De voorzitter:
Aan de orde is de herdenking van mevrouw E. Tuinstra. Ik verzoek de leden te gaan staan.
Vandaag gedenken wij Elida Tuinstra, die op 28 oktober jongstleden, twee dagen na haar 90ste verjaardag, overleed. Zij was acht jaar lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor D66, van 11 juni 1991 tot 8 juni 1999.
Elida Katharina Tuinstra werd op 26 oktober 1931 geboren in Ommen. Vanwege het beroep van haar vader — hij was predikant in de Nederlands Hervormde Kerk — verhuisde het gezin met enige regelmaat. Elida begon op de lagere school in Terwinselen, Limburg, en rondde in 1943 de zesde klas af in Alkmaar. Daar begon ze ook met de middelbare school. Vervolgens deed ze in Zwolle eindexamen gymnasium alfa.
Van 1950 tot 1956 studeerde Elida Tuinstra Nederlands publiekrecht aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam. Na haar afstuderen was ze geruime tijd werkzaam op juridisch-maatschappelijk gebied voor de gemeentelijke schooladviesdienst. Ook was ze docent staatsburgerschap en maatschappijleer in het hoger beroepsonderwijs. Van 1975 tot 1977 was mevrouw Tuinstra beleidsmedewerker op het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
In 1965 werd Elida Tuinstra lid van de Partij van de Arbeid. Die partij kon haar echter niet inspireren, zei ze zelf eens in een interview. D'66 deed dat wel, want in 1967, een jaar na de oprichting van die partij, maakte ze de overstap. Al snel werd ze lid van Provinciale Staten in Zuid-Holland, waarvan twee jaar als fractievoorzitter.
In 1977 werd mevrouw Tuinstra lid van de Tweede Kamer, waar ze zich bezighield met politie en justitie, in het bijzonder wetgeving op het gebied van alimentatie, omgangsrecht, vluchtelingen, abortus en euthanasie. Haar eerste wetgevende resultaat was een amendement bij de herziening van het Burgerlijk Wetboek. Tegen NRC zei ze daarover later: "Als juriste vond ik dat heel wat, ik stond nu met een regeltje in het Burgerlijk Wetboek."
Tuinstra werd bekend door haar strijd voor liberalisering van de abortus- en euthanasiewetgeving. Over beide onderwerpen diende zij initiatiefwetsvoorstellen in.
Haar maidenspeech in de Eerste Kamer hield ze in een debat met minister Hedy d'Ancona over een wijziging van de Mediawet. Tuinstra en D'Ancona kenden elkaar nog uit de jaren zestig van de vorige eeuw, toen zij beiden betrokken waren bij de oprichting van Man Vrouw Maatschappij. Tuinstra zei in dat debat: "Ik hoop voor ons beiden dat wij onze wilde haren niet zijn kwijtgeraakt. Dat zou het hier immers echt saai maken."
In 1992 publiceerde Elsevier Weekblad de resultaten van een enquête onder Eerste Kamerleden. De senaat werd in die periode, 1992, in toenemende mate politieker omdat de Tweede Kamer volgens Elsevier haar primaat had losgelaten. In het artikel wordt Elida Tuinstra als volgt geciteerd: "De senaat ís terughoudend, maar in de Tweede Kamer en het kabinet is men niets meer gewend. Bij een kleine oprisping worden wij voor een leeuw aangezien. De Tweede Kamer is een klein keffertje geworden", zei zij.
Naast haar lidmaatschap van beide Kamers der Staten-Generaal was Elida Tuinstra actief bij vele maatschappelijke organisaties. Zo was zij onder andere lid van de Mediaraad, de Kiesraad en het Helsinki Comité, en bestuurslid van de IKON, van de Nationale Commissie Ontwikkelingssamenwerking en van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis.
Over het Kamerwerk zei mevrouw Tuinstra in 1985 dat te veel mensen denken dat het Kamerwerk zo erg bijzonder is. Maar, zo zei ze, "de discussies zijn echt niet zo heel anders dan die ik met mijn kinderen aan de ontbijttafel heb. (...) Gezond verstand is het beste richtsnoer in de politiek." Dat lijkt mij, ruim 35 jaar later, nog steeds een uitstekend devies.
Elida Tuinstra was een bevlogen en betrokken persoonlijkheid, zowel in de politiek als daarbuiten. Moge ons respect voor haar persoon en haar verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor haar familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.