Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 21, item 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 21, item 12 |
Aan de orde is de voortzetting van het debat naar aanleiding van de regeringsverklaring,
onder verwijzing naar:
- het dossier kabinetsformatie 2021 (35788).
(Zie vergadering van 15 februari 2022.)
De voorzitter:
Thans is aan de orde de heropening van het debat naar aanleiding van de regeringsverklaring. Ik heet de minister-president en de minister van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer. De Kamer heeft vanmiddag verlof gegeven voor een korte derde termijn. Ik geef het woord aan mevrouw Faber, die deze derde termijn heeft aangevraagd. Ik wijs de leden nog op de beschikbare spreektijd van twee minuten per spreker.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het zag er even naar uit dat de minister van Financiën de hete kolen uit het vuur moest halen vandaag. Het was immers het ministerie van Algemene Zaken dat de brief met de vragen omtrent de uitvoering van de aangenomen moties behendig doorschoof naar het ministerie van Financiën, zodat deze op het bordje terechtkwam van minister Kaag. Maar, eerlijk is eerlijk, het ziet ernaar uit dat de minister-president bij zinnen is gekomen nu hij toch aanwezig is in de senaat. En nu hij toch zo goed bezig is, kan het zomaar zijn dat de minister-president ook gaat aankondigen de moties uit te voeren. Dus collega's, grijp je kans vanavond!
Voorzitter. Dan betreffende de aangenomen moties. De moties van de andere partijen laat ik aan de andere woordvoerders. Ik zal alleen de eerst ingediende en aangenomen PVV-motie, met het verzoek de AOW-uitkering niet te ontkoppelen van het minimumloon, eruit lichten. De PVV laat de ouderen niet in de kou staan. Zij verdienen een zorgeloze oude dag en zij verdienen daar duidelijkheid over. De minister schrijft in haar brief dat het kabinet de motie ontraden heeft omdat er in de motie geen dekkingsvoorstel is opgenomen. Vervolgens komt er een verhaal over aandacht, integrale weging, reguliere besluitvorming, et cetera. Dat is allemaal vakjargon om vooral de zaak op de lange baan te schuiven. Van uitstel komt dikwijls afstel.
Het is echter gewoon een kwestie van prioriteit. Het geld kan geen excuus zijn. Er is namelijk wel 60 miljard voor een politiek gecreëerd probleem van stikstof en klimaat. De vraag is hoe serieus je dat vermeende probleem kan nemen als, ondanks dat wij volgens de Timmermansen van deze tijd aan de vooravond zouden staan van een klimaatcatastrofe, er wel 680 miljoen uit de SDE-pot kon worden overgeheveld naar de algemene middelen en steenkool ook weer een optie is. Verder kan ik er nog wel enkele miljarden bij bedenken. En dan zouden er geen euro's zijn voor onze ouderen, die al jarenlang op achterstand zijn gezet? Dat gelooft u toch zelf niet?
Voorzitter. De PVV-fractie laat onze ouderen niet in de steek. Wij zullen ons dan ook niet het bos in laten sturen met mooie praatjes. De PVV vraagt dan ook met klem om onze AOW-motie uit te voeren. Om dit te benadrukken, dien ik namens mijn fractie de volgende motie in. Voor de goede orde: ik ben gedwongen om deze motie nu in te dienen, omdat ik enkel deze termijn heb.
De voorzitter:
Door de leden Faber-van de Klashorst, Van Strien, Van Hattem, Bezaan en Ton van Kesteren wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet heeft uitgesproken de door de Kamer aangenomen motie met het verzoek de AOW-uitkering niet te ontkoppelen van het minimumloon, zodat bij de verhoging van het minimumloon ook de AOW-uitkering in gelijke mate verhoogd wordt, niet uit te willen voeren;
zegt het vertrouwen in de regering op,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
In het geval de minister alsnog toezegt de motie te willen uitvoeren, zal ik met alle plezier de motie intrekken. De PVV-fractie ziet uit naar de reactie van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Dan kijk ik naar de heer Rosenmöller of hij het woord wil voeren. Dat is het geval. Dan geef ik ook de heer Rosenmöller namens de fractie van GroenLinks het woord.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Wie vanmiddag zijn oor te luisteren legde bij de demonstratie van medewerkers in de jeugdzorg op het Malieveld, hoorde daar een grote urgentie om in een welvarend land kwetsbare jongeren de zorg te bieden die een welvarend land hoort te bieden. Wie zijn oor te luisteren legt in gemeenteland, hoort diezelfde urgentie om het stelsel van jeugdzorg te hervormen, gericht op goede zorg voor kwetsbare jongeren. Toen ik afgelopen vrijdag de brief kreeg, ondertekend door de minister van Financiën namens het kabinet, dacht ik: wat een schril contrast. Er sprak geen gevoel van urgentie uit op dit terrein. Het lijkt erop dat het kabinet de lopende gesprekken, die allemaal gestaakt zijn, over de hervorming van de jeugdzorg op zijn beloop laat en alles uitstelt tot het debat over de Voorjaarsnota, in juni of later. Ook het overleg met de VNG dat stilligt op het terrein van de jeugdzorg, lijkt bij het kabinet geen indruk te maken. Het doet geen eerste handreiking tot een vorm van herstel op dat terrein. Dat vonden wij buitengewoon teleurstellend. Ik denk eerlijk gezegd dat het kabinet, als ik alleen naar die brief kijk, niet doordrongen is van de ernst van de situatie. Laat ik zeggen: volgens deze Kamer — dat wil zeggen, volgens de meerderheid van de Kamer — is het menens op dit terrein. Het mag dan zo zijn dat wij een chambre de réflexion zijn, maar we zijn geen quantité négligeable. Ik zou het kabinet dat toch voor willen houden.
Voorzitter. Tegen die achtergrond zou ik, met alle begrip voor het feit dat er misschien iets meer nagedacht moet worden in de tijd, namens een aantal collega's, die ik zo zal noemen, de volgende motie willen indienen.
De voorzitter:
Door de leden Rosenmöller, Nanninga, Mei Li Vos, Faber-van de Klashorst, Janssen, Koffeman, Dessing, Otten, Schalk, Van Rooijen en Raven wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in zijn brief van 11 maart jongstleden aangeeft dat over onder andere de aangenomen motie over de hervorming van de jeugdzorg (35788, letter F) de Kamer bij de Voorjaarsnota nader wordt geïnformeerd;
van mening dat tijdens de komende collegeonderhandelingen in de gemeenten duidelijkheid over de toekomstige financiering van de jeugdzorg dient te bestaan en dat voorstellen bij de Voorjaarsnota daarvoor te laat zijn;
tevens van mening dat het onwenselijk is dat de gesprekken over de hervorming van het stelsel van jeugdzorg nog langer stilliggen en dat de samenwerking tussen de VNG en het kabinet over de toekomstige jeugdzorg is opgeschort;
verzoekt het kabinet uiterlijk 15 april de Kamer te informeren over hoe het de aangenomen motie (35788, letter F) wil uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan kijk ik naar mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan mevrouw Jorritsma namens de VVD-fractie, maar niet dan nadat ik mevrouw Faber de kans heb gegeven om een interruptie te plegen op de heer Rosenmöller. Gaat uw gang.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vind het streven van meneer Rosenmöller en dat hij zo begaan is met de jeugdzorg heel loffelijk, maar ik heb hier een motie over de AOW, die mede is ondertekend door meneer Rosenmöller. Het was een motie van JA21. JA21 is hier nu niet in de Kamer om zijn eigen motie te verdedigen. Dat is een beetje een gemiste kans. Maar goed, dat even terzijde. Het betreft een motie tegen de ontkoppeling van de AOW. Dan is toch mijn vraag aan meneer Rosenmöller: wilt u zich ook zo hard maken voor onze ouderen, zoals u ook doet voor de jeugdzorg?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben blij dat u mij deze gelegenheid geeft. Ik heb mij inderdaad beperkt tot het punt van de jeugdzorg. Dank voor de vraag. Het antwoord op die vraag is ja. Ik denk dat ik mij wat dat betreft aansluit bij de bijdrage die de heer Van Rooijen straks gaat leveren, en ook bij andere collega's die op het punt van de koppeling van het AOW en het minimumloon het een ander gaan zeggen. De reactie van het kabinet ging over een viertal moties: de motie van de heer Schalk over de kinderbijslag, de motie van u, de heer Van Rooijen, mevrouw Nanninga en de fractie van JA21 over de AOW, en de motie van mevrouw Vos over de pechgeneratie studenten. Die vinden wij allemaal belangrijk. Waarom ik dit punt even benadrukt heb, is enerzijds omdat het een hoofdpunt was in mijn bijdrage aan het debat over de regeringsverklaring en anderzijds omdat met de timing hier net iets anders aan de hand is dan bij de overige moties, zoals ook wel zal blijken in de loop van dit debat. Na morgen beginnen immers de collegeonderhandelingen. Dat weet het kabinet natuurlijk ook. Wij weten dat met elkaar. Dan kan je dat vraagstuk van de jeugdzorg en de bezuiniging die het kabinet heeft geïntroduceerd, niet op de lange baan schuiven. De partijen in gemeenteland hebben die duidelijkheid nodig.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp het stukje van de timing van de jeugdzorg, maar het een sluit het ander niet uit. Dus mijn vraag aan u is, via de voorzitter: blijft u op het standpunt staan dat u tegen de ontkoppeling bent van de AOW en het minimumloon?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Jazeker. Dus als er moties zijn die zeggen dat, anders dan het kabinet ons voorhoudt, het beter zou zijn om sneller duidelijkheid te krijgen over onder andere dat vraagstuk van de AOW en de koppeling van het minimumloon, dan zijn wij daarvoor. Waar wij niet voor zijn — dat zal ook in de loop van de avond wel blijken, maar laat ik dat ook maar gelijk zeggen — is om nu een motie van wantrouwen uit te spreken in de richting van het kabinet op dit punt. Daar zijn wij geen voorstander van. Ik kan dat nog allemaal nader toelichten, maar dat lijkt mij in deze fase van het debat niet nodig. Wij zijn vooral erop gericht om voor oud en jong, voor al die mensen die in die moties bediend worden, iets te bereiken. Dat motiveert ons om hier nu te staan, gelukkig met een meerderheid van de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan is het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter, wat ik zeg, zeg ik ook namens het CDA.
Ik zou deze gelegenheidscoalitie van oppositiepartijen, tot nu toe onder leiding van GroenLinks, dringend willen vragen niet door te gaan met dit toch wel echt door de gemeenteraadsverkiezingen geïnspireerde debat. Het kabinet heeft een keurige procesmatige brief gestuurd. In deze Kamer behandelen wij aan het einde van de rit de wetsvoorstellen die volgen uit het coalitieakkoord en de daaropvolgende regeringsverklaring nadat ze zijn aanvaard in de Tweede Kamer. De regering weet al sinds de behandeling van de regeringsverklaring in de Tweede Kamer, waar moties zijn verworpen met alleen de coalitiestemmen tegen, dat zij daarmee de opdracht krijgt wetsvoorstellen in te dienen die op een breder draagvlak dan alleen dat van de coalitie kunnen rekenen. Moties van diezelfde strekking ingediend en vanzelfsprekend aanvaard in deze Kamer, leveren naar de mening van de VVD echt geen versterking op van de Eerste Kamer, maar eerder een verzwakking. Mag ik in dit verband wijzen naar de inbreng van D66 bij het debat over de regeringsverklaring?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dan kijk ik of iemand het woord wenst namens de Fractie-Nanninga. Dat is niet het geval. Namens het CDA heeft mevrouw Jorritsma het woord gevoerd. Dan ben ik bij de Partij van de Arbeid, bij mevrouw Vos. Mevrouw Vos wenst het woord en krijgt nu het woord.
Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal ook kort het woord voeren. Toen ik de brief las van afgelopen vrijdag dacht ik: is dit alles? Ik keek nog even verder, maar dit was het. Ik zag ook een herhaling van de moties die we al kenden. Ik vond het teleurstellend. Ik vind het goed dat we hier nog even over spreken, want wij hopen toch echt dat ook deze Kamer wat meer serieus wordt genomen, want de Kamer aan de overkant heeft het gezegd en ook ik heb het tegen de minister-president gezegd: hij kan tellen.
De motie over compensatie van het leenstelsel is heel eenvoudig. Die is door een meerderheid van deze Kamer ondertekend. In het dictum heb ik gezegd dat wij graag drie maanden na indiening van de motie een brief willen over hoe de regering die gaat uitvoeren. Dat gaat om 15 mei, dus wij hebben nog alle tijd. Ik vind het prima om die dan ook tegelijkertijd met de Voorjaarsnota te krijgen. Daar heeft u dus even tijd. Maar wij vragen wel om een serieuze uitwerking van die motie. Laat dat helder zijn. Onze fractie steunt ook het betoog van de heer Rosenmöller, en eigenlijk dus ook van de meerderheid van deze Kamer, over de jeugdzorg. Waarom? Het is juist belangrijk om vanavond, de avond voor de laatste dag van de gemeenteraadsverkiezingen … Ik weet niet of u de column van Sheila Sitalsing vandaag heeft gelezen? Het is heel erg belangrijk werk dat onze gemeenteraadsleden doen. We hebben ze de afgelopen jaren eigenlijk met veel te weinig geld op pad gestuurd. Ze zijn altijd aan het sappelen en daarom steunen wij van harte het betoog om de raden, voordat de onderhandelingen over de coalities beginnen, duidelijkheid te geven over wat zij kunnen besteden aan de jeugdzorg. Het is ook nodig. Het zou het mooist zijn als de minister van Financiën in ieder geval aan ons een toezegging geeft dat er ook voldoende geld voor de jeugdzorg komt, maar zeker ook aan alle mensen die lokaal hun stinkende best doen voor onze gemeentes. Laten we hun werk gewoon mogelijk maken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan is het woord aan mevrouw Bredenoord namens D66. Mevrouw Bredenoord wenst het woord niet. De ChristenUnie is niet aanwezig. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal mij beperken tot twee onderwerpen: de jeugdzorg en de koppeling van de AOW. Ik spreek eerst over de jeugdzorg. Als gedeputeerde mocht ik jeugdzorg in mijn portefeuille hebben. Ik kan u vertellen dat het een portefeuille is die je bijblijft. Die draag je de rest van je leven met je mee als je alle verhalen van alle jongeren tot je neemt. Kinderen of jongeren van 15 à 16 jaar zijn aan hun zevende of achtste plaatsing bezig. Als je ziet hoe iedere professional ermee bezig is om dat op een goede manier te regelen … Ik weet ook hoe ingewikkeld het was toen het in 2015 met een bezuiniging werd overgedragen aan de gemeenten. Ik heb ook de worsteling die daar het gevolg van was sindsdien meegemaakt en gevolgd. Als ik zie hoe het nu stilligt dan … Ja, er zijn gemeenteraadsverkiezingen en de effecten daarvan zullen duidelijk worden in de coalitieakkoorden die gesloten moeten worden. Die zullen ook op een goede manier de financiering voor de jeugdzorg moeten kunnen regelen. Die zekerheid hebben ze nodig. Dat kan niet wachten tot aan de zomer of tot besluitvorming over de zomer. Die moeten nu weten: hoe ga ik de komende vier jaar voor die jeugdzorg zorgen dat wij dat kunnen doen wat nodig is. Want het is hard nodig. Die zekerheid is nodig. Vandaar dat ik van harte de motie ondersteund heb die collega Rosenmöller heeft ingediend. Dat geldt ook voor de motie die collega Van Rooijen zal indienen over het tijdpad zoals dat geldt voor de koppeling van de AOW. Ook wat ons betreft kan die zekerheid best wat later komen. Dat hoeft niet allemaal vandaag, maar tot de zomer of tot na de zomer wachten vinden wij te lang. Daarom dienen wij die moties mede in. Wij hopen dan ook van harte dat inhoudelijk ook gezien wordt dat dit nu echt nodig is, zeker waar het de jeugdzorg betreft, omdat die duidelijkheid nodig is voor al die professionals en voor al die jongeren die zitten te wachten op zekerheid.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Janssen geeft aan dat er wel even mee kan worden gewacht dat die zekerheid over de AOW-koppeling gegeven wordt, maar u moet beseffen dat de ouderen jarenlang op achterstand zijn gezet. Nu worden ze weer met iets geconfronteerd: hun AOW gaat niet meestijgen met het minimumloon. Het is toch ook eens een keertje genoeg? Deze ouderen, die hun hele leven hebben gewerkt, worden gewoon in feite in de kou gezet. We hebben een motie ingediend. Er zijn meerdere moties ingediend. U heeft ook een motie ondertekend. We dienen toch geen moties in om ze uiteindelijk aangenomen te krijgen en er vervolgens niks mee te laten doen en ons het bos in te laten sturen met onze aangenomen motie? Waarom gaan we nu ook niet op het standpunt staan dat er een uitspraak moet komen over die koppeling van de AOW? Ik begrijp uw punt over de jeugdzorg natuurlijk wel.
De voorzitter:
Uw vraag is helder, mevrouw Faber. Dank u wel.
De heer Janssen (SP):
Collega Faber weet, zoals ik haar dat heb aangegeven, dat ik niet zeg dat er niks hoeft te gebeuren met die moties over de AOW. De vraag is of daar vanavond iets mee moet gebeuren. Moet daar over een week iets mee gebeuren of kan dat kort na het reces? Mijn voorstel was dat er, gelet op de coalitievorming in de gemeenteraden vanaf overmorgen, voor 15 april duidelijkheid komt, zodat ze daarmee aan de slag kunnen, en dat we kort na het reces van het kabinet horen wat er gaat gebeuren met de AOW. U vraagt of ik het niet belangrijk vind. Ik vind het dus heel belangrijk. Als u alles gevolgd heeft, weet u ook dat wij dat heel belangrijk vinden. Maar dat betekent niet dat alles vanavond geregeld hoeft te worden. Wat dat betreft zeg ik: als we nu de toezegging krijgen dat we voor 15 april weten hoe de motie over de jeugdzorg uitgevoerd wordt en als we half mei of begin mei, na het reces, horen hoe de motie over de AOW uitgevoerd wordt, kunnen wij daarmee leven en dan hoeven we dat niet allemaal vanavond te regelen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Janssen zegt wel dat hij het zo belangrijk vindt, maar hij vindt het blijkbaar niet belangrijk genoeg om dat vanavond te gaan regelen. We kunnen het nu gewoon regelen. Als we willen en we houden de gelederen gesloten, dan kunnen we het nu gewoon regelen. Als we willen en als we geen slappe knieën hebben, dan kunnen we nu op dit moment regelen dat al die moties uitgevoerd gaan worden.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Maar blijkbaar is deze Kamer te slap. En ook de heer Janssen. Want de heer Janssen heeft het ook alleen maar over de jeugdzorg. Dat is ook prima. Maar over de AOW: u laat al die ouderen in de kou staan. U kunt wel zeggen "ik vind het belangrijk", maar uiteindelijk …
De voorzitter:
Mevrouw Faber, heeft u nog een korte vraag?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nee.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Was u aan het eind van uw betoog?
De heer Janssen (SP):
Ja, voorzitter, maar als ik het verwijt van slappe knieën krijg, dan wil ik daar nog wel even op reageren. Ik heb net gezegd wat ik erover gezegd heb. De hele retoriek van mevrouw Faber laat ik voor haar rekening. Wij willen dat het geregeld wordt. Wij willen dat het snel geregeld wordt. Wij vinden de zomer ook te laat. Wij vinden de Voorjaarsnota te laat. Dus voor die tijd moet het helder zijn: niet verpakt in de hele Voorjaarsnota, maar gewoon helder op deze twee punten. Dat is waar we naar gevraagd hebben. Dat betekent juist dat we het heel erg belangrijk vinden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing (FVD):
Voorzitter, dank u wel. De fractie van Forum voor Democratie is voor de handhaving van de koppeling van de AOW en het minimumloon. Zowel jong als oud heeft namelijk recht op een goed financieel vangnet. Toch hebben wij tegen de moties D, E en G gestemd, vanwege het ontbreken van financiële dekking van deze moties. Voor onze fractie is dat een essentieel punt, want het gaat om veel geld.
Maar nu de zojuist genoemde moties zijn aangenomen, is er een andere situatie ontstaan. De regering moet nu wel aan de slag met de uitvoering van deze moties. Zo werkt de democratie, vindt Forum voor Democratie. Om dekking te vinden voor deze moties, zijn er wat ons betreft keuzes qua bezuinigingen. Eén: op immigratie. Twee: op stikstof en klimaat. Drie: op de EU, die ons geld doorsluist naar Italië; onze bejaarden zijn immers belangrijker dan de Italiaanse bejaarden.
Nederland was een rijk land, maar heeft zijn financiële reserves ingezet voor de coronacrisis. Nu er ook ongelimiteerd veel geld naar stikstof en klimaat zal gaan, is het onverantwoord om die steeds verder oplopende rekening door te schuiven naar de toekomstige generaties, zeker in deze tijd van toenemende inflatie. De beantwoording van de regering is wat onze fractie betreft te vrijblijvend. Er dient eerder dan de Voorjaarsnota duidelijkheid te komen over hoe de regering het in stand houden van de koppeling denkt te kunnen financieren. Onze fractie is benieuwd naar de verdere aanpak van de regering.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Namens de Partij voor de Dieren is er niemand aanwezig die het woord wenst te voeren. Dan geef ik het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. De wereld lijkt per dag onzekerder te worden. De pandemie is nog niet voorbij of de oorlog in Oekraïne — met zijn zinloze geweld, doden, gewonden, vernielingen, ontzaglijke vluchtelingenstromen — doet Europa en de wereld op zijn grondvesten schudden. Daarbij komt de dreiging van energietekorten en een uit de hand lopende inflatie. Veel mensen zijn bezorgd en bang. Dan is het toch zaak om mensen zekerheid te bieden waar het kan? De regering slaagde er behoorlijk in om economische en financiële noodverbanden te leggen bij de pandemie. Waarom laten we onze ouderen nu dan zo lang in de kou staan? Het zijn juist de mensen die niet meer zelf in de positie zijn om koopkrachtverlies te repareren met wat extra uren werk of een bijbaantje, mensen die hun leven lang hebben gewerkt en nu in afhankelijkheid naar de overheid kijken. De pensioenen worden al jaren niet geïndexeerd. Bij de torenhoge inflatie van nu komt dat extra hard aan. De AOW wordt ontkoppeld van de voorgenomen verhoging van het minimumloon met 7,5%. De Eerste Kamer heeft in drie moties in ruime meerderheid uitdrukkelijk gevraagd om deze koppeling te handhaven. De regering vraagt nu om uitstel tot de Voorjaarsnota. Terwijl voor oorlog en ziekte terecht alles uit de kast wordt gehaald, moeten de ouderen beleefd wachten tot de regering aan hen kan toekomen. Opnieuw moet er langer worden nagedacht en gerekend. Opnieuw wordt er geen enkele zekerheid geboden. Wat moeten wij vandaag hier in dit huis doen? Vertrouwen op de blauwe ogen van het kabinet? Tegen de mensen thuis zeggen: het komt vast wel goed, want de regering gaat alles narekenen? Kijkend naar de resultaten uit het verleden, is dat de slechtst denkbare garantie voor de toekomst.
Voorzitter. Voor de regering zijn de ouderen een sluitpost. Voor 50PLUS zijn de ouderen topprioriteit. Wij willen dat het debat hierover wordt losgekoppeld van de Voorjaarsnota. Ik dien daarom mede namens de fractie-Nanninga volgende motie in. De motie is ook door een aantal andere collega's meeondertekend.
De voorzitter:
Door de leden Van Rooijen, Nanninga, Schalk, Mei Li Vos, Otten, Rosenmöller, Janssen, Raven en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in zijn brief van 11 maart jongstleden aangeeft dat over onder andere de aangenomen moties over de koppeling van de AOW aan de voorgenomen verhoging van het minimumloon (35788, letter D; 35788, letter E; 35788, letter G) de Kamer bij de Voorjaarsnota nader wordt geïnformeerd;
verzoekt het kabinet uiterlijk 9 mei aanstaande de Kamer te informeren over hoe het deze aangenomen moties wil uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel meneer Van Rooijen. Dan kijk naar de heer Schalk, die het woord wenst namens de SGP. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Tijdens het debat over de regeringsverklaring heb ik een boek aan de minister-president gegeven met de titel "De jongen, de mol, de vos en het paard". Ik hoop dat de minister-president dat nog weet. Ik keek voor het debat van vanavond of er nog een wijze les in stond. Ik laat de jongen aan het woord. Hij zegt: "Ik vroeg me af of er een school is waar je kunt afleren". Dat is een goede vraag. Het kan handig zijn om iets af te leren, met name als de situatie verandert. Als je dan in dezelfde modus blijft hangen, wordt het tijd om naar die school te gaan. Dan wordt het tijd om af te leren dat het niet helpt als je blijft herhalen wat je kunt zeggen als je het voor het zeggen hebt. Ik verwijs naar het wetsvoorstel over het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag. Dat kunnen en willen we gezinnen niet aandoen. Vandaar dat gevraagd is om het wetsvoorstel in te trekken. De reactie van de regering om het bij de Voorjaarsnota te betrekken is die oude reflex, en dat moeten we eigenlijk afleren, want het past niet in het huidige tijdsgewricht. Dat geldt ook voor diverse andere onderwerpen. Oké, het kan misschien rond het leenstelsel, maar doorschuiven van de problematiek van de jeugdzorg past gewoon niet bij dit moment. Morgen worden de stemmen geteld van de gemeenteraadsverkiezingen. Overmorgen starten daar de onderhandelingen en dan is gewoon duidelijkheid nodig; het liefst vandaag, maar anders op zeer korte termijn, zodat men daarop kan inspelen. Daarom zal mijn fractie de motie-Rosenmöller steunen. Hoe gaat de regering om met deze diepe wens van de Kamer, vanuit haar nieuwe positie?
Ook het niet-indexeren van de AOW is zo'n majeur punt. Als we zien wat de inflatie nu doet, moeten we onze ouderen niet in deze onzekerheid laten. Daarom ook steun van de SGP voor de motie-Van Rooijen. Komt de regering op korte termijn met een oplossing?
Voorzitter. Ik vraag nog even nadrukkelijk aan de regering: ziet de regering, bij alle grote fondsen, bij het grote geld dat voor allerlei onderwerpen wordt ingezet, nu echt geen mogelijkheden om een deel daarvan aan te wenden voor onze eigen bevolking, die de komende periode in zwaar weer terecht zal komen? De oorlog in Oekraïne gaat ons diep raken. Hoe zorgen we dat we met elkaar het goede voor de samenleving zoeken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Voorzitter. Vandaag was het vooral een kwestie van: doet ie het of doet ie het niet? Komt minister-president Rutte vanavond naar de Eerste Kamer, of gaat hij toch naar het verkiezingsdebat? Ik werd wakker met het bericht in De Telegraaf dat hij hier zou zijn. Toen hoorden we dat hij niet zou komen en nu is hij er dan toch.
Voorzitter. Onze fractie heeft alle koopkrachtcorrectiemoties van deze Eerste Kamer een aantal weken geleden gesteund. Dat geldt zowel voor de AOW-koppeling als voor de jeugdzorg. Onze fractie is erg verheugd dat de oppositie één vuist heeft gemaakt en een front vormt in deze Eerste Kamer. Dat had wat ons betreft al veel eerder mogen gebeuren.
We zitten in een energiecrisis, die door de ondoordachte energietransitieplannen van de kabinetten-Rutte behoorlijk ernstig is. Deze crisis is helaas nog verder verergerd door de vreselijke Russische inval in Oekraïne. De koopkracht van miljoenen Nederlanders, jong en oud, komt nu zwaar in de knel. Minister Jetten wil nu zelfs al delen van Nederland van het gas afsluiten, omdat de gasopslag leeg raakt. Ondertussen moeten onze gloednieuwe, hypermoderne kolencentrales dicht van VVD en CDA en hebben wij voor 1.000 miljard euro aan gas in de Groningse bodem zitten, dat we niet gebruiken.
Wij willen zo snel mogelijk minimaal 10 miljard naar het Groningencompensatiefonds om de schade snel en daadkrachtig herstellen en de gaswinning te hervatten. Zo wordt de energierekening voor miljoenen Nederlanders weer betaalbaar en worden we ook snel onafhankelijk van het Russische gas.
Ik rond af, voorzitter. De dekking voor de door deze Eerste Kamer aangenomen koopkrachtcorrectiemoties is wat onze fractie betreft geen probleem, als dit kabinet een goed beleid zou voeren. We hebben dan ook de nieuwe moties, van de heer Van Rooijen voor de koppeling van de AOW en van de heer Rosenmöller voor de jeugdzorg, mede ondertekend. Wij willen dat de moties die hier worden aangenomen, worden uitgevoerd. We horen graag van het kabinet hoe het uitvoering gaat geven aan de door deze Eerste Kamer aangenomen moties.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. De Onafhankelijke Senaatsfractie is afwezig. Wenst een van de leden in de derde termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister-president en minister, bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden? U wilt tien minuten schorsing? Dan schors ik de vergadering tot 21.30 uur.
De vergadering wordt van 21.17 uur tot 21.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte:
Voorzitter. Ik ga meteen proberen een paar dingen te zeggen. Misschien mag ik ter inleiding een paar opmerkingen maken voor ik bij de moties kom. Zoals gezegd hing de ontrading op 15 februari ook samen met het feit dat de moties niet van een dekking werden voorzien. Daar zal ik zo meteen ook nog iets over zeggen vanwege het ingebrachte in de derde termijn hier. Uiteraard moeten we ons realiseren dat die moties zijn aangenomen en daarmee ook uitdrukking geven aan een meerderheid hier in de Kamer. Daarmee zullen ze natuurlijk ook van belang zijn voor de vraag of wetsvoorstellen die uiteindelijk hier landen op een meerderheid zouden kunnen rekenen. Dat is de minimale werking ervan, nog even los van de wens van de Kamer om op een aantal punten al eerder duidelijkheid te geven. Maar ik wil in dat kader toch wel aandacht vragen voor het feit dat er sinds die regeringsverklaring echt wel iets gebeurd is. Dat is ook door een paar van u opgemerkt. Dat gaat om de nacht van 23 op 24 februari, waarbij er een bladzijde in de wereldgeschiedenis is omgeslagen, namelijk de verschrikkelijke inval van Rusland in Oekraïne. Dat heeft toch echt een aantal consequenties die ik hier onder de aandacht wil brengen voor ik bij de moties kom.
In de eerste plaats is dat vanzelfsprekend het menselijk leed. Daar hoeven we elkaar niet van te overtuigen; dat zullen we allemaal zo voelen. Ik zag vandaag ook dat uit onderzoeken blijkt dat Nederland heel breed meeleeft en op dit moment een van de meest meelevende landen is binnen Europa als het gaat om de agressie van Rusland in Oekraïne. Maar het leidt natuurlijk ook tot vragen over onze veiligheid en defensie. Het kabinet heeft zich ook te verhouden tot de aangenomen motie-Sjoerdsma in de Tweede Kamer, die boven op de wensen die er al liggen over de AOW, de jeugdzorg en andere zaken, het kabinet ook verzoekt om naar manieren te zoeken om nog deze kabinetsperiode structureel extra te investeren in defensie.
Een derde feit is dat door de inval in Oekraïne alle aannames over hoe onze economische groei zich verder zal gaan ontwikkelen opnieuw bekeken moeten worden. Morgen komt het Centraal Planbureau met nadere scenario's, heb ik begrepen. Ik heb ze nog niet gezien, maar ik ga er niet van uit dat die beter zijn dan vorige week. Uiteraard kun je in algemene zin zeggen dat de economie en de economische ramingen en verwachtingen onzekerder zijn geworden. Dat zal natuurlijk effecten hebben op de vraag hoeveel geld we met elkaar te besteden hebben de komende tijd. Ik denk dat tegen die achtergrond een zorgvuldige weging van al die prioriteiten van groot belang is. Het kabinet heeft in het debat over de regeringsverklaring in de Eerste Kamer heel goed geluisterd naar de wensen die hier leven, over de AOW, de jeugdzorg en de kinderbijslag of de AKW, maar ook over de andere zaken die er speelden, zoals de studiefinanciering. We hebben ze allemaal gehoord. Nogmaals, daar is de politieke wens bij gekomen van een meerderheid van de Tweede Kamer ten aanzien van Defensie.
Die hele Voorjaarsnota en -besluitvorming is in het systeem ingebracht om juist dat soort integrale wegingen te maken. Dat is geen uitvinding van Sigrid Kaag, Mark Rutte of dit kabinet; dit doen we al jaren. We proberen in het voorjaar, richting 1 juni, met elkaar integraal de weging van al die prioriteiten te maken. Gegeven de situatie die zich nu voordoet is dat natuurlijk nog belangrijker. We willen — dat waren we van plan — ook deze Kamer informeren zodra die besluitvorming heeft plaatsgevonden. Sowieso geldt natuurlijk dat alles wat te maken heeft met de begroting en wetgeving ook de Eerste Kamer moet zien te passeren.
Wat daarbij wel extra problematiseert, is het feit dat er geen dekking is aangedragen. Ik heb goed geluisterd of ik dan bij implicatie suggesties kreeg uit de Eerste Kamer voor de dekking. Die heb ik goed genoteerd. Ik heb begrepen dat bij een deel van deze Kamer de wens leeft om alle plannen die het kabinet heeft op het terrein van stikstof en klimaat, het fonds van 60 miljard, te schrappen. Ik weet niet zeker of die gedachte, die volgens mij ook echoot bij Forum en bij de Groep Otten, onmiddellijk op een meerderheid in deze Kamer kan rekenen, nog los van de vraag of de huidige coalitie politiek bereid is om zich aan zo'n richting te committeren.
De tweede optie is, begrijp ik, het hervatten van de gaswinning en daar alle problemen uit dekken. Die suggestie is gedaan door de heer Otten. Ik heb het politieke vermoeden dat die niet automatisch kan rekenen op steun van een meerderheid in deze Kamer. Ik heb van de heer Dessing van Forum voor Democratie daarnaast ook nog het schrappen van de uitgaven aan de Europese Unie en van alle uitgaven die samenhangen met een fatsoenlijk migratiebeleid gehoord. Nogmaals, even los van de politieke weging zijn dat suggesties die een deel van de Eerste Kamer doet, maar die nog maar eens een keer onderstrepen dat er feitelijk totaal geen onderbouwing ligt voor de moties die zijn aangenomen in de eerste termijn van de Kamer. Dat betekent niet dat het kabinet ze niet serieus neemt, want dit zijn politieke wensen die we heel goed gehoord hebben en die bepalend zullen zijn voor de vraag of die wetsvoorstellen en ook die begrotingsvoorstellen het gaan halen.
Wat er nu eigenlijk voorligt, zijn twee voorstellen voor versnelling. Het eerste, van Rosenmöller, snap ik op zichzelf nog wel. Hij zegt: kan het niet al voor 15 april? Dat is vreselijk lastig. Het gaat hier om bedragen van 100 miljoen in 2024, oplopend naar 500 miljoen in 2025. Dat raakt dus niet onmiddellijk de start van de nieuwe coalitieperiodes in de gemeenteraden, maar het valt in ieder geval wel in de periode tussen deze gemeenteraadsverkiezingen en de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Maar het is niet zo dat de gemeenteraadsfracties onmiddellijk geconfronteerd worden met die 100 miljoen oplopend tot 500 miljoen. Het is ook niet zo dat het kabinet voornemens is om die bezuiniging bij de gemeenten neer te leggen. Wij willen met voorstellen komen hoe wij landelijk het jeugdzorgstelsel zo inrichten dat het mogelijk is om met die bedragen indachtig het jeugdbeleid goed vorm te geven. Maar goed, die motie ligt er. Daar kom ik zo op terug.
Dan zegt Van Rooijen iets wat ik werkelijk niet begrijp. Hij zegt: je hebt de Voorjaarsnota, dat is prima, maar toch wil ik voor 9 mei weten hoe je het gaat doen met de AOW. Er ligt nog niet eens een voorstel ten aanzien van het verhogen van het minimumloon. Er is alleen maar een voornemen in het coalitieakkoord. Er is nog geen wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Maar ik heb heel goed gehoord, meneer Van Rooijen, dat er hier fracties zijn die, als we zouden komen met een verhoging van het minimumloon, opnieuw de weging zullen maken of ze dat voorstel wel zullen steunen als daar geen doorkoppeling in zou zitten van de verhoging van het minimumloon aan de AOW. Ik heb altijd interessant gevonden dat de linkse fracties zo enthousiast zijn over de AOW, omdat het natuurlijk een sterk denivellerende maatregel is, maar ik laat het maar verder aan de politieke commentatoren om daar iets van te vinden. De politieke wens ligt er breed in deze Kamer, van GroenLinks tot en met de Groep-Otten, Forum et cetera om dat wel te doen. Daar hebben we ons dus gewoon toe te verhouden, willen we kans hebben om zo'n wetsvoorstel uiteindelijk de Eerste Kamer te laten passeren. Ik neem dat dus heel serieus, niet alleen omdat ik jullie allemaal heel aardig vind, maar omdat het gewoon een politieke realiteit is dat dit kabinet geen meerderheid heeft in deze Kamer.
Eigenlijk zou ik willen zeggen dat ik de motie van mevrouw Faber ontraad. Ik ontraad ook de andere twee moties. Dat moet ik formeel zeggen. Ik kan niet naar aanleiding van de motie van de heer Rosenmöller zeggen dat wij voor 15 april die hoe-vraag helemaal gaan beantwoorden. Er lijkt me een gerede kans dat die motie aangenomen wordt, gezien het grote aantal ondertekenaars. Ik wil hem wel zeggen dat het kabinet, mocht die motie inderdaad worden aangenomen, zal kijken wat het voor 15 april kan doen. Ik heb ook heel goed gehoord dat de heer Rosenmöller zegt: joh, wat is er nou nog mogelijk in relatie tot de gemeenteraden en de onderhandelingen die daar gaan plaatsvinden over de nieuwe coalitieakkoorden? Daar kijken we natuurlijk ook nog naar, ook in verband met de relatie met de VNG, die ons zeer aan het hart gaat. Maar nu de garantie geven dat we de hoe-vraag kunnen beantwoorden, los van de bredere weging in de Voorjaarsnota, voor 15 april, kan ik niet. Ik ontraad de motie dus in formele zin, maar ik zeg wel toe dat we, zodra we zicht hebben op de verdere ontwikkeling van de gesprekken met de VNG, maar ook het vraagstuk van de jeugdzorg in acht nemend, de Kamer zullen informeren.
Ten aanzien van de motie van de heer Van Rooijen kan ik het volgende zeggen: voor 9 mei nee, maar bij de Voorjaarsnota hopen wij natuurlijk wel te laten zien hoe wij daar mee om kunnen gaan. Ik zie ook werkelijk niet hoe erg het is als dat niet 9 mei is, maar 1 juni. Zou je het namelijk op 9 mei doen, dan moet je voor een bedrag van ruim 2,5 miljard euro structureel — daar praat je namelijk over — een oplossing vinden voor 9 mei. Dat is natuurlijk een gigantische uitgavenpost, ook gegeven de economische ontwikkeling, op een AOW-pot die al een omvang heeft van 40 miljard. Het is de grootste begrotingspost die we in Nederland hebben. Het is simpelweg niet mogelijk om dat voor 9 mei te doen. Dat moet echt in een bredere weging plaatsvinden. Nogmaals, dat zullen we doen en dan berichten we deze Kamer daarover bij de Voorjaarsnota.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De minister-president geeft aan dat hij de motie betreffende de ontkoppeling van de AOW ontraadt, omdat er geen financiële dekking zou zijn. We kunnen u natuurlijk wel een beetje helpen met wat financiële dekking. Er wordt bijvoorbeeld wel 60 miljard gereserveerd voor het klimaatfonds en het stikstoffonds. De minister-president geeft ook aan dat we in een veranderende wereld zitten, bijvoorbeeld met betrekking tot Oekraïne. We zien nu ook dat we een probleem krijgen met de voedselvoorziening, bijvoorbeeld door het graan uit Oekraïne. Maar ondertussen gaan wij hier wel miljarden uitgeven om boeren uit te kopen. Dat is dus ook niet handig. Dat is dus nog een reden … Mevrouw Jorritsma, volgens mij heb ik nu het woord. Er is dus nog een extra reden om die miljarden daar niet aan te besteden. Ik heb dus de volgende vraag aan de minister-president. Die 60 miljard hoeven toch niet allemaal naar het klimaatfonds en het stikstoffonds? Van ons hoeft er helemaal geen enkele euro naartoe, maar goed, u denkt daar anders over. Maar u zou daar wel een deel uit kunnen bekostigen voor de AOW. Dan is het ook nog zo ... Dan komt u waarschijnlijk met: ja, maar ik zit met het Klimaatakkoord van Parijs, want daar hebben we voor getekend. Nou, dat kunt u gewoon opzeggen. Dat is een kwestie van een briefje schrijven en we zijn ervan af. Er zijn dus wel degelijk miljarden beschikbaar voor de AOW.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister-president.
Minister Rutte:
Mevrouw Faber proves my point. Zij komt namelijk met suggesties voor de dekking waarvan mijn politieke taxatie is dat die geen meerderheid in deze Kamer hebben, laat staan in de Tweede Kamer, laat staan dat de daar aangetreden coalitie bereid is om die suggesties tot de hare te maken. Dat is het probleem dat we hebben. Het zijn ongedekte moties, maar het zijn wel politieke signalen die ik heel serieus neem. Ik zeg hier niet: ze zijn ongedekt, zoek het maar uit. Nee, er is door de Eerste Kamer een signaal afgegeven: ga je het minimumloon verhogen, dan zal voor ons heel zwaar wegen de vraag of je dat koppelt aan de AOW. Daar hebben we ons toe te verhouden. We zullen proberen om in de Voorjaarsnota daar een reactie op te geven. Ik zeg daarmee niet dat we het in de Voorjaarsnota gaan oplossen, maar ik zeg wel dat we daarnaar zullen kijken en dat het gevolgen heeft voor de vraag hoe het wetsvoorstel rond de verhoging van het minimumloon eruit komt te zien, dan wel de kansrijkheid ervan hier. Dat gaan we allemaal bekijken. Ik heb het heel goed gehoord. Ik sta hier niet te zeggen: flauw, het is niet gedekt, ik neem het niet serieus. Het is niet gedekt, maar ik neem het wel serieus. Maar de dekkingsvoorstellen van mevrouw Faber? Sorry, maar mijn taxatie is dat die in deze Kamer op een steun van maximaal 15 tot 20 zetels kunnen rekenen. Dat zijn er geen 38. Los daarvan is het de vraag of deze coalitie dat dan wil.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is voor het eerst dat de minister-president zich laat ontmoedigen door deze Kamer. Over het algemeen gaat hij, als hij iets in zijn hoofd heeft en iets wil, het gewoon doorzetten. Volgens mij heeft het gewoon te maken met prioriteiten. Dan zegt de minister-president: ik kan niet aan het klimaat- en het stikstoffonds gaan zitten, maar ondertussen kan er bijvoorbeeld wel 23 miljard ... Mevrouw Jorritsma, alstublieft zeg! Het is helemaal niet komisch, maar goed.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, een korte vraag. U moet zich niet laten afleiden door mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ondertussen kan er wel 23 miljard naar een coronafonds voor de Europese Unie. En dan zegt u nu tegen deze Kamer: er is geen geld voor onze ouderen voor de AOW. U komt met een voornemen om het minimumloon te verhogen. Iedereen snapt dat de AOW dan meeloopt. Die kosten hoor je dan gewoon in te boeken. Als u dat niet kunt, moet u niet met zo'n voorstel komen.
De voorzitter:
De minister-president.
Minister Rutte:
Er ligt geen voorstel. Dat is het bijzondere. Dat is ook opgemerkt door mevrouw Jorritsma in haar termijn. Er ligt helemaal geen voorstel voor het verhogen van het minimumloon in de Tweede Kamer. Er is een coalitieakkoord dat een hele catalogus is, een brochure met voornemens, maar die moeten allemaal nog worden omgezet in actie. Zou dat leiden — en dat is natuurlijk het voornemen — om over te gaan tot het verhogen van het minimumloon, dan moet dat leiden tot een wetsvoorstel, begrotingsartikelen en vervolgens ook de weging dat, hoewel niet gedekt, een meerderheid van de Eerste Kamer zegt: we willen dat die AOW daarmee ook omhoog gaat. Mevrouw Faber zegt: waarom kun je dat niet nu al dekken? Zij komt opnieuw met een voorstel dat de steun heeft van Forum, want dat is ook door de heer Dessing gezegd, namelijk het schrappen van de uitgaven voor de Europese Unie. Ik denk dat iedereen die dit debat volgt, blij is dat Nederland nu niet alleen staat in de wereld, met de aanval van Rusland op Oekraïne, maar dat we ingebed zitten in een sterke NAVO — daarom is er de wens van de Tweede Kamer om de defensie-uitgaven verder te verhogen — en ingebed zitten in een sterke Europese Unie. Je wordt er niet sterker van als we dat voorstel overnemen. Je ziet maar weer: het is niet zo makkelijk om het eens te worden over de dekking. Dat is niet erg. Daar hebben we een Voorjaarsnota voor, waarbij het kabinet in samenhang al die politieke prioriteiten weegt en met voorstellen komt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De minister-president geeft aan dat er geen voorstel ligt, maar er ligt wel een regeerakkoord. In dat regeerakkoord is de ontkoppeling opgenomen. Dan kan ik dus concluderen: wat is dan dat regeerakkoord nog waard?
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw Faber?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mijn vraag is: wat is het waard? De minister-president zegt: er ligt wel een regeerakkoord, maar nog geen voorstel. Met andere woorden: ik weet eigenlijk ook niet of we het wel of niet gaan doen. Wat is het nou? Gaat de minister-president nu wel of niet de ontkoppeling in stand houden?
Minister Rutte:
Het voornemen van het kabinet is om het minimumloon te verhogen, conform het regeerakkoord. Daarvoor gaan we met voorstellen komen. Wij hebben in het regeerakkoord gezegd: we gaan de koppeling van de verhoging van het minimumloon aan de AOW eenmalig niet doen. Daarna wordt het weer volledig gekoppeld. Daarvan zegt een meerderheid in de Eerste Kamer: daar zijn we tegen; we willen dat die AOW aan de verhoging van het minimumloon wordt gekoppeld. Wij gaan dat voorstel als kabinet nog maken. Dit zijn elementen die we hebben te wegen bij het opstellen van dat voorstel: doen we dat wel, doen we dat niet, wat betekent het voor het voorstel, hoe schatten we in dat in de Eerste Kamer, maar ook in de Tweede Kamer, de meerderheden en minderheden zijn? Los daarvan hebben we ook een Voorjaarsnota te maken. Er ligt ook een wens van de Eerste Kamer om er al bij de Voorjaarsnota naar te kijken. Nu maakt de heer Van Rooijen het in mijn ogen wel heel erg bont door te zeggen: je moet het voor 9 mei doen. Dat vind ik echt niet verstandig, maar ik snap het wel als hij zou zeggen dat je het bij de Voorjaarsnota moet doen. Dan zeg ik: "Dat begrijp ik politiek nog. Ik weet niet of we het kunnen leveren, maar we bekijken dan wat we met die politieke wens kunnen doen". Ik heb geen dekking gehoord. Dat is geen verwijt, maar ik heb geen dekking gehoord die hier een meerderheid krijgt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president zegt zojuist: het is eenmalig en de volgende keer gaan we het weer wel doen. Begrijp ik nu dat de minister-president zegt: we gaan één keer bij een structurele extra verhoging van het minimumloon de AOW niet meekoppelen, maar de volgende keer doen we dat wel. Zei u dat net?
Minister Rutte:
Ons voornemen is om het minimumloon te verhogen met 7,5% en dat niet te laten doorwerken in de AOW. Vervolgens is er dan een andere verhouding tussen het minimumloon en de AOW. Dat heeft de heer Van Rooijen de vorige keer terecht voorgerekend. Dat is gewoon een feitelijke situatie. Die nieuwe situatie trekt dan door. Als er daarna ontwikkelingen zijn in de contractloonstijging die doorwerken in het minimumloon, dan worden die wel weer doorgekoppeld in de AOW. Zo is het kabinet voornemens om het te doen. Maar het doet dit niet bij deze eenmalige verhoging. Daarvan heeft de heer Van Rooijen gezegd: dat vind ik onverstandig, want dan komt de AOW op grotere afstand te staan van het feitelijk minimumloon. Ik dacht dat hij had voorgerekend dat deze naar 65% gaat, zeg ik uit mijn hoofd. De AOW blijft dan nog wel boven de bijstandsnorm. Ik snap op zich die politieke wens. Ik zeg daar alleen tegenover dat die politieke wens heel veel geld kost. Het werkt bovendien denivellerend, zeg ik daar politiek bij. Maar goed, dat kan een politieke wens zijn van links. Vervolgens hebben we dat natuurlijk met elkaar te bekijken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president zegt dat het 2,4 miljard kost. Ik wil hem er echter op wijzen dat de ouderenkorting moet worden verhoogd met een paar honderd euro, juist omdat de AOW niet omhooggaat. Dat kost 800 miljoen. Dat levert voor de arme ouderen die geen belasting betalen helemaal geen compensatie op. Dus die 800 miljoen is veel te weinig om iedereen die die 7,5% niet krijgt toch compensatie te geven. Daar kan zo een miljard bij komen. Laat ik eens zeggen dat die compensatie 1,5 miljard wordt. Dan kost de AOW wel verhogen met 7,5% 2,4 miljard, maar de compensatie kost 1,5 miljard. Netto kost dit dus niet 2,4 miljard, maar 1 miljard. Bent u dat met mij eens?
Minister Rutte:
Ik heb van de heer Van Rooijen geleerd dat ik niet met hem moet discussiëren over cijfers, want als oud-staatssecretaris Financiën is hij daar zeer bedreven in. Maar feit is dat het kabinet en een meerderheid van de Eerste Kamer het op dit moment politiek niet eens zijn over het meekoppelen van de AOW aan die verhoging van het wettelijk minimumloon. Hier is gezegd: we willen dat wel. Die politieke wens ligt er. Nogmaals, die hebben we te bekijken in de context van het opstellen van de voorstellen die we in politieke en juridische zin moeten gaan doen voor het verhogen van het minimumloon als ook vanwege de wens van de Eerste Kamer om dit te bezien in het kader van de Voorjaarsnota. Volgens mij ligt vanavond de vraag voor om dit te vervroegen, eruit te lichten en al apart op te lossen op 9 mei. Dan zeg ik: dat vind ik niet redelijk. Ik vond dat al niet redelijk bij het debat over de regeringsverklaring. Ik vind dat nu helemaal onverstandig in de context van Oekraïne en de kolossale dreun die op dit moment wereldwijd wordt uitgedeeld, ook op onze economische stelsels. We hebben nu echt even heel goed te bekijken wat dit betekent voor onze financiële huishouding.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, tot slot.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik constateer dat de minister-president de in de motie genoemde datum van 9 mei eerst bot noemde en dat hij het nu toch eigenlijk redelijk noemt, maar dat even terzijde. De motie heb ik mede namens een aantal fracties ingediend. Wij willen die in de motie genoemde datum van 9 mei, omdat wij het willen loskoppelen — dat is een interessant woord in dit dossier — van de Voorjaarsnota. Wij willen niet dat dit in het mandje komt van heel veel prioriteiten. Wij willen nu van het kabinet weten of het bereid is om de zekerheid aan de ouderen te geven dat als het minimumloon structureel extra wordt verhoogd met 7,5% dit ook voor de AOW geldt, net als bij de bijstand. Laat de ouderen niet langer in onzekerheid. Wij willen dat loskoppelen van de Voorjaarsnota.
Ten slotte: wilt u, eventueel via de staatssecretaris, laten bevestigen dat als ook degenen die geen belasting betalen compensatie moeten krijgen voor het niet verhogen van de AOW, dit nog eens additioneel bijna een miljard extra kost? Hierdoor zijn de structurele kosten van deze motie niet 2,4 miljard, maar slechts 1 miljard.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister-president.
Minister Rutte:
Nu breekt toch mijn klomp. Dat zeg ik in alle vriendschap met de heer Van Rooijen. Hij zegt nu eigenlijk dat hij niet met een dekking voor zijn motie komt. Hij heeft geen euro gedekt. Het kabinet zegt: wij nemen die motie serieus, maar omdat er geen dekking bij zit kunnen wij niet anders dan haar bekijken in het geheel van de vraagstukken rondom de Voorjaarsnota. De heer Van Rooijen zegt: nee, je moet de motie in isolatie bekijken; die staat los van de Voorjaarsnota en ik geef niet het begin van een suggestie over hoe je die moet dekken. Wij hebben dus dadelijk geen idee hoe dit in de Eerste Kamer zou landen, als we het al zouden laten landen. Ik vind dat politiek niet begrijpelijk. Ik houd staande dat ik het echt verstandiger vind om dit in het geheel van de Voorjaarsnota te bezien. Dat zeg ik in alle vriendschap en met respect voor de Eerste Kamer.
De heer Otten (Fractie-Otten):
We hebben het steeds over de Voorjaarsnota, maar die verschijnt pas in juni. Het is een zomernota. We zitten nu in een crisissituatie. Er is oorlog in Oekraïne. Er is heel veel spanning en de energieprijzen gaan door het dak. Het kabinet zegt: wacht u maar op de Voorjaarsnota. Die komt dus in de zomer. Als je land wordt binnengevallen, zul je ook moeten acteren. Dan kun je ook niet zeggen: wacht maar op de Voorjaarsnota. Het is nu zaak dat de koopkracht, die ook door deze situatie wordt aangevallen, daadkrachtig en snel wordt aangepakt en dat deze moties worden uitgevoerd. Ik heb de dekking aangegeven. Die ligt in de Groningse bodem. Als u daar de schade nou eens goed gaat afhandelen, ligt daar nog duizend miljard. Dan geven we de Groningers 10 of 20 miljard in een fonds. Daar kunnen ze de schade heel goed van herstellen. Dan hou je nog 980 miljard of meer over. Die dekking is er dus gewoon. Het is alleen zaak om nu andere prioriteiten te gaan stellen. Waarom moeten we wachten op de Voorjaarsnota? Dat is mijn vraag.
Minister Rutte:
Joop den Uyl zou zeggen: er zijn twee dingen. In de eerste plaats heeft u gelijk dat de koopkracht onze aandacht vraagt. Dat is ook de reden waarom het vorige kabinet vorig jaar is bevallen van een pakket van 3,2 miljard ter ondersteuning van de mensen met een oplopende energierekening. Ook heeft de minister van Financiën als voorzitter van de ministerraad afgelopen vrijdag bekendgemaakt dat het kabinet nog eens een keer 2,8 miljard extra uittrekt, zeg ik uit mijn hoofd, om ervoor te zorgen dat de mensen met de kleinste beurs en kwetsbare middengroepen zo goed mogelijk worden ondersteund. Daar heeft de heer Otten gewoon gelijk in. Ik meen ook dat het kabinet daarop acteert.
Dan de kwestie zelve, namelijk hoe je dit allemaal in samenhang gaat bekijken. Hij komt dan weer met een dekking waarvan ik mij afvraag of die steun zou hebben van, zei ik net ruimhartig, vijftien of twintig zetels. Maar nu zegt de heer Otten: weet je wat je moet doen? Je moet 100.000 tot 200.000 mensen in Groningen toch weer extra kwetsbaar maken. We hebben deze week nog het advies van het SodM gekregen dat meer gaswinning echt een risico's is voor aardbevingen. Hij zegt: dat moet je negeren; je moet gewoon meer gas gaan winnen. Je trekt dan heel veel geld uit voor schadeherstel. Nogmaals, je loopt serieuze risico's dat het daarvoor dan te laat is. Ik denk dat dit alleen de steun van de Groep Otten heeft. Als we dat al zouden willen, kan ik met mevrouw Kaag samen wel met zo'n voorstel naar de Kamer komen. Maar dat willen we niet. Bovendien heeft dat voorstel hier dan geen steun.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik wil de minister-president er toch even op wijzen dat een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking voor het hervatten van de gaswinning is, mits de Groningers gecompenseerd worden. Sterker nog, zelfs een meerderheid van de inwoners van Groningen is daarvoor, omdat we niet meer afhankelijk willen zijn van het Russische gas. Ik kan me dat ook voorstellen, want de Groningers weten dat ze door dit kabinet niet schadeloos worden gesteld. Het geld voor de schadeloosstelling zit in hun bodem. Zij snappen dus heel goed dat als ze dat geld snel willen hebben, de gaswinning op een gecontroleerde manier moet worden hervat.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik zou er nogmaals bij de minister-president op willen aandringen dat wachten op de zomernota, want dat is het in feite, niet de goede sense of urgency is. Hoe gaat de minister-president dit versnellen? Hoe gaat hij deze moties sneller uitvoeren? Dat is mijn vraag.
Minister Rutte:
Wat de heer Otten zegt over Groningen is niet waar. De bewoners zeggen: als er op een gegeven moment een leveringszekerheidsprobleem en een veiligheidsprobleem ontstaan, waarbij bijvoorbeeld verpleeghuizen in Duitsland, België of Nederland in de kou komen te zitten in een situatie waarin we volledig afgesloten zijn van Russisch gas, kun je in allerlaatste instantie ook kijken naar de situatie in Groningen. Dat heeft ook Rob Jetten gezegd en dat heb ik hem nagezegd. We gaan geen extra gas winnen om de gasprijs te verlagen. In aller-, aller-, allerlaatste instantie, als er een leveringszekerheidsprobleem komt, kun je niets uitsluiten. Gelukkig is dat nu niet aan de orde. Rusland heeft dat geld zelf ook nodig.
Gisteren heeft Hans Vijlbrief gelukkig ook kunnen laten zien dat de verwachte extra winning van meer dan zeven is teruggebracht naar ruim vier. Daar ben ik ontzettend blij mee. Daar is ook Groningen blij mee. Dat is dus de situatie rondom Groningen. Nogmaals, SodM is na dat onderzoek ook nog met een eigen rapport gekomen. Dat is geen opiniepeiling, maar een deskundig rapport. Daarin staat dat extra gaswinning leidt tot forse extra risico's van aardbevingen. Er wonen daar 100.000 tot 200.000 mensen. Dat los je niet op door te versterken of schadeherstel. Als er aardbevingen zijn die leiden tot echte schade, dan hebben we een heel groot probleem in Nederland, wat we met z'n allen ook niet willen. Tot slot, als het gaat om de pot voor schadeherstel en versterken, dan heeft het kabinet daarvan steeds gezegd dat dat niet afhankelijk is van de financiële ruimte. Het geld dat we daarvoor nodig hebben, zal er zijn, zowel voor het schadeherstel als voor het versterken. Het is dus niet zo dat we gas hoeven te pompen om dat te financieren.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Tot slot nog één vraag, voorzitter. Bij de Algemene Beschouwingen over het coalitieakkoord wees ik erop dat de gasopslag leeg was. Inmiddels is het ook tot het kabinet doorgedrongen dat die leeg is en dat die gevuld moet worden, ook van de EU. De gasopslag is leeg omdat men de gasprijs te hoog vond. Nu is de gasprijs nog veel hoger. Hoe gaat u daar de dekking voor regelen? Hoe gaat u die gasopslag op tijd vullen?
De voorzitter:
De minister-president, tot slot.
Minister Rutte:
Dat zijn essentiële taken van het kabinet. Onze belangrijkste taak is dit land veilig houden. Veilig betekent ook ervoor zorgen dat mensen, bijvoorbeeld oudere mensen, niet door de kou omkomen. Dat is zo allesoverstijgend — u heeft dat Rob Jetten gisteren horen zeggen bij Op1, maar het stond ook in zijn brief aan de Kamer — dat we daarmee een financieel risico moeten nemen. Dat kan niet anders. Vanuit een leveringszekerheidsvraagstuk kan het niet anders dan dat je op een financieel ongunstig moment de gasbergingen vult. Het is natuurlijk gunstiger om dat te doen als de gasprijs laag is, maar dat gaat nu gewoon niet, want je wilt ze op tijd vol hebben.
De heer Dessing (FVD):
Als partij die een menukaart presenteerde aan de minister-president met een aantal dekkingsvoorstellen, constateer ik dat de minister-president de menukaart in z'n geheel tot zich nam en deed voorkomen dat wij op alle punten alle uitgaven zouden willen schrappen. Ik heb hem wat horen zeggen over de EU, over het klimaat en over de migratie. Wat hij niet noemde, was het probleem van de stikstof, of eigenlijk het in onze ogen administratief gecreëerde probleem van de stikstof. Dat lijkt me toch een onderdeel van de menukaart waaruit je, door middel van selectief shoppen, eigenlijk alle moties zou kunnen dekken. Wat is daar de reactie van de minister-president op?
Minister Rutte:
Dat is dezelfde als mijn reactie op de interessante suggesties van mevrouw Faber en de heer Otten, nog even los van de politieke wenselijkheid, die ik als zeer laag inschat bij mijn eigen partij en de andere drie partijen die deze coalitie hebben gevormd. Maar al zouden we als coalitie tot voorstellen komen in deze richting, dan is mijn verwachting dat in deze Kamer maximaal vijftien tot twintig zetels daaraan steun zullen geven. Dat laat nog maar een keer zien dat hier ongedekte moties liggen. Ik beschouw die moties als een belangrijk politiek signaal. Maar als er politieke signalen naar het kabinet komen, zoals over de AOW, de AKW, de jeugdzorg en op een aantal andere terreinen, bijvoorbeeld de compensatie voor het nieuwe studiestelsel, en daar zit geen dekking bij, dan is het toch niet zo onredelijk dat het kabinet zegt: geef ons dan ten minste de kans om al die wensen, ook de motie van Sjoerdsma over Defensie, te bekijken bij de Voorjaarsnota? En dat het dus niet zo gaat zoals de heer Van Rooijen en anderen hier zeggen: dat moet voor 9 mei en de hele jeugdzorg moet per se opgelost zijn voor 15 april. Wat betreft de jeugdzorg snap ik overigens de samenhang met eventuele onderhandelingen in de gemeenteraden. Daarom zeg ik toe om te kijken wat we kunnen doen. Maar ik kan hier niet toezeggen hoe we de motie precies uitvoeren. Als er voortgang te melden is, nog even los van de jeugdzorg, over het lostrekken van de gesprekken met de VNG, dan zullen we de Kamer en dus ook de Eerste Kamer, daarover uiteraard informeren.
De heer Dessing (FVD):
Heel kort nog even. Kan de minister-president toch nog aangeven of van de menukaart die ik heb gepresenteerd, stikstof de meest realistische optie is van de vier opties die ik heb genoemd?
Minister Rutte:
De huidige coalitie is natuurlijk tegen al deze opties, maar dat is niet de vraag. In het theoretische geval dat de coalitie bereid zou zijn delen van de menukaart hier voor te stellen, is daar in deze Kamer nog steeds absoluut geen meerderheid voor. Dat onderstreept het feit dat er ongedekte moties zijn ingediend. Ik beschouw die moties als een belangrijk politiek signaal. Sigrid Kaag en ik hebben daarvan gezegd dat we die hebben te wegen in het kader van de Voorjaarsnota. Daarmee doen we geen toezeggingen. Dat kunnen we ook helemaal niet doen, want er liggen allerlei vraagstukken bij die Voorjaarsnota. Maar dit zijn belangrijke politieke signalen. We weten ook dat als we die niet honoreren, dat later bij de wetgeving mogelijk opnieuw zal leiden tot afwegingen hier, die niet per se zullen leiden tot een meerderheid voor de kabinetsvoorstellen in alle opzichten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In de beantwoording van de vragen door de minister-president was het slechte nieuws dat hij de motie over de jeugdzorg ontraadt. Het begin van wellicht goed nieuws is dat hij het begrijpt. Hij legt de koppeling — ik citeer hem nu; ik luister zorgvuldig — "met eventuele onderhandelingen in de gemeenten". De minister-president weet dat het niet gaat om eventuele onderhandelingen in de gemeenten. Alle gemeenten hebben vanaf morgenavond een nieuwe gemeenteraad. In al die gemeentes wordt onderhandeld. Mijn vraag is: wetende dat in al die gemeentes meerjarenbegrotingen moeten worden ingediend, waarom pakt het kabinet dan niet op dit moment door om vóór 15 april duidelijkheid te geven over een bezuiniging die men zelf heeft ingeboekt? Ik begrijp de relatie met de gewijzigde internationale situatie heel goed, maar de gemeenteraadsverkiezingen en de onderhandelingen gaan door, en ook de verplichtingen in de richting van de gemeentes blijven bestaan. Waarom pakt u nu niet door als u wel begrijpt wat wij bedoelen?
Minister Rutte:
Ik begrijp het volgende. Als het hier zou gaan om een financiële ingreep die een-op-een doorwerkt in de gemeentelijke begrotingen en niet gelardeerd wordt met wetgeving die leidt tot een andere instelling van het jeugdzorgstelsel, dan zou dat natuurlijk in de gemeenteraden, en dus ook in de collegeonderhandelingen, een thema moeten zijn waarover men zich moet buigen. Dat is overigens niet hoe het kabinet ernaar kijkt. Het is niet zo dat we zeggen: we schuiven dat een-op-een door naar de gemeenten. Nee, het kabinet kijkt ernaar hoe je het jeugdzorgstelsel zo zou moeten inrichten, dus de gemeentelijke taak zo zou moeten vormgeven, dat die kan plaatsvinden binnen de budgettaire kaders. Dat is ook de taak die we onszelf gesteld hebben in het coalitieakkoord. Het is geen botte bezuiniging in die zin dat we alle wetgeving laten zoals die is, maar het doen met 100 miljoen, oplopend tot 500 miljoen, minder. Dat is het niet. Als dat wel zo zou zijn, dan begrijp ik de vraag van de heer Rosenmöller helemaal.
Maar ik snap dat er, hoewel het niet zo zwart-wit is, bij de gemeentelijke onderhandelingen nog steeds zorgen kunnen zijn over hoe het zit. Dat zie je ook bij de VNG. De VNG zegt: we vinden het wel ingewikkeld om met jullie een gesprek te voeren zolang dit niet helder is. Wij kijken wat wij als kabinet kunnen doen om sfeerverbetering tot stand te brengen. Dat geldt niet alleen voor de jeugdzorg, maar breder in de relatie met de gemeenten. We vragen van de gemeenten erin mee te denken hoe we weer gezamenlijk in gesprek kunnen komen. Wat ik hier toezeg, gaat niet specifiek over de jeugdzorg, want dat moet nog verder zijn beslag krijgen, maar breder over de relatie. Dat kan ook de jeugdzorg zijn, maar dat moeten we echt in de komende weken bezien. Zonder dat ik nu iets toezeg op dat punt, zal ik de Kamer daarover informeren. Wij snappen dat het natuurlijk een effect heeft op de onderhandelingen, zou dat misverstand dat de heer Rosenmöller hier debuteert breder leven in de gemeentereden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Maar het is van tweeën één. De gemeenten waren in de veronderstelling dat de afspraak met het vorige kabinet was — ik ga dat debat dat we in de eerste en tweede termijn hebben gehad niet overdoen — dat het arbitragerapport van de Commissie van Wijzen van kaft tot kaft zou worden uitgevoerd. Daar zit een plus en een min in. Daar zit die hervorming van het jeugdstelsel in. Dat was de veronderstelling. Daar komt in het coalitieakkoord een bezuiniging van 100 miljoen bij in 2024, oplopend naar 500 miljoen, in de periode waarin colleges verantwoordelijkheid dragen, dus 2022 tot 2026. Daar moet je dus rekening mee houden. Iedereen die wethouder of gemeenteraadslid is geweest — ik ben informateur geweest in Rotterdam — weet dat je daar rekening mee moet houden in de eerste maand. Je kan dan dus niet wachten totdat er, op 1 juni of daarna, over die bezuiniging duidelijkheid is. Daarom vraag ik het kabinet namens een meerderheid van de Kamer om uiterlijk op 15 april die duidelijkheid te geven. Dat speelt namelijk een rol in de collegeonderhandelingen, die niet gaan over drie weken, zes weken of een jaar, maar in principe over vier jaar.
Minister Rutte:
De heer Rosenmöller gaat er dan dus van uit dat de enige route naar het inboeken van die 100 miljoen in 2024 oplopend naar 500 miljoen in 2025 een kale bezuiniging is. Als dat zo zou zijn, dan begrijp ik ook nog wel weer dat gemeenten denken: daar moeten we op de een of andere manier rekening mee houden in onze gesprekken. Het kabinet moet natuurlijk nog verder praten over de invulling van die bedragen, en wat het betekent voor de inrichting van het jeugdzorgstelsel en voor de samenhang met alle andere dossiers die de gemeenten aangaan. Ik ga daar dus ook nog niks over toezeggen hier. We hebben de luxe op dit moment totaal niet om te zeggen "we schrappen iets hier" of "we geven 2,4 miljard extra uit aan de AOW". Op dit moment gaat dat niet. Ik heb alle politieke wensen gehoord. Die wegen we nu in het kader van de Voorjaarsnota.
En ten aanzien van de gesprekken met de gemeenten trek ik mij de aanmoediging aan die in de motie van de heer Rosenmöller besloten ligt — althans, zo interpreteer ik haar — om te kijken of we de gesprekken met de VNG kunnen lostrekken door op dit soort punten meer duidelijkheid te bieden, ook in samenhang met andere dossiers, zonder dat ik daar nu een harde toezegging over doe. Ik moet daar echt heel precies in zijn. Daarom ontraad ik de motie ook per saldo. Anders zou ik haar aan het oordeel van de Kamer laten. Dat doe ik bewust niet, omdat ik hier geen toezeggingen doe.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, en wij moeten ook precies zijn. Dat is omdat er geen enkel plan ligt onder de bezuiniging van 100 miljoen oplopend naar 500 miljoen. Het is natuurlijk niet gek dat dat geïnterpreteerd wordt als — het zijn uw woorden, niet mijn woorden — een "botte bezuiniging". Dat daar in de collegeonderhandelingen rekening mee gehouden wordt en moet worden, is een logische situatie. Dat gecombineerd met het stoppen van het overleg met de VNG en het geheel stilleggen …
Minister Rutte:
Niet door ons.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Nee, maar u heeft de aanleiding geboden met een bezuiniging van 100 tot 500 miljoen. Nogmaals, luister even naar wat er vandaag op het Malieveld gezegd is. Luister naar wat er in gemeenteland gebeurt. U had het net over ouderen en veiligheid. Het gaat hier over veiligheid van jongeren. Ik ga het gaspedaal ietsje harder indrukken: het gaat hier ook om veiligheid van kwetsbare jongeren. Als uw stelling is dat het kabinet zorg hoort te dragen voor de veiligheid van burgers, dan valt dit daar ook onder. Dat is waar het bij elementen van de jeugdzorg over gaat. Dat moeten we oplossen via een hervorming. Dat moeten we oplossen door geld erbij te doen. Dat moeten we oplossen door op een andere manier naar de jeugdzorg te kijken. Dat los je niet op met deze bezuiniging van 100 miljoen oplopend naar 500 miljoen. Daarom vraag ik u voor de laatste keer: "Haal dat idee weg. Neem zelf het risico. Herstel het overleg met de gemeenten. Ga voort met de hervormingsagenda jeugd." Dan zijn we voor kwetsbare jongeren in dit welvarende land in een woelige wereld goed bezig.
De voorzitter:
Tot slot, minister-president.
Minister Rutte:
Ik denk dat we niet moeten proberen elkaar te bestrijden op het monopolie op de zorg over de jeugd. Die voelen we allemaal. Ik hoor heel goed wat de heer Rosenmöller zegt, maar uiteraard geldt voor het kabinet en iedereen in deze Kamer dat wij zien dat dit een groep jonge mensen is die kwetsbaar zijn en waar we goed voor hebben te zorgen. Dat bekent dat het kabinet eraan gehouden is het jeugdstelsel zo in te richten dat het ook binnen de financiële kaders goed kan worden uitgevoerd. Die hele discussie moet plaatsvinden. Daarmee is het niet per definitie een kale bezuiniging. Het is helemaal de vraag hoe we de komende tijd verder invulling gaan geven aan die 100 miljoen oplopend naar 500 miljoen. Wat ik alleen zeg hier — ik ben heel eerlijk naar de Kamer — is dat ik de motie ontraad, want die gaat mij echt veel te ver. Daar moet ik heel duidelijk in zijn. Maar ik snap de onderliggende boodschap om te kijken of het mogelijk is om de gesprekken met de VNG ook over een breder front los te trekken in combinatie met het feit dat daar mogelijk het gevoel heerst dat ze dat dan ook nog moeten inpassen. We gaan kijken wat we kunnen doen, maar zonder toezegging. Ik ben daar echt heel helder over.
De voorzitter:
Meneer Otten, ik sta één vraag toe.
De heer Otten (Fractie-Otten):
We hebben het over de menukaart van de dekking. Ik heb al een paar gerechten voorbij horen komen: het stikstoffonds van 25 miljard en het klimaatfonds van 35 miljard. De minister-president heeft zelf aangegeven in het debat over het coalitieakkoord dat die fondsen in totaal oplopen richting 100 miljard. We zitten natuurlijk in een totaal nieuwe realiteit, maar een belangrijk hoofdgerecht op die menukaart voor de dekking van deze koopkrachtcorrecties is het Nationaal Groeifonds van ook nog 20 miljard. Daar hebben wij ons altijd tegen verzet, want dat wordt een consultantswalhalla van "geld op zoek naar project". We hebben nu een nationaal krimpfonds qua koopkracht bij de Nederlanders. Dus zet dat Groeifonds, dat toch al een slecht idee was, in de ijskast. Invest-NL was ook 2 miljard … Wouter Bos is al gevlogen.
De voorzitter:
Meneer Otten, we gaan nu de hele algemene politieke beschouwingen overdoen. We gaan de hele begroting, geloof ik, doornemen. Ik sta één vraag toe. Die heeft u nu gehad. De minister-president.
Minister Rutte:
De heer Otten maakt het zichzelf niet makkelijker en daarmee ook mevrouw Faber en de heer Dessing niet, want wat hij doet, is maar doorgaan met voorstellen doen die bij een deel van de rechterflank van deze Kamer populair zullen zijn, maar waarvan ik inschat dat de coalitie daar niet mee zal komen en dat, als de coalitie er al mee zou komen, die geen meerderheid halen. En als de heer Otten nou echt denkt dat dit voorstellen zijn die hier op een meerderheid kunnen rekenen, dan zou hij ook vent genoeg moeten zijn om een motie in te dienen waarin die voorstellen ook staan. Dat zou hij alleen doen in de overtuiging dat er hier een meerderheid is. Hij doet dat niet. Dat vind ik ook politiek verstandig, want ik voorspel hem: die meerderheid is hier niet. Daarmee zou hij ook de consensus in deze Kamer op deze punten doorbreken doordat er moties worden weggestemd, terwijl we nu een situatie hebben dat er ongedekte moties liggen, maar die geven wel een belangrijk politiek signaal aan het kabinet. Volgens mij is het echt verstandig om het daarbij te laten en niet verder te speculeren over allerlei rechtse oplossingen voor dit vraagstuk. Die kunnen denk ik ook voor de gemiddelde VVD'er niet.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb geen tweede termijn.
Minister Rutte:
Dan had u maar een motie moeten indienen.
De voorzitter:
Jawel, sterker nog, die tweede termijn hebben we al gehad. Ik vraag de leden in de zaal om enige rust te bewaren, want anders is het voor de mensen thuis niet meer goed mogelijk om dit debat te volgen. Er zijn niet overal waar u zit microfoons.
De heer Schalk (SGP):
Ik zou graag nog even terug willen naar het begin van de beantwoording van de minister-president, waarin hij aangaf dat er natuurlijk een enorme verandering heeft plaatsgevonden. Dat snapt iedereen. Dat er bij Defensie enorm veel geld bij moet, is niet alleen de wens van de heer Sjoerdsma. Dat was ook al heel lang de wens van de SGP. Dat is ook bekend. Maar die situatie is ook heel erg veranderd voor de burgers in dit land. Wij proberen hun via deze debatten duidelijkheid te bieden voor de komende tijd, die heel erg ingewikkeld en zwaar voor hen zal zijn. Nu kunnen we daar heel veel dingen over zeggen, maar zojuist heeft de minister-president aangegeven dat zijn toezegging in ieder geval is om te proberen om voor 15 april weer met de VNG aan tafel te zitten, als ik hem zo mag interpreteren.
Minister Rutte:
Nee.
De heer Schalk (SGP):
En als dat niet zo is, hoor ik het heel graag. Maar ook als hij dat debat met de VNG wil hervatten, zal er toch een begin moeten zijn van een toezegging op datgene waar deze Kamer ook heel nadrukkelijk naar vraagt. Wat dat betreft zou ik ook wel graag een wat breder perspectief willen zetten. De minister-president heeft er niets aan als hij hier zo meteen met wetten naartoe komt die worden weggestemd. Deze Kamer heeft er niets aan om een soort tegenmacht te gaan vormen op een manier die niemand hier wil. De enige zoektocht die we vandaag hebben, is of we niet op een of andere manier die richting kunnen bepalen dat datgene wat hier breed gedeeld is door de regering wordt opgepakt. Het is nog iets anders als een motie bij het Belastingplan niet wordt gedekt in plaats van bij een regeringsverklaring.
Minister Rutte:
Ik ben dat wel eens met de heer Schalk, maar ik vraag er toch nog een keer aandacht voor dat het, als door deze Eerste Kamer op een aantal belangrijke dossiers een politiek signaal wordt gegeven — doe nou dit, doe nou dat, doe nou zus — zonder dat een politieke meerderheid zich committeert aan een dekking, niet onredelijk is als het kabinet zegt: wij nemen die politieke signalen zeer serieus, maar die willen wij wel wegen in samenhang met alle andere prioriteiten die er liggen bij de Voorjaarsnota. Want dan kunnen we het allemaal met elkaar bekijken, bijvoorbeeld ook het door de heer Schalk genoemde punt van de AKW en alle andere zaken die hier genoemd zijn. Daar is bij de Tweede Kamer het vraagstuk van Defensie bij gekomen. Dat is wat ik zeg. Daarnaast zeg ik: ik doe geen toezegging dat wij voor 15 april iets los weten te trekken met de VNG, maar ik zeg wel toe dat wij de Kamer zullen informeren over de voortgang zodra er voortgang op dat dossier zou zijn. Ik snap ook dat het prettig is om die voortgang te krijgen, maar ik kan hier nu niet zeggen of en hoe. Daarom ontraad ik de motie-Rosenmöller. Daar ben ik ook heel eerlijk over.
De heer Schalk (SGP):
Dan even heel precies. Als de minister-president zegt dat hij ons voor 15 april zal informeren over …
Minister Rutte:
Als …
De heer Schalk (SGP):
Als er voortgang zou zijn. Maar dat betekent dan toch dat de minister-president ook wil dat er enige voortgang komt, want anders kun je ook zeggen: we gaan rustig op ons gemak afwachten; misschien komt de VNG wel naar ons toe. Nee, er ligt een heel duidelijk politiek signaal. Dat ben ik met de minister-president eens. Maar dat politieke signaal heeft ook een datum in zich. Wat gaat de minister-president dan doen om in ieder geval in de richting van 15 april die beweging te creëren?
Minister Rutte:
Dat is niet iets wat ik hier in het openbaar kan delen. Dat is niet iets wat ik zelf doe, maar uiteraard zijn de bewindslieden op VWS, ook breder samen met Binnenlandse Zaken en de fondsbeheerders, aan het kijken hoe we het gesprek met de VNG los kunnen trekken. Maar it takes two to tango; het zal natuurlijk ook van de VNG afhangen. We hebben dat niet in ons eentje in de hand, maar we willen natuurlijk allemaal proberen weer in een situatie van gesprekken te komen. Dat is één. Hoe we dat precies doen en wat daar speelt, leent zich niet voor het openbare debat. Die gedachte is deels ook nog niet uitgehard; daar zijn we mee bezig. Daarnaast speelt natuurlijk het specifieke vraagstuk van de collegeonderhandelingen. Op zich snap ik die vraag. Als de gedachte zou zijn dat er alleen sprake kan zijn van 100 miljoen of 500 miljoen sec, zonder ook iets te zeggen over wat dat betekent voor de inrichting van het stelsel, begrijp ik dat ook nog. Dat kunnen we allemaal niet oplossen voor 15 april, maar we gaan wel kijken of we die gesprekken weer kunnen lostrekken. Als daar voortgang op zou zijn — maar nogmaals, it takes two to tango; ik kan daar dus helemaal geen toezegging over doen en daarom ontraad ik de motie-Rosenmöller — komt er natuurlijk ook weer een bericht naar deze Kamer.
De voorzitter:
Ik sta één vraag toe, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de verkiezingsprogramma's van de meeste partijen stond dat het minimumloon extra zou worden verhoogd. In praktisch geen enkel programma stond dat de AOW dan niet gekoppeld zou blijven, zoals al 40 jaar het geval is. Ik heb het dan niet over de gewone koppeling, want die blijft. Ik heb het over de buitengewone koppeling, in dit geval door een buitengewone verhoging van het minimumloon. Erkent de minister-president dat er op korte termijn zekerheid moet komen voor de ouderen dat ook de koppeling van de AOW met die verhoging van het minimumloon met 7,5% gehandhaafd blijft? De minister-president gaf al toe dat dat ertoe leidt dat de AOW voor alleenstaanden eenmalig — volgens mij is dat niet eenmalig maar permanent — 5% lager wordt, van 70% naar 65%. Dat is niet eenmalig. Dat is permanent en definitief.
Kan de minister-president erkennen dat los van alle prioriteiten bij de Voorjaarsnota, dit zo'n aangelegen zaak is dat daarover voor de Voorjaarsnota een besluit moet komen? Want dit voorstel van het kabinet, dit asociale voorstel, dit onrechtvaardige voorstel waarvan de FNV en wij diezelfde middag zeiden dat we verbijsterd waren en dat het ook voor de 1 miljoen arme ouderen geen compensatie geeft via de ouderenkorting, moet van tafel. U moet dit voorstel intrekken. Kort gezegd, u moet er niet mee komen. Met deze motie vragen wij of u daarover duidelijkheid wil geven vóór de Voorjaarsnota, want het is geen afweging met andere prioriteiten. U noemde er een paar. Ik zal dat hier niet zeggen vanwege de oorlogssituatie, maar u begrijpt wat ik bedoel. Dit is al 40 jaar een absoluut recht van ouderen. U kunt niet zeggen: wij gaan dat ontkoppelen. Het is niet eenmalig. Het is niet tijdelijk. Het is permanent en definitief. Mevrouw Ploumen zei dat keurig in de Tweede Kamer: wat je afpakt, kun je niet compenseren.
De voorzitter:
Tot slot, minister-president.
Minister Rutte:
Het vigerende wetsvoorstel van GroenLinks en de Partij van de Arbeid heeft ook geen koppeling aan de AOW. Dat is ook nog interessant om te melden. Dat heb ik ook tegen mevrouw Ploumen gezegd in het debat in de Tweede Kamer.
Los daarvan: er is geen sprake van een verlaging van de AOW. Er is geen sprake van een verlaging van de AOW. Dat gaan we niet doen. We willen als kabinet het minimumloon verhogen. De vraag is of de AOW dan meestijgt met die verhoging. Wij vinden dat de AOW volledig, welvaartsvast gekoppeld moet blijven aan de loonontwikkeling in Nederland, zoals we dat altijd gedaan hebben. Maar het kabinet heeft in het coalitieakkoord gezegd dat wij het voorstelbaar vinden dat je het één keer niet doet bij die eenmalige verhoging van het minimumloon. Daarvan zegt de Eerste Kamer in meerderheid: dat moet je wel doen. Ware het zo geweest dat het kabinet het voornemen had de AOW te verlagen, dan snap ik helemaal dat de heer Van Rooijen zegt dat dat bij ouderen tot grote onrust zou leiden. Maar dat voorstel ligt er niet. Er is geen voorstel om de AOW te verlagen. Er ligt een voorstel in het coalitieakkoord om het minimumloon te verhogen. De Eerste Kamer spreekt nu in meerderheid uit: het is de politieke wens om de AOW daar volledig aan te koppelen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister-president.
Minister Rutte:
Dat gaan wij dus ook allemaal wegen in het kader van de Voorjaarsnota en in het kader van …
De voorzitter:
Nee, minister-president, u heeft het woord niet. Meneer van Rooijen heeft het woord ook niet. We hebben net één vraag afgesproken. Daar houd ik me nu aan.
Ik hoor de heer Van Rooijen buiten de microfoon een opmerking maken over de heer Schalk. Maar de vraag van de heer Schalk was in de eerste ronde en u bent in de tweede ronde.
Ik kijk nog even of de minister van Financiën het woord wenst. Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we volgende week stemmen over de ingediende moties.
Mevrouw Faber wenst het woord.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Volgens mij is het gebruik dat als er een motie van wantrouwen ligt, er direct over gestemd wordt en dat we dat niet gaan uitstellen tot volgende week.
De voorzitter:
De laatste die ik me kan herinneren was in 2012. Dat was een motie van wantrouwen van de PVV. Daar is toen een week later over gestemd. Maar als u een ordevoorstel doet om direct vanavond te stemmen, dan kijk ik of daar steun voor is. Dan gaan we stemmen over het ordevoorstel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan dien ik bij dezen een ordevoorstel in.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we eerst stemmen over het ordevoorstel van mevrouw Faber om vanavond te stemmen over haar motie 35788, letter S. Mocht dat ordevoorstel worden aangenomen, dan zal ik daarna bepalen hoe laat we die stemming laten plaatsvinden, want dan vind ik ook dat verschillende fracties de kans moeten krijgen om aanwezig te zijn. Dus daar zou enige tijd overheen kunnen gaan. Maar dat gaan we dan daarna bepalen.
We gaan eerst stemmen over het ordevoorstel van mevrouw Faber om op een later tijdstip vanavond te gaan stemmen over de motie 35788, letter S van mevrouw Faber c.s. Ik kijk even of alle fracties op de plaatsen zitten waar ze normaal gesproken zitten. Dat is het geval, behoudens uiteraard de fracties die afwezig zijn. Ik kijk even rond om te zien of er fracties zijn die een stemverklaring willen afleggen over dit ordevoorstel. Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan. Willen de fracties die voor het ordevoorstel zijn om vanavond te stemmen over deze motie, gaan staan?
Ik constateer dat de leden van de fracties van Fractie-Otten — die toch nog een stemverklaring geeft, hoor ik — de PVV en Forum voor Democratie voor dit ordevoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de SGP, de VVD en 50PLUS ertegen, zodat het ordevoorstel is verworpen.
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister-president, de minister van Financiën en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20212022-21-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.