Aan de orde zijn:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2009 (31700).

De voorzitter:

Ik heet de leden van het kabinet van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het kabinet zit nu anderhalf jaar op zijn handen. Eerst trokken de ministers het land in, daarna kwam er een kleurig boekwerk en toen was het wachten. En dat doen wij eigenlijk nog steeds: wachten, wachten en nog eens wachten.

Wat is er toch aan de hand? Eerst leek de startmotor kapot: het kabinet wilde maar niet op gang komen. Nu rijdt het kabinet, maar het is toch wel met horten en stoten. Als de een meer gas wil geven, gaat de ander op de rem staan en andersom. Een ding is wel duidelijk: het CDA zit aan het stuur; er is geen nieuwe koers. Eigenlijk is het heel knap wat de minister-president voor elkaar heeft gekregen. Hij heeft namelijk de VVD gewoon ingeruild voor de Partij van de Arbeid en gaat op dezelfde weg door. En de Partij van de Arbeid heeft zich in het CDA-pak laten naaien.

De tegenstelling met wat beloofd is, is groot. De Partij van de Arbeid zou de marktwerking in de zorg stoppen. Minister Klink vergroot echter gewoon de marktwerking in de ziekenhuizen en de uitverkoop van de thuiszorg gaat gewoon door. De Partij van de Arbeid zou de verrijking aan de top aanpakken. Minister Bos komt evenwel met wat slappe belastingmaatregelen. Wij zouden stoppen met de JSF; ik heb zelfs een mooi campagnespotje gezien: dat geld zou naar de verpleeghuizen gaan. Het gebeurt dus niet. O ja, er zou een onderzoek komen naar de wijze waarop wij de oorlog in Irak zijn ingerommeld. En, o ja, er zou een referendum komen over het Europese Verdrag. Die kwamen er niet. Ook zou er echt iets gedaan worden aan de koopkracht, zeker voor de mensen met de laagste inkomens. Maar nee, deze groep krijgt een extra dreun en mag ook dit jaar weer inleveren.

Oké, een belofte is wel waar gemaakt. Helaas: de Bos-belasting op de aanvullende pensioenen gaat door. Ik weet het nog goed, mijnheer Verhagen in de verkiezingscampagne: met Bos ben je de klos. De PvdA heeft het CDA op dit punt het draaien geleerd. Ik denk alleen dat de ouderen in het land daar niet dankbaar voor zijn.

Balkenende I, II, III of IV, wat is eigenlijk het verschil? Ook dit kabinet is niet op weg naar eerlijk delen, niet op weg om Nederland menselijker en socialer te maken.

De verpleegkundige, de thuiszorgwerkster, de politieagent, de onderwijzer, de buurtbewoner, wat hebben zij aan dit kabinet? Er is geen zicht op verbetering, geen wenkend perspectief.

Tientallen jaren neoliberaal beleid heeft de overheid machteloos gemaakt. De verschillen tussen mensen worden niet kleiner maar groter. De publieke sector wordt verwaarloosd. Een politiek van vermarkting en publieke uitverkoop heeft de georganiseerde solidariteit uitgehold en een ieder-voor-zichmentaliteit bevorderd. Eigen verantwoordelijkheid werd "zoek het zelf maar uit". En onderzoeken laten zien dat mensen vinden dat er te veel marktwerking is ingevoerd, in de zorg, bij de energie en bij het openbaar vervoer. Onderzoek laat zien dat gebrek aan solidariteit wordt gezien als een van de grootste problemen van onze samenleving.

Nederland wil nieuwe solidariteit. Dat zeg ik tegen het CDA, de PvdA en de VVD, de partijen die in de jaren negentig het harde neoliberalisme hebben omarmd. Het ik-denken heeft zijn langste tijd gehad.

De toekomst zal in het teken staan van de publieke zaak en de georganiseerde solidariteit. Willen wij het echt eerlijker, menselijker en socialer, hier dichtbij en ver weg? Dan moet het antwoord zijn: nieuwe solidariteit.

Nieuwe solidariteit betekent dat wij de welvaart eerlijker delen. Geld maakt niet gelukkig, maar eerlijk delen wel. Bijzonder cynisch is dat de rijkdom wereldwijd blijft stijgen, maar de armoede niet wordt opgelost. Ongeveer 35% van de rijkdom op aarde is in handen van 1% van de mensen, en ondertussen moeten meer dan een miljard mensen rondkomen van minder dan 1 dollar per dag.

Ook dichterbij huis groeit het cynisme, want wie zou dat niet worden, als je als werker in de thuiszorg onder druk wordt gezet om van je € 1100 salaris maar effe 20% te moeten inleveren? En dat door een directeur die zelf meer dan twee ton verdient. De SP stelde een aantal jaren geleden de verrijking aan de top in de publieke sector aan de orde, en met succes. Er komt nu een maximum, maar helaas dan weer niet overal.

In de zorg en het openbaar vervoer komt er alleen een code. Bij de energiebedrijven en de zorgverzekeraars komt er niets, terwijl juist daar de salarissen de pan uit rijzen. Bij zorgverzekeraars is vier ton al normaal, en bij energiebedrijven maar liefst vier tot negen ton. Waarom komt niet hier ook een harde grens?

Ook interim-bestuurders blijven buiten schot. Bij de ziekenhuizen rekenen deze managers gemiddeld € 30.000 per maand, met uitschieters naar € 65.000 per maand! Dat is hetzelfde als het salaris van 25 verpleegkundigen. Waarom doet het kabinet niets aan deze wanverhouding?

Terwijl de salarissen aan de top van het bedrijfsleven vorig jaar met 23% stegen, moest de rest het doen met 2%. Minister Bos maakt mooie sier met zijn symbolische maatregelen, maatregelen die nog geen schim zijn van zijn eerdere grote woorden. Het zal geen effect hebben op de stijgende salarissen aan de top. Dit kabinet wil geen echte wettelijke maatregelen nemen om een einde te maken aan de miljoenen die aan bonussen worden opgestreken. Bij elke buitensporige bonus vanaf nu zullen wij voortaan denken: mede mogelijk gemaakt door minister Bos. En dit terwijl zoveel mensen erop achteruit zijn gegaan. Alles werd duurder, de boodschappen, de energie, de brandstof, de zorg.

Het kabinet haastte zich vorig jaar om te zeggen: ja, volgend jaar wordt het beter. Als een Peijnenburgkoek wordt mensen wat lekkers voorgehouden. Zij kunnen er alleen niet bij, net als dat jongetje in het zwembad en het meisje in dat vliegtuig. Happen naar Peijnenburg.

Deze zomer nog zei minister Bos: Wij hebben de minnen voor de kwetsbare groepen weggewerkt. Niet waar dus. Dit zijn geen koopkrachtplaatjes maar praatjes. En denkt u nu werkelijk dat de mensen dit gaan slikken als zoete koek? U kunt wel denken: als wij de mensen zand in de ogen strooien, zien wij het niet zo scherp meer. Maar zij zien donders goed wat zij overhouden in hun portemonnee. En zij geloven echt niet in uw praatjes. Het zijn juist de ouderen en de laagste inkomens die opnieuw worden gepakt, voor het tweede jaar op rij. Chronisch zieken en gehandicapten zijn nog even extra de klos. Voor hen heeft het kabinet nog wat extra verslechtering in petto, door de aftrek van bijzondere ziektekosten af te schaffen, door nieuwe eigen bijdragen, en door opnieuw te snijden in de langdurige zorg, de AWBZ. Het kabinet wil een kabinet van houvast zijn, maar dit zijn geen sterkste schouders, zwaarste lasten, dit zijn zieke schouders, zwaarste lasten. Hoe kan het kabinet dit verdedigen?

De ziektekostenpremie is voor mensen een forse kostenpost van ongeveer € 1100 en die gaat weer stijgen. Iemand met alleen AOW betaalt evenveel als een miljonair. De SP stelt daarom voor om de premie te verlagen naar € 400 en de rest inkomensafhankelijk te maken. Dan gaan de mensen met de laagste en de middeninkomens erop vooruit. Dus ook de groep die er bij het kabinet zo slecht van afkomt, heeft voordeel bij dit voorstel.

De heer Van Geel (CDA):

Waar ligt in dit voorstel ongeveer het omslagpunt – het gaat niet om € 1000 – tussen de mensen die er in uw voorstel erop vooruitgaan en erop achteruitgaan?

Mevrouw Kant (SP):

De heer Van Geel heeft kunnen zien, als hij dat bestudeerd had, dat het Centraal Planbureau dit voorstel heeft doorgerekend. Waar precies die grens ligt, weet ik niet, want er wordt een berekening over de groepen gemaakt.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Kant weet het wel, want zij heeft het zelf voorgesteld. Laat zij nu gewoon vertellen waar dat omslagpunt ligt, in welke orde van grootte; bij € 30.000, € 80.000, € 40.000? Ik zal het antwoord geven, zodat zij het verder niet hoeft op te zoeken. Het ligt rond de € 40.000 en dat is precies het gezamenlijk inkomen van die agent en die verpleegkundige waar zij het zojuist over had. Mevrouw Kant haalt het gewoon bij de middengroepen weg.

Mevrouw Kant (SP):

De heer Van Geel heeft dus blijkbaar de doorrekeningen van het voorstel niet gelezen, want dit is klinkklare onzin. Wat hij zegt kan ook niet waar zijn, want voor iedereen wordt het vaste premiebedrag € 400, waarna wij de rest van de premie inkomensafhankelijk maken. De mensen met de middeninkomens gaan er dan niet op achteruit. Sterker nog, in dit voorstel gaan de mensen met de middeninkomens erop vooruit, omdat in het huidige systeem precies die groep buiten de zorgtoeslag valt.

De heer Van Geel (CDA):

Wij hebben het over gezamenlijke inkomens en niet over individuele inkomens. Wij hebben het over de optelsom van inkomens. In het voorstel van mevrouw Kant moeten mensen die meer verdienen dan modaal of die twee keer modaal verdienen, € 60.000, € 80.000, datgene betalen wat zij voor de onderkant wil goedmaken. Dat kan niet.

Mevrouw Kant laat de mensen met de middeninkomens meebetalen, omdat het omslagpunt al ligt bij het opgetelde inkomen van de verpleegkundige en de politieagent waarover zijzelf sprak.

Mevrouw Kant (SP):

Het is jammer dat de heer Van Geel mij ondervraagt over een onderwerp dat hij blijkbaar zelf niet heeft bestudeerd. Het is niet waar wat hij zegt. Kijk naar de doorrekening van het CPB. Daaruit blijkt dat de mensen met de lagere en de middeninkomens erop vooruit gaan. Alleen de mensen met de allerhoogste inkomens gaan erop achteruit in dit voorstel.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vroeg naar het omslagpunt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik kan ook uitleggen waarom dat het geval is, al moet ik daarvoor in detail op het voorstel ingaan. Als het gaat om de inkomensafhankelijke premie is nu sprake van een maximumgrens waarover premie wordt geheven. Die maximumgrens heffen wij op. Zoals wij het doen, wordt de premie veel eerlijker verdeeld over de inkomens.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Kant doet een voorstel. Ik vraag haar gewoon of zij mij kan vertellen waar het omslagpunt ligt. Ik constateer dat zij dat niet kan uitleggen.

Mevrouw Kant (SP):

Die vraag is onzinnig, omdat er geen omslagpunt is. De heer Van Geel kan daarom lachen, maar dan begrijpt hij het voorstel niet. Als je de premies voor ziektekosten eerlijker heft, gaat dat geleidelijk op basis van je inkomen. Dan is er, zoals nu het geval is, geen omslagpunt. Nu is sprake van een omslagpunt voor de groep die niet meer in aanmerking komt voor zorgtoeslag, maar als gevolg daarvan moet die veel meer betalen. Daarom moeten de mensen met de middeninkomens nu relatief veel premie betalen. In ons voorstel gaan zij erop vooruit.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Als er geen omslagpunt is, wordt het nog ingewikkelder. Volgens mij zit het probleem van het voorstel van mevrouw Kant aan de bovenkant. Zij telt zodanig door dat iemand die veel verdient op een gegeven moment misschien wel € 80.000 premie moet betalen. Wat denkt mevrouw Kant dat die mensen dan doen? Die stoppen ermee. Mevrouw Kant maakt dus een systeem dat niet houdbaar is. Zeg dat dan eerlijk.

Mevrouw Kant (SP):

Iemand die op basis van ons systeem van inkomensafhankelijke premies € 80.000 aan premie moet betalen, is multimiljonair. Die kan dat geld wel missen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat denk ik ook wel, maar die mensen stappen uit het systeem. Dan houd je een kleine groep mensen over, waardoor het systeem van mevrouw Kant naar de haaien is. Mevrouw Kant verkoopt dromen. Zij verkondigt praatjes en dat weet zij wel, want zij is een heel slimme mevrouw.

Mevrouw Kant (SP):

Hoezo stappen deze mensen uit het systeem? Ik dacht dat wij in dit land een verplichte ziektekostenverzekering hadden. Deze mensen kunnen helemaal niet uit het systeem stappen, tenzij mevrouw Hamer toe wil naar een private zorgverzekering. Dat mag, maar het lijkt mij geen goed idee. Ik dacht dat wij deze vorm van solidariteit gelukkig nog geregeld hadden in dit land.

De voorzitter:

Voor de laatste keer, mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Kant maakt een systeem dat ertoe leidt dat mensen eruit stappen en voor zichzelf gaan zorgen. Zij weet dat, maar zij wil...

Mevrouw Kant (SP):

Het is een verplichte verzekering...

De voorzitter:

Niet door elkaar praten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat zien wij nu ook. Als mensen zich niet willen verzekeren, doen ze dat niet. Ik neem niet aan dat mevrouw Kant politieagenten gaat aanstellen om na te gaan of mensen met hoge inkomens hun zorgpremies wel betalen. Haar systeem is dus op drijfzand gebouwd.

Mevrouw Kant (SP):

Wat een onzin.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik houd mijn stelling staande dat het systeem van mevrouw Kant gebouwd is op drijfzand. Mevrouw Kant verkoopt sprookjes.

Mevrouw Kant (SP):

Ik moet hier toch wel even van schrikken. Wij hebben een verplichte ziektekostenverzekering, net zoals het verplicht is dat mensen belasting betalen. Mevrouw Hamer zegt: als mensen met een hoger inkomen weigeren te betalen, gaan wij er geen politie op afsturen om een en ander te controleren. Ik dacht het wel! Als mensen met lagere inkomens de premie niet betalen, worden zij immers ook achter de broek gezeten. Als mensen met een hoger inkomen straks weigeren om premie te betalen en uit het systeem willen stappen – dit mag niet, want de verzekering is verplicht – zullen wij er mensen op af sturen om de premies te innen. Dat lijkt mij een goed idee.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Het kabinet ziet af van de voorgenomen btw-verhoging en dat is goed. De verlaging van de WW-premie moeten wij zien "in de context van loonmatiging". Volgens mij is het gewoon een chantagemiddel om de looneisen te matigen en dat vind ik ongepast. De inflatie loopt op, de winsten van de bedrijven stijgen en de top weigert om de eigen salarissen te matigen. Dan is het volkomen terecht als de vakbonden een groter deel van de welvaart opeisen.

Aan de pomp stijgen de prijzen en tegelijk gaan de winstcijfers van oliemaatschappijen door het plafond. Het laatste record van Shell was een winst van 8 mld. over drie maanden. Dit terwijl de kale brandstofprijs hoger is dan in de ons omliggende landen, met gemiddeld € 0,10 per liter. In België maakt de regering maximumprijsafspraken. Ik vraag mij eigenlijk af: waarom doet Nederland dat niet, bijvoorbeeld als maximumprijs het gemiddelde van de ons omliggende landen? Met de stijgende olieprijzen maken Shell en Esso enorme winsten, ook met het oppompen van het Nederlandse gas. Gas dat van ons allemaal is. Ik wil weten om hoeveel geld het hierbij gaat en of het kabinet bereid is om de afspraken met de oliemaatschappijen aan te passen. Onze bodemschatten moeten ten goede komen aan de bevolking, niet aan multinationals.

Terwijl de winsten stijgen, is het tarief voor de winstbelasting de afgelopen tien jaar maar liefst 10% verlaagd. Je zou op zijn minst de allerlaatste verlaging kunnen terugdraaien. Dit levert toch maar even 2 mld. op. Het lijkt erop dat multinationals eigenlijk veel te weinig belasting betalen over de winsten die zij maken. De schatting is dat de twintig grootste bedrijven nog 5% winstbelasting betalen. Onderzoekers zeggen dat Nederland een paradijs is voor multinationals. Is het kabinet bereid om te eisen dat er openheid komt over hoeveel winstbelasting deze multinationals eigenlijk betalen in Nederland? Is het tevens bereid om maatregelen te nemen?

De verslechtering van het ontslagrecht lijkt nu eindelijk van de baan: proficiat! Wat helaas nog ontbreekt, zijn goede voorstellen om mensen die graag willen werken, aan het werk te helpen, bijvoorbeeld de mensen met een arbeidshandicap. Ik neem aan dat de mededeling dat de overheid ernaar streeft om 150 jonggehandicapten in dienst te nemen, een typefout is. Langer en meer werken is volgens dit kabinet de oplossing voor alles; voor de vergrijzing en voor de concurrentiepositie. Voor veel mensen bestaat echter de dreiging dat zij niet alleen langer, maar ook goedkoper moeten werken. Er komen meer laagbetaalde banen: in de schoonmaak, in de supermarkten, in de horeca, in de callcenters, in de postbezorging en helaas in toenemende mate ook in de thuiszorg. Je werkt hard en toch kun je niet meer rondkomen. De "bulkarbeider" is in opmars. Verscheidene banen per persoon is niet langer zeldzaam. Deze ontwikkeling is niet alleen asociaal, maar remt ook de innovatie. Dit is dus niet "slimmer werken". Wij staan ook steeds meer concurrentie op arbeidsvoorwaarden toe met werknemers uit landen waar men nog veel minder verdient, bijvoorbeeld de Polen die hier komen werken. Natuurlijk, ook wij begrijpen hun vlucht naar een beter inkomen, maar je kunt de sociale gevolgen van arbeidsmigratie niet negeren: ontwrichte gezinnen, kinderen die in tehuizen terechtkomen omdat vader en moeder ver weg moeten werken, onvoldoende goed personeel dat in hun eigen land overblijft, en uitbuiting van deze mensen in Nederland. Ik noem ook de gevolgen voor de wijken, waar zij soms met z'n tienen in een huis wonen. Niet voor niets luidden wethouders van Rotterdam, Den Haag en andere steden en dorpen onlangs de noodklok.

Wij hebben kritiek op deze internationale uitbuiting. Dit komt ons ten onrechte nogal eens op het verwijt te staan dat wij een gebrek aan internationale solidariteit zouden hebben, maar het is juist omgekeerd. Juist wie het goedkeurt dat werknemers tegen elkaar worden uitgespeeld, wie toestaat dat in andere landen de arbeidsmarkt en gezinnen worden ontwricht, is niet geïnteresseerd in de gevolgen in die landen en in ons land. Het zijn juist de liberale voorstanders – ik zie dat u al in de startblokken staat, mijnheer Pechtold ... – van deze loonwedloop die het aan internationale solidariteit ontbreekt.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, deze nieuwe koers van de PvdA, eh, de SP werd op 9 augustus al aangekondigd. Tja, ze zijn ook bijna niet meer te onderscheiden. Ik las toen de aankondiging van mevrouw Kant dat haar partij internationale solidariteit zou gaan neerzetten. Zij was zojuist al bezig met mevrouw Hamer en de heer Van Geel over koopkracht en omslagpunten, maar ik dacht: nu komt de visie van de SP, nadat wij een jaar lang onder Marijnissen hebben moeten horen dat de Polen weg moeten en vooral dat wij niets met Europa moeten. En dat negen maanden voor de totstandkoming van een nieuw verdrag, waarvoor de SP geen enkele oplossing geeft. Welke oplossing heeft de SP? Ik hoor mevrouw Kant zeggen dat de Polen, een paar honderd kilometer verderop, maar in hun eigen economietje moeten ronddraaien, en dat wij niet in één groot Europa met één beleid, één economie krachtig moeten zijn om de concurrentie te kunnen aangaan met werknemers uit continenten waar de lonen nog lager zijn. De SP-fractie heeft tegen alle Europese handelsverdragen gestemd; wat houdt de internationale solidariteit van de SP onder mevrouw Kant nu in?

Mevrouw Kant (SP):

In ieder geval geen loonwedloop binnen Europa en ook nog met landen buiten Europa. Wij kunnen de concurrentie met landen als China niet aan, en dat moeten wij ook niet willen. Wij kunnen niet concurreren op basis van dat soort arbeidsvoorwaarden, die landen moeten ook de kans krijgen om zich te ontwikkelen. Wij moeten hier slimmer werken, wij moeten niet concurreren door sociale verworvenheden overboord te gooien. Ik was overigens net toe aan een zinnetje over wat internationale solidariteit in onze ogen is.

De heer Pechtold (D66):

U loopt alweer een agenda achter. De Chinezen concurreren nu nog op basis van lage lonen, maar weet u dat op dit moment het aantal patenten in China per jaar verdubbelt? China wordt een kenniseconomie. Ik vroeg u naar Europa. Negen maanden voor de totstandkoming van het Europees verdrag zien wij de SP van het nee tegen alle internationale handelsverdragen, de SP die vandaag internationale solidariteit verkoopt met de stelling dat wij de grenzen maar moeten sluiten. Net als u zie ik dat er wijken met problemen zijn, en ik wil de wethouders van die steden ook helpen. U heeft geen oplossing voor het zich steeds sneller ontwikkelen van economieën, niet alleen op dit continent, maar ook verderop.

Mevrouw Kant (SP):

Het is heel logisch dat wij het niet eens zijn met de internationale handelsverdragen, omdat die niet eerlijk zijn, omdat die een eerlijke verdeling van de welvaart niet bevorderen, omdat die eerlijke handel juist onmogelijk maken. Ik zal hier zo dadelijk nog heel uitgebreid op ingaan. Wij zijn ook niet tegen samenwerking in Europa, wij zijn tegen uitbuiting in Europa. Dat gebeurt nu, u staat toe dat mensen uit Polen hier komen werken, met z'n tienen in een huis moeten wonen en uitgebuit worden. En u staat toe dat hun land daardoor ontwricht raakt; daar moet men weer mensen uit Oekraïne halen voor het bouwen van huizen en het aanleggen van wegen.

De heer Pechtold (D66):

Als tien mensen in één huis voor u het probleem is, dan zijn wij het eens. Maar als het uw probleem is dat die mensen hier komen werken, is er een wereld van verschil tussen ons. Graag een heldere reactie hierop.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb volgens mij net uitvoerig toegelicht dat mijn probleem is dat wordt toegestaan dat er op de interne markt in Europa een loonwedloop en een wedloop op sociale verworvenheden plaatsvindt naar het putje, naar beneden. Men komt vanuit Polen hier werken en wordt hier uitgebuit. Daarbij gaat men ook de concurrentie aan met arbeiders die hier, gelukkig, al meer verworvenheden hebben, wat de druk in Nederland zal verlagen als het gaat om de arbeidsvoorwaarden. Verder worden daarmee de landen waar deze mensen vandaan komen, ontwricht, worden kinderen in een tehuis opgenomen, omdat vader en moeder weggaan en zijn er te weinig arbeiders om goede zorg te kunnen leveren en om huizen te bouwen. Ik vind dat als je gevoel hebt voor internationale solidariteit, je dat soort ontwikkelingen niet kunt toestaan.

Ik kan nog één stapje verder gaan. Dit kabinet wil ook ruimhartig zijn voor kennismigranten. Men doelt dan op mensen uit arme landen als Afrika en India die wij hier goed kunnen gebruiken voor onze economie, maar waardoor die landen naar de filistijnen gaan. De zogenaamde braindrain. Ik vind het niet internationaal solidair dat er meer artsen uit Malawi in Manchester werken dan in Malawi zelf, terwijl zij daar opgeleid zijn en daar kei- en keihard nodig zijn.

Internationale solidariteit is inderdaad keihard nodig, om de armoede de wereld uit te helpen, om arme landen de kans te geven zich te ontwikkelen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag. Begrijp ik het goed dat u veel hardere grenzen wilt stellen aan de economische migratie uit andere landen, aan de tijdelijke migratie, bijvoorbeeld van hoger opgeleide Indiase ict'ers? Zegt u in het kader van de internationale solidariteit: blijft u ook maar daar?

Mevrouw Kant (SP):

Ik meen dat ik niet heb gezegd: blijft u maar daar. Ik heb gezegd dat ik het oneigenlijk vindt om mensen uit die landen weg te halen, terwijl zij daar keihard nodig zijn. Als er internationaal een uitwisseling plaatsvindt van mensen met een bepaalde kennis die van elkaar kunnen leren en die dan weer teruggaan naar hun land en het land dan verder kunnen helpen, dan vind ik dat prima. Maar mensen alleen voor onze eigen vooruitgang, voor ons eigen doel hier naartoe halen, dat vind ik niet wenselijk. Dat is echter wel wat er bijvoorbeeld in de zorg gebeurt, want er worden artsen uit Afrika gehaald en verpleegkundigen uit Suriname. Wat mij daaraan stoort, is dat die mensen daar harder nodig zijn. Wij kunnen niet tegenhouden dat mensen zelf gaan voor hun geluk en dat wil ik ook helemaal niet. Ik zou echter wel willen dat wij een stokje steken voor het werven van mensen in landen die daar hard nodig zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik probeer u te begrijpen. U bent bijvoorbeeld erg betrokken bij de burgers uit Bulgarije en Roemenië, die weg zouden moeten uit hun land. Ik begrijp dan echter niet goed waarom u de hulp die nu wordt gegeven aan die landen waar u zo betrokken bij bent, stop wilt zetten. Dat is dan toch een beetje met twee tongen praten. Aan de ene kant roept u dat wij die mensen daar moeten laten, maar aan de andere kant wilt u alle hulp stopzetten. Wat wilt u nu? Wilt u de mensen helpen of wilt u dat niet?

Mevrouw Kant (SP):

Nu wordt er toch wel heel erg veel op één hoop geveegd. Er gaan de nodige geldstromen vanuit Europa in de richting van die landen, maar die geldstromen worden wel gekoppeld aan voorwaarden die wij stellen aan ontwikkelingen in die landen. Als daar sprake is van corruptie en als daar mensenrechten niet goed worden nageleefd, dan is er reden om een drukmiddel te gebruiken om dat te verbeteren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat is volgens mij niet precies de reden waarom u dat wilt.

Mevrouw Kant (SP):

Dat weet u dan blijkbaar beter dan ik.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U geeft in het debat andere argumenten. Ik wil graag weten wat u wilt. Wilt de mensen helpen of wilt u vooral een slot zetten op Nederland en net doen of er in de rest van de wereld niets aan de hand is? Ik heb u vandaag nog helemaal niet gehoord over de economische crisis en dergelijke. Naar welke mevrouw Kant luister ik nu? Naar de mevrouw Kant die betrokken is of naar de mevrouw Kant die zegt: laat de rest van de wereld maar stikken?

Mevrouw Kant (SP):

Ik denk dat u selectief luistert. Mijn uitgangspunt was namelijk juist internationale solidariteit. Als dat je uitgangspunt is, sta je uitbuiting niet toen. Dan sta je niet toe dat over de ruggen van werknemers concurrentie wordt gevoerd. Dat is namelijk niet internationaal solidair. Ik kom er zo op wat je dan wel moet doen. Je kunt heel veel andere goede dingen doen, maar je moet niet mensen hier naartoe halen, waardoor het slechter gaat in dat land en met de kinderen van die mensen, waardoor hier de arbeidsvoorwaarden onder druk komen te staan en waardoor er problemen ontstaan in de wijken. Dat zijn drie problemen. Ik zeg daarom: laat die mensen in hun eigen land helpen het land op te bouwen. Het gaat er niet om dat er over de hele wereld mensen naar elders verhuizen en ergens anders hun geluk zoeken. Dat is van alle tijden. Daar is niks mis mee. Het gaat erom dat werkgevers graag mensen willen die voor slechtere arbeidsvoorwaarden komen werken. Het gaat erom dat er dus uitbuiting plaatsvindt en dat daarmee andere landen worden ontwricht die daardoor niet in staat zijn zich te ontwikkelen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat deel van uw verhaal had ik begrepen.

Mevrouw Kant (SP):

Die indruk had ik niet, want u vraagt mij: staat u hier te redeneren vanuit uw eigen land of vanuit betrokkenheid? Als u mij die vraag stelt, had u het blijkbaar niet begrepen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het andere deel van het verhaal begrijp ik niet. U toont hier grote betrokkenheid met de Bulgaren en Roemenen en u zet toch een stop op het geld naar de mensen aldaar die dat het hardste nodig hebben. Ik denk dan: praat dan niet met van die grote woorden over die andere mensen.

U hebt het nu over internationale solidariteit. Is het stopzetten van vredesmissies internationale solidariteit, mevrouw Kant?

Mevrouw Kant (SP):

Ik had zo gehoopt dat u het niet zou doen, maar u doet het toch.

Mevrouw Hamer, ik heb net al geantwoord over de landen van uw eerste punt. Soms zijn er drukmiddelen nodig om te zorgen dat er in een land echt iets gebeurt aan corruptiebestrijding en mensenrechten. Dat weet u ook. Dat is een compleet andere discussie dan die welke net werd gevoerd over de concurrentie van arbeidskrachten.

U haalt er een ander punt bij. Getuigt het van internationale solidariteit om wel of niet voor een vredesmissie te zijn? Ik vind die vraag nogal oneigenlijk. Wij hebben nogal wat vredesmissies gesteund hier in de Kamer: naar Congo, naar het zuiden van Soedan, naar Kosovo. Ik kan er nog wel vijf opnoemen. Wij maken elke keer een afweging van wat wij denken dat op dat moment het beste is om te doen: een dergelijke missie steunen, of niet. U zegt tegen mij dat het feit dat wij de missie in Afghanistan en in Irak niet steunen, niet getuigt van internationale solidariteit. U ziet niet onder ogen dat de aanwezigheid van Nederlandse en andere militairen in Afghanistan de onveiligheid aldaar alleen maar doet toenemen. Je levert dus met die missie geen bijdrage aan de ontwikkeling van dat land. Je levert geen bijdrage aan de internationale solidariteit. Je bent daar eerder een onderdeel geworden van het probleem dan van een oplossing. Dat wij een andere afweging maken dan u en dat wij een andere opvatting hebben dan u, maakt niet dat wij niet zijn voor internationale solidariteit. Ik zou die vraag net zo goed kunnen omdraaien, maar dat zal ik niet doen.

Voorzitter. Ik had het over internationale solidariteit die keihard nodig is om de armoede de wereld uit te helpen, om arme landen de kans te geven om zich te ontwikkelen en om internationale conflicten te voorkomen. Internationale solidariteit is nog meer nodig geworden door de voedselcrisis en de klimaatverandering. De laatste onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie waren wederom bijzonder teleurstellend. De globalisering heeft ons natuurlijk veel goeds gebracht. Wij hebben meer contact, wij leren elkaar meer kennen in de wereld. De lotsverbondenheid tussen mensen is toegenomen, maar als wij willen dat globalisering leidt tot eerlijker delen en tot meer welvaart voor iedereen, dan is er echt een ander recept nodig.

Het beleid van de Wereldbank, het IMF en de Wereldhandelsorganisatie is vooral gericht op het in sneltreinvaart privatiseren en liberaliseren van publieke diensten in ontwikkelingslanden. Dit maakt het voor deze landen onmogelijk om armoede te bestrijden. Voor het vrijhandelsbeleid moeten strategische voedselvoorraden worden afgebouwd! Ontwikkelingslanden mochten hun markten niet langer beschermen en werden daardoor overspoeld met gesubsidieerde producten uit het Westen. Willen wij de honger uitbannen, dan moeten ontwikkelingslanden juist worden gesteund om hun voedselproductie te verhogen. Is het kabinet het ermee eens dat ontwikkelingslanden hun landbouw goed moeten kunnen beschermen? Wat gaat het kabinet extra doen om de globalisering socialer te maken?

De reactie van de Verenigde Staten op het recente conflict in Georgië en het door dit land plaatsen van een raketschild in Polen, het riekt naar het aanwakkeren van een nieuwe Koude Oorlog. Landen die zich misdragen, moeten internationaal op hun gedrag worden aangesproken, maar reacties moeten altijd weer gericht zijn op het voorkomen van conflicten. Hoe gaat het kabinet zich inzetten om de spanning tussen de Europese Unie en Rusland te verminderen in plaats van te vergroten?

Het kabinet houdt graag de schijn op. Uit de berichten zou je een andere indruk krijgen, maar het gaat helemaal niet goed in Afghanistan. De feiten spreken voor zich: de taliban wint aan terrein, elk jaar vallen er meer burgerslachtoffers, er worden steeds meer drugs verbouwd en de onveiligheid neemt toe. Het is niet verantwoord om op dezelfde wijze door te gaan. In plaats van een onderdeel van de oplossing, zijn wij een onderdeel van het probleem geworden. Waarom weigert het kabinet dit te erkennen?

Voorzitter. Onze kritiek op de missie in Uruzgan richt zich op de politiek verantwoordelijken voor dit debacle en dat zijn dus niet onze militairen die onder moeilijke omstandigheden in Uruzgan hun uiterste best doen. Ons medeleven gaat uit naar de partners, familie en vrienden van de 17 omgekomen Nederlandse militairen en uiteraard ook naar die van de zwaargewonden.

Over een paar maanden wil de regering een beslissing nemen over de aanschaf van het eerste testvliegtuig van de JSF. Het wordt toch wel steeds duidelijker dat wij hier fors zijn belazerd! Al die jaren is ons voorgehouden dat er geen definitieve keuze is voor de JSF, maar nu blijkt dat Defensie al in 1999 heeft besloten dat de JSF de opvolger moet worden van de F-16. Er is maar één oplossing: alsnog stoppen met dit project!

Mensen geloven in Europese samenwerking. Dat doet de SP ook. Maar mensen zien nu een Europese Unie die zich met veel te veel zaken bemoeit. De Europese grondwet was daar een uiting van, maar het Verdrag van Lissabon is dat ook. Dit kabinet doet net alsof dit verdrag zoveel anders is, maar dat is niet zo en de Ieren hebben dat goed begrepen. Ook in Nederland zou een referendum over dit nieuwe verdrag een nee hebben opgeleverd. Het kabinet heeft bij voorbaat een referendum onmogelijk gemaakt. Een initiatief van de SP werd al voor indiening geboycot! De grote verliezer is de Nederlandse bevolking; zij mag niet meer meepraten! De vraag is nu hoe dit kabinet verder wil. Ik mag toch hopen dat het erkent dat met het Ierse nee het verdrag niet in werking kan treden?

Ook de klimaatproblematiek vraagt om internationale solidariteit. In ons land is de commissie-Veerman met een voorstel gekomen voor een nieuw deltaplan. Dat is goed, het is goed dat vooruit wordt gedacht, maar mijn fractie wil toch wel eerst meer onderzoek voordat een bedrag van 100 mld. als donkere wolk boven het land blijft hangen. Wij weten dat het prijskaartje voor grote infrastructuurprojecten altijd anders uitpakt dan in eerste instantie werd voorgesteld. Een second opinion is daarom op zijn plaats.

Wij moeten niet alleen onze eigen dijken verhogen, maar er ook overheen kijken naar wat wereldwijd de gevolgen zijn van de CO2-uitstoot voor het klimaat en wat onze bijdrage moet zijn om dat te verbeteren. Ik vraag mij echt af waarom dit probleem niet net zo voortvarend wordt aangepakt. Hoe denkt het kabinet het klimaat te helpen met het bouwen van kolencentrales? Meer investeren in duurzame energie dus, dat is nodig, innovatie, energiebesparing. Over een beslissing om kerncentrales te bouwen, moet de Tweede Kamer uiteraard het laatste woord hebben en wat de SP betreft is dat: nu niet!

Voorzitter. Ik ken nog wel een aantal noden in onze samenleving die schreeuwen om een deltaplan. Waarom komt het kabinet niet met een deltaplan voor het onderwijs, een deltaplan voor de schrijnende situaties in verpleeghuizen, een deltaplan voor de crisis in de jeugdzorg, een deltaplan voor het bestrijden van de armoede? Nee, daar modderen wij voort, terwijl de mensen hier het water toch echt allang aan de lippen staat.

Nog steeds loopt Nederland zwaar achter bij de investeringen in het onderwijs. Een kwart van de scholen presteert onder de maat. Aan de werkdruk in het onderwijs wordt te weinig gedaan en het is toch geen luxe één conciërge per school? Ondertussen groeit het particuliere onderwijs. De uitgaven hieraan zijn in tien jaar verdubbeld. Dit schooljaar is de eerste keten van commerciële basisscholen van start gegaan. Voor € 12.500 per kind per jaar kunnen ouders hun kind naar een privéschool sturen. Dat is natuurlijk alleen weggelegd voor grootverdieners. Daarmee is nu ook in het basisonderwijs de tweedeling een feit. Vaak wordt dan gezegd dat er op die private scholen meer aandacht is voor de leerling en dat dit goed is voor de kinderen die dat nodig hebben. Des te schrijnender zou ik zeggen, want die extra aandacht wordt de andere kinderen op andere scholen dus onthouden.

In 2007 waren er 53.000 schooluitvallers. Het kabinet wil dat in 2012 terugbrengen tot 35.000, maar dat gaat niet lukken zonder extra inzet. Schooluitval wordt voorkomen door de opleiding in vakscholen met praktisch onderwijs. Wij steunen die initiatieven van harte, maar daar moeten dan ook wel genoeg middelen voor beschikbaar zijn. Via de Wet werk en bijstand is er veel geld beschikbaar voor re-integratie, maar de criteria zijn streng. Kwetsbare leerlingen op bijvoorbeeld het mbo, waaronder ook de vakscholen, kunnen geen aanspraak maken op het budget voor de re-integratie. Zij moeten eerst op school zijn uitgevallen om vervolgens ingeschreven te staan als werkloze voordat dat kan, maar dan zijn wij veel jongeren al kwijt en vallen ze tussen de wal en het schip. Dit wordt voorkomen als deze leerling al op school recht krijgt op begeleiding naar werk via middelen voor de re-integratie. Ik krijg graag een reactie hierop.

Minister Plasterk heeft 10 mln. extra gevonden voor cultuur. Hulde! Maar nu de rest nog. Er is veel onrust over de besluiten van het Fonds voor Podiumkunsten. Een onafhankelijke beoordeling is mooi, maar als daardoor mooie dingen om zeep worden geholpen, deugt er iets niet en moet het echt anders.

De plannen voor de kilometerheffing, of beter gezegd de filebelasting, gaan helaas gewoon door terwijl het openbaar vervoer stilstaat. Noord-Nederland krijgt geen snelle verbinding met de Randstad en ook voorstellen om Almere en Amsterdam beter te verbinden, blijven uit. Intussen gaat de prijs van het openbaar vervoer omhoog. Er zijn nog kansen genoeg voor het openbaar vervoer met de Interliner, de snelwegbus, uitbreiding van het nachtnet, korting voor dalurenreizigers en snelle treinen op het spoor, maar er gebeurt veel te weinig.

Het gaat niet goed met de publieke sector. Dat hoor en zie je als je op onderzoek uitgaat. De problemen in het onderwijs en de zorg stapelen zich op. Mensen zijn nummers geworden, de menselijke maat is zoek en de bureaucratie vreet tijd en geld.

Als het goed gaat met de buurt, gaat het meestal ook goed met de bewoners en andersom. Dit stelde Jan Marijnissen tijdens de algemene politieke beschouwingen in 2006. Dit wordt bevestigd tijdens werkbezoeken en in gesprekken met werkers in de publieke sector en de buurten. Jarenlang onderzoek van mijn partij heeft ons overtuigd dat dit beter kan. De SP heeft daarom haar ideeën voor de buurt en de publieke sector uitgewerkt in het plan De buurt, de schaal van de toekomst.

De publieke sector moet worden verbeterd en de buurt biedt daarvoor een buitenkans. Wij moeten nieuw leven brengen in de buurt. Een levendige buurt met voldoende voorzieningen waar mensen elkaar kennen en tegenkomen, vergroot de betrokkenheid en vermindert de eenzaamheid. Ook voor integratie is de buurt de sleutel. Laat mensen niet apart maar samenleven, laat kinderen niet apart maar samen naar school gaan. Op die school moeten de directeur en de leerkracht hun leerlingen kennen. De thuiszorgwerkers moeten de tijd hebben voor een praatje. De wijkagent moet weten wat er speelt in de buurt. De kinderen moeten buiten kunnen spelen. De buurtsuper is een ontmoetingsplaats van de buurt.

Om dit te bereiken, moeten wij investeren in goede kleinschalige voorzieningen. Scholen worden nu nog steeds financieel gestimuleerd om te fuseren. Dit kabinet komt dan wel met een plan voor schaalverkleining in het onderwijs, maar intussen gaan de fusies door. Ik verwijs naar het voornemen van twee mbo-scholen die willen fuseren tot een instelling met 21.000 leerlingen. Dat zijn net zo veel leerlingen als er mensen wonen in Oegstgeest en twee keer zo veel als het inwoneraantal van Doesburg, waar ik woon. Dat zijn dan de leerlingen van één school. Ik weet dat Doesburg klein is, maar desalniettemin. Een kleinschaligheidstoeslag moet het mogelijk maken om meer wijkscholen op te richten. Kleinschalige en wijkgebonden scholen kunnen leerlingen meer betrekken bij de buurt.

Wijken lenen zich ook uitstekend voor het organiseren van zorg. In buurtgezondheidscentra kunnen huisartsen samenwerken met de fysiotherapeut, de maatschappelijk werker, de wijkverpleegkundige. Buurtzorgteams van wijkverpleegkundigen en -verzorgenden krijgen de verantwoordelijkheid voor hulp en zorg thuis voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Buurtzorg Nederland blijkt een goed alternatief voor de onpersoonlijke stopwatchzorg van de grote thuiszorginstellingen. De Wiekslag in Soest laat zien dat een kleinschalig verpleeghuis in de buurt voor zes mensen veel menselijker, huiselijker en intiemer is.

De buurt is ook een goede schaal voor de arbeidsbemiddeling. Organisaties als UWV en CWI zijn uitgegroeid tot grote bureaucratieën en de geldverslindende commerciële re-integratiebureaus hebben bewezen niet te werken. Gemeentelijke leer- en werkmaatschappijen in de buurt kunnen direct bemiddelen tussen werkzoekenden en werkgevers. Bij bedrijven, scholen en verenigingen in de buurt kunnen werkzoekenden ervaring opdoen en zich nuttig maken.

Wijkagenten moeten de tijd krijgen om op straat aanwezig te zijn en de bewoners goed te leren kennen. De wijkagent moet ook in het buurthuis te vinden zijn. De SP wil veel meer investeren in wijkagenten.

Kinderen brengen leven in de buurt. Zij moeten de ruimte krijgen om te spelen, jongeren moeten plekken hebben waar zij elkaar kunnen ontmoeten. In ouder- en kindcentra kan in de buurt opvoedondersteuning worden gegeven en preventieve zorg en jeugdzorg geregeld worden. In tegenstelling tot de plannen van het kabinet en minister Rouvoet kunnen in ons voorstel de bureaus jeugdzorg en veel andere bureaucratie gewoon worden afgeschaft. Dan is het afgelopen met het langs elkaar heen werken en kunnen jeugdzorgers zich gaan bezighouden met kinderen in plaats van met papier.

Het zijn allemaal praktische oplossingen voor praktische problemen, zaken die wij in de buurt kunnen regelen. De overheid kan dat natuurlijk niet opleggen, maar ze moet wel zorgen voor de juiste infrastructuur. Ze moet zorgen voor een op de buurt toegesneden kleinschalige publieke sector en goede voorzieningen waar de buurt zelf over kan meebeslissen. En iedereen zal het kunnen zien: de bewoners doen de rest. De buurt als andere hoeksteen van de samenleving.

De heer Wilders (PVV):

Het gaat niet goed met sommige wijken in Nederland, wijken waar ook de kiezers van de Socialistische Partij vaak wonen. Ik had daarom gehoopt dat er onder het voorzitterschap van mevrouw Kant een andere wind zou gaan waaien dan onder kameraad Marijnissen. Ik merk daar nog niets van.

De mensen in uw wijken hebben last van criminaliteit. Hoe prachtig een wijkagent ook is, een wijkagent en een buurthuis lossen de problemen niet op. Wat gaat u nu echt doen voor de SP-stemmers? Laat u ze, net als de afgelopen jaren, in de kou staan? Blijft u stemmen tegen moties waarin staat dat asielzoekers op de woningmarkt geen voorrang mogen krijgen boven de mensen, onder wie uw kiezers, die al jaren op een wachtlijst staan? Bent u, in tegenstelling tot de laatste jaren, nu wel een voorstander van strengere straffen voor het tuig dat die buurten onveilig maakt? Waait er een nieuwe wind of gaan wij door op de oude, verkeerde weg?

Mevrouw Kant (SP):

Ik moet u teleurstellen, maar wellicht stel ik daar heel veel andere mensen juist mee gerust: er is geen sprake van een koerswijziging bij de SP.

Tuig dat rotzooi trapt, moet worden aangepakt. Daarover hoeft geen enkel misverstand te bestaan. Criminelen moeten worden aangepakt. Ze moeten opgepakt en veroordeeld worden. Daar is geen twijfel over mogelijk. Er zit helemaal geen licht tussen wat u suggereert en wat wij vinden. Als u bedoelt dat asielzoekers geen huis mogen krijgen of anders behandeld moeten worden, dan vindt u ons echter niet aan uw zijde.

De heer Wilders (PVV):

Dat zeg ik niet.

U kunt volgens mij veel beter antwoorden dan u doet. Op dit moment werken de straffen niet, zie wat er gebeurt in Amsterdam en Gouda. Het werkt niet. Ik heb voorgesteld om te komen tot minimumstraffen om mensen harder te kunnen straffen. Dat is een concreet voorstel. Ik heb voorgesteld om mensen die hier mogen blijven na het verschrikkelijke generaal pardon van het kabinet, geen voorrang te geven boven Nederlanders die al jaren op een wachtlijst voor een huis staan. Het kabinet heeft toegegeven dat ze die mensen voorrang geeft. Uw mensen zijn daar de dupe van. Wat gaat u daaraan doen?

Mevrouw Kant (SP):

Wat u voorstelt, is helemaal geen oplossing. Voor uw laatste punt bestaat een goede oplossing: voldoende woningen bouwen. Dat moet het kabinet doen. Dat is pas een echte oplossing

Natuurlijk moeten mensen die over de schreef gaan, worden aangepakt. Het zou tegelijkertijd ook wel eens goed zijn om te onderzoeken waarom mensen over de schreef gaan. Wat kan een wijkagent doen? Hij kent de kinderen in een buurt en ziet ze opgroeien. Hij ziet aankomen met welke jongeren het misgaat en kan daardoor op tijd ingrijpen. Dat lijkt mij een oplossing die kan werken.

Als er gestraft moet worden, moet er natuurlijk worden gestraft. Uw voorstel om te komen tot minimumstraffen en zwaardere straffen, helpt echt niet. Dat heeft onderzoek inmiddels wel uitgewezen.

De heer Wilders (PVV):

Vertelt u dat eens aan die agenten in Gouda die afgelopen week te horen kregen: Pas op, ik weet waar je woont en ik pak je familie. Dat is letterlijk gezegd. Denkt u dat een wijkagent dan nog helpt? Denkt u dat ze die knulletjes echt aan kunnen pakken? Het gaat vaak om kleine Marokkaanse jongetjes van twee kratten hoog die een mes zetten op de keel van een buschauffeur of een agent bedreigen door hem te zeggen dat ze weten waar hij woont. U leeft in een utopische wereld! Wat nodig is voor dat soort kleine kereltjes in de wijken waar uw kiezers wonen, is hard optreden en niet de softe aanpak met een wijkagent. Zo'n agent wordt nota bene bedreigd. Wat doet u daaraan? U laat uw kiezers in de steek. Wat doet u voor de SP-kiezers in de wijken waar agenten en buschauffeurs met grof geweld en bedreigingen worden geconfronteerd?

Mevrouw Kant (SP):

Hier wordt een tegenstelling gecreëerd die er helemaal niet is. Denkt u nu werkelijk dat ik vind dat die raddraaiers niet aangepakt moeten worden? Denkt u dat werkelijk? Ik vind natuurlijk ook dat wij hier bovenop moeten zitten. Wij moeten optreden door kinderen op te pakken, na te gaan wat er aan de hand is, met ouders te praten en jongeren op te sluiten als ze echt over de schreef gaan. Het voorbeeld dat u noemt is een vorm van bedreiging; oppakken en vervolgen dus, dat lijkt mij nogal helder. Er is dus geen enkele tegenstelling als het gaat om de aanpak van mensen die over de schreef gaan. Ik weet wel dat u haar graag opzoekt, maar die tegenstelling is er niet. In de buurten waar kinderen opgroeien, moeten wij ervoor zorgen dat wij voorkomen dat er problemen ontstaan. Van deze problemen weet ik niet of die voorkomen hadden kunnen worden; misschien wel, misschien niet. Waar het nu misgaat, moet nu worden opgetreden. Dit moet kei- en keihard, dat ben ik helemaal met u eens, zeker als het ook nog gaat om mensen in een publieke functie die worden bedreigd. Ik denk dat daarover in deze Kamer geen enkel verschil van mening bestaat. Ik houd nu echter een pleidooi om er ook voor te zorgen dat het beter gaat met de samenhang in de buurt en dat mensen weer bij elkaar zijn betrokken. Ik denk dat dit een heel preventieve werking kan hebben voor de toekomst en voor de samenleving in de buurten.

Voorzitter. Ik eindigde zojuist met: de buurt als andere hoeksteen van de samenleving. Wie zich betrokken voelt bij zijn eigen buurt, voelt zich ook meer verantwoordelijk voor zijn medebewoners. Investeringen in de buurt – en dat sluit toch wel aan bij mijn antwoord van zojuist – zijn ook investeringen in een nieuwe publieke moraal.

Het kabinet krijgt volgens recent onderzoek een cijfer tussen 4,3 en 4,9. Normaal gesproken blijf je zitten met zo'n onvoldoende, maar in dit geval toch liever niet, want er is ook een onderzoek waaruit blijkt dat 60% van de mensen hoopt dat het kabinet snel valt en opstapt. Dus met deze onvoldoende: niet zittenblijven, maar wegwezen! Als het gaat om vertrouwen heeft het kabinet een dieptepunt bereikt. Gisteravond was er weer een onderzoek dat aangaf dat maar 25% van de bevolking vertrouwen heeft in dit kabinet. Waarom? Omdat het kabinet zijn beloften niet nakomt. Volgend jaar zou iedereen erop vooruitgaan. Nee dus, het is niet waar. Waarom? Omdat het kabinet na een eerder "nee" van de bevolking tegen de Europese grondwet nu de mening van de bevolking negeert. Waarom? Omdat dit kabinet keuzes maakt die mensen niet willen: bezuinigingen op de bijzondere ziektekosten, op zorg, op de kinderopvang. Eerst maakt dit kabinet mooie sier met goedkope kinderopvang, prachtig, en nu wordt de kinderopvang weer duurder gemaakt en de gastouderopvang eigenlijk gewoon om zeep geholpen.

Ik denk dat het gebrek aan vertrouwen vooral komt doordat het kabinet geen perspectief biedt. Uit hetzelfde onderzoek bleek dat 77% van de mensen vindt dat het kabinet problemen niet daadkrachtig aanpakt. Er komen geen oplossingen voor problemen in de buurten, op de scholen, in de thuiszorg en in de verpleeghuizen; er komt geen perspectief. De fractie van de SP kiest wel voor een nieuw perspectief, een nieuw perspectief van nieuwe solidariteit. Eerlijker delen in plaats van verrijking, menselijke maat in plaats van nummers en papier, niet wegkijken maar omkijken naar elkaar. Een eerlijke, sociale en menselijke samenleving.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik wil geen senioriteit claimen, niet qua dienstjaren en ook niet qua leeftijd. Dit laatste zeg ik in het bijzonder tegen de heer Pechtold. Wel wil ik graag twee dingen vooraf doen. Ik wil de oud-fractievoorzitters Jan Marijnissen en Jacques Tichelaar bedanken voor hun constructieve collegialiteit in het afgelopen jaar en ik wil natuurlijk Mariëtte Hamer, Agnes Kant en Rita Verdonk succes wensen bij hun eerste optreden als fractievoorzitter bij de algemene politieke beschouwingen. Met hun aanwezigheid is er natuurlijk wel sprake van een zekere mate van feminisering van deze beschouwingen, maar ik zal proberen, daarmee geen rekening te houden, zo zeg ik tegen mevrouw Halsema.

De algemene politieke beschouwingen vormen het belangrijkste politieke moment van het jaar. Het is een uitgelezen moment om het over de stand van het land en van de wereld te hebben. Daarom begin ik met een korte schets van de politieke en maatschappelijke situatie en van de uitdagingen die op ons afkomen.

Onze wereld verandert, en dat is fascinerend. De aarde wordt groter en kleiner tegelijkertijd. Groter, omdat grenzen wegvallen en kleiner omdat de effecten van gebeurtenissen voortaan iedereen aangaan, zoals het vroeger was in je dorp of buurt. De wereld is ons dorp geworden. Wij horen nieuws vanaf de andere kant van de aardbol alsof het twintig kilometer verderop is gebeurd. Een aardbeving in China raakt ons, de ellende in Darfur raakt ons, de wereld is een wereldeconomie geworden. Ook het klimaat is een zaak van alle wereldbewoners. Het is snel gegaan, razendsnel zelfs. De nieuwe eeuw is pas begonnen, maar het is ook echt een nieuwe eeuw. Een uitdaging, maar ook een verantwoordelijkheid. Met alle uitdagingen is mijn grondtoon er een van optimisme en ambitie. Kampioen word je niet op de divan; het vraagt om aanpakken, en dat is ook nodig. De wereldwijde financiële crisis is ernstiger dan menigeen dacht, gezien de laatste berichten daarover. De economische groei staat onder druk, de olie- en voedselprijzen zijn hoog. In het laatste jaar – en dat is heel bijzonder – werd zichtbaar dat er sprake is van een versplintering van verantwoordelijkheden en informatie in de internationale economie. Banken blijken niet te weten hoe het zat met de hypotheken in de Verenigde Staten. Het raakt Nederland. Het raakt ons.

Tel daarbij op de groeiende wereldbevolking en de toenemende vraag naar voedsel en grondstoffen. Straks hebben wij twee planeten aarde nodig voor negen miljard aardbewoners. Ook deze ecologische agenda raakt ons. Bovendien zien wij het afgelopen jaar opnieuw het ongelijk van Fukayama: de geschiedenis is weer terug, denk alleen maar aan de crisis in de Kaukasus. Niets "end of history", en ook dit raakt ons. Bij problemen horen echter ook kansen en mogelijkheden. Ik ben optimistisch. De veranderingen creëren echter soms gevoelens van angst en onzekerheid, en dat begrijp ik. Dat vraagt dat wij politici het lef hebben om vooruit te durven kijken en om ambities te tonen voor de toekomst. President Kennedy formuleerde het als volgt: verandering is de wet van het leven; degenen die alleen naar het verleden kijken, zijn er zeker van, de toekomst te missen en gedoemd, het verleden te herhalen.

Het CDA zet in op de kracht van Nederland, want er zijn zo veel kansen. De kracht van Nederland zit bijvoorbeeld in het ontwikkelen van een eco-efficiënte economie. Dat biedt kansen voor onze toekomst. Wij moeten ook wel, vanwege de negen miljard mensen, het klimaat en de politieke situatie in de wereld. Het efficiënt benutten van grondstoffen en energie kan ons land geweldige voordelen bieden ten opzichte van andere landen als China en de Verenigde Staten. Nederland en Europa kunnen leidend worden op dit terrein. Op het terrein van goedkope en flexibele arbeid kunnen wij niet op tegen respectievelijk China en de Verenigde Staten, maar wel als het gaat om efficiënt gebruik van grondstoffen en energie. Wij willen het kabinet dan ook vragen om bij de beoordeling van subsidies op het terrein van innovatie, eco-efficiëntie zwaar te laten meewegen.

De ambities van het kabinet zijn terecht hoog als het gaat om energie en klimaat. Na het formuleren van de plannen volgt altijd de weerbarstige werkelijkheid. Het gebruik van biobrandstoffen ligt bijvoorbeeld ingewikkelder dan ooit gedacht. Daarbij is niet één oplossing de totale oplossing. Daarom kunnen wij ook geen enkele oplossing missen: energiebesparing, wind- en zonne-energie, biobrandstoffen en andere vormen van energie, en – als het aan ons ligt – ook kernenergie. Want, zoals de Amerikanen zeggen: "there is no such thing as a silver bullet". Over kernenergie kan ik verder kort zijn en mij beperken tot wat praktische zaken. De enige reële optie voor de bouw van een kerncentrale op middellange termijn is een tweede centrale bij Borssele. Natuurlijk kan er in deze kabinetsperiode niet gebouwd worden, om de simpele reden dat de vergunningsprocedures al vier tot zes jaar duren. Daarop volgt dan een bouwtijd van vijf tot zes jaar. Mijn enige vraag aan het kabinet is in alle redelijkheid: wat zou het kabinet gaan doen wanneer een vergunningsaanvraag binnenkomt voor de bouw van een centrale? Het beoordelen van een dergelijke aanvraag is de enige rol die de overheid heeft. Ik wil alleen maar weten of het kabinet kan bevestigen dat een dergelijk verzoek conform de wettelijke spelregels in behandeling wordt genomen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij dat verzoek. Nu ben ik ook benieuwd wat voor de heer Van Geel de grenzen van het antwoord zijn. Waarmee kan hij akkoord gaan en waarmee niet? Ik vraag hem, daar meteen duidelijkheid over te geven. Dat brengt toch scherpte in dit debat. Mijn tweede vraag betreft de brief die er nu ligt van de ministers Verhagen, Cramer en Van der Hoeven. Daarin staat dat zij de Kernenergiewet met de voorliggende wijziging helemaal uitkleden. Ik dacht dat die zelfs nog uit de periode stamt waarin de heer Van Geel staatssecretaris was, toen ook nog van Kernenergie. Gaat hij akkoord met dat wetsvoorstel?

De heer Van Geel (CDA):

Op de eerste vraag kan ik vrij helder antwoorden. Wij hebben spelregels in dit land waaraan men zich te houden heeft. Ik ga uit van een loyale uitvoering van de spelregels die wij met elkaar afgesproken hebben in wet- en regelgeving. Dat is een. Wat de tweede vraag betreft, is het inderdaad enigszins pikant dat ik in een andere rol de gemoderniseerde Kernenergiewet naar de Kamer gestuurd heb. Op dat moment vond ik dat een heel verstandige wet, en als fractievoorzitter van het CDA vind ik het nog steeds een verstandige wet.

De heer Rutte (VVD):

Dus ik kan erop vertrouwen dat u de VVD steunt in het tegenhouden van het uitkleden van die uitstekende wet van u.

De heer Van Geel (CDA):

Wij kijken naar alle aspecten van de brief. Ik geef alleen maar aan dat wat daar staat, alles te maken heeft met het feit dat er in de jaren zestig een "ouderwetse kernenergiewet" was die volgens mij in hoge mate gemoderniseerd zou moeten worden, niet alleen als het gaat over kerncentrales, maar ook over andere aspecten, zoals transport en opwerking van splijtstoffen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

U begint met grote woorden, zoals "optimisme en ambitie". Ambitie is natuurlijk heel erg belangrijk. Hoe bestaat het dat u, als het gaat om de bouw van de volgende kerncentrale, zich verschuilt achter de opmerking "ach, de procedures duren toch minstens zes jaar, dus dat gaat niet lukken"? Is dit geen bewijs van heel weinig ambitie? Hoe hard gaat het CDA er achteraan om ervoor te zorgen dat tijdens deze kabinetsperiode de eerste vergunningaanvragen ter zake worden ingediend?

De heer Van Geel (CDA):

Deze laatste vraag heb ik al beantwoord. Dat kan niet, want de procedure neemt de daarvoor bestemde tijd in beslag. Dat moet netjes afgewerkt worden. Zo zijn er veel vergunningaanvragen nodig. Ik vraag alleen royale medewerking van het kabinet bij de afwerking van een aanvraag. Verder kan ik moeilijk een antwoord herhalen dat ik ook al aan de heer Rutte heb gegeven. Gewoon normaal en fatsoenlijk, zoals alle burgers en bedrijven in dit land behandeld worden die een vergunning aanvragen, moet ook een dergelijke vergunningaanvraag beoordeeld worden.

Wat de andere vraag betreft, heb ik niet onder stoelen of banken gestoken dat ik vind dat toekomstige opties voor kernenergie een onderdeel moeten zijn van een totaalpakket. Dat heb ik ook aangegeven in de tijd dat ik staatssecretaris was, alsook nu ik fractievoorzitter van het CDA mag zijn. De realiteit is evenwel dat dit op korte termijn niet aan de orde is. Er liggen waarschijnlijk geen andere aanvragen dan die van Borssele. Ik benader het dus heel praktisch en zeg: prima, laat de initiatieven maar komen, de praktijk is volgens mij dat er alleen een aanvraag van Borssele komt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Er is al een bedrijf dat geïnteresseerd is en dat met bouwen wil beginnen. Welke concrete stappen gaat het CDA zetten om ervoor te zorgen dat er nu al over vergunningen gesproken kan worden, dus dat er echt eerste stappen worden gezet dat men die vergunningen kan verkrijgen? Het gaat niet om een heel praatcircus, maar wel om het verkrijgen van vergunningen.

De heer Van Geel (CDA):

Het kabinet, de overheid, bouwt geen kerncentrales; dat doen particulieren. Particulieren moeten aanvragen voor vergunningen indienen en die moeten beoordeeld worden. Ik vraag het kabinet om dat op een royale en evenwichtige manier te doen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Er ligt al zo'n aanvraag.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, die is er nog niet. Er is een initiatief, waarbij is aangegeven dat er misschien aanvragen komen. Nogmaals, ik vraag het kabinet alleen om die aanvragen op een royale en normale manier te behandelen, zoals dat in dit land hoort.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel het op prijs dat u uw eerdere wat hardere uitspraken al weer netjes weggepoetst hebt in het regeerakkoord, in die zin dat u het regeerakkoord volgzaam volgt. Toch heb ik nog een vraag. U zegt dat Nederland koploper moet worden in duurzame energievoorziening in Europa. Dat ben ik met u eens. Hoe combineert u dat nu met kernenergie, die onduurzaam is? Hoe combineert u dat ook met de uitspraak van de heer Bos, vanmorgen in de Volkskrant: "introduceer kernenergie, want met besparing zal het niet lukken"?

De heer Van Geel (CDA):

Allereerst heb ik in mijn uitlatingen daarover consequent verwezen naar de desbetreffende afspraak in het regeerakkoord. Dat heb ik later dus niet toegevoegd. Nogmaals, dat heb ik steeds in samenhang naar voren gebracht. Wat uw vraag betreft, is mijn punt dat de ambities terecht zo hoog zijn, dat wij geen opties kunnen missen. Wat zie ik gebeuren bij energiebesparing? Ik weet nog door mijn andere functie welke discussie er in de Kamer geweest is over het verhogen van de energieprestatiecoëfficiënten. Ik zie dat de CO2-opslag een fantastische tussenoplossing is. Het duurt echter veel langer dan menigeen dacht. Ik denk aan de terechte discussie over duurzaamheidsaspecten van biomassa. Ik zie dat er tal van opties zijn. Ik noem ook die van windenergie. Als wij overal kanttekeningen bij gaan plaatsen, kunnen wij die ambities niet waar maken. Mijn pleidooi is dus niet "of, of", maar "en, en, en". Het moet dus niet bij mooie woorden blijven; wij moeten reëel zijn en reële activiteiten ontplooien om de terecht hoge doelstellingen te bereiken. Daarbij kan kernenergie in het totaalpakket niet gemist worden.

Ik heb nog een opmerking over duurzaamheid. Als u mij vraagt of ik kernenergie duurzaam vind, is het antwoord: nee, kernenergie is niet duurzaam, zolang de oplossing van het afval niet definitief geregeld is. Daarom hebben wij ook steeds gezegd: dat is nooit het eindperspectief, maar in het totaalvraagstuk waar wij voor staan, moeten wij ervoor zorgen dat wij de eerstkomende 40, 50 jaar door komen. Dan pas gaan wij op mondiaal niveau minder fossiele brandstof gebruiken. De eerstkomende 50 jaar gaan wij in de wereld nog gewoon geweldig veel fossiele brandstof gebruiken, wat wij ook doen. Nogmaals, die periode moeten wij door komen. Daarom heb ik kernenergie altijd beschouwd als een transitiebrandstof naar meer duurzame energie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

GroenLinks laat jaar in, jaar uit zien dat het mogelijk is om de doelstellingen te halen met een duurzame energievoorziening en zonder kernenergie. Dat weet u uit onze doorrekeningen. Het verwijt dat ik u maak is een ander, namelijk dat u de ambities die voor het eerst enigszins zijn geformuleerd door dit kabinet in de vorige periode als verantwoordelijke doorschoof naar een volgende kabinetsperiode. Voor het eerst zijn er wat ambities geformuleerd voor een duurzame energievoorziening. Het blijft tot dusverre bij praten. Die ambities ondergraaft u volledig door nu al uw kaarten te zetten op kernenergie. Want waarom zou je investeren in een duurzame energievoorziening als tegelijkertijd de deur wordt opengezet naar kernenergie? Waarom zou je investeren in besparing als je eromheen kan lopen met de introductie van kernenergie? U ondergraaft uw eigen duurzaamheidsambities.

De heer Van Geel (CDA):

En u ondergraaft het bereiken van de doelstelling, omdat de doelstellingen die u omarmt naar mijn stellige overtuiging niet kunnen worden gerealiseerd zonder deze optie. Daar hebben wij een verschil van mening over. Ik zeg: en, en, en. U twijfelt bij één optie of bent daartegen. Ik denk dat het onverantwoord is om deze optie op lange termijn te laten lopen.

Ik ben bij het rapport van de commissie-Veerman. Ook dat rapport gaat uit van de kracht en de mogelijkheden van Nederland, zeker voor de landbouw en onze boeren. Dat zien wij graag. Het heeft de ambitie om ons land klaar te maken voor de gevolgen van de onvermijdelijke verandering in het klimaat en in het niveau van de zeespiegel. Het signaal van urgentie en de richting van de oplossing hebben onze instemming. Het rapport staat een integrale en vernieuwende aanpak voor. Dat spreekt het CDA aan: nieuwe, innovatieve oplossingen die tot de verbeelding spreken. Het is hier niet de plaats om op allerlei technische mogelijkheden in te gaan. Nu is relevant dat wij de urgentie onderschrijven, dat in deze kabinetsperiode kwartier gemaakt wordt en dat wordt gewerkt aan structuur en financiering voor de lange termijn.

Uit de eerste reactie blijkt dat het kabinet dit rapport serieus neemt en ermee aan de slag gaat. Dat kan rekenen op grote instemming van mijn fractie. Wij verwachten dat er nog in deze kabinetsperiode een deltawet komt, inclusief voorstellen voor de financiering ervan.

Als wij het over de toekomst hebben, hebben wij het ook over Europa, want onze toekomst ligt in Europa. Toen mijn generatie opgroeide, was dit een vanzelfsprekendheid, want een verenigd Europa betekende nooit meer oorlog. Dat beeld heeft nieuwe impulsen nodig. Wij zijn Europa zo gewoon gaan vinden dat wij het soms bijna als een last ervaren. De voordelen van Europa zijn bijna vanzelfsprekend geworden. En misschien is het politieke debat ook iets te opportunistisch geweest. De zegeningen kwamen van onszelf, de beperkingen van Europa. Zo is het dus niet.

Europa biedt ons juist kansen. Nederland heeft zijn stabiliteit en welvaart voor een groot deel te danken aan Europa en eigenlijk is het simpel. Wij maken als klein land deel uit van een economisch machtsblok van bijna 500 miljoen consumenten en producenten, met 27 landen die in een veranderende, onzekere wereld grote welvaart, vrijheid en democratie kennen. Het biedt ons kansen in goede tijden, maar ook bescherming in slechtere tijden. De EU biedt ons de kans om invloed uit te oefenen op beleid dat allang mondiaal is geworden. Migratie, klimaat, veiligheid, energie en economie zijn niet gebonden aan de grens tussen Vaals en Bellingwolde. Net als vrede, welvaart en een sterke stem in de wereld met opkomende grootmachten als India en China. En ook tussen oude grootmachten Amerika en Rusland zitten wij goed in een verenigd Europa. Een sterk Europa kan een belangrijke rol spelen in de wereldeconomie. Want de crisis op de Kaukasus raakt ons. Het is de kredietcrisis die ons raakt en de concurrentie met China. Daar hebben wij nu de Europese Unie nodig, niet als probleem maar als antwoord. Het antwoord op vluchtelingenstromen, een sterkere economie, onze veiligheid en de hoge energieprijzen. Ook Europa is de kracht van Nederland. Dat kan prima gecombineerd worden met onze eigen culturele identiteit, eigenheid en solidariteit.

Onze economie is sterk geworden door 25 jaar herstelbeleid. De uitgangspositie van ons land is goed, maar wij zien ook wat er op ons afkomt. Een afremmende wereldeconomie, een wereldwijde kredietcrisis en de harde realiteit dat door de hoge olie- en voedselprijzen een aanzienlijk deel van onze welvaart naar andere landen stroomt. Ondanks dit alles heeft het kabinet ons op koers gehouden. Dat vindt mijn fractie een knappe prestatie. Wij lossen miljarden af op onze staatsschuld. Minister Bos had het gisteren in dit verband over het laagste percentage sinds het begin van de negentiende eeuw. De lasten voor burgers en bedrijven worden verlaagd. Dit gaat echter uiteraard niet vanzelf. Immers, dit jaar en volgend jaar verliezen wij veel welvaart aan andere landen, vooral aan de olielanden. De rekening daarvoor is hoge inflatie. Iemand moet die rekening betalen; de vraag is wie. Het kabinet heeft ervoor gekozen om deze rekening zo min mogelijk bij burgers en bedrijven terecht te laten komen. Wij vinden dat die keuze terecht is gemaakt. Hiervoor was nodig dat extra inkomsten van de Staat werden teruggegeven aan burgers en bedrijven. Dat zorgt ervoor dat wij volgend jaar een minder groot overschot zullen hebben dan het had kunnen zijn. Ik maak daarbij een paar opmerkingen.

Ik ben blij dat de meeste mensen er in koopkracht op vooruitgaan en dat zij, door het afschaffen van de WW-premie, meer overhouden op de loonstrook. De werkende Nederlander gaat er alleen al door deze maatregel € 500 op vooruit, en dit bedrag kan oplopen tot zo'n € 1500. Wij willen echter niet de illusie wekken dat ieder individu erop vooruit gaat. Wij willen eerlijk zijn. De fiscale regeling voor buitengewone uitgaven loop uit de hand en is onbeheersbaar geworden. Hierin moest worden ingegrepen, en dat doet soms pijn. Ja, die ingreep wordt ook hier en daar zichtbaar in de koopkrachtplaatjes. Hierover komen wij met elkaar in het najaar te spreken, als de buitengewone uitgaven in de Kamer worden behandeld. Wij moeten echter ook beseffen dat er geen garanties kunnen worden gegeven voor de toekomst. Als de wereldeconomie langer dan verwacht in een dip raakt, blijft dit niet zonder gevolgen. Rekeningen moeten worden betaald. Wij moeten die niet doorschuiven naar de toekomst.

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Geel heeft eerder in een speech gezegd dat hij dit jaar twee prioriteiten heeft. In de eerste plaats wil hij ervoor zorgen dat de arbeidsmarkt verder flexibiliseert en in de tweede plaats moet de staatsschuld op orde zijn. Het rapport-Bakker is inmiddels in de prullenmand verdwenen en de Raad van State is terecht zeer kritisch over de manier waarop het kabinet de staatsschuld en het overheidstekort aanpakt. Wat gaat er op dit moment echt door de heer Van Geel heen, even los van de peptalk die wij zojuist van hem hoorden?

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom straks terug op de versterking van de structuur van onze economie, waartoe ook de structuur van de arbeidsmarkt hoort. Ik ga nu concreet in op de vraag van de heer Rutte over de houdbaarheid. Mijns inziens heeft het kabinet een totaalpakket geleverd dat bestaat uit een aantal elementen. Daarbij is een heel evenwichtige keuze gemaakt.

In dit verband wil ik in de eerste plaats opmerken dat alle verhalen die ik links en rechts hoor over het kabinet dat aardgasbaten zou verjubelen, pertinente onzin zijn. Er is nog nooit zo strak beleid gevoerd rondom aardgas en de inzet van FES-gelden als het huidige kabinet doet. De periode dat de heer Rutte en ik in het kabinet zaten en elk jaar bij minister Zalm aankwamen met de vraag of wij wat extra geld konden krijgen, is voorgoed voorbij. Er is geen sprake meer van extra FES-ronden; op dit terrein wordt een keurig stabiel beleid gevoerd.

In de tweede plaats vind ik het volstrekt verantwoord om extra inkomsten van het Rijk terug te geven aan burgers en bedrijven. Het kabinet doet wat de heer Rutte vorige jaar heeft gevraagd. Hij heeft toen stampij staan maken over de hardwerkende Nederlander die er op achteruit zou gaan. Nu is ervoor gekozen om de lasten van de inflatie niet bij de burgers en de bedrijven neer te leggen. Dat is mijns inziens een buitengewoon verstandige keuze. Bovendien is er sprake van een majeure aflossing van de staatsschuld. Volgend jaar wordt er weer 4 mld. afgelost. Vier jaar lang laat de begroting een overschot zien. Ik kan hiermee wel door blijven gaan. Dit totaalpakket is mijns inziens buitengewoon solide. Als de situatie in de nabije toekomst tegenvalt, waar ik niet van uit ga, zijn er begrotingsregels waaraan wij ons houden. Al met al is dit een keurig pakket waarmee wij voor de dag kunnen komen. Hiermee kunnen wij iedere burger recht in de ogen kijken, maar ook toekomstige generaties.

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Geel zegt in een speech van een jaar geleden dat het gezond maken van de overheidsfinanciën een van zijn prioriteiten is, maar nu verdedigt hij op deze manier deze gatenkaas. Dat is niet consequent. Ik adviseer hem om nog eens heel goed te bestuderen wat het Centraal Planbureau en de Raad van State hierover zeggen. Wat blijkt daaruit? Als alle positieve aannames niet kloppen en het gas een beetje minder gaat opbrengen, zal het kabinet onmiddellijk in de min schieten, zelfs naar min 2%. Dit gebeurt terwijl wij met z'n allen ouder worden, er minder jongeren zijn en wij daarom op langere termijn dit geld nodig hebben. Mijnheer Van Geel, dit is een gatenkaas. U hebt op dit punt uw doelstelling echt niet waargemaakt.

De heer Van Geel (CDA):

Daar neem ik afstand van, omdat ik dat absoluut een onjuiste analyse vind. Ik heb zojuist aangegeven, om even in de techniek te duiken, hoe positief al die parameters zich ontwikkelen. Ik neem ook verantwoordelijkheid voor de keuze om het overschot van vorig jaar niet zo hoog te laten oplopen, maar dat deels terug te geven aan die burgers. Als dat niet structureel blijkt te zijn, hebben wij ook spelregels hoe wij daar in de begroting mee omgaan. De heer Rutte zal ongetwijfeld komen met zijn alternatieve begroting met bezuinigingen, maar je moet nooit bezuinigen in een tijd waarin er moeilijkheden zijn of waarin de groei terugvalt. Dat hebben wij toch met elkaar geleerd? Dat heet anticyclisch beleid en dat is buitengewoon onverstandig beleid. Wij kunnen zeer goed uit de voeten met deze afweging van het kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Wij vertrouwen de burger met zijn eigen geld. Dat is het grote verschil tussen ons en dit CDA- en PvdA-kabinet, waarbij ik het niet heb over het CDA uit het vorige kabinet. Het kabinet geeft dat geld uit voor de burger door de staat tot een gigantische omvang te laten groeien. Wij geven dat terug in de vorm van lastenverlichting en dat is juist ook goed als de inflatie oploopt, om ervoor te zorgen dat de looneisen niet onnodig worden verhoogd. Het is onverstandig beleid dat gevoerd wordt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben soms wat sanguinisch ingesteld, maar nu niet. Voordat de heer Rutte er zelf over begint, zal ik daarom in alle rust dat verhaal over die 26 mld. uitleggen, want dan hebben wij dat gehad. De heer Rutte suggereert, overigens aangevoerd door oud-minister Zalm, dat de staat in twee jaar tijd, sinds Zalm geen minister van Financiën meer was en de VVD niet meer in het kabinet zat, 26 mld. heeft uitgeven en dat wij een soort hollebolle gijs zijn. Dat vind ik een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken. Ik betreur het buitengewoon dat een oud-minister van Financiën dit beeld oproept. Wat is er feitelijk aan de hand? Van de 26 mld. zijn 18 mld. autonome ontwikkelingen waar ook oud-minister Zalm niets aan had kunnen doen. Het allergrootste gedeelte daarvan heeft betrekking op inflatie. De heer Rutte suggereert dat dit uitgaven van het Rijk zijn die voortvloeien uit beleidskeuzen, maar dat is pertinent onjuist. Dit kabinet investeert 8 mld. Dat zijn die extra uitgaven. Die hebben betrekking op kinderopvang, op meer dan 1 mld. voor infrastructuur, en op de zorg. Ook dit soort voorzieningen willen wij de komende jaren betalen. De heer Rutte geeft een volkomen verkeerde voorstelling van zaken wat betreft die 26 mld. en het hollebolle-gijs-karakter van de staat. Dat is buitengewoon verstandig beleid.

De heer Rutte (VVD):

Dit is opmerkelijk. De heer Van Geel loopt nu echt een donker steegje in waar hij vastloopt. Als dit waar zou zijn, zou de inflatie over dit en vorig jaar 13% zijn. De inflatie is inderdaad opgelopen, maar niet met 13% de laatste twee jaar. Het CDA en dit kabinet laten de staat expanderen tot een historische omvang. Dezelfde Gerrit Zalm zei dat afgelopen zondag ook en terecht. Hij zei voorts dat dit kabinet en het CDA de Zalmnorm met betrekking tot een solide financieel beleid van de overheid loslaat. Het CDA zakt dus op twee punten volledig door het ijs. Ik verzoek de CDA-fractie op haar schreden terug te keren.

De heer Van Geel (CDA):

Elke discussie begint met het erkennen en herkennen van de feiten. Ik heb de tabel hier bij mij. Het is pagina 82, tabel 4.4, de horizontale ontwikkeling van de netto-uitgaven van 2007 tot 2009. Dat kan de heer Rutte nakijken. Daar staat precies hoe een en ander tot stand komt. Er is sprake van een verhoging van 196 mld. naar 221 mld. Dat is die beruchte 26 mld. Daarvan heeft 17,6 mld. betrekking op autonome groei en 8 mld. op beleidsmatige groei. Dat zijn de feiten. Daar moet de heer Rutte niet voor weglopen. Hij moet goed lezen.

De voorzitter:

Nog één keer, want het moet geen discussie tussen twee heren worden.

De heer Rutte (VVD):

De kern van de kwestie is dat wat de heer Van Geel en zijn fractie staande houden ertoe leidt dat de inflatie over dit en vorig jaar opgeteld 13% wordt. Het is een feit dat dit kabinet vanwege beleidskeuzen, omdat men denkt het geld beter te kunnen uitgeven dan de burger, de staat gigantisch laat groeien. Het gaat echter niet om investeren. Het is allemaal consumptief. Het is allemaal potverteren. Laat de heer Van Geel dat toch erkennen!

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom weer terug op tabel 4.4. Een bedrag van 8 mld. heeft betrekking op beleidsmatige groei, terwijl 17,6 mld. betrekking heeft op autonome groei, waarvan 12 mld. bestemd is voor inflatie en de loonontwikkeling. Dat staat er. Ik kan er niets beters van maken. Er zijn solide keuzen gemaakt. Ik heb een staartje gezien van de alternatieven voor bezuinigingen van de VVD, maar daar kom ik nog wel op terug.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het gaat alleen maar weer over geld, geld en nog eens geld. Gisteren heb ik naar aanleiding van de troonrede gezegd dat het een groot egoïstisch verhaal is. Ik hoor de heer Van Geel eigenlijk hetzelfde zeggen, als hij zegt dat de welvaart van Nederlanders wegvloeit naar andere landen. De wereld wordt dus gezien als een lastige omgeving waarin Nederland niet volledig tot zijn recht kan komen in termen van geld verdienen: meer, meer en meer. Ik zou het graag willen omdraaien: wat betekent Nederland in termen van duurzaamheid, biodiversiteit, voedselverdeling en verdeling van welvaart voor de rest van de wereld? De heer Van Geel denkt alleen maar aan zijn eigen hardwerkende Nederlanders, terwijl wij als Nederland juist een enorme verantwoordelijkheid hebben voor de armoede en het verdwijnen van een aangename leefomgeving in de rest van de wereld.

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben in de inleiding van mijn beschouwingen, toen het ietwat rumoerig was in deze zaal, uitgebreid ingegaan op de vraagstukken die er zijn en de wijze waarop het CDA hier tegenover staat. Ik heb dit uitvoerig gedaan en ik voel mij op dit punt dan ook totaal niet aangesproken door de verwijten van mevrouw Thieme. Met de overdracht van welvaart bedoel ik specifiek de feitelijke constatering dat wij door de hoge olie-, gas- en grondstofprijzen meer moeten betalen aan het buitenland. Dit is een feit. Op basis daarvan redeneer je wie hiervoor in Nederland de rekening betaalt. Ik heb het niet over de rest van de wereld. Het is een feit, het is internationale handel. Er is vrijheid van handel en dit zal nog veel vaker gebeuren. Ik mag wel even stilstaan bij de politieke vraag wie deze verarming van Nederland volgend jaar gaat betalen. Ik heb uitgelegd welke keuzen hierbij zijn gemaakt en welke ik onderschrijf.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Van Geel vraagt zich alleen maar af hoe wij dit allemaal gaan betalen en of dit niet ten koste gaat van onze winst. Het gaat er vooral om hoe wij ervoor gaan zorgen dat wij een economie krijgen die niet ten koste gaat van de rest van de wereld. Hoe wij ervoor zorgen dat wij geen kernenergie krijgen, dat wij minder gaan consumeren en produceren waardoor wij ook minder energie nodig hebben en uiteindelijk ook geen last hebben van deze hoge olieprijzen, als wij maar zorgen voor andere alternatieven.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Thieme heeft blijkbaar mijn verhaal over "eco-efficiency" gemist. Ik heb gezegd dat het voor Europa en de wereld de kans is om ervoor te zorgen dat wij ten opzichte van andere economieën weinig grondstoffen en weinig energie gebruiken. Dit is een groot potentieel voordeel voor ons land en voor Europa. Ik vraag om alle inzet die er is op het terrein van innovatie en anderszins, hierop te richten. Dit is een krachtig punt voor Europa. Zoals men weet, heeft dit een geweldige vermindering van de milieudruk als neveneffect. Immers, meer dan de helft van de milieudruk wordt veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstof en het gebruik van grondstoffen. Met andere woorden, het is goed voor onze economie, het is goed voor de wereld en het is ook goed voor het milieu. Dit is de inhoud van de term "eco-efficiency" die ik zo-even heb geïntroduceerd.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vind het zo opmerkelijk dat de heer Van Geel het heeft over de verarming van Nederland. Ik geloof dat de economie nog steeds groeit en dat er nog steeds een stukje meer welvaart te verdelen is. De vraag is of je deze welvaart eerlijk verdeelt. De heer Van Geel zei zelf al dat er groepen op achteruit gaan. Dit zijn de groepen met de laagste inkomens: ouderen en chronisch zieken en gehandicapten. Ik wil aan het CDA vragen hoe het dit kan verdedigen. Dit is immers niet eerlijk delen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb twee opmerkingen. De economische groei kan 1% zijn. Deze kan groeien, maar als de inflatie hoog wordt, dan verdampt alle groei. Dan ben je deze immers kwijt aan waardeverlies. De inflatie is volgend jaar 3,25%. Dit wordt deels intern veroorzaakt, maar voor tweederde door import van grondstoffen en energie. Dit is de realiteit en iemand moet deze rekening betalen. Dat is mijn verhaal. Dit heeft niets te maken met de groei. Als deze hoger was geweest, zou het probleem minder zijn, maar de groei is beperkt. Ten tweede de verdeling ervan. Ondanks alle discussies die er zijn, moeten wij wel vaststellen dat het zogenoemde standaard koopkrachtbeeld – ik verzin deze termen ook niet – voor alle groepen nul of positief is. Voor mensen die werken, is het beeld positiever dan voor mensen die niet werken. Dit is een politieke keus, waar wij volledig achter staan omdat wij willen dat werken loont, dat de arbeidsparticipatie verhoogd wordt en dat er geen armoedeval en dergelijke ontstaat. Wij hebben deze keuze bewust gemaakt. Ik heb aangegeven dat je niet kunt garanderen dat de koopkracht behouden blijft voor alle groepen, als je gedetailleerd gaat kijken naar de effecten van de gewijzigde kinderopvangregeling en de buitengewone uitgavenregeling. Let ook op de brief die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gisteren heeft gestuurd. Een en ander moet je beoordelen bij de discussie over de regelingen zelf.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is een uitvoerig antwoord, maar het is geen antwoord op mijn vraag of dit eerlijk delen is.

De heer Van Geel (CDA):

Het antwoord is: ja.

Mevrouw Kant (SP):

U kunt wel een hele discussie met mij voeren over de vraag van welke tabellen wij moeten uitgaan, maar het is natuurlijk wel erg makkelijk om de tabel te nemen waarin de bezuinigingsmaatregelen bij de aftrek van buitengewone uitgaven en de kinderopvang niet verwerkt zijn. Ik kijk naar de tabel waarin die effecten wél verwerkt zijn en ik zie dat de groepen ouderen, mensen met lage inkomens en chronisch zieken en gehandicapten er gewoon op achteruitgaan. Ik vraag u of u dit acceptabel vindt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb u een eerlijk antwoord gegeven. De regeling voor de aftrek van buitengewone uitgaven is onhoudbaar. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat u deze in uw tegenbegroting handhaaft. Ik citeer het Centraal Planbureau in de MEV: "Hierdoor kan de aanschaf van een bril van € 350 tot een aftrekpost van meer dan € 1500 leiden, terwijl de belastingplichtige verder volkomen gezond is. Deze aspecten van de buitengewone-uitgavenaftrek zijn inmiddels bekend bij de calculerende burger en de belastingadviseurs. Dit alles heeft ertoe geleid dat het doel van de regeling maar in beperkte mate is bereikt en dat er veel geld is gegaan naar onbedoeld gebruik en soms ook misbruik. Dit alles wordt betaald door andere burgers." Dan zeg ik: het is tijd om in te grijpen. Dan moet je durven praten over een manier om deze regeling samen veel beter toe te spitsen op mensen die haar echt nodig hebben, dus zieken en gehandicapten. Ik vraag dus van u, mee te denken over hoe deze regeling veranderd kan worden. Het is een open en eerlijke vraag. In de huidige vorm is de regeling onhoudbaar, het gebruik ervan is in de afgelopen jaren onvoorstelbaar sterk toegenomen.

Mevrouw Kant (SP):

Dit is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of u kunt verdedigen dat de mensen met de laagste inkomens, de ouderen en de chronisch zieken, er in het tweede jaar op rij bij dit kabinet op achteruitgaan. En waarmee verdedigt u dit? Met brillen! Die brillen mag u van mij houden, daar gaat deze discussie helemaal niet over. Het schrappen van de aftrek voor die brillen levert namelijk niet de bezuiniging van bijna 1 mld. op die het kabinet wil bewerkstelligen, een bezuiniging die ten koste gaat van chronisch zieken, gehandicapten en de ouderen. Als u dit wilt repareren, moet u vandaag uitspreken dat de regeling wel veranderd kan worden, maar dat de groep van chronisch zieken en gehandicapten er niet op achteruit mag gaan.

De heer Van Geel (CDA):

Het probleem is dat de groep van de chronisch zieken en gehandicapten heel moeilijk vast te leggen is. Mijn stelling is dat deze regeling onbedoelde effecten heeft. Zo vallen er drie en een half miljoen huishoudens onder, ongeveer de helft van alle huishoudens. Dat is niet de bedoeling geweest bij het maken van deze regeling. Ik zeg eerlijk dat deze regeling aangepast en zo veel mogelijk toegesneden moet worden op chronisch zieken en gehandicapten. Wij geven geen gedetailleerde koopkrachtgaranties voor iedereen, want dat zou niet reëel zijn. En verder constateer ik dat uit het standaardkoopkrachtbeeld dat het kabinet presenteert en dat altijd de referentie is geweest, blijkt dat de koopkracht voor alle groepen in ieder geval gelijk blijft of toeneemt. Ik blijf erbij dat dit een evenwichtig beeld is; het heeft dan ook de volle steun van onze fractie.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn conclusie is dat het buitengewoon teleurstellend is dat het CDA ondanks al zijn beloften geen enkele garantie wil geven dat de mensen met de laagste inkomens – ouderen, chronisch zieken en gehandicapten – er wederom op achteruitgaan. Dat is niet sociaal.

De heer Van Geel (CDA):

De meeste mensen gaan erop vooruit, maar de regering heeft eerlijk aangegeven dat dit niet voor elk individu zal gelden. Een andere garantie kun je niet geven, je moet een eerlijk verhaal vertellen. En wij zeggen erbij dat de aftrek voor buitengewone uitgaven echt aangepast moet worden. Dit zal hier en daar gevolgen hebben, maar die willen wij zo veel mogelijk beperken en wij willen de regeling zo veel mogelijk toespitsen op chronisch zieken en gehandicapten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook ik wil hier nog even op ingaan, want het is een gevoelig punt. Wat is nu het standpunt van de CDA-fractie? Minister Donner heeft er een brief over geschreven en hij "parkeert" de discussie over dit onderwerp even. U hebt zelf ook gezegd dat u er in het najaar op terug wilt komen, maar wat is nu uw uitgangspunt: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting, namelijk dat ouderen en chronisch zieken op het minimumniveau naar aanleiding van de herordening van de regeling voor de aftrek van buitengewone uitgaven niets hoeven in te leveren?

De heer Van Geel (CDA):

Er staat in die brief dat het kabinet er vertrouwen in heeft dat de regeling meer in balans gebracht zal kunnen worden. Dat onderstrepen wij van harte, maar dit betekent niet dat er garanties zouden kunnen worden gegeven voor elke groep en voor iedereen. Het heeft wel onze volledige steun dat de regering probeert om de regeling meer in balans te brengen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Maar wat betekent dit nu? Welke conclusie kunnen mensen uit deze doelgroepen die nu meeluisteren, hieruit trekken?

De heer Van Geel (CDA):

Het betekent heel simpel dat wij geen garanties kunnen geven en dat wij dat ook niet willen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Er kan dus echt van alles gebeuren. U kunt toch ook zeggen dat u niet zult accepteren dat de koopkracht van deze mensen onder de nullijn zakt?

De heer Van Geel (CDA):

Nee, je kunt die garanties niet geven. Er ontstaat een zeer gedifferentieerd en ingewikkeld beeld. Ik ga hier niet bij voorbaat garanties geven die ik niet kan waarmaken. Dan houd ik liever een eerlijk verhaal dat wij kijken hoe zaken meer in balans kunnen worden gebracht. Die discussie voeren wij wanneer wij spreken over de buitengewone uitgaven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik houd van een eerlijk verhaal, maar dat eerlijke verhaal kan toch ook zijn dat wij ervoor gaan en ervoor staan dat niet gebeurt wat u ook niet wilt – zo begrijp ik u dan nu maar. Dan moeten wij daaraan toch consequenties willen verbinden?

De heer Van Geel (CDA):

Ten derden male, ik heb aangegeven dat wij het streven om zaken meer in balans te brengen, ondersteunen. Maar garanties dat het voor iedereen zo zal uitpakken dat het geen enkel effect heeft, kan en wil ik niet geven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In ieder geval zult u het met mij eens zijn dat de ingrepen van het kabinet op het gebied van de AWBZ, de buitengewone uitgaven, de kinderopvang en de verlaging van de algemene heffingskorting het hardste neerslaan bij de mensen met de laagste inkomens. Hoe hebt u de heer Bos ervan kunnen overtuigen om te gaan denivelleren?

De heer Van Geel (CDA):

Dat is een indirecte vraag aan mij. Ik ben gewend om ons eigen standpunt te verwoorden en dat zo helder mogelijk naar voren te brengen binnen en buiten deze Kamer. Ons standpunt is steeds geweest dat het verschil tussen mensen die werken en inactieven het afgelopen jaar steeds kleiner is geworden, en dat het nodig was om nu voor mensen die werken, een extra impuls te geven. Dat is gebeurd via verlaging van de WW-premie. Dat vinden wij een goed initiatief. Wij zien dat daarmee al die hardwerkende Nederlanders, om in termen van de heer Rutte te spreken – ik noem het "alle werkende Nederlanders" – erop vooruitgaan. Die politieke keuze maken wij en verdedigen wij zeer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hardwerkende Nederlanders met een minimuminkomen gaan er veel minder op vooruit, maar u erkent dus met mij dat deze begroting denivellerend is. Daar komt bij dat de heer Bos voor deze denivellerende begroting zijn belofte heeft gebroken dat de minima er niet op achteruit zouden gaan. Het CDA is er dus in geslaagd om een denivellerende begroting op te stellen ten koste van de dure belofte van de PvdA. Dat klopt toch?

De heer Van Geel (CDA):

U moet dat straks maar aan het kabinet vragen. Ik heb via een heldere lijn uiteengezet waar wij staan en hoe wij de effecten van deze begroting beoordelen. Wij vinden die al met al evenwichtig. Eigenlijk zou ik het zo willen zeggen: als u het mij in juni gevraagd zou hebben, mevrouw Halsema, met inflatiecijfers die hoger waren dan voorzien, met onduidelijkheid op het sociaal-maatschappelijk veld, met werknemers en werkgevers die tegenover elkaar stonden, met olieprijzen die eerder naar $150 per vat gingen dan naar $100, met grondstoffenprijzen die twee keer zo hoog waren als nu ... Als toen gezegd was dat het kabinet erin zou slagen om voor alle koopkrachtgroepen dat beeld, met alle effecten op inflatie, volgend jaar weg te werken, hadden wij dat niet geloofd. En nu ligt er een dergelijk voorstel. Dat is een grote prestatie; dat wil ik nog eens onderstrepen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zie de risico's van inflatie, van een loon-prijsspiraal. Ik zie met u allen grote internationale problemen. Ik vind ook dat het kabinet er wijs aan doet om zijn begroting te plaatsen in de context van die internationale problemen. Een heel belangrijke remedie tegen een internationale crisis is echter ook het binnenlands verkleinen van de inkomenstegenstellingen. Dat is van groot belang als je wilt tegengaan dat mensen harder tegenover elkaar worden geplaatst en in hardere competitie met elkaar komen. Dat doet dit kabinet niet. Dit kabinet vergroot de inkomenstegenstellingen en laat de mensen die het al het moeilijkst hebben, bungelen.

De heer Van Geel (CDA):

Dat ben ik niet met mevrouw Halsema eens. Ik vraag haar om eens te kijken naar het perspectief van de laatste jaren en niet te focussen op één begroting. Laat zij eens kijken wat de afgelopen jaren is gebeurd. Dan ziet zij een forse stijging, bijvoorbeeld onder bepaalde inkomensgroepen van ouderen van wel 4% of 5%. Met andere woorden: laat zij eens kijken naar het totaalbeeld op middellange termijn. Dan ziet zij bij elk cijfer dat de laatste keer is gepresenteerd, dat Nederland al tientallen jaren een redelijk stabiele verhouding kent tussen de verschillende inkomensgroepen. Dat is een groot goed; daar komen wij ook niet aan. In dit geval vind ik het echter prima om de kosten op arbeid verlagen en de werkenden een bonus te geven in het nettotraject van de lonen.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben niet zo'n heel groot voorstander van al die inkomensgroepen en koopkrachtplaatjes tot op het procent, maar dit kabinet en het CDA lokken dat toch wel een beetje uit.

Ik wil met u, mijnheer Van Geel, terugkomen op een groep waarvoor wij vorig jaar samen de degens hebben gekruist, de alleenstaanden. Ik heb toen aan u gevraagd of de alleenstaanden in al die plaatjes niet wat onderbelicht waren gebleven. Dat erkende u toen. Ik wil u een klein lijstje voorhouden. De zorgtoeslag is voor alleenstaanden slechts een derde ten opzichte van die voor gehuwden. Alleenstaanden zitten anders in de huurtoeslag dan degenen die samenwonen. Bij de inkomensafhankelijke premie betalen zij mee aan de gratis kinderen van anderen. Als het gaat om ziekte krijgen zij niet de tien dagen zorgverlof. Als het gaat om tal van zaken van kinderopvang tot kinderbijslag, kinderkorting en ziektekosten, alles wordt meebetaald door de alleenstaande. Als zij in een AWBZ-inrichting belanden, betalen zij meer. Bij de nalatenschap geldt voor hen 41% tot 68% successierechten. Hoe kijkt u in al die plaatjes nu naar die groep, die inmiddels 2,5 miljoen beslaat en die inderdaad in al die inkomensgroepen er als slechtste vanaf komen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik wil geen discussie voeren over de al te zeer specifieke positie van deze groep. U voegt nu 2,5 miljoen mensen bij elkaar. Ik vind het ook niet erg aantrekkelijk om de discussie te voeren, die ik links en rechts wel hoor, dat deze groep zich minder aantrekt van solidariteit met gezinnen met kinderen. Die stroming is er ook in dit land. Wij hebben de afgelopen tijd juist geconstateerd dat degenen die het het moeilijkst hebben in dit land, gezinnen met kinderen met een laag inkomen zijn. Daar is veel voor gebeurd. Dat is een keuze. Als je kijkt naar de reactie van het Nibud op de plannen van het kabinet, dan zegt men nadrukkelijk dat gezinnen met kinderen het meest profiteren. Die hebben het op dit moment ook het moeilijkst.

De heer Pechtold (D66):

Dit is ontluisterend. U zegt gewoon: wij kiezen niet voor de alleenstaanden. Alleenstaanden zijn echter niet alleen maar mensen met hoge inkomens. Het is ook niet altijd een keuze in het leven. Daarom wijs ik op het grote getal. Elke keer – kijkt u maar naar de plaatjes – is de alleenstaande degene die op de nul zit of straks als individu in de min zit. Dan kunt u niet wegkomen met te zeggen: wij kiezen voor de gezinnen met kinderen. Als het zwaar is, valt er bij gezinnen altijd nog te sturen. Daar kan met twee inkomens worden geschoven. Bij alleenstaanden – ik gaf zojuist van zorg tot overlijden het hele rijtje aan – kan niet worden geschoven. U kunt hier dan ook niet wegkomen met te zeggen: wij kiezen voor het gezin en daarmee laten wij de miljoenen anderen in de kou staan en die zoeken het maar uit.

De heer Van Geel (CDA):

Ik zeg dat omdat ik geen aanleiding zie om mij grote zorgen te maken over die groep. U noemt nu allerlei cijfers en neemt lijstjes door, maar ik heb ook lijstjes en daaruit blijkt dat de alleenstaande minima er wel degelijk op vooruitgaan. Er is dus geen sprake van een achteruitgang in de positie. Ik ontken het probleem dus en ik ga geen probleem maken van hetgeen waar u wel een probleem van maakt.

De heer Pechtold (D66):

Ontkent u dat het op het punt van de zorgtoeslag een derde scheelt, dat het bij de huurtoeslag een verschil maakt en dat het zelfs aan het eind van het leven in de successierechten scheelt? Wij met een gezin betalen heel wat anders; zij betalen tot 68%. Het hele leven lang is de alleenstaande degene die op zichzelf is aangewezen en niet kan bijsturen. Ik wijs u op de plaatjes. Ook als het gaat om ouderen, zijn de alleenstaanden elke keer de klos. Ik vind het werkelijk van een verbijsterende makkelijkheid getuigen om te zeggen: wij kiezen daar niet voor.

De heer Van Geel (CDA):

Ik zeg dat u er een probleemgroep van maakt, maar dat ik dat niet doe. Van daaruit redeneer ik verder. U maakt daar een probleem van, terwijl ik niet zie wat het probleem is.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Geel zijn betoog vervolgt en dat hij ook een beetje voortgang maakt.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb aangegeven dat rekeningen betaald moeten worden en niet doorgeschoven moeten worden naar de toekomst. Het kabinet vindt een deel van de oplossing in wat technisch gezien de ruilvoetwinst heet en in gewoon Nederlands betekent dat de Staat geld overhoudt, omdat de Staat minder last heeft van prijsstijgingen dan de burger. Wij vinden het in de huidige situatie prima dat een deel van deze meevaller wordt benut, bijvoorbeeld voor kinderopvang, maar mocht er een tegenvaller komen op dit punt – het CPB waarschuwt daarvoor – dan zijn de begrotingsregels ook duidelijk, dan moet er worden omgebogen. Ik laat er geen enkel misverstand over bestaan: een solide dekking moet te allen tijde verzekerd zijn. Het op peil houden van de koopkracht kan alleen als onze economie ook structureel wordt versterkt. Alleen zo kunnen wij onze welvaart behouden.

Allereerst moeten wij een desastreuze loon-prijsspiraal voorkomen. 25 jaar herstelbeleid laten wij niet op de schroothoop terechtkomen. Dat is een grote verantwoordelijkheid voor kabinet, bedrijfsleven en vakbonden. De voortekenen daarvoor zijn niet ongunstig. Het akkoord dat werkgevers en werknemers bereikten over het tegengaan van excessieve ontslagvergoedingen vormt een stevige basis. Versterking van de economie betekent ook een structurele versterking van de arbeidsmarkt.

De heer Pechtold (D66):

Wat hoor ik nu? Inderdaad, er is een akkoord bereikt tussen sociale partners en dat is aan de heer Donner opgedrongen. Ik vraag mij echt af waar de werkgevers mee bezig waren. Weet u voor hoeveel procent van de bevolking die arbeidt, dus voor hoeveel procent van de werknemers dit akkoord geldt? U stelt vragen aan anderen over waar de omslagpunten liggen. Nu vraag ik u hoeveel procent dat is.

De heer Van Geel (CDA):

Het zal een beperkte groep zijn, maar dat is voor mij op dit moment niet relevant. Voor mij is relevant dat er een afspraak ligt die het vertrouwen tussen beide partners heeft vergroot waardoor er nu een goede basis is om te spreken over het voorkomen van een buitengewoon betreurenswaardige loon-prijsspiraal. Dat is wat ik zeg. Ik weet heel goed dat de effecten van de voorgestelde maatregel als zodanig beperkt zijn. Daarover hoef ik niet met u in discussie te gaan.

De heer Pechtold (D66):

Wij hebben zeven miljoen werkenden in dit land. Deze regeling in het ontslagrecht met die grens van € 75.000 gaat op voor 180.000 mensen, dus voor 2,6% van de werkenden. Wat een deal! Het is niet alleen een nietszeggende grens, het is ook nog een arbitraire. Kunt u mij uitleggen waarom iemand die € 80.000 per jaar verdient, straks maximaal € 80.000 mee kan krijgen als ontslagvergoeding en iemand die € 73.000 per jaar verdient tot drie keer dat bedrag? Waarom die rare arbitraire grens van een nikserige maatregel? Waarom hebt u zich met de werkgevers in het pak laten naaien om tot 2012 hier niets meer aan te doen?

De heer Van Geel (CDA):

Betreffende die afspraak op dit onderdeel kunt u een groot verhaal houden over wat er anders had gekund, maar voor mij is het belangrijkste winstpunt dat er überhaupt een afspraak is op dit punt. Dat is voor mij essentieel om ervoor te zorgen dat onze economie wordt versterkt. Bovendien heb ik al aangegeven – en dat stond ook in mijn tekst – dat er op het hele terrein van de arbeidsmarkt en dergelijke veel meer gebeurt dan alleen dit. Waarom focust u op een element van een afspraak die twee maatschappelijke partners (werkgevers en werknemers) maken? Ik zeg: prima. Er zal wel discussie zijn over de vraag hoe die grens precies moet worden gelegd en wat daarbij wijsheid is, maar dat is toch niet relevant? Dat zijn punaises. De kist, daar gaat het om. Weet u nog dat een oud-bewindspersoon dat ooit zei? De kist is dat wij met elkaar een basis hebben waardoor die vermaledijde loon-prijsspiraal niet ontstaat. Dat heeft op dit moment prioriteit. Ik vind dat beide partners op dat punt buitengewoon goed bezig zijn en ik steun hen daarin van harte.

De heer Pechtold (D66):

Wij begonnen deze kabinetsperiode met participatie. Weet u nog? Meer mensen aan het werk. Vervolgens ging u ruzie maken over het ontslagrecht, een uitvoeringsmaatregel. Wij hebben daarop moeten wachten. Er kwam een dure commissie-Bakker. De inkt van het rapport van die commissie was nog niet droog, of het rapport werd verwezen naar de prullenbak.

U geeft geen antwoord op mijn vragen. Ik zou graag zien dat u dat voorbeeld van zojuist weer even oppakt. Mijn vraag is heel gericht. Wij willen mensen aan het werk. Dat hoor ik niet als deal tussen de sociale partners. Ik hoor iets over een raar, arbitrair en discutabel systeem van € 75.000. Ging het ons ooit om die ontslagvergoeding? Nee, toch? Het ging er toch om mensen aan het werk te krijgen? Waar zijn die 200.000 mensen? Waar is die toezegging van de werkgevers?

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat de heer Pechtold even niet duidelijk is wat het proces is dat daar en met het kabinet is afgesproken. Dit is een tussentijdse stap die men doet om een klimaat te creëren om iets belangrijks te kunnen doen. Er is nog een najaarsoverleg. Hopelijk komen daarin tal van zaken aan de orde die te maken hebben met scholing, kansen op de arbeidsmarkt, de leerwerkweg enzovoort. Kortom, er komt nog een najaarsoverleg waarin tal van andere zaken moeten worden geregeld. De heer Pechtold moet het niet toespitsen op één aspect, wat hij prima doet, maar hij moet kiezen voor een bredere benadering van alles wat te maken heeft met scholing en werk. Hopelijk komt dat in het najaarsoverleg aan de orde. Wij kijken met spanning uit naar het resultaat daarvan.

De heer Pechtold (D66):

Voor het grote verhaal word ik nu naar het najaar verwezen, dan maar eventjes dat zonnetje. Waarom dan die arbitraire grens van € 75.000? Waarom iemand die € 80.000 per jaar verdient bij ontslag vastpinnen op dat bedrag, terwijl iemand die € 73.000 verdient via de rechter drie keer dat bedrag kan krijgen? Hoe gaat u dat verdedigen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb die grens niet verzonnen. Die grens is door de partners overeengekomen. De grens is, zoals elke grens, arbitrair. Men moet er met elkaar over discussiëren en ook met ons, als er verdere regelgeving nodig is. Het is een detail van het grotere geheel van arbeidsmarkt, scholing en loon-prijsspiraal. Ik begrijp niet dat u er een nummertje van maakt of die grens € 70.000 of € 80.000 moet zijn. Dat is een heel klein verhaal.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. De heer Van Geel maakt met dit verhaal over de arbeidsmarkt een heel diepe buiging voor de Partij van de Arbeid en de vakbeweging. Hoe reageert hij op de werkgever die zegt: ik wil dolgraag mensen in dienst nemen, maar ben als de dood dat ik er niet van afkom als het niet goed gaat en ik neem hen dus maar niet in dienst? Hoe reageert de heer Van Geel op werknemers die hard werken en een tijdelijke baan hebben waardoor zij lastig aan een hypotheek kunnen komen en lastig bestaanszekerheid kunnen opbouwen, omdat die bedrijven niet bereid zijn hen in dienst te nemen? Hoe reageert de heer Van Geel op die mensen die hadden gehoopt op dit CDA dat aanvankelijk bereid leek om het arbeidsrecht en de arbeidsmarkt te versoepelen?

De voorzitter:

Graag wat meer rust in de zaal. Het woord is aan de heer Van Geel.

De heer Van Geel (CDA):

Net heb ik in de discussie met de heer Pechtold wellicht wat te omstandig aangegeven dat er nog veel meer is dan alleen maar discussies over ontslagrecht of ontslagvergoedingen. Er is een totaalpakket dat een stille revolutie brengt op het gebied van de arbeidsmarkt en de positie van werkenden. Als wij kijken naar de bonussen voor mensen die doorwerken, naar de flexibilisering van de AOW-leeftijd, naar de leerwerkplicht voor jongeren, naar de Wajong, tal van maatregelen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmarkt beter functioneert, zeker voor kwetsbare groepen. Dat is het grote verhaal. Het grote verhaal is ook dat wij dat samen met werkgevers- en werknemersorganisaties moeten doen. Wij gaan er in het najaar met elkaar over discussiëren en wij moeten dan proberen om met die dossiers verder te komen. Ik vind het van buitengewone betekenis als dat succesvol wordt afgerond, want modernisering van de arbeidsmarkt blijft nodig.

De heer Rutte (VVD):

Met andere woorden, voorzitter, de heer Van Geel staat met lege handen tegenover werkgevers die op hem rekenden om de arbeidsmarkt te flexibiliseren zodat ze gemakkelijker mensen zouden kunnen aannemen. En de heer Van Geel staat met lege handen tegenover werknemers in een tijdelijke baan die dolgraag in vaste dienst zouden willen komen maar wat nu niet gebeurt vanwege het starre arbeidsrecht. Dat is de conclusie van dit deel van het debat.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, dat is uw conclusie, niet de mijne. Mijn conclusie is dat er op tal van terreinen van arbeidsmarkt en scholing heel veel in beweging is, dat wij dat moeten koesteren en met elkaar moeten doorzetten en dat ook door de adviezen van de commissie-Bakker en met name door de brief van de heer Donner voor het reces, waarin hij aangeeft hoe hij die flexibilisering oplost in de relatie tot werkzekerheid, werktrajecten en werkbudgetten, een lijn is ingezet waarlangs gewerkt moet worden en die lijn steunen wij.

De heer Rutte (VVD):

Weet u wat het grote verschil tussen u en ons is, mijnheer Van Geel? U gelooft heilig in die polder, u gelooft heilig in die organisaties van werkgevers en werknemers. Als die het maar met elkaar eens zijn, hoeft de politiek zich er niet meer mee te bemoeien! U had moeten zeggen: u komt met een slecht compromis, wij verwerpen dat compromis, hier geldt het primaat van het parlement en wij gaan werken aan een beter voorstel voor flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dat lef had u moeten tonen, maar u verschuilt zich nu achter dit vage polderakkoord en dat siert u niet.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb uitgelegd dat ik het buitengewoon belangrijk vind dat er in ieder geval iets is afgesproken, omdat dat een klimaat creëert voor belangrijke zaken die wij ook met elkaar te bespreken hebben en die u volkomen veronachtzaamt in uw discussie, zoals de maatschappelijke verhoudingen in dit land en de loon-prijsspiraal. Ik herhaal dat ik zes, zeven maatregelen heb genoemd in de sfeer van de arbeidsmarkt die deze markt moeten verbeteren. Daar richten wij ons op en dat zal in het najaarsoverleg wel verder worden uitgewerkt. Ik vind het buitengewoon droevig om te constateren dat u aan zulke belangrijke organisaties, die ook de ruggengraat vormen van die samenleving, zo weinig gewicht toekent als die samen proberen om eruit te komen en om ervoor te zorgen dat de economische welvaart in dit land ook in de toekomst verzekerd is.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog!

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb het over het najaarsoverleg gehad en aangegeven dat werknemers en gezinnen uiteindelijk het beste geholpen zijn met nieuw werk. Dat noemen wij dan die moderne sociale zekerheid. Scholing voor werknemers, zodat zij hun kennis en vaardigheden tijdens hun loopbaan op peil houden en snel weer nieuw werk vinden. Dat moet de hoofdinzet zijn van een modern beleid.

Daarnaast moet ook blijvend gewerkt worden aan verankering van het ondernemend vermogen in ons land. Wij zijn op een aantal terreinen op de goede weg. Kijk naar het innovatiebeleid: 500 mln. extra uit het FES om lopende projecten voort te zetten en af te ronden. Op deze manier toont de overheid zich een betrouwbare partner en dat is goed. Maar met geld alleen komen wij er niet, wij moeten een omgeving creëren waarin innovatie wordt gestimuleerd. Graag een reactie van het kabinet op dit punt.

Vooral voor ondernemers is de dienstverlening door de overheid belangrijk. Een op de toekomst gerichte overheid moet klantvriendelijk zijn en daar schort het nog te vaak aan. Als het gaat om regeldruk en administratieve lasten, zijn de resultaten gewoon beneden peil. Ik zie weinig; veel gepraat over cijfertjes, maar weinig merkbare verschillen en ik spreek daar het kabinet als geheel op aan. Iedereen is op dit punt op zijn of haar eigen terrein verantwoordelijk. Het is vooral de gebrekkige dienstverlening door gemeenten en uitvoeringsorganisaties waar bedrijven tegen aanlopen. Wat doet het kabinet nu eigenlijk aan de verbetering samen met gemeenten, Belastingdienst, Arbeidsinspectie, UWV en ga zo maar door? Er ligt nog heel veel op de plank.

Ik lees in de Miljoenennota dat de taakstelling voor administratieve lasten nog moet worden verdeeld onder de ministeries. Hoe kan dat? Het wordt tijd voor een paar majeure voorstellen, waaronder de uitwerking van de eerstedagsmelding. Ik hoor graag van het kabinet welke voorstellen worden gedaan die echt het verschil maken. Graag een reactie.

Wij hebben het gehad over meedoen. Een grote groep Nederlanders noemen wij met een onmogelijke naam de middenklasse. Wij praten natuurlijk over de leraar, de politieagent, de verpleegkundige, maar ook over mensen die in de bouw werken of de bakker om de hoek. Zij vormen de ruggengraat van ons land. Zij zijn de kracht van Nederland, niet alleen economisch, maar ook in sociaal opzicht. Zij runnen de voetbalclub, doen aan mantelzorg en zitten diep in het verenigingsleven. Het samenbindend gedrag van de middenklasse voert terug op de christelijke waarde van naastenliefde, een waarde die gelukkig diep verankerd is in onze samenleving. Waar dit cement ontbreekt, verschraalt de gemeenschap.

Door noeste arbeid dragen zij ook de solidariteit in onze samenleving, maar zij maken zich tegelijkertijd zorgen over de toekomst. Zij zien wat er in de wereld gebeurt, voelen zekerheden verdwijnen, hebben het gevoel dat het met hun kinderen minder zal gaan dan met henzelf, voelen gebrek aan waardering. Oplossingen zijn niet eenvoudig. Zo kent deze vaak intuïtieve vrees voor de toekomst een paradox. Echte oplossingen voor onzekerheden voelen vaak als vergroting van de onzekerheden, bijvoorbeeld als het gaat om Europa of het functioneren van de arbeidsmarkt.

Oplossingen die zekerheden bieden, worden ervaren als een verdere vergroting van die onzekerheden en wij willen deze problemen niet wegredeneren. De enige oplossing is om deze op een geloofwaardige manier te verbinden met perspectief, eerlijke en dus ook onwelgevallige boodschappen brengen en resultaten laten zien. Er wordt veel geklaagd over de overheid en dan is een goed presterende overheid cruciaal. Burgers en ondernemers zijn er niet in geïnteresseerd hoe de dienstverlening van de overheid is geregeld, als die maar is geregeld. Als wij niet opletten, organiseren wij de zaken kapot en verliezen wij de kern uit het oog: plezier in het werken voor de publieke dienst en klanten die tevreden zijn.

Wij moeten ervoor zorgen dat mensen en niet instituties centraal staan en de wens om steeds meer coördinatie te hebben, is begrijpelijk maar niet altijd het antwoord. Soms wordt het proces belangrijker dan de inhoud en dan ontstaat er die bekende afvinkcultuur. Nog meer gedetailleerde voorschriften, controle en verantwoording werken niet. Wat nodig is, is dat de overheid kaders schept, maar ook ruimte biedt voor innovatie. Hier past ook bij dat wij professionals vertrouwen in plaats van wantrouwen. Er zijn duizenden mensen in de publieke sector die zich met hart en ziel inzetten in de zorg, dag en nacht gaan de handen uit de mouwen voor anderen. Dit gebeurt ook in het onderwijs, mensen die hun vak verstaan en die kennis willen overbrengen aan een jongere generatie. Nooit eerder is er zo veel extra geïnvesteerd in leraren. Voor de CDA-fractie is het belangrijk dat de extra waardering voor de leerkrachten niet alleen tot uitdrukking wordt gebracht in meer salaris, maar ook in de mogelijkheden om bij te scholen, om differentiatie aan te brengen in taakpakketten.

Over de kwaliteit van het onderwijs is veelvuldig gesproken. Leerstandaarden moeten een garantie gaan bieden voor wiskunde en Nederlands en de lerarenopleidingen zijn met grote inzet aan de slag gegaan om de kwaliteit van de opleidingen te verbeteren. Zo moeten wij vanuit Den Haag durven loslaten en hen het werk laten doen, anders krijgen wij een samenleving van boekhouders, zowel bij de overheid als bij de mensen zelf, terwijl wij een samenleving willen van ondernemende en initiërende mensen en geen accountants.

Kijken wij naar de vernieuwing van de rijksdienst dan zien wij te weinig. Deze hele exercitie is toch niet alleen bedoeld om over kwantiteit te praten? Minister Ter Horst doet wat zij kan, maar ik spreek ook hier het hele kabinet aan. Wat zijn de aansprekende voorbeelden waaruit blijkt welke stappen er zijn gezet? Waarom is een rechercheur 57% van zijn tijd bezig met het invullen van formuleren voor het OM? Waarom zijn belastingaanslagen volstrekt onleesbaar? Hoe is het mogelijk dat een hele generatie middelbare scholieren niet naar het Rijksmuseum kan doordat het tien jaar gesloten is? Wij moeten dit met elkaar niet accepteren.

Ik wil wel staatssecretaris Bijleveld een compliment maken. Naast het halen van doelstellingen in getallen, houdt zij zich bezig met merkbare verschillen voor de burger. Deze merkbaarheid moet ook voor het midden- en kleinbedrijf gelden. Dit zijn immers de kleine schouders waarop de meeste lasten allemaal tegelijk terechtkomen. Niet alleen percentages, maar lastenvermindering die mensen voelen, dat is waar het ons om gaat.

Uiteindelijk telt wat wij met elkaar presteren, de resultaten die wij laten zien, bijvoorbeeld in de jeugdzorg. Je ziet dat jonge kinderen, jonger dan twaalf jaar, in aanraking komen met de jeugdzorg zonder dat de achtergrond van de ouders bekend is. Met angstwekkende precisie had voorspeld kunnen worden wat er van hen terechtkomt en dat is vaak niet veel goeds. Dit is ontluisterend en onaanvaardbaar. Dan zien wij tientallen goedbedoelde interventieprogramma's voor bijna criminele jongeren. Natuurlijk zijn de ouders de eerstverantwoordelijken, maar "what if ..."?

Ik doe een paar suggesties. Scholen, woningbouwcorporaties en de politie kennen de situatie in de wijken en die van de jongeren in het bijzonder, het beste. Stimuleer hun actieve betrokkenheid.

Een tweede suggestie is dat bepaalde jongeren en gezinsleden al heel vroeg gevolgd worden door een aantal instanties. De Radboud Universiteit heeft een signalerings- en volgsysteem voor jongeren onder twaalf jaar ontwikkeld. Wij zijn hierover zeer te spreken. Ik wil het kabinet vragen, te kijken naar mogelijkheden om het systeem landelijk uit te rollen en uit te breiden naar jongeren onder de achttien jaar.

Sommigen zullen zeggen dat deze benadering wel heel ver achter de voordeur ingrijpt. Dat wordt dan betutteling genoemd. Ik noem het betrokkenheid, mijnheer Rutte, om jonge kinderen niet aan hun lot over te laten. Er is trouwens toch wat aan de hand met dat woord betutteling. De VVD heeft een betuttelingsindex waarop achttien maatregelen staan die volgens die partij onnodig betuttelend zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik neem aan dat de heer Van Geel van jongeren over is gegaan naar het onderwerp betutteling en dat dit niet per se met elkaar samenhangt.

De heer Van Geel (CDA):

Het hangt in zoverre wel samen dat betutteling soms een geuzennaam is. Dat woord wordt namelijk ook gebruikt voor mensen die jongeren niet in de steek willen laten en pleiten voor actief ingrijpen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De afgelopen weken zijn berichten naar buiten gekomen over de positie van jongeren op de arbeidsmarkt, hun sociale positie en de jeugdzorg. Deze berichten zijn vaak dramatisch. De PvdA-fractie heeft een vergaand plan gelanceerd om steden experimenteerruimte te geven. Eigenlijk wordt daarmee onze kersverse minister onder curatele gesteld. Wat vindt u daarvan?

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben een voorstander van zoveel mogelijk ontschotting. Ontschotting is namelijk niet alleen nodig in organisaties, maar ook in wijken waar dan ook. Verder wil ik eerst van mevrouw Hamer horen hoe dat plan er precies uitziet. Het lijkt mij namelijk wenselijk dat ik mij niet alleen baseer op een kort stukje in de krant.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Dat wil dus zeggen dat de PvdA en het CDA voor deze algemene politieke beschouwingen niet met elkaar hebben overlegd. Dat zou echt een novum zijn. Ik wil echt dat dat wordt vastgelegd.

De heer Van Geel (CDA):

Daar ga ik maar niet op in.

Voorzitter. Toen ik naar de betuttelingsindex keek, viel mij iets op. Overigens staan op deze index ook de maatregelen voor CO2-differentiatie en de vliegtaks, maatregelen waarvan mij ontgaat wat ze met betutteling te maken hebben. De VVD verzet zich verder niet alleen tegen acties tegen overgewicht en roken, maar ook tegen het beleid om mensen zich minder in de schulden te laten steken en gokverslaving en seksualisering van de samenleving tegen te gaan. Dat is een opvallend lijstje, want daaruit blijkt dat de VVD tegen elke vorm van preventie door de overheid is. Je kunt natuurlijk twisten over afzonderlijke maatregelen, maar dit is toch wel een heel bijzonder lijstje. Zegt de VVD tegen mensen die een woekerpolis hebben afgesloten: dan had u zelf de kleine lettertjes maar moeten lezen, want daar gaan wij niet over? Ik vind dat preventief beleid wel werkt. Voorkomen is vaak beter dan genezen.

Voorzitter. Ik wil het nu graag hebben over een onderwerp waarbij de kracht van Nederland zich verbindt met de ambities die voor ons liggen. Dat is de infrastructuur.

Mevrouw Kant (SP):

U gaat over naar een ander onderwerp. Bij het vorige onderwerp zei u – ik zeg het in mijn eigen woorden – het moet niet gebaseerd zijn op wantrouwen, maar op het vertrouwen van mensen in de publieke sector. Dat sprak mij enorm aan. Als wij het erover eens zijn dat hier iets moet gebeuren, wat vindt u dan van mijn pleidooi om ons daarbij te richten op de buurten? Buurten zijn de goede schaal om mensen zonder wantrouwen hun steentje te laten bijdragen aan de zorg en het onderwijs. Wat vindt u van die suggestie?

De heer Van Geel (CDA):

Bij dit punt heb ik met zeer veel belangstelling naar u geluisterd. Daaruit blijkt namelijk dat ook voor u de binding tussen mensen belangrijk is. De CDA-fractie vindt het essentieel om die binding te stimuleren. De schaalniveaus zijn daarbij belangrijk. Vroeger was het de buurt, maar tegenwoordig moeten mensen zich in een zich mondialiserende wereld in wat grotere eenheden thuis voelen. Daarop kunnen wij elkaar vinden. Ik hoop verder dat wij de komende jaren erin slagen om bij alle regels en wetten die wij in de Kamer vaststellen, dit soort noties handen en voeten te geven. Dat is de reden dat ik dit punt tijdens de politieke beschouwingen noem. Het is mijn inzet om deze notie bij de behandeling van alle nieuwe regels en wetten te betrekken. Zo moeten wij dit probleem, zij het niet van vandaag op morgen, kunnen oplossen.

Mevrouw Kant (SP):

Je moet dan ook de beslissingen durven nemen die de infrastructuur van buurten zo verandert dat dit ook mogelijk wordt. U zegt dat u met belangstelling naar mij hebt geluisterd toen ik sprak over de binding tussen mensen. Ik heb ook met veel belangstelling naar u geluisterd, want de binding tussen mensen is iets wat onze partijen bindt. Ik zou er echter ook heel graag iets mee doen. Ik denk dan ook de grootschaligheid in de zorg en het onderwijs. In de zorg komen er weer fusies aan. Kunnen wij niet samen een plan opstellen om juist te komen tot schaalverkleining?

De heer Van Geel (CDA):

In de discussies die wij de afgelopen jaren met elkaar hebben gevoerd, stonden de standpunten van onze fracties op het gebied van schaalvergroting en schaalverkleining, ook in de zorg, niet ver van elkaar af. Ik wijs er ook op dat de CDA-fractie voor de zomer nog een notitie heeft gemaakt over de kleinschaligheid in het basisonderwijs en over de vraag wat wij eraan kunnen doen, juist in kernen waar de laatste school dreigt te verdwijnen. Wij zijn dus graag bereid om bij concrete acties steeds te bezien hoe wij in deze Kamer tot samenwerking kunnen komen om ervoor te zorgen dat de kleinschaligheid kan worden behouden en er niet onnodig tot schaalvergroting wordt overgegaan. Daarover wil ik graag een afspraak met u maken. Op basis van de ervaringen van het afgelopen jaar hebben wij ook al een paar onderwerpen besproken waarbij wij hebben samengewerkt.

Mevrouw Kant (SP):

Zeker, en die afspraak is hierbij gemaakt. Ik ga daar vanaf vandaag graag mee verder. Ik heb hieraan nog wel een concreet punt toe te voegen. Kijk bijvoorbeeld naar het onderwijs, de mbo-school die ik noemde die nu weer gaat fuseren; dat is dan weer de praktijk. Kunnen wij bijvoorbeeld niet een kleinschaligheidstoets invoeren in het onderwijs, in plaats van een fusietoets, waardoor financieel wordt gestimuleerd om te fuseren? Wij stimuleren dan dat er buurt- en wijkscholen komen. Laten wij dat financieel belonen.

De heer Van Geel (CDA):

Laten wij bij de behandeling van de onderscheiden begrotingen maar eens bespreken wat de invulling kan zijn op de verschillende onderdelen.

Voorzitter. Ik was aangeland bij de infrastructuur. Ik heb al gezegd dat er tot 2020 een omvangrijk investeringsprogramma gereed ligt, gebaseerd op de Nota Mobiliteit: veel meer dan 100 mld. voor investeringen en onderhoud. Het grootste probleem is daarom niet de vraag of er voldoende geld is; het echte probleem was het rond krijgen van projecten, en gelukkig gloort er hoop. Als wij de conclusies van de commissie-Elverding en andere wijzigingen in de wetgeving zien, onder andere de Spoedwet wegverbreding, dan stemmen deze ons tot tevredenheid, want nu kunnen wij daadwerkelijk overgaan tot het besteden van de beschikbare middelen.

Maar ook dan zijn wij er nog niet. Zoals het er nu naar uitziet, halen wij wellicht niet alle doelen van de Nota Mobiliteit; wij willen dat het kabinet maatregelen neemt om die doelen wel te halen. Begrijpen wij goed dat de zogenaamde tweede tranche superdividend Schiphol daarvoor beschikbaar is? Ook na 2020 zijn wij er echter nog niet. Het kabinet heeft onlangs een visie op de Randstad gepubliceerd. Op zichzelf is dit een prima verhaal, maar het valt of staat met een hoogwaardige infrastructuur en die ligt er nu maar ten dele. Vergelijk de Randstad met andere grootstedelijke regio's. Het verschil is steeds het ontbreken van een grootschalig metroachtig systeem; al vaker is het ontbreken hiervan in deze Kamer aan de orde geweest.

Ongetwijfeld zijn er ook elders in den lande nog knelpunten. Wij zien twee oplossingen om nu al flinke stappen te kunnen zetten in de aanpak van deze problematiek. Allereerst zouden wij verder vooruit moeten kijken. De horizon van de Nota Mobiliteit zou kunnen worden doorgetrokken naar 2024. Dat vergroot de financiële mogelijkheden en de visie op de toekomst, want 2024 is al over zestien jaar; terugkijkend zouden wij het nu hebben over 1992. In termen van infrastructuur hebben wij het dan over gisteren en over morgen. Graag een reactie van het kabinet op dit voorstel. Bovendien draagt dit bij aan de tweede oplossingsrichting: het benutten van privaat geld uit onze pensioenfondsen. Dit onderwerp staat vaak op de agenda, nu weer door de voorstellen van de commissie-Ruding, maar het komt er steeds niet van. Iedereen lijkt met oud zeer uit het verleden te zitten. Dit, terwijl onze pensioenfondsen wel investeren in de infrastructuur van bijvoorbeeld Zweden en de Verenigde Staten en daar bijdragen aan de welvaart. Op dit punt moet en kan er ook een doorbraak komen. Een van de kernpunten daarbij is dat wispelturigheid van de overheid niet wordt afgewenteld op investeerders; marktrisico hoort bij hen, risico's van politieke veranderingen en beleidsveranderingen horen bij de overheid. Graag een reactie hierop van het kabinet.

Mijn laatste punt over infrastructuur gaat over knelpunten, onder andere in de regio. Er is echter meer nodig dan investeren in infrastructuur. De kwaliteit van onze dijken en onze woonomgeving moet beter, want de eisen worden steeds hoger en kwalitatief goed wonen kost geld. Maar wij zien hier en daar ook knelpunten in de regio, groot leed dat relatief gemakkelijk kan worden opgelost. Ik noem de N18 en de problemen met de verkeersveiligheid in een aantal provincies. Wij hebben al eerder gepleit voor een investeringsagenda op deze terreinen. Daarnaast laat De Nederlandsche Bank weten, dat het kabinet wel erg sober is geweest met de raming van de voeding van het FES. Tegen de achtergrond van de investeringsagenda en de voeding van het FES willen wij bezien wat er de komende jaren nodig en mogelijk is. Graag krijg ik hierop een reactie van het kabinet. Op korte termijn zien wij mogelijkheden om middelen vrij te maken voor deze investeringsagenda, zodat kan worden geïnvesteerd in de knelpunten in de regio. Ruimtelijk-economische plannen dienen een impuls te krijgen, evenals de infrastructuur. Hierbij valt ook te denken aan het voorbereiden van de plannen van de commissie-Veerman. Dit kan op korte termijn een geweldige impuls geven aan investeringen, zeker als ook de provincies hieraan een bijdrage leveren. Ziet het kabinet mogelijkheden om op korte termijn die impuls te geven in het kader van de investeringsagenda waar het kabinet mee komt? Ik overweeg in tweede termijn een motie op dit punt in te dienen.

Ik heb twee punten met betrekking tot het integratiebeleid. Ten eerste is de afgelopen jaren voor het eerst serieus werk gemaakt van een veeleisend integratiebeleid. Het is goed dat het kabinet deze lijn doorzet, maar wij maken ons wel zorgen over de voortgang van het Deltaplan inburgering. Op dit moment zijn er al achterstanden en blijven er te veel plaatsen leeg. Bovendien lopen er gerechtelijke procedures over de vereiste inburgering in het land van herkomst en over de inkomenseis bij gezinsvorming. De CDA-fractie is van mening dat het kabinet moet doorpakken. Het is een absolute noodzaak om de taal te leren en een plek te vinden in de samenleving. De inburgering vormt de opstap naar een baan en het hebben van werk is de primaire voorwaarde om te kunnen integreren. Geen meekomen zonder meedoen.

Mijn tweede punt: de kernwaarden van de democratische rechtstaat zijn voor het CDA geen onderwerp van onderhandeling. Het respecteren van onze rechtstaat is een absolute voorwaarde. Wij vinden het bijvoorbeeld niet acceptabel als een advocaat meent dat hij niet op hoeft te staan voor de rechter. Het gaat om het respect voor onze rechtstaat en onze rechtspraak, en dat is niet onderhandelbaar.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben het met de heer Van Geel eens dat onze rechtstaat iets heel belangrijks is. Laten wij dat eens concreet maken en laten wij kijken waar u staat, mijnheer Van Geel. In de afgelopen dagen werd het verhaal bekend van een Marokkaanse spion, de heer Lemhaouli. Hij spioneerde bij de Rotterdamse politie, moest daar weg, is niet vervolgd en werkt nu gewoon – dat is het laatste nieuws – bij de luchthaven in Rotterdam. Een spion met een dubbele nationaliteit, een agent van Marokkaanse afkomst, met een Marokkaans en een Nederlands paspoort, wordt dus wegens spionage ontslagen bij de Rotterdamse politie en krijgt vervolgens, zonder vervolgd te worden en ongestraft, een leuk baantje bij Airport Rotterdam. Ik heb daarover twee vragen aan u. Vindt u ten eerste ook niet dat de PVV gelijk had toen zij in het verleden zei dat niet alleen staatssecretarissen, maar ook mensen met een functie als politieagent eigenlijk alleen de Nederlandse nationaliteit zouden mogen hebben? En vindt u ten tweede ook niet dat deze Marokkaanse spion ontslagen moet worden, dat hij niet mag werken in Rotterdam en dat hij zo snel mogelijk gedenaturaliseerd moet worden en het land uitgezet?

De heer Van Geel (CDA):

Het antwoord op de eerste vraag is: nee. U wilt duidelijkheid hebben. Mijn antwoord is: nee. Wat de tweede vraag betreft, wijs ik u erop dat een kenmerk van de rechtstaat – die wij allebei verdedigen – juist is dat hier wetten gerespecteerd worden, ook door het OM en anderen. Wij hebben spelregels met elkaar over wie er in beroep gaat en wie er wordt vervolgd. Die spelregels wil ik in de rechtstaat handhaven en niet politiek beladen met uitspraken in de Kamer. Dat is ook onze rechtstaat.

De heer Wilders (PVV):

Het is dus eigenlijk uw conclusie, als ik u goed begrijp, dat die vent...

De heer Van Geel (CDA):

Nee, nee...

De heer Wilders (PVV):

Volgens mij ben ik nu aan het woord. Dus u vindt, mijnheer van Geel, dat die Rotterdamse spion, waar heel Nederland zich aan ergert dat hij niet eens wordt vervolgd, vandaag gewoon met zijn broodtrommeltje mag gaan werken op Rotterdam Airport, en dat hij ook niet hoeft te worden uitgezet? U zet dus een bonus op spionage. U zegt met een verwijzing naar de rechtstaat: nou, die man hoeft niet weg, hij mag doen wat hij wil, geen enkel probleem.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, dat moet u mij niet in de mond leggen. Ik heb alleen gezegd dat wij in de rechtstaat afspraken hebben gemaakt over hoe dat gaat, hoe vervolging werkt, hoe beoordeling werkt en dat uiteindelijk rechters daar uitspraken over doen. Dat respecteer ik en dan ga ik niet plenair in een zaal uitspraken doen over de beoordeling van situaties waarvan ik overigens ook de details niet ken. De rechtstaat eerbiedigen is ook afwachten hoe procedures aflopen en hoe de verschillende belanghebbenden en betrokkenen zullen handelen. Dat doe ik niet hier in deze zaal. U doet dat wellicht in individuele casussen, maar ik niet.

De voorzitter:

De heer Wilders tot slot.

De heer Wilders (PVV):

Het is een hele brij aan woorden waaruit het mij niet helder wordt. Wat u had kunnen zeggen en wat u naar mijn idee ook had moeten zeggen of wat in ieder geval de PVV-fractie zegt, is dat iemand die spioneert voor Marokko, nota bene bij de politie – ik zie nog de foto waarop de goede man naast Prinses Maxima en minister Rouvoet zit – geen baan moet krijgen bij Rotterdam Airport. Als u niet vindt dat die man als de wiedewiet het land uit moet worden gekegeld, dan zit u fout en ik niet.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik heb niets toe te voegen aan wat ik heb gezegd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb één vraag aan de heer Van Geel. Taal is cruciaal, zegt hij. Het spreken van de Nederlandse taal is cruciaal, meedoen is cruciaal. Taal is daar een voorwaarde voor. Als dat zo is, en als die inburgering niet opschiet, vindt de heer Van Geel dan ook dat inburgering een verplichting zou moeten zijn?

De heer Van Geel (CDA):

Bij de behandeling heeft collega Van Toorenburg namens ons aangegeven dat de inburgering niet vrijblijvend kan zijn. Wij hebben toen ook concrete wijzigingsvoorstellen gedaan in die zin dat inburgering niet vrijblijvend is. Dit is het antwoord op de vraag: dat is op initiatief van de CDA-fractie ook ingebracht.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over het asielbeleid. Een punt van zorg daarbij is de toegenomen stroom van asielzoekers uit Somalië en Irak. Nadat de afgelopen paar jaar de instroom historisch laag is geweest, is er nu sprake van een toename uit met name deze twee landen. Hoewel de instroom nog steeds veel lager is dan vroeger, is er toch reden voor alertheid. In grote lijnen werkt het beleid gewoon goed. De nieuwe wet, ingevoerd onder Cohen, werkt prima. Tegelijkertijd lijken er nu echter aanwijzingen te zijn dat andere landen om ons heen, bijvoorbeeld Zweden, hun beleid ter zake hebben aangescherpt. Indien dat de reden is dat de toestroom naar Nederland is toegenomen, moeten wij bereid zijn, ons beleid op dat punt aan te scherpen. Wat de CDA-fractie betreft, is de herijking van het categoriale beleid voor Irak een goede stap geweest. Complimenten aan het adres van staatssecretaris Albayrak voor haar snelheid en daadkracht in dezen.

De situatie in Somalië is van een andere orde. Toch wil ik hierover de volgende vraag stellen. Kan de regering aangeven hoe in het licht van het categoriale asielbeleid andere landen omgaan met vluchtelingen uit Somalië?

Nog een punt dat cruciaal is voor ons asielbeleid, is een werkend uitzet- en terugkeerbeleid. Een groot probleem hierbij is dat een aantal landen van herkomst niet meewerkt aan de terugkeer van hun onderdanen. Afghanistan is hiervan een voorbeeld. Dit komt bij mij als redelijk bizar over, vooral gegeven het feit van het vele werk dat wij als Nederland in Afghanistan doen. Eerder heeft mijn fractie opgeroepen dat niet alleen de staatssecretaris van Justitie, maar ook het hele kabinet zich bij zijn internationale contacten inspant om landen die niet meewerken aan het terugkeerbeleid, hierop aan te spreken. Kan de minister-president bevestigen dat ook de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Ontwikkelingssamenwerking, "et cetera" zo zou ik willen zeggen, deze kansen niet onbenut laten?

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag afsluiten met een voor mijn fractie belangrijke kwestie. Waar ik mij in toenemende mate aan stoor, is de grote hoeveelheid geld waarover criminelen kunnen blijven beschikken. Het gaat dan vaak om een paar grote jongens die er met veel geld vandoor gaan. Zij weten immers dat zij na een paar jaar in de gevangenis in hun Maserati's weer naar huis kunnen rijden. Als samenleving kunnen wij dit groeiende probleem van criminele vermogens niet langer tolereren. In Engeland kent men sinds een paar jaar een nieuwe wet, waarbij de hele zaak wordt omgedraaid: als je wordt veroordeeld voor een misdrijf dat verbonden is aan criminele winsten, moet je zelf bewijzen dat het vermogen dat je hebt vergaard, wel legaal gekregen is. Omkeren van de bewijslast, heet dat. Ik zou willen pleiten voor ook zo'n systeem in Nederland. Laat ze dus zelf bewijzen hoe ze aan het geld zijn gekomen. Hierdoor wordt het plukken veel effectiever en treffen wij criminelen daar waar het echt pijn doet: in hun portemonnee. Graag verneem ik hierop de reactie van de regering.

Ik kom tot een afronding. Dit kabinet heeft een prestatie van belang geleverd. Nederland laat zijn kracht zien, ook met deze Miljoenennota. Onze economie is weerbaar gebleken; de werkloosheid is laag en de gevoelens van onveiligheid worden minder. Er komt een deltawet; wij gaan bouwen aan onze dijken. Bovendien zetten wij de stip op de horizon verder dan 2020 en wij blijven fors investeren in de samenleving. Alertheid is geboden, maar ik zie en ik voel ook ambitie. Wij gaan met elkaar aan de slag met en voor Nederland, alsook daarbuiten.

Over ambitie gesproken, ik sluit af met het uiten van respect en waardering voor onze militairen in Uruzgan. Zij werken daar voor vrede en veiligheid; zij werken aan de toekomst van een ander land; zij bouwen echt aan een betere wereld. Dat vervult mij met dankbaarheid, respect en nederigheid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb nog een paar vraagjes. Ik heb u misschien zo'n 30 seconden horen spreken over milieu en duurzaamheid. Kent u het artikel in het Nederlands Dagblad "CDA lost groene belofte niet in"? Daarin zeggen Natuurmonumenten en Stichting Natuur en Milieu dat zij het groene gezicht missen bij het CDA. Zelfs kritische CDA'ers zeggen: ik begrijp niets van deze fractievoorzitter die nota bene staatssecretaris van milieu was en die het erover had dat vlees het meest milieuvervuilende onderdeel van ons voedselpakket was. Wij zien dus helemaal niets terug van de groene beloftes van het CDA.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb nog een vraag.

De voorzitter:

Die moet u nu wel stellen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, dat doe ik. Professor Van der Heijden heeft het erover dat alle discussies door het CDA over het milieu erop neerkomen dat de economische groei vooral moet doorgaan. Mijn vraag is: bent u tevreden over het groene beleid van dit kabinet en vindt u het groene beleid voldoende dat u binnen uw fractie voert?

De heer Van Geel (CDA):

De fractie is heel tevreden en ik ook.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat vindt u dan van de kritiek die u over zich heen krijgt, niet alleen van natuurorganisaties maar ook van prominente CDA'ers?

De heer Van Geel (CDA):

Wij hebben met elkaar een regeerakkoord gesloten, met de volle steun van het CDA, waarin buitengewone ambities staan op het gebied van milieu, klimaatbeleid, energiebesparing en eco-efficiency. Dat vind ik buitengewoon belangrijk. Hard werken om die ambities uit te voeren is mijn verhaal. Want vaak hoor ik mooie, ambitieuze verhalen. Dat mag, maar Nederland wordt niet gemaakt door alleen mooie verhalen, maar door heel hard te werken aan al die maatregelen die nodig zijn in al die vergroeningsvoorstellen, op fiscaal gebied en daarbuiten. Daar staan wij achter en daarin heeft dit kabinet steeds de volle steun van mijn fractie gekregen. Dus ik vraag mij af waar u het eigenlijk over heeft.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is toch wel heel jammer dat u niet het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gelezen, want daarin staat dat dit kabinet zijn milieudoelstellingen niet gaat halen. Dus ik ben het met u eens als u zegt dat er hard moet worden gewerkt aan een beter milieu en een beter klimaat, maar dit kabinet zal de doelstellingen niet halen. Ik mis de kritiek daarop en ook voorstellen van uw kant om het milieu te verbeteren.

De heer Van Geel (CDA):

Dat is precies de kern van de discussie die ik daarstraks ook had over kernenergie. Mijn fractie accepteert ten volle hoge ambities op dat terrein. Dat is leuk en een mooi verhaal, maar ik heb ook als staatssecretaris gezien dat het niet alleen gaat om inspiratie, maar ook om transpiratie. Gewoon hard werken om te zorgen dat dit in de samenleving wordt gerealiseerd. Daar richt ik mij steeds op. Vandaar dat ik waarschuw dat bij die hoge ambities ook maatregelen nodig zijn, zoals wellicht kernenergie. Dat komt voort uit het gevoel dat wij, ook in internationaal verband, duurzamer moeten zijn en efficiënter moeten omgaan met energie en grondstoffen. Maar de oplossingen zijn niet gemakkelijk. Ik wil daar consciëntieus en hard aan werken, via al die maatregelen die het kabinet hier voorstelt en ook via de suggesties die wij gedaan hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag wat u ervan vindt dat het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat dit kabinet zijn milieudoelstellingen niet zal halen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb geen definitief oordeel over de vraag op welke onderdelen, maar ik heb aangegeven dat de ambities zo hoog zijn dat je je af en toe op onderdelen zorgen moet maken. Op het gebied van energie, duurzame energie en CO2-opslag heb ik voorbeelden genoemd die ertoe kunnen leiden dat wij de ambities niet halen. Maar ik wil gewoon dat die ambities wel gehaald worden, punt. Geen misverstand daarover.

De heer Pechtold (D66):

Aan het eind van het verhaal van de heer Van Geel zou ik toch nog eens even willen terugkomen op een verkiezingsbelofte van het CDA. U weet wel, uit de tijd dat Bos en Balkenende elkaar over en weer verwijten maakten in de sfeer van "met Bos ben je de klos". Nu zijn wij iets verder, en nog steeds durft het kabinet niet met een echt verhaal naar de bevolking te komen over de houdbaarheid van de AOW. U bent dat verhaal aan het uitrekenen na 2011, wanneer mensen met een klein pensioen van € 1000 per maand belasting gaan betalen. Nu is dat eens doorgerekend en nu blijkt uit de eerste getallen dat de belastingopbrengsten daarover eigenlijk veel meer opleveren, en dat u daar de WW mee gaat dekken. Verklaart u dat eens voor mij.

De heer Van Geel (CDA):

Het laatste is gewoon niet waar. U legt een directe koppeling die er helemaal niet is, punt. Er is geen enkele directe koppeling met de maatregelen die u noemt. Hoe komt u daarbij?

De heer Pechtold (D66):

Dan gaan wij even door. Klopt het dat de eerste berekeningen van de AOW-belasting meer geld opleveren? In plaats van dat u terugkomt op dat onzalige plan en eens gewoon met een echt verhaal komt, dat misschien niet populair is, bijvoorbeeld over langer doorwerken, gaat dat geld nu niet terug, maar volhardt u in die koers. Klopt het dat er meer geld uitkomt dan in eerste instantie begroot? Of u het dan direct of indirect naar de WW brengt, is misschien iets voor de tweede termijn.

De heer Van Geel (CDA):

Een directe koppeling is niet aan de orde, zoals ik al heb aangegeven. Wij hebben steeds gezegd dat voor ons de wijziging van de houdbaarheidsbelasting niet had gehoeven. Dat hebben wij ook steeds gearticuleerd en uitgelegd. Wij hebben dat in het regeerakkoord met elkaar afgesproken. Ik bezie nu de uitwerking van wat anderhalf jaar geleden is afgesproken. Daarbij is er enerzijds sprake van lastenverzwaring, maar anderzijds van een geweldig incentive, een bonus voor mensen van 62 tot 65 jaar of ouder die nog werken. Het totaal hiervan levert veel meer premie op dan er kosten aan verbonden zijn. Ik zeg nogmaals dat ik het bereikte compromis zelf niet heb bedacht, maar dit is mijns inziens een gedegen uitwerking van wat in het regeerakkoord is afgesproken.

De heer Pechtold (D66):

U had het zelf niet bedacht, maar gebruikte eerst het woordje "direct"en nu "indirect". Het blijkt nu dat mensen nog meer de klos zijn met Bos. Dit is misschien een aardige leuze voor de volgende verkiezingscampagne. Immers, de mensen betalen meer. Mijnheer Van Geel, stop nu eens met het optrekken van deze façade en neem Nederland mee voor een echt beleid rond de AOW. Durf eens te vertellen dat wij misschien langer zullen moeten werken, wat in de ons omringende landen al gebeurt. Ga niet € 18.000 eigen opgebouwd pensioen tot rijksbezit verklaren. Ga dit niet belasten. De maatregelen blijken de mensen meer te kosten. U zet het geld nu in voor andere dingen.

De heer Van Geel (CDA):

Laten wij hierover dan samen een vraag stellen aan het kabinet. Ik heb de indruk dat de opbrengst en de bonus die nu in het pakket voorkomen, uitkomen op de orde van grootte die in het regeerakkoord is afgesproken. Wat betreft de andere aspecten wijs ik er nogmaals op dat er op ongelooflijk veel terreinen maatregelen zijn genomen om doorwerken en de arbeidsparticipatie te stimuleren en te verbeteren. Laten wij daaraan eerst eens gaan werken. Wij moeten er eerst voor zorgen dat er maatschappelijk draagvlak is voor de uitwerking van al deze plannen. Van de mensen die 55 jaar of ouder zijn en werkloos worden, vindt slechts 4% weer een baan. Laten wij er eerst maar eens voor zorgen dat zij weer aan het werk komen. First things first; laten wij eerst maar eens aan de slag gaan met alle maatregelen die op dit terrein nu al worden voorgesteld. In de notitie van minister Donner heeft de heer Pechtold uitgebreid kunnen lezen hoe omvangrijk de doorwerking van deze stille revolutie is.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb de woordvoerder van het CDA weinig horen spreken over eerlijk delen en over de solidariteit in de zorg. Hij heeft mij tijdens mijn bijdrage op hoge toon verweten dat ik dingen zei die niet waar zouden zijn. Ik heb het er maar even bij gepakt. Hij zei ...

De voorzitter:

U gaat toch niet de interruptie overdoen?

Mevrouw Kant (SP):

Nee, maar ik mag toch wel een vraag aan de heer Van Geel stellen over mijn eigen voorstel?

De voorzitter:

Ja, ik geef u het woord.

Mevrouw Kant (SP):

De heer Van Geel zegt dat ik onzin verkoop. Ik heb de tekst er even bij gepakt, zodat ik die letterlijk kan voorlezen, want de heer Van Geel heeft deze tekst blijkbaar zelf nog niet gelezen. Het Centraal Planbureau heeft het daarin over het voorstel van de SP om de ziektekostenpremies naar € 400 terug te brengen. Het bureau schrijft dat de lagere en de middeninkomens er in koopkracht op vooruitgaan als dit voorstel wordt doorgevoerd. Ik hoop dat de heer Van Geel dit goed in zijn oren knoopt. Het gaat hierbij dus om een heel goed voorstel, waarbij de premies eerlijker worden verdeeld. Waarom vindt de heer Van Geel dit geen goed idee?

De heer Van Geel (CDA):

In deze discussie heb ik al eerder gevraagd waar de grens voor de SP-fractie ligt, gewoon in euro's. Dat is een simpele vraag die ik aan mevrouw Kant stel. Mijn fractie is ervan overtuigd dat de grens zodanig ligt, dat grote groepen van de Nederlandse bevolking – ik denk aan leraren, en verpleegkundigen – uiteindelijk het gelag van deze maatregel betalen. Daarvoor kiest mijn fractie niet.

Mevrouw Kant (SP):

U kunt nu voor de tweede keer vandaag ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Kant, wij gaan niets voor de tweede keer doen. Dat hebt u goed begrepen. Echt niet.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, als er tot twee keer toe onzin wordt verkocht, zal ik dat tot twee keer toe bestrijden, en als het nodig is ook drie, vier of vijf keer.

De voorzitter:

Die kans hebt u gehad.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag.

De voorzitter:

U mag nog een vraag stellen. Daarna ga ik de vergadering schorsen voor de lunchpauze, want daar zijn wij allemaal aan toe.

Mevrouw Kant (SP):

In ons voorstel gaan de lagere en middeninkomens – ik zeg het nog een keer – er op vooruit. In ons plan worden de premies dus eerlijker verdeeld. Ik begrijp daarom niet waarom de heer Van Geel dit geen goed voorstel vindt.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Kant, ik heb geen geheugen als een olifant, maar het is wel redelijk. Vorig jaar hebben wij deze discussie via de toenmalige fractievoorzitter van de SP gevoerd. Daarbij kwam de aap uit de mouw. Volgens de SP-fractie vallen onder de middeninkomens namelijk ook de inkomens van rond de € 35.000. Daarom vraag ik u waar de grens ligt. U hanteert een andere grens dan mijn fractie doet.

Mevrouw Kant (SP):

Nu blijkt dat de heer Van Geel voor de tweede keer een goed voorstel van de SP bekritiseert en niet reageert op vragen over dit goede voorstel. Hij weet niet wat de effecten zijn. Ik vind het een beetje flauw dat hij dit doet, want op deze manier moet ik weer gaan uitleggen dat het anders ligt.

De heer Van Geel (CDA):

Nee hoor, ik vraag u waar de grens ligt. Ik vraag u de hele dag al naar het omslagpunt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik antwoord u dan ...

De voorzitter:

Dit is een herhaling van zetten ...

Mevrouw Kant (SP):

Ik antwoord u dan dat er in ons voorstel sprake is van geleidelijkheid. Als u met uw vraag over het omslagpunt doelt op de effecten op de middeninkomens, dan kan ik u vertellen dat pas werkende tweeverdieners die meer dan € 80.000 verdienen er op achteruitgaan. Zij moeten iets inleveren. Vanaf een inkomen van€ 80.000 moeten mensen meer gaan inleveren naarmate zij meer verdienen. In ons voorstel gaat dit heel geleidelijk. Mijnheer Van Geel, dat heet eerlijk delen. Ik zou het erg fijn vinden als u ook eens een voorstel deed over eerlijk delen.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen zijn beschikkingen van de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal:

  • - een inzake de aanwijzing van het lid Haverkamp tot lid in de delegatie naar de NAVO-Assemblee;

  • - een inzake de aanwijzing van het lid Aasted Madsen-van Stiphout tot plaatsvervangend lid in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en de West-Europese Unie.

Ik stel voor, deze beschikkingen voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven