Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van rijkswet Het verlenen van toestemming aan Prins Bernhard Lucas Emmanuel van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven om een huwelijk aan te gaan met Annette Sekrève (7, R1653).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Op grond van artikel 28, lid 2, van de Grondwet, raakt een troonopvolger uit de lijn van de erfopvolging als hij een huwelijk aangaat zonder wettelijke toestemming. Dit geldt ook voor de uit het huwelijk geboren kinderen en hun nakomelingen.

Nog geen vijftien jaar geleden is na uitvoerige parlementaire discussie vastgesteld, dat de troonopvolgers tot het Koninklijk Huis behoren. Voor hen geldt ministeriële verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid die wij als Kamers van de Staten-Generaal hebben te beoordelen. De regering heeft in lijn van de grondwetsherziening 1983 ervoor gekozen om ten aanzien van het huwelijk van prins Bernhard junior en mevrouw Annette Sekrève een wetsvoorstel aan de Staten-Generaal voor te leggen. Zowel de Eerste- als de Tweede-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid acht de schriftelijke voorbereiding van het wetsvoorstel bevredigend en kan nu goedkeuring aan het wetsvoorstel geven.

Wij wensen prins Bernhard junior en Annette Sekrève een huwelijk vol liefde toe.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! De fracties van de VVD in de Eerste en de Tweede Kamer willen prins Bernhard junior en mevrouw Annette Sekrève van harte feliciteren met hun voornemen om in het huwelijk te treden. De VVD vindt het altijd weer een speciale gebeurtenis als er iemand van de koninklijke familie gaat trouwen, zeker als het iemand betreft die in beginsel tot de troon kan worden geroepen. Daar mogen de Staten-Generaal best even bij stilstaan.

Prins Bernhard junior heeft samen met zijn aanstaande echtgenote aangegeven prijs te stellen op toestemming van de wetgever voor het huwelijk. De VVD-fracties hebben geen enkel bezwaar om die toestemming te geven en zullen daarom als medewetgever graag voor deze wet stemmen. Bij aanneming daarvan zullen beide aanstaande echtelieden tot het Koninklijk Huis behoren, in elk geval zolang koningin Beatrix de troon blijft bekleden.

Wij wensen de prins en zijn aanstaande echtgenote een heel gelukkige en voorspoedige toekomst toe. Wij verzoeken de minister-president, onze gelukwensen aan hen en aan hun familie over te brengen.

De heer Pastoor (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Een van de weinige wettelijke bepalingen die het bijeenroepen van een verenigde vergadering verlangt is artikel 28 van de Grondwet: "De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten terzake van een voorstel van wet, strekkende tot het verlenen van toestemming, in verenigde vergadering."

Welnu, mijnheer de voorzitter, de fracties van het CDA in beide Kamers willen derhalve ook dienovereenkomstig gezamenlijk reageren. Onze fracties werken gaarne en van harte mee aan het verlenen van toestemming voor het huwelijk van prins Bernhard junior met mevrouw Annette Sekrève. Dat impliceert dat wij met overtuiging instemmen met het voorstel van Rijkswet, zoals dat ons is aangeboden.

Voorzitter! Beide fracties van het CDA willen van de gelegenheid gebruikmaken de prins en zijn aanstaande echtgenote hun gelukwensen aan te bieden met hun voorgenomen huwelijk. Wij spreken de wens uit dat hun burgerlijk huwelijk op 6 juli en zeker ook de kerkelijke inzegening op 8 juli a.s. voor hen onvergetelijke hoogtijdagen zullen zijn. Moge Gods onmisbare zegen hen vergezellen op hun verdere levensweg.

De heer De Boer (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals bekend is GroenLinks een voorstander van een door de Staten-Generaal gekozen staatshoofd. GroenLinksers hebben dus belangrijker kwesties om aandacht aan te geven dan dit wetsvoorstel. Wel zijn wij van mening dat er, zolang een meerderheid nog een voorstander is van de constitutionele monarchie, een discussie nodig is over een eigentijdse invulling daarvan. De regering heeft toegezegd, daarop bij het aanbieden van de begroting voor 2001 een visie te zullen presenteren. Wij wachten die af en wij bereiden ons uiteraard intern op die discussie voor.

Intussen kan bij de behandeling van dit wetsvoorstel de vraag gesteld worden of het nodig en nuttig is dat het Koninklijk Huis de huidige omvang behoudt. Graag vernemen wij een nadere argumentatie op dit punt. Wat ons betreft ligt het voor de hand, bij de visie die het kabinet zal presenteren, ook de omvang van het Koninklijk Huis te betrekken en wat ons betreft moet de kring van troonopvolgers daarbij kleiner worden, al was het maar om rituele en overbodige vergaderingen als deze tot het absolute minimum te beperken. Het verlenen van toestemming kan dan beperkt worden tot het huwelijk van bijvoorbeeld de kroonprins.

Voorzitter! Om principiële redenen, maar ook op grond van praktische overwegingen – de te grote kring van troonpretendenten – zullen vier leden van de Eerste-Kamerfractie van GroenLinks door aantekening te vragen hun steun aan dit wetsvoorstel niet geven. Het bovenstaande weerhoudt alle vertegenwoordigers van GroenLinks er niet van, de betrokkenen te feliciteren met hun voorgenomen huwelijk en hun voor hun persoonlijk leven alle goeds toe te wensen.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! De fracties van D66 in de Eerste en de Tweede Kamer stemmen in met het wetsvoorstel om toestemming te verlenen voor het huwelijk van prins Bernhard met mevrouw Annette Sekrève. In het huidige stelsel ligt een dergelijke goedkeuring bij wet voor de hand. D66 heeft eerder meer ten principale de vraag van de omvang van het Koninklijk Huis en de daaraan gekoppelde procedures aan de orde gesteld, zoals de behandeling van deze goedkeuringswet. De discussie over deze principiële vraag volgt in een later stadium. D66 wil daarom naast het blijk geven van instemming met dit wetsvoorstel van deze gelegenheid gebruikmaken om het bruidspaar van harte geluk te wensen met hun voorgenomen huwelijk.

De heer De Vries (RPF/GPV):

Mijnheer de voorzitter! Namens de fracties van RPF/GPV in beide Kamers spreek ik er mijn verheuging over uit dat er binnen het Koninklijk Huis opnieuw een huwelijk op handen is. Graag werken wij er door onze steun aan dit wetsvoorstel aan mee dat de bruidegom zijn rechten in de lijn van troonopvolging behoudt.

Er is na het bekend worden van de verloving buiten het parlement – en het bleek nu ook uit de bijdrage van de heer De Boer – enige discussie geweest over de vraag of het gelet op het aantal potentiële troonopvolgers vóór hem wel zinvol is dat ook deze prins toestemming voor zijn huwelijk vraagt. Wij delen deze twijfel niet en wij achten deze vraag zelfs niet relevant voor dit wetsvoorstel. De bedoeling van de grondwettelijke bepaling inzake de toestemming voor het huwelijk van potentiële troonopvolgers is niet, een lid van het Koninklijk Huis de vrije keus te laten of hij troongerechtigd wil blijven en evenmin om de wetgever de kans te bieden, het Koninklijk Huis te verkleinen. Wij hebben het bijzonder gewaardeerd dat prins Bernhard junior de verantwoordelijkheid die uit zijn hoge geboorte voortvloeit, erkent en aanvaardt, met alle rechten en voorrechten, maar ook met de beperkingen die daaraan zijn verbonden. De wens dat aan zijn huwelijk met mevrouw Sekrève toestemming vooraf zou gaan, is daarvan een uitvloeisel. Wij als wetgever hebben nu enkel de vraag te beantwoorden of dit huwelijk enig beletsel vormt voor het functioneren van het aanstaande echtpaar als leden van het Koninklijk Huis. De regering ziet zulke beletselen niet, en wij evenmin. Daarom werken wij gaarne mee aan deze toestemming. Wij wensen het bruidspaar van harte toe dat zij in hun huwelijk de zegen van God in rijke mate mogen ondervinden.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter! Het derde lid van artikel 28 van de Grondwet schrijft sinds 1983 voor dat de Staten-Generaal terzake van een voorstel van wet strekkende tot het verlenen van toestemming tot het aangaan van een huwelijk door iemand die het koningschap van de Koning kan beërven, beraadslagen en besluiten in verenigde vergadering. Het is thans de tweede keer dat de verenigde vergadering door de regering geroepen wordt, over zo'n voorstel te beraadslagen en te besluiten. Ik acht het een eer om, evenals twee jaar geleden, namens de beide fracties van de SGP in de Staten-Generaal het woord te mogen voeren bij deze gelegenheid.

Het stemde ons tot voldoening dat prins Bernhard junior en zijn aanstaande echtgenote reeds bij de bekendmaking van hun verloving op 11 maart jongstleden te kennen gaven, de toestemming van de wetgever te zullen vragen voor hun huwelijk. De redengeving omvatte tweeërlei. In de eerste plaats verwezen zij naar de Grondwet, die overigens geen andere sanctie op het niet vragen van toestemming bevat dan uitsluiting van de troonopvolging of, juister gezegd, van de erfopvolging. De tweede reden was samengesteld: zij willen handelen uit respect voor de familie en menen dat het aangaan van een huwelijk geen "logisch moment" is om het lidmaatschap van het Koninklijk Huis op te geven. Wij waarderen het zeer dat het aanstaande echtpaar een familietraditie hoog wil houden.

Het stemt voorts tot voldoening dat de regering besloten heeft, aan de wens van het aanstaande echtpaar gevolg te geven door de indiening van dit voorstel voor de toestemming van het voorgenomen huwelijk. De regering vermeldt in de memorie van toelichting dat zij dit voorstel "gaarne" heeft ingediend. In de gegeven omstandigheden moge deze daad van de regering iets vanzelfsprekends in zich dragen, formeel grondwettelijk ligt de beslissing om al of niet een wetsvoorstel ter goedkeuring bij de verenigde vergadering in te dienen, bij de regering en is deze niet enkel afhankelijk van de wens van de potentiële troonopvolger, al mag aangenomen worden dat de wens van de troonopvolger een belangrijke rol zal kunnen spelen. Overigens lijkt mij, gelet op het reglement van orde voor de verenigde vergadering, theoretisch een initiatiefvoorstel vanuit de verenigde vergadering niet uitgesloten.

Het verheugt onze fracties dat twee jonge mensen, van wie de ene lid van het Koninklijk Huis is en blijft, en de andere op het moment van het huwelijk daarvan deel zal gaan uitmaken, hebben gekozen voor het wettelijke huwelijk om hun levensverbintenis vorm te geven. Het moge helder zijn dat de SGP de keuze voor het huwelijk als blijk van publiek uitgesproken wederzijds vertrouwen bijzonder waardeert.

Daarenboven hebben zij te kennen gegeven voornemens te zijn hun trouwverbond kerkelijk te doen bevestigen in het kerkverband waarmee het Huis van Oranje-Nassau zich sinds de vestiging van onze Staat verbonden weet en waarin, ondanks alles, ruimte is voor de verkondiging van de boodschap van Gods genade voor zondige mensen. Het verblijdt ons in het bijzonder, dat zij de zegen van hun en onze Schepper over hun gezamenlijke verdere levensweg willen vragen. Bij die gelegenheid zal ook de christelijke gemeente hen op bijzondere wijze betrekken in haar voorbede. Ook wij zullen hen in ons gebed niet vergeten en hen in onze smekingen en dankzeggingen blijven opdragen aan de Troon der Genade.

Mijnheer de voorzitter! Uit het voorgaande moge duidelijk geworden zijn, dat ook onze fracties, evenals de regering, geen beletselen zien die ons zouden nopen tot onthouding van instemming met het wetsvoorstel. Wij wensen de aanstaande echtgenoten, alsmede hun wederzijdse ouders, van harte geluk met hun voornemen.

Minister Kok:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng in deze termijn. Ik zal, gelet op deze inbreng, in mijn reactie kort kunnen zijn en mij kunnen beperken tot datgene wat thans relevant is in het kader van het voor ons liggende wetsvoorstel. Het is gebaseerd op de Grondwet zoals die vanaf 1983 luidt en uiteraard op de wens van betrokkenen om toestemming te vragen. Daarnaast is het wetsvoorstel gebaseerd op het eigen oordeel van het kabinet om in deze wet vol overtuiging de toestemming die in deze wet wordt gegeven aan het oordeel van de verenigde vergadering te onderwerpen.

Thans kan ik mijn beantwoording beperken tot datgene wat met betrekking tot dit wetsvoorstel is gezegd. Andere kwesties, aan de orde komend in de memorie van toelichting bij de begroting, zijn thans niet aan de orde. Ik waardeer de positieve wijze waarop door de diverse fracties op het voorstel is gereageerd. Er werd een enkele kanttekening gemaakt, door in het bijzonder een der fracties. Ik dank de leden voorts voor de persoonlijke woorden die in deze vergadering tot het aanstaande echtpaar zijn gesproken. Ik sluit mij daar namens de regering uiteraard gaarne bij aan en wij zullen op een daarvoor passend moment de vriendelijke woorden die zijn gesproken graag aan beide jongelui overbrengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het voorstel van rijkswet wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De leden Zwerver, Pitstra, Van Schijndel en Platvoet wordt aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het voorstel van rijkswet te hebben kunnen verenigen.

Ik wens het aanstaande bruidspaar van harte geluk met het voornemen in het huwelijk te treden en ik wens hen een gelukkig en gezegend huwelijk toe.

Sluiting 13.19 uur

Naar boven