Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 76, pagina 6466-6487 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 76, pagina 6466-6487 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie) (32017, R1884);
het wetsvoorstel Regeling van de inrichting, de organisatie en het beheer van de openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de samenwerking daartussen (Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (32018, R1885);
het wetsvoorstel Regeling van de inrichting, de organisatie, het gezag en het beheer van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de onderlinge samenwerking tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (32019, R1886);
het wetsvoorstel Regeling van de instelling, taken en bevoegdheden van de Raad voor de rechtshandhaving van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving) (32020, R1887);
het wetsvoorstel Regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten) (32026, R1888);
het wetsvoorstel Vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba (32041, R1890);
het wetsvoorstel Reglement voor de Gouverneur van Curaçao (32178, R1898);
het wetsvoorstel Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten (32179, R1899);
het wetsvoorstel Wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen) (32186, R1901);
het wetsvoorstel Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) (32213, R1903)
, en van:
- de motie-Yrausquin/Herdé over een geschillenregeling (32213 (R1903), nr. 14);
- de motie-Yrausquin c.s. over optimale samenwerking bij implementatie van verdragen (32213 (R1903), nr. 15).
(Zie wetgevingsoverleg van 12 april 2010.)
De voorzitter:
Ik verwacht dat de heer Atacho zo binnenkomt, want hij had enige vertraging. Hij is er al, heel goed! Welkom.
Ik heet welkom de heer Van Bochove van het CDA, de heer Leerdam van de Partij van de Arbeid, de heer Van Raak van de SP, de heer Remkes van de VVD, de heer Brinkman van de PVV en mevrouw Van Gent van GroenLinks. Mevrouw Ortega-Martijn van de ChristenUnie zie ik nog niet, maar zij kan ieder moment binnenkomen.
Vervolgens heet ik welkom de bijzonder gedelegeerden, aangewezen voor de Staten van de Nederlandse Antillen, te weten: de heer Atacho van de PAR, voorzitter der Staten, alsmede mevrouw Jesus-Leito, gedeputeerde staatkundige structuur Curaçao, de heer Sulvaran van de PAR, de heer Marlin, gedeputeerde staatkundige structuur Sint-Maarten, de heer Samuel van de Nederlandse Antillen, mevrouw Eisden namens MAN/NPA/FK, de heer Booi van de UPB, de heer Zaandam van DP-Sint-Eustatius en de heer Johnson van de WIPM.
Verder heet ik welkom de bijzonder gedelegeerden, aangewezen door de Staten van Aruba, te weten: de heer Lee van de AVP, voorzitter der Staten, de heer Herdé van de AVP, de heer Dammers van de AVP, de heer Yrausquin van de AVP, de heer Wever van de MEP, de heer Thijsen van de MEP en de heer Bikker van de PDR.
Achter de regeringstafel hebben plaatsgenomen de minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Bijleveld-Schouten, de gevolmachtigd minister van de Antillen, de heer Van der Plank, en de gevolmachtigd minister van Aruba, de heer Abath.
Ik heet u allen van harte welkom. Verder heet ik de heer Van Beek van harte welkom; hij komt zo. Tot slot heet ik de ondersteuning en de belangstellenden welkom.
Dames en heren. Dit is een groot moment, want wij ronden vandaag in een plenaire vergadering de resultaten van het wetgevingsoverleg af dat afgelopen vrijdag en maandag heeft plaatsgevonden. Dit debat is in twee blokken verdeeld. In het eerste blok komen achtereenvolgens aan de orde:
- het wetsvoorstel Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) (32213, R1903);
- het wetsvoorstel Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie) (32017, R1884);
- het wetsvoorstel Wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen) (32186, R1901);
- het wetsvoorstel Reglement voor de Gouverneur van Curaçao (32178, R1898);
- het wetsvoorstel Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten (32179, R1899).
In het tweede blok worden achtereenvolgens behandeld:
Voorzitter- het wetsvoorstel Regeling van de inrichting, de organisatie en het beheer van de openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de samenwerking daartussen (Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (32018, R1885);
- het wetsvoorstel Regeling van de inrichting, de organisatie, het gezag en het beheer van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de onderlinge samenwerking tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (32019, R1886);
- het wetsvoorstel Regeling van de instelling, taken en bevoegdheden van de Raad voor de rechtshandhaving van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving) (32020, R1887);
- het wetsvoorstel Regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten) (32026, R1888);
- het wetsvoorstel Vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba (32041, R1890).
Nu volgen nog enkele praktische mededelingen. Het tiental wetsvoorstellen dat vandaag aan de orde is, zal, zoals gezegd, in twee blokken worden behandeld. Dit betreft de plenaire afronding in één termijn. Als u moties wilt indienen, dan kunt u dat meteen in uw termijn doen.
Ik heb de nummers genoemd van de wetsvoorstellen die in het eerste blok worden behandeld. Deze wetsvoorstellen bevatten telkens een regeling die zowel voor de Nederlandse Antillen als Aruba zal gelden. Dit blok wordt derhalve in aanwezigheid van de ambtsdragers uit beide landsdelen behandeld.
Het tweede blok bestaat uit een aantal wetsvoorstellen die ik reeds bij nummer heb genoemd, en bevat regelingen die eveneens gezamenlijk zullen worden behandeld. Deze regelingen zullen niet voor Aruba, maar wel voor de Nederlandse Antillen gaan gelden. Dit blok wordt derhalve slechts door de ambtsdragers uit de Nederlandse Antillen behandeld.
In verband met de orde heb ik een sprekerslijst laten vaststellen, waarop de Nederlandse afgevaardigden afwisselend het woord voeren met de afgevaardigden van de Nederlandse Antillen, voor zover het om het eerste blok wetgeving gaat ook afgewisseld met die uit Aruba. Wij zullen de volgorde van de grootte van fracties aanhouden, wat betekent dat wij straks beginnen met de fractie van het CDA.
Conform artikel 17 van het Statuut hebben de bijdragen van de zijde van de bijzonder gedelegeerden van de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba c.q. de gevolmachtigd ministers het karakter van het geven van voorlichting. Gelet hierop stel ik voor om, indien nodig, slechts een toelichtende vraag te stellen. Ik geef u hiertoe de gelegenheid aan het einde van een bijdrage en ik verzoek eenieder om die vragen c.q. interrupties kort en bondig te formuleren, precies zoals u dat de afgelopen dagen hebt gedaan. Ik zeg dit dus wellicht ten overvloede. Er zijn indicatieve spreektijden opgegeven en die staan vermeld op de sprekerslijst.
Tot zover de praktische opmerkingen. Laten wij nu gauw een start maken met de behandeling van het eerste blok. Daartoe geef ik het woord aan de heer Van Bochove van de CDA-fractie voor zijn bijdrage inzake de wetsvoorstellen van blok 1.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Bochove (CDA):
Voorzitter. Wat een bijzonder welkom! Ik vraag mij af of u voornemens bent om elke Kamervergadering zo te beginnen, want ...
De voorzitter:
Elke keer!
De heer Van Bochove (CDA):
... dan bent u zeker in het geval van een plenair debat met alle leden nog even bezig.
Voorzitter. In het Koninkrijk der Nederlanden behartigen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba ieder zelfstandig de eigen belangen. Op voet van gelijkwaardigheid verzorgen zij verder de gemeenschappelijke belangen en verlenen zij elkaar wederkerig bijstand. Dit uitgangspunt komt uit de preambule van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
Vandaag bespreken wij in dit plenaire debat onder andere het wetsvoorstel Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen. De vijf eilandgebieden van de Nederlandse Antillen krijgen een andere status en het land der Nederlandse Antillen wordt opgeheven.
Op dit moment zijn wij dichtbij de eindstreep van de behandeling en morgen zal blijken of de tot nu toe gemaakte afspraken, op sommige onderdelen wellicht enigszins geamendeerd, ook werkelijk die eindstreep zullen halen. Hiermee is het jaar 2010 voor het proces van de staatkundige veranderingen een bepalend jaar. Als dit moment, als 2010 zonder besluitvorming voorbijgaat, is een vergelijkbare situatie niet snel opnieuw aan de orde. Dat al het werk van de afgelopen jaren daarmee tenietgedaan zou zijn, is nog niet het ergste. Dat de bevolking niets merkt van vooruitgang en verbetering van de eigen situatie, mogelijk gemaakt door schuldsanering, is ernstig en ergerlijk. Dit legt een grote verantwoordelijkheid bij allen die de mogelijkheid hebben, een beslissende bijdrage te leveren aan het huidige proces van staatkundige veranderingen. Dit klemt, temeer omdat het land der Nederlandse Antillen feitelijk uit elkaar valt. Juridisch bestaat het land nog wel, maar praktisch gaat elk eiland zijn eigen weg.
Voor de CDA-fractie is de verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking een van de leidende motieven voor het steunen van het huidige proces van staatkundige verandering. Deze verbeteringen komen op dit moment al tot uiting, bijvoorbeeld op de BES-eilanden. Onder de verantwoordelijkheid van de besturen van de toekomstige landen zullen ook de bewoners van Curaçao en Sint-Maarten dit kunnen gaan ervaren.
Aan het begin van dit plenaire debat over wetgeving rondom de staatkundige veranderingen past een woord van waardering voor al diegenen die zich de afgelopen jaren hebben ingezet om daar te komen waar wij nu staan. Een fors pakket van wetgeving is in de achter ons liggende maanden behandeld. In mijn waardering betrek ik nadrukkelijk de ambtelijke ondersteuning op de departementen, de Griffie van de Kamer en in het bijzonder de commissie NAAZ en de bestuurders en ambtelijke medewerkers overzee, maar ik denk daarbij zeker ook aan de medewerkers van de fracties. Het waren sinds 2005 energievretende jaren en er zullen nog enkele hectische maanden volgen.
De Kamer heeft inmiddels in verschillende ronden met het kabinet over de voorliggende rijkswetten en consensusrijkswetten van gedachten gewisseld: eerst de schriftelijke inbreng met het antwoord van de regering daarop en de afgelopen dagen het wetgevingsoverleg. Alle details zijn gewisseld. Vandaag vindt wat mij betreft dan ook de afronding plaats. In mijn inbreng zal ik ingaan op de brief van het kabinet na de rijksministerraad en een enkele motie die ik nog zal indienen, alsmede op een resterend punt na de voorgaande debatten. De Kamer heeft zich in het afgeronde wetgevingsoverleg naar mijn opvatting uiterst verantwoord en terughoudend opgesteld. Daarbij is rekening gehouden met de resultaten van het uitvoerig overleg tussen alle betrokken partijen. Er ligt, zeker voor het gebruikelijk handelen van de Tweede Kamer, een beperkt aantal wijzigingsvoorstellen – amendementen – voor van de kant van de Kamer. Daarmee demonstreert de Kamer oog te hebben voor de belangen van en gevoelens bij de partners in het Koninkrijk. Tegelijkertijd is deze Kamer geen knip voor de neus waard als een fractie op een voor haar aangelegen onderdeel niet de wijziging of aanvulling aanbrengt die zij absoluut noodzakelijk vindt. De voorliggende amendementen die door de CDA-fractie zijn ingediend dan wel met andere fracties zijn ingediend, hebben alle tot doel om te komen tot verbeteringen ten opzichte van wat nu voorligt. Naar de opvatting van de CDA-fractie zijn de voorgestelde amendementen in het belang van alle betrokkenen in het Koninkrijk. In verband daarmee heb ik met enige verbazing waargenomen welke beleving sommige voorstellen bij collega's losmaken.
In relatie tot het Statuut markeer ik de uitgebreide gedachtewisseling over de positie van Sint-Maarten. De staatssecretaris heeft klip-en-klaar de zienswijze van de CDA-fractie onderschreven. Wij wachten de noodzakelijke algemene maatregel van rijksbestuur af. Een visie op het Koninkrijk, een gezamenlijke opvatting over hoe de landen met elkaar verder willen, is noodzakelijk; die komt er ook, zo is toegezegd. Die moet leiden tot een bij deze tijd passend Statuut. Naar de opvatting van de CDA-fractie moet het kabinet voor 1 januari 2011 hiertoe de nodige stappen zetten en de Kamer daaromtrent informeren. Om dat te bewerkstelligen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat actualisering en modernisering van het Statuut noodzakelijk zijn;
overwegende dat de regering de Kamer een toekomstvisie op het Koninkrijk heeft toegezegd, waarin aandacht zal worden besteed aan een bredere Statuutwijziging;
verzoekt de regering, de Kamer voor 1 januari 2011 in kennis te stellen van de visie op de toekomst van het Koninkrijk en daarin voorstellen te doen voor actualisering en modernisering van het Statuut,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24(32213, R1903).
De heer Van Bochove (CDA):
Op het punt van de geschillenregeling stel ik vast dat de minister afgelopen maandag in zijn tweede termijn een heel duidelijke toezegging heeft gedaan: voor 1 januari 2011 ligt er een voorstel. Een motie op dit punt is dan ook niet meer noodzakelijk.
Ik kom te spreken over de Consensusrijkswet Gemeenschappelijk Hof. Ik dank de minister graag voor zijn toezegging in tweede termijn van het wetgevingsoverleg om zijn collega's van Sint-Maarten en Curaçao aan te moedigen om voor jeugdige verdachten de berechting achter gesloten deuren te doen plaatsvinden. In het tweede blok zal ik in algemene zin nog ingaan op de Consensusrijkswetten Hof, Openbaar Ministerie, politie en de Raad voor de Rechtshandhaving.
Ik ga ten slotte graag in op de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen. Hierbij maak ik alleen nog een opmerking over het amendement waarmee beoogd wordt, de mogelijkheid te openen voor de inwoners van de BES-eilanden om in belastingzaken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Na de reactie van de minister in het wetgevingsoverleg en kennis genomen hebbend van het besluit van de rijksministerraad is het amendement dat wij hebben ingediend, aangepast.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Ik ben erg verrast, blij verrast, door de motie van de heer Van Bochove. Wij moeten vandaag een voorstel voor een nieuw Statuut goedkeuren, maar nu zegt de heer Van Bochove: ik wil voor 1 januari een visie van de regering op een nieuw Statuut. Ik vind dat wetgevingstechnisch een beetje opmerkelijk. Vandaag moet een Statuut worden goedgekeurd of afgekeurd, maar de heer Van Bochove wil het Statuut nu goedkeuren en voor volgend jaar een ander Statuut. Had een dergelijke visie er bovendien niet al moeten liggen? De heer Van Bochove vraagt ons om eerst een wetsvoorstel aan te nemen en vervolgens de discussie daarover te voeren. In deze Kamer is het volgens mij gebruikelijk om eerst te discussiëren, een visie te ontwikkelen en vervolgens pas de wet aan te passen.
De heer Van Bochove (CDA):
Dit is een herhaling van zetten. Iedereen weet dat ten behoeve van de ontwikkelingen op de eilanden nu stappen moeten worden gezet. Die stappen zetten wij. Ten behoeve van die stappen is op een aantal punten een aanvulling c.q. aanpassing van het Statuut gewenst. Een en ander heeft echter niet geleid tot een fundamentele herziening op basis van een nieuwe, gezamenlijke visie op het Koninkrijk. Aan dat traject gaan wij de komende periode werken. Dan kunnen wij met de aanpassingen en verbeteringen van het Statuut op dit moment prima leven.
De heer Van Raak (SP):
Ik concludeer dat de CDA-fractie vandaag "ja" zal zeggen tegen een statuut waarvan zij vandaag ook zegt dat het niet goed is. Het CDA zal "ja" zeggen tegen een slechte wet. Dat vind ik voor het CDA toch onverantwoord.
De heer Van Bochove (CDA):
Het zijn conclusies die slaan als "kip op Dirk", of als "een olifant op een gebakje"; je kunt het op verschillende manieren formuleren.
De voorzitter:
Als ik mag kiezen, heb ik liever dat laatste.
De heer Van Bochove (CDA):
Ik heb iets heel anders gezegd en dat heb ik heel helder geformuleerd. Wij zijn van mening dat we het in het kader van het huidige staatkundige proces prima op deze manier kunnen doen, maar dat wij, kijkend naar de toekomst, met elkaar, ook met nieuwe landen, een visie op het Koninkrijk moeten formuleren, op basis waarvan wij een statuut kunnen formuleren.
Mevrouw Eisden:
Mijn vraag is in welk kader de heer Van Bochove de aangekondigde en volgens hem wenselijke wijzigingen van het Statuut gaat doorvoeren. Heeft hij daar een beeld van?
De heer Van Bochove (CDA):
Ja, ik heb daar een beeld van. Er ontstaan straks twee nieuwe landen binnen het Koninkrijk, ieder met een eigen positie en regering. We zullen afspraken maken over de wijze waarop wij de BES-eilanden in Nederland gaan inpassen. Als gevolg daarvan zullen nieuwe verhoudingen ontstaan binnen het Koninkrijk. Ook de verhouding tussen de landen en Aruba moet worden geregeld. Vanuit ons nieuwe perspectief kunnen wij gezamenlijk kijken hoe wij invulling willen geven aan het Koninkrijk en wat dat betekent voor het toekomstige Statuut.
Mevrouw Eisden:
Hoe verhoudt de nieuwe visie zich tot het zelfbeschikkingsrecht dat door de bevolking van de eilanden, met name Curaçao, al is uitgeoefend? Gaan wij het accent leggen op het Koninkrijk of heeft de bevolking van Curaçao de ruimte en het recht om die ruimte in te vullen om aan de opbouw van Curaçao te werken?
De heer Van Bochove (CDA):
Met de voorgestelde wet- en regelgeving geven wij de bevolking van Curaçao de optimale kans om aan haar nieuwe positie te werken, een positie die de overgrote meerderheid van de bevolking op het eiland wenst. Als er een moment komt waarop de meerderheid van de bevolking te kennen geeft dat zij niet langer in dit Koninkrijk wil blijven bestaan, dan nodig ik de bevolking uit om dat uit te spreken. Op de dag voorafgaand aan de dag waarop een verzoek daartoe wordt ingediend, zal de CDA-fractie al haar medewerking verlenen.
De heer Herdé:
Geachte mevrouw de voorzitter, geachte leden van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, geachte dames en heren bijzonder gedelegeerden van de Nederlandse Antillen, geachte Gevolmachtigde Ministers van Aruba en de Nederlandse Antillen, geachte bijzonder gedelegeerden van de eilanden Curaçao, Sint-Maarten, Saba, Sint-Eustatius en Aruba, Uwe Excellentie de minister van Justitie en Uwe Excellentie de staatssecretaris van Koninkrijksaangelegenheden, dames en heren aanwezigen.
Het moment is aangebroken om ons in alle duidelijkheid uit te spreken over de toekomst van het Koninkrijk, specifiek over de wens van de bevolkingen van Curaçao en Sint-Maarten om de status van land binnen het Koninkrijk te verwerven. Alle hier aanwezige politici, van het Europese deel tot het Caribische deel van het Koninkrijk, van links tot rechts van het politiek spectrum, hebben zich kunnen uitspreken over de vraag hoe zij over deze materie denken. Als vertegenwoordigers van het parlement van Aruba hebben wij een bijzondere rol mogen spelen in dit uiterst belangrijke proces. Vanuit deze rol en vanuit onze ervaring van voor en na het intreden van de status aparte van Aruba willen wij onze bijdrage aan dit proces blijven leveren. Namens de fractie van de AVP spreek ik wederom onze ondubbelzinnige steun uit aan het succesvol afronden van dit zeldzame staatkundige herstructureringsproces.
Ondanks de enorme inzet van allen, op Aruba, binnen het Koninkrijk en daarbuiten, bestonden er tijdens de rondetafelconferenties en op 1 januari 1986 nog onzekerheden en twijfels over de vraag of Aruba klaar was om zijn verantwoordelijkheden als land te dragen. Dat zeg ik uit ervaring. Dat kunnen wij, bijna 25 jaar later, in alle eerlijkheid erkennen. Wij kunnen nu echter ook trots zeggen dat wij met de inzet van de gehele Arubaanse bevolking, met alle partijen in de Staten van Aruba, ondanks verschillen die toen bestonden en nu nog bestaan, met de hulp van onze vrienden op de Antillen en in Nederland, Aruba hebben gemaakt tot het succes dat het vandaag is. Perfect? Niet, nog niet. Misschien nooit. Dat is geen enkele staat in de wereld toegekend. Maar Aruba staat er in alle opzichten beter voor dan op 1 januari 1986 en veel beter dan vele critici en pessimisten binnen en buiten het Koninkrijk hadden verwacht. Aruba is volop in ontwikkeling. Wij zijn nog lang niet klaar met het proces naar meer en beter zelfbestuur, dat veel eerder begon dan met het intreden van de status aparte, dat een belangrijk nieuw begin was. Met successen en fouten, maar met een niet aflatend streven naar verbetering en de steun van met name onze vrienden op de Antillen en in Nederland, zijn wij zo ver gekomen.
Net zoals het Arubaanse volk heeft de bevolking van Curaçao en Sint-Maarten ervoor gekozen om binnen het Koninkrijk de positie van hun land in te nemen. Zij kiezen bewust voor meer verantwoordelijkheid voor het eigen bestuur en voor de inrichting van hun gemeenschap. Er is geen reden te noemen waarom dezelfde elementen die hebben bijgedragen tot de hoofdzakelijk constructieve ontwikkeling van Aruba sinds 1986, niet ook voor Curaçao en Sint-Maarten zullen leiden tot soortgelijke succesvolle ontwikkelingen naar volwassen autonome landen binnen het Koninkrijk. Deze elementen – geloof in eigen kunnen, blijven streven naar en hard werken aan verbetering op alle terreinen van bestuur en de wens tot samenwerking met alle partners binnen het Koninkrijk – zijn op Curaçao en Sint-Maarten ruim aanwezig.
Er mag ook geen twijfel over bestaan dat wij allen, in alle landen van het Koninkrijk, hoge eisen stellen en zullen blijven stellen aan zekerheid en veiligheid, aan goed financieel en openbaar bestuur, aan gelijke kansen en duurzaamheid. Deze hoge internationaal aanvaarde normen en standaarden moeten voor ons allen in het Koninkrijk blijven gelden, omdat wij dat zelf willen, omdat het goed is voor ons allen in het Koninkrijk. Maar dat zal door de eigen mensen in elk der landen blijvend vorm, inhoud en kracht moeten worden gegeven. Indien vandaag niet alle toekomstige landen nog niet aan alle eisen voldoen, betekent dat niet dat zij deze eisen niet kunnen, willen of nooit zullen bereiken; integendeel. Dit proces wordt bovendien versterkt en versneld door de steun die welwillende partners binnen het Koninkrijk kunnen, willen en zullen bieden. Het is de rol van elk der partners binnen het Koninkrijk om dit proces voor continue groei en emancipatie kritisch en blijvend te ondersteunen. Dit is het proces dat elk land, groot of klein, rijk of arm, moet doorlopen.
Hoewel ik namens de regering van Aruba niet kan spreken, kan ik u verzekeren dat de fractie van de AVP binnen de Staten van Aruba niet zal nalaten er bij de Arubaanse regering op aan te dringen om alle mogelijke steun, waar gevraagd en waar mogelijk, aan zowel Curaçao, Sint-Maarten als de toekomstige BES-eilanden ruimhartig te bieden. Onze ervaring van de afgelopen 25 jaar delen wij heel graag. De afgelopen dagen hebben wij kritische kanttekeningen en welgemeende vragen gehoord over de voor ons liggende conceptrijkswetten. Deze kritische houding is op haar plaats als het gaat om de gezamenlijke zorg voor de kwaliteit van het bestuur en het leven in onze samenleving. Daarbij hoort bij ons allen de wil om samen te werken aan blijvende verbetering. Ik vraag u, leden van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, om dit ook te blijven doen.
Het ontwikkelingsproces van de eilanden van de Antillen naar het zelf dragen van meer verantwoordelijkheid zal na vandaag doorgaan, wat er ook gebeurt. Dit proces is niet te stoppen. Het is echter onze verantwoordelijkheid als partners binnen het Koninkrijk om dit proces nu en in de toekomst waar gewenst samen te blijven steunen. Dit is immers het karakter van het Koninkrijk waarvoor wij kiezen.
De heer Van Raak (SP):
Na deze inspirerende woorden van de heer Herdé wil ik graag om advies vragen. Toen Aruba in 1986 een land werd, bestond er een grote mate van overeenstemming en eenheid onder de bevolking en het bestuur. De heer Herdé maakt Curaçao van dichterbij mee dan ik. Heeft hij het idee dat die eenheid ook op Curaçao bestaat? Wij hebben hier in de Kamer namelijk twee groepen mensen, die namens 48% en 52% van de bevolking spreken. Vindt de heer Herdé, terugkijkend op het proces van meer zelfstandigheid voor Aruba, het niet belangrijk dat die mate van eenheid onder het bestuur en de bevolking bestaat?
De heer Herdé:
Absoluut, eenheid versterkt de eendracht en de kracht om verder te werken. De eenheid is ook op Curaçao en andere eilanden groeiende. Er zijn meningsverschillen en die zullen er blijven. Ik zei zojuist dat die ook op Aruba nog bestaan. De kracht van bestuurders ligt juist in het zoeken naar gemeenschappelijke belangen. Ik vertrouw erop en ik zie dat op Curaçao en Sint-Maarten dit proces gaande is. Ik heb daar dus vertrouwen in.
De heer Leerdam (PvdA):
Voorzitter. Dit is een bijzonder debat. Daarom heten wij niet alleen allen welkom, maar wensen ook wij iedereen de inspiratie om in het Koninkrijk eenheid uit te blijven stralen. Daarom is de PvdA verheugd dat na een lang en moeizaam proces de eindstreep van de staatkundige vernieuwing eindelijk in zicht lijkt te zijn.
Wij hebben dit proces altijd gesteund vanuit het oogmerk invulling te geven aan het zelfbeschikkingsrecht van de verschillende Caribische entiteiten binnen ons Koninkrijk en de wens om te komen tot een doelmatiger bestuur op de verschillende eilanden, binnen de garanties van een goed functionerende democratische rechtsstaat. De PvdA ziet het opheffen van de Nederlandse Antillen als de beste mogelijkheid sinds decennia om lokale misstanden aan te pakken en te komen tot zeer zelfstandige en voortvarende eilanden die zelf meer kunnen investeren in onderwijs, de aanpak van armoede en zorg.
De afgelopen dagen hebben wij gesproken over de kwestie Sint-Maarten. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het eiland op 10 oktober 2010 vrijwel zeker niet aan alle voorwaarden voor volledige zelfstandigheid zal voldoen. Sint-Maarten zal daarom, in haar woorden, op de datum van transitie geen onverantwoordelijke landstatus krijgen. Door middel van een algemene maatregel van rijksbestuur met waarborging, plannen van aanpak en landstaken, zullen Curaçao en Sint-Maarten onder een vorm van verhoogd toezicht worden geplaatst.
Wat Curaçao betreft is de verwachting dat het eiland de toetsing succesvol zal doorstaan. Binnen mijn fractie bestond enige twijfel of de plannen van aanpak, die in belangrijke mate de pijlers vormen van de algemene maatregel van rijksbestuur, voldoende garanties bieden voor het spoedig toewerken naar een situatie waarin Sint-Maarten wel aan de gestelde eisen voor zelfstandigheid voldoet. De staatssecretaris heeft ons hierover voldoende gerust weten te stellen. Ze is voornemens om scherp toezicht te houden op de implementatie van de plannen van aanpak. Als bepaalde afspraken niet nagekomen worden, zal de rijksministerraad een aanwijzing geven. De PvdA is bereid om de voorgestelde aanpak van de staatssecretaris het voordeel van de twijfel te geven, ondanks het feit dat het allemaal wederom niet de schoonheidsprijs verdient. We hadden liever gezien dat zowel Curaçao als Sint-Maarten op de transitiedatum wel aan alle voorwaarden had voldaan, maar dat is nu eenmaal niet de realiteit.
Het voorstel van de regering kan beschreven worden als de minst slechte oplossing voor een lastig probleem. Het land van de Nederlandse Antillen kunstmatig in stand houden en Curaçao en de BES-eilanden daarmee slachtoffer laten worden van het ene eiland dat niet aan de voorwaarden voldoet, is geen optie. Ook Sint-Maarten als enig eiland overlaten in een land waar alle andere eilanden al zijn uitgestapt, biedt geen alternatief. Ik merk in dit kader ook op dat het land de Nederlandse Antillen nooit optimaal – zeggen sommigen – heeft gefunctioneerd, dat het al grotendeels ontmanteld is en dat het hoe dan ook geen toekomst meer heeft. Het land de Nederlandse Antillen in naam laten voortbestaan, omdat een van de eilanden nog niet aan de voorwaarden voldoet, zou er niet toe leiden dat dit eiland ineens wel aan de gestelde eisen gaat voldoen. Het zou volgens de regering de vooruitgang naar volledige zelfstandigheid zelfs belemmeren. Het voornemen van de regering om de overgang naar de nieuwe situatie in oktober plaats te laten vinden en om Sint-Maarten en eventueel Curaçao onder verhoogd toezicht te plaatsen, is wat de PvdA betreft daarom de enige reële optie.
Afgelopen maandag is de regering in haar tweede termijn van het wetgevingsoverleg alsnog ingegaan op mijn vragen over de algemene maatregel van rijksbestuur en het verlengen daarvan. Het gegeven antwoord heeft ons echter nog niet gerustgesteld. De verwachting van de regering dat uiterlijk binnen vier jaar alles goed op de rails zal zijn gezet in de twee nieuwe landen, biedt op zich weinig garanties daartoe. Garanties heeft de Kamer echter wel in een zeer vroeg stadium gevraagd. Ik verwijs hierbij nogmaals naar de motie-Van Bochove c.s. Zodra Curaçao en Sint-Maarten de status van volledig zelfstandig land binnen het Koninkrijk krijgen, zouden zij ook daadwerkelijk moeten voldoen aan alle daarvoor gestelde criteria. Om na vier jaar nog slechts de waarborgfunctie uit het Statuut als ultiem middel beschikbaar te hebben om in te grijpen, achten wij ongewenst. Wij vinden daarom dat de algemene maatregel voor rijksbestuur zo lang als noodzakelijk is van kracht en in werking moet blijven. Daarom wil ik de volgende motie aan de Kamer voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is, een AMvRB "Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint-Maarten" in werking te laten treden voorafgaand aan de transitie van de voorliggende staatkundige hervorming en dat deze AMvRB na een geldigheidsduur van twee jaar slechts één keer verlengd kan worden met nog eens twee jaar;
van mening dat deze AMvRB, indien noodzakelijk, langer van kracht moet kunnen zijn dan deze maximale vier jaar;
tevens van mening dat de Kamer iedere keer vooraf gekend zou moeten worden in de besluitvorming over het al dan niet verlengen van deze AMvRB;
verzoekt de regering, deze AMvRB in die zin aan te passen, dat:
a. deze steeds na twee jaar verlengd kan worden zolang dat noodzakelijk is en
b. de Kamer voorafgaand gekend wordt in ieder besluit tot beëindiging of verlenging van deze AMvRB via een voorhangprocedure;
verzoekt de regering tevens, de aldus gewijzigde AMvRB in een voorhangprocedure aan de Kamer voor te leggen, voordat deze in werking treedt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Van Bochove, Remkes en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25(32213, R1903).
Mijnheer Leerdam, bent u aan het eind van uw inbreng?
De heer Leerdam (PvdA):
Mijn inbreng heb ik bijna afgerond. Ik heb nog een motie.
Voorzitter. Naar aanleiding van de Consensusrijkswet Gemeenschappelijk Hof kom ik kort te spreken over het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie. Ik heb niet veel meer toe te voegen aan wat ik daarover al in eerste termijn heb gezegd. Ik hoop dat de rechtshandhaving op de eilanden op korte en zeker op lange termijn zal verbeteren. Een Gemeenschappelijk Hof dat voortbouwt op de bestaande structuren, zal zich daarin moeten blijven bewijzen.
Ik kom even terug op mijn eerdere suggestie voor een roulatiesysteem van rechters, waarbij het niet alleen gaat om rechters die uit Nederland naar de eilanden gaan, maar ook andersom. De minister heeft dat een wenselijke ontwikkeling genoemd. Hoe denkt hij te bereiken dat die wens uitkomt?
Wat het OM betreft, hoop ik dat ook Aruba in de nabije toekomst zich daarbij zal aansluiten.
Over de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen heb ik geen aanvullende opmerkingen.
Over het Reglement Gouverneur Curaçao en Reglement Gouverneur Sint-Maarten heb ik nog de volgende opmerkingen. De onderhavige wetsvoorstellen strekken dus tot het vaststellen van de reglementen voor de nieuwe Gouverneurs van Curaçao en Sint-Maarten. Tevens zal het Reglement Gouverneur Nederlandse Antillen worden ingetrokken. De voorgestelde reglementen wijken niet of nauwelijks af van de huidige reglementen voor de Gouverneur van Aruba en de Gouverneur van de Nederlandse Antillen. Sterker, gouverneurs zijn van belang voor het Koninkrijk. De Partij van de Arbeid kan er in dit kader begrip voor opbrengen dat de regering heeft gekozen voor reglementen die sterk overeenkomen met de reglementen die momenteel van kracht zijn voor de Gouverneur van Aruba en de Gouverneur van de Nederlandse Antillen.
In de huidige situatie lijkt een en ander adequaat geregeld te zijn. Mijn fractie ziet verder graag dat de regering op zeer korte termijn een beslissing neemt over de vraag of er al dan geen secretariaat voor het Koninkrijk opgericht wordt. Het aan de orde laten komen van de toekomstvisie op het Koninkrijk vind ik wat te vrijblijvend. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de nieuwe staatkundige verhoudingen de behoefte aan een meer gezamenlijk Koninkrijk zal toenemen;
voorts constaterende dat zowel de commissie-Jessurun, het Comité 2004, de commissie Democratisch Deficit en de Raad van State in dit kader hebben aangedrongen op de totstandkoming van een secretariaat van het Koninkrijk;Leerdam
verzoekt de regering om nog in 2010 in nauwe afstemming met de overzeese partners een besluit te nemen over het al dan niet in het leven roepen van een secretariaat van het Koninkrijk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Van Bochove, Remkes en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26(32213, R1903).
De heer Leerdam (PvdA):
Voorzitter. Ik ben hiermee aan het einde van mijn inbreng gekomen.
De voorzitter:
Ik zie een aantal verzoeken voor een interruptie.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik heb nog een vraag over de eerste motie van de heer Leerdam. Ik hoorde hem zeggen dat verlenging moet doorgaan "zo lang het noodzakelijk is". Dat klinkt wel heel erg "eeuwig". Aan welke criteria moeten de landen in ieder geval voldoen, wil het niet meer noodzakelijk zijn?
De heer Leerdam (PvdA):
Ik neem aan dat er iedere twee jaar een evaluatie is. Als dan blijkt dat alles in orde is, is er geen verlenging nodig. Dit hebben wij ook zo besproken in deze Kamer. Vandaar de zinsnede: "zo lang het nodig is". Als na twee jaar de evaluatie zeer positief is, is het niet nodig. Nogmaals, mocht het zo zijn dat zowel de eilanden als wij het nodig achten om dit voort te zetten, dan moeten wij het nog even aanhouden.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik denk niet dat zomaar die maximale vier jaar is neergezet voor de verlenging. Dat lijkt mij een redelijke termijn om ervoor zorg te dragen dat de landen inderdaad zo ver zijn. Waarom gelooft de heer Leerdam er niet in dat dit genoeg is?
De heer Leerdam (PvdA):
Mevrouw Ortega-Martijn heeft ook gezien dat de slotakkoorden al in 2006 zijn getekend. Wij hebben allerlei zaken al op de rails gezet. Vanaf dat moment zijn de onderhandelingen begonnen. Wij hebben toen heel duidelijk met elkaar afgesproken dat wij zeker op dit punt de algemene maatregel van rijksbestuur een belangrijk punt vinden om te waarborgen dat wij binnen het Koninkrijk aan alle normen voldoen.
Mevrouw Eisden:
Kunt u nog volhouden dat wij op de magische datum 10-10-10 inderdaad kunnen spreken van een land Curaçao, terwijl de bevoegdheden er niet zijn en u tevens hier in een motie vraagt om verlenging van ondercuratelestelling? Het land Nederlandse Antillen verdwijnt, er ontstaat een constitutioneel vacuüm en dan komt u aan met uw algemene maatregel van rijksbestuur.
De heer Leerdam (PvdA):
Wij kunnen niet alleen constateren dat het land Curaçao op 10 oktober 2010 werkelijkheid zal worden, wij vertrouwen daarop. Wij hebben gezien dat er hard is gewerkt om dat te bereiken. Dat vertrouwen hebben de staatssecretaris en de minister hier uitgesproken, en zeker na de beantwoording van de ingediende amendementen door de rijksministerraad hebben wij het vertrouwen dat dit zeker allemaal goed zal komen. Wij hebben het volste vertrouwen dat ook Sint-Maarten met deze waarborgen rond zal komen. Daarom heb ik gezegd dat de PvdA niet alleen maar mee heeft gewerkt om dit werkelijkheid te maken. Dus wij geloven daar wel in.
Mevrouw Eisden:
Ik moet ook helaas constateren dat de heer Leerdam zichzelf tegenspreekt. Als ik goed heb geluisterd, wordt het land Curaçao dadelijk geen land maar een supereilandgebied, zoals ik dat thuis ook noem, met bepaalde bevoegdheden die het land Nederlandse Antillen nu heeft. Dat strookt niet met de keuze van 68% van de bevolking, die gekozen heeft voor een status van Curaçao als land, gelijk aan de bevoegdheden die nu de Nederlandse Antillen en Aruba hebben.
De heer Leerdam (PvdA):
Mevrouw Eisden hoort misschien wat zij wil horen. Dat interesseert ons niet. De PvdA reikt de hand aan het op te richten land Curaçao en aan Sint-Maarten. Wij geloven dat het goed komt. Daarom hebben wij gezegd: waar nodig verlengen wij het. Als na twee jaar bij de evaluatie blijkt dat het positief is, kan de algemene maatregel van rijksbestuur opgeheven worden. Mevrouw Eisden moet haar eilandenpolitiek maar gewoon voeren zoals zij dat wil. Wij staan hier in de Tweede Kamer en wij zeggen: wij gaan ervoor en wij wensen hun alle succes toe.
Mevrouw Jesus-Leito:
Mevrouw de voorzitter, geachte heer voorzitter van de Staten van de Nederlandse Antillen, voorzitter van de Staten van Aruba, geachte leden van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, geachte andere leden, bijzondere gedelegeerden van de delegaties van de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba, geachte minister van Justitie, staatssecretaris Bijleveld, gevolmachtigd ministers.
Het is een groot genoegen om vandaag bij de behandeling van deze rijkswetten die ter behandeling voorliggen aanwezig te zijn. Zoals wij al gezegd hebben, is de weg naar vandaag lang en moeilijk geweest. Namens de delegatie van Curaçao spreek ik onze dank uit voor het feit dat deze rijkswetten deze dagen kunnen worden behandeld en ook zullen worden aangenomen.
Na de referenda die op elk eiland zijn gehouden waarin de bevolking van elk eiland zich, na gedegen voorlichtingscampagnes, heeft kunnen uitspreken over de gewenste staatkundige toekomst, zijn wij in 2005 begonnen met de lange reeks van onderhandelingen om de gewenste statussen te kunnen realiseren. Stap voor stap hebben wij toegewerkt naar het belangrijke moment van vandaag waarop de belangrijke rijkswetten voor het realiseren van de beoogde statussen worden besproken.
Behalve lang was de weg ook moeilijk. De moeilijkheidsgraad vloeide enerzijds voort uit het feit dat de staatkundige verhoudingen de opheffing van het staatsverband van de Nederlandse Antillen tot gevolg zouden hebben met het ontstaan van twee nieuwe landen binnen het Koninkrijk en de integratie van Caribische eilanden in de Nederlandse Staat die deel uitmaakt van het Europese continent. Anderzijds stond en staat ook vandaag nog het traject onder invloed van de lokale politieke consumenten. Net als in Nederland, staat het staatkundig dossier op Curaçao nog steeds onder politieke druk, ondanks het referendum dat heeft plaatsgevonden en de laatstgehouden verkiezingen. Een bekende uitdrukking in dit verband is: "all politics are local".
Terugblikkend, meen ik te mogen stellen dat wij naar tevredenheid in onze missie zijn geslaagd. In het eerste blok dat wij vandaag behandelen, staat de wijziging van het Statuut voorop. In dat besluit komen immers de opheffing van de Nederlandse Antillen en de realisatie van de statussen van de eilanden tot uitdrukking.
Achter de technische eenvoud van deze wijzing gaat de structurele verandering van de inrichting van het Koninkrijk schuil. Een staatsverband verdwijnt en de onderdelen ervan komen in een andere relatie tot elkaar te staan. Voor Curaçao heeft deze wijziging, behalve de nieuwe status van land, ook nog als belangrijk effect dat afstand wordt gedaan van de rol als bestuurscentrum van het Antilliaanse staatsverband. Een belangrijk gevolg daarvan is dat Curaçao een belangrijke stap zet in het staatkundige emancipatieproces. Voor 1954 hadden wij geen enkele vorm van bestuurlijke zeggenschap omdat een koloniale raad alles voor en over ons bedisselde. Sinds 1954 hadden wij als eilandgebied een beperkte zelfstandigheid. Nu krijgen wij een staatkundige positie als land binnen het Koninkrijk.
Het proces is niet af. Elk volk ambieert uiteindelijk onafhankelijkheid. Ook voor de BES-eilanden is dit ontwerp een belangrijk moment in hun geschiedenis. Men verlaat het Antilliaanse staatsverband om deel uit te maken van het land Nederland. Curaçao spreekt de hoop uit dat de toekomst van de bevolking van deze eilanden in dat nieuwe verband gewaarborgd zal zijn.
Een ander aspect van de wijziging van het Statuut is dat er een eerste aanzet wordt gedaan naar nieuwe relaties binnen het Koninkrijk. Daarmee is de modernisering niet tot een einde gekomen. Het Statuut moet ruimte bieden om tot volwaardig partnership te komen tussen de landen, zonder dat het een het ander overheerst. Dat past binnen deze geglobaliseerde wereld. Ik besef de urgentie van deze modernisering. Reden waarom de Curaçaose delegatie bij de behandeling van het ontwerp in de vaste commissie de bereidheid heeft uitgesproken initiatieven tot verdere herziening van het Statuut te ondersteunen en te verwelkomen.
De bereikte overeenstemming over de inhoud en de strekking van de ontwerprijkswet brengt met zich mee dat Curaçao in ieder geval zijn goedkeuring zal hechten aan dit ontwerp, zoals dit aan de parlementen ter behandeling is aangeboden. Dit geldt uiteraard ook voor de andere ontwerpen van Rijkswet: de Raron, het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao en het Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten. Deze ontwerpen hebben in dit opzicht onze volledige instemming. Dit geldt ook voor de zogenaamde Consensusrijkswet Gemeenschappelijk Hof, waarin een van de pijlers van de trias politica, de rechterlijke macht, uitwerking heeft gekregen. Er is veel gedaan om middels deze regeling de gewenste staatkundige onafhankelijkheid, de professionaliteit en betrouwbaarheid van de rechterlijke macht te borgen, met gelijktijdig een garantie voor een zorgvuldige financiering en modernisering van de bedrijfsvoering van het Hof. We kunnen kijken op een goed wetgevingsproduct waaraan onze delegatie volledige steun wenst te geven.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de heer Yrausquin van de AVP. Ik zei het de eerste keer niet goed, dat spijt me. Ik doe het nu hopelijk beter.
De heer Yrausquin:
Mevrouw de voorzitter. U spreekt mijn achternaam beter uit dan de voorzitter van de NAAZ-commissie. Mijn complimenten daarvoor.
Allereerst wens ik me aan te sluiten bij hetgeen onze fractieleider naar voren heeft gebracht. Hij kan uit ervaring spreken. Door de gesprekken die ik met mensen heb gevoerd die dit hebben meegemaakt, ook vanuit de private sector, kan ik dit alleen maar bevestigen. Ik wil daaraan toevoegen dat iedereen op Aruba weliswaar een status aparte wilde, maar dat niet iedereen overtuigd was van de manier waarop dat moest gebeuren. Met name het feit dat iedereen tien jaar na de invoering van de Status Aparte onafhankelijkheid voor ogen stond. Toentertijd was dat de prijs die betaald moest worden voor het verkrijgen van een status aparte binnen het Koninkrijk. Na het verkrijgen van de Status Aparte zag iedereen het dan ook als doel om die onafhankelijkheidsdatum te schrappen. Dit doel is ook bereikt en wel door de inzet van achtereenvolgende kabinetten met verschillende signaturen. Hetzelfde geldt ons inziens ook voor de afspraken die nu zijn gemaakt en waarmee niet iedereen het eens is. Mijn advies is om te proberen als coalitie en oppositie na het afronden van het staatkundig proces een gezamenlijk doel te vinden, bijvoorbeeld door er gezamenlijk voor te strijden dat binnen tien jaar de noodzaak van sommige consensusrijkswetten er niet meer is. Verspil geen energie meer door naar het verleden te kijken, maar kijk vooruit naar hoe je datgene bereikt wat je voor ogen hebt. Napoleon Hill zei: "If you can see it and believe it, you can achieve it. Zie het, geloof het en je zult het bereiken."
Wij zijn dus blij met het feit dat we met de veranderingen in het Statuut in verband met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen de kans hebben gekregen een tweetal voorstellen te doen voor het voorkomen van langlevende en politieke conflicten binnen het Koninkrijk en voor het bewerkstelligen van een beter verdragsregime. Wij hebben een motie ingediend om een geschillenregeling op basis van artikel 38, lid 1op zo kort mogelijke termijn te bewerkstelligen. Het is voor ons van groot belang dat die motie wordt uitgevoerd en tevens dat dit gebeurt conform artikel 38, lid 1. Wij vinden het namelijk belangrijk dat wij de inhoud en de manier waarop de geschillenregeling gaat werken, gezamenlijk bepalen. De doelstelling is duidelijk: het bevorderen van een doeltreffende behartiging van aangelegenheden van het Koninkrijk door geschillen niet te lang te laten voortduren. Nu de uitvoering nog. Dan hebben wij onzes inziens een grote tekortkoming in het koninkrijksbestel opgelost.
Voor het bewerkstelligen van een beter verdragsregime hebben wij ook een motie ingediend. Tevens hebben wij in dat kader een amendement voorgesteld. Onze motie en ons amendement versterken elkaar. Wij gaan ervan uit dat wij op een zodanige manier kunnen samenwerken dat waar nodig expertise en middelen worden ingezet zodat aan de ene kant de huidige achterstand wordt ingehaald en er anderzijds nooit meer een achterstand ontstaat. Een beter verdragsregime is in het belang van het Koninkrijk en van onze burgers. Wij vinden het erg belangrijk dat aan deze verdragen wordt voldaan. Wij zijn ervan overtuigd dat de voorgestelde motie hieraan zal bijdragen. Het amendement is bedoeld om doublures in het Statuut te voorkomen. Wij zijn van mening – de Raad van State onderschrijft dat– dat de artikelen 38, 43 en vooral 51 voldoende ruimte geven om de voorgestelde leden drie en vier overbodig te maken. Ik kan mij dan ook voorstellen dat in de notitie over de waarborgfunctie die de Kamer binnenkort van de regering krijgt, expliciet staat dat deze artikelen hiervoor kunnen worden gebruikt. Wij gaan er in ieder geval van uit dat de noodzaak hiertoe nooit zal bestaan, omdat wij met zijn allen daadwerkelijk uitvoering geven aan datgene wat in onze motie staat, zodat wij binnenkort trots kunnen zeggen dat het gehele Koninkrijk voldoet aan alle verdragen die zijn afgesloten.
Laten wij ons commitment hiertoe uitspreken, ook wat betreft het opheffen van een grote tekortkoming in het koninkrijksbestel, door deze moties brede steun te geven in deze Kamer. Het oordeel is aan de Kamer.
De heer Van Bochove (CDA):
Ik heb een vraag over de geschillenregeling. Het kabinet heeft zo onomwonden en zo duidelijk toegezegd dat die er komt dat dit voor mij aanleiding was om juist geen motie in te dienen, omdat die volstrekt overbodig is. Waarom handhaaft u uw motie dan wel?
De heer Yrausquin:
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord van de Koninkrijksregering. Daarin wordt als voorbeeld voor een basis van de geschillenregeling artikel 12a genoemd. Wij vinden het echter belangrijk dat hiervoor artikel 38, lid 1 wordt gebruikt. Wij willen namelijk dat gezamenlijk wordt bepaald hoe de geschillenregeling er gaat uitzien. Artikel 12a bepaalt dat bij rijkswet voorzieningen kunnen worden getroffen voor de behandeling van bij rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen. Dat betekent in feite dat Nederland als meerderheid in de Koninkrijksregering bepaalt om welke geschillen het kan gaan en op welke manier die worden aangepakt. Wij denken, juist om geschillen te voorkomen, dat het beter is om van tevoren gezamenlijk te bepalen hoe dat wordt gedaan.
De heer Van Bochove (CDA):
Dank voor het antwoord. Via u, voorzitter, en de heer Yrausquin zou ik het kabinet willen vragen om in zijn antwoord juist op dit specifieke onderscheid nog eens nadrukkelijk in te gaan.
De heer Yrausquin:
Mag ik daar nog iets aan toevoegen?
De voorzitter:
Jazeker.
De heer Yrausquin:
Ik begrijp dat het in Nederland misschien iets anders is dan bij ons op Aruba, maar op dit moment hebben wij ook met een demissionaire regering te maken. Ik begrijp dat afspraken van de regering vaak ook door andere kabinetten worden gerespecteerd. De reden dat wij die motie willen, is ook om de mening van de Kamer te vernemen. Stel dat de Kamer zegt: wij staan hier volledig achter. Dan heb je volgens mij een nog groter commitment dan wanneer alleen de regering zegt: wij gaan het doen. Misschien is het niet zo, maar dat is mede de achterliggende reden voor de motie. Beide redenen zijn dus belangrijk.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Raak. Hij heeft mij aangegeven dat hij spreektijd uit het tweede blok voor een deel toevoegt aan het eerste blok.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. "Het is een dor eiland waarop ik geboren ben, schraal als het lichaam van een opgroeiende jongen; weerbarstig van droogte en verschroeid door het licht." Hij kon het mooi zeggen, Boeli van Leeuwen – sommigen zullen het citaat herkend hebben – een van de scherpste denkers van Curaçao, overleden in 2007. In Geniale anarchie uit 1990 gaf hij de volgende typering van de staat van zijn eiland: "In de jaren vijftig kregen wij autonomie. In slechts enkele decennia hebben wij dit eiland grondig naar zijn moer geholpen. Onze mentaliteit is verziekt, onze normen liggen in het slijk. Wij wijten onze ellende steevast aan het misbruik van drugs, maar dit misbruik is het gevolg, en niet de oorzaak van sociale misstanden." Dat is belangrijk: sociale misstanden.
Curaçao is een rijk land, met heel veel armoede. Een gespleten samenleving, zeg maar Punda tegenover Otrobanda, in de schaduw van Fort Amsterdam of onder de rook van de Isla-raffinaderij, rijke buitenlanders tegenover arme Antillianen. Wat is armoede op Curaçao? Boeli van Leeuwen zei het zo: "De armoe en de arme, waarmee kan hij zich verdedigen? Niet alleen met kapmessen en pistolen, ijzeren staven en de blote vuist; hij heeft zijn carnaval, zijn loterij en nummers, het casino en bovenal de seksualiteit; dit troosteloos copuleren in de vale ochtend of in de hitte van de namiddag met ten slotte de zwangere gang naar sociale zaken, de grote buik naar voren geschoven om een verveelde ambtenaar tot ontferming te bewegen."
Curaçao is een verdeeld land. In deze Kamer spreekt al dagenlang een politica namens 48% van de bevolking. Rekenkundig leid ik daaruit af dat de rest spreekt namens 52%. De bevolking is verdeeld, dus de politiek is verdeeld. Of is het andersom? Is de politiek verdeeld en dus de bevolking? Misschien kan de staatssecretaris mij dat vertellen.
Het bestuur van Curaçao is in ieder geval niet op orde. Dan heb ik het niet eens over corruptie of vriendjespolitiek, ik heb het over onwil en onkunde. In de Bon Futuro-gevangenis worden mensenrechten geschonden. Door hulp vanuit Nederland wordt de toestand verbeterd, tot groot enthousiasme van de gevangenisbewaarders – misschien zelfs van de gevangenen, in ieder geval van de gevangenen die ik gesproken heb – maar tegen de wil van de bestuurders, in ieder geval van de vakbond. Door hulp vanuit Nederland wordt de politie op orde gebracht, maar de bestuurders willen deze Nederlanders zo snel mogelijk weer kwijt. Nederland moet zich intensief bemoeien met de dodelijke vervuiling door de Isla-raffinaderij, omdat het bestuur machteloos is. Eindelijk lijkt er een nieuw ziekenhuis te komen, maar niet dankzij maar ondanks het eilandsbestuur. De lijst van falen is lang.
Is Curaçao klaar om een onafhankelijk land te worden binnen het Koninkrijk? De bevolking is verdeeld, de politiek is verdeeld en het bestuur schiet tekort. Deze Kamer kan maar één keer ja zeggen. Is dit het goede moment? Nederland heeft een slechte staat van dienst als het gaat om de omgang met de voormalige koloniën. Ons land lag in puin, was juist bevrijd en wij stuurden tot twee keer toe ons leger naar Indonesië. In India, weet ik uit ervaring, hebben mensen een warme band met de Engelsen. De Britten hebben veel fouten gemaakt, maar staan toch op goede voet met hun voormalige kolonie. In Indonesië hebben mensen niets met Nederland. Wij hebben er een puinhoop van gemaakt en in de jaren zestig stuurden wij ons leger naar Nieuw-Guinea, om in de internationale politiek nog een keer plat op ons gezicht te gaan. In de jaren zeventig schoten wij door naar de andere kant. In plaats van met geweld koloniën te behouden, waren wij graag bereid om veel geld te betalen om van ze af te komen. In 1975 ging Suriname een eigen, maar toch ook onzekere toekomst tegemoet. Ook voor Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint-Maarten, Saba en Statia lag onafhankelijkheid in het verschiet. Aruba zou onafhankelijk worden, maar koos in 1986 voor een status aparte. Aruba wilde een land geworden, maar binnen het Koninkrijk blijven. In 1991 werd officieel afgezien van onafhankelijkheid.
De eigen weg van Aruba werd een voorbeeld voor Sint-Maarten en Curaçao. Onder dit streven naar autonomie zat echter een negatief sentiment. Men wilde meer zelfstandigheid, maar men wilde vooral af van elkaar. Sint-Maarten wil af van Curaçao en Curaçao doet het liever zonder Sint-Maarten. Men wil scheiden, men wil af van het ongelukkige huwelijk binnen het land Nederlandse Antillen. In een referendum in 2000 sprak de bevolking van Sint-Maarten uit dat zij net als Aruba een land wilde worden binnen het Koninkrijk. In 2005 maakte de bevolking van Curaçao dezelfde keuze.
Vijf jaar is er onderhandeld. Er zijn veel afspraken gemaakt, er zijn veel wetten gemaakt en er is veel geld geïnvesteerd. Landen maak je echter niet met afspraken, zeker niet met wetten en zelfs niet met geld. Landen worden gemaakt door mensen. Toen Aruba in 1986 een land werd binnen het Koninkrijk, was er enige mate van overeenstemming onder de bevolking en tussen de bestuurders. Er was een gevoel van lotsverbondenheid en ook een vertrouwen in een betere toekomst. Er was een gevoel van "wij gaan samen ons land opbouwen". Dat gevoel zie ik op Curaçao en Sint-Maarten nog niet. Ik kan er ook niks aan doen. Ik ben echter ook de eerste om te zeggen dat ik daar niet over ga. Ik ga niet over de toekomst van Curaçao. Daar gaan de mensen op Curaçao over. Ik ga ook niet over de toekomst van Sint-Maarten. Hun lot is in de handen van de mensen daar.
Ik gun de mensen op de eilanden echter wel het beste: goede zorg en goed onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid. Ik moest echter vandaag in het Antilliaans Dagblad lezen dat het college van toezicht de begroting van Sint-Maarten over 2010 weer niet kan accepteren en weer vanwege problemen met belastingen en allerlei andere zaken. Het is weer niet op orde. Dus op het lijstje van de staatssecretaris van zaken waarvoor Sint-Maarten nog niet klaar zal zijn, politie et cetera, is een van die et cetera's de financiën. Dat is een nogal belangrijk punt. Het gaat om zekerheid voor de mensen op Sint-Maarten, maar ook zekerheid voor de mensen in Nederland. Wij vragen namelijk van hen een groot offer. In tijden van economische crisis waarin de mensen in het Europese deel van ons Koninkrijk flink moeten inleveren op hun onderwijs en zorg en op hun veiligheid en sociale zekerheid, vragen wij de mensen in Nederland om 1,5 mld. te investeren in de Antillen. Niet voor investeringen in onderwijs of zorg, of in veiligheid of sociale zekerheid voor de Antillianen, maar voor investeringen alleen in sanering van schulden, in het wegwerken van de fouten van de bestuurders die de schulden zo hoog hebben laten oplopen. Diezelfde bestuurders, die nu meer zelfstandigheid willen, hebben er in het verleden een potje van gemaakt. En zij zijn niet de enige.
Laat D66 zich vooral niet meer bemoeien met staatkundige vernieuwing. Of het de schuld is van D66'er Thom de Graaf of D66'er Alexander Pechtold weet ik niet precies – ik denk eigenlijk dat het de schuld is van allebei – maar ik weet in elk geval zeker dat het heel dom was: 1,5 mld. schuldsanering beloven en dan gaan onderhandelen. Wij zetten een heel grote zak met geld op tafel en vervolgens gaan wij praten. Zo werkt dat natuurlijk niet. Zo moet je niet onderhandelen. Het geld was binnen en iedereen leunde achterover. Heeft de staatssecretaris nog geïnformeerd bij D66 of het een deel van de kosten wil betalen?
Het is niet alleen de schuld van D66. Het probleem ligt ook besloten in het Statuut. Het Statuut voor het Koninkrijk, dat in 1954 is vastgesteld, is, als ik terugkijk, toch wel een eigenaardig document. Elk land kan onafhankelijk worden, behalve wij. Daar is natuurlijk ook wel iets voor te zeggen. Wij hebben ooit Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint-Maarten, Saba en Statia veroverd en niet andersom. Sommige Kamerleden, zoals de heer Brinkman, willen zich geen schuldgevoel over het verleden laten aanpraten, maar ik denk dat hij, terugkijkend, toch ook wel een beetje spijt zal hebben dat wij er ooit aan zijn begonnen.
Niet alleen de geschiedenis, maar ook de geografie stelt ons voor voldongen feiten. Nederland is groot, de eilanden zijn klein. Nederland redt het best zonder de Antillen, maar de eilanden redden het nog niet zonder ons. Geen enkel eiland heeft verklaard onafhankelijk te willen worden.
Er is echter ook een feit waar wij wel iets aan kunnen doen. Wij moeten ieder land binnen het Koninkrijk de mogelijkheid bieden om de eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dit vraagt om aanpassing van het Statuut. Ik ben heel blij met de motie van het CDA, maar die heeft wel tot gevolg dat wij nu niet kunnen stemmen over het bestaande Statuut.
Ik vraag de gedelegeerden van de Nederlandse Antillen en Aruba om eens door de Nederlandse bril naar het Koninkrijk te kijken en dan vooral naar artikel 43 over de waarborgfunctie. Nederland is uiteindelijk verantwoordelijk voor de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en deugdelijkheid van het bestuur, maar het is volledig onduidelijk wanneer Nederland wel of niet moet ingrijpen, hoe dit moet gebeuren en wie dat moet betalen.
Duidelijk is wel dat Nederland moet betalen als de schulden oplopen en de eilanden failliet dreigen te gaan. Nederland heeft de zekerheid dat het verantwoordelijk is, maar het heeft weinig middelen om problemen te voorkomen. Nederland heeft de zekerheid dat het moet betalen, maar weinig middelen om schulden te voorkomen. Ik wil met de vertegenwoordigers van de eilanden graag de discussie aangaan over zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
Beste gedelegeerden van de Nederlandse Antillen en Aruba, vraag ik via de voorzitter, als de situatie zich omkeert, als u in onze schoenen stond, zou u dat dan accepteren? Bent u bereid te betalen voor falend bestuur in Nederland? Als dat zo is, wil ik graag weten waar ik de rekening naartoe kan sturen.
De SP zal niet instemmen met deze wijziging van het Statuut en ik kan mij niet voorstellen dat het CDA dit wel doet, want dat wil een heel ander statuut. Het is veel te weinig en het is ook veel te vroeg. De SP acht het noodzakelijk dat de uitzonderingsgronden voor het Europees en het Caraïbisch deel van het Koninkrijk worden vastgelegd in de Grondwet. Ik heb gevraagd om een proeve van de herziening van de Grondwet voordat wij een besluit nemen over deze herziening van het Statuut. Uit betrouwbare bronnen heb ik begrepen dat die binnen een week kan worden geleverd. Waarom is dit niet gebeurd? Kan dit niet alsnog?
Geen enkele wijziging van het Statuut kan de tegenstellingen op de eilanden overbruggen, de politieke, maar ook de sociale tweedeling. Op Curaçao zijn de woorden van Boeli van Leeuwen helaas nog steeds actueel. Op Sint-Maarten is het, helaas, niet veel beter. Bijna geen enkele partij in deze Kamer gelooft dat Sint-Maarten klaar is om een land te worden binnen het Koninkrijk; ook de staatssecretaris gelooft dit niet. De gedelegeerde van Sint-Maarten meent dat dit wel het geval is en dat is voor mij bepaald geen geruststelling.
Bonaire, Saba en Statia moeten onderdeel worden van Nederland. Ook de bevolking van Bonaire is verdeeld. Haar is een referendum beloofd, maar het is onduidelijk of dit er ooit zal komen. De bestuurders op Bonaire zijn niet in staat om een referendum te organiseren; zij zijn niet eens in staat om niet een referendum te organiseren. De SP zal geen wetten aannemen voordat de bevolking van Bonaire heeft gesproken. Het is haar zelfbeschikking; zij heeft het laatste woord.
Ook op Statia is er blijkbaar verdeeldheid waar vertegenwoordigers van dezelfde partij ons vertellen dat de bevolking wel en geen referendum wil. De bevolking van Statia koos in 2005 als enige eiland voor het behoud van het land Nederlandse Antillen. Toch zal het onderdeel worden van Nederland. Is het dan niet meer dan logisch om nu aan de bevolking te vragen of zij met deze afwijkende keuze kan instemmen?
Behalve de wetswijziging met betrekking tot het Statuut ligt er vandaag nog een aantal wetsvoorstellen voor, bijvoorbeeld voor de Consensusrijkswet politie waarover wij vanmiddag zullen spreken.
Over de financiële problemen zullen wij verder in de toekomst spreken. De schuldkwijtschelding is al helemaal aan het begin van dit proces toegezegd, maar ik constateer dat de fiscale wetgeving voor Sint-Maarten, Curaçao en zelfs voor Bonaire, Saba en Statia nog lang niet klaar is. Hoe kunnen wij instemmen als wij nog niet eens weten hoe de inkomsten van de eilanden zijn geregeld? Hoe kan de staatssecretaris dit van ons vragen? Die fiscale wetten worden steeds in de tijd vooruitgeschoven. De SP wil sociale landen organiseren waar het bestuur voldoende inkomsten heeft om de bevolking een goede toekomst te bieden. Nu organiseren wij neoliberale piratennesten waar het bestuur in de greep blijft van de internationale belastinglobby. Wij zien het nu weer. Vandaag nog, problemen met de belasting op Sint-Maarten. De belastingparadijzen blijven bestaan en de allerrijksten, de multinationale ondernemingen, betalen geen belasting. De schulden lopen op en er moet geïnvesteerd worden in de bevolking. Waarom organiseren wij geen fatsoenlijke landen met fatsoenlijke belastingen? Dat is een punt waarover ik mij al heel erg lang boos maak. Dit punt wordt echter steeds maar weer vooruitgeschoven, zonder dat het leidt tot welke verbetering dan ook.
De voorzitter:
Gaat u afronden, mijnheer Van Raak?
De heer Van Raak (SP):
Dat ga ik doen, voorzitter.
Hadden wij maar kunnen discussiëren over het Statuut en over de Grondwet! Hadden wij maar gewacht tot de belastingwetten klaar waren. Kenden wij maar de uitslag van het referendum op Bonaire en eventueel op Statia. Dan had deze Kamer een goed besluit kunnen nemen! Mij is verteld dat een herziening van de Grondwet niet nodig is. Die blijkt er nu toch te moeten komen, maar ze komt pas na deze wetten. Er was geen discussie nodig over de waarborgfunctie. Die komt er nu toch, maar pas na deze wetten. De CDA-fractie vraagt om een nieuw statuut, terwijl wij nu een statuut moeten aannemen. Hadden wij dat allemaal maar gedaan, dan had de Kamer een besluit kunnen nemen! Nu kan dat niet. De regering heeft slecht werk geleverd en zet ons het mes op de keel. Daarmee dwingt zij de SP-fractie echter om helaas nee te zeggen.
De heer Brinkman (PVV):
Ik zou het met de heer Van Raak eens zijn als hij met zijn opmerking bedoelde dat wij ooit met de West-Indische Compagnie de natuurlijke haven van Curaçao zijn binnengevaren en daar welvaart en handel hebben gebracht. Ik heb daar namelijk geen spijt van, want het heeft de eilanden tot het huidige welvaartsniveau gebracht. Ik heb er wel ontzettend veel spijt van dat wij in de jaren vijftig het Statuut hebben bedongen, want hoe je het ook wendt of keert, door dit Statuut zijn wij met handen en voeten gebonden aan de eilanden. Wij hebben immers de eilanden nodig om het Statuut te kunnen wijzigen. En die eilanden hebben alleen maar baat bij het Statuut, want het dwingt Nederland om de geldstroom naar de eilanden op gang te houden. Hoe denkt de heer Van Raak dit dilemma te doorbreken?
De heer Van Raak (SP):
In tegenstelling tot de PVV zijn wij geen voorstander van uitsluiten. Wij zijn namelijk voor insluiten. Ik ben er dan ook oprecht trots op als mensen bij ons willen horen. De eilanden kiezen niet voor zelfstandigheid of onafhankelijkheid, omdat zij bij het Koninkrijk willen blijven behoren. Ik wil dat dan echter wel goed regelen. Het Statuut van 1954 is een onding. Dat hebben de afgelopen vijftig jaar laten zien. De heer Van Bochove vindt dat ook. Natuurlijk hebben wij een nieuw statuut nodig en natuurlijk moeten wij eindelijk eens met elkaar afspreken wat wij onder de waarborgfunctie verstaan. Het kan namelijk niet zo zijn dat Nederland verantwoordelijk is, maar niets kan doen. Ik ben dat helemaal met de heer Brinkman eens. Die discussie moeten wij nu voeren, want pas wanneer die deze discussie is afgerond, kunnen wij over deze wetten stemmen. Omdat dat niet gebeurt, kan de SP-fractie niet instemmen met deze wetten.
De heer Brinkman (PVV):
De heer Van Raak noemt het "insluiten". Ik zou het liever "heroveren" noemen. Wat hij voorstelt, is namelijk een vorm van neokolonialisme en zo wordt het ook gevoeld door die 48% van de bevolking, waarover de afgelopen twee dagen zo veel is gesproken. Ik vind zijn opvatting eigenlijk heel banaal en daarbij ga ik er maar aan voorbij of die 48% op Curaçao ook 48% is. Het omgekeerde zou immers zomaar het geval kunnen zijn; dat weet de heer Van Raak ook.
Het is banaal. Het is banaal om in 2010 als een voormalig kolonisator te denken dat je met het Statuut in de ene en een zak geld in de andere hand die eilanden weer kunt gaan insluiten. Ik zou het zelf "heroveren" willen noemen. Is de heer Van Raak het niet met mij eens dat de enige echte oplossing eruit bestaat dat wij de democratie en de zeggenschap over het volk aan het volk zelf geven? Ik zou niet willen zeggen dat de PVV uitsluit. De PVV loopt gewoon weg van de eilanden en zegt tegen ze: Hier hebt u ze; u mag ze hebben en bepaal zelf maar wat u ermee wilt doen.
De heer Van Raak (SP):
De eilanden zijn gekolonialiseerd, niet door ons, niet door Nederland, maar door het internationale bedrijfsleven. Ik bedoel daarmee de internationale pornosites, de seksindustrie, de goksites.
(geroep in de zaal: Schei toch uit met die onzin, man!)
De voorzitter:
Mijnheer!
De heer Van Raak (SP):
Laat die mijnheer even verwijderen!
Ik moet natuurlijk ook de internationale olie-industrie noemen. Die bedrijven hebben met z'n allen de eilanden gekolonialiseerd. Zij maken misbruik van de eilanden en de mensen die daar wonen. En dat doen ze ook nog eens zonder ook maar enige belasting te betalen! Daar moeten wij de eilanden nu eerst eens van gaan bevrijden en daarvoor krijg ik graag de steun van de PVV-fractie. Ik zal hierover overigens een motie indienen als wij het eindelijk wel over de financiën gaan hebben. Van die kolonialisering moeten wij de mensen bevrijden.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Van Bochove het woord geef, iets wat ik zojuist ben vergeten. Ik begrijp dat u op de publieke tribune meeleeft, maar toch mag u op de tribune geen blijk geven van instemming of afkeuring.
De heer Van Bochove (CDA):
Ik ben benieuwd waarop de heer Van Raak zijn conclusie baseert dat ik het Statuut een onding zou vinden. Ik ben namelijk alleen maar van mening dat het Statuut aangepast kan worden aan de huidige omstandigheden en dat wij in de toekomst op basis van nieuwe inzichten wel eens tot een modernisering van het Statuut zouden kunnen komen. Dat betekent toch zeker niet dat ik het huidige Statuut als een onding heb gediskwalificeerd?
De heer Van Raak (SP):
Laat ik dan zeggen dat het bijzonder opmerkelijk is dat op de dag dat wij moeten besluiten over de herziening van het Statuut, de CDA-fractie een motie indient met het pleidooi voor een uitgebreide discussie over een fundamentele herziening van dat Statuut. Op de dag dat de CDA-fractie Statuut A wil aannemen, zegt zij dat zij eigenlijk Statuut B wil.
De heer Van Bochove (CDA):
Op de dag dat wij Statuut A aanpassen, zeg ik: laten wij toekomstgericht met elkaar nadenken over de manier waarop wij met de nieuwe landen invulling willen geven aan het Statuut. Dat zeg ik vandaag niet voor het eerst, want in de tijd dat wij met het staatkundig proces bezig zijn, heb ik deze opvatting namens de CDA-fractie in alle debatten, ook over de behandeling van de BES-wetten, uitgedragen.
De heer Van Raak (SP):
De fracties van het CDA, de SP en alle andere partijen zitten in dezelfde fuik, namelijk die van 10-10-10, 10 oktober 2010. Dan moet het klaar zijn. In 2008 had het al klaar moeten zijn, vervolgens moest het in 2009 klaar zijn en nu moet het in 2010 klaar zijn. Het is echter niet klaar. In die fuik zitten wij. Wij moeten vandaag ja zeggen terwijl het allemaal niet klaar is. De wetten zijn niet klaar, de landen zijn niet klaar en de mensen zijn niet klaar. Dat is desastreus. Wij maken hiermee een historische vergissing, want wij doen het weer verkeerd.
De heer Leerdam (PvdA):
Voorzitter. Ik heb de volgende vraag aan de heer Van Raak. In de afgelopen drie jaar is hij kritisch geweest maar heeft hij het proces wel ondersteund. Wat is nu eigenlijk de mening van de heer Van Raak over de staatkundige hervorming? Ik hoor hem vandaag allerlei dingen verwoorden die volgens mij niets te maken hebben met de wetgeving. Ik kan het bijna niet meer volgen, maar optimistisch als ik ben, probeer ik met een vooruitziende blik te kijken naar de toekomst in plaats van alleen maar naar het verleden.
De heer Van Raak (SP):
Ik kan niet volgen dat de heer Leerdam van de PvdA-fractie het alleen heeft over wetsartikelen terwijl het gaat over het tot stand brengen van landen. Ik heb het daarover gehad in twee schriftelijke rondes. Wij hebben hier ook twee dagen gediscussieerd. Er komt echter een moment waarop je een oordeel moet geven over de staat van de landen; zijn wij zo ver? De heer Leerdam van de PvdA-fractie doet dat echter niet. Hij heeft geen idee waartegen hij ja gaat zeggen. Ik heb vanaf het allereerste begin namens de SP-fractie gewaarschuwd dat wij in een fuik worden gedreven. Wij worden een fuik in gedreven. Die fuik heet "10-10-10". Wij hebben daar nu last van. Wij moeten ja zeggen tegen wetten die niet klaar zijn, tegen landen die niet klaar zijn en voor mensen die niet klaar zijn. Dat is de schuld van de regering en van de Partij van de Arbeid, die in die regering zat. Ik voel mij in een fuik gedreven en ik kan niet anders. Hadden we maar tijd. Konden we maar alle discussies voeren. Konden we maar laten zien aan de mensen wat we allemaal kunnen verbeteren. Het kan echter niet, door 10-10-10. De PvdA is daarvoor medeverantwoordelijk. Het is een historische vergissing.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Van Raak om korter te antwoorden. Ik ken zijn passie voor het onderwerp.
De heer Leerdam (PvdA):
Voorzitter. Ik wil antwoord op de eerste vraag die ik heb gesteld. De PvdA-fractie heeft altijd een kritische houding gehad maar ook nagedacht over hoe het beter zou kunnen. In dat verband vraag ik de heer Van Raak waarom hij in de afgelopen drie jaar niet negatief heeft gereageerd op alle wetgeving die hiermee samenhangt. Waarom heeft hij die niet weggestemd? Mijn partij denkt mee en wil met een toekomstperspectief het beste uit het Koninkrijk halen. Dat kan ik helaas van andere partijen niet stellen.
De heer Van Raak (SP):
Nee, de Partij van de Arbeid is medeverantwoordelijk voor de puinhopen waarmee wij nu zitten. Ik neem dat de heer Leerdam bijzonder kwalijk omdat ik weet dat hij betrokken is bij de Nederlandse Antillen en Aruba. Ik neem het hem daarom extra kwalijk dat hij het zo ver hebt laten komen. Ook hij heeft zich in die fuik laten dringen. Hij woelt nu en weet niet waar wij heen moeten. Wij weten dat niet omdat het een puinhoop is en dat is heel kwalijk, vooral voor de mensen op Bonaire, Saba, Statia, Curaçao, Sint-Maarten en Aruba.
De heer Yrausquin:
Mevrouw de voorzitter. De heer Van Raak geeft steeds het voorbeeld van Aruba, van hoe wij het hebben gedaan. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat wij eigenlijk hetzelfde willen. Wij wilden toen een status aparte; dat bleek heel duidelijk op Aruba. Over de vorm daarvan waren wij het echter niet allemaal eens. Hetzelfde gebeurt nu vervolgens mij op de Nederlandse Antillen. Iedereen, zeker op Curaçao en Sint-Maarten, zegt: wij willen een autonoom land worden binnen het Koninkrijk. Over de vorm is echter niet iedereen het eens. Dat wil ik toch even zeggen, want de heer Van Raak geeft een andere voorstelling van de realiteit toentertijd op Aruba. Graag krijg ik hierop een reactie.
Ik begrijp dat de heer Van Raak tegen wil stemmen. Hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld het zelfbeschikkingsrecht van de eilanden, waarvan de bevolking heel duidelijk heeft gezegd: wij willen een autonoom land worden binnen het Koninkrijk? Als de heer Van Raak niet voor stemt, kan dat dus – volgens hem – niet.
De voorzitter:
Laten wij allemaal proberen kortere vragen te stellen en kortere antwoorden te geven.
De heer Van Raak (SP):
De heer Yrausquin heeft twee vragen gesteld. Ik vind het goed dat de gedelegeerde namens Aruba zegt dat het in 1986 ook niet allemaal koek en ei was. Dat klopt. Het was een heel moeilijk proces. Aruba heeft veel opgebouwd, maar ook het een en ander verloren. Er loopt een onderzoek naar de staat van het bestuur op Aruba, dus de problemen zijn groot. Toch vind ik dat Aruba nog steeds een voorbeeld is voor de eilanden.
De heer Yrausquin vroeg mijn mening over het zelfbeschikkingsrecht. Ik ben socialist, natuurlijk ben ik voor zelfbeschikkingsrecht! Als de bevolking het wil, kan zij haar eigen koers bepalen. Er is echter alleen een referendum geweest over deze voorstellen op Curaçao. Dat referendum heeft geleid tot grote tegenstellingen. Op Bonaire is geen referendum geweest, al was dat wel beloofd. Op Statia bestaat blijkbaar behoefte aan een referendum. Op Sint-Maarten is in 2000 gezegd dat men een land wil worden binnen het Koninkrijk, maar heeft de bevolking zich ook niet kunnen uitspreken over deze voorstellen. Het zelfbeschikkingsrecht moeten de gedelegeerden zelf vormgeven. Naar mijn mening kan dat door de bevolking te vragen wat zij van deze wetsvoorstellen vindt. Behalve op Curaçao is dat nergens gebeurd. Op Curaçao blijkt dat dit toch heel erg ingewikkeld ligt.
Mevrouw Eisden:
Ik vind het zo knap van de heer socialist, de heer Van Raak, dat hij met een citaat van een groot schrijver van Curaçao het eiland neerzet zoals het hem goed uitkomt.
De heer Van Raak (SP):
Hier neem ik afstand van. Dit vind ik echt een onfatsoenlijke opmerking.
Mevrouw Eisden:
Ik wil de heer Van Raak aanraden om ook te citeren uit bijvoorbeeld het ECRI-rapport. De heer van Raak maakt de bestuurders op Curaçao verwijten. Heeft hij ooit bestuurd? Heeft hij als SP'er ooit bestuurd? Is hij ooit bestuurder geweest? Hoe is het mogelijk dat hij wellicht tien keer op vakantie is geweest op Curaçao en dit soort beelden neerzet?
De heer Van Raak (SP):
Ik vind het heel opmerkelijk dat mevrouw Eisden haar eigen eiland blijkbaar zo slecht kent. Zij veroordeelt mij hier om een analyse van Boeli van Leeuwen, een van de grootste denkers van Curaçao! Ik heb juist een citaat van hem gebruikt omdat hij in de haarvaten van de samenleving zat. Als iemand wist wat er speelde op Curaçao, was het Boeli van Leeuwen. Ik heb juist dit citaat gebruikt omdat ik mij afvroeg: is die tienermoeder met haar dikke buik, die daar voor een verveelde ambtenaar staat, er klaar voor? Is de bevolking er klaar voor? Is iedereen er klaar voor?
Mevrouw Eisden praat over procedures, over wetten. Wanneer gaat zij nu eens praten over mensen? Wanneer gaat zij er nu eens voor zorgen en zich ervoor inzetten dat de bestuurders op Curaçao goed werk leveren, dat de gevangenis op orde is, dat de Isla-vergiftiging wordt beëindigd, dat de zorg, het onderwijs, de sociale zekerheid en de veiligheid op orde komen? Dat is haar taak. Ik zou zeggen: ga eens aan het werk, in plaats van hier mensen te beschuldigen dat zij het ene of het andere citaat gebruiken.
Mevrouw Eisden:
Ik zou de heer Van Raak willen adviseren om rapporten te lezen die op internationaal niveau gelden, zoals het ECRI-rapport, over de staat van bestuur in Nederland en over de wijze waarop er onder andere met Antillianen wordt omgegaan in Nederland; dan kan hij hier de bevolking van Nederland wellicht inspireren om op hem te stemmen, zodat hij eindelijk, eindelijk bestuursverantwoordelijkheid neemt.
De heer Van Raak (SP):
Van alle Kamerleden die hier aanwezig zijn, ben ik de laatste die mevrouw Eisden ervan hoeft te overtuigen dat onze regering geen goede regering is. Dat had ik zelf ook al ondervonden. Ik ondervind dat al jaren. Mevrouw Eisden moet wel ziende blind en horende doof zijn om dat niet te hebben meegekregen.
De heer Atacho:
Met aandacht heb ik alle citaten beluisterd die de heer Van Raak naar voren heeft gebracht. Het doet mij denken aan een salonsocialist die de wereld wil veranderen maar niet de durf heeft om te regeren. Mijn vraag aan de heer Van Raak is wanneer de Socialistische Partij überhaupt ooit eens gaat regeren. Om hier te doen alsof het Statuut een onding is, is disrespectvol ten opzichte van de voorvaderen van de heer Van Raak en van die van ons. Het Statuut is juist bedoeld om er samen het beste van te maken binnen het Koninkrijk op basis van eigen verantwoordelijkheden. De heer Van Raak zegt dat de mensen er niet klaar voor zijn. In een democratisch proces op de Nederlandse Antillen zijn verschillende referenda gehouden. De heer Van Raak spreekt steeds over Curaçao. Op Curaçao is een referendum geweest waarbij de mensen ervoor hebben gekozen om een status aparte binnen het Koninkrijk te hebben. Er is een tweede referendum geweest waarbij de rijkswetten die nu worden behandeld en het Statuut zijn goedgekeurd. De heer Van Raak heeft als fractielid van de Socialistische Partij ook het proces ondersteund, maar hij heeft zich onderweg, om welke mysterieuze reden dan ook, teruggetrokken. Onze mensen zijn er klaar voor. Zij hebben op democratische wijze gestemd en ervoor gekozen dat dit proces zou worden voltooid. De wetten zijn er. De heer Van Raak moet maar oordelen of hij het ermee eens is of niet. Tot slot zijn onze landen er ook klaar voor.
De heer Van Raak (SP):
Ik ben blij dat mevrouw Eisden en de heer Atacho het over één ding eens zijn. Het lijkt wel alsof ze het hadden afgesproken over dat bestuur. Ik vond dat wel grappig. Wij gaan besturen. Op 9 juni zijn er verkiezingen en daarna gaan wij de regering in. Wij zullen elkaar dan nog heel vaak zien. Ik neem het de heer Atacho kwalijk, want hij mag hier wel verantwoordelijkheid afleggen. Zullen wij eens een onderwerpje noemen? De Bon Futuro-gevangenis. Nederland wordt aan de oren getrokken ...
De voorzitter:
Mijnheer Van Raak, er zijn vragen aan u gesteld. Ik begrijp uw wens om tegenvragen te stellen, maar u wordt nu bevraagd.
De heer Van Raak (SP):
Nee, het is echt een antwoord. De heer Atacho is er klaar voor, maar kijk eens naar de Bon Futuro-gevangenis. Nederland wordt internationaal aan de oren getrokken omdat de mensenrechten daar worden geschonden. Nederland heeft er veel geld in gestopt, maar ik heb gezien dat daarmee weinig is gebeurd. Ik weet ook niet waar al dat geld is gebleven. Nederland heeft hulp aangeboden, die door de bewaarders en zelfs door de gevangenen wordt gewild. De bestuurders willen die hulp echter niet. De lijst van falen is zo groot. Is dat erg? Nee, dat is niet erg, want het is ook moeilijk. U bent een klein eiland met grote problemen in een moeilijke internationale omgeving. Van u had ik echter juist verwacht dat wij dit proces goed zouden afronden ...
De voorzitter:
Mijnheer Van Raak, graag via de voorzitter.
De heer Van Raak (SP):
Van de heer Atacho had ik verwacht dat wij dit proces goed zouden afronden. Ik snap niet dat iemand die zo juridisch is gericht als de heer Atacho, met deze wetten kan instemmen. Ik snap ook niet dat hij zich laat gijzelen door 10-10-10. Laten wij nu alstublieft de tijd nemen. Laten wij de tijd nemen om de bevolking op Curaçao te laten zien wat er allemaal beter kan. Er is op het eiland van de heer Atacho, op Curaçao, een referendum geweest; op alle andere eilanden niet. De uitkomst van het referendum op Curaçao was diepe verdeeldheid. Dat is een slecht uitgangspunt. Laten wij de komende jaren nu eens investeren in de mensen op Curaçao. Dan kunnen wij mensen enthousiast maken voor de toekomst.
De heer Atacho:
Ik weet niet waar de heer Van Raak de kwalificatie "diepe verdeeldheid" vandaan haalt. Een democratische keuze van een meerderheid van de bevolking is de keuze van de gemeenschap. Ik denk dat dit hier in Nederland niet anders is. Als een meerderheid heeft besloten dat bepaalde partijen regeren, dan doen zij dat. Ik wil met de heer Van Raak graag om een fles wijn wedden dat de SP niet in de volgende regering zal zitten, omdat zij gewoon geen verantwoordelijkheid wil nemen om te besturen, maar telkens wel de wereld wil veranderen zonder daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen.
Er wordt gewerkt aan de Bon Futuro. Er zijn veranderingen gaande, er zijn verbeteringen gaande. Mijnheer Van Raak, als u naar de eilanden gaat en met een glaasje Piña Colada aan het strand ligt, dan weet u inderdaad niet wat er gaande is op de eilanden.
De heer Van Raak (SP):
Dit is nu het niveau van het bestuur op Curaçao. De SP bestuurt overigens al vele jaren in grote steden die veel groter zijn dan Willemstad of Curaçao, waar heel veel sociale problemen en weinig inkomsten zijn. Wat is het geval? Onze wethouders van sociale zaken en financiën leveren heel goed werk. Die worden zelfs door de staatssecretaris als voorbeeld genoemd van gemeenten waar het goed toeven is. Dat zegt zij in het kader van de herindelingen. De SP bestuurt al heel veel jaren in heel grote steden, veel groter dan het bestuur van de Antillen. Daar zijn grote problemen die wij echt oplossen in plaats van dat zich corruptie, vriendjespolitiek, gezeur en getreiter voordoen. Mijnheer Atacho, u moet eens gaan aanpakken in plaats van anderen te beschuldigen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
De heer Van Raak zegt: natuurlijk ben ik voorstander van zelfbeschikkingsrecht, want ik ben een socialist. Als ik alles heb aangehoord wat hij vandaag heeft uitgekraamd, dan moet ik tot de conclusie komen dat hier geen socialist maar een communist staat te praten. Hij is namelijk degene die op dit moment wil bepalen wat goed is voor de burgers van de eilanden. De heer Van Raak behandelt hen als onmondige burgers, terwijl deze burgers reeds hebben gekozen. Het klopt dat wij zoveel mogelijk moeten investeren in maatschappelijk draagvlak. Dat heeft de ChristenUnie ook nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik wil van de heer Van Raak weten wanneer hij vindt dat de landen er klaar voor zijn. Als het doorgaat zoals de heer Van Raak aangeeft, dan zal dit nooit geschieden! De heer Van Raak gaat er namelijk op basis van zijn referentiekader van uit dat alleen hij weet wat goed is. Hij uit zelfs beschuldigingen aan de gedelegeerden over het niveau van het bestuur. Ik wil graag van hem een klip-en-klaar antwoord op de vraag wanneer die landen wel klaar zijn.
De heer Van Raak (SP):
Dat antwoord kunt u krijgen. Ik wil eerst opmerken dat wij hierover al vele jaren discussiëren. Ik wil graag van de ChristenUnie het citaat waarin ik de bevolking van een van de eilanden ook maar van iets heb beschuldigd. De bevolking heb ik nooit ergens van beschuldigd, de bestuurders heb ik van veel beschuldigd! Ik heb de bestuurders van exact hetzelfde beschuldigd als hetgeen waarvan de eigen bevolking ze beschuldigt. Dat is het enige wat ik doe en dat hoor ik ook te doen als socialist.
Hoe moet het verder? De regering – daar zit de ChristenUnie ook in – heeft er een puinhoop van gemaakt. Wij moeten nog een grondwet aannemen, er moet nog een discussie worden gevoerd over het Statuut en de waarborgfunctie. De belastingwetten en allerlei andere wetten zijn nog niet klaar. Er moet nog van alles gebeuren. Er is al gezegd dat in ieder geval Sint-Maarten voor een hele hoop zaken niet klaar zal zijn. Ik zie grote verdeeldheid onder de bevolking. Hoe kan de ChristenUnie zeggen dat wij klaar zijn? Wij zijn wetstechnisch nog lang niet klaar en wij zijn politiek nog lang niet klaar. De vraag die ik voorleg, is of de bevolking al zodanig een eenheid vormt en een gedeelde visie op de toekomst heeft. Dat kan allemaal vrij snel.
Laten wij de discussie over de waarborgfunctie, het Statuut en de grondwet voeren, maar laten wij vooral investeren in de mensen. Wij moeten op de eilanden laten zien dat het beter kan, dat er dingen beter kunnen worden georganiseerd, dat het onderwijs, de zorg, de veiligheid en de sociale zekerheid beter kunnen. Dan durf ik te voorspellen dat het enthousiasme onder de bevolking voor de nieuwe staatkundige verhoudingen ook veel groter wordt. Dan kunnen wij hier wetten slaan. Nu slaan wij eerst wetten en gaan wij daarna praten, terwijl ik eerst wil investeren. Eerst moeten wij leveren voor de mensen. Dat moeten de bestuurders daar doen en de bestuurders hier ook. Eerst leveren, eerst laten zien dat het beter kan en dan, als mensen enthousiast zijn, de wetten slaan.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik hoor alleen maar: "ikke, ikke, ikke, ikke". Mijnheer Van Raak, daar het gaat het juist niet om.
De voorzitter:
Via de voorzitter spreken alstublieft, ook al is dat lastig.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
De bevolking heeft gekozen, mevrouw de voorzitter. In die zin wil ik hier even gezegd hebben dat de ChristenUnie er geen puinhoop van heeft gemaakt. De ChristenUnie heeft van begin af aan gezegd, tot het moment van nu, dat het hierbij moet gaan om een zorgvuldig proces. Wat ons betreft, is er ook sprake van een zorgvuldig proces. Dat betekent dat de consensusrijkswetten die we nu hebben behandeld, heel zorgvuldig tot stand zijn gekomen. We hadden kritische kanttekeningen, maar daar heeft het kabinet op zorgvuldige wijze antwoord op gegeven, dus wat ons betreft kunnen de consensusrijkswetten gewoon doorgang vinden.
De heer Van Raak geeft geen antwoord op mijn vragen. Hij begint een hele tirade over allerlei dingen die mis zijn gegaan, maar hij geeft geen antwoord op mijn vraag wanneer die landen klaar zijn. De ChristenUnie meent dat de eilanden in de ogen van de heer Van Raak nooit klaar zullen zijn hiervoor en dat de heer Van Raak altijd een soort superioriteitsgevoel tegenover de eilanden zal hebben.
De heer Van Raak (SP):
Dit is een manier van discussiëren die ik van de ChristenUnie niet gewend ben. Eerst beschuldigt mevrouw Ortega-Martijn mij ervan dat ik mensen beledig die ik nog nooit heb beledigd en nu dicht zij mij een soort van superioriteitsgevoel toe. Nee, het probleem is wat mevrouw Ortega-Martijn hier op tafel legt: eerst beloven dat het in 2008 geregeld is en dan beloven dat het in 2009 geregeld is en dan beloven dat het in 2010 geregeld is, terwijl het in 2008 niet geregeld was, in 2009 niet geregeld was en nu nog niet geregeld is. Dan vraagt mevrouw Ortega of ik een datum wil noemen. Nee, ik moet niet een datum noemen. Mevrouw Ortega moet evenmin een datum noemen. Dat moeten de mensen doen en de mensen hebben geen referendum gehad. Ze hebben in het begin een referendum gehad over de vraag wat voor status ze willen, maar ze hebben zich niet kunnen uitspreken over de uiteindelijke plannen. Dat kon wel op Curaçao – daar heerst grote verdeeldheid – maar niet op Bonaire, niet op Saba, niet op Statia, niet op Sint-Maarten. Dus de enige die hier de bevolking de mogelijkheid ontneemt om haar stem te laten horen, is mevrouw Ortega. En dat valt mij vies tegen.
De heer Thijsen:
Voorzitter. De heer Van Raak heeft het er net over gehad dat er sprake zou zijn van ondeugdelijkheid van bestuur op Aruba. Daarom is er een onderzoek bezig. Ik heb daar twee vragen over. Is de heer Van Raak er ten eerste van op de hoogte dat dit is gebaseerd op geruchten? Als er ten tweede al sprake is van ondeugdelijkheid van bestuur, dan heeft het Statuut de rechtsingang dat er krachtens artikels 43 kan worden ingegrepen. Dat is de staatsrechtelijke weg. Het kan niet zo zijn dat Tweede Kamerleden aan de staatssecretaris of aan de minister vragen om onderzoek op grond van geruchten, terwijl er geen gebruik wordt gemaakt van artikel 43. Anders zouden namelijk – en dat wil ik weten van de heer Van Raak – parlementariërs van Aruba ook op basis van geruchten onderzoek kunnen laten instellen in Nederland. Ik ga immers uit van gelijkwaardigheid van het Nederlandse parlement en dat van Aruba of van de Antillen en straks van Curaçao en van Sint-Maarten. Zij zijn op hetzelfde niveau. Gelijke monniken, gelijke kappen. Dat is waar wij over praten als wij het hebben over gelijkwaardigheid.
De heer Van Raak (SP):
Als de heer Thijsen een onderzoek wil instellen naar het bestuur in Nederland, zou ik zeggen: van harte. Ik doe het zelf ook, bijna elke dag. Dus als de heer Thijsen zich daarbij wil aansluiten, is hij daartoe van harte welkom. Het onderzoek dat nu loopt, is niet gebaseerd op geruchten, maar op papieren waaruit bleek dat twee vooraanstaande bestuurders uit Aruba zeiden: we praten wel met Nederland, maar we gaan eigenlijk iets anders doen. Dan is het goed om dat uit te zoeken, want je moet weten wat je aan elkaar hebt. Je moet niet meteen ingrijpen, je moet eerst grondig onderzoek doen. Dat onderzoek naar de staat van dat bestuur is er nu. Als blijkt dat het helemaal op orde is, bijvoorbeeld omdat er een nieuwe regering zit die veel beter functioneert, dan is er niets aan de hand. Als echter blijkt dat die bestuurscultuur er nog steeds is, dan is er een probleem en dan moeten wij het daar maar eens heel indringend met elkaar over hebben. Dat is denk ik de verhouding die we moeten hebben.
De voorzitter:
Tot slot mijnheer Thijsen.
De heer Thijsen:
Voorzitter, mijn laatste vraag. Bent u op de hoogte van het feit, mijnheer Van Raak, dat wij een autonoom land zijn binnen het Koninkrijk?
De heer Van Raak (SP):
Dat ben ik.
De heer Thijsen:
Dat wij een rechtstaat zijn, met de trias politica?
De heer Van Raak (SP):
Ja.
De heer Thijsen:
Bent u daarvan op de hoogte?
De heer Van Raak (SP):
Ja, ik ben daarvan op de hoogte. En ik heb Aruba als land hoog zitten, want het heeft grote problemen en daar weet u zich goed doorheen te worstelen. U weet ook voor de bevolking veel op te bouwen. Ik denk dat Aruba in heel veel opzichten een voorbeeld is voor Sint-Maarten en Curaçao.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nu naar de volgende spreker en dat is de heer Sulvaran van de PAR.
De heer Sulvaran:
Mevrouw de voorzitter, dames en heren collegae. In ons vak zitten onder anderen mevrouw Jesus-Leito, gedeputeerde van het eilandgebied Curaçao, en de heer Marlin, gedeputeerde van het eilandgebied Sint-Maarten. Voor hen zit ik samen met de heer Atacho. Ook zie ik de heer Johnson, mevrouw Eisden, de heer Samuel en de heer Zaandam. Daar zit dus het Antilliaanse volk. Het gaat niet om mevrouw Leito of de heer Van Bochove of de heer Leerdam, nogmaals, het gaat om een volk, een volk dat hier is gekomen om zijn rechten uit te oefenen.
Eerst wil ik het dan ook hebben over de relatie tussen de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht en de consensus. Ik heb het idee dat dit niet goed wordt begrepen. Vandaar dat ik de Koninkrijksregering vraag om dit toch nog eens uit te leggen. De consensus betreft namelijk een koninkrijksafspraak en het zelfbeschikkingsrecht is internationaal recht. In de voorliggende wetsontwerpen is zowel de consensus tussen de regeringen alsmede de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door hetzij het volk, hetzij de volksvertegenwoordiging van Curaçao en Sint-Maarten, verwerkt.
Ik herhaal dat het uiteindelijk altijd om de mensen, het volk, en de uitoefening van hun rechten gaat. En dit in vijf achtereenvolgende democratische beslissingen. Hierbij leg ik de nadruk op de woorden "democratische beslissingen". Ik neem het eilandgebied Curaçao als voorbeeld. De uitslag van het referendum van april 2005 is geratificeerd door de Eilandsraad, de volksvertegenwoordiging. Voorts is de slotverklaring van 2 november 2006 ook geratificeerd door de Eilandsraad in juni 2007. De uitslag van de rondetafelconferentie van december 2008 is ook geratificeerd door de Eilandsraad van Curaçao. De uitslag van het referendum van 15 mei 2009, de consensusrijkswetten, de reglementen voor de gouverneurs, de rijkswet inzake de zeegrenzen, de rijkswet voor de wijziging van het Statuut en de rijkswet inzake de aanpassing van rijkswetten zijn ook geratificeerd door de Eilandsraad. Die wetten bevatten zowel de consensus over de regeringsafspraken tussen de partners van het Koninkrijk als de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht.
In deze opsomming komen steeds de woorden "geratificeerd door de Eilandsraad" voor. De consensus die er bestaat tussen de regeringen wordt steeds ter bekrachtiging voorgelegd aan de Eilandsraad om zo recht te doen aan de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht van het volk van Curaçao, zoals dat is verwoord in de verschillende resoluties van de Verenigde Naties. Ik heb evenwel het idee dat dit niet in de Tweede Kamer is gebeurd. Ik ga ervan uit dat, als wij met elkaar onderhandelen, elke regering "dekking" heeft van de volksvertegenwoordiging, zoals wij dat volgens de correcte procedures hebben geregeld.
Dit betekent dan ook dat de voorliggende wetsvoorstellen niet alleen de goedkeuring dragen van de regeringen, maar ook van de volksvertegenwoordiging, de meerderheid van het Curaçaose volk. Het betekent echter ook dat onder anderen mevrouw Jesus-Leito voor de amendementen die de consensus raken, zoals die is vastgelegd in de wetsvoorstellen, eerst naar haar volksvertegenwoordiging moet terugkeren. Dit is belangrijk. Ik wil u het volgende dan ook echt in overweging geven. Voor amendementen die de consensus raken geldt dat in deze gevallen het proces ongetwijfeld weer vertraagd wordt en voor een tijd vastloopt. Dit zal dus zeker gevolgen hebben voor het hele traject.
Ik doe dan ook nogmaals een beroep op ons allen; het gaat immers niet om ons, maar om het volk. Wij moeten als parlementariërs met de regeringen tot oplossingen komen aangaande onze bezorgdheden, zonder dat dit gebeurt door middel van amendementen die de consensus raken. Ik hoop dan ook dat wij gedurende de dag dit samen kunnen doen. Ik heb deze drie dagen gemerkt dat er een soort spanningsveld is tussen de zorg zoals vastgelegd in artikel 43, lid 1, en de waarborgfunctie, zoals vastgelegd in artikel 43, lid 2. Ik heb nu niet de tijd om dit toe te lichten, maar volgens mij is de toelichting op dit artikel vrij duidelijk. Het gaat om een ontoelaatbare toestand. Het land heeft zelf intern geen redres gepleegd, en het moet door de omstandigheden strikt noodzakelijk zijn. Dan pas treedt de waarborgfunctie in werking en met de in het Statuut omschreven procedures.
Ik zal samen met de heren Atacho en Leerdam een motie indienen inzake de aanwijzing en erkenning van de Nederlandse, de Papiamentse en de Engelse taal tot officiële talen van het Koninkrijk in het traject van mogelijke wijziging van het Statuut. Ik dank u voor uw aandacht.
De voorzitter:
Wanneer gaat u die motie indienen?
De heer Sulvaran:
Zo direct.
De voorzitter:
Nee, dan moet u dat nu doen. Het is nu uw termijn.
De heer Sulvaran:
Ik zal de motie even halen.
De voorzitter:
Dan moet iemand de motie even komen brengen, of u moet het in het tweede blok doen.
De heer Sulvaran:
Dan doe ik het in het tweede blok.
De heer Wever:
Mevrouw de voorzitter, voorzitter, collega's, minister en staatssecretaris. Zoals de bevolking van Aruba een aantal jaren geleden gebruik heeft gemaakt van haar onaantastbaar recht om zelf over haar eigen toekomst te mogen beslissen, wat ten slotte zijn beslag heeft gekregen in onze status aparte van 1 januari 1986, zo zijn wij vandaag ook bijeengekomen om aan het zelfbeschikkingsrecht van de overige vijf eilanden van de huidige Nederlandse Antillen gestalte en inhoud te geven, en om aan hen onze bijstand te bieden in de verwezenlijking van hun individuele keuzes.
Door de meerderheid van de leden van de Tweede Kamer zal de behandeling van de desbetreffende wetten als puur technisch worden beschouwd. Hier en daar de tekst opluisteren met een komma, een punt, een uitroepteken, of discussies houden omtrent de mate van supervisie, dan wel omtrent de vraag of überhaupt van supervisie sprake moet zijn.
Mevrouw de voorzitter. Wij menen er goed aan te doen te benadrukken, en u en de leden van de Tweede Kamer eraan te herinneren, dat hetgeen zich hier thans afspeelt de laatste etappe is in een lang proces, dat reeds aan het begin van de twintigste eeuw in Aruba op gang is gebracht. Wij verheugen ons erop dat het thans de bevolkingen van de Nederlandse Antillen zijn die hun recht op zelfbeschikking door het Rijk erkend zien. Dit is helaas niet altijd het geval geweest. Diegenen die niet zo goed bekend zijn met de geschiedenis van het Koninkrijk, moeten wij eraan herinneren dat in de jaren zeventig het zelfbeschikkingsrecht van de eilanden van het Koninkrijk geen vanzelfsprekendheid was. Wel als vanzelfsprekend moet ik hier wederom in herinnering brengen de onvermoeide strijd van wijlen de heer Betico Kroes om op de allereerste plaats binnen het Koninkrijk aandacht en begrip te krijgen voor het fundamenteel, ook Arubaanse, recht van zelfbeschikking, alvorens bij bevriende landen aan te kloppen voor internationale steun.
De strijd van Betico en de internationale wegen die hij heeft moeten bewandelen om erkenning van dat recht af te dwingen, waren niet makkelijk, omdat hij het als David ook moest opnemen tegen de schaduw van een groot land met een hoge reputatie als Nederland, Goliath. Betico's vastberadenheid en standvastigheid lagen verankerd in de wensen van de Arubaanse bevolking, ondanks van kleine omvang een volk met zelfrespect en met een onaantastbare en onverwoestbare wil om haar eigen toekomst te bepalen.
Op het moment dat onafhankelijkheid van een federale Nederlandse Antillen zich toen aan de horizon begon af te tekenen, was het voor onze Arubaanse bevolking overduidelijk dat de strijd om erkenning van ons universeel recht als volk om zelf onze toekomst te bepalen moest worden geïntensiveerd. Onder economisch ongunstige omstandigheden heeft het Arubaanse volk de weg ingeslagen als een autonoom land binnen het Koninkrijk. Met vele opofferingen heeft ons volk de uitdagingen van toen ook overwonnen. Voor velen zal het een eenvoudig geval van rekenen en grammatica zijn. Zo wordt het althans in Aruba beleefd. Het zal ons, de politici en ook de leiders van het Koninkrijk, echter sieren als wij begrip opbrengen voor de verlangens en wensen van alle bevolkingen in het Koninkrijk der Nederlanden. De wensen van de grootste bevolkingsgroep in het Koninkrijk mogen niet in de wind worden geslagen. Dat geldt nog sterker voor die van de kleinste bevolkingsgroep. Alleen dan zal het Koninkrijk emotioneel betrokken zijn bij zijn bevolkingen en niet alleen in de vorm van een garantie op een betere toekomst.
Vandaag willen wij onze broeders en zusters, de bevolkingen van Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius gelukwensen met de keuze die zij hebben gemaakt. Maar in alle ernst en eerlijkheid vraag ik mij vervolgens af of hetgeen wij in deze bijeenkomst bespreken ook datgene weergeeft waarvoor de bevolkingen van de Nederlandse Antillen in hun respectievelijke referenda hebben gekozen. Het is niet aan Aruba om dat te beoordelen. Die beoordeling is een aangelegenheid van de bevolkingen van de Nederlandse Antillen, die immers hun keuzen hebben gemaakt. Onze Arubaanse bevolking heeft zijn keuze gemaakt voor een autonoom land binnen het Koninkrijk, zoals Suriname en de Nederlandse Antillen van zes eilanden vroeger ook autonoom waren binnen het Koninkrijk.
Aruba, en in het bijzonder de MEP, zal volledige medewerking verlenen aan de ontmanteling van de Nederlandse Antillen van vijf. Daaraan verbinden wij echter de nadrukkelijke voorwaarde dat geen wijzigingen zullen plaatsvinden ten aanzien van onze autonome status waarvoor wij immers zo hard hebben gevochten. Aruba mag zich gelukkig prijzen en er trots op zijn dat het zijn autonome status binnen het Koninkrijk heeft verwezenlijkt en zich ondanks de problemen heeft ontwikkeld tot een land dat slechts bewondering kan afdwingen.
Helaas voorzien wij problemen aan de horizon vanwege de wijze waarop Nederland meent bepaalde zaken te moeten regelen. Ik wil dit met enkele voorbeelden verduidelijken. Ik beperk mij daarbij tot slechts enkele gevallen, terwijl er veel meer voorbeelden zijn. Mijn collega heeft reeds een uiteenzetting gegeven van de wijze waarop Nederland Aruba heeft bejegend in de zaak van de zetel van het Hof. Die gang van zaken illustreert hoe wij in het Koninkrijk niet met elkaar moeten omgaan. Als ander voorbeeld voor de wijze waarop Nederland meent bepaalde zaken te moeten regelen, noem ik artikel 26, lid 3 en lid 4, van het Statuut. Ten aanzien van dit artikel heb ik overduidelijk gesteld dat het een inperking van onze autonomie betekent. Om deze reden hebben wij dan ook een amendement ingediend om dit artikel uit de wet tot wijziging te schrappen. Gesteld werd dat deze aangelegenheid conform artikel 3 van het Statuut onder de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk valt en Nederland in dezen dus het laatste woord heeft. Men dient te beseffen dat Nederland conform artikel 3 verantwoordelijk is voor de buitenlandse betrekkingen indien het Arubaanse parlement niet voor de wijziging stemt.
Wij zijn ons ervan bewust dat er enige vertraging is opgelopen in het ratificeren en implementeren van internationale verdragen. Wij hebben daarom bij Nederland aangeklopt voor bijstand in de vorm van uitzending van wetgevingsjuristen. Ons verzoek heeft helaas niet tot het gewenste resultaat geleid, omdat Nederland zelf een tekort aan deze juristen heeft. Het bevreemdde ons dan ook zeer dat Nederland een en ander ondanks het vermeende tekort op zich wenst te nemen. Het had meer in de lijn der verwachting gelegen als Nederland juristen aan ons had uitgeleend. Nederland verkiest daarentegen de weg om de wijziging in het Statuut door te voeren. In het geval een en ander niet bereikt wordt, zal Nederland zijn zin doordrijven door toepassing van artikel 3 van het Statuut of artikel 43, lid 2. Bent u het met mij eens dat dit geen juiste bejegening is van een partner in het Koninkrijk?
Als een voorbeeld van hoe een zaak wel goed geregeld kan worden, wijs ik op het protocol met betrekking tot de vreemdelingenketen, dat de Arubaanse MEP-regering en Nederland in 2006 hebben getekend. Ik zeg met nadruk dat dat het protocol van de MEP-regering betrof. Alles wijst erop dat de huidige Arubaanse regering het protocol naast zich heeft neergelegd. Dit mede in het licht van de huidige situatie van een free for all- en een open door-policy. Wij hebben een en ander in een gesprek met de staatssecretaris aangekaart. Ook hebben we zowel de staatssecretaris als de Tweede Kamer daarover schriftelijk bericht. Helaas heeft dit geen resultaat opgeleverd. Aangezien de Nederlandse regering van deze gang van zaken op de hoogte is en ingrijpen achterwege is gebleven, wordt de indruk gewekt dat Nederland achter het nieuwe beleid staat. Wij hebben de overeenkomst toen bestempeld als een niet-vrijblijvend protocol, maar het lijkt er nu meer op dat afspraken geen afspraken meer zijn. Het uitgangspunt van het protocol was in de eerste plaats het beschermen van de belangen van de bevolking. Was dit ook niet het adagium van de besprekingen van de afgelopen dagen? Wij hebben toentertijd onze verantwoordelijkheid gedragen en het welzijn van onze burgers behartigd. Is dat nu het geval? Is het feit dat de huidige bewindvoerders op Aruba de regering goed gezind zijn en, zoals de staatssecretaris gezegd heeft, hebben gezorgd voor een frisse wind in het Koninkrijk de reden dat ze nu vrij spel hebben? Of erger nog: is het de bedoeling om hen hun gang te laten gaan om, wanneer de tijd daartoe rijp is, op grond van de verantwoordelijkheid van de regering in te grijpen en ten behoeve van de bevolking artikel 43, lid 2 van het Statuut toe te passen?
Als gevolg van het open door-beleid hebben zich de afgelopen weken meer dan 2000 mensen ingeschreven voor de naturalisatietoets. Dit is gebeurd ten gevolge van het feit dat de huidige regering het illegale verblijf van een groot aantal buitenlanders op Aruba heeft gelegaliseerd, dus zonder dat zij beschikten over de vereiste documenten. Hier heeft de Arubaanse bevolking niet voor gestemd en dit komt de Arubaanse bevolking absoluut niet ten goede. Een en ander geeft Nederland ook onder geen beding het recht om artikel 43, lid 2 toe te passen. Afspraken zijn afspraken en ik sta erop dat beide partijen zich aan het protocol houden.
Ofschoon het onderwerp niet op de agenda staat, maar wel is besproken, wil ik hier de conceptrijkswet Personenverkeer aankaarten. Het mag duidelijk zijn dat wij tegen deze wet zijn. Wij zijn daar niet tegen omdat wij geen Europese Nederlanders op Aruba wensen, maar omdat deze rijkswet tegen de belangen van de Arubaanse bevolking indruist. Telt het algemene belang van de bevolking van Aruba niet langer mee nu men alle Europese Nederlanders de mogelijkheid wil bieden op Aruba te komen wonen en werken? Het mag algemeen bekend worden geacht dat wanneer een Europese Nederlander wordt toegestaan om op Aruba te wonen en te werken, datzelfde recht geldt voor alle andere Europeanen. Is dit in het belang van de Arubaanse bevolking? Aruba is deelgenoot van het vriendschapsverdrag met de Verenigde Staten. Als gevolg hiervan heeft de Amerikaanse burger evenveel en dezelfde rechten als de Europese Nederlanders. Het staat die burgers dan ook vrij om zich op Aruba te vestigen en daar te werken, maar is dat in het belang van de Arubaanse bevolking?
De voorzitter:
Ik wijs u erop dat de wet waar u het over hebt, vandaag niet op de agenda staat.
De heer Wever:
Maar er wordt wel in deze eerste ronde over gesproken.
De voorzitter:
Ik stel het vast. U vervolgt uw betoog.
De heer Wever:
Onder het motto "gelijke monniken, gelijke kappen" wordt in Den Haag beargumenteerd dat de Rijkswet personenverkeer dient te worden gerespecteerd. Niet geheel onverwachts heeft het Arubaanse parlement eenstemmig verwoord dat de Rijkswet personenverkeer niet in het belang is van de Arubaanse bevolking. Bovendien is deze wet, die Nederland aan Aruba wil opleggen, naar de mening van de fractie van de MEP in strijd met het Statuut en met internationale afspraken. Het Statuut bepaalt immers uitdrukkelijk dat enkel het toezicht op de algemene regels betreffende de toelating en uitzending van Nederlanders een koninkrijksaangelegenheid is. De vaststelling van algemene regels betreffende de toelating en uitzending van Nederlanders is echter een autonome aangelegenheid van het land Aruba. Dit was juist de reden waarom Nederland niet meer bij de Dekolonisatiecommissie van de Verenigde Naties hoefde te rapporteren.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van het Statuut blijkt dat het Statuut niet meer is dan een transitiedocument op weg naar meer zelfstandigheid van de landen, onder uitdrukkelijke handhaving van de wens van de landen binnen het Koninkrijk. Pogingen om de banden strakker te maken door middel van een inperking van de autonomie, anders dan op vrijwillige basis, moeten dan ook in strijd worden geoordeeld op basis van het Handvest van de Verenigde Naties. Het Koninkrijk heeft met dit transitiedocument destijds bij de Dekolonisatiecommissie van de Verenigde Naties immers net de toets der kritiek kunnen doorstaan. De constitutionele bejegening van deze gebiedsdelen werd daarbij vooralsnog aanvaard. Desalniettemin willen wij heel duidelijk zijn. Wij wensen deelgenoot te zijn van het Koninkrijk. Wij wensen dat ook te blijven. Wij wensen ook samen te werken, zelfs op die gebieden waarin wij autonoom zijn. Die samenwerking moet echter vrijwillig blijven. Vandaar dat wij een amendement hebben ingediend, waarin deze vrijwillige basis wordt onderschreven en waarin een uittredingsbepaling is opgenomen. Wij menen dat alleen op deze wijze sprake kan zijn van een functioneel staatsverband welke ook de belangen van onze bevolking waarborgt.
Namens de MEP vestigen wij nog een keer de aandacht op het belang van respect en eerbied voor elkaar binnen het Koninkrijk, alsmede op het belang van samenwerking en medewerking, opdat gunstige voorwaarden kunnen worden geschapen voor een duurzame ontwikkeling van onze bevolkingen, hetgeen geluk en voorspoed moet brengen voor een ieder woonachtig in het Koninkrijk. Wij wensen alle vijf eilanden veel sterkte toe. Wij bieden hun hierbij nogmaals onze volledige steun aan wanneer zij die nodig achten.
De heer Herdé:
Voorzitter. De uiteenzetting van de heer Wever geldt slechts voor de fractie waarvoor hij spreekt. Zijn uiteenzetting geeft weer wat er de afgelopen acht jaar binnen het Koninkrijk is gebeurd of juist niet is gebeurd. U, voorzitter, hebt er terecht op gewezen dat dit onderwerp thans niet op de agenda staat en niet behandeld hoort te worden.
De heer Yrausquin:
Voorzitter. De heer Wever stelt dat hij graag wil meewerken met het staatkundig proces en het zelfbeschikkingsrecht van de Nederlandse Antillen. Hoe verhoudt zich die opmerking tot de manier waarop zijn regering de afgelopen acht jaar, vooral de laatste vier jaar, heeft meegedaan aan het staatkundig proces? Hoe verhoudt een en ander zich tot de amendementen die de heren Wever en Thijsen hebben ingediend? Ik wil ook weten van de heer Wever hoe hij zal stemmen. Voor deze wetten heb je op Aruba in de eerste ronde tweederde meerderheid nodig. Hoe zal de heer Wever stemmen als er geen rekening wordt gehouden met deze amendementen? Hoe zal hijüberhaupt stemmen?
De heer Wever:
Wat de laatste vraag betreft, onze amendementen hebben betrekking op het democratische deficit in het Statuut. Dat wij daar iets aan proberen te doen, houdt niet in dat wij, zodra dit behandeld wordt in de Staten van Aruba en de amendementen niet aangenomen worden, tegen zullen stemmen. Wel zullen wij stemmen tegen artikel 27, lid 3 en lid 4. Dat houdt immers een beperking van onze autonomie in. Van tevoren hebben de Staten van Aruba gezegd dat men het er niet mee eens is. Men werkt voor 100% mee aan de ontmanteling van de Nederlandse Antillen op voorwaarde dat er niet getornd wordt aan de status aparte. Wat de andere vraag betreft: ik denk dat de Koninkrijksregering een uiteenzetting kan geven. Wij hebben bij iedere gelegenheid meegewerkt. Wij hadden wel discussies, niet om de ontmanteling tegen te gaan, maar enkel ten behoeve van de autonomie van Aruba die nu mijns inziens niet goed behartigd wordt.
De heer Yrausquin:
Als behoud en versterking van de autonomie de inzet waren, was het dan niet verstandig geweest om ook mee te doen met het staatkundig proces en aan tafel te blijven bij de behandeling ervan en te strijden, in plaats van niet mee te doen met het proces?
De heer Wever:
Dit is iets wat destijds de oppositie en nu de Arubaanse regering naar voren brengt. Ik denk dat de regering van Nederland dit kan tegenspreken. Wij zijn nooit weggelopen, wij zijn altijd gebleven en hebben ons altijd constructief opgesteld ten opzichte van de ontmanteling van de Nederlandse Antillen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Remkes (VVD):
Mevrouw de voorzitter, u hebt deze vergadering geopend met de woorden: "Dit is een groot moment." Nu is het niet mijn bedoeling om dit feestje te verstoren, maar dat grote moment zal door ons allen in deze zaal op een verschillende manier worden beleefd. Ook terugkijkend op het wetgevingsoverleg van afgelopen vrijdag en maandag, bevallen mij twee zaken in het debat tot dusver niet.
Ten eerste bevalt mij niet de geest van monisme, die twee dagen en ook vandaag weer door deze zaal rondwaart. De heer Sulvaran gaf daar zojuist weer een typisch voorbeeld van. Het is kennelijk not done en niet passend in de politieke cultuur van de West dat het parlement op zijn strepen staat en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid gebruikmaakt van het recht tot amendering. Dan wordt er gedreigd en gewezen op procesvertraging. Als het een week of veertien dagen langer moet duren, dan mag een parlement dat staat op zijn strepen, zich niet door die argumentatie laten weerhouden. Dat zal de VVD-fractie dus ook niet doen! Ik ben namelijk niet onder de indruk van alle bezwaren die naar voren zijn gebracht. Wat die geest van monisme aangaat, werd ik niet vrolijker toen ik de brief van de Koninkrijksregering naar aanleiding van de amendementen las. Een aantal keren en op vrij essentiële momenten wordt een en ander sterk ontraden, op sommige onderdelen zelfs zonder dat er zinnig op de argumentatie wordt ingegaan. Ik vind dat dat op die manier niet kan. Daar kom ik vanmiddag in het tweede blok nog even op terug.
Ten tweede is mij opgevallen dat er in dit debat veel onder de oppervlakte blijft. Collega Van Raak deed zojuist terecht een poging om een aantal zaken die wel in dit debat thuishoren, aan de oppervlakte te brengen. Wij moeten elkaar immers als volwassen partners ook in analytische zin aan kunnen spreken op wat er de afgelopen jaren fout ging en waarom. Daar wordt nauwelijks op gereageerd. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Waarom is daar in een groot aantal gevallen te weinig en te laat politieke verantwoordelijkheid voor genomen? Die vragen, die natuurlijk raken aan de inhoud van wat hier op tafel ligt, zijn tot dusver onvoldoende beantwoord in het debat. Waarom is de boel op Sint-Maarten niet op orde? Waarom is de situatie op Curaçao in sociaaleconomisch opzicht, in financieel opzicht en in veiligheidsopzicht niet beter op orde dan zij is?
Het is mij te gemakkelijk om dan uitsluitend te wijzen op de rol van Nederland, want de verantwoordelijkheid ligt natuurlijk ook en in de eerste plaats op de eilanden. De financiële consequenties van dat te weinig en te laat verantwoordelijkheid nemen liggen hier nu natuurlijk op tafel. Daarom zeg ik: dat feestje kost wel heel veel geld. In die zin ben ik het met de woordvoerder van de AVP-fractie eens. Als hier van de zijde van Aruba door de MEP-fractie naar voren wordt gebracht dat een aantal elementen in de voorliggende wetgeving niet bevalt, is mijn vraag: waarom bent u eigenlijk zo afwezig geweest toen uw partij in de regering zat? Waarom bent u eigenlijk in het hele proces zo afwezig geweest? Waarom hebt u aan deze Kamer een brief gestuurd – dat geldt overigens niet voor de MEP-regering – dat er niet over het democratisch deficit gesproken kon worden op het moment dat daarin was voorzien? Waarom wordt nu een groot aantal amendementen ingediend juist op dat punt? Dat is procesverstoring.
Ik heb in het wetgevingsoverleg over het Statuut gezegd dat een aantal zaken mij niet aanstaat. Ik herhaal dat hier plenair vandaag. De discussies hebben mij in die opvatting gesterkt. In de eerste plaats gaat de wijziging van het Statuut bij lange na niet ver genoeg. Ook ik vind het heel gek dat namens de fractie van het CDA hier een motie wordt voorgelegd waarin wordt aangedrongen op een veel verdergaande statuutwijziging. Mijn voorspelling is – ik heb dat in het wetgevingsoverleg ook gezegd – dat mede als gevolg van het feit dat er straks vier partners in het Koninkrijk zijn, die meer fundamentele wijziging van het Statuut de komende jaren niet aan de orde zal zijn. Wij houden elkaar namelijk gegijzeld. Van dit momentum had gebruikgemaakt moeten worden om daarnaar te kijken, om te kijken hoe wij in het Koninkrijk met elkaar verder willen gaan en hoe de besluitvormingsprocessen op een ordentelijk manier, met meer ruimte voor alle partijen dienen te zijn georganiseerd. Ook in dat opzicht ben ik gesterkt door de brief die de regering hedenochtend aan ons heeft verzonden.
In de tweede plaats ontbreekt een Rijkswet personenverkeer. U hebt er zojuist op gewezen dat die nu niet op de agenda staat, maar het is wel relevante achtergrondmuziek. Mijn voorspelling is dat ook die wet er voorlopig niet zal komen, terwijl het buitengewoon belangrijke achtergrondmuziek is. In de overgangsregeling die nu wordt voorgesteld, worden namelijk helemaal niet gelijkwaardige verhoudingen gecreëerd. In de overgangsregeling is sprake van continuering van de bestaande scheve situatie. Ook dat is voor de VVD-fractie onacceptabel. Mevrouw Eisden heeft in dit debat gewezen op een motie die Statenbreed door het Nederlands-Antilliaanse parlement is aangenomen, waarin de ambtelijke concepten die op tafel liggen, totaal van de hand worden gewezen. En, mevrouw de voorzitter, dat stemt mij allemaal niet vrolijk.
In de derde plaats: Sint-Maarten. De VVD-fractie heeft vanaf het begin grote twijfels gehad of de schaal van Sint-Maarten niet te klein zou zijn. Als terugvaloptie kies je dan voor de optie dat de boel op orde moet zijn. De boel op Sint-Maarten is op dit moment echter niet op orde. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg iets gezegd over het ontbreken van ingrijpingsculturen in Nederland en ik wil dit nu herhalen.
Ik kreeg een dezer dagen een brief van een inwoner van Sint-Maarten; hij woont daar al geruime tijd. Ik citeer een paar passages uit die brief. "Het aangeven van belastingen duurt drie jaar. De kosten voor ziekte zijn voor de toekomst niet geregeld. Bij de laatste verkiezingen zijn 1034 oproepkaarten onterecht uitgestuurd. De betalingen voor paspoorten, rijbewijzen en identiteitskaarten kunnen alleen cash. Er worden aan de lopende band Nederlanderschappen uitgedeeld, verkocht (?). Er is geen bestemmingsplan en eilandbreed leidt dit tot enorme schade aan de kuststrook. Er is geen afvalverwerking. Het waterleidingssysteem is eilandbreed hopeloos verouderd. De CEO is uit zijn functie gezet wegens wanprestatie, maar er is niets verbeterd. Er is aan ons gevraagd, cursussen aan politiemensen, middenmanagement, te geven hoe zij een brief moeten schrijven, basiscomputerkennis en Office. Let wel: dit zijn leidinggevende functionarissen."
Ik heb hier niets aan toe te voegen. De boel is dus niet op orde.
In de vierde plaats komt het financiële plaatje, de rekening die er achter weg komt en dan tegen de achtergrond van de enorme financiële problemen waarvoor Nederland nu staat. Ik zeg erbij dat dit als enkelvoudig argument onvoldoende zou zijn om nee te zeggen tegen deze operatie, maar het is wel de optelsom.
Dan last but not least: de Grondwet, artikel 1, maar ook het principe, juist uit de invalshoek dat het Statuut in het Koninkrijk in rangorde hoger staat dan de Grondwet. De eis van een tweederde meerderheid wordt op deze manier omzeild en dat kan dus niet.
Terugkijkend op het proces maak ik nog een enkele opmerking. Ik heb in het eerste debat dat ik daarover met dit kabinet mocht voeren, tegen de minister van Justitie gezegd dat hij zichzelf in dit dossier zal tegenkomen. Ik meen dat dit in dubbele zin het geval is. Ik kan mij niet helemaal aan de indruk onttrekken dat dit heeft geleid tot een te grote toegeeflijkheid in dit proces. Daar zijn verschillende voorbeelden van gegeven. Ik ben van mening dat Nederland slecht heeft onderhandeld. De staatssecretaris zei: soms is het geven en soms is het nemen. Dat is waar, maar als je op kernpunten zodanige concessies doet zoals die in dit proces zijn gedaan, kan ik niet anders dan concluderen: slappe knieën. De datum 10-10-10 is voor de VVD-fractie geen heilig huisje; de inhoud hoort te prevaleren.
Gelet op deze vijf redenen zie ik mij, helaas, genoodzaakt om mijn fractie te adviseren om hiertegen te stemmen bij de stemming over het Statuut.
De heer Brinkman (PVV):
De heer Remkes begon zijn betoog met de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen en wat er is gebeurd. Hij refereerde daarbij aan Sint-Maarten en zijn vragen zijn ook de mijne. Ik snap ze, maar als er iemand in dit huis is die die vraag niet mag stellen, is het wel de heer Remkes. De heer Remkes mag zich die vraag niet stellen, omdat hij als minister van BZK deel uitmaakte van het vorige kabinet. Hij wist als politieminister in dat kabinet dat er politiekorpsen waren die directe banden hadden met Curaçao en Sint-Maarten. Met andere woorden: hij had als minister van BZK heel goed kunnen weten dat het middenkader daar niet als middenkader functioneerde. Mijnheer Remkes, hoe heeft het zover kunnen komen?
De heer Remkes (VVD):
De collega van de PVV-fractie weet donders goed dat ons land toen ook al geen verantwoordelijkheid meer droeg voor de politie op de eilanden. Mijn zorg, die ik als Tweede Kamerlid vanaf het begin heb gehad, vloeit mede voort uit voorkennis uit een vroegere functie. Dat is juist. Dat is ook precies de reden waarom ik het consequent, ook in het geval van Sint-Maarten, aan de orde heb gesteld.
De heer Brinkman (PVV):
Dit is toch wel heel ernstig, want een voormalig minister van BZK zegt hiermee dat hij kennis had van bepaalde zaken, maar dat hij die niet heeft doorgespeeld aan zijn ambtsgenoot. Waarom hebt u dat niet gedaan? Waarom hebt u er niet voor gezorgd dat degene die wel verantwoordelijk was voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken, daarmee aan de slag ging? Het WODC-rapport is wel gepubliceerd in de periode waarin u deel uitmaakte van de regering!
De heer Remkes (VVD):
De hele regering was ervan op de hoogte dat er aan de politie op Sint-Maarten nog heel veel verbeterd moest worden. Dat was geen geheim. Het was ook de Kamer bekend. Er was dus helemaal geen sprake van nieuwe feiten. Dat neemt niet weg dat je als Kamerlid een zelfstandige afweging moet maken. De datum 10-10-10 speelde toen bovendien nog helemaal geen rol. Er was wel sprake van andere data en de heer Brinkman moet zich nog heel goed kunnen herinneren dat ik steeds heb gezegd: noem nog geen einddatum. Ik deed dat, omdat in Nederland het beeld bestond dat men op Sint-Maarten niet klaar was. Ik denk al met al dat ik de afgelopen jaren een rechte lijn heb gevolgd.
De heer Wever:
Mijnheer Remkes zegt dat wij afwezig waren bij de onderhandelingen. Ik wil weten op welke onderhandelingen hij doelt, want volgens mij is dit absoluut niet waar.
Ik wijs er verder op dat wij van het begin af aan hebben gezegd dat wij eigenlijk niets te maken hebben met de ontmanteling en dat wij het aan de bevolking en de regeringen van de Nederlandse Antillen zouden moeten overlaten.
Ten slotte zegt de heer Remkes dat onze amendementen het proces hebben verstoord. Wij zijn nu juist gekomen met die amendementen om het democratische deficit te verminderen. Hoe komt hij erbij dat wij hiermee het proces hebben verstoord?
De heer Remkes (VVD):
De staatssecretaris stuurde de Kamer regelmatig rapportages en daarin werd melding gemaakt van het feit dat de Arubaanse delegatie in de stuurgroep niet aanwezig was. Daar doel ik op! U had van die gelegenheid gebruik moeten maken, want daar zijn deze zaken bediscussieerd. U had van die gelegenheid gebruik kunnen maken om de zaken aan de orde te stellen die u nu aan de orde hebt gesteld.
Een tweede voorbeeld. Een tijdje geleden was voorzien dat de commissie NAAZ op Aruba over twee zaken zou spreken: de consensusrijkswetgeving en het rapport van de Commissie democratisch deficit. Maar wat gebeurde er? Er kwam een brief van Aruba dat men daarover niet wilde praten. En wat moet ik nu constateren? Er liggen amendementen op tafel die raken aan het thema "democratisch deficit", amendementen die volstrekt uit de lucht komen vallen.
Ik herhaal daarom maar: u hebt een aantal gelegenheden laten varen. De relatie Statuut/democratisch deficit had verder aan de orde moeten komen in de discussie over het rapport zelve. Als u punten had ...
De voorzitter:
Via de voorzitter graag.
De heer Remkes (VVD):
... die aan het Statuut raken, dan had u die tijdig aan de orde moeten stellen.
De voorzitter:
Via de voorzitter graag!
De heer Thijsen:
De heer Remkes spreekt over een brief die is gestuurd vanuit onze commissie Rijksaangelegenheden met het bericht dat wij niet wilden vergaderen over het democratische deficit. Dat verbaast mij. In januari 2009 hebben wij op Aruba een agenda vastgesteld met dertien punten. Een punt betrof het democratische deficit, de andere punten betroffen de conceptrijkswetten. Dat is dus de agenda van juni 2009. Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen hebben een brief gestuurd naar Nederland, naar de commissie NAAZ, dat zij heel graag naar Nederland wilden komen om over die agenda en het democratische deficit te praten. Wij hebben echter een brief gekregen van Nederland waarin stond: nee, dat hoeft niet. De parlementen van twee autonome landen binnen het Koninkrijk wilden daarover discussiëren en debatteren, maar het parlement van één land binnen het Koninkrijk zei: nee, dat hoeft niet. Toen is het niet doorgegaan. Wij vinden het niet efficiënt als een Nederlandse delegatie voor één uurtje op Aruba over het democratische deficit komt praten. Dat is ook niet de bedoeling, want het is echt een heel belangrijk onderwerp. De heer Remkes moet zich de agenda van de vergadering van juni 2009 herinneren.
Aruba is een autonoom land, de Nederlandse Antillen zijn ook een autonoom land. Nu is er sprake van de ontmanteling van een autonoom land, de Nederlandse Antillen. Wij hebben altijd gezegd: wij steunen de wensen van de eilandgebieden, maar wij staan erbuiten. Wij zijn wel van plan om mee te doen, maar wij zijn waarnemend. Ik begrijp niet wat de heer Remkes bedoelt met zijn opmerking dat wij afwezig waren. Als wij aanwezig zijn en over bepaalde dingen willen discussiëren, bijvoorbeeld over een zetel, kan dat niet, want dan wordt ingegrepen op grond van artikel 43 van het Statuut. Hoe liggen de verhoudingen nu?
De voorzitter:
Wij moeten echt proberen kortere vragen te stellen en kortere antwoorden te geven, want anders zijn wij hier misschien nog heel erg lang met elkaar.
De heer Remkes (VVD):
Nu wordt een aantal zaken met elkaar verknoopt. Ik zei dat er een gelegenheid was om met elkaar te praten over het rapport van de commissie democratisch deficit en dat er van de zijde van Aruba gezegd is: wij zien daar op dit moment geen aanleiding toe. De heer Thijsen zegt dat hij daarover graag had gesproken met ons die dag – want als ik het mij goed herinner was daarvoor een volledige dag voorzien in het bezoek – en daar hadden wij natuurlijk best aan tegemoet kunnen komen. Dat is echter een totaal andere insteek van de discussie.
De heer Thijsen:
Ik ga hier niet meer op in, want wij hebben andere belangrijke zaken te bespreken. Het gaat om gelijkwaardigheid binnen het Koninkrijk, maar ik krijg het gevoel dat deze er niet is. Dat vind ik jammer.
De heer Remkes (VVD):
Gelijkwaardigheid is iets anders dan gelijkheid.
De heer Lee:
Ik wil kwijt dat Aruba wel wil praten over het rapport over het democratisch deficit en alles wat daarin staat. De gelegenheid moet zich echter nog voordoen. Het is in opdracht van het POK gedaan, dus het moet ook in die arena worden besproken, samen met alle koninkrijkspartners. Die gelegenheid heeft zich nog niet voorgedaan, maar dat willen wij wel doen, zodat het parlement van Nederland, de Staten van Aruba, de Staten van de Nederlandse Antillen en/of parlementen van het toekomstige Curaçao en Sint-Maarten zich daarover kunnen uitspreken. Dat moeten we dan samen doen, zoals we ook samen de opdracht hebben gegeven. Dat is het standpunt van Aruba.
De heer Remkes (VVD):
Deze laatste opmerking, die ik overigens als constructief ervaar, onderstreept natuurlijk de dwaasheid van de volgorde in de besluitvorming. Er zijn kennelijk wensen bij politieke partijen die zeggen dat het Statuut zoals het nu voorligt, onvoldoende voorziet in de opheffing van het democratisch deficit, terwijl wij nu wel ja zeggen. Van ons wordt althans gevraagd om ja te zeggen tegen het wetsvoorstel. Dat de volgorde niet goed is, is precies datgene wat ik probeer te betogen.
Mevrouw Eisden:
Over scheve verhoudingen gesproken: "gelijkwaardig" is dus niet "gelijk", volgens de heer Remkes. Vindt de heer Remkes het niet opmerkelijk dat hij slechts selectief verhoudingen wenst gelijk te trekken waar het voordeel voor Nederland ligt, en die verhoudingen niet wenst gelijk te trekken op het gebied van politie, op het gebied van financiën en op het gebied van de autonome taken die reeds, ingevolge het Statuut, zijn toegekend aan de landen? Hoe verklaart de heer Remkes dat? Waarom de selectieve wens om scheve verhoudingen gelijk te trekken?
De heer Remkes (VVD):
Laten wij het voorbeeld van de politie, waarbij wij vanmiddag nader zullen stilstaan, er maar even uithalen. Ik heb in het wetgevingsoverleg gezegd dat men wat mij betreft op Curaçao en op Sint-Maarten ten aanzien van de rechtshandhavingsketen de eigen broek moet kunnen ophouden, maar dat het op dit moment alleen nog niet zo ver is. Op termijn wil ik die verhoudingen volstrekt respecteren. Een andere opmerking betreft een punt waarvan ik de indruk heb dat mevrouw Eisden het inmiddels is vergeten. Voor deze hele operatie ligt een rekening van tegen de 2,5 mld. op tafel. Die ligt hier. Die ligt niet daar, die ligt hier.
Mevrouw Eisden:
Ik weet niet wat ik over het antwoord over het geld moet zeggen ...
De heer Remkes (VVD):
Nee, dat begrijp ik wel!
Mevrouw Eisden:
... het enige wat ik wel zeg, is dat die rekening hier ligt en dat de heer Remkes het heeft over een schuldsanering aan Curaçao, terwijl Curaçao volgens hem de rechtsopvolger is gebleken van de schuld van de Antillen. Daarover is dus ook nog het een en ander te zeggen, maar dat kan hier niet omdat er geen tijd voor is. Ik hoop dat in de toekomst iets daarvan wordt opgepakt. Wat de politie betreft ...
De voorzitter:
Daarover komen wij te spreken.
Mevrouw Eisden:
Daarover komen wij te spreken, maar ik moet wel vaststellen dat het voor in ieder geval de bevolking van Curaçao opmerkelijk is dat wij hier zo veel problemen met de politie en de rechtshandhaving vernemen terwijl in Nederland het idee bestaat dat het alleen goed zal gaan als Nederland die bevoegdheid overneemt.
De heer Remkes (VVD):
Ik wil dus in de kern helemaal niets overnemen. Zo sta ik in het koninkrijksdebat. Ik wil op weg naar veel volwassener verhoudingen. Ik heb in het wetgevingsoverleg gezegd dat op het punt van de rechtshandhavingsketen Nederland als partner internationaal kwetsbaar is en dat het dus onze verantwoordelijkheid is om nog een bijdrage te leveren aan het verbeteringsproces. Ik begrijp heel goed dat bij de andere delegaties – voor de goede orde: ik heb het dan niet alleen over Curaçao – niet de behoefte bestaat om nader en gedetailleerd stil te staan bij de financiële consequenties.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, gezien de tijd kan ik de inbreng voor het eerste blok alleen voor de lunchschorsing afronden als ik u verder geen interrupties toesta.
Ik zie dat daartegen bezwaren bestaan. Dan moet ik nu voor de lunchpauze schorsen. Ik doe dat tot 13.45 uur.
De vergadering wordt van 13.02 uur tot 13.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20092010-76-6466.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.