om, voordat de bezuiniging in 2012 ingaat, te kijken naar de precieze effecten op de schooluitval, de kwaliteit van het onderwijs en de zorg voor kinderen. Als de ChristenUnie met die motie komt, kunnen wij dan gezamenlijk optrekken?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Wij hebben ook een motie gereed, maar die is nog niet rondgedeeld. Laten wij bezien wat wij hiermee kunnen doen. Ik heb ook nadrukkelijk om verschillende scenario's gevraagd. Daarover is al vaker gesproken in het kader van dit dossier. Ik wacht het af.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat geeft een opening. Wij zullen zien waar de medewerkers en de Kamerleden samen op uitkomen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Is mevrouw Ferrier het met mij eens dat de nieuwe bezuiniging op passend onderwijs nog niet in de begroting 2011 is opgenomen? De heer Van der Ham heeft het over de begroting 2011, maar hoe zit dat nu precies? Moeten wij de komende tijd, dat feit kennende, de creativiteit van de sector niet benutten om te bezien hoe de bezuiniging kan worden ingevuld, zonder dat we de probleemleerlingen te kort doen? Als blijkt dat het volle bedrag niet haalbaar is, is het CDA dan bereid, na te denken over alternatieve oplossingen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Mijn antwoord op de eerste twee vragen is: ja. Het antwoord op de derde vraag is: nee. Ik sta namelijk voor die 300 mln. Ik ken de creativiteit van het veld. Ik ben ervan overtuigd dat wij het passend onderwijs met 1,2 mld. in ons land moeten kunnen organiseren.

De heer Van der Ham (D66):

Een kleine correctie. De heer Dijkgraaf stelde dat de bezuiniging niet voor de volgende begroting gepland staat, maar dat is niet helemaal waar. Er staat voor volgend jaar een kleinere bezuiniging op de rol dan in 2012. Dat is die 300 mln., maar dit jaar is er ook al 30 mln. bezuinigd op het passend onderwijs. Bij deze begroting spreken wij dus wel degelijk ook over de komende bezuiniging.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De nieuwe bezuinigingen in het regeerakkoord zitten nog niet in deze begroting. Wat er in de huidige begroting zit, is afkomstig van het vorige kabinet. Dat moeten wij scherp in de gaten houden, want pas dan kunnen wij een eerlijk debat voeren.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik ben het eens met de heer Dijkgraaf. Dat biedt ons ook de mogelijkheid om goed te kijken waar die creativiteit toe kan leiden.

Voorzitter. Wij staan voor grote uitdagingen om krimpgebieden in ons land leefbaar te houden. Scholen spelen hierbij een belangrijke rol. De CDA-fractie verzoekt de minister te kijken naar de bekostigingssystematiek. Die zou krimpproof gemaakt moeten worden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Parkstad Limburg, de situatie in Noordoost-Groningen of de Zeeuwse eilanden. Maar er zijn ook regio's in ons land die een explosieve groei meemaken, zoals Flevoland. De bekostigingssystematiek zou in die regio's juist groeiproof moeten zijn. Erkent de regering dit probleem? Is zij bereid voorstellen te doen voor de bekostiging van scholen die te maken hebben met extreme krimp of extreme groei?

In dunbevolkte gebieden speelt ook het probleem van de licenties een rol. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de Waddeneilanden. Ik heb goed contact met een school in het Drentse Beilen. Daar kan het voorkomen dat een kind een goede Cito-score haalt, havo of vwo zou willen en kunnen doen, maar dat er geen aanbod is van dat onderwijs ter plaatse. Alleen lange, dagelijkse reizen zouden dat mogelijk maken. Dat is voor een twaalfjarige en haar of zijn ouders soms net een brug te ver. Willen wij ieder talent benutten, dan moeten wij op z'n minst beginnen, de oplossingen die daar lokaal of zelfs plaatselijk voor gevonden worden, niet tegen te werken vanuit Den Haag. Als een vmbo-school, onderbouw en havo/vwo wil en kan bieden, en als geen enkele andere school daar last van heeft, dan zou dat moeten kunnen. Graag een reactie van de regering.

De voorzitter:

Dank u.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik heb een minuut winst geboekt.

De voorzitter:

Ik zie het. U dacht zeker dat ik dat niet zou zien? U denkt: ik neem geen risico met die kostbare minuten.

Dan kan ik nu het woord geven aan de heer Biskop.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Onwetendheid is een vloek van God en kennis is de wiek waarop wij ten hemel vliegen, zo merkte William Shakespeare op in het tweede deel van Hendrik IV. Maar die kennis komt niet vanzelf aanvliegen. Er zal een inspanning geleverd moeten worden. Ieder talent behoeft ontwikkeling. Ieder talent telt. Dat geldt voor de wetenschappelijke student maar evengoed voor leerlingen in het vakonderwijs.

Voorzitter: Bosma

De heer Biskop (CDA):

Over het belang van die goede vakmensen wil ik het hebben. Daar wil ik de aandacht voor vragen. De CDA-fractie wil graag aandacht vragen voor het feit dat steeds minder leerlingen kiezen voor een vak waarbij je met je handen moet werken. En wij hebben die vakmensen hard nodig. Terwijl het aantal vmbo-leerlingen de afgelopen vijf jaar 10% is gedaald, daalde het aantal leerlingen techniek op het vmbo met 25%. Ondanks de inzet van vele miljoenen om techniekonderwijs te stimuleren, loopt de belangstelling keihard terug. Wat denkt het kabinet daaraan te doen? Wij hebben ze immers hard nodig.

In het beroepsonderwijs wordt echt goed les gegeven. Overigens was ik waarschijnlijk veel blijer dan mevrouw Smits met die JOB-monitor gisteren, want die liet zien dat de tevredenheid in het beroepsonderwijs aanzienlijk verbeterd is de afgelopen tijd. Al die sombere beelden die geschetst worden van dat onderwijs mogen wel eens in een reëler perspectief worden gezet. Overigens is tevredenheid niet altijd identiek aan kwaliteit.

Wat te denken van bbl'ers die hun opleiding niet kunnen doen omdat er onvoldoende stageplaatsen worden aangeboden? Kan daar geen alternatief voor worden aangeboden? Nogmaals, wij hebben die mensen hard nodig. De afgelopen tijd is er flink geïnvesteerd in de relatie onderwijs-bedrijfsleven. De Stuurgroep Beroepsonderwijs – Bedrijfsleven is daarvan het resultaat. Waar partners hun verantwoordelijkheid nemen, kan de overheid zich beperken tot haar eigenlijke taak, namelijk het vaststellen van de eindtermen en het toezicht. Daarbij past naar de mening van de CDA-fractie ook een herziening van de positie van de kenniscentra. Hoe ziet de minister de relatie tussen de genoemde stuurgroep en de kenniscentra? Passen de voorgenomen plannen van het nieuwe kabinet binnen het wetsvoorstel inzake de bekostiging van het mbo?

Een van de collega's kaartte het al aan: tevredenheid van het bedrijfsleven moet een plaats krijgen in die bekostiging. De CDA-fractie ziet dat graag en is benieuwd naar de uitwerking.

Ook benieuwd is de CDA-fractie naar de uitwerking van de 30-plusregeling. De premier heeft aangegeven, dat nog eens mee te willen nemen en nader te bezien. Ik zal hem, en ook deze bewindslieden, niet voor de voeten willen lopen door daar voorschotjes op te nemen. De fractie wacht dat met belangstelling af. De vraag is wel hoe snel het kabinet denkt dat wij daar iets van kunnen gaan horen. Immers, een stuk van die broodnodige techniekopleidingen zit ook bij die zijinstromers. Ik weet niet of de bewindslieden vanochtend Trouw gelezen hebben. Daarin werd aangekondigd dat wij nu weliswaar heel veel techneuten uit Polen halen, maar dat als zij meer kansen in Duitsland kregen – wat te verwachten is – zij onze kant niet meer op zouden willen komen. Wij zullen het dan weer allemaal zelf moeten doen.

Het stimuleren van het vakmanschap. Na het beëindigen van het Deltaplan Bèta/Techniek is het kabinet voornemens om drie Centres of expertise en zes Centra voor Innovatief Vakmanschap op te richten. De mbo-instellingen en de bedrijven hebben in het kader van het rapport-De Boer laten weten wel 40 van die centra te willen oprichten om het onderwijs te verankeren in de kenniseconomische ontwikkeling van Nederland. Zes van die centra waren bedoeld voor 2010. Hoe zit het met die andere 34? Komt dat allemaal uit diezelfde begrotingspost?

Het CDA is voorstander van het inzetten van leermeesters op school: een betere samenwerking tussen de arbeidsmarkt, de praktijk, het bedrijfsleven en het onderwijs. Maar dat stuit vaak weer op bevoegdheden, zoals een heel goede schilder voor de klas die precies kan vertellen hoe het in de praktijk eraan toe gaat, haar niet de bevoegdheid heeft om les te geven. Hoe gaat dat nou en hoe wordt dat in het land opgelost, zeker nu er op dit moment steeds meer vakcolleges ontstaan? Hoe gaat het met de vakcolleges? Hoe snel gaat die ontwikkeling? Kan het kabinet ook iets zeggen over de ontwikkeling van de zogenaamde werkscholen voor kinderen met een beperking?

De volgende vraag heb ik eerder gesteld aan de minister, in haar vorige functie als staatssecretaris. Als leerlingen niet in staat zijn om op een school algemeen vormende vakken op een bepaald niveau te behalen, kunnen zij dan toch een certificaat halen waarmee hun vakbekwaamheid wordt aangetoond? Als je heel goed kunt straten maken, als je heel goed kunt schilderen of als je heel goed andere dingen kunt, maar je wat minder goed bent in taal en rekenen, dan krijg je niet je vakdiploma, dan krijg je niet je mbo-diploma. Het moet dan toch mogelijk zijn om iets van een certificaat te behalen waarmee een mogelijke werkgever toch kan zien dat het met die vakvaardigheden goed gesteld is.

Ik kom op het onderdeel aansluiting mbo/hbo. Die aansluiting moet beter. De trajecten rondom de associate degrees zijn veelbelovend, maar moeten naar ons idee veel sneller onderdeel worden van de reguliere onderwijsstructuur. Het zit niet alleen bij die associate degrees. Ziet de minister ook mogelijkheden om, net zoals zij tussen vmbo en mbo de VM2-trajecten mogelijk heeft gemaakt, meer geïntegreerde mbo/hbo-opleidingen te doen ontstaan? Bijvoorbeeld doordat stages kunnen overlappen, kan de totale onderwijsduur van vmbo/mbo/hbo aanzienlijk worden ingekort. Dat is een goed alternatief voor de route vmbo/havo/hbo. Wij hebben het vandaag overigens al enige tijd gehad over het eerste deel van die route.

Ik kom op het onderdeel een leven lang leren. De afgelopen bestuursperiode is de vinger op de zere plek gelegd van een leven lang leren. Wat Theo Bovens van de Open Universiteit het "leven lang leuteren" noemde, moet ophouden. Er moet garen op de klos. Dat blijkt geen eenvoudige klus te zijn, want alles hangt met alles samen. Een leven lang leren is een zaak van Onderwijs, natuurlijk, maar ook van SZW, werkgevers, werknemers, O&O-fondsen en allerlei instellingen. Ja, we zien verbeteringen rondom de EVC-trajecten, we zien verbeteringen rondom de EVC-aanbieders, maar wat gebeurt er als we te veel snijden in educatie en met name in vavo, waar de tweedekansers en de laatbloeiers geholpen worden? Uit het land komen dramatische berichten over terugloop van bijna de helft van de middelen bij bijvoorbeeld het vavo. Hoe gaan wij het vavo overeind houden? In de vorige periode heb ik met toenmalig collega Staf Depla een motie ingediend over het behoud van de infrastructuur. Ik was bijna geneigd om diezelfde motie weer op tafel te leggen. Wat de CDA-fractie betreft, zouden we in ieder geval kunnen beginnen om de educatiemiddelen te blijven oormerken na 2013.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt wel meerdere moties ingediend over een leven lang leren, onder anderen samen met mijn fractievoorzitter, en over roc's die moeten worden gestimuleerd tot een opener en flexibeler aanbod, juist voor mensen boven de 30 jaar. Zaken waarop door dit kabinet ongelofelijk veel wordt bezuinigd. Hoe moet ik dat allemaal duiden?

De heer Biskop (CDA):

Ik kan daarop niets anders zeggen dan wat de premier daarover heeft gezegd, namelijk dat hij het ook een punt van aandacht vindt en dat hij een rondje gaat maken langs onderwijsinstellingen en werkgevers om te kijken of er tot een ander voorstel kan worden gekomen. Wij hebben een collega gehad die hierop al een voorschotje genomen heeft. Ik wacht even waar de premier mee komt. U hebt van de CDA-fractie hetzelfde signaal gekregen. Mijn fractievoorzitter Van Haersma Buma heeft in datzelfde debat gezegd dat de CDA-fractie zorgen heeft rondom de 30-plusregeling.

De heer Van der Ham (D66):

U doet net alsof het uit de lucht is komen vallen, een deus ex machina. Zo van: opeens hadden wij niet meer geld voor die 30-plusleerlingen of -studenten. Dat is toch gek, want uw partij heeft meegeschreven aan dat regeerakkoord. Is er nu helemaal geen onderzoek of overleg geweest om na te gaan of dit wel haalbaar en zinnig was in het kader van een leven lang leren, de ambities van het kabinet voor de top vijf et cetera? Geef ons daarin wat meer inzicht, want het overkomt u natuurlijk niet allemaal.

De heer Biskop (CDA):

Nee, stel je voor dat het ons zomaar was overkomen. Het stond in het regeerakkoord. Iedere partij kijkt op zijn eigen manier naar dat regeerakkoord. Dat hebben wij gedaan bij het debat over de regeringsverklaring. Wat ik net gezegd heb, hebt u ook gehoord uit de mond van onze fractievoorzitter. Zo kijken wij ernaar en zo gaan wij dat doen. Wij zijn heel erg blij dat de premier dat ook nu ook gezien heeft en dat hij zegt: ik maak nog even een rondje en ik kom daar op terug.

De heer Van der Ham (D66):

Ik hoorde de heer Elias daar kritisch over, want die wil er ook nog wel naar kijken. Ik heb de PVV nog niet gehoord maar die kijkt er wellicht ook op die manier naar. En u ook. Dus van wie komt het dan dat men eerst wil bezuinigen en men vervolgens zegt: het is niet zo slim om te bezuinigen op deze onderwijsgroep? Niemand wil zich er verantwoordelijk voor maken.

De heer Biskop (CDA):

Er ligt een regeerakkoord en dat gaan we uitvoeren. Dan ga je kijken wat dat regeerakkoord nu allemaal betekent. Daarover hebben wij dat debat over de regeringsverklaring gehad. Rondom dit punt kan ik moeilijk iets anders zeggen dan wat mijn fractievoorzitter al gezegd heeft. Ik meen het als ik hier zeg dat wij gaan kijken of wij het op een andere manier kunnen doen. Wat is namelijk onze zorg? Die is dat het kan terugslaan op mensen in de zorg en in de techniek. Welnu, dan moet je er nog eens heel goed naar kijken hoe je dat dan precies wilt gaan doen. De vraag is gesteld en het antwoord wachten wij met belangstelling af.

De heer Elias (VVD):

Dat lijkt mij prima, met nog wel even de kanttekening dat ik u hier eigenlijk hoorde zeggen dat de premier het wel gaat oplossen omdat die degene was die er toevallig wat over zei; hij was degene die op dat moment aan het woord is. Er is echter wel degelijk een taak voor het ministerie van Onderwijs op dat punt en natuurlijk ook een beetje voor de werkgevers. Zoals ik in mijn betoog aangaf, moeten volwassenen natuurlijk in zichzelf willen investeren, ook wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs. Zeker, er zijn problemen, met name als het gaat om de zorg, in de zin dat mensen daar moeten kunnen worden ingezet, maar het departement van Onderwijs zelf zal hiervoor toch voor een groot deel met een oplossing moeten komen als wij het anders willen dan is vastgesteld? Dat bent u toch met mij eens?

De heer Biskop (CDA):

Ik ben het met u eens dat het hoogstwaarschijnlijk niet de premier zelf zal zijn die hier zal binnenlopen en het antwoord zal gaan geven. Ik neem aan dat de minister van Onderwijs dat voor haar rekening zal nemen. Vooruitlopen op de richting waarin die oplossing gevonden moet worden, wil ik nu niet doen.

Voorzitter. Verzuimaanpak staat sinds de vorige bestuursperiode op scherp. Het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten loopt op schema, maar het fruit hangt steeds hoger; er is steeds meer ingezet op een kleinere groep jongeren. De vraag is dan of de convenantaanpak effectief is, ook voor de meest complexe groepen. Hoe kijkt de minister aan tegen de aanpak van de 16.000 overbelaste jongeren?

Dan nog twee onderwerpjes. Het eerst is dyslexie. Nederland is voor veel andere landen een voorbeeld als het gaat om de aanpak van dyslexie. Er is hier erkenning voor de problematiek en scholen kunnen putten uit veel hulpmiddelen. Dat gebeurt nog niet voluit en ook examens worden nog niet altijd ondersteund met programma's zoals Kurzweil en Sprint. Leerlingen met dyslexie die hulpmiddelen nodig hebben voor het volgen van onderwijs, zijn uitgesloten van een vergoeding op grond van de Regeling onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap. De uitsluiting van dyslexie voor vergoeding van passende hulpmiddelen om onderwijs te kunnen volgen, staat op gespannen voet met de strekking van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Ik heb eerder in een motie gevraagd naar internationale kennisuitwisseling en samenwerking. Welke samenwerking is er bijvoorbeeld met Vlaanderen? Tijdens een conferentie over dyslexie in Leuven enkele weken geleden mocht ik spreken na professor Ghesquière, een Vlaamse autoriteit op het gebied van dyslexie. Hij bevestigde het beeld dat er wel informatie wordt uitgewisseld maar dat iedereen verder zijn eigen plannen trekt. Door samen te werken kan met hetzelfde geld meer worden bereikt.

Tot slot nog een opmerking over ICT. Na het rapport van de Onderwijsraad over nieuwe leermiddelen en de start van Wikiwijs lijkt het wat stil te worden. Het integreren van ICT in het onderwijs gebeurt slechts mondjesmaat. Jonge docenten nemen vaak gewoonten en werkwijzen van collega's over en het gebruik van ICT ligt dan niet voor de hand. Op welke manier krijgt het rapport van de Onderwijsraad meer handen en voeten, waar liggen knelpunten en hoe pakt de minister die aan?

Wat te denken van alle spam op Wikiwijs en verwijzingen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal zoals wij vorige week konden lezen in een artikel in De Volkskrant? Is dit nu het idee achter Wikiwijs, want als dit het algemene idee is, is het wat de CDA-fractie betreft tijd voor een actie Bevrijdt Wikiwijs.

De voorzitter:

U heeft nog één seconde over, maar ik begrijp dat u klaar bent.

De heer Biskop (CDA):

Die stop ik in de pot.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Biskop sprak over dyslexie en stelde daarover een vraag. Ik vraag nu naar de mening van zijn fractie. Is het CDA van mening dat dyslexie wel degelijk onder de Regeling onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap moet vallen? Ik hoor graag zijn eigen standpunt daarover.

De heer Biskop (CDA):

Ik heb net de vraag gesteld aan de minister en het lijkt mij verstandig dat ik eerst haar antwoord afwacht. Wij kunnen hierover dan in tweede termijn samen discussiëren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Biskop stelt de vraag natuurlijk ...

De heer Biskop (CDA):

Ik stel een vraag omdat ik daartussen een gespannen verhouding zie. Ik vraag aan de minister hoe zij daarnaar kijkt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mag ik daaruit opmaken dat het uw grote zorg heeft en dat het eigenlijk uw wens is om dit onder die onderwijsvoorzieningen te brengen?

De heer Biskop (CDA):

Ik zou in ieder geval graag zien dat wij voor de mensen die lijden aan dyslexie, in ons land geen van-het-kastje-naar-de-muursystematiek hanteren om te komen tot het beschikbaar stellen van hulpmiddelen. Verder heb ik gesignaleerd dat scholen wel toegang hebben tot hulpmiddelen, maar dat die niet aan leerlingen worden verstrekt. Of dat te maken heeft met deze regeling of iets anders, weet ik niet. Ik ben echter van mening dat leerlingen die last hebben van dyslexie, die moeite hebben met het lezen van teksten terwijl er hulpmiddelen beschikbaar zijn, op dat moment daarover op school moeten kunnen beschikken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dit is het negende jaar dat ik een begrotingsbehandeling mag doen en dit is het eerste jaar dat ik er maar eentje mag doen – dat heeft te maken met onstuimige groei van mijn partij – maar wat voor één! Tijdens de verkiezingen overtroffen de politieke partijen elkaar in het ophemelen van het belang van onderwijs. Je zou toch vermoeden dat de eerste begrotingsbehandeling na de verkiezingen een soort feestje voor het onderwijs zou zijn, maar dat is het helaas niet. Veel verbaasde mij in het regeerakkoord, maar het feit dat er per saldo 100 mln. wordt bezuinigd op het onderwijs had ik in mijn meest bizarre nachtmerries niet kunnen voorvoelen.

Deze regering preekt net als de vorige regering de passie over de ambitie om Nederland in de top vijf van sterkste economieën te krijgen. De vraag is natuurlijk hoe zij dat zal doen. Een breed samengestelde coalitie achter de kennisinvesteringsagenda heeft berekend dat Nederland de publieke uitgaven zou moeten verhogen tot 5 mld. en de private investeringen tot 4,5 mld. in 2020 om die top vijf te bereiken. Het kabinet schiet echter erg tekort in de investeringen in het onderwijs. Hoe zit dit nu precies? Hoe gaat het kabinet dit varkentje wassen? Hoe komt de boter bij de vis? Of moeten wij de vos die de passie preekt over de kenniseconomie maar niet geheel vertrouwen met de kuikens? U hoort, ik zit nog een beetje in de landbouwbegroting die ik in de vorige periode ook deed. Zeg het maar, want ik kan werkelijk niet extrapoleren hoe u daar in tien jaar met deze investeringen zult komen. Ik zou heel graag van de regering een soort kennisbegroting krijgen voor de komende jaren, waaruit blijkt hoe de noodzakelijke investeringen in onze kenniseconomie zullen worden gerealiseerd. Daarin rapporteert de regering jaarlijks aan de Kamer wat haar inspanningen en resultaten zijn bij het halen van die top vijf. Zo kunnen we die inspanningen gewoon, per jaar, afrekenbaar maken. Wij zijn natuurlijk een oppositiepartij, maar op dit punt is er een gezamenlijk belang en zal ik eerder naast dan tegenover dit kabinet en deze bewindspersoon gaan staan om op te boksen tegen andere ministeries voor meer geld. Ik hoop dat die houding door de coalitiefracties en hun gedogers zal worden gewaardeerd, omdat het gaat om een belangrijk inhoudelijk belang: het onderwijs in Nederland.

Nog los van de ambities op middellange termijn, moet de regering zich ook in dit debat verantwoorden voor de keuzes die zij op korte termijn wil maken, bijvoorbeeld in het mbo. De mogelijkheden worden beperkt om je na je dertigste via roc's bij te scholen. Wat een ongelooflijke, kortzichtige maatregel; voor 300 mln. aan naïviteit! Als ik hoor dat geen enkele politieke partij, en zelfs de premier niet, echt de verantwoordelijkheid neemt voor die maatregel die nog maar net in het regeerakkoord staat, vraag ik me werkelijk af hoe die tot stand is gekomen. Hoe ziet de minister die bezuinigingen überhaupt in het kader van een leven lang leren? Hoe gaan we die ambities waarmaken? Het is door andere partijen al gezegd: als we 40.000 meer verzorgers moeten opleiden, hoe gaan we dat dan doen zonder gebruikmaking van de 30-plussers? En maken we zijinstroom niet veel te moeilijk? Hoe gaan we die verpleegkundigen en die politieagenten opleiden? Graag een reactie.

Ik heb het bij interruptie al gezegd: er zijn toch werkelijk andere zaken op de begroting waar we beter op kunnen bezuinigen, bijvoorbeeld de gratis schoolboeken. Heb ik nu goed gezien dat dit helemaal geen deel uitmaakt van het regeerakkoord? Ik zie de gratis schoolboeken nergens in het regeerakkoord staan, en de maatschappelijke stages ook al niet. Kijk, als de euro's bij ons op de rug zouden groeien, zouden gratis schoolboeken fantastisch zijn. Maar in die tijden leven we niet en in die tijden zullen we nooit leven, dus we moeten keuzes maken. Ik zou zeggen: maak de keuzes waar ze het minst pijn doen. Ik zou daarvoor juist naar dat element kijken. Ik hoop werkelijk dat de regerings- en de gedoogpartijen daar serieus naar zullen kijken, en ik hoop ook mevrouw Ferrier.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Ik ben het geheel eens met de heer Van der Ham dat in de campagneperiode veel is gesproken over onderwijs; met ronkende verhalen, zeker ook van hem, over het wezen waarop het onderwijs gericht moet zijn: participeren in de samenleving. Ik vind het teleurstellend dat juist D66 hier een verhaal afsteekt alsof onderwijs alleen zou gaan over kunnen rekenen en schrijven. Natuurlijk gaat het daarom, maar juist ook om ervaring opdoen met de werkelijkheid in een land. Voor kinderen die niet uit de grachtengordel komen, is het goed om een keer in een bos te zijn, of een keer in een instelling voor ouderenzorg. Ziet hij de grote waarde daarvan niet? Wat is voor de heer Van der Ham het wezen van onderwijs?

De heer Van der Ham (D66):

Daar kunnen we een mooi filosofisch debat over voeren, maar dat doe ik graag op een ander moment met u. U heeft het waarschijnlijk over de dekking van het amendement dat ik over passend onderwijs heb ingediend: de dekking daarvoor wordt gevonden in het afschaffen van de maatschappelijke stage. Maatschappelijke stage kan nuttig zijn, maar levert voor scholen ook veel bureaucratie en veel organisatielast op. Soms leidt het tot stages waarvan je je werkelijk kunt afvragen of ze nut hebben, zoals stages in een supermarkt. Ik heb daar de regering ook vragen over gesteld. Het is heel nuttig om in een supermarkt te werken hoor, dat heb ik zelf ook ooit gedaan, maar dat hoeft niet via school. Wij zijn een verantwoordelijke partij en wij willen onze euro's daar uitgeven waar ze het effectiefst kunnen worden besteed. Dus als we een keuze moeten maken, schaffen we de maatschappelijke stages af en het geld daarvoor gaat voor een deel naar het passend onderwijs, omdat we dat van groter belang vinden. Dat is keuzes maken. Vind ik dat mensen breder moeten worden opgeleid dan alleen maar taal en rekenen? Ja, natuurlijk, maar daarvoor hebben we heel andere lessen: maatschappijleer, geschiedenis en dat soort vakken.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Concluderend. Ik stel teleurgesteld vast dat D66 inderdaad een beperkte blik heeft, want de heer Van der Ham komt niet verder dan: het kan interessant zijn. Kennelijk heeft hij geen oog voor al die mensen voor wie dit een wezenlijke bijdrage is aan hun ontwikkeling tot participerend, actief burger. De heer Van der Ham zegt: Ach, het levert veel bureaucratie op; laten wij het maar afschaffen. Als wij zo gaan redeneren, dan kunnen wij heel veel gaan afschaffen. Wat is eigenlijk de visie van D66 op de bureaucratie in het onderwijs?

De heer Van der Ham (D66):

Ik doe natuurlijk niets liever dan in een leemlaag snijden. Sommige scholen richten echter maatschappelijke stages in, omdat ze dan minder contacturen hoeven te hebben. En hebben wij daarover ook niet heel veel gediscussieerd? Lessen in taal, rekenen en andere vakken zijn echt heel belangrijk.

Ik hoor mevrouw Ferrier van alles zeggen over het belang van onderwijs en de noodzaak om goede keuzes te maken. Zij steunt echter wel een bezuiniging van 300 mln. op het passend onderwijs, zonder te weten waar dat geld precies vandaan gehaald zou kunnen worden. Als ik haar of de heer Elias vraag hoeveel er precies op de leemlaag binnen het passend onderwijs kan worden bezuinigd, kunnen zij mij dat niet zeggen. Als mevrouw Ferrier met de vinger wijst, dan wijzen er dus drie naar haarzelf!

De heer Elias (VVD):

De heer Van der Ham zegt de vertegenwoordiger te zijn van een partij die verstandig met geld om wil gaan. Hij moet echter ook de oplopende kosten bij het passend onderwijs hebben gezien. Ik zei niet voor niets dat wij zouden moeten ingrijpen, ook als hierover niets in het regeerakkoord stond. De kosten lopen op van 1 mld. in 2005, naar 1200 mln. in 2006, 1350 mln. in 2007, 1500 mln. in 2008 en 1650 mln. in 2009 enzovoort. De heer Van der Ham heeft niet getekend voor het regeerakkoord, maar ook hij moet toch inzien dat deze regeling alleen een gaspedaal kent en geen rem. En daaraan moeten wij iets doen.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Elias wijst terecht op de groei in het passend onderwijs, maar ik kan mij ook voorstellen dat die groei niet alleen op de inhoud en de bedoeling van de regeling is gebaseerd. Ik zei dan ook al eerder in interrupties dat een bezuiniging op het passend onderwijs niet bij voorbaat onbespreekbaar is. Dan moeten wij het echter wel zorgvuldig doen. Ik heb daarom gezegd dat ik zal komen met een amendement waarin ik de bezuiniging van dit jaar, de 30 mln. die door minister Rouvoet is gekort, deels compenseer en tegelijkertijd geld vrijmaak om kinderen zorgvuldig te indiceren. De leerlingen die in het passend onderwijs horen, moeten steun krijgen. Ik ben heel bang dat van het plan van het kabinet vooral kwetsbare leerlingen de dupe zijn. Voordat wij gaan bezuinigen, moeten wij mijns inziens dus goed selecteren. Wij moeten immers van de feiten laten afhangen hoe ver wij kunnen gaan met die bezuinigingen. Dat staat uiteraard los van de bezuinigingen op de leemlagen, want daar ben ik ook voor.

De heer Elias (VVD):

Wij moeten die bureaucratische rimram er zo snel mogelijk uithalen. Als wij nu niet tot deze bezuiniging hadden besloten, was er niets gebeurd en waren de kosten "sky high" gegaan. En dat kan gewoon niet meer!

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben het ermee eens dat er wat moet gebeuren, maar wij moeten wel de feiten kennen, voordat wij iets gaan doen. Hiermee is inderdaad een gigantisch bedrag gemoeid, maar ik kan nog niet bepalen hoe groot de leemlaag is, hoeveel leerlingen er onterecht in zitten en welke leerlingen wel terecht in die stijging zitten. Het erge is dat de heer Elias het ook niet weet, overigens net als mevrouw Ferrier. Beiden konden niet aangeven waaraan ik precies een bedragje of een labeltje moest hangen.

Voorzitter. De doorstroming uit het vmbo naar het mbo en uit het mbo naar het hbo moeten beter. Er is te veel uitval en ik hoor dan ook graag van de minister hoe zij dit probleem de komende jaren gaat aanpakken. Zij is al een heel eind gekomen, maar hoe gaat zij verder?

In dat kader en in het licht van de bezuiniging op het mbo, de 30-plussers, wil ik graag een reactie van de minister op het rapport van de commissie Heroverweging productiviteit onderwijs. Deze commissie stelt dat je forse structurele bezuinigingen kunt realiseren door het aantal beroepsopleidingen te verminderen. In het regeerakkoord wordt daarvoor weliswaar een keuze gemaakt, maar het bedrag van de heroverwegingscommissie wordt niet ingeboekt. Blijkbaar ligt er daar een kans om extra geld bij elkaar te sprokkelen dat kan worden gebruikt voor de 30-plusstudenten in het mbo.

Ik kom op nog een paar andere mbo-punten. Wij zijn net ontvangen door VARA's Ombudsman met twee studenten die op het mbo zitten. Door hun status kunnen zij geen stage lopen en dus hun opleiding niet afronden. Ik denk dat dit in goede aarde kan vallen bij de minister; de vorige bewindspersoon heeft bij brief gezegd dat zij er iets aan gaat doen. Wij hebben echter nog niets gezien. Kunnen wij van de minister snel wat verwachten? Kan de minister in ieder geval tot die tijd de boetes opschorten? Het is heel unfair dat studenten die graag iets willen doen, beboet worden. In elk geval worden de opleidingen beboet.

Sommige leerlingen hebben een verklaring omtrent gedrag nodig, maar krijgen die niet omdat zij in het verleden een fout hebben begaan. Die leerlingen willen hun leven beteren maar worden continu geconfronteerd met dat feit. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik vraag de minister dan ook om te bezien hoe wij omgaan met de leerlingen die hun leven willen beteren en via een stage een opleiding willen afronden.

Ik heb een paar jaar geleden met de heer Ormel bij de Staat van de Unie een motie ingediend over de internationalisering van het mbo. Hoe staat het met de uitvoering van die motie?

Met name in de krimpregio Limburg ontstaan niet alleen in het basisonderwijs en het secundair onderwijs maar ook bij de roc's grote problemen bij de aanvloei van leerlingen. Hoe gaat de staatssecretaris specifiek om met de roc's? Wij hebben begrepen dat er problemen zijn met het fuseren van dat soort roc's. Kan de minister inzicht geven in de problemen en heeft hij wellicht maatwerkoplossingen voor dit soort lokale roc's?

Een aantal onderwijswethouders, waaronder mevrouw Van Engelshoven uit Den Haag, heeft een brief gestuurd met een oproep aan de regering over het praktijkonderwijs. De boodschap is: zorg voor een erkend diploma voor leerlingen in de praktijkscholen. Kan de minister reageren op die oproep? Is zij bereid om hiervoor een beleidsregel te ontwikkelen?

Een ander punt waarop wij ons zorgen maken, is het passend onderwijs. In 2012 is de minister van plan om hierop 50 mln. te bezuinigen. Dit jaar is er al 30 mln. bezuinigd door minister Rouvoet. In 2013 loopt dat op tot een bedrag van 300 mln. Ook op dit punt vraag ik de minister: hoe ziet u dat voor zich? Leerlingen met een handicap en gedragsproblemen kunnen hierdoor in grote moeilijkheden komen. De minister zegt dat er te veel leerlingen gelabeld zijn. Daarmee ben ik het eens. Hoe filtert zij die er echter uit? Hoe garandeert zij een zorgvuldige schifting? De minister stelt dat leraren beter moeten omgaan met dit soort leerlingen. Daarmee ben ik het eens. Hoe zorgen wij er echter voor dat aanvullende eisen worden gesteld en aanvullende opleidingen worden gefinancierd om docenten hiertoe te equiperen? Ik heb op dit punt een amendement ingediend. Met de 56 mln. uit een andere begrotingspost, de maatschappelijke stage, wil ik de eerdere bezuiniging wat afromen en geld vrijmaken voor een goede, kwalitatieve indicatie van leerlingen. Met dat geld kan er wellicht ook voor worden gezorgd dat de bezuinigingen van 2012 en 2013 worden afgeroomd. Het geeft veel meer rust in het onderwijs. Nu al blijkt dat door de bezuiniging van 30 mln. een enorme druk is komen te staan op allerlei scholen die veel meer bezig zijn met alleen de financiën in plaats van kwaliteit te leveren aan dit soort leerlingen. Ik hoop werkelijk dat wij met deze Kamer tot een zorgvuldige stroomlijning van het probleem komen in plaats van met de botte bijl te werken.

Voorzitter, over zorgleerlingen gesproken. Tot nu toe maakte het rugzakje dat ouders zich welkom voelden op een school. Zij brachten immers geld mee. Zij hadden ook instemmingsrecht op het handelingsplan waarbij de onderwijszorg voor hun kind werd vastgelegd. Zowel het handelingsplan als het rugzakje dreigt echter te verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een ontwikkelingsperspectief. Wij zien graag dat ouders binnen dat model ook instemmingsrecht krijgen. Ik hoor graag een reactie op dat voorstel.

Mevrouw Smits (SP):

Ik stel graag een verduidelijkende vraag aan de heer Van der Ham. Voor mij ligt een amendement dat door hem is ingediend. Dat is mooi: het geld van de maatschappelijke stage naar passend onderwijs. Het gaat over 54 mln. Is dat een begin? Kunnen wij bijvoorbeeld volgend jaar een ander voorstel tegemoet zien of vindt de heer Van der Ham dat met 54 mln. het gat nog maar 250 mln. bedraagt?

De heer Van der Ham (D66):

De fractie van de SP en die van D66 hebben met twee punten moeite, namelijk met de bezuinigingen op het passend onderwijs en met de bezuinigingen op de 30-plussers in het mbo. Wij hebben bijvoorbeeld gekeken naar de gratis schoolboeken, die ik al heb genoemd. Ik hoor bij de SP-fractie, maar ook bij andere fracties – waaronder regeringsfracties – ruimte om daarover na te denken. Dat kunnen wij niet met een amendement regelen. Ik heb dat geprobeerd, maar je moet daarvoor een wetswijziging laten passeren. Dat kan ik niet doen bij een begrotingsbehandeling. Ik zal wel bij motie – ik hoop daarbij ook op steun van andere Kamerleden – de regering verzoeken om het op dat punt aan te passen. Wij hebben dan weer behoorlijk wat geld, namelijk 300 mln., waarvan wij kunnen bezien of wij dat naar passend onderwijs en naar de 30-plussers in het mbo kunnen doorsluizen. Bij deze begrotingsbehandeling kunnen wij dat echter niet doen.

Mevrouw Smits (SP):

Oké. Dit is dus een begin en de rest komt bij motie. Heel goed; dank.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Een ander politiek punt betreft de doorstroming van vmbo-t naar havo. Scholen hebben wettelijk gezien de ruimte om extra toelatingseisen te stellen aan leerlingen die instromen in de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs. Wij willen graag dat er een streep wordt gezet door dat recht. Als een leerling echt naar het havo wil, vinden wij dat hij dat altijd moet kunnen. Natuurlijk heeft een school het recht om met enige drang te adviseren om het niet te doen, maar als een leerling het echt wil, moet er eerder worden gekeken naar bijscholen of omscholen dan naar voorkomen dat iemand naar de desbetreffende onderwijsvorm gaat. Ik krijg hierop graag een reactie. Hoe zit het trouwens met de doorstroom van havo naar vwo? Ook daarover hebben wij alarmerende verhalen gehoord. Een andere vraag betreft een doorstroombonus. Mijn fractie wil graag dat scholen zich meer verantwoordelijk voelen voor waar een leerling later terechtkomt. Wij verzoeken de minister, een doorstroombonus voor scholen te onderzoeken.

De heer Biskop (CDA):

Ik heb een vraag over het doorstromen naar het havo van een vmbo-t-leerling. De heer Van der Ham heeft gepleit voor toelatingsrecht. Scholen mogen niet meer nee zeggen en wij luisteren niet meer naar alle deskundigen van de hele wereld die zeggen dat het niet verstandig is. Stel dat deze leerlingen onverhoopt blijven zitten in havo 4. Is de heer Van der Ham dan ook voorstander van een doublureverbod zodat zij niet alsnog het jaar daarna van het havo af moeten? Hoe ziet hij het voor zich als het toch misgaat?

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben dit debat al per interruptie gevoerd. Wij zijn het eens dat het vmbo niet altijd voldoende opleidt voor de vervolgopleiding. Dat is echter een ander probleem. Wij moeten er dan voor zorgen dat de eisen aan het vmbo-diploma omhooggaan. Soms hebben bepaalde leerlingen gewoon de ambitie om naar het vervolgonderwijs te gaan. Wij kunnen dan niet zeggen dat wij bovenop het vmbo-t-diploma nog een eis stellen. Dat is namelijk heel gek, want je doet dan eigenlijk een inflatoire aanval op het vmbo-diploma. Een vmbo-diploma moet gewoon recht geven op instroom in het havo en het mbo. Op het moment dat dit diploma niet van voldoende niveau is, moeten wij daaraan iets doen. Stel dat een leerling in het algemeen goede cijfers haalt maar voor Nederlands een slecht cijfer. De beoogde havoschool zegt vervolgens daarin een potentieel probleem te zien. Wij moeten er dan voor zorgen dat scholen worden geëquipeerd om extra taalcursussen te geven. Op allerlei punten zouden cursussen kunnen worden gegeven. Er kunnen bijvoorbeeld zomercursussen worden aangeboden om ervoor te zorgen dat een leerling op een bepaald gebied wordt bijgespijkerd. Dat lijkt mij een veel motiverender verhaal dan om te zeggen: u mag hier überhaupt niet komen.

De heer Biskop (CDA):

Dat vroeg ik niet. Ik vroeg of de heer Van der Ham er voorstander van is dat zij niet meer mogen blijven zitten in havo 4 ...

De heer Van der Ham (D66):

Nee, natuurlijk niet. Dat is een ironische vraag.

De heer Biskop (CDA):

Nee, de vraag was heel serieus bedoeld. Als de heer Van der Ham zegt dat een havo-afdeling alle leerlingen moet accepteren, gaan daar problemen ontstaan. Een andere vraag is of de heer Van der Ham het met mij eens is dat na het vmbo – het heet al voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs – het middelbaar beroepsonderwijs de meest geëigende doorstroommogelijkheid is. De heer Van der Ham zegt dat een vmbo-t-opleiding altijd toegang zou moeten geven tot het havo. Voor sommige kinderen die van het vmbo komen is het mbo de beste doorstroomoptie en voor sommigen is dat het havo. Zo is het toch?

De heer Van der Ham (D66):

Nee hoor, ik ben het daar helemaal niet mee eens. Ik vind dat een vmbo-t'er net zo veel recht heeft om het via het havo te proberen als via het mbo. Ik heb daar helemaal geen waardeoordeel over. Ik constateer ook dat 75% van de leerlingen die vmbo-t hebben gedaan en naar het havo gaan, binnen drie jaar hun eindexamen halen. 25% niet, dat is waar, maar ook 75% wel. Voor hen is dat een heel goede keuze geweest. Mijn partij is er een groot voorstander van, leerlingen de ruimte te geven om te stapelen. Zij moeten ook kunnen terugschakelen en eens iets anders kunnen proberen. Uiteindelijk moeten zij op de plek terechtkomen waar hun ambitie naar uitgaat. Dat kan op de methode die bij hen past. Daar heb ik geen oordeel over. Het moet allemaal mogelijk zijn, en waar er problemen zijn moet een school bijspijkeren en hulp bieden, om ervoor te zorgen dat achterstanden worden ingehaald.

Voorzitter. Ik ga er even staccato doorheen. De zeer zwakke scholen zijn zeer belangrijk. Het kabinet moet daar iets aan doen. Het streven om het aantal te halveren is goed. Wij willen dit natuurlijk het liefst terugbrengen naar nul. Wij willen wel graag geregeld zien dat in de Wet goed bestuur ook geregeld wordt dat de kwaliteit van het onderwijs een maatstaf is om het bestuur op af te rekenen. Dat is nu niet het geval, maar wij willen graag dat dit in de wet wordt aangepast. Graag een reactie van het kabinet.

Wij vinden ook dat goede scholen beloond moeten worden. Nu wordt er alleen maar gezegd: zeer zwak, zwak, voldoende. Waarom voegen wij daaraan niet toe: goed en excellent? Daardoor kunnen wij ook onderscheid maken binnen het containerbegrip "voldoende". Ook daarop krijg ik graag een reactie.

Kan het kabinet ook uiteenzetten hoe het precies wil omgaan met het grote vermogen van scholen? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat geld echt wordt besteed aan het primaire proces? Staat het kabinet ook open voor het labelen van geld voor het primaire proces van scholen die in de problemen komen?

In het kabinetsplan staan allerlei fantastische voorstellen over de leraren. Uiteindelijk zien wij toch dat er een bevriezing van de lonen wordt voorgesteld. Dat vinden wij niet het goede signaal. Wij hebben bij interruptie ook gesteld dat steviger kan worden ingezet op de professionalisering van leraren in het onderwijs. Wij hebben het ontslagrecht genoemd, maar ook het goed bijhouden van dossiers. Het bijzonder onderwijs zal de komende jaren vaak met deze bewindspersonen worden besproken. Hoe gaan wij om met dat bijzonder onderwijs? De Onderwijsraad gaat hier de aankomende maanden naar kijken en wij zullen daarover dan discussiëren. Het gaat om de acceptatieplicht, de enkelefeitconstructie en het richtingvrij plannen. Wij zijn bezig met de ontwikkeling van een initiatiefwetsvoorstel daarvoor. Verder noem ik het gericht investeren in bepaalde scholen, waarbij wij een beetje voorbijgaan aan het onderscheid tussen bijzonder en openbaar onderwijs. Hoe gaan wij om met godsdienstige en humanistische vorming in het onderwijs en met leerlingenvervoer? Al dergelijke zaken zullen wat ons betreft ter discussie staan en open bedebatteerd worden.

De minister gaat ook over emancipatiezaken. Ik heb het dan over vrouwenemancipatie, maar ook over homo-emancipatie. In een vorige periode heeft mijn fractievoorzitter Pechtold een motie ingediend over het opnemen van seksuele diversiteit in de kerndoelen van het onderwijs. Hoe staat het met de uitvoering van die motie? Daar krijg ik graag antwoord op. Wij willen ook graag onderstrepen wat wij deze week van het COC hebben doorgekregen, namelijk dat de helft van de homojongeren in het onderwijs wel eens zelfmoord heeft overwogen. Dat is vijf keer zo veel als heterojongeren. Ik zeg dat juist in het kader van de seksuele diversiteit in de kerndoelen. Het bespreekbaar maken van dit soort zaken in het onderwijs is van groot belang, want het is een probleem in alle vormen van het onderwijs. Natuurlijk zijn scholen vrij er een draai aan te geven die past bij hun vorm, maar het bespreekbaar maken van dit soort zaken is van groot belang. Ik hoop dat wij daarover wat meer informatie krijgen in de eerste termijn van de minister.

Ik zeg ook een paar dingen over digitalisering. Scholen moeten nu betalen voor "Beelden voor de toekomst". Daardoor maken heel veel scholen er geen gebruik van. In de begroting is het eigenlijk een kwestie van broekzak-vestzak. Ik zou zeggen: zorg ervoor dat scholen dit de komende jaren gratis krijgen, uit het potje voor digitalisering dat al in de begroting staat. Kijk dan vervolgens of er voldoende gebruik van wordt gemaakt. Op die manier kunnen wij zien of "Beelden voor de toekomst" enige zin heeft in het onderwijs.

De digitale topschool is ook een project dat in de problemen dreigt te komen. Ik vraag antwoord van het kabinet op de vraag hoe er met dat mooie project, dat later wellicht verder over het onderwijs kan worden uitgespreid, kan worden omgegaan.

Wij zullen dit kabinet kritisch volgen wat het onderwijs betreft. Wij vinden dat op een aantal punten de plannen voor de hervormingen tijdens deze regeerperiode tekortschieten. Ik noem de plannen voor het hoger onderwijs. Wij vinden dat hier een tweetal mensen zit die wel zo veel vertrouwen bij ons uitstralen dat zij wel het hart op de goede plek hebben, maar zij hebben te weinig geld in hun achterzak. Wij zullen pogen te zorgen om daarin verandering aan te brengen. Wij zullen desalniettemin een sportieve oppositie aangaan. In dat kader stel ik de vraag hoe het precies zit met de motie die wij ooit hebben ingediend over de gymlessen en de gymbevoegdheid die een verplicht onderdeel zouden moeten zijn van de pabo-opleidingen.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Wij hebben ons verbaasd over de kern van het betoog van de oppositie bij de algemene beschouwingen. De oppositie was het over heel veel niet eens, gelukkig maar, maar over één ding wel. Waar waren de grote vernieuwingen in het regeer- en gedoogakkoord? Men zag ze niet. Geen vernieuwingen op het woondossier. Geen vernieuwingen op het ontslagrecht. Het onderwijs werd daarbij niet genoemd, kennelijk omdat daar ook geen echte vernieuwingen gezien werden.

Maar juist het regeerakkoord voor Onderwijs ademt de PVV-agenda van hoop en optimisme. Het ademt verandering en ambitie, ondanks dat er ook pijnlijke keuzes zijn gemaakt, bijvoorbeeld als het gaat om passend onderwijs. Het is hier al een paar keer gepasseerd.

Betekent dit dan dat er grote stelselwijzigingen op komst zijn? Want zo wordt vernieuwing in het onderwijs natuurlijk vaak vertaald. Grote onderwijsvernieuwingen. De Mammoetwet kunnen wij ons nog herinneren, de introductie van het nieuwe leren, de implementatie van het competentieonderwijs. Nee, voorzitter, dat betekent het voor ons nu juist niet. Dit regeerakkoord komt niet met stelselwijzigingen. En juist dat aspect is het vernieuwende. Want tientallen jaren is het onderwijs gebruikt, misbruikt zou ik zeggen, voor een politieke agenda.

Zo vond de politiek dat Nederland hoger moest worden opgeleid. Dat is een nobel doel en het was ook hard nodig, maar wat is er feitelijk gebeurd? Op papier is Nederland inderdaad hoger opgeleid, maar niet door onze leerlingen en studenten meer kennis en vaardigheden mee te geven. Nee, er is niet geïnvesteerd in leerlingen door hun kennis, cultuur en vaardigheden over te dragen, maar door onderwijsvernieuwingen door te voeren die simpelweg het eindniveau van het onderwijs hebben verlaagd, over de gehele linie. Door almaar minder eisen te gaan stellen. Bijvoorbeeld ook door bijzondere diplomatrajecten in te richten voor studenten die uit de boot dreigden te vallen. Door in het mbo proeven van bekwaamheid in te richten die gewone examens moeten vervangen. Door het landelijke, onafhankelijke examen af te schaffen en te vervangen door schoolexamens die weinig meer voorstellen. Door op te roepen tot verzet tegen herinvoering van landelijke examens, zoals voorzitters van colleges van bestuur doen in de roc's. Door het chicaneren van de MBO Raad tegen plannen om landelijke examens in te voeren door te stellen dat er stroom van dikke kwalificatiedossiers die de mbo-wereld afscheidt te benoemen als een kwaliteitsimpuls, zoals de minister die heeft bedoeld.

Kom nou, die berg papier, die berg kwalificatiedossiers, waar geen enkele leraar raad mee weet, bewijst juist het tegendeel. De hbo-sector is zo mogelijk nog zieker dan het mbo. Niet alleen werken al die gewichtige codes van good governance niet, die onder leiding van de HBO-raad zijn afgesproken in allerlei gewichtige convenanten, zie de beschamende vertoning bij Hogeschool Inholland, waar niet alleen diplomafraude plaatsvindt maar waar kennelijk ook het declaratiebeleid niet aan de openbaarheid mag worden prijsgegeven, zelfs niet aan de onderwijsinspectie.

De verrotting van de onderwijselite – ik gebruik hier zware woorden – neemt hier groteske vormen aan. Al die kennisinstituten, al die koepels, zoals in dit geval de HBO-raad, al die duurbetaalde externe consultants, die parasiteren op de onderwijsbegroting, ze kunnen allemaal deze ontsporingen niet voorkomen. Het is ronduit verschrikkelijk. Zo raakte Nederland op papier steeds hoger opgeleid, maar in de dagelijkse praktijk kunnen onze leerlingen en onze vakmensen steeds minder goed meekomen. Ze dreigen de concurrentie met andere landen echt te verliezen. China is hier al genoemd door een collega. Wij zijn zo bang dat het ons gaat opbreken op het moment dat de economie weer echt gaat aantrekken.

Ik kom op de vernieuwingen in het regeerakkoord. Volgens mij gaat het hierbij om grote vernieuwingen. Na jarenlange afwezigheid keert in dit regeerakkoord het gezonde verstand weer terug, de eerste stappen worden althans gezet. Er moet in het onderwijs namelijk weer gewoon worden gepresteerd. Eigenlijk is het te gek voor woorden dat de zaken die ik nu ga noemen als vernieuwend moeten worden gezien, maar het is niet anders. Goed onderwijs komt centraal te staan. Management en staf worden dienstbaar aan de onderwijzers en de leraren. Dat is echt nieuw! Er komt minder overhead en meer vakmanschap in de klas. Ook dat is nieuw. We gaan weer meten met absolute kwaliteitsnormen. Ondanks alle strubbelingen en al het tegengas dat wordt gegeven, gaat dat gebeuren en dat is buitengewoon vernieuwend. We gaan korten op de kleilagen rond het onderwijs en inzetten op het primaire onderwijsproces. Dat is allemaal nieuw. Het heeft allemaal een reden: in de klas moet het gebeuren, en niet in praatsessies in allerlei instituten en organisaties waar nooit een leerling door de voordeur gaat. Het laatste nieuwe punt dat ik noem is dat ouders aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid voor de taalachterstand van hun kinderen. Zo hoort het. De samenleving is niet verantwoordelijk voor die taalachterstand. Soms is er zelfs sprake van een achterstand van wel drie jaar als leerlingen van de basisschool afkomen en instromen in de vmbo-scholen in de grote stad. Het zijn de ouders die hun kinderen opzadelen met zo'n taalachterstand die nooit meer in te halen valt. Zij veroordelen hun kinderen daarmee tot een leven in de marge van onze maatschappij.

De voorzitter:

Mijnheer Beertema, ik zoek een logisch moment om mevrouw Smits de gelegenheid te geven om u te interrumperen.

De heer Beertema (PVV):

Sorry, mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (SP):

Dat is niet nodig, mijnheer Beertema, want ik heb dit betoog met veel plezier aangehoord. Ik vond het dus helemaal niet erg om even te wachten. Ik hoorde de heer Beertema mooie woorden gebruiken. Hij had het over koepels die parasiteren op onderwijsgeld. Dat is de taal die wij kennen van de PVV-fractie. Gaan we die koepels ook afschaffen?

De heer Beertema (PVV):

Ik zou dat heel graag doen.

Mevrouw Smits (SP):

Mooi. Dus het voorstel van de SP om te stoppen met subsidie geven aan deze clubs, steunt de heer Beertema met alles wat hij bij zich heeft?

De heer Beertema (PVV):

Ik zou heel graag daarin met mevrouw Smits meegaan, maar we zitten uiteraard wel met de realiteit dat het proces voortgang moet blijven vinden. Wat mij betreft verdwijnen deze koepels op den duur inderdaad. Er moet uiteraard wel iets anders voor in de plaats komen. Er zullen veel meer verantwoordelijkheden naar het departement moeten. Daarover moeten wij het eens zien te worden. Wat mij betreft worden die koepels op den duur dus afgeschaft, hoewel ik het niet een-twee-drie zie gebeuren. De eerste stappen daarvoor moeten echter wel worden gezet.

Mevrouw Smits (SP):

Ik vind het fijn om dit te horen. Bij de PVV is "op den duur" nooit honderd jaar en ook nooit tien jaar. Als het vandaag niet kan, moet het morgen en volgende week is te laat. Ik ben hier heel blij mee. Ik vind de heer Beertema aan mijn zijde in de strijd tegen de koepels. Het is fijn dat tijdens dit debat dit soort verbonden kunnen worden gesmeed.

De heer Beertema (PVV):

Het worden mooie tijden, mevrouw Smits.

De heer Çelik (PvdA):

Mijnheer Beertema vindt dat ouders verantwoordelijk zijn voor de leerachterstanden van hun leerlingen. Met die redenering kan ik meegaan, hoewel ik het er niet helemaal mee eens ben. De regering die door de PVV wordt gedoogd, doekt de inburgeringscursussen echter op. Deze cursussen worden niet meer publiek bekostigd. Hoe kunnen de ouders die de heer Beertema nu verantwoordelijk stelt voor de leerachterstanden, hun kinderen de taalachterstand doen wegwerken als ze zelf niet kunnen inburgeren?

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp de redenering van de heer Çelik niet helemaal. De verantwoordelijkheid voor de taalachterstanden van deze kinderen ligt voor het allergrootste deel of zelfs helemaal bij de ouders. De heer Çelik heeft het over de inburgeringscursussen. De PVV-fractie is erg voor het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Die eigen verantwoordelijkheid benadrukken wij heel sterk. De VVD-fractie doet dat ook, en ook van de CDA-fractie heb ik daarover niets anders gehoord. Wij zetten erg in op de eigen verantwoordelijkheid van mensen, op het investeren in jezelf en in je eigen toekomst. Dat kost moeite en doet absoluut pijn, maar het is wel nodig. De verantwoordelijkheid ligt vooral bij de mensen zelf.

De heer Çelik (PvdA):

Ik denk dat ik niet duidelijk ben geweest. Ik ben het met de heer Beertema eens als hij zegt dat ouders verantwoordelijkheid dragen. Mijn kinderen spreken perfect Nederlands, dus ik ben verantwoordelijk voor mijn kinderen. Wij spreken nu echter met name over ouders die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en die zelf ook achterstanden hebben. De overheid is er ook voor om die ouders met achterstanden te helpen om de achterstanden weg te werken. De heer Beertema vindt dat die ouders verantwoordelijk zijn voor de taalachterstand van hun kinderen, maar hoe kunnen die ouders de taalachterstand wegnemen als zijzelf van de overheid niet de kans krijgen om in te burgeren en de cursus te volgen? De heer Beertema spreekt over de eigen verantwoordelijkheid, maar er is ook nog zo iets als publieke bekostiging en het bieden van kansen. De overheid is deels dus ook verantwoordelijk.

De heer Beertema (PVV):

We kennen ook het beeld van de inburgeringscursussen die nauwelijks leerlingen trokken, omdat ze kennelijk niet aantrekkelijk genoeg waren. Het is een beetje het verhaal van de kip of het ei. Als nieuwkomer laad je een enorme verantwoordelijkheid op je schouders. Dan kun je onmiddellijk naar de overheid kijken – de heer Rutte had het in dat kader over die geluksmachine – maar dat schiet niet op. De geluksmachine is uitgezet en we kijken nu heel nadrukkelijk naar de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Investeer in jezelf. Dat is heel goed voor je. Ik heb er geen ander antwoord op.

De heer Biskop (CDA):

Ik kom even terug op het verbond dat de heer Beertema zojuist aan het sluiten was met mevrouw Smits. Begrijp ik goed dat de koepelorganisaties op overheidsmiddelen, op subsidies parasiteren? Als zo is, ben ik benieuwd welke organisaties dat zijn, want volgens mij betalen zij zichzelf uit de contributies. Als de heer Beertema daar een eind aan wil maken, betekent dat dan een verenigingsverbod voor onderwijsinstellingen?

De heer Beertema (PVV):

Al die koepels en kennisinstituten worden weliswaar bekostigd uit contributies, maar het geld komt uit de potten van de scholen en die worden weer bekostigd door OCW. Het zijn geen marktorganisaties.

De heer Biskop (CDA):

Op deze manier wordt Albert Heijn nog gesubsidieerd.

De heer Beertema (PVV):

Dat kunt u niet menen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De koepelorganisaties moeten dus weg, ook de PO-Raad en de VO-raad. Dat wil zeggen dat de heer Beertema de ambtenaren opzadelt met al die losse besturen. Ik vrees dat zij daardoor niet meer aan ander werk toekomen. Ze gaan alleen nog maar deze besturen te woord staan. Wil de heer Beertema de ambtenaren met alleen dat werk opzadelen? Dat is toch het paard achter de wagen spannen?

De heer Beertema (PVV):

Onze analyse is dat het onderwijsmiddenveld, de koepels en kennisorganisaties, de leemlaag, de kleilaag, tegenwoordig een soort obstructie is op weg naar beter onderwijs. In deze organisaties is heel veel macht samengebald. De overheid is op een ongelooflijke manier op afstand gezet en alles wordt afgewenteld op het middenveld. Leraren en ouders die willen klagen over de kwaliteit van het onderwijs worden door de leemlaag van het kastje naar de muur gestuurd. We hebben dat gezien in het hbo en het mbo. In het vo is dezelfde systematiek aan de gang. Zelfs in het po zijn enorme fusiegolven aan de gang. Er is sprake van een enorm uitgebreid traject van fusies en grootschaligheid, waarbij de leerlingen op afstand worden gezet. Colleges van bestuur rijden in dienstauto's met chauffeur rond. Dat hebben wij allemaal te danken aan het enorm uitgebreide middenveld dat zich ontzettend veel geld en macht heeft toegeëigend. Daardoor zijn het parlement en het departement op een enorme afstand gezet. Het is niet meer te controleren en wij hebben er geen invloed meer op. Dat moet keren, maar dat is een traject van jaren. Ik hoop dat ik het deze periode nog meemaak, maar wij moeten de aanzetten nu geven. Dat is onze insteek.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Beertema heeft het over een traject van jaren, maar hij liet zich zojuist een beetje verleiden door die charmante dame van de SP met de stelling dat de koepels de prullenbak in mogen. Dat is stevige taal. Die kennen wij wel van de PVV, ook voor de gedoogstatus in het kader van deze coalitie, maar dit soort gemakkelijke taal mag de heer Beertema niet meer verspreiden, want hij haalt een complete laag weg. De vorige regering heeft ook bezuinigd, ook op de koepels. Die deden gewoon mee in de taakstelling voor het onderwijs. Dat is logisch, maar om er dan nu een complete schijf eruit te halen, dat vind ik nogal wat. Ik verwijs naar hoe er met het ministerie is onderhandeld over passend onderwijs, een belangrijke onderwijsontwikkeling. Dat kun je niet met allemaal losse besturen doen. Hoe kunnen de good practices van al die besturen dan worden uitgewisseld? Daar moeten toch koepels voor zijn!

De heer Beertema (PVV):

Hoe komt het dan dat er zo vreselijk veel meer bad practices te benoemen en te vinden zijn, waar geen aandacht voor is? Ik kom daar dadelijk nog even op terug. Dat is toch echt te wijten aan die ongelooflijke kleilaag die alle verbeteringen tegenhoudt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is te makkelijk. Ik denk dat het aantal bad practices nog veel groter zal zijn, want iedereen gaat het wiel op lokaal niveau weer uitvinden. Dat gaat nog veel meer geld kosten dan tot nu toe. Ik ben het met u eens dat wij scherp moeten zitten op die tussenlaag, maar helemaal afschaffen is PVV-taal van de vorige eeuw.

De heer Beertema (PVV):

Dat is niet alleen PVV-taal van de vorige eeuw. Dat is ook jarenlang de taal geweest van de Vereniging Beter Onderwijs Nederland. Die heeft als een roepende in de woestijn gestaan en u ook voortdurend aangesproken op uw verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in deze Kamer en u gaf nooit thuis. U verwees namelijk alles naar dat grote geduldige middenveld, dat het allemaal wel zou oplossen. Dat is niet gebeurd, mijnheer Voordewind. Dat is gewoon niet gebeurd.

De voorzitter:

Mevrouw Smits, u wilt wel interrumperen maar u was deze ronde begonnen.

Mevrouw Smits (SP):

Ik heb een nieuwe vraag die over iets anders gaat.

De voorzitter:

Dan moet u toch echt een ander moment kiezen. Wij gaan niet in dezelfde ronde opnieuw interrumperen.

Mevrouw Smits (SP):

Het is een heel ander punt.

De voorzitter:

Ik leg het u later uit. Zullen wij het zo doen?

Mijnheer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Mijnheer Beertema, de heer Voordewind brengt mij toch wat in verwarring want ik dacht het met u eens te zijn over de subsidies die naar de sectorraden gaan, de PO-Raad en de VO-raad. Maar hoor ik u nu zeggen dat u de werkgeversorganisaties wilt afschaffen?

De heer Beertema (PVV):

Ja.

De heer Klaver (GroenLinks):

Wij kennen in Nederland de vrijheid van vereniging dus wij kunnen die niet afschaffen. Ik denk dat het punt van de heer Voordewind heel goed is, namelijk dat werkgeversorganisaties er juist zijn om in één keer met al die besturen te kunnen overleggen. Ik ben het wel met u eens als u het hebt over de sectorraden, want als je het hebt over sectorraden, dan heb je het niet alleen over werkgevers maar ook over werknemers en leerlingen. Als u zegt dat wij de subsidies aan die raden zouden moeten stoppen, dan kan ik heel goed met u meegaan. Als u zegt dat wij ze moeten afschaffen, dan begrijp ik het niet helemaal.

De heer Beertema (PVV):

Wij zullen in het traject dat komen gaat, naar alternatieven moeten zoeken ook voor de werkgeversfunctie. Op dit moment ligt de werkgeversfunctie in het middenveld. Maar is dat wel zo'n gewenste situatie? Wij denken van niet. Daar zullen alternatieven voor bedacht moeten worden.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik wil u iets laten zien. Ik ben een beginner in deze Kamer. Ik meende dat het geen bezwaar was, maar ik begrijp dat het voor de Handelingen erg moeilijk is. Ik doe het snel en ik beschrijf het even. Het gaat niet om het marktaandeel van een schoolbestuur. Het gaat niet om governancecodes. Het gaat niet om speurtochten naar old boys and girls voor de raden van toezicht, die akkoord gaan met zogenaamde marktconforme beloningen voor bestuurders. Het gaat hierom en u moet zich daarbij even concentreren op dit koppie.

De voorzitter:

De heer Beertema laat nu een mooie foto zien van een leerling in de klas. Ik schat in de jaren vijftig.

De heer Beertema (PVV):

Het is een zwart-witfoto van een Franse fotograaf. Wat mij betreft is dit een icoon. Wat u hier ziet, is de essentie van goed onderwijs. Wat u hier ziet, is het begin van een inzicht. Dit is een leermoment. Dat leermoment heb ik zelf in de afgelopen twintig jaar van mijn carrière niet meer op deze manier mogen zien. Dat lag niet aan mij – dat wil ik even heel nadrukkelijk stellen – maar meer aan de situatie en aan de manier van werken die ik door het middenveld opgedrongen kreeg.

Voorzitter, als u dit beeld nog even voor ogen houdt, dan moet u ook even naar iets anders kijken. U moet dit eens even afzetten tegen het ontluisterende beeld dat wordt opgeroepen in een briljant filmpje dat ik gisteren zag op GeenStijl. Het filmpje is gemaakt door leerlingen van de opleiding Mediacollege Amsterdam. Even een citaat uit het artikel: "Een lesdag van 8:30 tot 17:30 uur waarbij de klas pak 'm beet een uurtje daadwerkelijk les krijgt. De rest van de tijd is het Dumpert checken, GeenStijl F5'en, Hyven, een beetje Twitteren, online spelletjes spelen en vooral hardcore uit je neus vreten." Tja, het is GeenStijl. Dat is de ontluisterende werkelijkheid waar heel veel mbo'ers mee te maken hebben. Ik wil hier graag een compliment doen uitgaan naar GeenStijl, omdat deze website met dit simpele filmpje een werkelijkheid toont waarin 100 evaluaties, rapporten en gewichtige artikelen in de NRC en de Volkskrant niet slagen. Het is beschamend wat je daar ziet. Ik roep u allen op daar vanavond toch even naar te gaan kijken. Dat is de situatie in heel grote delen van het mbo, mijnheer Biskop; ik kan er niks aan doen. Zo is de werkelijkheid, zo is de praktijk. Er zijn uitzonderingen, maar dit is, ook volgens mijn eigen ervaring, de dagelijkse praktijk.

De heer Biskop (CDA):

Dan stel ik toch maar dezelfde vraag, want die karikaturale werkelijkheid van u en GeenStijl kunt u dan misschien eens houden tegen het artikel uit Trouw van vanochtend waarin op een heel genuanceerde manier de JOB-monitor besproken werd. Maar dat doet u dan misschien helemaal niks?

De heer Beertema (PVV):

Dat doet mij wel wat, maar er komt, zoals mevrouw Smits ook al heeft gezegd, een krappe voldoende uit dat tevredenheidsonderzoek. Een krappe voldoende. Dat betekent dat er hoge cijfers gegeven worden, maar nog veel meer onvoldoendes. Ik kan er niks aan doen. De werkelijkheid is zoals zij is, mijnheer Biskop.

De heer Biskop (CDA):

U moet ook eens even kijken waar al die lijntjes vandaan komen. Ik ben het helemaal met u eens dat het beroepsonderwijs van een niet benijdenswaardige positie af komt. Er zijn heel foute dingen gebeurd. Die hoort u mij niet goedpraten. U haalt nu het beeld van een aantal jaren geleden aan. Deze minister heeft in haar eerder functie als staatssecretaris flink en stevig haar best gedaan in dat kader. De tevredenheidscijfers vanuit de deelnemers zelf zijn heel erg omhooggegaan.

De heer Beertema (PVV):

Tja.

De heer Biskop (CDA):

Leest u het rapport. Daar hoeft u niet schamper over te doen. Die cijfers gaan heel erg omhoog. Die trend is gebroken. En dan gaat u hier het verhaal ophangen van hoe het allemaal is misgegaan. Dat is schandelijk.

De heer Beertema (PVV):

Ik hoor wat u zegt, maar nogmaals, ik verwijs u dan toch nog wat hardhandiger naar de werkelijkheid. Ga eens onaangekondigd op scholen kijken. U ziet dan echt een andere werkelijkheid. Ik heb er 34 jaar gewerkt, mijnheer Biskop. Tot drie maanden geleden stond ik voor zo'n klas. We kunnen er nog wel eens over praten, maar mijn werkelijkheid is een andere dan de uwe.

De heer Çelik (PvdA):

Ik heb die scholen wel bezocht, want ik kom uit Rotterdam. Ik ben in veel grote steden geweest en heb aan den lijve ondervonden hoe het gaat. U hebt gelijk dat het nog veel beter kan en dat het mbo, het beroepsonderwijs, nog een slagje beter kan presteren. Daar ben ik het mee eens. Dat heb ik ook in mijn bijdrage gezegd. Maar wat u nu doet, mijnheer Beertema, is in één klap 39.000 docenten in het mbo over een kam scheren. Wat u nu doet, is het mbo afschilderen als een laakbare onderwijsinstelling waar weinig goeds gebeurt. Dat vind ik niet bij u passen, omdat u ook hebt lesgegeven in het mbo. Ik blijf ook vertrouwen houden in al die docenten, ook in u had ik dat vertrouwen indertijd. Ik ben namelijk van mening dat de meerderheid gelukkig wel de juiste intenties heeft. Ik vind het ongelukkig wat u zojuist hebt gezegd.

De heer Beertema (PVV):

Dit geluid hoor ik al jarenlang. Onze analyses zijn schandelijk. Onze analyses beledigen mensen. Wij zijn schofferend voor al die hardwerkende leraren die het allemaal zo goed willen. Het gaat niet om intenties, mijnheer Çelik, het gaat om resultaten. In nog steeds veel te veel mbo-instellingen gaat het zoals op het MediaCollege in Rotterdam. Ik kan het niet helpen. Het is zo. We kunnen hier met z'n allen doen alsof het niet zo is, maar dan verkeert u toch echt in een state of denial waarin deze Kamer al tientallen jaren verkeert. Ik had juist gehoopt dat er een nieuwe generatie politici zou komen die zich nou eens niet liet fêteren door allerlei bestuurders en die zich niet door speciaal geselecteerde leerlingen door een school rond lieten leiden. Ik refereer hiermee aan een bezoek aan een vo-school dat wij samen hebben meegemaakt. Dat is natuurlijk geen representatieve school, mijnheer Çelik. Dat zie je aan alle kanten. Nogmaals, de werkelijkheid is zoals zij is. U kunt daar ongelukkig mee zijn – in dat geval ben ik niet meer dan een brenger van het slechte nieuws – maar ik ga het niet ontkennen en ik ga het ook niet anders voorstellen dan het is.

De heer Çelik (PvdA):

De heer Beertema kijkt naar een politicus van de nieuwe generatie. Ik ga heel ver met hem mee. De heer Beertema is een ervaringsdeskundige die weet waar hij over spreekt. Het doet pijn om te geloven dat het zo ernstig is. Ik vraag de minister om morgen in haar antwoord in eerste termijn uitgebreid in te gaan op dit verhaal van de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb zelf ook nog wel wat te melden.

Mevrouw Smits (SP):

Ik wil graag het volgende citaat voorlezen: "Eigenlijk is het competentiegericht onderwijs ook gewoon een bezuinigingsoperatie, omdat de docent nauwelijks nog nodig is." Dat citaat is van u. Een mooi citaat.

De heer Beertema (PVV):

Dank u.

Mevrouw Smits (SP):

Nu komt er straks een wetsvoorstel competentiegericht onderwijs. Gaat u daar dan tegen stemmen?

De heer Beertema (PVV):

Ik wacht dat nog heel even af. Ik constateer wel dat door ons verzet tegen die ideologische kant van het competentiegericht onderwijs, zoals dat toen is ingevoerd, de scherpe kanten er behoorlijk van zijn afgevijld. Daar ben ik reuzegelukkig om. Wij zijn ook niet tegen het aanleren van competenties. Houd mij ten goede. Dat bent u ook niet. In het beroepsonderwijs heb je met competenties te maken. Die kinderen, die jonge mensen moeten straks die bedrijven in en dan hebben ze die competentie ontzettend hard nodig. Maar het competentiegericht onderwijs zoals dat oorspronkelijk werd ingevoerd, was de doodsteek voor het onderwijs. Dat is in den brede erkend. Er zijn nog enkele scholen die blijven vasthouden aan die fundamentalistische uitvoering van het competentiegericht onderwijs, maar de meeste scholen hebben nu wel ingezien dat de kenniscomponent weer voor een heel groot deel terug moet komen. En daar zijn wij op zichzelf wel tevreden mee.

Mevrouw Smits (SP):

Dus het competentiegericht onderwijs is volgens u geen bezuinigingsmaatregel meer. U hebt zoveel jaren zo'n grote mond over het competentiegericht onderwijs en als ik u dan vraag of u tegen het wetsvoorstel over competentiegericht onderwijs stemt, dan gaat u een beetje zwalken. Waar staat de PVV nu? Op welk punt kunnen wij over vier jaar zeggen: dat heeft de PVV voor elkaar gekregen in dit kabinet?

De heer Beertema (PVV):

In de laatste zes maanden van mijn onderwijscarrière in Rotterdam heb ik nog meegemaakt dat er in die fundamentalistische uitvoering van het competentiegericht onderwijs een verandering waarneembaar is. Was het aanvankelijk zo dat wij helemaal geen les meer mochten geven – dat heb ik hier in een rondetafelgesprek nog wel eens verteld – en het zelfs verboden was verklaard, nu moet ik zeggen dat dit niet meer aan de orde is. Het heet nog wel competentiegericht onderwijs. Kennelijk bestaat er toch nog wel erg veel koudwatervrees om helemaal afscheid te nemen van die term; dat laatste zou mij ook veel liever zijn. Het competentiegericht onderwijs zoals het nu verder ontwikkeld wordt en verder evolueert binnen het instituut waar ik vandaan kom, gaat de goede kant op. Het gaat de kenniskant op. Daar wordt weer getoetst. Daar worden weer lessen gegeven. Er is weer sprake van klassen. Dus wat dat betreft is aan veel van mijn aanvankelijke bezwaren tegemoetgekomen. Onze ingrepen hebben dus geholpen.

Mevrouw Smits (SP):

Maar waar bent u dan wel op af te rekenen? Ik herinner aan al die mooie woorden van u over het afschaffen van raden en het toch wel invoeren van het cgo. Wat is dan de PVV-inbreng in deze regering?

De heer Beertema (PVV):

U weet zelf ook dat het niet heel simpel ja of nee is. Het is veel handiger om even te kijken naar de inhoud van dat competentiegericht onderwijs, zoals dat nu uitgerold wordt. Laten wij dan nog eens een oordeel vellen. Dat lijkt mij veel verstandiger.

Voorzitter. Praktisch gesproken gaat het wat de PVV betreft om de volgende ingreep – misschien maak ik mevrouw Smits daar ook wel blij mee – die een belangrijke impuls zal zijn voor de kwaliteit van ons onderwijs. Er worden in het regeerakkoord aanzetten gegeven voor absolute normeringen. Wij zouden willen dat er over de gehele breedte van het onderwijs, van het basisonderwijs tot en met het hbo, landelijke examens komen die het minimumniveau meten van alle kenniscomponenten van alle vakken. Die examens moeten worden gemaakt door onafhankelijke examenorganisaties en die worden dan weer gecontroleerd door de inspectie. Wat is daar zo belangrijk aan? Met landelijke kennisexamens verdwijnen heel veel, zo niet alle perverse prikkels waar de huidige generatie onderwijsmanagers steeds zo actief naar op zoek is. Outputfinanciering zou dan kunnen blijven bestaan, want scholen zullen vanzelf aan de poort selectiever worden. De scholen zullen alleen nog maar leerlingen willen van wie ze min of meer zeker zijn dat ze aan het eind van de rit zullen slagen. Scholen zullen ook veel kritischer worden op de inhoudelijke kwaliteit van docenten; alleen docenten met het juiste kennisniveau en de juiste vaardigheden zullen worden ingezet. Op open dagen zal eindelijk een reëel beeld worden geschetst van de opleiding, want de school wil vooral geschikte leerlingen aantrekken en niet zo veel mogelijk leerlingen. Dat is een wezenlijk verschil.

Om dit allemaal tot zijn recht te laten komen, moet het hele onderwijsgebouw meedoen, om te beginnen de basisschool. Het mag niet meer zo zijn dat leerlingen van groep 8 toch naar het vmbo doorstromen als zij een taalachterstand van jaren hebben. Nu is dat de praktijk. Wij overwegen een motie over het invoeren van landelijke eindtermen voor het gehele onderwijs tot en met het hbo. Graag een reactie van de minister daarop.

Daarnaast willen wij graag dat het onderwijs zich de komende jaren weer gaat richten op een van zijn kerntaken, die jarenlang is verwaarloosd: integratie. Juist het onderwijs moet een sleutelrol vervullen bij het doorgeven van cultuur en traditie. Het vormen van een culturele identiteit is een kerntaak van het onderwijs. We hebben leraren nodig die onze kinderen aan de hand nemen en hen inleiden in onze westerse beschaving, hun ontzag bijbrengen voor onze cultuur, die voortkomt uit de Griekse, joodse, christelijke en humanistische tradities. We moeten ze meenemen naar de prille vormen van democratie in het oude Griekenland, naar de roerige tijden van de Franse Revolutie en de Verlichting. We moeten ze inwijden in de cultuur die een samenleving heeft opgeleverd van openheid, individuele vrijheid, individuele eigenheid, zelfbeschikking en emancipatie, van mensenrechten en gelijkwaardigheid van iedereen die deze idealen wil delen, een samenleving van vrije burgers die geloven in wederkerigheid. We moeten onze kinderen deelgenoot maken van al die zaken die onze cultuur superieur maken aan alle andere culturen die deze kernwaarden niet delen. Maar onze leraren kunnen dat niet meer, en misschien willen ze dat zelfs niet meer. De heersende onderwijsideologie is namelijk die van het multiculturalisme en het cultuurrelativisme. Dat heeft ervoor gezorgd dat onze leerlingen, autochtoon en allochtoon, geen culturele inbedding meer krijgen.

Van al het falen van het onderwijs is dit wel het belangrijkste: leerlingen cultureel ontheemd op pad sturen, in het volle besef dat met hen de culturele erosie voortschrijdt, op weg naar een culturele woestijn. We roepen de regering daarom op om een canon van de westerse beschaving te formuleren en die, om te beginnen, verplicht op te nemen in de curricula van alle lerarenopleidingen. Daarna kan diezelfde canon in de curricula van alle opleidingen in het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs worden geïntroduceerd, en ook weer volgens landelijke normen worden geëxamineerd. Elke leerling en student krijgt dan aangereikt waar wij als westerse samenleving voor staan, wat wij belangrijk vinden. En wij leggen uit hoe kwetsbaar onze cultuur is. Ik hoor collega's nu al roepen dat juist wij hebben ingestemd met een aantal pijnlijke bezuinigingen op kunst en cultuur, op orkesten en koren. Maar het is een ander soort cultuur die wij volop willen terugbrengen in het brandpunt van onderwijs en opvoeding: de cultuur die genesteld zit tussen onze oren, die wij geïnternaliseerd zouden moeten hebben. Dat is de cultuur van Athene, Jeruzalem en Rome, van het Parijs van Diderot en Voltaire, het Amsterdam van Spinoza, het Duitsland van Kant en Nietzsche, de Verenigde Staten van Jefferson en Paine.

Il faut cultiver notre jardin, mijnheer Van der Ham! We moeten ons tuintje onderhouden, voorzitter. Er zijn zo veel wandelaars in onze tuin bijgekomen dat extra onderhoud nodig is, maar we hebben geen vakkundige tuinmannen meer; die zijn op. Zij die het vak nog beheersen, staan op het punt om naar het rusthuis te gaan: het oudetuinmannenhuis. De nieuwe generatie tuinmannen weet niet meer hoe de planten tot bloei te brengen. De chef-tuinman besluit daarom om een flink deel van de prachtige tuin te asfalteren, zodat minder onderhoud nodig is.

De cultuur van de nieuwe wandelaars in onze tuin – ik denk daarbij vooral aan de niet-westerse immigranten van islamitischen huize – staat vaak diametraal tegenover de verworvenheden van onze cultuur. Het Arab Human Development Report, een rapport van de Verenigde Naties uit 2002 geschreven door Arabische wetenschappers, stelt vast dat Arabische landen tekortkomingen laten zien op drie gebieden, juist de gebieden die door ons worden gekoesterd als kernwaarden: tekorten op vrijheid, kennis en de positie van vrouwen. We zien dat patroon terugkeren in ons land. Het rapport concludeert, en ik citeer professor David Pinto, de bekende expert op het gebied van migratie en integratie: Het begint al bij de opvoeding. Die is vaak autoritair. Dit vermindert de onafhankelijkheid en het zelfvertrouwen van het kind. Het bevordert passiviteit. Zelf vragen stellen en zelf initiatief nemen wordt niet op prijs gesteld. Het rapport stelt bovendien vast dat het aantal inwoners van de Arabische landen zal toenemen van 280 miljoen naar 410 miljoen en mogelijk zelfs naar 460 miljoen in 2020. Meer dan de helft van het enorme aantal jongeren – 38% is jonger dan vijftien jaar – wil het liefst weg uit hun land. Europa is voor hen zeker een aanlokkelijk perspectief.

Voorzitter. Wij zullen ons zo goed mogelijk teweerstellen tegen verdere massa-immigratie, maar wij hebben intussen te maken met grote groepen burgers uit die landen. Ons onderwijs moet daarop een antwoord hebben, juist als het gaat om het verankeren van onze cultuur voor de toekomst van iedereen in Nederland in Europa.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat er een canon van de westerse cultuur moet worden onderricht. De afgelopen jaren is er al heel veel gediscussieerd over de canon van de Nederlandse geschiedenis. D66 heeft daar overigens bij aangetekend dat het ook moet gaan over waarden en vrijheden. Daarmee sluiten wij dus aan op wat u zegt, maar het roept tegelijkertijd de vraag op wat u voorstel nog toevoegt aan wat er al ligt.

De heer Beertema (PVV):

U bedoelt wat er nu wordt gedaan aan geschiedenis, burgerschapscompetenties en dat soort dingen?

De heer Van der Ham (D66):

Inderdaad.

De heer Beertema (PVV):

Het vak geschiedenis is natuurlijk niet verplicht. Er is een canon van de Nederlandse geschiedenis, maar die is ook niet verplicht. Het is een convenant: men mag daar iets mee doen, maar het hoeft niet. Die vrijblijvendheid bevalt ons niet. Ik ben nog niet klaar met mijn bijdrage, maar in het vervolg ervan zult u horen hoe urgent dit voor ons is. Wij voelen een groot gevoel van urgentie, omdat onze cultuur niet meer ingebed wordt in onze jongeren, wat hun afkomst ook is.

De heer Van der Ham (D66):

Op het punt van die verplichte canon kunnen wij elkaar de hand schudden, want wij zeggen ook dat het niet vrijblijvend mag zijn en dat jongeren van welk niveau dan ook er echt kennis van moeten nemen. Dat is echter niets nieuws. Als u met iets nieuws wilt komen, zou u moeten voorstellen om de canon te verplichten. Een nieuwe canon zou alleen maar leiden tot eindeloos veel discussie over zaken die al eerder zijn uitgediscussieerd, zoals dat kinderen moeten weten waar onze vrijheden vandaan komen, overigens ook de vrijheid van gelijke behandeling. Die is echt heel erg belangrijk; lees die verlichte filosofen, bijvoorbeeld Voltaire en Spinoza, er nog maar eens op na. Daar hoeven wij niets extra's voor te doen. Wij hoeven het alleen maar verplicht te stellen.

De heer Beertema (PVV):

Bij die verplichting vindt u mij aan uw zijde. Ik zou willen beginnen met een verplichting voor de lerarenopleiding om hiermee aan de slag te gaan. Daar begint het. Lerarenopleidingen zijn cruciaal. Als wij ergens cultuurdragers en cultuuroverdragers zouden moeten hebben, dan is het op de lerarenopleidingen. Zij moeten het gaan doen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik concludeer dan maar dat uw voorstel allang op de plank ligt en dat u het alleen maar een harder randje wilt geven: een verplichte canon. Een prima voorstel!

Ik ga u een handje helpen. U zegt dat het in de Arabische wereld slecht is gesteld met de vrijheden. Dat klopt: 25% van de hogeropgeleiden vlucht naar het westen; er worden minder boeken gelezen en er worden minder computers gebruikt. U en ik zijn het er helemaal over eens dat dit een slechte zaak is. Heel veel mensen ontvluchten die onvrijheid dan ook of stellen die onvrijheid in hun eigen land ter discussie. In Nederland zijn heel veel mensen, juist met een achtergrond in deze regio, ontzettend blij met de vrijheden die ze hier hebben. Zij zijn heel blij dat ze hier gewoon hun mening kunnen ventileren en hun godsdienst in vrijheid kunnen belijden. Ik hoop dat u ook voor dat soort rechten blijft opkomen.

De heer Beertema (PVV):

Absoluut. Daar kunt u mij op afrekenen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, mijn oren rammelen ervan.

De heer Beertema liet een foto zien. Als fotoliefhebber genoot ik van die prachtige foto, maar als onderwijswoordvoerder gruwelde ik er vooral van. De heer Beertema liet ons namelijk de situatie in de jaren vijftig zien: een kind in een houten schoolbankje met een leesplankje. Alsof wij terug zouden moeten keren naar de jaren vijftig! Kinderen leren tegenwoordig echt op een andere manier en wij moeten dan ook niet terug, maar juist vooruit. Bovendien was het in de jaren vijftig nog steeds heel moeilijk voor kinderen uit lagere sociaaleconomische klassen om vooruit te komen. Zijn die jaren echt uw ideaal?

De heer Beertema sneed drie punten aan in verband met de Arabische wereld: de positie van vrouwen, vrijheden en kennis. Hij had het over de positie van vrouwen, de vrijheid, de kennis. Mag ik hem erop attenderen dat dit kabinet bezuinigt op kennis? Dat de ambitie om in top vijf van kenniseconomieën te komen wel een heel hoge ambitie is, waarvan ik mij afvraag of wij daar met dit pakket aan maatregelen wel komen? Mag ik hem erop wijzen dat het zijn partij is die de vrijheid van mensen wil inperken die anders denken dan hij denkt? Door te bezuinigen op integratie verslechtert hij de positie van allochtone vrouwen. Volgens mij is dit gewoon het kabinet van de Arabische wereld.

De heer Beertema (PVV):

Ik ga in op de eerste vraag over de jaren vijftig. Ik zei al: deze foto is een icoon. Je moet daar wel een beetje doorheen kijken. Dat houten bankje doet er niet zo veel toe. Het gaat even om dat gezichtje van het kind. Dat zou u toch moeten weten. Dezelfde fotograaf overigens heeft een prachtige foto gemaakt, getiteld "De kus". Misschien kent u die wel, ook uit de jaren vijftig, in Parijs. Die wordt gevierd als een icoon van de kus. Of het nu in de jaren vijftig of de jaren zeventig is, het gaat om die gezichtsuitdrukking. Wij willen vooral niet terug naar de jaren vijftig. Je kunt niet terug naar de jaren vijftig, mijnheer Klaver. Dat kan gewoon niet. Het hoeft ook niet.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, ik maakte heel duidelijk een onderscheid als fotoliefhebber die hiervan geniet en als onderwijswoordvoerder die hiervan gruwt. Wat is dan dat beeld waar u wel naartoe ging?

De heer Beertema (PVV):

Als onderwijswoordvoerder kijkt u wel heel beperkt naar dat houten bankje en het kroontjespennetje, geloof ik. Als onderwijswoordvoerder moet u juist even genieten van het gezicht dat ...

De heer Klaver (GroenLinks):

Neemt u mij dan mee.

De heer Beertema (PVV):

Waarheen?

De heer Klaver (GroenLinks):

Naar dat vergezicht waar u het over heeft. Ik zie het niet. Neemt u mij dan mee.

De heer Beertema (PVV):

Hier ter plekke? Nu?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Ik geloof dat wij nu niet verder meer komen.

De heer Beertema (PVV):

Ik ben ook bang van niet.

De voorzitter:

Dat idee heb ik. Want ik geloof dat de heer Beertema u niet echt gaat meenemen, mijnheer Klaver. Ik heb niet die indruk.

De heer Beertema (PVV):

Ik voel een zeker verzet.

De voorzitter:

Dus ik zou proberen iets minder beeldende taal te gebruiken. Dan is de kans groter dat u ook een direct antwoord krijgt.

De heer Beertema (PVV):

Wat de andere vraag betreft, ik geloof niet dat die kennisambitie zo heel veel te lijden heeft. Ik sluit mij helemaal aan bij de heer Elias, die heel mooi sprak over het feit dat er een cultuurverandering in het onderwijs moet plaatsvinden. Daar pleiten wij voor. Het is echt een cultuurverandering waar wij hier over praten binnen dat onderwijs. Dan kan er heel veel moois gebeuren en dat hoeft niet met heel veel grote zakken geld gepaard te gaan.

De voorzitter:

De heer Klaver, tot slot.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik noemde dit het Arabische kabinet, als ik de redenering van de heer Beertema moet volgen. Hij had het over de positie van vrouwen, de vrijheid en de kennis die in de Arabische wereld achterloopt. Op één punt gaat hij in, namelijk de kennis. Hij zegt – wij verschillen daarover van mening – dat wij ook met minder geld best in de top vijf kunnen komen. Maar kan hij dan eens ingaan op de positie van die vrouwen, als wij niet investeren in integratie? En kan hij dan eens ingaan op de vrijheid die hij van anderen beperkt als zij anders denken dan hij denkt? Ik hoop dat dit concreet genoeg is.

De heer Beertema (PVV):

Als het gaat om de positie van vrouwen, dan is er geen partij die dat zo serieus opneemt als onze partij. Ik zie mevrouw Halsema achter u nogal gebaren. Ik weet niet hoe ik die gebaren moet interpreteren.

De voorzitter:

Via de voorzitter!

De heer Beertema (PVV):

Als totale verbijstering? Kijk eens aan!

De voorzitter:

Maar dat komt niet in de Handelingen.

De heer Beertema (PVV):

Ik stel vast dat mevrouw Halsema dagelijks een onderscheid maakt tussen twee soorten zusters. De blanke, hoogopgeleide vrouwen die voortdurend geëmancipeerd in het leven rond moeten stappen ...

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij voer ik hier een debat met de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

... en de onderdrukte, islamitische vrouwen, die niet buiten komen. Zij doen er ineens niet toe. Zij kiezen daar kennelijk ineens voor. De verbijstering is geheel aan mij, mevrouw Halsema.

De voorzitter:

Nu ga ik even iets zeggen. Ik snap dat u reageert op de non-verbale en ook wel een beetje verbale bijdrage van mevrouw Halsema, maar zij neemt niet namens GroenLinks deel aan het debat. Dat is de heer Klaver, dus ik stel voor dat wij ons best doen om ons op elkaar te concentreren. Ik zeg "ons" maar ik bedoel natuurlijk u. Dan mag u nog één afsluitende vraag stellen. Probeer het nu een beetje af te ronden, want mevrouw Smits wil ook nog een vraag stellen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was volgens mij heel concreet. Dat vroeg u van mij. Ik vraag ook gewoon een heel concreet antwoord. Wat betekent het voor de emancipatie van vrouwen als wij bezuinigen op integratie? De heer Beertema heeft het over vrijheid, maar volgens mij is zijn partij het ook die de vrijheid van mensen beperkt die anders denken dan hij.

Mevrouw Smits (SP):

Het begon zo goed met de heer Beertema. Het ging echt over onderwijs. Toen gingen wij over superieure culturen praten en nu ben ik hem helemaal kwijt.

De heer Beertema (PVV):

Ik zie ontzettend veel opwinding in de GroenLinks-fractie in relatie tot de emancipatie van de islamitische vrouw. Ik maak graag mijn betoog af want dat onderwerp komt nog ter sprake, althans: de Westerse beschaving die wij zo graag uitdragen.

De voorzitter:

Ik begrijp uit de reactie van de heer Klaver dat hij vindt dat zijn vraag niet afdoende beantwoord is. Ik begreep echter uit zijn manier van formuleren dat hij meer een conclusie trok dan een vraag stelde. Dat is misschien mijn fout geweest.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik was schijnbaar niet helder genoeg. Ik wilde juist nog één keer de concrete vragen stellen.

De voorzitter:

Dan gaan wij terug naar de heer Beertema. Wilt u nog een concreet antwoord geven op de vraag van de heer Klaver?

De heer Beertema (PVV):

Kan hij die herhalen?

De heer Klaver (GroenLinks):

Met alle liefde. Wij spraken over de positie van vrouwen. Ik stel de volgende vraag. Als u bezuinigt op de integratie, wat betekent dat dan voor de positie van allochtone vrouwen? Dat was vraag één. Vraag twee luidt als volgt. U spreekt over de vrijheid en dat het daarmee slecht gesteld is in de Arabische wereld. Ik vraag u: is het niet juist uw partij die andere mensen uitsluit en de vrijheid van mensen beperkt die anders denken?

De voorzitter:

Dan stoppen we nu want dat zijn voldoende vragen.

De heer Beertema (PVV):

Wat de integratie van vrouwen betreft, hebben wij destijds in de onderwijspraktijk in Rotterdam ontzettend veel moeite gedaan om islamitische meisjes en vrouwen te emanciperen. Wij hebben daar ontzettend ons best voor gedaan. Ik heb het 34 jaar gedaan, maar het is een heel moeizaam verhaal. Het heeft niet zozeer te maken met grote zakken geld, als wel met winning the hearts and the minds voor onze cultuur; het openstellen voor onze cultuur en het deel uitmaken van onze cultuur. Daarmee heeft het te maken.

Mevrouw Smits (SP):

"Hearts and minds" is een term uit de oorlog in Afghanistan. Ik snap dat wel van u. Op deze manier gaat u echter geen hoofd en zeker geen hart winnen. Als u de jonge vrouwen die u zo goed kent uit het onderwijs, zo graag wilt emanciperen, komt er dan ook nog een voorstel voor een hoofddoekbelasting, of in uw taal: een kopvoddentaks?

De heer Beertema (PVV):

Niet uit mijn mond.

Mevrouw Smits (SP):

Ik was in de veronderstelling dat dat uw emancipatiemiddel is voor deze vrouwen. Als u er dan echt werk van wilt maken en de linkse manier van emanciperen wegbezuinigt, het onderwijs en de inburgering ...

De voorzitter:

Via de voorzitter alstublieft.

Mevrouw Smits (SP):

... dat u dan, voorzitter, op uw manier de emancipatie wilt vormgeven. Ik bedoel natuurlijk: dat de heer Beertema op zijn manier de emancipatie wil vormgeven. Dan verwacht ik een voorstel.

De heer Beertema (PVV):

Als ik mijn verhaal mag afmaken, dan hoort u misschien nog iets. Ik ga hier niets zeggen over een hoofddoekenbelasting. Nee, echt niet, daaraan begin ik niet.

Mevrouw Smits (SP):

Dat is een afgesloten hoofdstuk? Wij horen daarover nooit meer van u? U gaat geen hoofddoeken verbieden op school?

De heer Beertema (PVV):

Dat hoort u mij ook niet zeggen. U hoort mij alleen maar zeggen dat ik er niets over zeg.

De heer Van der Ham (D66):

Bent u het dan oneens met de hoofddoekjestaks die de vorige PVV-fractie heeft voorgesteld?

De voorzitter:

Dit is echt buiten de orde van de begroting.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil het graag even weten.

De heer Beertema (PVV):

Hoeveel duidelijker moet ik worden? Ik ga er niets over zeggen.

De heer Van der Ham (D66):

Want u bent het er niet mee eens?

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham.

De heer Beertema (PVV):

Ik ga er niets over zeggen.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, ik heb het geluid van uw microfoon uitgezet. De heer Beertema vervolgt zijn betoog.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Door de heersende ideologie van cultuurrelativisme en multiculturaliteit, die overigens niet door ons is geïntroduceerd maar door anderen in de Kamer, en door de ontzuiling en de terugloop van de kerken zijn er haast geen verbanden meer die kennis van cultuur en tradities doorgeven aan volgende generaties. Er zijn gelukkig nog enkele kerkverbanden die dat wel doen, maar de overgrote groep burgers wordt niet meer bereikt. Wie moet dan nog de hearts and minds van de nieuwkomers winnen? Alleen het onderwijs blijft over om die taak op zich te nemen. Het onderwijs is bij uitstek het middel om nieuwkomers te integreren. Wij moeten het de nieuwkomers gunnen om kennis te maken met die prachtige cultuur van het Westen. Bildung, bevrijding van Middeleeuwse tribale denkwijzen en gewoonten, het doorbreken van de cultuur van angst en exclusiviteit – ik zie dat mevrouw Halsema ineens weg is – dat benauwende groepsdenken, de gesanctioneerde onderdrukking van vrouwen, homo's, geloofsafvalligen; het bevrijden van al die vormen van magisch denken die zich keren die zich keren tegen kennis en wetenschap. Kortom, geef al onze kinderen de kans om kennis te maken met het sapere aude van de Verlichting, de oproep van de filosoof Kant om zelf te durven denken. Winning the hearts and the minds, daar gaat het om. Het mes snijdt aan twee kanten. Wij bieden hiermee heel veel mensen de kans op emancipatie en integratie. Dat is goed voor al die mensen en de dure plicht van ons onderwijs.

Voorzitter. Op dit moment hebben wij onze autochtone en allochtone leerlingen niet veel te bieden. Het vak geschiedenis is uitgekleed en het vak burgerschapscompetenties – alleen de naam al – is bedroevend inhoudsloos, zo nikserig dat je je er bijna voor schaamt. Decennia van cultuurrelativisme en multicultidenken hebben hun tol geëist. Pas als een canon van de westerse cultuur onderwijsbreed is ingevoerd, heeft het onderwijs weer zijn oorspronkelijke rol terug van emancipatie- en integratiemotor die wij zo hard nodig hebben, een rol die het onderwijs al eeuwenlang heeft.

Voorzitter. Ik zie het rode lampje branden. Betekent dit dat ik door mijn tijd ben?

De voorzitter:

Dat is om u ervoor te waarschuwen dat u tegen het einde van uw spreektijd bent gekomen, ja.

De heer Beertema (PVV):

Hoe lang heb ik nog?

De voorzitter:

U hebt in totaal twintig minuten voor de eerste en de tweede termijn. U hebt nu meer dan vijftien minuten gebruikt.

De heer Beertema (PVV):

Dan rond ik hierbij af, voorzitter, dank u wel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Zal de PVV-fractie instemmen met een acceptatieplicht?

De heer Beertema (PVV):

De acceptatieplicht is een ongelooflijk ingewikkeld dossier. Ook daarover zijn wij aan het nadenken in de fractie. Ja, wij denken na in de fractie. Ook over dit onderwerp zal ik op dit moment geen uitspraken doen.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Beertema was zojuist namelijk heel stellig over onderdrukking en over de verworven van onze westerse cultuur. Nu durft hij geen stelling te nemen op mijn vraag wat hij zal doen als het aankomt op de acceptatieplicht.

De heer Beertema (PVV):

Als het gaat om artikel 23 en om de vrijheid van onderwijs, zeg ik dat die heel belangrijk voor ons is. Als er een acceptatieplicht komt die wordt gebruikt voor menging van leerlingen op een manier die wij oneigenlijk vinden, zullen wij daaraan conclusies verbinden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, bent u bereid om de tolerantie die u predikt ten opzichte van homo's los te laten als dat ook kan betekenen dat de acceptatieplicht wordt gebruikt om gemengde scholen te krijgen.

De heer Beertema (PVV):

Misschien moeten wij het ook eens andersom bekijken. Als een groep ouders onderwijs zo ongelooflijk belangrijk vindt, moet je dat slechts willen toejuichen. Onderwijs is razend belangrijk; dat vindt u met mij. Als ouders dan de vrijheid willen om hun kinderen in een bepaalde traditie op te voeden, wie bent u dan als overheid om daarop allerlei bestuurlijke dwang toe te passen? Zo kunt u het natuurlijk ook eens bekijken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Geldt dat dan ook voor het islamitisch onderwijs?

De heer Beertema (PVV):

Dat is een heel ander verhaal. Dat is absoluut een ander verhaal.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zie het verschil niet.

De heer Beertema (PVV):

Nee? Op het moment dat islamitisch onderwijs anti-integratie predikt, exclusiviteit predikt, ongelijkheid van mensen predikt, hebben wij wel een probleem.

De heer Klaver (GroenLinks):

En als het christelijk onderwijs anti-homo predikt, hebben wij dan geen probleem?

De heer Beertema (PVV):

Ik heb dat nog niet zo meegemaakt in het christelijk onderwijs.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, grondrechten hè?

De heer Beertema (PVV):

Grondrechten.

De heer Van der Ham (D66):

Vindt u artikel 1 een belangrijk grondrecht in het onderwijs?

De voorzitter:

Graag via de voorzitter spreken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, vindt u dat ook?

De voorzitter:

Ik sta niet op de sprekerslijst!

De heer Van der Ham (D66):

Vindt de heer Beertema artikel 1 van de Grondwet heel erg belangrijk?

De heer Beertema (PVV):

Ik vind de vrijheid van onderwijs heel erg belangrijk. Vindt u die belangrijk?

De heer Van der Ham (D66):

Die vind ik ook heel erg belangrijk.

De voorzitter:

Via de voorzitter. Juist in debatten waar het er scherp aan toe gaat, moet u het via de voorzitter doen om te zorgen dat het een beetje rustig en rationeel blijft.

De heer Van der Ham (D66):

Rationeel is het zeker. Het vergt namelijk heel wat ratio om dat moeilijke debat over de grondrechten en de botsing daarvan te kunnen voeren. De heer Beertema shopt; hij winkelt. Negatieve uitingen ten opzichte van homo's of over de ongelijkheid tussen man en vrouw mogen niet plaatsvinden binnen het islamitisch onderwijs. Dat ben ik met hem eens. Er moet echter wel ruimte voor zijn in het orthodox-christelijke onderwijs. Dat is natuurlijk met twee maten meten.

De heer Beertema (PVV):

Ik kom er graag op terug tegen de tijd dat het onderwerp hier ter tafel komt. Ik ga er nu niet al te grote uitspraken over doen. Wij hebben dit moeilijke, ingewikkelde dossier nog niet afgehandeld binnen de fractie. Ik ga er niet via een interruptiedebat aan het einde van mijn betoog allerlei uitspraken over doen. Dat moet de heer Van der Ham kunnen begrijpen, want het is een erg ingewikkeld dossier. Ik ga er verder niets meer over zeggen.

De heer Van der Ham (D66):

U spreekt heel grote woorden over de westerse beschaving en over gelijkwaardigheid en dat soort zaken. Dat mag. Ik ben zelf ook een groot bewonderaar van al die prachtige verlichte denkers die u hebt aangehaald. Zij hebben in Nederland een basis gelegd van gelijkwaardigheid, van vrijheid van meningsuiting en van godsdienstvrijheid. Ik noem ook de vrijheid om een ideologie te hebben er maar bij. Dit is een fundament van onze samenleving. Ik ben het helemaal met u eens dat dit soms schuringen geeft. U moet dan echter in een debat dat gaat over onderwijs toch duidelijk antwoord op mijn vraag kunnen geven, zeker nu u in uw termijn zulke grote woorden heeft gesproken over de vrijheden? Ik zie de PVV nu wegduiken voor zulke grote dilemma's. Dat vind ik wel een beetje zwak.

De heer Beertema (PVV):

Wij duiken nooit weg, maar ik vind dit niet de geëigende plaats en niet het geëigende moment om dit ingewikkelde dossier met u te gaan bespreken. U kunt nu wel heel meewarig uw hoofd schudden, maar ik kies mijn eigen momenten. De PVV doet dat ook, zoals u weet, en dat doen wij vaak beter dan u. Gun ons dat, zou ik zeggen. Het onderwerp komt ongetwijfeld terug.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Beertema zegt dat de PVV haar eigen momenten kiest. Ik kan de heer Van der Ham misschien een beetje duidelijkheid geven, want de heer Bosma heeft vandaag in het Nederlands Dagblad verklaard dat hij tegen de acceptatieplicht zou stemmen. Ik ga misschien wat meer mijn voorkeur uitspreken naar aanleiding van uitspraken die hij in kranten doet, net als deze minister. Die uitspraken zijn heel helder. Als ik er dan naar vraag, krijg ik het antwoord, ook van de VVD, dat er nog eens over nagedacht moet worden. De antwoorden in de krant waren veel helderder. Is de heer Beertema het nu eens met zijn collega Bosma, die zegt dat de PVV niet met het initiatiefwetsvoorstel voor de acceptatieplicht gaat instemmen, of gaat hij daar nog eens een nachtje over slapen?

De heer Beertema (PVV):

De heer Bosma heeft wat mij betreft wel een klein beetje voor zijn beurt gesproken. Artikel 23 is voor ons een heel belangrijk punt. Ik kan u wel toevertrouwen dat ik eerder met collega Bosma door de deur stap dan met de heer Van der Ham. Dat mag u van mij aannemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Alleen op dit dossier ga ik samen met u door die deur.

De heer Beertema (PVV):

Welkom.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik weet niet wie bij de PVV de woordvoerder onderwijs is, maar ik vond de taal van de heer Bosma vanmorgen veel duidelijker dan wat u zegt, namelijk dat u er nog eens over gaat nadenken. Wie is nu de werkelijke woordvoerder onderwijs bij de PVV?

De heer Beertema (PVV):

Ik ben woordvoerder onderwijs. De heer Bosma is woordvoerder hoger onderwijs, cultuur en media. Wij doen het samen.

Mevrouw Smits (SP):

Ook voor mij is er nu een beetje onduidelijkheid ontstaan. Wat de heer Bosma in de krant zegt is heel duidelijk. Wat u zojuist zei, was niet zo duidelijk. U had het ook over de motie van mijn collega Jasper van Dijk, waarin werd voorgesteld de woorden "ik onderschrijf de grondslag van deze school" te veranderen in: "ik respecteer de grondslag van deze school". U hebt voor die motie gestemd. Dat is de kern van het wetsvoorstel over de acceptatieplicht. Volgens mij bent u dus gewoon voor.

De heer Beertema (PVV):

Ik zeg het voor de laatste keer: de acceptatieplicht komt hier in de Kamer nog ter sprake. Laten wij dat debat even afwachten.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik trek mijn rechterschoen uit zoals u ziet. Ik ga er niet mee slaan, zoals Chroesjtsjov deed. Ik ga hem ook niet naar de Kamer gooien. Ik wil mijn schoen gebruiken om mijn verhaal mee te beginnen. Ik draag graag schoenen van een Nederlands merkt. Ze zijn degelijk, gaan lang mee en zien er toch modieus uit. Ik ben echter ook een klein calvinistje, dus ik koop mijn schoenen bij voorkeur in de uitverkoop. Dit oer-Nederlandse merk heeft echter de regel dat schoenen niet in de uitverkoop gaan, behalve als er iets mis mee is en ze verkeerd uit de mal komen. Wat is er dan mis met zo'n schoen? Welnu, dan zit er een krasje op of de neuzen hebben niet dezelfde kleur. Soms is er voor de hak ander leer gebruikt. Eigenlijk is er niet zo veel mis mee, maar toch gaan ze in de uitverkoop.

Dat is eigenlijk precies wat het kabinet doet met onze leerlingen. Alle kinderen die niet voldoen aan de standaardnorm gaan in de uitverkoop. Ik heb het over de bijna 40.000 zittenblijvers in het voortgezet onderwijs, de ongeveer 1000 vmbo'ers die graag naar het havo willen maar dat niet mogen, de 109.000 zorgleerlingen, de ongeveer 70.000 langstudeerders die € 3000 meer collegegeld moeten betalen, en natuurlijk de 60.000 30-plussers in het mbo die maar wat graag in de zorg zouden werken. Ik vrees dat het kabinet deze standaardnorm en deze mal nog verder wil aanscherpen.

In het regeerakkoord wordt geschreven over uniforme toetsen. Bedoelt het kabinet hiermee dat iedere school dezelfde verplichte toetsen krijgt? Wil het kabinet echt een eindtoets om de meerwaarde van scholen te meten en daaraan de financiering te koppelen? Alsof een kind in al die jaren dat het op school zit alleen in een klaslokaal leert. Wil de minister ook een inspecteur thuis zetten om te kijken of het kind 's avonds wel wordt begeleid bij het huiswerk maken en of het wel wordt voorgelezen? Volgens mij is een toets een instrument, niet om leerlingen en scholen af te rekenen, maar om ze te helpen. Een toets meet een tussenmoment. Je bekijkt wat een leerling nog moet leren om uiteindelijk bij het eindresultaat uit te komen. Je moet leerlingen verder helpen, niet afrekenen.

Het onderwijs moet naar de eenentwintigste eeuw. Het moet daar naartoe met bevoegde docenten, want ik schrik als ik lees dat nog steeds een zesde van de lessen in het voortgezet onderwijs en 30% van de lessen in het mbo wordt gegeven door onbevoegde docenten.

Het onderwijs moet naar de eenentwintigste eeuw met de mogelijkheid voor moeders om studie en moederschap te combineren. Mijn moeder was twintig toen ze mij kreeg. Ze heeft direct gekozen voor economische zelfstandigheid. Dankzij haar heb ik op de beste scholen gezeten en heb ik kunnen studeren wat ik wilde. Dankzij haar kon ik naar sportverenigingen gaan en heb ik mij kunnen ontwikkelen tot de mens die ik nu ben. Dankzij haar mag ik vandaag in deze zaal de begroting van OCW behandelen. Ik hoop dat de aanwezigen begrijpen dat ik er heel blij mee ben en trots op ben dat mijn moeder eind juni zal afstuderen als bedrijfskundige, maar wat had ik het haar gegund dat ze, toen ze een twintiger was, naast de zorg voor mijn opvoeding ook had kunnen studeren. Er is een initiatief van jonge moeders die andere jonge moeders willen helpen om studie en het moederschap te combineren. Deze stichting wil graag nog een jaar verder voordat zij op eigen benen kan staan. Met een klein beetje hulp van ons kunnen wij ervoor zorgen dat deze moeders, deze jonge vrouwen net als mijn moeder, én voor een kind kunnen zorgen, én een studie kunnen afronden.

Het onderwijs moet naar de eenentwintigste eeuw door in te spelen op de veranderende tijden en de veranderende samenleving. Ik heb eerder al gesproken over de school in Zandvoort die 50 dagen per jaar open is van acht uur in de ochtend tot zes uur in de avond. Op deze school geeft men ook tijdens de schoolvakanties les.

De voorzitter:

U had het over 50 dagen, maar ik denk dat u 50 weken bedoelt.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ja, men geeft op deze school 50 weken per jaar les, dus ook in de schoolvakanties. Er zijn kinderen die extra begeleiding gewoon nodig hebben. Deze school in Zandvoort experimenteert, maar voelt zich beklemd door de wet- en regelgeving. De lessen die men daar geeft tijdens de zomervakantie tellen niet mee voor het aantal uren. Men mag er leerlingen die al voldoende uren hebben gemaakt niet extra vrij geven buiten de vakanties om. Ik had hier vandaag graag gestaan met een masterplan waarmee ik zou kunnen zeggen: nu is het klaar met die grote schoolvakanties. De tijden en de samenleving zijn veranderd, maar daarin geloof ik niet. We kunnen niet vanuit Den Haag een blauwdruk op scholen leggen. Gelukkig willen we daar niet meer aan. Innovatie van onderaf moeten wij echter steunen. Ik vraag de minister dan ook of zij ruimte wil creëren voor dit soort scholen om te experimenteren.

We keren terug naar de uitverkoop, niet van mij schoenen, maar van de leerlingen. Dat de PVV en het CDA kiezen voor een outletstore, begrijp ik als ik de verkiezingsprogramma's van deze partijen lees. Zij investeren niet in onderwijs. Maar van de VVD had ik niet verwacht dat ze zou kiezen voor een outletstore ergens achteraf in de polder. De VVD wilde 700 mln. investeren in onderwijs en heeft op dit punt eigenlijk ook een imago hoog te houden. Ik had verwacht dat de VVD zou kiezen voor een prachtige flagshipstore in de P.C. Hooftstraat. Niks leerlingen in de uitverkoop zetten; ze komen in de etalage.

Wat vindt de minister ervan dat wij scholen nog steeds afrekenen op zittenblijvers, dus op kinderen die een jaartje extra nodig hebben op het havo of het vwo om ervoor te zorgen dat ze straks slagen op het hbo of in het wetenschappelijk onderwijs? Vindt de minister het goed dat we scholen daarop afrekenen? Wat wil ze daaraan doen? Wat vindt ze ervan dat er vmbo-t'ers zijn die hun diploma halen en graag door willen stromen naar het havo, maar dat niet mogen? Natuurlijk kunnen wij extra eisen stellen om ze te helpen als ze eenmaal op het havo zitten, maar ze moeten ten principale toegang hebben tot dat havo.

En dan de zorgleerlingen. Er wordt 300 mln. bezuinigd op leerlingen die het toch al zo moeilijk hebben. Wil de minister 2011 gebruiken om te onderzoeken waar de groei van het aantal zorgleerlingen vandaan komt en hoe het staat met de toename van al die etiketten? Wil zij daarover advies vragen van de ECPO?

Ik kom bij de langstudeerders. Veel van mijn vrienden studeren en zijn maatschappelijk actief. Deze minister was in haar vorige periode als staatssecretaris misschien wel de moeder van de maatschappelijke stage. Jongeren moesten midden in de samenleving staan, maar jongeren die dat nu als student doen, worden daarvoor afgestraft. Ze studeren langer, maar ze moeten straks € 3000 meer collegegeld betalen.

En dan de 30-plussers in het mbo. Van de 60.000 30-plussers in het mbo worden er 23.000 opgeleid voor de zorg en 19.000 voor de metaal, de sectoren waar wij straks mensen nodig hebben. De PVV stelt terecht dat er in het regeerakkoord voor is gezorgd dat er 15.000 extra handen aan het bed komen, maar wie gaat die mensen opleiden?

Ik had vanochtend een ontmoeting met Kevin en de VARA Ombudsman. Kevin is een jongen die illegaal in Nederland verblijft. Ieder kind heeft volgens het Verdrag inzake de Rechten van het Kind recht op onderwijs. Dat volgt hij ook, en wel op het roc Mondriaan. Kevin doet het fantastisch in de lessen, maar er ontstaat dadelijk een probleem. Deze jongen moet vanaf januari stage lopen, maar door onze wet- en regelgeving kan dat niet, want Kevin verblijft illegaal in Nederland en dan krijgt hij geen tewerkstellingsvergunning. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat Kevin straks in januari toch zijn opleiding kan afmaken?

Het kabinet bezuinigt 568 mln. op het onderwijs, terwijl ook andere keuzen mogelijk waren. Er wordt gezegd dat wij in moeilijke economische tijden leven. Ik ben de laatste om dat te ontkennen, maar dit kabinet heeft wel piketpalen geslagen, bijvoorbeeld als het gaat om de AOW-leeftijd. Mijn kleinkinderen zullen de eersten zijn die iets gaan merken van het verhogen van die leeftijd. Ik wijs verder op het rekeningrijden en de hypotheekrenteaftrek. Ook wat dit betreft zijn er piketpalen geslagen door CDA, VVD en PVV, maar daar hadden ze ook heel veel geld weg kunnen halen, waardoor er niet had hoeven te worden bezuinigd op het onderwijs. We hadden van dat geld het salaris van de leraren kunnen laten meestijgen. We hadden niet hoeven te bezuinigen op passend onderwijs. We hadden 4000 extra basisschoolleraren kunnen aannemen of mbo-coaches die schooluitval tegengaan. Van dat geld hadden we ook het aantal brede scholen kunnen uitbreiden. We hadden de klassen kunnen verkleinen. We hadden de colleges intensiever kunnen maken. Kortom, we hadden de kwaliteit van het onderwijs kunnen verhogen. Dat is precies wat wij nodig hebben om in de top vijf van kenniseconomieën te komen.

Sinds de start van dit kabinet wordt gesproken over onderwijsvrijheid, zojuist ook weer. Het gaan dan over het enkele feit van de acceptatieplicht. Ik heb vandaag niet de tijd om er uitgebreid op in te gaan, maar ik wil wel een andere vorm van onderwijsvrijheid ter discussie stellen. Ik doel niet op de vrijheid van ouders en kinderen om hun eigen school te kiezen of te stichten. Ik doel op de vrijheid van bestuurders om naar eigen goeddunken geld uit te geven, bijvoorbeeld aan topbeloningen. Ook dit jaar weer zitten 60 bestuurders boven de WOPT-normen. Er blijft geld op spaarrekeningen staan, terwijl dat geld voor de klassen nodig is. Er wordt naar eigen goeddunken geld uitgegeven aan commerciële bureaus die met strategisch advies komen en met allerlei certificeringen, terwijl geen kind weet wat die voor effecten hebben op de kwaliteit van het onderwijs.

De lumpsumfinanciering is gebaseerd op de lessen van een leraar aan een bepaald aantal leerlingen. Daarmee is vastgelegd hoe groot klassen zijn. Afhankelijk van het niveau gaat het om klassen tussen de 21 en 24 leerlingen per klas. Ik zou graag zien dat de inspectie erop toeziet dat dit geld ook daadwerkelijk in de klas "terechtkomt". Graag een reactie van de minister.

Ik rond af en keer terug naar de mal. Dit regeerakkoord is liefdeloos. Ieder kind dat niet in de mal past, ieder kind dat niet aan de norm voldoet, zetten wij in de uitverkoop. Ik heb deze bewindspersonen echter niet als liefdeloos leren kennen. Ik ben dus benieuwd naar de visie van deze bewindspersonen op de toekomst van het onderwijs in Nederland op de langere termijn. Op welke doelen kan ik hen in 2015 of zoveel eerder aanspreken? De minister en de staatssecretaris staan voor een moeilijke opdracht: in de top vijf van kenniseconomieën komen met minder geld. Ik hoop dat zij beseffen dat zij niet alleen voor die opgave staan.

De voorzitter:

Daar heb je ook een heel mooi gedichtje van.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ga het niet hebben over schoenen, schoenenverkoop of televisieverkoop maar wel over asfalt. Zoals het asfalt immers de hardware is van de economie, zo is het onderwijs de software. Dat was een mooie oneliner van de kersverse minister-president Mark Rutte tijdens het debat over de regeringsverklaring. Mooie ambities voor het onderwijs dus. Ook in het regeerakkoord zelf staan mooie woorden over het onderwijs. Nederland moet belanden in de top tien of de top vijf van de landen met het beste onderwijs. Daartoe werd trouwens opgeroepen in een motie van de vorige drie coalitiepartijen. Ik ben blij dat die ook in deze regeringsperiode is doorgezet. Ook waren er mooie en zeer belangrijke woorden over de vrijheid van onderwijs. Tot hier zijn wij het volledig met elkaar eens.

Maar terwijl het vorige kabinet nog investeerde in het onderwijs – in de verkiezingscampagne beloofden bijna alle partijen fors te investeren in het onderwijs – bezuinigt dit kabinet netto 100 mln. Dat is winst voor het CDA, want dat had die bezuiniging ingeboekt, maar verlies voor het onderwijs. Het is de vraag of de bezuinigingen niet groter zullen zijn dan die 100 mln. Ik constateer dat de rekening van het hogere aantal leerlingen en studenten de komende jaren nog op het bordje van de scholen en universiteiten wordt gelegd. Klopt dat? Universiteiten verwachten de komende jaren ruim 3000 extra studenten, die blijkbaar niet extra bekostigd kunnen worden. Welk bedrag is daarmee gemoeid? Hoe verhoudt zich dat tot de ambitie in het regeerakkoord? Daarin staat immers dat er met name in het hoger onderwijs maatregelen en geld nodig zijn om een forse kwaliteitsimpuls te kunnen geven. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Het is voor scholen en universiteiten belangrijk om te weten wat ze te wachten staat. Kan de minister per sector aangeven wat de geraamde kostenstijgingen of meevallers veroorzaakt door de toenemende leerlingenaantallen, zullen zijn voor de komende jaren? Kunnen de minister en staatssecretaris ook aangeven waar instellingen het geld dan wel vandaan zouden moeten halen?

Over de vrijheid van onderwijs sprak de kersverse minister mooie woorden: deze is gegarandeerd. Bijzondere scholen hoeven niet te vrezen dat ze in identiteit en kleur worden aangetast door de acceptatieplicht van mevrouw Hamer en de acceptatieplicht van leraren via het wetsvoorstel van de heer Van der Ham. Maar de minister-president moest de minister meteen al tot de orde roepen. Hij zei dat het kabinet daar nog eens rustig over gaat nadenken. Maar hij zei ook dat artikel 23 van de Grondwet, de onderwijsvrijheid, de toetssteen zal zijn van de beoordelingen van beide wetsvoorstellen. Mag ik er dan van uitgaan dat zowel de minister als de minister-president vinden dat de acceptatieplicht van de baan is? Graag krijg ik een bevestiging van de minister.

De heer Van der Ham (D66):

Ik sta overigens ook onder het initiatief-Hamer. Zegt u nu impliciet dat het wetsvoorstel inzake de enkelefeitconstructie sowieso niet in strijd is met artikel 23? Dat is dan ook weer nieuws.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ook de enkelefeitconstructie tast het recht op vrijheid van onderwijs aan.

De heer Van der Ham (D66):

Dat durf ik bij zowel het wetsvoorstel inzake de acceptatieplicht als dat inzake de enkelefeitconstructie te betwisten maar daar komen wij bij de wetgeving nog over te spreken. Ik vond het interessant dat u zei dat de regering sowieso afstand moest nemen van de acceptatieplicht en dat u niet de enkelefeitconstructie noemde. Daarmee geeft u blijkbaar een prioritering in uw belang aan, wat op zichzelf nieuws zou zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het wetsvoorstel over de enkelefeitconstructie ligt bij de Raad van State. Daar moet nog een advies over komen. Wij hebben onze mening bepaald maar ik heb er begrip voor als het kabinet zegt: daar willen wij serieus naar kijken. Maar de toetssteen voor beide wetsvoorstellen zal artikel 23 zijn. Als wij het wetsvoorstel over de acceptatieplicht voor leerlingen erdoor krijgen, dan kunnen wij inderdaad artikel 23 wel schrappen. Dat betekent dan namelijk dat ouders geen recht meer hebben op de onderwijsvrijheid, want elke school moet dan elke leerling aannemen.

De heer Van der Ham (D66):

Tot slot. Nogmaals, dat debat gaan we uitgebreid voeren bij de behandeling van de betreffende wetsvoorstellen. Maar het principe dat je in Nederland een school mag oprichten, dat dit op elke gewenste religieuze grondslag mag gebeuren en dat dit bekostigd wordt door de overheid, blijft vooropstaan. Het enige wat deze twee wetsvoorstellen doen, is dat we mensen die er net een slagje anders in zitten en die niet helemaal 100% willen onderschrijven wat die school zegt, maar die wel de grondslag van die school respecteren, de ruimte geven om op zo'n school te zitten. Nou, de grote taal die ook uw fractievoorzitter uitslaat dat het een aanslag is op de rechtsstaat vinden we dan wel een tikkeltje overdreven, "to put it mildly".

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nog één opmerking. Ik respecteer de heer Van der Ham heel erg, maar dat wil nog niet zeggen dat ik lid word van D66. Integendeel, met veel van de punten uit het partijprogramma van D66 ben ik het volledig oneens. Dat geeft maar aan hoe relatief het begrip "respecteren" is. Ik hoop dat de heer Van der Ham begrijpt dat het voor schoolbesturen net zo'n grote moeite is om hun kleur en identiteit te behouden als dat ik de heer Van der Ham respecteer om zijn kleur, maar vervolgens niet lid word van D66.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Volgens mij hebt u toch echt al drie keer geïnterrumpeerd.

Mijnheer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Voordewind interpreteert artikel 23 heel erg vanuit het recht dat besturen hebben en niet zozeer vanuit het recht dat ouders en kinderen hebben om zich in te schrijven op een school. Als ik hieraan denk, denk ik altijd aan het beruchte voorbeeld van het meisje dat weleens een broek aanhad en thuis een tv had. Vindt u het dan gerechtvaardigd dat een school zo'n kind weigert? Volgens mij moet het recht op toelating toch echt bij het kind en de ouders liggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is nu juist het spanningsveld dat de mensen die de Grondwet hebben opgesteld, misschien wel bewust, in de verschillende artikelen daarin hebben bepaald. U refereert aan artikel 1, waarin staat dat er geen onderscheid gemaakt mag worden, ook niet op kleur, religie, geslacht et cetera. U verwijst daarbij naar de ouders. Tegelijkertijd staat echter in artikel 23 dat de ouders ook het recht hebben om eigen scholen op te richten. Dat vertaalt zich uiteindelijk in besturen. Besturen zijn ervoor om de kleur en identiteit, en dus de doelstelling, meestal artikel 1 van die stichtingen of verenigingen, te bewaken. Dit betekent dat zij het recht hebben om een school op te richten met een bepaalde identiteit.

De voorzitter:

Zou u wel via de voorzitter willen spreken? Dat is een van onze regels.

De heer Klaver (GroenLinks):

Als een kind wordt geweigerd, wordt het inschrijvingsrecht van ouders en kinderen, dat artikel 23 in mijn ogen ook omvat, gewoon ingeperkt. Maar goed, op dit punt verschillen wij nogal van mening. Ik denk niet dat wij het daarover eens gaan worden, ook niet in dit debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik denk ook niet dat dit het geval zal zijn, niet in dit debat in elk geval.

Voorzitter. Voor de ChristenUnie staan de kwaliteit van het onderwijs, de onderwijsvrijheid en de zorg voor leerlingen die niet zo makkelijk mee kunnen komen, centraal. Voordat ik inga op het kabinetsbeleid wil ik namens de ChristenUnie mijn grote waardering uitspreken voor al die leraren die met hart en ziel dagelijks kinderen helpen om hen voor te bereiden op de toekomst die voor hen ligt. Gisteren hebben we dat weer mee mogen maken bij een bijeenkomst in Nieuwspoort. Er waren veel leraren aanwezig om mee te praten met de politiek en die ook een mening hebben over de bezuinigingen.

Ik ga in op een aantal zaken waar mijn fractie, maar ook veel leraren en ouders, grote zorgen over hebben. We hebben het al uitgebreid gehad over het passend onderwijs. Ik zal daar nog één citaat naast leggen uit een van de vele brieven die mijn collega's en ik hebben ontvangen de afgelopen dagen. Ik citeer uit een brief van een ouder: "Onze dochter, tien jaar oud, is geboren met downsyndroom en kan dankzij extra ondersteuning naar een reguliere school bij ons in de buurt. Zij leert inmiddels al in groep 7, integreert op school en in de buurt en werkt hard aan haar zelfredzaamheid. Bovendien heeft de deelname aan het reguliere onderwijs een positieve uitwerking op de rest van haar klasgenoten, op de leerkrachten en ook op de school. Wij maken ons dan ook als ouders grote zorgen over het onderwijs voor alle kwetsbare kinderen in de toekomst en vragen u met klem deze bezuiniging ongedaan te maken." Dit is zoals gezegd een van de vele berichten die wij hebben ontvangen.

Het passend onderwijs, een traject dat nog in de kinderschoenen staat, krijgt een klap te verwerken van 300 mln. Daarnaast wordt het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs aan een maximumbudget gebonden. Waar het kabinet verklaart dat ieder talent telt, wordt het gat tussen kinderen die het gewone onderwijs aankunnen en leerlingen die daar extra ondersteuning voor nodig hebben, enkel groter.

Mevrouw Ferrier (CDA):

De heer Voordewind schetst een beeld waarin iedere aandacht voor kinderen in het passend onderwijs die er kennelijk altijd is geweest op basis van budget ineens wegvalt. Hoe duidt hij het dat in zes jaar tijd, van 2003 tot 2009, het beschikbare budget voor passend onderwijs is verdrievoudigd, maar dat niet geduid kan worden waar dat geld nu precies is gebleven en op welke manier het ten goede is gekomen aan kinderen van wie hij de situatie beschrijft in de brief die wij allemaal hebben gehad? Is hij het niet met mij eens dat er heel veel mogelijk is, als je 1,2 mld. beschikbaar hebt en als je eens goed gaat kijken wat er wel kan, op welke manier je ruimte kunt geven aan scholen en hoe je er zicht op kunt krijgen waar dat geld naartoe gaat? Hoe kijkt de ChristenUnie daartegenaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Ferrier en ik hebben beiden in de coalitie hiervoor gezeten. Wij hebben toen ook beiden erkend, toen nog met de PvdA, dat wij voor een grote bezuinigingsoperatie stonden. Wij hebben toen ook geaccepteerd dat er een slag moest worden gemaakt, ook in het onderwijs. Maar wij hebben er altijd op aangedrongen dat dit niet ten koste mocht gaan van de extra zorg en aandacht voor de kinderen die moeilijker meekwamen dan de reguliere kinderen. Wij hebben ook bij die bezuinigingsronde juist gevraagd om niet te bezuinigen op het passend onderwijs. Wij hebben daarbij juist een vingerwijzing gedaan richting het management, richting de bovenlaag. Ik heb mevrouw Ferrier horen zeggen – daar was ik blij mee – dat vooral naar de leemlaag moet worden gekeken. Ik hoop dat zij die lijn doorzet en dat zij de motie steunt die wij straks mogelijk indienen om uitsluitend te bezuinigen op het management en niet ten koste van de kinderen. Dan zet zij in ieder geval die lijn door.

Mevrouw Ferrier spreekt over het passend onderwijs als een kostenpost. Ik weiger die term te gebruiken. Ik zie ook dat de kosten stijgen, maar ik vind dat een investering om ervoor te zorgen dat juist die kinderen mee kunnen komen die dat duwtje in de rug heel hard nodig hebben, zodat zij straks niet in de Wajong, de WW of de jeugdzorg terechtkomen. Ik zie het als een investering en niet als een kostenpost.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Dat ben ik geheel met de heer Voordewind eens. Het gaat erom, zoals ik net zei, dat kinderen kunnen participeren in de samenleving. Maar het is natuurlijk niet gezegd dat het met minder geld niet kan, omdat wij in zes jaar tijd een verdrievoudiging van het budget hebben gehad en omdat wij niet kunnen aangeven waar dat geld precies zit. Is de heer Voordewind het met mij eens dat het dan te gemakkelijk is om nu te zeggen: wij kunnen niet aan onze gemeenschappelijke doelstelling voldoen dat ieder kind de zorg krijgt die het nodig heeft om haar of zijn talenten te ontwikkelen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als mevrouw Ferrier vindt dat datgene wat je doet niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de zorg voor die kinderen, maar dat wij vooral moeten kijken naar de bovenlaag, dan vinden wij elkaar. Dan nog zie ik het heel somber in, want het vorige kabinet heeft daarin al een taakstelling uitgevoerd. Wij hebben van de sector teruggekregen dat weliswaar de leemlaag het doel was, maar dat het ook terugsijpelde in grotere klassen en ten nadele kwam van de kinderen. Ik vrees dat de doelstelling van mevrouw Ferrier niet gered zal worden, gezien de geschiedenis die wij hiermee hebben meegemaakt. Mag ik mevrouw Ferrier erop wijzen dat het om een substantieel deel gaat, 20% van het totale budget? Dat is ook niet niks.

De voorzitter:

Ik verzoek u door te gaan, want wij lopen al een beetje uit de tijd. De begrotingsbehandeling VWS had nu al moeten beginnen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik neem aan dat ik gewoon de tijd heb die ik netjes had ingeschreven.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het kabinet plaatst schoolbesturen en leraren in een bijna onmogelijke positie. Zij zijn het die niet alleen de pijn van de bezuiniging te verwerken krijgen, maar tegelijk ook aan de zorgplicht moeten voldoen. Is de minister bereid onderzoek te doen naar de gevolgen van deze bezuiniging vanaf 2012 en de Kamer hierover in het voorjaar te informeren? Maak dan op zijn minst duidelijk en inzichtelijk wat de gevolgen zijn. Wij hebben een vingerwijzing gehad van de heroverwegingen. Daarin staat dat als wij uitgaan van 200 mln. in 2012 – de heer Ton Elias refereerde aan de 600 mln. – dit ook op de korte termijn een negatief effect zal hebben op de schooluitval, de kwaliteit van het onderwijs et cetera. In tweede termijn zal ik hierover mogelijk een motie indienen.

Ik kom op de prestatiebeloning. Door de nettobezuiniging van het kabinet staat de Kamer voor een groot probleem: hoe kunnen wij de pijn nog enigszins verzachten? Wij denken er allemaal creatief over mee. Ik vraag in dat kader of de minister denkt dat de leraren die prestatiebeloning belangrijker vinden dan de bezuiniging op het passend onderwijs. Vraag het eens aan de bonden, vraag het eens aan de besturenraden. Ik weet het antwoord al: zowel de bonden als de scholen zitten niet te wachten op een extra beloning. Zij willen die graag uitruilen voor beter onderwijs, kleinere klassen, etc. Ik overweeg een motie in te dienen om een groot deel van de gereserveerde gelden voor prestatiebeloning vrij te maken voor het verminderen van de bezuiniging op het passend onderwijs.

Dyslexie en hoogbegaafdheid zijn al besproken. De ChristenUnie is blij met het extra geld voor de programma's voor hoogbegaafde leerlingen. Deze groep wordt vaak vergeten en miskend in het regulier onderwijs. Onze fractie heeft daar verschillende keren aandacht aan besteed. De vraag is alleen nog of het deel uitmaakt van de zorgplicht van de besturen. Of blijft die 30 mln. hangen in pilots of wordt het een onderdeel van het passend onderwijs?

De heer Elias (VVD):

Ik kom terug op die prestatiebeloning. Het blijft de vraag hoe het kan dat als aan onderwijsgevenden wordt gevraagd of zij denken dat een prestatiebeloning motiveert, één op de twee zegt: ja, dat zou mij wel motiveren. U krijgt natuurlijk een ander antwoord als u met de bobo's van de schoolbesturen praat en met de mensen uit uw eigen kolom.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het onderzoek waar de heer Elias aan refereert, heb ik breder gezien. Het ging om de vraag of een prikkel in het salaris bijdraagt aan de extra waardering en werkvreugde van leraren. Daar zullen leraren altijd van zeggen: dat is mooi meegenomen. Als het moet worden afgewogen tegen een sigaar uit eigen doos, namelijk de bezuiniging op andere sectoren of de nullijn, dan zullen alle leraren ervoor kiezen om beter onderwijs te hebben, de werkdruk te verminderen en de lonen gewoon te laten meestijgen met de inflatie.

De heer Elias (VVD):

Nu klutst u echt de hele boel door elkaar. Nu doet u alsof het geld dat beschikbaar zou zijn voor de prestatiebeloning, voldoende zou zijn om de nullijn voor alle ambtenaren in Nederland ongedaan te maken. Dan moet u nog maar eens een keer gaan rekenen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het zal een deel zijn. Bij de prestatiebeloning gaat het uiteindelijk om een structurele investering van 250 mln. à 300 mln. Ik kan dat bijna een-op-een leggen op de bezuiniging die de heer Elias wil doorvoeren in het passend onderwijs. Daar kun je die investering bijna een-op-een neerleggen. Het is natuurlijk niet zo gek dat de onderwijssector dan zelf zegt: wat hebben wij aan zo'n extra prestatiebeloning als wij daardoor veel meer kinderen in de klas krijgen, als wij daardoor die kinderen niet de zorg kunnen geven die zij heel hard nodig hebben.

Ik was bij dyslexie en hoogbegaafdheid. Over hoogbegaafdheid heb ik het een en ander gezegd. Ik ben blij dat die 30 mln. in ieder geval doorgezet wordt. Ik vraag mij wel af hoe dat wordt verwerkt in de zorgplicht van de schoolbesturen. Ik ben blij met de opmerking van de heer Biskop over dyslexie. Ik hoop dat daar ook extra aandacht voor is. Wordt het inderdaad opgenomen in de onderwijsvoorziening voor jongeren met een handicap, zodat alle leerlingen die met dyslexie te maken hebben, toegang tot die leermiddelen krijgen? Het mag niet van de school afhankelijk zijn.

Ik kom op de krimpregio's, een onderwerp dat sterk samenhangt met de onderwijsvrijheid. Krimp zet onderwijsvrijheid en keuzevrijheid van ouders namelijk sterk onder druk. De gevolgen van krimp zien wij al een tijdje in het noorden, in Limburg en in Zeeland, maar ook in Noord-Holland en het Groene Hart. Kleine scholen worden geconfronteerd met snel teruglopende leerlingaantallen, waardoor zij moeite hebben met kwaliteit en financiële instandhouding. Er is te veel vergrijzend personeel, er is leegstand binnen het schoolgebouw, er is minder materiële bekostiging. Wij zien inmiddels ook dat de lokale bestuurders worstelen met de gevolgen van krimp voor het onderwijs en daarbij soms tornen aan artikel 23. Vanuit een schoolbestuur kregen wij de opmerking dat de gemeente een nieuw gebouw wilde realiseren op voorwaarde dat de christelijke en de openbare schoolbesturen zouden fuseren. De gedeputeerde in Zeeland meldde onlangs dat de opheffingsnorm naar 40 leerlingen zou moeten moeten in plaats van de huidige 23. Krimp kan er zo toe leiden dat de bijl aan de wortel van de keuzevrijheid van ouders in krimpgebieden komt te liggen, omdat het leidt tot verschraling van het onderwijsaanbod. Het gesprek over krimp mag niet alleen over huisvestings- en economische motieven gaan. Bij het debat over de regeringsverklaring is de motie-Rouvoet/Cohen aangenomen over de maatregelen, gericht op krimpregio's. Op welke wijze gaat de minister die motie uitvoeren?

Ik hoop dat de coalitie de eerder uitgestoken hand naar de oppositie nu ook vertaalt in een open houding richting voorstellen van de oppositie, met name als het gaat om de alternatieve dekking op de bezuinigingen op het passend onderwijs. Vooralsnog ga ik uit van een constructieve opstelling daarin.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Sinds de premier die de vrijheid van onderwijs in zijn huidige vorm mogelijk maakte, is zo'n honderd jaar verstreken voordat we opnieuw een liberaal aan het roer hebben. Dat gegeven moet als een belangrijke opfrisser dienen: het is noodzakelijk dat de overheid een vitaal onderwijsstelsel bevordert, dat toegesneden is op de maatschappelijke ontwikkelingen. Artikel 23 van de Grondwet biedt die kaders. De SGP-fractie is blij dat het regeerakkoord niet wil morrelen aan dit artikel. Daarbij gaan we ervan uit dat het kabinet zich aansluit bij de overtuiging van Cort van der Linden. Hij verwoordde het krachtig: "De vrijheid van onderwijs (...) is een correctief voor het conservatisme, dat iedere overheidszorg van nature eigen is." De initiatiefwetsvoorstellen die nu in de Kamer liggen, moeten in dat licht krachtig ontraden worden, omdat ze juist tot een verstarring van ons onderwijssysteem leiden. Juist nu hebben we de creativiteit die de vrijheid van onderwijs biedt hard nodig!

De SGP-fractie waardeert de handen-uit-de-mouwenaanpak van het regeerakkoord. Voor ons is wel van wezenlijk belang dat achter de concrete aanpak een ambitieuze en gedegen visie op kwaliteit ligt. De wereldwijde ontwikkeling vraagt om forse investeringen in het onderwijs. Op langere termijn kan dit door meer te investeren in het onderwijs, op korte termijn door het onderwijs meer ruimte te geven, zodat met het bestaande budget meer kwaliteit tot stand komt. Deelt de minister deze hoofdlijnen? Dat vraagt dan toch juist om meer ruimte voor vakmanschap in plaats van een aantal centralistische maatregelen uit het regeerakkoord? Is het nu niet juist tijd om het onderwijs daadwerkelijk meer vrijheid te geven?

Dit kabinet legt sterker de nadruk op presteren. Dat is uitstekend, mits we de juiste prestaties op het oog hebben. Om een bijdrage te leveren aan de discussie zou ik graag een notitie aanbieden aan de minister en de staatssecretaris, waarin centraal staat hoe de kwaliteit van het onderwijs gegarandeerd kan worden. Daarin worden twee grote knelpunten benoemd, met daarbij passende oplossingsrichtingen:

1. Onderwijs moet volgens de SGP-fractie gaan over de brede vorming van kinderen en mag niet eenzijdig gefocust worden op rekenen en taal. Hoe is de opvatting in het regeerakkoord dat "de kerntaak van scholen bij rekenen en taal ligt" te rijmen met de wet, waarin staat dat "het onderwijs zich richt op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden"?

2. De huidige systematiek voor het beoordelen van resultaten leidt tot onzekerheid en ongerechtvaardigde ongelijkheid tussen scholen. Prestaties worden eenzijdig gemeten en onvoldoende gecorrigeerd voor uitgangsniveaus en factoren die verschillen tussen scholen. Volgens de SGP-fractie moeten we scholen vooral beoordelen op de manier waarop zij werk maken van hun wettelijke taken. Vooral de plicht van scholen om vakkundigheid van leraren te bevorderen verdient meer aandacht. Het is toch zo dat de kwaliteit van het onderwijs voor het overgrote deel bepaald wordt door de kwaliteit en inzet van de leraar voor de klas? De SGP-fractie ontvangt graag een schriftelijke reactie op deze notitie, die ik via u, voorzitter, aan de bewindslieden overhandig.

De voorzitter:

We zullen ervoor zorgen dat bewindslieden en leden een exemplaar krijgen. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van der Ham (D66):

Ik was nog een beetje aan het kauwen op uw eerste opmerkingen over artikel 23.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Da's al een poosje geleden!

De heer Van der Ham (D66):

Ik probeer dat bloot te stellen aan veel wetenschap en overdenking. U zei, sprekend over de acceptatieplicht en de enkelefeitconstructie, ervan uit te gaan dat bij initiatiefwetsvoorstellen de houding van het kabinet een negatieve zal zijn. Stel je voor dat dat niet zo is, wat is dan de consequentie?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij zijn altijd heel helder geweest in onze communicatie – kijk maar naar ons verkiezingsprogramma – dat een positieve houding ten opzichte van artikel 23 voor ons belangrijk is om een positieve houding te hebben tegenover welke coalitie hier dan ook zit, inclusief een coalitie waarin uw partij zou zitten, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Dat kan ik mij voorstellen. Maar de SGP heeft een bijzondere oppositionele positie ten opzichte van dit kabinet. Zo hebben wij een beetje begrepen uit het relaas rond de totstandkoming van dit kabinet. De SGP is geen gedoogpartner, maar zij is een soort "schaduwgedoogpartner". Wij hebben gezien dat er in ieder geval met een schuin oog naar de opvattingen en naar de wensen van de SGP wordt gekeken rond thema's die het kabinet op de agenda wil zetten. Wat is dan de consequentie als de coalitiepartners c.q. het kabinet zich niet verzetten tegen die twee initiatiefwetsvoorstellen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Laten wij eerst constateren dat wij geen gedoogpartner zijn, dat wij geen schaduwgedoogpartner zijn, dat wij geen samenwerkende partner zijn. Wij zijn de SGP, met twee zetels, die gewoon volstrekt onafhankelijk in dit parlement de daden van een kabinet beoordeelt. Dat geldt voor deze coalitie en dat zou voor elke andere coalitie gelden. Daar is niets bijzonders aan. Er is niets bijzonders afgesproken. Wij gaan elk kabinet beoordelen op zijn daden. Als de heer Van der Ham met D66 in het kabinet zou zitten en als hij artikel 23 zou gaan schrappen, dan zouden wij daar gewelddadig ... Sorry, dan zouden wij daar geweldig oppositie tegen voeren. Gewelddadig zijn wij gelukkig nooit en zullen wij ook nooit worden.

De heer Van der Ham (D66):

Ik dacht al.

Is er een afspraak tussen de SGP en laten wij zeggen deze coalitie die vergelijkbaar is met die rond de Winkeltijdenwet?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan hier dan eindelijk het geheim verklappen. Dat is dat er geen enkele afspraak is, noch over artikel 23, noch over de zondag, noch over welk ander issue dan ook.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kijk u met een schuin oog aan.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kijk u recht in de ogen. Dat zou moeten betekenen dat ik ook de waarheid spreek. Dat doe ik in ieder geval en of u dat gelooft, is uw probleem.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Aan de kwaliteit van het onderwijs moeten we hoge eisen stellen. Wie de lat te laag legt, hoeft niet veel vrucht te verwachten. Graag wil ik een concreet voorbeeld noemen. Het referentiekader voor taal – dat was al even aan de orde in het debatje met de heer Elias – dat sinds dit jaar van kracht is, moet voldoende taalniveau garanderen. Uit onderzoek blijkt echter dat de spellingseisen voor taal juist fors verlaagd zijn en onder het niveau van de meeste leerlingen liggen. Is de minister bereid dit onderdeel te corrigeren?

Voor de SGP-fractie staat buiten kijf dat we in de huidige economische omstandigheden de bestaande tijd en middelen in het onderwijs beter moeten benutten. Graag doet de SGP-fractie de volgende vier voorstellen.

1. Uit onderzoek blijkt dat veel kinderen voor- of vroegschoolse educatie (VVE) krijgen aangeboden terwijl zij het niet nodig hebben. Zie het proefschrift van mevrouw Keegstra. De SGP-fractie vindt het in dat licht merkwaardig dat de regering een intensivering voor VVE beoogt terwijl er tegelijk een forse bezuiniging op passend onderwijs op stapel staat. De SGP-fractie is vooralsnog van mening dat bezuinigingen van deze omvang moeilijk realiseerbaar zijn zonder kwetsbare groepen te raken. Ik neem aan dat we daar nog uitgebreid met elkaar over gaan debatteren aan de hand van een concreet voorstel. Maar is de minister bereid daar mogelijke overstimulering van VVE bij te betrekken?

2. Uit onderzoek van het CPB blijkt dat de inzet van de lerarenbeurs eigenlijk alleen meerwaarde heeft bij trajecten die minimaal een jaar duren. Hoe beoordeelt de minister het voorstel van de SGP-fractie om de lerarenbeurs alleen beschikbaar te stellen voor die trajecten? Dat betekent dus ook dat je meer trajecten binnen hetzelfde budget kunt uitvoeren, mits die langer duren. Dat is dus geen bezuiniging, maar een andere manier om het in te voeren.

3. De verplichte vakleraar gymonderwijs in de groepen 3 tot 8 van het basisonderwijs levert op veel scholen problemen op. Het kost immers extra formatie en is een flinke belasting voor beginnende leraren. Vindt het kabinet ook niet dat deze verplichting afgeschaft moet worden, waardoor de kwaliteit van het primaire proces versterkt kan worden, omdat het vrijkomende budget daar dan voor gebruikt kan worden?

4. Sinds 1 augustus is een verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht voor overblijfouders. Door deze verplichting haken vrijwilligers af. Volgens de SGP-fractie is hier ook sprake van een misverstand. De toelichting op het amendement stelde dat een VOG verplicht moet zijn in de kinderopvang, maar ondertussen is dat ook voor het overblijven verplicht. Is de minister bereid deze oneffenheid te herstellen?

Leerlingenvervoer is voor veel ouders onmisbaar en is daarom een wettelijke plicht voor de gemeente. Het is bekend dat er op dit terrein knelpunten zijn. Hoe reageert de minister op de situatie dat ouders hun kind niet meer naar de door hen gewenste school sturen omdat dat praktisch onmogelijk blijkt? Kennelijk is de aandacht voor sociale omstandigheden bij gemeenten niet altijd voldoende gewaarborgd.

De SGP staat voor een onderwijsbeleid waarbij vrijheid van onderwijs en investeringen in kwaliteit hand in hand gaan. Dit klinkt modern, maar is feitelijk gebaseerd op wijsheid met oude papieren. Salomo, alom bekend als een van de wijste koningen ooit, schreef al 3000 jaar geleden in Spreuken 9, vers 9: "Leer de wijze, zo zal hij nog wijzer worden." Hij voegde daar in vers 10 wel terecht aan toe dat het geloof in God de basis is voor de echte wijsheid. Wij gunnen het hele onderwijs dat op dat beginsel verder gebouwd wordt aan beter onderwijs.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen doen wij de rest van deze begrotingsbehandeling, te beginnen met het antwoord van de regering.

De vergadering wordt van 16.48 uur tot 16.53 uur geschorst.

Naar boven