Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het wetsvoorstel Bijzondere bepalingen in verband met de vernieuwing van het openbaar bestuur in de provincie Rotterdam (Wet bijzondere bepalingen provincie Rotterdam) (24087);

  • - het wetsvoorstel Regels in verband met de instelling van de provincie Rotterdam en de wijziging van de gemeentelijke indeling in die provincie (Wet instelling provincie Rotterdam) (24088).

Het Presidium stelt voor, een hoofdlijnendebat te voeren over de zoëven in handen van de commissie gestelde stukken ter zake van de te vormen provincie Rotterdam.

Ik stel voor, dit debat toe te voegen aan de agenda van de volgende week, met maximumspreektijden van 10 minuten voor de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD, 7 minuten voor de fractie van D66, 5 minuten voor de overige fracties en 2,5 minuut voor het lid Hendriks.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Zoals ik reeds aan de woordvoerders heb laten weten, stel ik op verzoek van de betrokken ministers voor, het wetsvoorstel Orgaandonatie tot nader order van de agenda af te voeren. Hedenmiddag zal het gewijzigde schema worden rondgedeeld.Voorzitter

Ik deel aan de Kamer mede, dat de tijdelijke commissie Toezicht Verzekeringskamer tot haar voorzitter en ondervoorzitter heeft gekozen respectievelijk de leden Ybema en Smits.

Het woord is aan de heer Van Middelkoop.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik hoorde u zoëven zeggen dat het wetsvoorstel Orgaandonatie van de agenda wordt afgevoerd. Mogen wij vernemen, nadat gisteravond van de zijde van de Kamer een lange eerste termijn is gehouden, waarom dat gebeurt?

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik heb dezelfde vraag als de heer Van Middelkoop. Ik ben benieuwd naar de eerste reactie van de regering op alle wijzigingsvoorstellen die op tafel zijn gelegd en alle beschouwingen die gisteren zijn gehouden. Is bekend hoe lang die opschortende werking gaat duren? Overigens heb ik er alle begrip voor.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Het kabinet heeft de Kamer een brief gestuurd met het verzoek, de beraadslaging over het wetsvoorstel Orgaandonatie op te schorten. Mijn fractie respecteert het verzoek, maar betreurt het zeer. Het kabinet heeft na zijn aantreden ruimschoots de tijd genomen om na te denken over het wetsvoorstel dat in dit huis aanhangig was. Na rijp beraad in het kabinet ontving de Kamer in november een uitgebreide nota naar aanleiding van het eindverslag, waarin het kabinet het toestemmingsprincipe toch zeer sterk bleef verdedigen. Die verdediging is gebaseerd op het gestelde in de Grondwet met betrekking tot de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam en op de stelling dat men nog wel mogelijkheden ziet dat er uiteindelijk meer organen voor donatie beschikbaar zullen komen. Mijn fractie meent dat het kabinet met het opschorten van het debat het parlementaire werk "doodslaat" door niet van de gelegenheid gebruik te maken om het wetsvoorstel nu in eerste termijn te verdedigen. Dat is de politieke weg die wij in dit dualistische systeem horen te bewandelen.

Mijn fractie betreurt dit zeer. Het is immers de bedoeling dat de regering met de verdediging van de sterke argumentatie die zij in de schriftelijke voorbereiding heeft gegeven – dat een ander systeem niet opportuun is – de Kamer uiteindelijk laat zien dat hetgeen voorligt, het beste is. Dan zou de regering na een tweede termijn van de Kamer hebben kunnen bezien hoe het verder kon lopen.

Mijn fractie betreurt het zeer dat dit kabinet, dat staat voor openheid, voor parlementair werk en voor een dialoog met de Kamer, al in eerste termijn in zijn schulp kruipt, en dàt nog wel met D66-bewindslieden die zo voor democratie en openheid zijn. Mijn fractie respecteert het, maar betreurt het zeer.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Mijn partij staat voor openheid en die wil ik dan ook graag geven.

Ik betreur het helemaal niet dat de regering deze stelling heeft betrokken. Wij hebben gisterenavond inderdaad een zeer goed debat op hoog niveau gevoerd over de keuzes inzake de orgaandonatie. In de Kamer bleek een zeer breed gedragen opvatting te bestaan over de wenselijkheid van wat wij noemen een volledig beslissysteem, waarbij meerdere keuzes kunnen worden vastgelegd. De indicatie is – niet meer dan dat; laten wij de woordkeuze zorgvuldig houden – dat in ieder geval een meerderheid de neiging had om het bezwaarsysteem zwaarder te willen bekijken. Ik respecteer de opvatting van de VVD-fractie vanuit de gedachte dat zij als een van de weinige fracties wil vasthouden aan het toestemmingssysteem dat het kabinet heeft voorgesteld. Dat is heel helder. Maar het is toch niet merkwaardig dat een regering zich daarop na een eerste termijn nog eens wil beraden, gehoord de discussie in de Kamer, die zo'n fundamenteel andere opvatting bleek te hebben dan was voorgesteld? Ik neem dan ook met respect en waardering kennis van dit standpunt van de regering.

Mevrouw Kamp (VVD):

De heer Van Boxtel zegt dat het parlementaire debat heeft plaatsgevonden. Maar alleen de Kamer heeft gesproken: er is nog helemaal niet gedebatteerd met de regering. Zij heeft haar standpunt in de schriftelijke voorbereiding gegeven, maar heeft zelfs nog niet de gelegenheid genomen om haar standpunt plenair uiteen te zetten.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik lees de brief van de regering niet als zou zij weglopen. Dat suggereert mevrouw Kamp, maar dat doet de regering niet. Zij wenst uiterst zorgvuldig om te gaan met de geluiden die hier naar voren zijn gebracht. Gelet op de breed gedragen opvatting dat er een bezwaarsysteem en misschien het liefst een volledig beslissysteem zou moeten worden gerealiseerd, kan ik mij goed voorstellen dat het kabinet zich in alle openheid en juist ook om de argumenten te wegen die gewisseld zijn, wil beraden op een andere opstelling. Dat moeten wij respecteren. Dit betekent niet dat wij dan maar moeten doorgaan. Ik kan voorspellen dat wij, als de regering haar eerste termijn had gehouden, allemaal voor de interruptiemicrofoon hadden gestaan omdat wij om ons moverende redenen iets anders willen. Dan heb ik liever zorgvuldigheid en straks een goede dialoog. De regering loopt niet weg, maar komt straks terug met een zorgvuldig verhaal.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Ook de SGP-fractie was gisterenavond wat verrast door de ontwikkeling in het debat over de Wet op de orgaandonatie. Zij heeft echter ook vastgesteld dat er niets onreglementairs is gebeurd, niets is gebeurd wat zich niet verdraagt met het karakter van een parlementair debat, en ook niets wat de voortgang van dat debat zou moeten ophouden. Wel is het zo, dat de regering vanavond zou gaan antwoorden en zij dat antwoord deugdelijk zal willen voorbereiden. De brief zou zo gelezen kunnen worden dat daarvoor meer tijd dan één keer 24 uur wordt gevraagd. Zo kan de brief gelezen worden, maar de formulering die gekozen is, lijkt wat dieper te gaan en zou zelfs kunnen leiden, gezien allerlei eerdere brieven van dezelfde orde, tot het voor langere tijd van de agenda afvoeren van dit wetsvoorstel. Het is niet op voorhand uit te sluiten dat een soort politieke impasse ontstaat.

Voorzitter! Ik wil mijn vraag daarom tot u richten. Misschien wilt u deze vraag voorleggen aan de minister die in ons midden verkeert. Hoe moeten wij deze brief precies verstaan? Vraagt de minister om uitstel voor kabinetsberaad dat heel snel tot een conclusie kan leiden die de ministers in staat stellen, de Kamer te antwoorden op haar eerste termijn? Of is er sprake van een dieper sporende impasse en moeten wij rekening houden met een langere termijn gedurende welke het parlementaire debat wordt opgehouden? Dat laatste zou voor de SGP-fractie, om redenen die enkele collega's al hebben verwoord, niet aanvaardbaar zijn.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Er is gisteravond door de Kamer lang en intensief gesproken over het onderwerp dat velen al jaren verdeelt en waarover velen eveneens al jaren een persoonlijke mening en een persoonlijk gevoel hebben. Ik hecht eraan, vanmiddag duidelijk te maken dat een persoonlijke mening, een persoonlijk gevoel of persoonlijke invalshoeken ertoe kunnen leiden dat pas op het moment dat het wetsvoorstel uiteindelijk in de Kamer ter stemming voorligt, zal blijken of er meerderheden dan wel minderheden zijn.

Nadat ik de brief van de minister van VWS heb gelezen en het debat van gisteravond heb gehoord, kan ik alleen maar instemmen met de zorgvuldigheid die de minister betracht. Zij neemt niet alleen het systeem in heroverweging. Ook gisteravond is door mijn fractie al naar voren gebracht dat een systeem maar één, weliswaar belangrijk, onderdeel is van de hele wetgeving. De minister wil echter nog eens goed kijken naar de verschillende vormen van registratie, naar de financiële implicaties en naar de voorlichting, inclusief de voorlichting aan beroepsbeoefenaren. Namens mijn fractie kan ik dan ook zeggen dat de brief van de minister niet zozeer de parlementaire democratie ophoudt alswel juist de zorgvuldigheid dient.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Gehoord het intensieve debat van gisteravond door de verschillende fracties over de Wet op de orgaandonatie kan ik mij goed voorstellen dat de minister meer tijd nodig heeft en vanavond nog niet kan antwoorden. Ik pleit er wel voor, dat antwoord niet maanden uit te stellen. Wij zijn al jaren bezig met dit onderwerp. Ik zou daarom graag een indicatie krijgen wanneer wij dat antwoord kunnen verwachten. Zou de minister ook kunnen aangeven met welke instelling zij het kabinetsberaad ingaat?

Mevrouw Nijpels-Hezemans (AOV):

Voorzitter! Ik kan mij uitstekend vinden in de brief van de minister. Juist vanwege de zorgvuldigheid en gezien de ontwikkeling tijdens het debat gisteravond lijkt het mij goed dat het kabinet daarover nadrukkelijk nadenkt. Ik hoop – en ik meen dat te kunnen opmaken uit het debat van gisteravond – dat over dit belangrijke onderwerp een veel bredere overeenstemming zou kunnen worden bereikt dan eerst misschien leek. Mij lijkt het in dit geval voor dit onderwerp beter als een zo breed mogelijke steun voor een wetsvoorstel gevonden wordt. Dan moet de behandeling maar iets langer duren. Ik ben het uiteraard met de andere sprekers eens dat de voortzetting van de behandeling niet eindeloos uitgesteld en op de lange baan geschoven mag worden. Op een zeker moment is het wel beter dat er een overeenstemming is waarmee het grootste deel van de Kamer – en liefst de hele Kamer – kan instemmen. Dat lijkt mij beter dan nu met krappe meerderheden de ene dan wel de andere richting op te gaan.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik wil graag nader verklaren waarom ik mede namens mijn collega van Justitie vanochtend deze brief aan u geschreven heb. Wij hebben gisteravond een zeer interessante eerste termijn van de kant van de Kamer gehad. Voor mij en voor mijn collega van Justitie zat er een zeker element van verrassing in. Wij hadden immers uit de schriftelijke voorbereiding de verwachting gekregen dat voor het wetsvoorstel, inclusief het zogenoemde toestemmingssysteem, een kamermeerderheid aanwezig zou zijn. Nogmaals, wij hebben gisteren met veel belangstelling geluisterd naar de inbreng van alle fracties. Wij hebben geconstateerd, dat de situatie in feite anders ligt. Wij hebben ook geconstateerd dat wij allen hetzelfde doel nastreven, een doel dat zowel de belangen van de vele patiënten alsook het belang van de potentiële donor zo goed mogelijk dient. Over de wijze van uitvoering is er een duidelijk verschil van opvatting tussen het kabinet en de meerderheid van de Tweede Kamer. Het betreft een verschil van opvatting over een instrument, waarmee dat doel, dat wij allemaal nastreven, bereikt kan worden.

Wij hebben gekozen voor nader beraad binnen het kabinet. Deze kwestie ligt gevoelig in de samenleving en er zijn vele belangen van mensen mee gediend. Het is voor die samenleving het allerbelangrijkste, dat wij op zo kort mogelijke termijn een instrument vinden waarover kabinet en Kamer het helemaal eens zijn. Dat is belangrijk voor de wijze waarop wij dit onderwerp verder behandelen. Het moet zorgvuldig gebeuren, met oog voor al die gevoeligheden. Ik ben dan ook blij, dat vele geachte afgevaardigden die zoëven het woord hebben gevoerd, begrip voor dit standpunt hebben opgebracht. Het is normaal, zoals mevrouw Kamp stelde, dat de regering vlot in eerste termijn antwoordt. Maar het grote onderscheid is niet gemakkelijk te overbruggen, wanneer het kabinet vanavond routinematig zou antwoorden. Als wij het zo zouden doen, bereiken wij misschien niet het doel dat wij zo graag willen bereiken, namelijk eenstemmigheid over het instrument. Vandaar dat wij er bijzonder aan hechten nog even de gelegenheid te hebben om daar in het kabinet goed over van gedachten te wisselen om te zien of die weg er is. Zodra het overleg is afgerond – het hoeft echt niet zo lang te duren – komen wij bij de Kamer terug.

De heer Lansink (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb al per interruptie gezegd dat ik op zichzelf begrip had – en na de reactie van de minister nog meer – voor hetgeen in de regeling van werkzaamheden aan de orde werd gesteld. Ik kreeg pas daarna de brief in handen. Die gaf aanleiding tot enkele vragen, die intussen door collega's zijn gesteld. Gelet op de inbreng van de leden van de Kamer, meen ik dat gemeen overleg hierover tot iets moet leiden. Er kan een ronde van nader beraad tussendoor komen. Ik zal daarmee instemmen. Mijn inbreng van gisteren en die van anderen zijn erop gericht om te kijken, hoever wij samen kunnen komen. Ik sluit mij wat dit betreft aan bij mevrouw Nijpels, die het goed verwoordde. Het gaat erom het doel zo goed mogelijk te dienen: rechtsbescherming en meer donoren. Je moet nagaan of je daarvoor goede instrumenten kunt opbouwen. Daarbij behoren gemeen overleg en eventueel inschakeling van de Raad van State.

Ik vind het wat moeilijk om over verrassing te praten. Misschien zitten wij te vaak aan allerlei toestanden vast die ooit zijn opgeschreven. Je moet ook kijken naar de ontwikkeling. Ik neem aan dat dat nu ook gaat gebeuren, in de zin dat alles wat is ingebracht, ook door degenen die toch een andere lijn kiezen, tot zijn recht komt. Ik heb dus begrip voor de brief, maar ik dring erop aan dat het beraad niet te lang duurt, opdat de eerste termijn kan worden afgerond. In tweede termijn zullen wij dan wel zien hoe het verder gaat.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik heb met verbazing gehoord dat zoveel collega's steun betuigen aan het verzoek van de regering om het debat een tijdje uit te stellen, terwijl wij er gisteravond zoveel tijd in hebben gestoken. Wij kunnen de ministers overigens niet dwingen om te antwoorden; dat begrijp ik wel.

Eén zaak mag naar mijn overtuiging niet boven de markt blijven hangen. De minister schrijft in haar brief: "Nu er geen meerderheid lijkt te bestaan voor het voorgestelde systeem...". Ik wil dat betwisten. De heer Oudkerk is gisteren het debat ingegaan met het dringende verzoek aan de minister om duidelijk te maken waarom met het voorstel in de huidige vorm de resultaten die wij ervan verwachten, kunnen worden behaald. De heer Lansink heeft amendementen ingediend die weliswaar een heel andere koers en een heel ander systeem beogen, maar heeft erbij gezegd dat zij primair zijn bedoeld als een bijdrage aan de discussie. Welnu, dit overziend, denk ik dat veel te snel is geconstateerd dat er geen meerderheid lijkt te bestaan voor het regeringsvoorstel. Ik hecht eraan dat hier en nu uit te spreken. Als dat uitstel er komt, mag dat voor de regering geen legitimering zijn om de komende dagen of weken te zoeken naar een heel ander systeem, bijvoorbeeld dat van de heer Lansink. Zo wil ik dit debatje niet verlaten. Het kabinet was in de afgelopen jaren graag bereid het wetsvoorstel in de huidige vorm te verdedigen en in de afgelopen maanden waren deze bewindslieden dat ook. Ik zou het zeer op prijs stellen als zij ons niet, onder verwijzing naar dit debatje, later verrassen met een geheel ander systeem.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! De heer Lansink heeft gezegd dat hij heeft bedoeld de vraag te stellen, en indien mogelijk ook te beantwoorden, hoever wij samen kunnen komen. Die gedachte leeft ook bij het kabinet.

Wat het woord "verrassing" betreft, merk ik op dat er allerlei soorten verrassingen zijn, waaronder aangename. Ik wil dat woord niet op de een of andere manier kwalificeren. Ik heb slechts gezegd dat wij, gezien de schriftelijke beantwoording, een bepaalde verwachting hadden die echter niet juist bleek. Dat is helemaal niet erg, maar wij willen ons daarop wel even bezinnen.

Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Middelkoop de zinsnede: "Nu er geen meerderheid lijkt te bestaan..." zo interpreteert, dat het kabinet nu maar iets heel anders gaat bedenken waarvoor wèl een meerderheid bestaat. Zo ligt het natuurlijk niet. Het kabinet heeft met volle overtuiging aan de Kamer dit wetsvoorstel voorgelegd, waarin de toestemming van de overledene dan wel de nabestaanden een centrale rol speelt. Dat heeft het kabinet niet zomaar gedaan, maar wel degelijk uit overtuiging. Nu lijkt het wel alsof die twee instrumenten om tegelijkertijd meer orgaandonaties en meer bescherming van de donor te bereiken, diametraal tegenover elkaar staan, maar gisterenavond is duidelijk geworden dat er wel zeven of acht verschillende wegen naar Rome leiden en dat zij niet allemaal principieel van elkaar verschillen. Er is misschien een op een bepaald principe gestoelde uitwerking mogelijk die ook voor anderen acceptabel is. Het is niet onze doelstelling om het debat onnodig lang te vertragen. Zodra het beraad heeft plaatsgevonden, moet het debat worden voortgezet. De behandeling op het departement is ook niet stilgelegd; de ambtenaren zijn ijverig bezig de antwoorden op alle vragen op te schrijven. Echter, het gaat om een zeer breed georiënteerde wet en een van de onderdelen daarvan betreft het instrument om te komen tot enz. Over dat onderdeel willen wij nog eens goed nadenken. Nadat wij ons hierop hebben bezonnen, komen wij bij de Kamer terug.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik vraag de minister of zij het met mij eens is dat het doel niet alle middelen heiligt.

Minister Borst-Eilers:

Zojuist heb ik gezegd, voorzitter, dat het kabinet op grond van een bepaalde overtuiging met het wetsvoorstel is gekomen. Die overtuiging houdt in dat het principe dat aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt, ook op de een of andere wijze moet worden gehonoreerd. Dat dient ook het geval te zijn met betrekking tot het eindvoorstel waarmee de regering akkoord kan gaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, deze gedachtenwisseling te beëindigen en te blijven bij de conclusie die ik al eerder heb verwoord, namelijk dat de verdere behandeling van dit wetsvoorstel tot nader order van de agenda wordt afgevoerd. Gelet op wat zojuist door de Kamer naar voren is gebracht, ga ik ervan uit dat ik in de komende veertien dagen, of zoveel eerder als mogelijk blijkt te zijn, in de gelegenheid zal zijn om dit punt weer aan de agenda toe te voegen.

Aldus wordt besloten.

Naar boven