Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 34, item 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 34, item 12 |
Voorzitter: Gerkens
Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs) ( 36229 ).
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om zijn betoog in de eerste termijn te vervolgen. U heeft het woord.
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Dijkgraaf:
Dank u wel, voorzitter. Ik ben aangekomen bij mijn tweede blok, dat gaat over de tegemoetkoming en de invoering van het leenstelsel. De heer Essers vroeg of we al hadden kunnen voorspellen hoe de gemiddelde studieschuld zou toenemen. De verwachting was toen dat die van gemiddeld €19.000 naar €21.000 zou gaan. Kijken we even naar de twee cohorten, dus het cohort voor en vlak na, dan is het uiteindelijk €20.611. Dat is vrij goed ingeschat. Grosso modo is dat bedrag constant gebleven: een gemiddelde studieschuld van ongeveer €6.000 meer. Ik heb al eerder gezegd dat de verschillen heel erg groot zijn, maar zeker niet alleen aan de invoering van het leenstelsel te wijten zullen zijn.
De heer Van Apeldoorn vroeg hoe we aankijken tegen de ouders van kinderen uit deze generatie. Ik begrijp dat het wrang is, ook voor de studenten. Ik heb dat keer op keer gezegd. Het is wrang, niet alleen omdat we een beter stelsel krijgen. Dat doen we trouwens heel vaak in de politiek. We verbeteren iets, maar kunnen niet vorige generaties met terugkerende kracht compenseren. Daar is een goede reden voor. Ik denk dat de politiek verlamd zou raken als we dit principe altijd zouden moeten volgen. Maar ik zei al dat het anders is met de basisbeurs, omdat die er ooit was, acht jaar niet en als het goed is nu weer wel. Er is gevraagd of het kabinet een tegemoetkoming beschikbaar heeft gesteld. Ik had het al over een tegemoetkoming die maximaal tot ongeveer €3.200 kan oplopen. Maar bijvoorbeeld binnen een gezin is het heel goed mogelijk — ik spreek vaak studenten en ook ouders — dat het ene kind de basisbeurs wel krijgt en het andere kind niet. Dat krijg je nu eenmaal als beleid verandert. U neemt hier vele beslissingen; we hebben het net gezien. Dat heeft impact op de samenleving. De Raad van State heeft daar echt voor gewaarschuwd en was er best kritisch over: in hoeverre creëer je een precedent? Ik denk dat we zorgvuldig zijn geweest. We hebben gezegd dat we vinden dat we iets moeten doen en uiteindelijk is het daarmee een tegemoetkoming. U vroeg ook naar de hoogte daarvan. Daar is uitgebreid over gesproken, ook in de Tweede Kamer. De hoogte van die vergoeding is een uitkomst geweest van een politiek proces. Partijen hebben in hun partijprogramma's dingen gezegd. Er zijn uiteindelijk verkiezingen en coalitieonderhandelingen geweest en dit bedrag is eruit gekomen. Daar kan ik niet meer over zeggen dan dat.
De heer Verkerk sprak over de molensteen die de studenten met een hoge studieschuld om de nek hangt. Ik heb al gezegd dat de gemiddelde studieschuld is gestegen met zo'n €6.000. Op zichzelf zou niemand dat een molensteen noemen, maar het is waar dat er uitzonderlijke gevallen zijn waarin er wel een hele hoge studieschuld is; ik gaf voorbeelden van €80.000 en hoger. Maar nogmaals, die €80.000 is absoluut niet alleen daaraan te wijten. We voelen wel dat de studieschuld zeker lager zal worden met de herintroductie van de basisbeurs. Daarmee komen we enigszins tegemoet aan de druk die studenten voelen vanwege de lening die ze hebben afgesloten. Nogmaals, die heeft ook al te maken met de stijging van de huizenprijzen en andere dingen die veranderd zijn in het leven.
De heer Koffeman suggereerde dat studenten onder het leenstelsel een schuld hebben moeten maken zonder de financiële consequenties te weten. DUO informeert studenten uitvoerig over de studielening en heeft dat ook altijd gedaan, over de gevolgen en de rente. Ik heb dat ook uitgebreid geschreven en gecommuniceerd. Ik deel de opvatting van de heer Koffeman dan ook niet. Kijkt DUO continu of ze het beter en scherper kunnen? Ja, dat hoort bij iedere uitvoerende dienst van de overheid. Daar is DUO dus ook zeker mee bezig.
Mevrouw Fiers vroeg of ik bereid ben om de leenstelselstudenten te monitoren en, zo ja, of ik bereid ben om, ook in het kader van de evaluatie van het leenstelsel, onderscheid te maken tussen groepen jongeren, zoals studenten van wie de ouders financieel minder kunnen bijdragen. U noemde ook studenten met een beperking of met een migratieachtergrond. Ja, in de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs worden sinds 2010 jaarlijks de gevolgen van alle beleidsmaatregelen in beeld gebracht. Daarin wordt ook de hoogte van de gemiddelde studieschuld in beeld gebracht. Dan kan per cohort worden aangegeven wat de hoogte van de gemiddelde studieschuld is. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen, zoals studenten met een beperking en een migratieachtergrond. We zijn dus in staat om dat te volgen.
Dan een relevante vraag van de heer Essers, maar ook wel vanuit de SP, namelijk: kunnen we terugkijkend op de afgelopen acht jaar zien wat de gelden van het sociaal leenstelsel precies hebben gedaan? Ik hoor heel vaak: daar zien we niks van terug. Nou, dat is gewoon niet waar. De beste manier om te zien wat dat doet, is als ik nu die bedragen weer terug zou moeten trekken uit het hoger onderwijs. Dat is zo'n 600 miljoen. Met kwaliteitsafspraken hebben de hogeronderwijsinstellingen gewerkt aan intensiever en kleinschalig onderwijs, professionalisering van studenten en studiesucces. Er zijn ook meer docenten aangenomen. Op al die plannen heeft de medezeggenschap instemmingsrecht, dus ook de studenten. De instellingen zijn verantwoordelijk voor de inzet. Daar moeten ze ook concreet verantwoording voor afleggen in hun jaarverslagen. Ik zei al: extra docenten, onderwijsondersteunend personeel. Daarmee is het onderwijs kleinschaliger ingericht en worden studenten intensiever begeleid. Denk ook aan nieuwe curricula, docentprofessionalisering, betere stagebegeleiding, verbetering van voorbereiding van studenten op de arbeidsmarkt. Dat is allemaal gebeurd. Het mooie is: die middelen blijven daar. Die worden eigenlijk structureel. Dat voegen we toe aan alle investeringen die we ernaast doen.
Er is ook gevraagd of er mogelijkheden zijn om tot een hogere tegemoetkoming te komen. Ik heb al gezegd: dat miljard is de uitkomst van een politiek proces. U weet ook dat wij heel veel uitdagingen kennen. Daar spreekt u ook in uw Kamer over. U hoort ook de minister van Financiën en u kent ook de budgettaire kaders. Er komt nog best wel het nodige op ons af. Dat heeft geleid tot deze keuze.
De heer Koffeman zei ook: ze zijn gedupeerd door het leenstelsel. Nogmaals, het leenstelsel is ingevoerd met een democratische meerderheid. Daar werden keuzes voor gemaakt. Die keuzes waren ook … Op dat moment waren er geen andere regels. Het was een tijd van financiële krapte. Het argument was om op die manier toch die investering in het hoger onderwijs te maken. Dat we daar nu op terugkomen, is natuurlijk niet fraai. Dat erkent het kabinet ook. Het komt niet zo vaak voor. Daarom hebben we er dus ook voor gekozen om met deze tegemoetkoming te komen. Het is inderdaad een geste, overigens ondanks de negatieve adviezen van de Raad van State. Die was namelijk superkritisch, überhaupt op compenseren maar met name op dit punt. Wij voelen dan ook dat dit een geste is. Het is een tegemoetkoming, maar ik heb al vaker gezegd: ik kan ook rekenen; ik zie ook dat het geen volledige compensatie is voor zo'n €9.000 die studenten toch niet hebben gekregen in de periode van het leenstelsel.
De heer Koffeman (PvdD):
De minister wijst erop dat de invoering van het sociaal leenstelsel een democratisch besluit geweest is. Dat betwist ik ook geen moment. De gaswinning in Groningen is echter ook een democratisch besluit geweest. De totstandkoming van de toeslagenaffaire is ook een democratisch besluit geweest. Die financiële rampen die mensen overkomen zijn naar aanleiding van democratische besluiten, hebben we ruimhartiger gecompenseerd. Tegen die mensen hebben we niet tegen gezegd: "Beste Groningers. We hebben geen budget. We hebben geen dekking. U moet het er dus maar mee doen. Het was namelijk een democratisch besluit." Dat geldt ook voor het toeslagenschandaal. De studenten die nu in de penarie zitten vanwege het feit dat ze onder het sociaal leenstelsel zwaar in de schulden zijn gekomen, hebben met z'n allen 26 miljard euro schuld. Als je dan 1 miljard compensatie geeft — dat is 4% daarvan — dan is dat maar héél erg beperkt.
Minister Dijkgraaf:
Dat is niet de juiste berekening. De juiste berekening is de volgende. Als we het sociaal leenstelsel niet hadden geïntroduceerd, dan zou een bedrag van €9.000 voor hen beschikbaar zijn. Natuurlijk heeft men gemiddeld meer geleend dan die €9.000. Dat deed men daarvoor ook al. We zien dat de gemiddelde studieschuld niet €9.000, maar €6.000 is. Men heeft dus minder geleend bovenop wat men aan middelen heeft gekregen. Tegelijkertijd hebben we de aanvullende beurs verhoogd. Ik hoor de Kamer daar niet heel veel over.
Let wel: alles in de basisbeurs geldt voor alle inkomens. Als je je echt zorgen maakt over de studenten met ouders met een kleine beurs, dan is de aanvullende beurs daar een heel adequaat instrument voor. Zijn er studenten die een heel hoge studieschuld hebben? Ja. In het huidige stelsel kan dat echter ook weer voorkomen; laten we daar vooral eerlijk over zijn. Je kunt veel langer lenen dan dat je onder de studiefinanciering valt. Je mag namelijk drie jaar langer lenen. Sommige studenten doen dat ook. Op alle mogelijke manieren, bijvoorbeeld via betere begeleiding en betere oriëntatie, proberen we écht het beste voor de studenten te regelen.
Ik werp ook van me af dat deze generatie studenten, die op alle mogelijke manieren zijn ondersteund, maar niet via een basisbeurs, in hetzelfde rijtje thuishoren als de échte grote drama's die zich in Groningen en bij de toeslagenouders hebben afgespeeld. Er is niet strikt een categorie waarin we met elkaar besluiten om een situatie te verbeteren. We kunnen dat niet met terugwerkende kracht doen. We hebben heel veel vooruitgang meegemaakt in onze sociale voorzieningen. Daarbij hebben we het ook niet gedaan. Dit is een speciaal geval, omdat dit er eerst wel was, en toen niet. We gaan echter niet terug naar af. We gaan de basisbeurs introduceren. We houden de middelen van de kwaliteitsgelden. Er komen nog andere investeringen bij. Het zijn dus toch situaties die niet helemaal met elkaar te vergelijken zijn.
De voorzitter:
Meneer Koffeman.
Minister Dijkgraaf:
Nogmaals, we hebben daar een tegemoetkoming voor beschikbaar gesteld.
De heer Koffeman (PvdD):
Die situaties zijn natuurlijk niet met elkaar te vergelijken. Ik probeer even te duiden dat mensen rampspoed overkomt. Daar maakt de overheid budget voor vrij. Als je de pechgeneratie — die wordt breed zo aangeduid; mensen begrijpen prima wat je daarmee bedoelt — met €0,98 per dag compenseert, dan is dat toch wel heel erg weinig.
Mijn vraag is dus de volgende. Als dit huis aan het kabinet vraagt om daar wat aan te doen, om ruimer te compenseren, dan zegt het kabinet daar geen dekking voor te hebben. Dat is een heel merkwaardig argument. Bij de vaststelling van het budget voor elk nieuw jaar kan je daar namelijk een nieuw besluit over nemen. Het feit dat het kabinet zegt daar nu geen dekking voor te hebben, betekent eigenlijk ofwel dat gezegd wordt "we gaan jullie wens niet uitvoeren" — dat is nogal wat — ofwel dat gezegd wordt "we gaan jullie wens dit jaar niet uitvoeren". Dat kan, maar dan moet je voor volgend jaar alsnog dekking zoeken.
Minister Dijkgraaf:
Ik heb volgens mij gezegd wat ik heb gezegd. Nogmaals, het is een uitkomst van het coalitieakkoord. Daarbinnen moeten we werken. Al het andere dat ik hier zou doen, zou ten koste gaan van de Onderwijsbegroting. Ik vind eerlijk gezegd dat die Onderwijsbegroting bestemd is voor het onderwijs voor de studenten en de docenten. Ik vind het geen verantwoorde keuze om op het onderwijs van de huidige generatie studenten te gaan bezuinigen, om daarmee de tegemoetkoming te verhogen.
Nogmaals, de gemiddelde studieschuld is opgelopen naar €6.000. In het goede geval heb je een tegemoetkoming van €3.200. Ik snap dat dit niet het volledige bedrag is, maar het is ook niet niets.
De voorzitter:
Vervolgt u … Nee, mevrouw Fiers heeft een interruptie.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ik zie volgens mij een nieuw blokje aankomen in de mapjes.
Minister Dijkgraaf:
Bijna, ja.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ik dacht: anders wacht ik het blokje af. Maar misschien kan ik even tussendoor. U ging zonet even in op het verzoek om onderzoek naar en monitoring van de verschillende stelsels en mogelijk ook de groepen daarin. Ik zie dat dus als een kleine toezegging op mijn vraag. Maar ik was benieuwd of u ons in een brief kunt laten weten welke onderzoeken er precies lopen, zodat we daar eventueel later nog op kunnen terugkomen. Anders hebben we misschien een misverstand over wat de bedoeling is. Ik weet niet of dat tot de mogelijkheden behoort.
Minister Dijkgraaf:
Nou, ik weet niet of ik dat in een brief moet doen. Volgens mij heb ik de zaken die lopen, zonet geschetst. Wij doen dat; dat is eigenlijk onze standaardmanier om deze cohorten te volgen. Ik begrijp dus niet precies wat u daaraan nog wil toevoegen.
Mevrouw Fiers (PvdA):
U ging net heel erg snel over wat er allemaal al aan onderzoek loopt. Misschien ben ik niet volledig op de hoogte van al het onderzoek dat loopt, maar mijn bedoeling zit dus in het meerjarig volgen van de verschillende stelsels en de groepen daarin. Ik was daar dus benieuwd naar. Als u het even op papier kan zetten, kunnen we met elkaar kijken of we daarvan hetzelfde beeld hebben.
Minister Dijkgraaf:
Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Dat lijkt me uitstekend. Vervolgt u uw betoog.
Minister Dijkgraaf:
Ik heb nog één vraag te beantwoorden, van de heer Essers, en dan kom ik bij mijn tweede blokje.
De heer Essers vroeg wat de mogelijkheden zijn om leenstelselstudenten nog tegemoet te komen van wie het recht op studiefinanciering verlopen is als gevolg van het aflopen van de aan de prestatiebeurs gekoppelde tienjaarsperiode. Ik begrijp de vraag zo: welke mogelijkheden zijn er voor studenten die geen prestatiebeursrechten meer hebben en daardoor het komende jaar geen basisbeurs ontvangen? Deze studenten hebben de afgelopen jaren gebruikgemaakt van de prestatiebeurs in de vorm van bijvoorbeeld een studentenreisproduct of eventueel een aanvullende beurs, afhankelijk van hun financiële situatie. Hoewel de prestatiebeurs nu wordt uitgebreid, hebben ze er dus wel degelijk gebruik van kunnen maken. Deze studenten krijgen dan ook geen nieuwe rechten. Wel hebben zij wanneer ze hun diploma binnen tien jaar halen recht op een tegemoetkoming voor de periode waarin zij onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Ook studenten in de hybride situatie, met een stukje in het oude stelsel en een stukje in het nieuwe stelsel, hebben vergelijkbare rechten. En natuurlijk hebben ze ook recht op de studievouchers.
Dan wil ik doorgaan met het blokje studentenwelzijn. De heer Van der Voort vroeg of ik kan toelichten hoe ik samen met mijn collega, de staatssecretaris van VWS, omga met mentale druk. De meest recente Monitor Mentale gezondheid gaf aan dat ruim de helft van de studenten aan veel stress en prestatiedruk lijdt. De factoren die negatief van invloed waren op hun mentale gezondheid worden daarin beschreven. Ik heb het Trimbos-instituut opdracht gegeven tot een verdiepend onderzoek naar de oorzaken van stress en prestatiedruk. Ook financiële factoren zoals de studieschuld worden daarin dus meegenomen. De onderzoeksresultaten over de oorzaak van stress en prestatiedruk worden voor de zomer aangeboden aan de Tweede Kamer. Naast de resultaten van het onderzoek werken wij met de studentenorganisaties en de koepels aan een integrale aanpak studentenwelzijn. Voor deze aanpak stel ik ook eens 15 miljoen per jaar beschikbaar. Die is bedoeld voor een integrale aanpak. Een van de speerpunten is een verbetering van de samenwerking tussen instellingen en externe organisaties als gemeenten en GGD's. Daarnaast ben ik nog een aantal andere maatregelen aan het nemen. Er is een voorstel om het bindend studieadvies te verlagen en er zijn pilots gaande voor een slimmer collegejaar, wat ook minder druk geeft op de studenten.
De heer Van der Voort (D66):
Dat klinkt allemaal heel erg goed. Ik heb een eenvoudige vraag aan de minister. Wil hij de resultaten van het onderzoek van het Trimbos-instituut ook met de Eerste Kamer delen?
Minister Dijkgraaf:
Absoluut. Dat had ik natuurlijk moeten zeggen. Ik ga ook uw Kamer hierover berichten.
Dan kom ik, een beetje in het spoor daarvan, bij de vraag van de heer Essers. Hij gaf ook aan dat bijna alle studenten, namelijk 97%, stress ervaren, en de helft heel veel stress. Waarom zou dat nu anders zijn dan in 2015? Ik zei al dat dit heel sterk oplopend is. Ik denk dat we met elkaar kunnen vaststellen dat allerlei factoren een rol hebben gespeeld, maar zelfs binnen het cohort dat onder het leenstelsel heeft gestudeerd, zien we dat echt sterk toenemen. Ik heb al eerder gezegd dat het arbeidsmarktperspectief, de woningmarkt, de sociale media en bijvoorbeeld algemene zorgen over het klimaat, wat ook vaak wordt genoemd, daarbij een rol spelen. Het onderzoek waar we het net over hadden, gaat dat ongetwijfeld wat meer duiden. Laten we eerlijk zijn: als deze basisbeurs wordt ingevoerd, hopen we ook dat dat een verlichting gaat geven.
Mevrouw Fiers vroeg ook nog naar de kabinetsbrede brief over de maatregelen voor mbo versus hbo en universitair onderwijs. Is het kabinet voornemens dit overzicht te actualiseren? Ik heb hierover contact gehad met de staatssecretaris van VWS. Hij geeft aan dat, ondanks deze integrale samenwerking op het gebied van jongeren, het kabinet in zijn perspectief niet voornemens is om een generiek overzicht van maatregelen voor jongeren met de Kamer te delen. Wanneer er sectorale maatregelen worden genomen die effect hebben op verschillende domeinen van jongeren, wordt hier integraal naar gekeken. Maar ik vind de vraag eigenlijk heel begrijpelijk, dus ik wil wel toezeggen dat ik deze ga doorgeleiden naar mijn collega en verder het gesprek hierover met hem ga voeren.
Mevrouw De Blécourt noemde het mooie voorbeeld van Leiden, dat met terugwerkende kracht iets probeert te doen om studenten die in coronatijd hebben gestudeerd toch het gevoel te geven dat ze iets van de ervaring waarvan ze een deel hebben gemist, kunnen goedmaken. We hebben in het bestuursakkoord ook met het hoger onderwijs afgesproken dat we heel veel gaan doen aan studentenwelzijn et cetera. Ik vind het een mooi initiatief. Ik spreek de koepels en de rectoren et cetera heel vaak, dus ik ga zeker nog eens aan hen vragen wat ze daaraan doen. We hebben heel vaak de gesprekken over hoe het gaat met de coronageneratie. We hebben het hier over de generatie die onder het leenstelsel heeft gestudeerd, maar soms zijn we te snel vergeten dat we door zo'n gekke periode heen zijn gegaan. Deze periode van studenten en oud-studenten vraagt extra aandacht, dus het is fijn dat u dit voorbeeld onder mijn aandacht brengt.
Ik noemde stress al. Mevrouw Fiers vroeg daar ook naar. De heer Essers vroeg naar de balans tussen werk en studie. Het onderzoek laat zien dat studenten gemiddeld zo'n dertien uur per week werken. Het geeft geen aanleiding om te denken dat bijbanen in de regel negatief bijdragen aan studievoortgang. Van de studenten met een bijbaan van zestien uur of meer geeft het overgrote deel, 73%, aan dat de bijbaan leidt tot minder studietijd, maar dat de resultaten gelijk blijven — dat is best wel treffend — of dat de bijbaan überhaupt geen invloed heeft op de studieresultaten, dus er eigenlijk geen negatief effect is. Uiteraard verschilt dat van student tot student. Daar moeten we ook eerlijk in zijn. Maar goed, met de komst van de basisbeurs zal ongetwijfeld het aantal uren dat men móet werken minder worden.
De heer Essers (CDA):
Heeft de minister ook rekening gehouden met het feit dat het niveau van het onderwijs zich ook kan aanpassen aan de verminderde beschikbaarheid van studenten? Als men minder bereid is om mee te doen aan verdiepingsprojecten en allerlei speciale werkgroepen, dan heb je als docent eerder de neiging om toch maar het niveau aan te passen. Dus daar moet je in dat soort onderzoeken heel erg rekening mee houden. Het valt mij ook op dat buitenlandse studenten vaak veel meer gemotiveerd zijn om aan die verdiepingsprojecten mee te werken. Nederlandse studenten — ik praat in algemene zin, dus ik wil de goeden niet te na spreken — zijn toch veel meer geneigd om te kiezen voor the easy way to go en om zich niet aan te melden voor die specifieke projecten.
Minister Dijkgraaf:
In hoeverre dat door de bijbaantjes komt, weet ik niet. Misschien is dat een algemeen verschijnsel. Tegelijkertijd zijn het dezelfde studenten die klagen over prestatiedruk en mentaal welzijn. Dan uw punt over internationale studenten. Laten we eerlijk zijn: er zijn heel veel internationale studenten. Een klein deel daarvan besluit naar Nederland te komen. Dat is niet een aselecte steekproef. Ik weet ook uit eigen ervaring dat studenten die van de andere kant van de wereld komen, en daar vaak ook zelf heel veel geld voor moeten neertellen omdat ze ook nog eens het instellingscollegegeld moeten betalen, natuurlijk supergemotiveerd zijn. Daar laat ik het maar bij.
Ten slotte een vraag van de heer Koffeman over studenten met een beperking of handicap. Ze krijgen één jaar langer de tijd om over hun studie te doen. Waarom zo rigide? Inderdaad, studenten in deze bijzondere omstandigheden krijgen één jaar verlenging van hun prestatiebeurs. Daarnaast kent de voorziening ook nog de optie om de diplomatermijn met maximaal vijf jaar te verlengen. Ook kan DUO de prestatiebeurs omzetten in een gift of kan er nieuwe aanspraak op studiefinanciering worden verleend. Als ik het hele pakket zie, acht ik het als voldoende ruim, maar DUO kan altijd, ook op dit moment, maatwerk verlenen aan individuele gevallen als een besluit tot onevenredige gevolgen leidt. Daar staan ze ook echt voor open. Ik heb ook heel veel gesprekken met de instellingen over hoe ze omgaan met studenten met een beperking. Ze hebben daar in het hoger onderwijs via de profileringsfondsen en in het mbo via het studentenfonds ook wel echt de financiële ruimte om dat maatwerk te leveren.
Dat was het einde van mijn blokje studentenwelzijn. Dan heb ik alleen nog een paar vragen in het blokje overig. Zal ik deze meenemen?
De voorzitter:
Graag.
Minister Dijkgraaf:
Mevrouw Fiers vroeg naar de studenten die zich in de ongelukkige positie bevinden waarbij de verhuurder niet wil dat zij zich inschrijven bij de gemeente. Het is echt lastig om te zien hoe groot dit probleem is, want het is bijna per definitie onzichtbaar. In het debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik op verzoek van het lid Westerveld van GroenLinks toegezegd de situatie te onderzoeken. Ik voer op dit moment gesprekken met DUO over een mogelijke aanpak. Ik kom hier binnenkort op terug in een brief aan de Tweede Kamer. Dat doe ik voor het reces. We zijn dit in overleg met DUO verder aan het onderzoeken.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ik heb een vraag ter verduidelijking. Het zal inderdaad voor een deel een niet-geregistreerd probleem zijn. Ik ben wel even benieuwd naar de visie van de minister op wiens probleem dit is. Die studenten hebben daarmee ingestemd. Dan zou je kunnen zeggen: eigen schuld, dan heb je nu pech. Aan de andere kant komen ze wel klem te zitten. Ik ben dus eigenlijk wel benieuwd naar hoe u oordeelt over die situatie.
Minister Dijkgraaf:
Ten eerste vind ik dat het probleem eigenlijk bij de huurbaas zou moeten liggen. Laten we daar heel helder over zijn. Dat zijn namelijk gewoon de regels. Studenten zitten in een kwetsbare positie, dus ik voel wel een verantwoordelijkheid om voor hen naar deze zaak te kijken en te kijken wat we eraan kunnen doen. Daarom ben ik in gesprek met DUO. Dit raakt me wel, want deze studenten zitten echt tussen wal en schip.
De heer Koffeman vroeg ook of de energietoeslag zorgt voor een kloof tussen studenten van rijke ouders en die van arme ouders. Sowieso zit daar een kloof op een heleboel manieren. Nogmaals, die kloof gaan we ook niet slechten met de basisbeurs. Zoals u weet zijn studenten als groep uitgesloten voor de energietoeslag, want die woonsituatie is zeer divers. Als ze in de knel komen, kunnen ze terecht bij de gemeente voor individuele bijzondere bijstand. Dan wordt er uitsluitend gekeken naar de financiële situatie van de student om te beoordelen of de student in aanmerking komt voor individuele bijzondere bijstand. Er wordt daarbij niet gekeken naar de financiële situatie van de ouders.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik heb aangegeven dat in verschillende steden de rechter heeft uitgesproken dat studenten wel recht hebben op die tegemoetkoming en dat het onrechtvaardig is dat daar rechtsongelijkheid ontstaat, afhankelijk van de stad waar je woont. Mijn vraag aan de minister was of hij daar iets aan wil doen en of hij de uitspraken van de rechter die tot nu toe gedaan zijn, wil respecteren en wil omzetten in generiek beleid.
Minister Dijkgraaf:
Dat ligt niet bij mij. Dat ligt bij de minister voor APP. Die is verantwoordelijk voor dat beleid. Als kabinet hebben we volgens mij nu zoiets van: dit is ons beleid en we laten het proces van de gemeente nu even op het niveau waar het is.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat betekent dus dat u de rechtsongelijkheid wilt laten voortbestaan?
Minister Dijkgraaf:
Ik laat het proces nu even waar het is.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat is in andere woorden hetzelfde als wat ik zeg. U wilt de rechtsongelijkheid laten voortbestaan.
Minister Dijkgraaf:
Het is niet aan mij om te beoordelen of er rechtsongelijkheid is of niet. Dat is aan de rechter. Op dit moment lopen deze processen. Nogmaals, dit is niet iets wat in mijn portefeuille zit, maar in die van de minister voor APP.
Dan kom ik ten slotte bij de vragen van de heer Schalk, die eigenlijk allemaal gingen over het verlagen van het wettelijk collegegeld als instrument. We hebben gezien dat het niet aantoonbaar heeft bijgedragen aan de instroom, omdat de halvering van het collegegeld vaak niet de motiverende reden was om een opleiding in bepaald hoger onderwijs te volgen. Om het toch even in perspectief te plaatsen: het gaat over de halvering van het collegegeld in het eerste jaar. Het gaat dus over zo'n €1.000. Dat is zeker serieus geld als je student bent. Maar de keuze voor wat je voor de rest van je leven gaat doen, wordt uiteindelijk door andere factoren bepaald, bijvoorbeeld door wat ervoor wordt betaald. Dat zeg ik vaak tegen werkgevers: als je mensen graag wilt hebben, betaal ze dan iets meer. Gelukkig zijn nu de salarissen in het primair onderwijs omhooggetrokken. Als je een paar honderd euro per maand meer gaat verdienen, zeker ook omdat het cumulatief is, is dat een veel grotere financiële impuls dan dit.
Een ander punt is dat het ineffectief is, omdat veel studenten al kiezen voor een bepaalde studierichting. Als je het collegegeld gaat halveren, ga je ook iets doen voor studenten die deze studie uit zichzelf al hebben gekozen, terwijl je eigenlijk je middelen wilt inzetten op de delta, op het verschil, op de extra studenten die je erbij wilt hebben. Wij voelen dat er vele andere maatregelen zijn, in termen van betere oriëntatie, waar we naar aan het kijken zijn. Er ligt natuurlijk een grote vraag van hoe we omgaan met de tekortsectoren. Daar heb ik ook middelen voor beschikbaar gesteld, zowel voor het mbo als voor het hbo. Een betere oriëntatie of een ander soort studies zijn instrumenten die daar effectief zijn. Met collega Wiersma ben ik ook bezig met een heel pakket rondom de lerarenstrategie. We hebben geconcludeerd dat het een ineffectieve manier en dure manier is om dit grote probleem van de arbeidsmarkttekorten, die waarschijnlijk op een aantal sectoren structureel zijn, via deze collegegeldmiddelen te adresseren.
De heer Schalk (SGP):
Ik vind het juist heel krachtig dat de minister aangeeft dat er een aantal middelen en maatregelen gekozen wordt. Er zijn ook sectorspecifieke maatregelen. Juist in dat bredere pakket, de stapeling van dat soort mogelijkheden, zou ik deze best nog wel ingevoegd willen zien. Zeker omdat de minister in zijn beantwoording zelf heeft aangegeven dat het misschien niet heel veel effect had, maar wel effect. Dat is een. Twee. Dat effect kwam vooral terecht bij mensen met een smalle beurs. Ik snap dat de minister zegt "ja, dan wordt het een breder inzetbaar middel en krijgen ook mensen het die het misschien wat breder hebben". Dat zij dan maar zo. Juist voor de mensen die het thuis al wat moeilijker hebben en die allemaal aan het zoeken zijn hoe ze misschien een studie kunnen volgen, helpt €1.000 daadwerkelijk. Dat klinkt voor ons heel gering, maar voor een student waar het allemaal maar net aan kan, is dat best veel.
Minister Dijkgraaf:
Allereerst moet ik zeggen dat als dit doorgaat, uitwonende studenten alleen al volgend jaar bijna €5.000 krijgen, ongeacht welke studie ze doen. We gaan echt wel helpen bij een aantal van die financiële hobbels. We zien dat het hele taaie problemen zijn. In een aantal sectoren zijn we echt geholpen als we daar 5% bij krijgen. Het probleem is dat als je langs deze weg wat gaat doen, je dat geld niet alleen in die extra 5% gaat stoppen, maar ook in de 100% die je al had. Daarmee verdunt het instrument. Daarom denk ik dat het belangrijk is wat we in tekortsectoren kunnen doen. We hebben een heleboel elementen in de techniek, in de gezondheidszorg, in het onderwijs. Ik wil het echt richten op die studenten die op dit moment de keuze nog niet maken. Je gaat toch in zekere zin middelen verdunnen door ze ook te geven aan studenten die al zeggen, om de juiste redenen, dat ze een toekomst in de zorg of de techniek zien. Ik vind ze zelf ineffectief. U zegt: in een geval waar we onbeperkt budget hebben, doe het ook. Ik denk dat wat we nu hebben besloten — het inzetten van die middelen in de aanvullende beurs — effectief is, want de aanvullende beurs is juist voor de studenten met een achtergrond waar de ouders minder draagkrachtig zijn. Ik denk dat het een algemene progressieve maatregel is die helpt. Nogmaals, de basisbeurs heeft dat karakter niet en de aanvullende beurs wel. Vandaar dat we op die manier hebben besloten deze middelen in te zetten.
Daarmee ben ik aan het einde van de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Dan komen we nu bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Als eerste is aan het woord mevrouw Fiers van de fractie van de PvdA.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek mede namens GroenLinks. Het kan kort na deze enerverende dag.
We hebben het vandaag over de studiefinanciering, maar onder andere naar aanleiding van de brede kabinetsbrief blijkt dat er veel meer speelt bij jongeren, ook als het gaat om maatregelen die genomen worden. Ik was dus eigenlijk blij met de opmerking van de minister dat hij onder de indruk was van de brief die door de gezamenlijke bewindspersonen is verstuurd. Iemand heeft ooit eens gezegd: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Door het overzicht te hebben, zie je inderdaad wat er allemaal gebeurt. Volgens mij is dat de eerste stap op weg naar integraliteit. Anders is het zo'n woord waarvan je denkt: iedereen gebruikt het, maar wat doen we ermee? Ik ben blij dat de minister daar toch nog eens een goed gesprek over gaat hebben. Wij zien het resultaat van dat goede gesprek met vertrouwen tegemoet.
Ook fijn om van de minister te horen dat hij gaat kijken of er een oplossing te bedenken is voor de studenten die tussen wal en schip terecht zijn gekomen omdat ze niet zijn ingeschreven bij de gemeente. Ook daar worden we graag over geïnformeerd.
Dan nog even ons kleine debatje over het onderzoek. U komt daar in uw tweede termijn op terug. Ik had een motie voorbereid, maar ik heb er vertrouwen in dat de minister straks in zijn tweede termijn helemaal tegemoetkomt aan de wensen. Ik had net een beetje het idee dat het een iets smallere interpretatie was van het onderzoek waar ik naar op zoek ben, maar misschien komt dat wel doordat de minister heel erg op de financiën zit, terwijl er ook andere onderzoeken lopen, onder andere over prestatiedruk. Ik ben even op zoek naar de bredere context. Als u dat even op papier zou willen zetten, kunnen we er op een later moment altijd nog op terugkomen.
Dan rest mij nog te zeggen dat ik de fracties van PvdA en GroenLinks zal adviseren om voor de wet te stemmen. Als er nog moties van collega's komen, zullen we daar uiteraard goed naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Fiers. Dan geef ik het woord aan de heer Van Apeldoorn van de fractie van de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter, dank. Laat ik maar beginnen te zeggen dat ik mijn fractie adviseer om voor de wet te stemmen. Anders vergeet ik dat misschien aan het eind. Desalniettemin hebben wij best veel kritische punten. Ik kom daar nu op terug. Ik dank de minister voor de beantwoording.
Op mijn vraag in welke basis de basisbeurs nu eigenlijk voorziet, is geen antwoord gekomen, anders dan dat er geen andere onderbouwing is dan dat ene miljard. Dat ene miljard is eigenlijk de onderbouwing en dat is als zodanig niet onderbouwd. Dat is gewoon wat uit de coalitieonderhandelingen is gekomen.
Daarmee is ook mijn vraag onbeantwoord of de basisbeurs van €275, ook al wordt die later geïndexeerd, nog wel voldoende is gegeven de enorm gestegen kosten in het afgelopen jaar. Daarvoor is de tijdelijke verhoging van €164 er gekomen. De minister gaat mij niet vertellen dat de kosten voor studenten nu weer omlaag zijn gegaan. Die zijn nog even hoog, sterker nog, die stijgen nog steeds. De kamerhuren stijgen nog steeds en de kosten van levensonderhoud stijgen dagelijks, en dat blijft de komende maanden en waarschijnlijk jaren het geval. Er is volgens mij alle reden om de verhoging van €164 permanent te maken. Ik geloof dat daar later een motie over komt en die zal mijn fractie van harte ondersteunen.
Ongeveer hetzelfde geldt voor de compensatie voor de schuldengeneratie. We kunnen het er heel lang over hebben. De minister verwijst ook hier naar de financiële kaders en zijn envelop. Ik denk dat we duidelijk kunnen stellen dat hier geen sprake is van een glas dat halfvol is, zo zeg ik tegen de collega van de ChristenUnie. We hebben ook een andere rekensom dan de minister. De minister had het over €9.000, maar als je uitgaat van vier jaar basisbeurs op basis van het oude bedrag, dan kom je volgens mij uit op een bedrag van meer dan €13.000. Er zijn ook studenten die helemaal niet veel meer extra hebben bijgeleend toen de basisbeurs werd afgeschaft, maar bijvoorbeeld ernaast nog wel meer zijn gaan werken. Misschien hebben ze als gevolg daarvan studievertraging opgelopen. Volgens mij is de problematiek in die zin dan ook breder dan dat. Daar zullen we het dus niet over eens worden.
De heer Van der Voort (D66):
Nog even over het glas dat halfvol of halfleeg is. Dat had ik in mijn inbreng ingebracht. Maar het is toch zo dat de minister klip-en-klaar heeft uitgelegd dat het verschil €6.000 bedraagt en dat daar een compensatie voor is van ruim €3.000? €3.400 als ik het goed heb begrepen. Dan is het toch meer dan halfvol?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Via de voorzitter zei ik net al tegen de heer Van der Voort dat mijn fractie, en volgens mij ook andere fracties, in ieder geval in de Tweede Kamer, een andere rekensom hebben. De minister gaat uit van hoeveel er extra is bijgeleend. Misschien kan hij dit straks nog een keer toelichten. Mijn fractie gaat uit van hoeveel basisbeurs deze studenten anders hadden gekregen. De basisbeurs is afgeschaft door de invoering van het leenstelsel. Dan kom je uit op een aanzienlijk hoger bedrag dan €6.000, namelijk meer dan het dubbele. Zoals ik eerder heb gezegd, volgt dan een compensatie, een vergoeding van ongeveer een tiende daarvan.
De heer Van der Voort (D66):
Ik vind het heel creatief rekenen van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is niet creatief rekenen.
De voorzitter:
Nee, meneer Van der Voort heeft het woord.
De heer Van der Voort (D66):
Er zijn verschillende manieren waarop je ernaar kunt kijken. Ik denk dat het er niet zo naargeestig uitziet als de heer Van Apeldoorn ons voorspiegelt.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Creatief rekenen? Ik vind het nu eerder creatief rekenen van de kant van de D66-fractie. Ik zou tegen de heer Van der Voort willen zeggen: praat eens met de studenten die het betreft. Die schuldengeneratiestudenten hebben zich diep in de schulden moeten steken, hebben meer bijbanen moeten nemen of zijn anderszins de dupe geworden van het schuldenstelsel. Praat eens met hun ouders. Praat eens met de 40.000 mensen die de petitie hebben ondertekend. Ik denk dat u dan een ander verhaal hoort.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog in tweede termijn. Ten slotte gaat mijn derde punt over het verschil tussen de inkomensgrenzen die nu gaan gelden voor de aanvullende beurs voor enerzijds studenten in het hoger onderwijs en anderzijds studenten in het mbo. Voor studenten in het hoger onderwijs is die inkomensgrens verhoogd naar €70.000. Toen ik de minister daarover interrumpeerde, concludeerde de voorzitter dat de minister het met mij eens is. Ik teken daarbij aan dat dit dan niet blijkt uit zijn beleid, want dit wat mijn fractie betreft onrechtvaardige verschil tussen mbo-studenten en h.o.-studenten blijft nu voortbestaan. Er zijn uitzonderingen mogelijk waarbij een verschil tussen mbo-studenten en h.o.-studenten te rechtvaardigen is. Daar is een ratio voor. Ik weet dat er bijvoorbeeld ook een verschil is tussen het collegegeld versus het lesgeld.
De minister is het wel met ons en met enkele andere fracties eens dat we in principe uitgaan van gelijke behandeling en dat dit ook geldt voor de studiefinanciering. Het is belangrijk dat we het mbo meer gaan waarderen. Dat doet de minister ook. Hij hamert voortdurend op het belang van het mbo, de waardering van studenten in het mbo en daarmee ook op de gelijke behandeling. Hij zegt nu eigenlijk: er zijn stappen gezet, maar deze stap is nog niet gezet. Dan zijn we het eigenlijk eens. Een aantal dingen is gelijkgetrokken, maar dit moet nog gelijk worden getrokken. Maar de minister trekt het niet gelijk. Dat betreuren wij. Hij zei wel: "er is misschien perspectief" of "dat perspectief zou er moeten zijn". Ik hoop dat het perspectief er nog komt in deze kabinetsperiode. Wat ons betreft komt het perspectief er al volgend jaar.
Voorzitter. Daarom heb ik de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Apeldoorn, Koffeman en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat studeren in zowel het middelbaar als in het hoger onderwijs betaalbaar moet zijn voor alle groepen;
overwegende dat het van belang is de kansengelijkheid voor jongeren te bevorderen;
overwegende dat de inkomensgrens waarbij de aanvullende beurs afloopt voor studenten uit het hoger onderwijs verhoogd is van €53.900 naar €70.000;
overwegende dat deze verruiming niet is voorzien voor mbo-studenten;
overwegende dat dit verschil onrechtvaardig is en slecht is voor de kansengelijkheid tussen verschillende groepen jongeren;
verzoekt de regering bij de begroting voor 2024 vanaf het studiejaar 2024-2025 de inkomensgrens voor de aanvullende beurs voor mbo-studenten alsnog gelijk te trekken met die voor h.o.-studenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw De Blécourt-Wouterse voor haar tweede termijn.
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
Voorzitter. Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn uitgebreide antwoorden. Ik kom met heel veel studenten in aanraking. Ik vind Nederlandse studenten in vergelijking met buitenlandse studenten — die dan misschien wat harder werken — heel erg creatief, waardoor zij een heel groot probleemoplossend vermogen hebben. Bovendien kunnen zij dingen ook met een lach brengen, waarmee zij het leven wat luchtiger maken, waardoor zij hun werk ook heel wat makkelijker kunnen doen.
Een bijbaantje tijdens je studie helpt je om je schuld niet te veel te laten oplopen. Maar belangrijker is nog dat je er veel van leert en dat je wordt voorbereid op een werkend leven.
Mentaal welzijn behoeft grote aandacht. Ik begreep dat de minister die aandacht daar ook voor heeft en daar met de koepels over praat.
Ik ben trots op onze studenten. Ik wil hen meegeven dat er, naast alle negatieve dingen die je hoort, voor hen een goede toekomst is, want de arbeidsmarkt is krap, dus zij krijgen zeker een goede baan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Verkerk van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil als eerste de minister heel hartelijk danken voor zijn antwoorden. De minister zei op een gegeven ogenblik: deze wet is echt een stap in de goede richting. Ik deel dat met de minister. Ik zou de minister willen uitnodigen om nog een paar stappen verder in die richting te doen, juist ook omdat hier de fundamentele vraag aan de orde gesteld werd, ook door de heer Van Apeldoorn: hoe kom je nu tot een goede basis om te bepalen wat de minimumwaarde van die beurs en van die aanvullende beurs is?
Ik wil de minister ook danken voor zijn uitleg van de manier waarop hij de woorden "ondernemend gedrag" bedoeld heeft. Ik had ook niet anders verwacht van deze minister, gezien zijn carrière. Maar goed, je weet nooit hoe sterk de invloed van een plotseling liberaal-neoliberaal milieu kan zijn. Ik dank de minister dat hij dat oude vuur, dat toch in de wetenschapper zit, hier weer uit. Ik vind dat belangrijk, zeg ik ook even voor de wetsgeschiedenis; laat ik het zo maar uitdrukken.
Ik begrijp ook de opmerkingen die de minister gemaakt heeft over de molensteen. Ik begrijp de manier waarop de minister gerekend heeft. Toch blijf ik wel vinden dat er studenten zijn met ongelofelijk hoge schulden. Als ik jong zou zijn, zou ik niet weten hoe ik over die berg heen moest komen. Ik weet dat er ook in het aflossen et cetera maatwerk wordt geboden, maar als we nog meer stappen in de goede richting kunnen zetten, dan zou ik daar blij over zijn.
Ik verwacht dat het de laatste keer is dat ik met deze minister in debat ben. Ik had het graag nog veel meer willen doen. Hartelijk dank voor de prettige wijze waarop u het debat voert. Ik hoop de collega's in ieder geval volgende week nog te spreken; dan zal ik dan ook hen danken. Ik zal ook onze fractie adviseren om voor deze wet te stemmen.
Ik dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verkerk. Dan geef ik graag het woord aan de heer Essers namens de fractie van het CDA, die zijn laatste termijn zal doen.
De heer Essers (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank de minister en de ambtenaren hartelijk voor de duidelijke beantwoording en voor de toon die daaruit sprak. Wij blijven bij onze conclusie dat het leenstelsel destijds op verkeerde gronden is ingevoerd, kwalijke effecten heeft gehad en derhalve nooit ingevoerd had moeten worden. Het feit dat we daar nu afstand van nemen, en de hartelijke bewoordingen van de minister wat betreft het feit dat we te maken hebben met een publiek goed waarin de overheid ook echt moet investeren, doen natuurlijk erg goed.
We zijn overigens niet a priori tegen lenen voor de eigen studie. Wel hebben we steeds aangedrongen op een stelsel waarin de financiering van de studie niet primair afhankelijk is van het aangaan van schulden, maar waarin stimulansen worden gecreëerd voor bijvoorbeeld ouders en grootouders om fiscaal gefaciliteerd te sparen voor de studie van hun kinderen en kleinkinderen. De vroegere zilvervlootregeling was nog niet zo slecht en is daar een heel goed voorbeeld van. Studenten moet je niet opzadelen met hoge studieschulden. Zij moeten tijdens hun studie bij voorkeur kunnen terugvallen op de door hun ouders of grootouders met het oog op die studie gespaarde middelen.
We hebben het ook gehad over de stressfactor. Ik heb al een keer gezegd dat stress niet alleen veroorzaakt wordt doordat je hoge schulden hebt, maar ook door de aversie tegen lenen, waardoor je je in allerlei bochten gaat wringen om maar niet te hoeven lenen en om extra middelen te genereren. Ik ben het helemaal met collega De Blécourt eens dat het hebben van allerlei bijbaantjes ook goede effecten heeft, maar het leidt tot stress als je binnen een bepaalde periode moet afstuderen. Dan blijkt op een gegeven moment dat je toch studiepunten tekortkomt en dat je te veel tijd kwijt bent aan die bijbaantjes. Dat is gewoon een serieus probleem waar we in de praktijk dagelijks tegen aanlopen.
Ik ondersteun graag het betoog van de minister wat betreft de gelijkstelling van het mbo en het h.o. Ik snap ook dat daar een hele historie aan ten grondslag ligt en dat je ernaar moet streven om de verschillen die er nog steeds zijn, weg te nemen. U heeft ook de intentie daartoe uitgesproken. We kunnen nog niet in één stap de verschillen wegnemen. We hebben goed gehoord wat u daarover gezegd heeft.
Voorzitter. Kortom, ik heb geen enkel probleem om mijn fractie te adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Ik ben blij dat ik mijn carrière als senator na vier termijnen met dit wetsvoorstel kan afsluiten.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Ik zou graag het woord willen geven aan de heer Koffeman namens de fractie van de Partij voor de Dieren voor zijn termijn.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister bedanken voor de beantwoording van onze vragen. Naast het optimisme dat de minister uit, zit daar toch ook een zeker fatalisme in, in de zin van "gedane zaken nemen geen keer, dus laten we niet meer omkijken naar de schulden die veroorzaakt zijn". Nou ja, daar moeten we het maar mee doen. Dat is niet de conclusie die deze Kamer eerder getrokken heeft. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Van Apeldoorn en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Eerste Kamer bij de motie met letter P (36200) heeft verzocht om de "pechgeneratie"-studenten die tussen 2015 en 2023 studeerde ruimhartig te compenseren voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten die hen op achterstand zet ten opzichte van de generaties voor en na hen;
overwegende dat de rijksoverheid verzuimd heeft studenten bij het aangaan van hun studielening van een financiële prospectus te voorzien met voorlichting over renterisico's, risicoprofielen, gevolgen voor het aangaan van hypothecaire verplichtingen et cetera;
overwegende dat de rijksoverheid daarmee een grote extra verantwoordelijkheid heeft voor de problemen waarin veel van deze studenten verkeren als gevolg van de stijgende rente, hoge energieprijzen en extra woonlasten die kunnen samenhangen met het niet kunnen verkrijgen van een hypotheek;
overwegende dat het kabinet in de brief van 6 december 2022 heeft aangegeven de motie niet te kunnen uitvoeren bij "gebrek aan dekking";
verzoekt de regering zodanige dekking te voorzien in de begroting voor 2024,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. We hebben het gehad over de invoering van de basisbeurs en de tijdelijke verhoging die daarmee samenhangt. Het is moeilijk verklaarbaar dat in een tijd van stijgende prijzen — denk aan de energieprijzen en de prijzen voor wonen — de tijdelijke verhoging van de basisbeurs maar tijdelijk is. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Van Apeldoorn en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het eerste jaar van de invoering van de basisbeurs sprake is van een tijdelijke verhoging van €164,30 per maand;
constaterende dat na jaren van prijsstijgingen en inflatie de kosten voor levensonderhoud fors zijn gestegen en naar verwachting niet snel zullen dalen;
verzoekt de regering de tijdelijke verhoging van de basisbeurs structureel te maken, en de Kamer over de uitwerking daarvan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Dan wil ik graag de minister nog even wijzen op een belofte die hij niet ingelost heeft. Dat wil ik doen via de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman en Van Apeldoorn wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de korting op het collegegeld in het eerste jaar wordt afgeschaft per september 2024;
overwegende dat de minister heeft toegezegd de daardoor vrijkomende middelen voor 100% aan studenten te besteden;
overwegende dat het kabinet die belofte schendt door een deel van de vrijkomende middelen in te zetten voor verkleining van het begrotingstekort;
verzoekt de regering de toezegging van de minister alsnog gestand te doen en de vrijkomende middelen zoals beloofd volledig ten goede te laten komen aan studenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. We hebben het nog even gehad over studenten met een functiebeperking of chronische ziekte, de studievertraging en de regeling daarvoor. Ze hebben een jaar langer recht op een beurs. De minister gaf aan dat er hier en daar, nu en dan, best maatwerkoplossingen zijn. Maar die lijken niet erg gecoördineerd. Die regeling van dat ene jaar ziet er nogal rigide uit. Daarom de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman en Van Apeldoorn wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat studenten met een chronische ziekte of functiebeperking bij studievertraging een jaar langer recht hebben op een beurs;
constaterende dat studenten met een chronische ziekte of functiebeperking vaak niet de mogelijkheid hebben van een bijbaan en vaak hogere kosten van levensonderhoud hebben;
verzoekt de regering te komen met een maatwerkoplossing zodat studenten met een chronische ziekte of functiebeperking langer dan een jaar uitloop van hun studie kunnen hebben met behoud van studiefinanciering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Ik heb een aantal wensen in moties vastgelegd. Dat neemt niet weg dat we blij zijn met de nieuwe wet, in de zin dat we afstand kunnen nemen van wat ooit het "sociaal leenstel" werd genoemd, maar wat toch niet zo heel erg sociaal bleek. We zijn dus blij met de wet. Ik zal mijn fractie adviseren om voor te stemmen. Ik hoop heel erg dat de minister de wensen die in de Kamer leven, over zal nemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Dan is als laatste aan het woord de heer Schalk namens de fractie van de SGP.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mag ik beginnen mij te verontschuldigen? Ik had aan het begin van het debat moeten melden dat ik lid ben van de raad van toezicht van een hbo-instelling, en wel de CHE in Ede. Dat is een omissie. Ik schaam mij diep, maar ik hoop dat het mij vergeven wordt. Het is goed om dat toch even te melden.
Ik wil natuurlijk de minister danken voor de antwoorden die hij heeft gegeven. Hij heeft duidelijk antwoord gegeven op mijn vraag over het monitoren van de bijverdiensten. Zijn beantwoording van de vragen over het halveren van de collegegelden heb ik goed begrepen. Ik ben gevoelig voor het argument van het risico van het verdunnen van de middelen. We zijn het volgens mij eens over de wens om studenten met een smalle beurs in ieder geval zo veel mogelijk te stimuleren. Hopelijk blijft de minister wat dat betreft zoeken naar mogelijkheden. Ten aanzien van de herinvoering van de basisbeurs kan ik in feite volstaan met één woord: doen!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan vraag ik of nog een van de leden in de tweede termijn het woord wenst te hebben. Dat is niet het geval. Dan kijk ik naar de minister. Die vraagt om vijf minuten. Ik schors de vergadering tot 23.45 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Minister Dijkgraaf:
Voorzitter. Ik wil ook de leden van de Kamer bedanken voor het bijzondere debat over een heel belangrijk onderwerp. Omdat het vandaag zo'n historische dag was met uw debat over de pensioenwet, zouden we bijna vergeten dat we op dit punt waarschijnlijk ook een heel grote stap gaan zetten. Ik hoor in uw opmerkingen, sommige kritisch en altijd heel goed, ook wel brede steun om dit te doen, omdat we met elkaar vinden dat dit een belangrijke stap in de goede richting is.
Ik wilde nog kort op één vraag van mevrouw Fiers ingaan en dan kom ik tot mijn appreciatie van de moties. Ik begrijp de vraag van mevrouw Fiers, denk ik. Zij vraagt mij, volgens mij, om breder te kijken dan alleen maar naar de studielasten. Hoe gaat het op de woningmarkt, de arbeidsmarkt et cetera? Ik interpreteer de vraag dan ook breder. Ik vind dat interessant om te doen. Alleen, als we inderdaad naar die aanvullende aspecten kijken, moeten we natuurlijk wel de gegevens daarvoor hebben. Dat vraagt enige tijd. In mijn ogen is de juiste plaats en tijd om dat te doen het moment dat we de wet gaan evalueren. Dat gaan we over een paar jaar doen. Dan hebben we ook de data om uiteindelijk de vergelijking te maken tussen het nieuwe cohort en het cohort van het leenstelsel. We delen namelijk met elkaar, denk ik, de opvatting dat het makkelijk is om binnen het OCW-domein te bekijken wat er gebeurt met de studieschuld, hoe die wordt afgelost et cetera, maar dat dit natuurlijk een beperkte kijk is op het leven van deze oud-studenten. Dus als ik op die manier mag toezeggen dat we dat gaan doen ... Hoe we dat gaan doen, vraagt natuurlijk nog wel enige tijd en inspanning. Dat kan ik op dit moment niet. Maar als ik uw vraag zo goed heb begrepen, zeg ik graag toe dat te doen.
Mevrouw Fiers (PvdA):
We komen er wel, denk ik. Misschien is het fijn om toch even op papier te zetten wat u precies aan data gaat verzamelen en op welk moment er geëvalueerd wordt. Het kan zijn dat we dat bij de evaluatie van de wet doen, maar misschien komt er uit die data al iets wat eerder tot actie zou kunnen leiden. Ik ben toch benieuwd naar uw visie op welke data u gaat verzamelen of aan het verzamelen bent. Als we pas over vijf jaar tot de conclusie komen dat het toch niet helemaal de bedoeling was, dan zijn we te laat.
Minister Dijkgraaf:
Ik kan toezeggen wat ik net zei: de intentie dat we dat gaan doen, wat de elementen zullen zijn waarnaar we gaan kijken. Maar nogmaals, methodologisch ... Ik weet niet of we nu kunnen overzien wat er allemaal nog achter zit. Daar moet ik gewoon eerlijk over zijn. Ik denk dat ik gewoon moet opschrijven wat ik kan toezeggen en niet meer, want dat is niet fair.
De voorzitter:
Ik begrijp dat u opschrijft wat u net heeft toegezegd.
Minister Dijkgraaf:
Absoluut.
De voorzitter:
Oké, helder. Dank u wel.
Minister Dijkgraaf:
Ja, en dat komt naar u toe.
Dan kom ik bij de moties. De eerste motie is die met letter E van de leden Van Apeldoorn, Koffeman en Baay over het gelijktrekken van mbo en hbo. Ik heb al gezegd dat we een aantal dingen doen. We hebben echt een paar flinke stappen daarnaartoe gezet. Er zijn nog steeds verschillen en dit is er één van. Het staat bij mij hoog op het lijstje wat ik nog graag zou willen doen, maar op dit moment is er gewoon geen dekking. Daarom moet ik deze motie ontraden.
Dan kom ik bij een aantal moties van de heer Koffeman. De motie met letter F moet ik ontraden, want het betreft dekking bij de begroting van 2024. Als ik het gevraagde moet doen, betekent het een van twee dingen: of bezuinigen op de lumpsum of het begrotingstekort laten oplopen. De eerste methode zou een bezuiniging op het onderwijs vragen. Ik heb eerder gezegd dat dat me onwenselijk lijkt. De tweede legt de kosten bij de toekomstige generatie, waardoor de dekking in de toekomst weer door dezelfde studenten zou moeten worden opgebracht. Daarnaast kan ik me niet vinden in het verdere dictum. Volgens mij zijn studenten wel degelijk geïnformeerd over de gevolgen van de studielening, wat niet wegneemt dat we altijd met DUO kijken wat we beter kunnen doen.
De motie met letter G moet ik ook ontraden. Ik heb daar geen dekking voor.
De motie met letter H moet ik ook ontraden. De motie ziet op de 446 miljoen die binnen de begrotingshorizon over was van de specifieke financieringssystematiek. In het debat in de Tweede Kamer heeft het lid Van Meenen een motie ingediend om dit budget in te zetten voor een tijdelijke verhoging van de studiefinanciering voor de jaren 2024-2025 en 2025-2026. Ik heb toen aangegeven dat te begrijpen en mijn best daarvoor te gaan doen, maar dat ik dat bij de voorjaarsbesluitvorming moest inbrengen. Nou, dat is een stevig gesprek geweest. Uiteindelijk heeft het kabinet gezamenlijk moeten constateren dat die ruimte zeer beperkt was. Er lag een aanzienlijke opgave voor alle departementen, ook voor het departement van OCW. Daarom is die verhoging niet in te zetten en is de motie ontraden.
Ten slotte de motie met letter I over het verlengen van de prestatiebeurs voor studenten met een chronische ziekte of functiebeperking. Ik zei al dat de voorziening van de prestatiebeurs ook andere maatregelen bevat. Ik noemde al de kwijtschelding, de verlenging van de diplomatermijn en nieuwe aanspraken op studiefinanciering. DUO kan al maatwerk verlenen. Ik noemde ook al de profileringsfondsen en studentenfondsen. Er bestaat daarnaast ook nog een gemeentelijke studietoeslag voor studenten die niet kunnen bijverdienen. Er wordt in de motie geen dekking aangegeven. Daarom moet ik ook deze motie ontraden.
De heer Koffeman (PvdD):
Het lijkt een terugkerend thema dat de minister dekking zoekt. Het is niet aan de Kamer om voortdurend dekking aan te leveren bij een motie. Ik heb bijvoorbeeld bij de motie met letter H gezegd dat de minister toegezegd heeft om de vrijkomende middelen voor 100% aan studenten te besteden, maar dat doet hij vervolgens niet. Dan is de vraag waarom hij dat niet doet. Waarom doet hij zijn belofte niet gewoon gestand? De minister zegt dan: ik moet dat ontraden. Het is toch eigenlijk heel erg. Je doet een belofte aan het parlement. Vervolgens zegt het parlement: zou je je belofte na willen komen? En dan zeg je: nee, dat moet ik ontraden. Ik begrijp het niet.
Minister Dijkgraaf:
Ik heb dat niet toegezegd. Ik heb toegezegd dat ik mijn best ga doen bij de Voorjaarsnota, en dat heb ik gedaan.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat was dus een inspanningsverplichting en geen resultaatsverbintenis, zou je kunnen zeggen.
Minister Dijkgraaf:
Ja. Dat is een manier om het te formuleren.
De heer Koffeman (PvdD):
Oké. Nou, we zullen kijken hoe wij ermee om moeten gaan.
Minister Dijkgraaf:
Ten slotte, voorzitter. Ik wil nogmaals iedereen hier bedanken. Ik ben me er ook van bewust dat dit voor een aantal van uw leden de laatste keer is dat we hier met elkaar in debat zijn. Ik vind het een groot voorrecht om dat debat over zo'n belangrijk onderwerp te hebben kunnen voeren. Een van de mooie dingen vind ik zelf — dit is een observatie van de politiek — dat er ook een duidelijk gedefinieerde mate van succes is, op een gegeven moment. U bent in die positie. U zult hier uiteindelijk over stemmen. Nou, het klinkt allemaal erg bemoedigend. Ik hoop natuurlijk dat u gaat instemmen met deze wet. Als u dat doet, is er, denk ik, iets heel bijzonders gebeurd en heeft u een nieuwe realiteit geschapen voor veel studenten, en ik hoop ook een hele lange serie van generaties van studenten, die het echt beter gaan krijgen. Ik denk dat dat heel erg belangrijk nieuws is. Dat doen we echt voor de toekomst. Voor mij is het dan ook een heel bijzonder voorrecht om dit hele belangrijke wetsvoorstel met u vandaag te hebben mogen bespreken. Nogmaals, ik bedank extra de leden die over een week afscheid gaan nemen. Ik hoop dat u ook een goede herinnering aan dit debat heeft.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Die goede herinnering heb ik. Acht jaar geleden deed ik mee aan het debat waarmee het leenstelsel helaas werd ingevoerd. Het was daarom mijn voorrecht om het debat te mogen voorzitten waarbij iedereen ermee instemt om dat weer ongedaan te maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Ik wil weten of een van de leden stemming wil over het wetsvoorstel. Dat is niet het geval. Toch wel? Ik zag uw vinger niet. Dat is dus wel het geval. Dan gaan we er volgende week over stemmen. Dat kan dan nog net. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering.
Zoals u hebt meegekregen, hebben vanmiddag de verkiezingen voor de nieuwe Eerste Kamer plaatsgevonden. Komende donderdag zal de Kiesraad de officiële uitslag bekendmaken. Ik dank alle leden, de minister, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de mensen op de publieke tribune die nog zo laat aanwezig zijn voor hun komst naar de Kamer. Ik sluit de vergadering. O, en de stemmingen over de moties vinden ook volgende week plaats, hoor ik hier. Ik sluit nu wel de vergadering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20222023-34-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.