Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 92, pagina 5212-5226 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 92, pagina 5212-5226 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de implementatie van richtlijn 2005/89/EG inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (30934).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Hessels (CDA):
Voorzitter. Dit debat hadden wij al voor de zomer zullen voeren, maar het is nu met enkele maanden uitgesteld. Daarom is het belangrijk om nu wel spijkers met koppen te slaan.
In de nota naar aanleiding van het verslag zijn de belangrijkste vragen van de CDA-fractie over de implementatie afdoende beantwoord. Wij zijn blij dat de minister enkele van onze suggesties in de nota van wijziging heeft overgenomen. De CDA-fractie kan dan ook op hoofdlijnen instemmen met dit wetsvoorstel. Wel bestaat nog discussie over enkele zaken die in de nota naar aanleiding van het verslag nadrukkelijk aan de orde zijn gesteld en die in de actualiteit – voor de zomer maar ook nu nog – een rol spelen.
Ik doel daarbij op de uitbreiding van de elektriciteitsproductie in Nederland, de bijbehorende aansluitcapaciteit van het hoogspanningsnet en mogelijke duurzame alternatieven voor de vangnet- en balanceringsfunctie. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de capaciteit van ons hoogspanningsnet en zeker ook over de jarenlange procedures die nodig lijken te zijn om deze capaciteit te vergroten. Het is in het belang van de leveringszekerheid en de voorzieningszekerheid van elektriciteit in Nederland dat wij zo veel mogelijk stroom zelf opwekken in dit land. Spraken wij nog niet zo lang geleden bezorgd over de noodzaak om de importcapaciteit drastisch te verhogen, omdat wij binnen de landsgrenzen over te weinig eigen productie zouden beschikken, wij zijn nu in de luxe omstandigheid dat de nieuwbouwplannen voor productiecapaciteit in Nederland de binnenlandse vraag wel eens zouden kunnen overstijgen. Wij hebben de kans om netto exporteur van elektriciteit te worden. Gezien het grote strategische belang van een eigen energievoorziening acht de CDA-fractie dit een heel gewenste ontwikkeling.
Dan moeten wij echter wel beschikken over een uitstekend transportnetwerk voor de geproduceerde elektriciteit. Nu is ons hoogspanningsnet van hoge kwaliteit, maar met name op capaciteitsgebied zijn er flinke problemen. Kort gezegd komt het erop neer dat het ontbreekt aan voldoende exportcapaciteit naar Duitsland en dat twee van de drie toplocaties voor nieuwe centrales, te weten de Eemshaven en het Sloegebied, slechts een gedeelte van de nieuw te produceren elektriciteit aankunnen wat de aansluiting op het net betreft.
Een versterking van het hoogspanningsnet zou bovendien, zo laat TenneT aan de enthousiaste investeerders weten, ongeveer tien jaar in beslag nemen. Voor de CDA-fractie is dat niet acceptabel. Wij moeten potentiële investeerders belonen en niet afschrikken. Tijdens het mondelinge vragenuurtje heb ik de minister hierover in het voorjaar al vragen gesteld. Toen werd ons een onderzoek naar de mogelijkheden voor versnelde vergunningsprocedures toegezegd. Hoe staat het daarmee?
Een voortdurende zorg van de CDA-fractie is ook het feit dat te vaak het N-1-principe niet wordt toegepast. Dit principe houdt in dat bij grootschalige storingen op het net er altijd nog een extra kabel beschikbaar is, waardoor elektriciteit toch op de plaats aankomt waar deze hoort aan te komen. Het niet toepassen van dit principe heeft al meerdere malen grootschalige storingen in de levering van elektriciteit tot gevolg gehad. Ik noem als voorbeeld de storing in Haaksbergen.
Om hieraan een einde te maken, zou dit principe in het wetsvoorstel moeten worden opgenomen, waardoor het onderdeel wordt van het toezicht van de NMa op TenneT. Als overigens kan worden aangetoond dat toepassing van het N-1-principe te veel kost en te weinig oplevert, moet een ontheffing van dit vereiste kunnen worden verleend. Zo'n ontheffing moet echter gericht zijn op een specifiek geval. In de huidige situatie is het N-1-principe opgenomen in een ministeriële regeling en is een generieke afwijking van de eis van enkelvoudige storingsreserve mogelijk. Met het aannemen van het amendement dat voor de zomer is ingediend, krijgt het voor een betrouwbare levering belangrijke N-1-principe voor hoogspanningsnetten, en de mogelijkheid tot ontheffing in individuele gevallen, een wettelijke verankering. Hoe denkt de minister over dit amendement? Uiteraard mag deze aanpassing van de wet niet leiden tot een verslechtering van de situatie op die onderdelen van het net, die nu al aan de N-2-norm voldoen. Op deze onderdelen kan tegelijkertijd onderhoud gepleegd worden en zich een storing voordoen zonder dat de stroomvoorziening uitvalt. Vooral de allerzwaarste hoogspanningsleidingen voor het interregionale transport voldoen aan deze norm.
Ik kom ten slotte op de balanceringsproblematiek. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om deze problematiek via een vangnetconstructie op te vangen. Dit betekent dat er extra productiecapaciteit achter de hand moet worden gehouden voor het geval er een storing optreedt of als er plotseling een piek in de vraag is. Op dit moment voorziet de Elektriciteitswet in de hiervoor benodigde voorzieningen. De voorgestelde vangnetregeling is, zoals de minister ook erkent, geen praktische noodzaak. Als alle plannen worden doorgezet wordt er immers zo'n 8000 megawatt bijgebouwd. De Elektriciteitswet voorziet al in een wettelijke grondslag indien de noodzaak van een vangnet zich in de toekomst mocht voordoen. Daarmee is de vangnetregeling een typisch voorbeeld van overbodige regelgeving met bijbehorende administratieve lasten. Ik heb dan ook een amendement ingediend waarin wordt voorgesteld om de vangnetregeling niet in de wet op te nemen.
Dit laat echter onverlet dat er op het gebied van balancering verbeteringen mogelijk zijn. In de schriftelijke voorbereiding heb ik gepleit voor duurzamere vormen van balanceren. Hierbij springt het initiatief voor de bouw van een ondergrondse pompaccumulatiecentrale, een zogenaamde OPAC, direct in het oog. Anders dan de minister in de nota naar aanleiding van het verslag zegt, worden deze centrales in het buitenland niet alleen gebruikt om nachtstroom goedkoop als dagstroom te verkopen, maar juist voor de piek- en dalbalancering door de dag heen. Voorbeelden in onder andere Schotland en Luxemburg laten zien dat hierbij flinke winst te behalen is. Daarnaast biedt een dergelijke voorziening grote voordelen bij de opslag van duurzaam geproduceerde energie. Installaties voor duurzame energie kunnen op deze manier altijd op vol vermogen draaien, waardoor geen verspilling van capaciteit meer zal optreden. In antwoord op schriftelijke vragen heeft de minister onderzoek aangekondigd naar drie varianten van energiebuffering. Kan zij nu al aangeven of alle drie de varianten inzetbaar zijn voor de balanceringsfunctie?
De heer Jansen (SP):
Voorzitter. Een goed elektriciteitsnetwerk is een voorwaarde voor een vitale economie. Er is geen enkele reden om dit netwerk bij de grens te laten ophouden. Ook wegen en spoorwegen houden immers niet op bij de landsgrenzen. Op dit punt kan de SP-fractie de visie van de regering volgen. Ook lijkt het ons aannemelijk dat wij in de toekomst meer interconnecties nodig hebben, bijvoorbeeld om geografische pieken in de productie van duurzame energie op te vangen. Een goede afstemming tussen de nationale netwerkbeheerders is harder nodig naarmate het aantal grensoverschrijdende verbindingen toeneemt. Ik zal er niet geheimzinnig over doen; het voorliggende wetsvoorstel mag op de steun van de SP-fractie rekenen.
De argumentatie die de regering in de memorie van toelichting en vervolgens ook in de nota naar aanleiding van het verslag gebruikt, stemt ons echter een stuk sceptischer. Het wetsvoorstel lijkt de opmaat om het tempo van de aanleg van interconnecties zwaar op te voeren. Dat is ons veel te kort door de bocht. Je kunt iedere euro maar een keer uitgeven. Ook bij de elektriciteitsvoorziening concurreren allerlei opties om de schaarse investeringsruimte.
Het is helemaal niet gezegd dat op dit moment grootscheepse interconnecties met bijvoorbeeld Duitsland een hoger maatschappelijk rendement hebben dan een ringleiding naar en door de Noordzee om toekomstige windmolenparken aan ons bestaande net te koppelen. Dat doet mij denken aan de partijen die tien jaar geleden zo nodig de Betuwelijn en de HSL-zuid moesten doordrukken. Met de middelen daarvoor had het hele binnenlandse spoorwegnet, met een accent op stedelijke regio's, een totale opwaardering kunnen krijgen. Dan hadden wij nu veel meer reizigers- en goederenkilometers voor ons belastinggeld gehad.
De fractie van de SP is van mening dat zelfvoorziening bij de productie van elektriciteit het uitgangspunt moet blijven. Afwijkingen van dat uitgangspunt zijn slechts wenselijk als er sprake is van aantoonbare meerwaarde, ook op de langere termijn, voor het milieu, de leveringszekerheid of de Nederlandse economie.
De heer Hessels (CDA):
De uitbreiding van de interconnectiecapaciteit is natuurlijk ook heel belangrijk als Nederland meer productiecapaciteit krijgt. Anders kunnen wij daar nergens mee naartoe. Onder andere als de windparken op zee waar de heer Jansen het over heeft gaan draaien, krijgen wij hier meer stroom, die wij niet kunnen afzetten. Dan moeten wij ook een interconnectie hebben. Wil de heer Jansen die keuze maken? Wil hij een maximum stellen aan de productiecapaciteit in Nederland? Of zien wij dan wel verder?
De heer Jansen (SP):
Ik pleit ervoor dat wij onze investeringen zowel in infrastructuur, hoogspanningsleidingen, centrales en buffercapaciteit en alles wat nog meer nodig is om de stroom naar het stopcontact van de heer Hessels en van mij te leiden, integraal bekijken. Dat is in een geliberaliseerde omgeving een stuk ingewikkelder geworden. Wij maken ons zorgen dat het wetsvoorstel daarvoor de deur te ver openzet.
Blijkens de reactie van de regering op de schriftelijke inbreng van de Kamer vindt zij dat meer grensoverschrijdende hoogspanningsverbindingen goed zijn voor de leveringszekerheid en het verlagen van de prijzen. Gelet op de integrale kosten, de productiekosten, netwerkkosten en externe kosten voor milieu en gezondheid, is dat nog maar de vraag. Het is bij een integrale kostenbenadering in ieder geval een onbewezen stelling. Kan de minister toezeggen dat de onderbouwing er wel komt?
Daarmee kom ik op de schaduwzijde van een ondoordachte opschaling. Het probleem van de omloopstroom is nog niet opgelost. In Noord-Duitsland staat veel vermogen aan windcapaciteit. Als het hard waait, komt er opeens een enorme bult aan stroom, die via het Nederlandse, het Belgische en het Franse net richting Zuid-Duitsland verdwijnt. Die bult zorgt nu al voor de nodige regeltechnische problemen in Nederland, die alleen maar erger worden als wij er nog verbindingen bij maken. Bovendien hoeft er, naar wij begrepen hebben, voor het doorvoeren van deze omloopstroom niet betaald te worden. Klopt dat? Dit lijkt ons geen stimulans om aan de Duitse zijde van de grens het windprobleem op te lossen door extra noord-zuid-verbindingen.
Er is een tweede schaduwzijde. Het verhaal dat hoogspanningsleidingen alleen worden aangelegd als zij rendabel zijn, getoetst door de NMa, gaat niet altijd op. De BritNedkabel valt niet onder dit regime. Deze wordt door TenneT buiten het gereguleerde segment geëxploiteerd. Die constructie rammelt naar de mening van de SP-fractie. Ik wil best geloven dat de kabel voor partijen die capaciteit gecontracteerd hebben profijtelijk is, maar in dit soort hybride systemen bestaat het risico van het afschuiven van vervolgkosten die samenhangen met de aanleg van de BritNedkabel op het gereguleerde deel van het netwerk. Voor de kosten daarvan draait vervolgens iedereen op.
Ten slotte is er nog het risico van verplaatsing van productiecapaciteit ten gevolge van de toegenomen netwerkcapaciteit. Enerzijds zou de ontwikkeling in de afgelopen tien jaar kunnen doorzetten: steeds meer import van atoom- en bruinkoolstroom. Anderzijds – daar lijkt het op dit moment op – zouden Duitse producenten op grote schaal stroom voor Duitse consumenten kunnen gaan produceren op de Maasvlakte, bij Vlissingen of bij de Eemshaven. Vanuit het marktdenken is het wel logisch dat zij in Nederland gaan bouwen. Er is immers voldoende koelwater, de aanvoer van kolen is goedkoper en zij betalen geen transportkosten. Waar wij de restwarmte laten, blijft buiten discussie. Beide varianten zijn erg slecht voor het milieu. De tweede variant is ook nog eens heel slecht voor de gezondheid van de bewoners van het Rijnmondgebied, die al genoeg SO2, NOx en fijnstof voor hun kiezen krijgen.
De heer Zijlstra (VVD):
Kunt u uitleggen hoe u erbij komt dat er geen transportkosten betaald behoeven te worden als er stroom wordt uitgevoerd naar Duitsland vanuit een centrale die op de Maasvlakte staat? Voor windmolens geldt dit wel, daar heeft de VVD-fractie op 28 maart al op gewezen, maar als de centrale in Nederland staat, geldt er wél een transporttarief bij uitvoer van stroom naar Duitsland.
De heer Jansen (SP):
Die kosten worden betaald door de afnemer. Het punt is natuurlijk dat de producent een afweging maakt op basis van het rendement dat hij zelf kan behalen. In dit geval wordt de rekening doorgeschoven naar de afnemer en de centrale staat er ook al.
In het algemeen kun je zeggen dat de concentratie van productiecapaciteit op basis van fossiele brandstoffen de mogelijkheden om restwarmte nuttig te gebruiken beperkt. Het kabinet had juist ambitieuze doelstellingen op dit terrein, maar producenten hebben geen boodschap aan maatschappelijke gevolgen die niet voor hun rekening komen. Erkent de minister dat hiermee de schaduwzijde van de liberalisering en de segmentering van de energiemarkt zichtbaar wordt? En zo ja, wat gaat zij hieraan doen? Hoe kan de samenhang tussen de samenstelling, de schaalgrootte en de spreiding van het productiepark en de inrichting van het netwerk versterkt worden? Wil de minister hiernaar streven of moeten wij lijdzaam toezien hoe de grote energieproducenten de baseload-krenten uit de Europese pap vissen, terwijl de publiekenetbeheerders en het milieu met de zwartepiet van balanshandhaving en emissies blijven zitten?
De fractie van de SP verbaast zich over de weinig kritische houding van de Nederlandse regering bij dit dossier. Zeker, in principe kan een evenwichtig, grensoverschrijdend netwerk bijdragen aan meer leveringszekerheid en lagere prijzen, maar dan is er wel een redelijke mate van regie bij het samenspel van productie-, handels- en netwerkbedrijven nodig. Deze regie is in de huidige wildwestsituatie ver te zoeken. Met de Europese richtlijn en in het kielzog daarvan dit wetsvoorstel probeert men aan het eind van de pijplijn de regie over het netbeheer te versterken, maar is dit geen dweilen met de kraan open?
De regering stelt in reactie op onze schriftelijke inbreng dat er met dit wetsvoorstel op zichzelf helemaal niets wordt veranderd aan de interconnectiecapaciteit. Dat is waar, maar betekent dit dat de Kamer de volledige vrijheid behoudt om een toekomstige verruiming daarvan apart te toetsen? Of moeten wij deze toets in de praktijk aan de NMa overlaten, die slechts de directe financiële rentabiliteit marginaal toetst? Wij zouden graag absolute zekerheid verkrijgen over de democratische controle op toekomstige investeringsbeslissingen over interconnecties.
Ten slotte een reactie op de amendementen. In het amendement op stuk nr. 7 wordt geregeld dat het N-1-principe voor de netveiligheid in de wet in plaats van in de netcode wordt verankerd. Dit lijkt ons een verbetering, maar wij vragen ons af of wij voor de ruggengraat van het netwerk, het 380 kV-net, niet nog een stapje verder moeten gaan, en wel door N-2 als uitgangspunt te nemen. De heer Hessels heeft er al op gewezen dat je in het Sloegebied maar één kant op kunt; dit is in wezen een gebrek van het belangrijkste deel van het netwerk en het lijkt ons goed om hieraan iets te doen.
De heer Hessels (CDA):
N-2 geldt al voor het hele 380 kV-net.
De heer Jansen (SP):
Dat klopt niet, want het Sloegebied is maar aan één kant op het net aangesloten, wat betekent dat je nooit verder kunt gaan dan N-1.
De heer Hessels (CDA):
Toch wel, want het gaat er niet om of het netwerk een rondje vormt; als er maar genoeg kabels aan de masten hangen, is er al sprake van N-2. Als de ene kabel breekt terwijl er onderhoud aan een tweede wordt verricht, moet er een derde kabel voorhanden zijn voor het afvoeren van de elektriciteit. Het is niet nodig om een rondje te maken om er van twee kanten bij te kunnen. Alleen als er een mast omvalt, zijn alle kabels ineens gebroken en heeft u gelijk, maar dat gebeurt in Nederland gelukkig niet zo vaak.
De heer Jansen (SP):
Het lijkt mij toch een van de belangrijkste risico's voor de elektriciteitsvoorziening dat er ergens een mast omwaait of omvergereden wordt. Ik denk dat wij het erover eens zijn dat er in het genoemde gebied een probleem is. En het lijkt ons heel verstandig om te bekijken of er ook daar een ring in het net gemaakt zou kunnen worden, opdat N-2 op de meest degelijke manier toegepast wordt. Volgens mij willen wij dat allebei.
Voorzitter, de heer Hessels stelt in zijn amendement op stuk nr. 8 voor om het begrip "productiereservecapaciteit" te vervangen door "reservecapaciteit". Ik heb begrepen dat naar zijn mening de noodzaak van fysieke productiereserve kleiner wordt bij verruiming van de interconnectiecapaciteit, omdat wij dan kunnen leunen op de schouders van onze buurlanden. Onze fractie twijfelt er nog aan of dit verstandig zou zijn, zeker als onze buurlanden dezelfde conclusie trekken. Dan leun je namelijk op de schouder van iemand die net een biertje is gaan halen, zodat je keihard onderuit gaat.
Al met al staan wij positief tegenover dit wetsvoorstel, maar wij maken ons wel zorgen over de verdampende regie die een optimaal samenspel van productie, distributie en afname zou moeten bewerkstelligen.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter. De PVV-fractie is altijd tegen politieke bemoeienis vanuit de EU, maar wel voor economische samenwerking. Indien tussen Europese landen afspraken worden gemaakt ter bevordering van een voor onze bedrijven onmiskenbaar gelijk speelveld ten behoeve van de verwezenlijking van de interne markt zal onze fractie dat altijd aanmoedigen.
De heer Zijlstra (VVD):
Kunt u dan, gehoord uw interessante openingszin, aangeven hoe u Europese samenwerking tot stand wilt brengen zonder dat er überhaupt sprake is van Europese bemoeienis?
De heer Graus (PVV):
Wij hebben het altijd gehad over politieke Europese bemoeienis. Gezien uw leeftijd moet u ook nog de tijd hebben meegemaakt dat Europa alleen maar was bedoeld voor economische samenwerking. Die vragen komen iedere keer, dus denk ik dat u de fout maar eens bij uzelf moet gaan zoeken en met andere interrupties moet komen.
De heer Zijlstra (VVD):
Ik kan mij niet herinneren dat ik bij u ooit dezelfde interruptie heb geplaatst, maar dat ter zijde.
Europese samenwerking op de energiemarkt – en daar hebben wij het nu toch over – vergt dat er afspraken worden gemaakt. Met u is de VVD altijd van mening geweest dat er geen Europese bemoeienis moet zijn met zaken waar Europa niet over zou moeten gaan, maar je kunt geen Europese markt op bijvoorbeeld energiegebied tot stand brengen zonder daarover afspraken te maken. Dat is er nu aan de hand, dus gaat zo'n openingsthema van u helemaal nergens over!
De heer Graus (PVV):
Dat zegt meer over u dan over mij. U begrijpt gewoon niet wat ik ermee bedoel. Ik blijf het niet herhalen, want daar is onze tijd te kostbaar voor en bovendien moet u dan bij een andere portefeuille zijn en niet bij deze.
Voorzitter. Wij zijn dus voor deze economische samenwerking indien er tussen de Europese partijen afspraken worden gemaakt, want dat komt ten goede aan onze interne markt. Wij zullen dat dus blijven aanmoedigen.
Bovendien dient de energiemarkt voor de lidstaten zelf, alsmede voor alle relevante marktdeelnemers helder te zijn. De PVV-fractie is van mening dat de integratie van de Europese energiemarkten weliswaar leidt tot grotere efficiency en positief zal bijdragen aan de leveringszekerheid, maar wij willen niet dat door de daardoor ontstane afhankelijkheid mogelijke leveringsonzekerheid uit het oog wordt verloren. Voordat wij onze steun aan dit voorstel kunnen geven, vragen wij de minister welke keiharde garanties zij ons op dit precaire punt kan geven. De leden van de PVV-fractie beseffen als geen ander dat het waarborgen van de leveringszekerheid een basisvoorwaarde is voor onze burgers en voor een goed functionerende en concurrerende interne markt.
Een betrouwbare energievoorziening tegen redelijke prijzen is essentieel voor de economische groei van onze bedrijven en het welzijn van onze burgers. Daar dit wetsvoorstel diverse hoge investeringen vereist – ik doel daarmee op de infrastructuur, interconnecties tussen lidstaten om zeker te stellen dat de netwerken de toenemende vraag aan kunnen – vraagt de PVV-fractie de toezegging van de minister dat zij erop toeziet dat deze investeringen niet op onze burgers worden verhaald. Daar maken wij ons wel zorgen om, want die komen nu al om in de vaste en variabele lasten. De bedrijven kunnen de investeringen volgens plan terugverdienen door het groter worden van de Europese markt.
De heer Hessels (CDA):
U moet mij dat dan eens uitleggen, want het komt of via de belastingen terug of via de energieprijzen. Geld wordt niet in een grote fabriek gemaakt. Ik vraag mij dan echt af hoe, als het niet door de burgers betaald mag worden, er zulke grote investeringen kunnen worden gedaan in de infrastructuur.
De heer Graus (PVV):
Door het groter worden van de Europese markt kunnen bedrijven het geld terug verdienen en hoeft dat dus niet over de rug van onze burgers te gaan. Mogelijk zit u hier enkel voor de bedrijven, maar wij zitten hier ook voor de Nederlandse burgers. Dat is mijn achterban en daar mag ik dus ook voor pleiten.
Voorzitter. Nu in een geliberaliseerde Europese markt de private partijen verantwoordelijk zijn voor investeringen in productiecapaciteit is het van belang om een helder en zo eenduidig mogelijk kader te scheppen waarin zij kunnen investeren. Welke rol speelt de minister hierin? Hoe wordt de belangrijke rol van bijvoorbeeld kern- en/of bio-industrie bij dit wetsvoorstel betrokken gezien de rol van de overheid met betrekking tot subsidies die verschaft gaan worden? Hoeveel geld is er met deze subsidies gemoeid? Ten koste waarvan worden zij besteed? Welk percentage komt ten goede aan de infrastructuur en de interconnecties van kerncentrales? Sinds kort zitten er enkele landen bij de EU die nauwelijks beschikken over een goede infrastructuur, laat staan interconnecties. In Nederland hebben wij het al aardig voor elkaar op dit moment, maar het mag niet zo zijn dat wij als klein land moeten meebetalen via de bodemloze put, ook wel EU genoemd, aan de opbouw van de infrastructuur in achtergebleven gebieden. Welke toezegging kan de minister hierover doen? Kan zij garanderen dat er niet meer geld uit gaat dan er binnenkomt?
Tot slot sluit ik af zoals ik bijna alle economische debatten afsluit. Wij willen ter bescherming van onze burgers en bedrijven alleen medewerking aan dit voorstel van wet verlenen indien er sprake is van een gelijk speelveld op Europees niveau.
De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de invoering van een belangrijke Europese richtlijn wordt afgerond. De VVD-fractie is voorstander van die richtlijn omdat daarmee de leveringszekerheid van elektriciteit wordt verbeterd. Dat is ontzettend belangrijk. Wij willen toch niet dat onze koelkasten ermee ophouden of dat het licht letterlijk uitgaat?
Aanvankelijk hadden wij onze bedenkingen bij de vangnetconstructie, maar het kabinet heeft helder aangegeven dat het vangnet alleen gebruikt zal worden als er aantoonbaar een gebrek aan productiecapaciteit dreigt te ontstaan. Een situatie die niet aan de orde is op dit moment. Dat laat onverlet dat het amendement van het CDA en de PvdA wel hout snijdt. Dat gaat namelijk over de vraag wat zo'n vangnet kost. Wij hebben daar ook bij stilgestaan in de vragen over de memorie van toelichting. Het kabinet kwam daarop met het antwoord dat er geen sprake is van extra kosten omdat de productiecapaciteit marktconform wordt ingekocht. Daarmee zegt het kabinet dat de producenten geen extra kosten maken. Het verloopt dus kostenneutraal.
De heer Hessels (CDA):
Waarom een nieuw bureaucratisch geheel optuigen op het moment dat duidelijk is dat de productiecapaciteit groot genoeg zal zijn en dat het vangnet niet nodig is? De VVD is toch altijd een groot voorstander geweest van zo min mogelijk nieuwe regels. Gaat de heer Zijlstra dan met ons mee door te zeggen: laten we het dan maar niet doen?
De heer Zijlstra (VVD):
Ik denk dat ik dichter bij de heer Hessels kom dan hij zelf vermoedt op dit moment. Dus ik zou zeggen: geef mij nog een minuutje.
Het wegnemen van productiecapaciteit kan betekenen dat het volgens marktconform tarief gaat, maar het kan ook betekenen dat de vraag- en aanbodverhoudingen worden gewijzigd. Dat heeft te allen tijde in een markt een effect op de prijs. Dat betekent feitelijk dat de eindgebruiker toch meer gaat betalen. Dat wil de VVD niet, zeker niet gezien het gegeven dat op dit moment zeer duidelijk is dat dit vangnet niet nodig is. Wij zijn bereid om het vangnet in de wet toe te staan. Wij zien ook in dat het kabinet aangeeft dat het op dit moment alleen een papieren letter is. Toch willen wij van het kabinet helder uiteengezet krijgen hoe het ervoor gaat zorgen dat de Nederlandse eindgebruiker uiteindelijk niet de dupe is en de kosten hiervan betaalt. Aan zo'n regeling wil de VVD niet meewerken. In dat geval zullen wij het amendement van het CDA steunen.
Wij danken de minister voor de uitvoerige beantwoording van onze vragen. Er resten nog een paar vragen. In artikel 3 van de richtlijn wordt aangegeven dat een stabiel investeringsklimaat bevorderd moet worden voor elektriciteitsproductie. Daaronder wordt ook verstaan een investeringsklimaat voor kernenergie. Wij willen graag van de minister weten wanneer de wijziging van de Kernenergiewet wordt behandeld. Dat wetsvoorstel heeft betrekking op de omstandigheden waaronder wij in Nederland kernenergie gaan toestaan. De minister heeft ongetwijfeld kennisgenomen van het advies dat dinsdag 28 augustus jl. is uitgebracht door de VN-commissie die gaat over de uitvoering van Kyoto. De klimaatcommissie heeft gezegd: voor de oplossing van het CO2-probleem dient kernenergie te worden ingezet. De commissie rept letterlijk van tegengif; een leuke woordspeling.
De VN zijn inmiddels dus ook om. Bijna de hele wereld is om. Nu moet nog de meerderheid van het Nederlandse parlement om. Ik hoop dat de minister zal aangeven dat zij vaart gaat zetten achter het investeringsklimaat voor kernenergie. Ik ben mij ervan bewust dat zij rekening heeft te houden met een zinnetje in het regeerakkoord, maar dat gaat alleen over de bouw van kerncentrales en hoeft haar er niet van te weerhouden om het investeringsklimaat en alle voorwaarden voor kerncentrales optimaal te regelen. Graag hoor ik haar antwoord hierop. Want als het klimaatprobleem, het broeikasprobleem zo groot is als milieubewegingen en sommige partijen ons willen doen geloven, dan is er op dit moment maar één alternatief om onmiddellijk in te zetten. Dat is kernenergie. Als je je eigen probleem serieus neemt, moet je aan de kernenergie.
De heer Crone (PvdA):
Iedereen heeft recht op zijn eigen hobbypaarden, maar laten wij de VN niet voor dat karretje spannen. Er staat keurig in dat rapport dat landen zelf moeten beslissen wat zij willen in het kader van het Kyotoverdrag, niet dat ze kernenergie móéten gebruiken of dat het wenselijk is dat zij dit doen. Het is gewoon een keuze. Europa heeft ook gezegd: je moet zelf weten of je dat doet.
De heer Zijlstra (VVD):
In het rapport dat de VN op 28 augustus hebben uitgebracht, is een nieuwe lijn van de VN neergelegd. U moet het maar eens goed nalezen. De VN gaan daarin voor het eerst op een andere lijn zitten en zeggen: gezien de problematiek adviseren wij actief aan landen om aan de kernenergie te gaan. Natuurlijk zeggen ze niet dat de landen dat moeten, want de landen beslissen zelf wat ze doen. De VN zijn het orgaan waarvan uw collega de heer Samsom elke keer weer zegt: dat is de organisatie die allerlei rampen voorspelt vanwege het broeikaseffect. Nu zegt diezelfde organisatie: om dat op te lossen moet u kernenergie gebruiken. En nu gaat u als partij selectief shoppen?
De heer Crone (PvdA):
Ik weet dat uw ene hobbypaard voor kernenergie is en het tweede tegen Diederik Samsom, maar in beide gevallen zit u verkeerd. Ik herhaal dat in het rapport alleen staat dat het een optie is die een land zelf moet bekijken. U zei dat in een veelheid van woorden. Als Nederland het zonder kernenergie beter kan voor het milieu én goedkoper, dan doen wij dat. Dat is al gauw het geval, want kernenergie is ongelooflijk duur en voldoet nog niet aan de veiligheidseisen. Misschien zal dat wel het geval zijn met de vierde generatie kernenergiecentrales, maar die is er nog niet.
De heer Zijlstra (VVD):
Bij de vierde generatie hebben wij het volgens mij over eenentwintighonderdzoveel. Ik houd het bij de feiten. Leest u maar na wat de VN op pagina 21 van het rapport adviseren. Dat gaat in tegen uw oude lijn. Ik begrijp best dat dit pijn doet. Het is altijd jammer om uiteindelijk ongelijk te krijgen, maar wij zien graag dat het kabinet zich zakelijk opstelt. Ik vraag de minister dan ook hoe zij ervoor gaat zorgen dat kernenergie in Nederland een reële optie wordt. Natuurlijk is het daarna gewoon een kwestie van afwegen, zo geef ik de heer Crone toe. Als wij betere alternatieven hebben die goedkoper zijn, dan gaan wij natuurlijk daartoe over, maar het is ridicuul dat hij kernenergie opzij schuift als oplossing voor de grote problemen die hij altijd sprekend over broeikaseffecten aanhaalt. Dan neemt hij de zaak niet serieus.
Voorzitter. Wij zijn ook geïnteresseerd in de stand van zaken bij de overdracht van de 110 en 115 kV-netwerken aan TenneT. Wij krijgen af en toe signalen dat bepaalde bedrijven voorzichtig uitgedrukt niet voor de volle honderd procent meewerken. Gaat de overdracht als een zonnetje? Of zijn er hier en daar drempels en, zo ja, wat gaat de minister daaraan doen?
Ik ben al ingegaan op één amendement dat is ingediend door de fracties van het CDA en de PvdA. Wij staan zeer sympathiek tegenover het amendement over enkelvoudige aansluitingen. Wij willen van de minister horen wat de consequenties hiervan zijn, want het is toch een redelijk omvangrijk investeringsbesluit dat wordt genomen. Wij zijn voor het amendement, zoals dat voorligt, tenzij de minister helder aangeeft dat dit ten koste zal gaan van investeringen ter ontsluiting van de Eemshaven en het Sloegebied. Interconnectie vinden wij belangrijker, maar als het samen kan gaan, zullen wij het amendement van harte steunen.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik heb me "opgeknoopt" aan één minuut spreektijd, omdat ik dacht dat het niet over de hele energiesector ging. Maar ik geloof dat ik in het verkeerde debat verzeild ben geraakt. Uiteraard hangt alles met alles samen via hoogspanningskabels en emoties. Ik steun het wetsvoorstel. Ik steun ook het amendement dat collega Hessels heeft ingediend op stuk nr. 7. Hij heeft dit zelf al welsprekend verdedigd. Het amendement op stuk nr. 8 om de reductiereservecapaciteit uit de wet te schrappen, steun ik niet omdat ik niet zijn optimisme deel dat wij binnenkort te veel capaciteit zullen hebben en misschien exportland zullen worden. Ik deel wel die hoopvolle verwachting, maar dit is vooralsnog absoluut geen zekerheid. Dit wetsartikel is nu juist gericht op het voorzorgsbeginsel. Ik heb liever dan veel vogels in de lucht – veelbelovende centrales en zelfs kerncentrales – een reserve stok achter de deur.
De heer Hessels (CDA):
Op dit moment heeft TenneT ook al de mogelijkheid om reservecapaciteit te claimen als het echt nodig is. Mijn amendement beoogt het wetsvoorstel in die zin te veranderen dat wij niet die hele poppenkast gaan optuigen voor een geval dat zich waarschijnlijk nooit zal voordoen. Het blijft in een noodsituatie altijd mogelijk dat TenneT een beroep doet op de producenten voor reservecapaciteit.
De heer Crone (PvdA):
Ik neem aan dat TenneT zo verstandig is dat het dat niet zal doen als blijkt dat er een overcapaciteit is, c.q. dat het dit met een veel lager profiel zal doen. Dan worden die kosten niet gemaakt. Hoe denkt de minister hierover?
De markt vraagt nu wel om veel nieuwe transportcapaciteit, hetzij binnenlandse, hetzij interconnectiecapaciteit. Men onderhandelt met TenneT op basis van een offerte en krijgt dan een aansluitovereenkomst. Vervolgens weet TenneT niet of die centrale ooit wel gebouwd wordt. Als iemand door marktomstandigheden van de bouw van een centrale afziet, heeft TenneT wel kosten gemaakt. Tegelijkertijd zullen andere partijen die misschien in de wachtrij staan omdat er te weinig capaciteit was, zeggen dat zij die capaciteit wel hadden willen hebben. In Engeland is hiervoor een systeem bedacht. Als je importcapaciteit of hoogspanningscapaciteit in het algemeen wilt hebben, moet je een soort statiegeld storten van 20 of 25 mln. Je vraagt dan niet zo maar om capaciteit, want als je er geen gebruik van maakt, ben je je geld kwijt. Op de grote investeringen die de concerns maken, is dit echter maar een klein bedrag. Ik geef de minister in overweging om eens met TenneT en andere betrokkenen in overleg te treden over de vraag of niet zou moeten gelden dat wie zijn claim of recht op capaciteit een jaar niet gebruikt, zijn aanspraak verliest. De capaciteit kan dan aan een ander worden gegeven. Wij doen nu allemaal wel of er veel productiecapaciteit bij zal komen, maar het is nog maar de vraag of dit gebeurt. Nu is er schaarste aan capaciteit, maar wij moeten voorkomen dat er met hoge maatschappelijke kosten capaciteit wordt aangelegd die later overbodig zal zijn.
De heer Zijlstra (VVD):
Mag ik de vraag nog een beetje aanpassen? Er is in antwoord op dezelfde vraag die wij in het voorjaar hebben gesteld, gezegd dat hier in het najaar op terug zou worden gekomen. Kan die datum nu wat verder worden gespecificeerd?
De heer Crone (PvdA):
Ik vind dit een goede aanvulling, maar ik suggereerde ook al dat hier wel overleg voor nodig is en wellicht ook een aanpassing van de wet. Het is te riskant als er alleen maar wachtrijen zijn van mensen die capaciteit willen hebben en degenen die vooraan in de rij staan, die capaciteit niet gebruiken, ook al hebben zij daar goede redenen voor. Daardoor kunnen andere partijen niet de capaciteit krijgen die zij willen hebben. Zo wordt er nu veel geklaagd in het noorden van ons land over gebrek aan capaciteit voor nieuwe duurzame energieprojecten en warmtekrachtprojecten. Het zou zonde zijn als die mensen geen capaciteitstoezeggingen krijgen doordat alles wordt gereserveerd voor Eemsmondcentrales die er misschien niet komen.
De vergadering wordt van 16.25 uur tot 16.35 uur geschorst.
Minister Van der Hoeven:
Voorzitter. Mijn complimenten voor het nieuwe spreekgestoelte. Er zitten nog wat onbekende knopjes op dus misschien doe ik een keer wat fout, maar dat hoor ik dan wel van u.
Met het wetsvoorstel over de leveringszekerheid implementeren wij de richtlijn één op één. Dat is ook de bedoeling bij het implementeren van een richtlijn. Het gaat in dit geval om de borging van het publieke belang in relatie tot leveringszekerheid; de productie en transportcapaciteit van de hoogspanningsnetten van Europa moeten gewaarborgd zijn. Met het bevorderen van de samenwerking tussen TSO's wordt de leveringszekerheid vergroot. Zo simpel is dat. Voorzover implementatie noodzakelijk was, moet implementatie één op één gebeuren. Het is naar mijn mening belangrijk om dat te doen, omdat op die manier een duidelijk beleid wordt gevoerd, gericht op het evenwicht tussen vraag en aanbod. Bovendien wordt op die manier de reservecapaciteit gewaarborgd en wordt de ontwikkeling van vraag naar en aanbod van elektriciteit goed gemonitord. Met de richtlijn wordt op Europees niveau dus bereikt dat de samenwerking tussen de netbeheerders wordt versterkt. Dat is ook van belang omdat in crisissituaties dan gezamenlijk geopereerd kan worden waarmee uitval wordt voorkomen. De leveringszekerheid van het Europese systeem, en dus het Nederlandse systeem, wordt op een hoger niveau gebracht. Nederland profiteert één op één van deze ontwikkeling.
De Kamer heeft veel vragen gesteld. Normaliter beantwoord ik die themagewijs, maar dat is nu wat lastiger omdat de vragen uiteenlopen en moeilijk te bundelen zijn. Ik zal daarom per woordvoerder ingaan op de gestelde vragen. Als laatste ga ik in op de amendementen.
In antwoord op de vraag van de heer Hessels geef ik aan dat de drie initiatieven voor de opslagelektriciteit in principe gebruikt kunnen worden voor de balancering van het elektriciteitsnet. Daar heeft hij gelijk in. De capaciteit van de systemen is echter vele malen groter dan de capaciteit die nodig is voor de balancering. TenneT balanceert de dagelijkse fluctuaties momenteel met een gecontracteerd vermogen bij bestaande centrales. Daar is geld mee gemoeid, ongeveer 60 mln. per jaar. Het aanleggen van een apart opslagsysteem is om die reden niet te rechtvaardigen. Ik heb evenwel toegezegd, met de drie initiatiefnemers in gesprek te gaan. Ik voer dat gesprek inmiddels. Ik verwacht de Kamer begin 2008 te kunnen informeren over de bijdrage die een opslagsysteem aan de kabinetsdoelen kan leveren. Ik kom daar zeker op terug want ik vind het alleszins de moeite waard om hierover verder te denken.
De heer Hessels vroeg verder naar de mogelijkheden om de procedures ten aanzien van investeringen in de hoogspanningsnetten te versnellen. Wij hebben daarover in januari van dit jaar met elkaar gesproken, tijdens het Vragenuur. Ik heb toen een brief naar de Kamer gestuurd waarin stond welke stappen moeten worden gezet om een nieuwe hoogspanningsverbinding zo snel mogelijk te realiseren. Bij een kaderproject van nationaal belang is het logisch dat het Rijk de regie voert en de rijksprojectenprocedure inzet. Het maakt niet uit of het gaat om een interconnect met Duitsland of een van de eerder door de heer Hessels genoemde locaties; de totale duur is in het gunstigste geval al snel vijf jaar. Het gaat daarbij om besluitvorming, om de voorbereidingsfase en om de realisatie. Door de toepassing van de rijksprojectenprocedure neemt de besluitvorming minder dan de helft van de tijd in beslag; anders is het gewoon meer. De heer Hessels verwees naar een toezegging die zou zijn gedaan om die mogelijkheden verder te onderzoeken. Wij maken gebruik van het instrument van de rijksprojectenprocedure, dat de doorlooptijd met de helft terugbrengt. Het is erg belangrijk dat wij dat doen. Verder verkorten van het besluitvormingsproces gaat ten koste van het democratische gehalte van het proces en van de zorgvuldigheid van de belangenafweging met betrekking tot natuur, milieu en ruimtelijke inpassing, om maar een paar zijstraten te noemen.
De heer Hessels (CDA):
In brieven die TenneT nu stuurt aan potentiële investeerders in duurzame energieprojecten, wordt gesproken van een projectduur van tien tot twaalf jaar voordat zij op het net kunnen worden aangesloten. Ik begrijp nu van de minister dat zij bereid is om de rijksprojectenprocedure toe te passen, zodat dit proces vijf jaar kost. Dan hebben wij al meer dan de helft gewonnen. Begrijp ik de minister goed dat dit nu staand beleid is? De CDA-fractie vindt het wel degelijk van nationaal belang dat de duurzame energieprojecten, met name de kleinschalige, zullen worden aangesloten op het net als iemand daartoe het risico wil nemen.
Minister Van der Hoeven:
Ik begrijp wat de heer Hessels zegt, maar er wordt natuurlijk wel gekeken naar de omvang van de projecten. Het gaat inderdaad om projecten die een nationaal belang moeten hebben. Dan praat je niet over een heleboel kleintjes, maar over grote projecten. Het inzetten van de rijksprojectenprocedure kan ook niet op elk detailproject, dat weet de heer Hessels net zo goed als ik. De insteek is echter helder.
De heer Hessels (CDA):
Wij zullen die 20% aan duurzame energie in 2020, waarnaar zowel de minister als mijn fractie streeft, alleen maar halen met heel veel kleine projectjes, ook op het gebied van duurzame energie. De aansluiting van zo'n reeks van kleine projecten is dan het grote project waarover de minister het heeft, neem ik aan. TenneT zegt niet tegen een boer: wij gaan die 1 of 2 megawatt van u niet aansluiten, want daar gaat een ander bedrijf over. Volgens mij begrijpen de minister en ik elkaar.
Minister Van der Hoeven:
Dat denk ik ook. De insteek is dat de rijksprojectenprocedure wordt ingezet waar dat kan, omdat op die manier de tijd wordt bekort. Dat doe je dan op een zodanige manier dat je geen geweld doet aan de democratische besluitvorming. Het kan korter en het moet korter, daarin heeft de heer Hessels volkomen gelijk.
De heer Jansen heeft geheel andere vragen gesteld. Hij vroeg onder andere wat ik verwacht van de BritNedkabel. Hij vroeg zich af of het klopt dat BritNed zich buiten het toezicht van DTe bevindt en of dit geen problemen geeft met de prijzen. Het gaat hier om het verlenen van een ontheffing. Daarbij is zowel sprake van toezicht als van sanctiemogelijkheden, want je verleent de ontheffing onder bepaalde voorwaarden zoals transparantie en allocatie. De ontheffing kan worden ingetrokken. De voorwaarden vereisen dat het allocatiemechanisme dat BritNed hanteert, voldoet aan Europese richtlijnen op dit gebied en dat de transparantie-eisen conform het gereguleerde regime zijn. Dat betekent dat ze in lijn moeten zijn met gereguleerde interconnectoren. Die voorwaarden zorgen ervoor dat BritNed niet buiten toezicht kan worden gesteld. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan het ontheffingsbesluit worden ingetrokken.
Over de invloed op de prijsbepaling het volgende. De capaciteit op de kabel wordt aan de markt ter beschikking gesteld door middel van een veiling, net zoals bij de gereguleerde interconnectoren. De prijs is het resultaat van die veiling. De kern van het ontheffingsbesluit is dat BritNed de mogelijkheid krijgt om over de opbrengsten te beschikken en die niet hoeft te besteden aan het opheffen van congesties. Dat heeft te maken met het Engelse reguleringsregime, dat geen socialisatie van de kosten toelaat. BritNed moet dus zelf de kosten van het project dragen. Als je zelf de kosten van een project draagt, is het toch vrij logisch dat je zelf over de opbrengsten beschikt. Zonder ontheffing is er geen balans tussen enerzijds risico lopen en investeringen doen en anderzijds verdiensten, en komt die kabel niet tot stand. Zo simpel ligt het. Een belangrijke reden om de ontheffing te verlenen is inderdaad dat de effecten van de kabel op de Nederlandse markt positief zijn. Het bevordert mededinging, het leidt tot lagere prijzen – dat willen wij allemaal graag – en een hogere prijsstabiliteit en het is positief voor de leveringszekerheid. Dat laatste is waar het om gaat.
Wat is eigenlijk de democratische controle op het nut van de interconnectiekabel? Niet iedereen is het wellicht eens met het verwezenlijken van een geïntegreerde Europese markt, maar het is wel een geaccepteerd doel, in Europa en Nederland. Dat doel is tot stand gekomen via een democratisch, politiek proces in het licht van de voordelen voor de economische samenwerking. De Europese elektriciteitsnetten zijn opgezet vanuit nationaal of regionaal perspectief. Dit is gebeurd voor tien jaar en niet voor eventjes. De geïntegreerde markt voor elektriciteit kan zich alleen ontwikkelen als er voldoende transportmogelijkheden bestaan tussen de netten. Anders kan de geproduceerde elektriciteit niet weg. Dit betekent dat de nationale en de regionale netten op elkaar moeten worden aangesloten. De uitbouw van de interconnectie is daarvoor nodig.
De democratische controle is ook gewaarborgd doordat voor de aanleg van de leidingen ruimtelijke reserveringen en vergunningen noodzakelijk zijn. Een voorbeeld is dat de structuurschema's elektriciteitsvoorziening in de Tweede Kamer worden besproken. De rijkscoördinatieprocedure die mogelijk wordt ingezet, zal niet treden in het democratische proces. Dit zijn belangrijke voorwaarden waaraan wordt voldaan.
De heer Jansen (SP):
Moeten wij niet een optimale investering bepalen op basis van een integrale afweging van alle maatschappelijke kosten, zoals het netwerk en de productiekosten? Een ruime Kamermeerderheid was inderdaad voorstander van het vormen van een Noordwest-Europese markt. Wij moeten echter bijvoorbeeld een hoogspanningsleiding naar Duitsland wel kunnen afwegen tegen andere investeringen, die wellicht een hoger maatschappelijk rendement hebben. Waar wordt die totale afweging gemaakt? Het gaat daarbij om de rekensom van de maatschappelijke effecten van alle mogelijke investeringen in productie- en transportcapaciteit.
Minister Van der Hoeven:
Ik weet niet waar de heer Jansen naartoe wil; ik begrijp zijn vraag niet. Wij zijn nu bezig met het maken van aanvullingen op het bestaande netwerk, zoals de 380 kV-leidingen rondom de Randstad. Dat doen wij om de leveringszekerheid veilig te stellen. Ik heb het idee dat de heer Jansen vraagt naar iets wat er allang is, maar misschien begrijp ik hem verkeerd.
De heer Jansen (SP):
Ik heb zelf het voorbeeld genoemd van de extra centrales die nu worden gebouwd op de Maasvlakte, in de Eemshaven en in Vlissingen. Als die worden gebouwd en de elektriciteit wordt geëxporteerd naar Duitsland, is er extra hoogspanningscapaciteit nodig. De totale kosten voor de consument zouden in dat geval wel eens kunnen toenemen ten opzichte van nu, omdat de elektriciteit over een grotere afstand moet worden getransporteerd. Pakt het totale plaatje voor de consument dan wel goedkoper uit?
Minister Van der Hoeven:
Ik denk dat dit inderdaad het geval is. Door de geliberaliseerde markt is er concurrentie. Om de leveringszekerheid te garanderen moet er voldoende capaciteit worden gebouwd om te voldoen aan de vraag. Die vraag neemt alleen maar toe, hoe wij het ook wenden of keren.
De heer Jansen vroeg ook: hoe zit het met de reservecapaciteit van de buurlanden? Krijgt Nederland die wel als het nodig is? TenneT monitort samen met de TSO's van de buurlanden de ontwikkeling van de capaciteit. De verwevenheid van de netwerken is zodanig dat elke lidstaat bijstand kan verlenen aan de andere. Het handhaven van het evenwicht tussen vraag en aanbod van elektriciteit is belangrijk. Er moet voldoende aanbod zijn om aan de vraag te voldoen. Hierbij hoort ook "contract is contract". Daar bedoel ik mee dat op de elektriciteitsmarkt het credo "eigen land eerst" niet mag gelden. Het afschakelen van export, waarvan kan worden gesproken in relatie tot de samenhang via de interconnectie, is een noodmaatregel. Dat is gelijkwaardig aan het afschakelen van deelnetten of afnemers in het eigen land. De netbeheerders maken daar goede afspraken over. Het wetsvoorstel scherpt dit aan. Daarom is het zo van belang dat de richtlijn een-op-een wordt geïmplementeerd en dat er geen licht tussen zit.
Er moet nog iets aan de orde komen met betrekking tot de planning voor de toekomst. Er werd gevraagd naar de samenhang tussen de productieplanning en de netwerkplanning. De netwerkbeheerders plannen de netwerken voor de toekomst. Zij maken een schatting van nieuw vermogen en plannen hun netwerk daarop. Dat wordt vastgelegd in capaciteitsplannen. Er is op dit moment een ware bouwgolf of in elk geval een ware golf aan plannen om te gaan bouwen. Dat kan problemen geven. De heer Zijlstra heeft daar eerder vragen over gesteld. Er wordt bekeken welke oplossingen daarvoor te vinden zijn, zoals het heel vroegtijdig starten van die lange procedures. Ik kom daar aan het eind van dit jaar op terug.
De heer Graus wil van mij een garantie dat grote stroomstoringen tot het verleden behoren. Ik wou dat ik die kon geven. Ik kan wel proberen om stroomstoringen zo veel mogelijk te voorkomen, samen met de Kamer, door in elk geval dit wetsvoorstel aan te nemen. De samenwerking tussen de landelijke netbeheerders is immers cruciaal. Bij de grote stroomstoring in Italië in 2003 en die van afgelopen jaar in Noord-Duitsland, bleek dat het schortte aan de samenwerking tussen de landelijke netbeheerders. Het betreft communicatie, afstemming met betrekking tot tijdige informatie-uitwisseling en eenduidige veiligheidsprocedures.
De heer Graus (PVV):
Ik doelde op de leveringsonzekerheid door de ontstane afhankelijkheid.
Minister Van der Hoeven:
Wij gaan nu een interconnectiecapaciteit creëren waardoor landen die in de problemen komen een beroep kunnen doen op buurlanden voor hulp. Dat gaan wij regelen. Daar worden afspraken over gemaakt. Die afhankelijkheid leidt er toe dat als een land in de problemen komt een ander land wellicht een oplossing kan bieden. Met dat soort afhankelijkheid heb ik niet zo veel problemen eerlijk gezegd.
De heer Graus (PVV):
Ik heb het over bepaalde landen waarvan wij nu mogelijk kunnen zeggen dat zij leveringszekerheid kunnen garanderen, maar waarvan dat in de toekomst kan veranderen. Ik vroeg om dat te borgen voor onze burgers en bedrijven. Ik begrijp dat de minister niet in de toekomst kan kijken, maar er zijn voorbeelden van landen die op een gegeven moment letterlijk de kraan dicht hebben gedraaid. Dat zijn de onzekerheden waar ik op doelde. Daar moet voldoende borging voor zijn.
Minister Van der Hoeven:
Ik heb net in antwoord op vragen van de heer Jansen al gezegd dat een contract een contract is. Het is erg belangrijk dat de afspraken niet alleen worden uitgesproken, maar ook worden vastgelegd. Daarom is dat wetsvoorstel zo belangrijk. Het geeft een wettelijke basis voor het garanderen van nakoming van de contracten. Het is erg belangrijk om dat te doen. Er zijn altijd factoren als natuurrampen, menselijk falen en technisch falen. Masten kunnen omvallen hoewel zij met drie kabels vaststaan of er kan iets anders mee aan de hand zijn. Wij hopen dat het niet gebeurt, maar dat kan niet worden gegarandeerd.
Er is op dit moment in Noordwest-Europa een pentalateraal forum. Dat zijn vijf landen die met elkaar samenwerken op het gebied van elektriciteitsvoorziening, namelijk de Beneluxlanden, Duitsland en Engeland. Het is erg belangrijk om goede afspraken te maken met de buurlanden. Die verre vrienden waar de heer Graus het over had, zijn immers niet altijd even behulpzaam als er problemen zijn. Goede buren zijn dat wel. Daarom moeten zij in elkaar investeren. Het wetsvoorstel biedt daar mogelijkheden toe.
De heer Graus vroeg of investeringen voor verbetering van de netten op de burgers worden verhaald. Dat is het geval. Het komt immers uit de lengte of uit de breedte. De DTe beoordeelt de investeringen en geeft toestemming voor doorberekening ervan in de tarieven. Die wordt alleen verleend wanneer het nuttige investeringen zijn. De heer Graus en ik weten beiden dat de investeringen gewoon niet door zullen gaan wanneer het geen nuttige investeringen worden geacht en de DTe geen toestemming geeft voor doorberekening ervan in de tarieven.
De heer Graus heeft gevraagd of ik kan garanderen dat alleen in Nederlandse infrastructuur zal worden geïnvesteerd. De Nederlandse afnemers betalen alleen voor de kosten van het transport over de Nederlandse infrastructuur. Zo simpel is het. Zij betalen alleen daarvoor, en niet ook nog voor iets anders.
Op de vraag van de heer Graus of investeringen in de infrastructuur ook ten goede komen aan kernenergie of duurzame energie merk ik op dat het door de verbetering van de infrastructuur op termijn mogelijk wordt om alle productieplannen aan te sluiten, inclusief de duurzame energie. Ook de heer Hessels heeft daarover een vraag gesteld. Wanneer de infrastructuur en daarmee de transportcapaciteit voldoende op niveau is gebracht. De noodzakelijke versterking van de infrastructuur zegt niets over de keuze voor de vorm van de stroomproductie. Alles kan over het net.
De heer Graus (PVV):
Ik doelde vooral op kernenergie. Dat woord wordt in deze zaal veel te weinig gebruikt. Er worden veel te veel miljoenen gestoken in windenergie. Dat gebeurt mogelijk ten koste van kernenergie en van energie die wij uit gas kunnen winnen. Die heeft mogelijk een grotere toekomst dan de windenergie, vooral gezien het terugwineffect. Daarop heb ik gedoeld.
Minister Van der Hoeven:
Ik begrijp de opmerking van de heer Graus. Rondom Prinsjesdag zal het project Schoon en zuinig worden gepresenteerd. Daarbij zal ook worden ingedaan op windenergie en zonne-energie. Ik heb de Kamer toegezegd een nieuwe regeling Stimulering duurzame elektriciteitsproductie te zullen voorleggen. Daarin zal ook worden ingegaan op de verschillende mogelijkheden die er zijn. Over kernenergie heeft ook de heer Zijlstra een vraag gesteld. Natuurlijk kan ook stroom die wordt opgewekt door middel van kernenergie over het net. Dat gebeurt ook nu al. Wij importeren uit Frankrijk stroom die met kernenergie is opgewekt. Daarom wil ik geen doekjes winden. Er gaat stroom over het net. De manier waarop deze wordt opgewekt, is niet aan de orde. De bron moet wel aangesloten kunnen worden.
De heer Zijlstra weet toch zeker ook hoe het in elkaar steekt. Hij weet precies wat in het regeerakkoord staat. Dat hebben wij uitgebreid met de Kamer besproken. Wij zetten op dit moment geen nieuwe stappen. Het denken gaat natuurlijk wel door. Daar laat ik het op dit moment bij. Er wordt ingezet op andere vormen van duurzame energieopwekking.
De heer Zijlstra (VVD):
Het regeerakkoord laat veel meer ruimte dan de minister aangrijpt. In het coalitieakkoord wordt alleen gesproken over de bouw van kerncentrales. Over andere zaken staat er niets in. De minister kan dus volle kracht vooruit met de Kernenergiewet die nog steeds op de plank ligt. Gezien de problematiek van de broeikasgassen roepen wij de minister op om dat te doen. Wij zouden met de bouw beginnen. Wij snappen dat de minister dat niet kan doen, hoewel zij het als CDA-minister graag zou willen. Zij is aan afspraken hierover gehouden.
Minister Van der Hoeven:
Ik acht dat een heerlijke oppositionele opmerking. Ik zal er echter niet op ingaan. Ik zal wel een onderzoek laten uitvoeren naar de blijvende geschiktheid van de voor kernenergiecentrales gereserveerde locaties. Je kunt geen locaties blijven reserveren als daarvan blijkt dat zij niet langer geschikt zijn om er ooit een kerncentrale te bouwen. Meer is op dit moment echt niet aan de orde. Het spijt mij.
De heer Zijlstra heeft tevens een vraag gesteld over het amendement. Ik kom daar graag later nog even op terug.
De heer Zijlstra heeft een vraag gesteld over de overdracht van de 110 en 150 kV-netten. Dat is niet simpel. Het kan evenmin snel worden geregeld. De partijen moeten hierover onderling beheersovereenkomsten sluiten. Daarmee is veel geld gemoeid. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat het langzaam gaat. Het is een taaie materie. In ieder geval houden wij de vinger aan de pols, al is dat niet voldoende. Op het moment dat dreigt dat de partijen er niet uitkomen, zal ik hen daarop aanspreken. Ik meen dat goed te kunnen doen met de steun van de Kamer in mijn rug. De heer Zijlstra heeft gelijk dat het voor een bepaald moment moet zijn geregeld. Dat moment nadert met rasse schreden.
De heer Zijlstra (VVD):
Kan de minister de Kamer op korte termijn een brief sturen waarin staat hoe de stand van zaken precies is en wat de moeilijkheden zijn, zodat wij inzicht krijgen? Als er geen problemen zijn, zal in de brief staan dat het allemaal fantastisch gaat.
Minister Van der Hoeven:
Ik wil de Kamer daar best over informeren, maar ik denk dat dit niet binnen nu en een maand gebeurt. Het zal op een iets langere termijn gebeuren. Ik heb ook even tijd nodig om de mensen tot een oplossing te laten komen. Op een aantal punten gaan de besprekingen op dit moment in de goede richting.
De heer Zijlstra (VVD):
Dat snap ik. Als het deze maand niet lukt, vind ik het prima als de minister een brief op 15 oktober toezegt.
Minister Van der Hoeven:
Nee, ik zal de Kamer ergens in het najaar informeren, op het moment dat ik echt iets te melden heb. Dat lijkt mij verstandig.
De heer Crone vroeg of naar Engels voorbeeld een borg kan worden gesteld voor investeerders in nieuw vermogen. Die suggestie was ook besloten in de schriftelijke vragen van de heer Zijlstra van februari. Ik kom daar op het eind van het jaar in een bredere context op terug. Wel kan ik al zeggen dat, vooruitlopend op de brede analyse die ik heb toegezegd, TenneT aan de twee betrokken bedrijven een borg heeft gevraagd. Dat is een zaak van privaatrecht. Er heeft overleg met mij en met de NMa plaatsgevonden.Van der Hoeven
Van het amendement op stuk nr. 7 van de heren Hessels en Crone zou men zich kunnen afvragen of het eigenlijk niet overbodig is. Ik denk dat het amendement een goede aanvulling in het wetsvoorstel biedt. Het N-1-criterium is van belang voor een betrouwbare elektriciteitsvoorziening. Dat onderschrijf ik. In feite wordt een minimumnorm vastgelegd. Dat past bij de filosofie over de rol van de overheid bij de energievoorziening. Het is de taak van de overheid om op een adequate en kostenefficiënte wijze de publieke belangen te borgen. Op deze manier krijgen zaken die al wel geregeld konden worden in het geheel een wettelijke basis.
In de toelichting op het amendement staat: "Deze kwaliteitsnorm houdt in dat er bij een storing, onderhoudswerkzaamheden daaronder begrepen, altijd onmiddellijk een herstelmaatregel getroffen kan worden."
Deze formulering vereist N-2, want je hebt drie lijnen nodig. Naast de lijn die kapot gaat, is er de lijn waaraan onderhoud plaatsvindt, de N-1. Dan moet er dus ook nog een back-up van de N-1 zijn. Ik geloof niet dat dit de bedoeling is.
De heer Hessels (CDA):
In het CDA zijn wij erg goed in onderlinge discussies over de exegese van een tekst. Laten wij hier ook eens proberen er uit te komen.
De heer Crone (PvdA):
Dat moet je niet aan katholieken overlaten!
De heer Hessels (CDA):
Mijnheer Crone, kom erbij!
Er staat: "een storing, onderhoudswerkzaamheden daaronder begrepen,". Het gaat om een storing of onderhoudswerkzaamheden en niet om een storing en onderhoudswerkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden tellen net zo sterk als een storing. Ik weet niet hoe ik het beter kan omschrijven. Wij bedoelen in ieder geval N-1. De tekst is juist gekozen om niet naar N-2 te verwijzen. Ook als onderhoudswerkzaamheden worden verricht, geldt dat als een storing. Als er dan nog eens een storing overheen komt, is dat gewoon pech. Daar hoeven wij niet op voorbereid te zijn.
Minister Van der Hoeven:
Laat ik het zo formuleren, dat het niet de bedoeling van de indieners is dat N-2 door het hele land wordt aangelegd. Als wij dat nu uitspreken, is het onderdeel van de wetsgeschiedenis en kan er geen misverstand over bestaan. Wij spreken uit dat N-1 voldoende is.
De heer Hessels (CDA):
Voor de wetsgeschiedenis wil ik die lezing graag bevestigen.
De heer Jansen (SP):
Misschien kan de minister nog wel de stelling van de heer Hessels in eerste termijn dat voor de backbone van het 380 kV-net wel N-2 van toepassing is bevestigen. Ik acht het wenselijk dat wij voor de ruggengraat wel dat kwaliteitsprincipe hanteren.
Minister Van der Hoeven:
Volgens mij is voor het 380 kV-net wél sprake van N-2, maar dat is niet overal vormgegeven in een loep. Daarover sprak de heer Hessels en hij heeft volgens mij gelijk.
De heer Zijlstra vroeg of het amendement betekent dat het ten koste kan gaan van de snelheid van het beschikbaar komen van nieuwe aansluitingen. Als onderhoudswerkzaamheden inderdaad hadden geleid tot de aanleg van een N-2-back-up, had de heer Zijlstra gelijk gehad. Aangezien wij echter helder gemaakt hebben dat dit niet het geval is, heeft dit geen invloed op de snelheid van het beschikbaar komen van de aansluitcapaciteit. Het legt ook geen nodeloos beslag op geld. Dat is in feite de achtergrond.
In juni 2004 hebben wij met elkaar in deze Kamer afspraken gemaakt over het vangnet. De Kamer is akkoord gegaan met de wenselijkheid en de inhoud van het vangnet. TenneT zou het nader uitwerken in samenwerking met DTe, Economische Zaken en de sector. Ik heb de Kamer per brief geïnformeerd over de nadere uitwerking en aangegeven dat het vangnet niet ingezet hoeft te worden omdat er voldoende productiecapaciteit aanwezig is.
Dat vangnet hoeft nog steeds niet ingezet te worden. Het gaat echter om het verschaffen van een wettelijke basis voor het vangnet, precies zoals de heren Hessels en Crone in hun amendement op stuk nr. 7 voorstellen voor de elektrictieitsvoorziening. Dat is goed. Ik hecht echter ook aan een wettelijke basis voor dat vangnet. Met het amendement op stuk nr. 8 wordt die wettelijke basis eruit gehaald. Ik geloof niet dat dit goed is.
De heer Hessels (CDA):
Ik zou bijna overtuigd raken. De minister zegt het met zoveel charme en overtuigingskracht. Mijn amendement vervangt de reserveproductiecapaciteit door de reservecapaciteit. De reserveproductiecapaciteit heeft betrekking op de langetermijnvoorzieningen, dus wanneer er een tekort zou zijn aan productiecapaciteit. De in het amendement genoemde reservecapaciteit heeft betrekking op de balancering, dus op de reservecapaciteit op de korte termijn. Ik kan de minister volgen als zij zegt dat zij het in de wet wil regelen zodat er een beroep op gedaan kan worden. Verwacht de minister daadwerkelijk dat op lange termijn in Nederland nog sprake zal zijn van een tekort aan productiecapaciteit?
Minister Van der Hoeven:
Ik ben blij dat de heer Hessels naast mijn charmantheid ook mijn overtuigingskracht noemt. Zonder het eerste kom je niet ver en het tweede heb je hard nodig.
Het vangnet is een maatregel die extra investeringen in nieuwe productiecapaciteit bevordert. De heer Hessels heeft gelijk dat Nederland er op dit moment goed voorstaat. Er liggen allerlei plannen op de plank. Nog maar drie jaar geleden dachten wij echter dat Nederland vanaf 2008 zou afstevenen op een tekort aan productievermogen. Dat is niet gebeurd en dat is mede te danken aan een goed investeringsklimaat. Dat is ook de reden dat de toenmalige Tweede Kamer tijdens het debat in 2004 de invoering van het vangnet heeft goedgekeurd. De heer Hessels heeft toen aangegeven daar positief tegenover te staan. Het levert geen extra administratieve lasten of andere kosten op omdat het vangnet slapend is zolang het goed gaat. Het is echter onzeker of dat vangnet kan worden ingezet op basis van de huidige Elektriciteitswet 1998 omdat de juridische basis kan worden aangevochten. Er is namelijk geen wettelijke basis. Het kan niet zo zijn, dat de juridische basis wordt aangevochten als het vangnet daadwerkelijk nodig mocht zijn. Dan zitten wij met de handen in het haar en dat kan niet.
De heer Zijlstra (VVD):
Wat ook niet moet, is een juridische basis creëren voor het verkrijgen van zekerheid en als de voorziening nodig is erachter komen dat de eindverbruiker de kosten betaalt. Daarom zegt de VVD: geef daar een helder antwoord op, dan heeft u onze steun. Wij zien de toegevoegde waarde van het vangnet, maar wij willen niet dat het gebruik ervan ten koste gaat van de eindgebruiker. Zoals de tekst nu luidt, is de eindgebruiker uiteindelijk de klos.
Minister Van der Hoeven:
Wanneer is de eindgebruiker meer de klos? Wanneer hij geen elektriciteit krijgt, omdat er geen vangnet is? Of omdat hij wat meer moet betalen?
De heer Zijlstra (VVD):
Dat ligt er maar net aan hoe lang de elektriciteit uitvalt. Dus dit wordt een leuke exegese. Dit alles laat onverlet dat u met de huidige tekst voor het vangnet capaciteit uit de markt haalt. Dat heeft een prijsopdrijvend effect. Natuurlijk, als jet het netwerk maar genoeg verwaarloost, zullen de gevolgen veel groter zijn, maar op die manier kun je elk argument weerspreken. Ik wil echter graag een antwoord op onze vraag: hoe voorkomen wij dat de eindgebruiker de rekening betaalt?
Minister Van der Hoeven:
Wij voorkomen dat met ervoor te zorgen dat het transportnet en de productiecapaciteit op orde zijn. Daarmee moet je beginnen. Als zich echter een probleem voordoet, moet je leveringszekerheid hebben en je eindgebruikers stroom kunnen garanderen. Dan heb je het vangnet nodig. Ik ben het evenwel met u eens: het is een slapende voorziening zolang alles goed gaat. Dus die kost niets zolang de voorziening goed verloopt. Dat is het belangrijke punt. Wat zal het vangnet kosten als men er gebruik van zal moeten maken? Tegen de tijd dat dat nodig mocht zijn, zal ik in ieder geval de Kamer informeren en zeggen welke kosten daaraan verbonden zijn. Nu zou het doen van een uitspraak hierover nattevingerwerk zijn. Ik ga ervan uit dat het gebruik van het vangnet niet nodig is, maar mocht dat ooit het geval zijn, dan wordt de Kamer daarover geïnformeerd en gezegd welke implicaties dat met zich meebrengt. Ik vind dat de Kamer dat dan moet weten, ook omdat de achterban van de leden daarover vragen zullen stellen.
Er is nog een Europeesrechtelijk argument waarom ik aanneming van dit amendement moet ontraden. Wij moeten de richtlijn een op een implementeren. Zo simpel is dat. Doen wij dat niet, dan krijgen wij een zogenaamde inbreukprocedure van de Europese Commissie aan onze broek. Misschien bedoelt de indiener van het amendement dat niet, maar de huidige tekst ervan brengt wel met zich mee dat het hele artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het wetsvoorstel vervalt. Dat betekent dat de huidige wettekst van artikel 16, tweede lid, onderdeel d, onveranderd blijft, terwijl die juist is aangepast om de richtlijn op een juiste wijze te implementeren. Kortom, de passage in mijn wetsvoorstel "een passend niveau van voorzieningen te treffen en te handhaven in verband met de leveringszekerheid op de korte en lange termijn" moet gehandhaafd worden om de richtlijn volledig te implementeren. Dit is een technisch argument. Het eerste argument is van inhoudelijke aard.
De heer Graus heeft een vraag gesteld over de financiering van het vangnet. Ik heb gezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd als dat in werking moet treden. TenneT is verantwoordelijk voor de dagelijkse balanshandhaving. Die heeft daarvoor contracten met marktpartijen afgesloten. Daarbij gaat het om regelreserve en noodvermogen. Er gelden daarbij systeemdienstentarieven en het verrekenen van de te maken kosten voor het vangnetvermogen gebeurt aan de hand van de systeemdienstentarieven, omdat het vangnet ook ten doel heeft om te voorkomen dat, zoals ik reeds tegen de heer Zijlstra zei, regio's gedwongen afgeschakeld worden met alle maatschappelijke kosten van dien. Dus je moet tegen die tijd ook de kosten voor het vangnet via het systeemdienstentarief versleutelen. Dat betekent dat de afnemers de kosten betalen. Ik heb echter al aangegeven dat als het vangnet in werking moet treden – ik hoop dat dat nooit nodig zal zijn – de Kamer daarover meteen wordt geïnformeerd.
Ik meen hiermee de vragen van de Kamer te hebben beantwoord en een oordeel te hebben gegeven over de ingediende amendementen.
De heer Hessels (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording, waarbij zij is ingegaan op al mijn vragen en opmerkingen.
Ik ben heel blij met de uitleg van de minister dat ten aanzien van de aansluiting op het net de rijksprojectenprocedure gehanteerd kan worden en dat het als nationaal belang wordt gezien dat met name de duurzame energie snel en zonder al te veel procedures aangesloten kan worden op ons hoogspanningsnet. Ter illustratie wil ik er nog wel iets bij zeggen. Tijdens het reces behoren wij als Kamerleden natuurlijk ons werk te doen en ook werkbezoeken af te leggen. Ik was bij een grote toeleverancier aan Wind op zee. Zoals bekend ben ik daar tot nu toe niet de grootste voorstander van geweest, maar het blijkt nu dat de nieuwste projecten zonder MEP-subsidie te realiseren zijn. Die bouwers zeggen: geef ons een vergunning om te bouwen en sluit ons aan op het hoogspanningsnet, dan zorgen wij voor honderden megawatts wind op zee. Het is het belang van dit wetsvoorstel dat die mensen, die investeerders toegang krijgen tot ons net.
Met betrekking tot de balancering en de drie mogelijkheden voor buffering in Nederland ben ik zeer benieuwd naar de verdere uitwerking van de minister. Het getal van 60 mln. per jaar dat door TenneT wordt uitgegeven aan balancering is al een getal waar wij iets aan hebben. Ik hoop ook dat dit in de totale rapportage wordt betrokken. Wij zullen gezamenlijk moeten erkennen dat er een buffer in Nederland nodig is, aangezien de windmolens en biogasinstallaties anders 's nachts voor niets draaien.
Het N-1-principe wordt door de minister omarmd. Dat verheugt ons zeer, omdat met dit principe de wet wordt versterkt.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over het amendement over de reservecapaciteit. Ik had een hele notitie voorbereid teneinde in tweede termijn nog eens precies uit te leggen waarom dat amendement zo hard nodig was, of beter gezegd, waarom de in het wetsvoorstel opgenomen bepaling over het vangnet overbodig was. De minister heeft mij echter feilloos weten te raken op mijn zwakke punt, namelijk consistentie met het vorige amendement; als je het opneemt in de wet, heb je tenminste iets om op terug te vallen. Bovendien hoeft het nu nog niet ingevoerd te worden en hoeft het nog niets te kosten. Laten wij dan dit soort debatten gebruiken waar ze voor zijn, namelijk om elkaar te overtuigen. Ik trek bij dezen het amendement dan ook in.
De voorzitter:
Het amendement-Hessels (stuk nr. 8) is ingetrokken.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Mijn Bijbelexegese is dat Jozef en Maria elkaar weer gevonden hebben!
De heer Jansen (SP):
Dat spreekt mij bijzonder aan, want mijn vrouw heeft de voornamen Maria Josephina.
Voorzitter. Ik heb goed nieuws voor de minister: de fractie van de SP steunde in de eerste termijn het wetsvoorstel en dat doet zij nog steeds na de beantwoording. De hamvraag hangt overigens nog steeds boven de markt, namelijk hoe de samenhang tussen de samenstelling, de schaalgrootte en de spreiding van het productiepark en de inrichting van het netwerk versterkt kunnen worden en hoe de optimale kosten van het totaalplaatje veilig gesteld kunnen worden. De minister heeft erop gewezen dat in Nederland de netbeheerders capaciteitsplannen maken. De heer Hessels heeft daarbij aangegeven dat zij nog te langzaam inspelen op de bouwplannen van de producenten. Dat is op zichzelf waar, maar dat heeft te maken met het systeem van "u vraagt en wij draaien". Momenteel is er de tendens dat de productiecapaciteit steeds grootschaliger wordt en steeds meer opschuift richting groot water, zoals de Maasvlakte, de Eemshaven en het Sloegebied. Het vergt dan ook enorme investeringen in het hoogspanningsnet om die verschuiving richting de consument te realiseren. Dat zit dus in het kostenplaatje. Alleen, daar hebben de producenten op zichzelf geen zelfstandige boodschap aan.
Het probleem van grootschalige centrales op drie locaties is dat men het restwater niet kwijt kan. Er is dan zo veel water op een plaats dat het niet lukt om dat nuttig te besteden. Daarover hebben wij ook gesproken met minister Cramer. Uit maatschappelijk oogpunt zou het verstandiger kunnen zijn om die productiecapaciteit wat meer te spreiden, opdat het restwater wel kan worden benut. Dat heb ik bedoeld met het versterken van de samenhang en het realiseren van een maatschappelijk beeld in plaats van de producent te laten bepalen waar hij zich vestigt en het daar realiseren van hoogspanningsmasten indien daaraan behoefte bestaat. Misschien kan de minister daarop nog ingaan.
De heer Graus (PVV):
Mijnheer de voorzitter. De minister heeft een aantal vragen nog niet beantwoord. Het is uiteraard mogelijk dat zij daartoe nog niet in staat is. Wij hebben gesproken over kernenergie en bio-energie. Wij zouden naar mijn idee binnen enkele weken meer vernemen over de subsidieverlening aan die vormen van energie.
In eerste termijn heb ik gezegd dat er bepaalde landen bij de EU zijn gekomen waarvan de infrastructuur, de connecties enzovoorts slecht zijn. Ik wil van de minister de garantie dat het kleine Nederland niet meebetaalt aan de opbouw van een goede infrastructuur in die landen, terwijl die daarin nooit hebben geïnvesteerd. De Nederlandse burgers en bedrijven hebben daar immers niet om gevraagd. Ik wil dus de garantie dat er niet meer geld uit gaat dan er binnenkomt.
Ik hecht eraan om op te merken dat er in het kader van de leveringsonzekerheid sprake is geweest van het plaatsen van windmolens in de woestijn van Marokko. Naar mijn oordeel is dat een kwestie van vragen om problemen in de toekomst. Daarop heb ik in eerste termijn gedoeld.
Het is logisch dat de burger een deel moet bijdragen en dat de inflatie daarin een rol speelt. Ik doelde echter op het feit dat er internationaal investeringen worden gedaan en dat ik niet wil dat die op de Nederlandse burger worden verhaald. Bedrijven kunnen dat geld terugverdienen omdat er sprake is van marktvergroting. Uit het antwoord van de minister heb ik opgemaakt dat de burger inderdaad fors gaat betalen. Hij zal dus meebetalen aan de marktvergroting voor de bedrijven. Dat kan niet de bedoeling zijn. Hij zou van de marktvergroting moeten kunnen profiteren. Er zou over een aantal jaren sprake moeten zijn van stabilisatie. Uiteraard begrijp ik ook dat er belasting moet worden betaald. Het is te flauw om in te gaan op de opmerking die mijn collega daarover heeft gemaakt.
De heer Zijlstra (VVD):
Mijnheer de voorzitter. Ik ga in op de netwerken van 110 en 150 kV. De minister heeft gezegd dat zij zich bij de Kamer meldt zodra zij daarover iets te zeggen heeft. De VVD-fractie gaat ervan uit dat geen bericht goed bericht is. Het kan dus niet zo zijn dat de Kamer aan het eind van dit jaar of begin volgend jaar slecht nieuws krijgt.
De minister heeft naar aanleiding van mijn opmerking over het amendement op stuk nr. 7 gezegd dat die niet correct is. Ik corrigeer haar woorden: ik heb een vraag gesteld over dat amendement. Die is inmiddels beantwoord. Wij kunnen het amendement op stuk nr. 7 dan ook steunen, want wij zijn voorstander van een betere aansluiting van alle Nederlandse huishoudens. Als dat mogelijk is tegen geringe kosten of zelfs zonder dat daarvoor extra moet worden betaald, kunnen wij daar niet tegen zijn.
Het amendement op stuk nr. 8 is ingetrokken, maar ik heb er behoefte aan om te zeggen dat de minister heeft toegezegd dat zij of haar opvolger de Kamer duidelijk uiteen zal zetten wat de complicaties zijn, voordat het vangnet een feit wordt. Voor ons is dat van wezenlijk belang, want wij blijven vooropstellen dat – als het zover komt – de pijn op dit moment heel eenzijdig bij de eindgebruiker ligt, terwijl het ook te wijten kan zijn aan het feit dat energiebedrijven de markt bewust krap hebben gehouden. Een krappe markt betekent hoge prijzen. Tegen die hoge prijzen wordt vervolgens extra productiecapaciteit ingezet die de overheid inkoopt. Daarvoor wordt de rekening betaald door de eindgebruiker. De VVD wil dat effect niet. De toezegging van de minister is dus helder, want anders had ik gewoon een kopietje van het amendement gemaakt en had ik daar "VVD" onder gezet. Gelet op de toezegging, is dat niet nodig.
Tot slot: kernenergie. Ik ben blij dat het de minister spijt dat zij ons geen toezegging kan doen.
Minister Van der Hoeven:
Nee!
De heer Zijlstra (VVD):
Ik heb de minister echt "het spijt mij" horen zeggen. Dat geeft haar diepere emotie aan, hoewel zij dat natuurlijk zal ontkennen. De minister gaf echter helder aan dat er geen sprake zal zijn van kernenergie. In de media, met name op de website energeia – ongetwijfeld bekend bij alle woordvoerders en bij de minister – is over het thema "kernenergie" echter al een strijd gevoerd tussen het CDA en de PvdA. Mevrouw Spies, de vicefractievoorzitter van het CDA, stelde op 8 februari met betrekking tot het regeerakkoord bijvoorbeeld dat de bouw van een kerncentrale weliswaar is uitgesloten, maar dat voorbereidingen om tot die bouw te komen, niet zijn uitgesloten. Zij verwacht dat de Tweede Kamer binnenkort in de Kernenergiewet zal vastleggen onder welke voorwaarden een vergunning voor een nieuwe kerncentrale kan worden aangevraagd. Op 28 maart sprak zij woorden van gelijke strekking: "Wij gaan nu weliswaar niet bouwen, maar wij gaan gewoon full swing door, zodat wij alle randvoorwaarden ingevuld hebben." Betekent de conclusie van de minister dat de PvdA het pleit gewoon gewonnen heeft en dat dit de zoveelste nederlaag is van het CDA in dit linkse kabinet?
Minister Van der Hoeven:
Voorzitter. Ik begin met dat laatste. De teneur van mijn opmerking was: "Het spijt mij, maar ik heb niet meer voor u." U moet en hoeft daar niets achter zoeken wat niet gezegd is. Het is heel simpel: er zijn afspraken gemaakt binnen de coalitie en die afspraken voeren wij uit. Dan is het geen kwestie meer van: wie heeft gewonnen en wie heeft verloren? Je maakt afspraken met elkaar. Ik zou het flauw vinden als ik hier dan ga zitten miezemuizen. Dat doe ik niet; afspraak is afspraak. Ik heb echter ook gezegd dat het denken niet stilstaat. Kijk maar naar wat wij hebben afgesproken over de beschikbaarheid en de geschiktheid van de locaties die tot nu toe waren gereserveerd.
Nu ik toch met de heer Zijlstra begonnen ben, ga ik met hem verder. Hij is het nu eens met het amendement op stuk nr. 7. Over 110 kV en 150 kV zei hij dat geen bericht goed bericht is en dat ik slecht nieuws, als dat er is, eerder moet brengen. Daar heeft hij gelijk in. Als er slecht nieuws te brengen is, breng ik de Kamer dus ook dat slechte nieuws. Daar heeft de heer Zijlstra dus een punt.
Op een ander punt ben ik het echter niet hem eens. Als het vangnet geëffectueerd wordt, stuur ik de Kamer daaraan voorafgaand geen brief. Dat heb ik ook niet gezegd. Het gaat gelijktijdig. Ik informeer de Kamer daarover. Het is namelijk niet iets waarvoor de Kamer toestemming moet geven. Laten wij dus wel bij elkaars hol blijven. Ik informeer de Kamer echter natuurlijk wel en ik ben het ermee eens dat je er, voor zover je dat kunt, voor moet zorgen dat het vangnet niet geëffectueerd hoeft te worden.
Dat brengt mij bij de opmerkingen van de heer Graus. Ik heb niet gesproken over kernenergiesubsidie. Hij had het in één adem over kern- en bio-energiesubsidie. Ik heb gesproken over de stimulering van duurzame elektriciteitsopwekking. Daarover wordt de Kamer, zoals afgesproken, zo snel mogelijk geïnformeerd. In "Schoon en Zuinig" staat welke plannen wij ontwikkeld hebben voor de komende vier jaar.
De heer Graus (PVV):
Mogelijk hebben de minister en ik elkaar verkeerd begrepen. Er gaan heel veel subsidies naar windenergie. Die subsidies worden pas over 30 jaar of nog later terugverdiend. Ik heb gevraagd waarom er niet meer subsidie gaat naar kernenergie en naar duurzame energie met zonnecellen en glas. Volgens mij zei de minister toen dat wij daar over een paar weken meer over zullen horen. Ik heb dus gevraagd of er meer subsidies zullen gaan naar zonne-energie en naar kerncentrales, ook ten koste van de windenergie, want dat beoogde ik daarmee.
Minister Van der Hoeven:
Op het punt van kerncentrales zeg ik heel simpel: nee. Wat alle andere vormen van duurzame energie betreft, moet u Schoon en zuinig afwachten. Hetzelfde geldt voor de opvolger van de MEP, de stimuleringsregeling duurzame elektriciteitsproductie. Ik constateer dat u op het punt van de windmolens van mening verschilt met de heer Hessels. Hij zei zo-even dat de nieuwste projecten in feite zonder subsidie aan het net kunnen leveren. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden. Ik ben altijd bereid om te kijken naar nieuwe voorstellen, waarbij het inderdaad van belang is, zoals de heer Hessels zei, dat de aansluiting op het net geregeld is. Daar gaat het natuurlijk om.
De heer Graus (PVV):
Dat is dus niet mijn bedoeling bij windenergie. Ik vind dat er meer subsidie moet naar zonne-energie, zonnecellen in glas, dan naar kernenergie. Ik heb het echter niet gehad over subsidie voor windenergie. Ik heb juist gezegd dat er meer subsidie moet gaan naar zonnecellen in glas en naar kernenergie ten koste van windenergie. Subsidie moet niet naar windenergie. Ik ben tegen al die subsidies voor windenergie.
Minister Van der Hoeven:
Dat is uw mening maar daar hoef ik het niet mee eens te zijn.
De heer Graus (PVV):
Ik zeg dit omdat u stelde dat ik een andere mening heb dan de heer Hessels. Dat heb ik op dit moment niet.
Minister Van der Hoeven:
Goed. Ik raad u aan om de regelingen af te wachten. Dat is het verstandigste.
De heer Graus vroeg ook of Nederland gaat meebetalen aan de Europese infrastructuur. Hij vroeg eigenlijk of Nederland gaat meebetalen aan de infrastructuur in andere landen. Het antwoord daarop is nee; de bouw van de infrastructuur is een puur nationale aangelegenheid. Het enige dat wij samen doen, is investeren in interconnectiecapaciteit. Wij doen dat met België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en Zweden. Dat lijkt mij geen problemen te hoeven opleveren.
Ik kom op de opmerkingen van de heer Jansen. De energiebedrijven kunnen niet overal zomaar centrales neerzetten. Besluiten daarover worden gestuurd vanuit de overheid aan de hand van het structuurschema elektriciteitsvoorziening. Daarmee wordt bijvoorbeeld aan TenneT richting gegeven bij het ontwikkelen van de transportnetten. De beslissing om een centrale te bouwen, is echt aan de bedrijven. Zij moeten bepalen of zij op de locaties die mogelijk zijn efficiënt kunnen werken. Ik neem aan dat zij daarbij ook goed letten op de mogelijkheden om die restwarmte te gebruiken. Zij hebben daar bedrijfseconomisch profijt van. Ik vind de vraag van de heer Jansen op dit punt dan ook moeilijk te beantwoorden. Ik moet dan iets beantwoorden terwijl ik niet op de stoel van het bedrijf zit. Ik zit op een andere stoel. Ik zit op de stoel van de minister van Economische Zaken. Over bepaalde dingen ga ik op een gegeven ogenblik op een of andere manier wel, maar over definitieve investeringsbeslissingen ga ik niet.
De heer Jansen (SP):
Dat klopt. In de huidige situatie is dat inderdaad het geval. De bedrijven die straks bijvoorbeeld op de Maasvlakte zitten, gaan een bulk restwarmte produceren en hebben er zelf alle belang bij om die restwarmte economisch nuttig af te zetten. Ik voorspel dat u dan van een koude kermis thuiskomt want het lukt nooit om die restwarmte in die regio af te zetten.
Minister Van der Hoeven:
Naar de huidige stand van techniek en technologie hebt u waarschijnlijk gelijk. Ik kan echter niet in de toekomst kijken. Voor het bedrijfseconomisch runnen van een centrale is het belangrijk dat zo weinig mogelijk restwarmte niet wordt gebruikt. Alles wat de lucht in gaat, is weg. De bedrijven zullen dat zelf moeten beslissen. Zij moeten zelf bekijken of zij op locaties efficiënt kunnen werken. De overheid kan de locaties aanwijzen, maar kan niets zeggen over het besluit om te bouwen. Het is voor de overheid alleen mogelijk om een richting aan te geven, maar dat besluit moeten bedrijven zelf nemen. Daarbij moet een afweging ten aanzien van de kosten worden gemaakt.
De heer Jansen (SP):
Ik begrijp dan niet dat het kabinet een stimuleringsbeleid voor het gebruik van restwarmte nodig heeft. Als er sprake is van een soort natuurlijk momentum is, dan hoeft u niets te doen.
Minister Van der Hoeven:
Dit is een beetje flauw. Ik heb aangegeven dat een centrale zo kostenefficiënt mogelijk wordt gebouwd om problemen met de economische positie te vermijden. Ik heb niet gezegd dat wij die restwarmte kunnen regelen. U weet net zo goed als ik dat wij niet op die stoel zitten. Je moet stimuleren wat er aan duurzame elektriciteitsproductie nodig is, maar daar zijn wij ook bezig. Een ander antwoord heb ik niet.
Dat brengt mij bij de opmerkingen van de heer Hessels, te beginnen met de aansluitproblemen. Dat speelt op dit moment met name in Groningen, waarop de heer Hessels ook doelde. TenneT is momenteel in gesprek met de betrokken provincies om snel op het bestaande net capaciteit vrij te maken. Zo kan bijvoorbeeld een net dat moet worden afgeschakeld, wellicht wat langer in functie zijn om op die manier snel tegemoet te komen aan de acute problematiek. Ik verwacht aan het einde van dit jaar duidelijkheid te hebben over de oplossingen. De provincies hebben ook wat tijd nodig voor een correct democratisch proces.
De heer Hessels (CDA):
Voor de volledigheid: hetzelfde geldt voor het Sloegebied, waar een nieuwe investering is afgewezen omdat er geen capaciteit zou zijn. Hoe kunnen wij dat aanpakken?
Minister Van der Hoeven:
Ik zal daarin duiken en bekijken hoe wij hiervoor op termijn een oplossing kunnen vinden. Het is waar wat de heer Hessels zegt: het ene gebied is het andere niet. In het ene gebied zijn er iets gemakkelijker mogelijkheden te vinden dan in het andere.
De heer Hessels heeft ook opmerkingen gemaakt over de balancering en de buffer. Ik zie wat hij bedoelt, met name op de korte termijn. Het is heel belangrijk dat wij de mogelijkheden verder onderzoeken. Ik zal daarover rapporteren, ook over de voorstellen waarmee ik dan naar de Kamer kom.
Ik denk dat wij op deze manier een goed wetsvoorstel krijgen. Het amendement op stuk nr. 7 geeft een wettelijke basis aan het N-1 en door het intrekken van het amendement op stuk nr. 8 blijft er een wettelijke basis voor de vangnetregeling. Ik denk dus dat wij een win/winsituatie hebben.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, volgende week over het wetsvoorstel en het amendement te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-5212-5226.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.