De voorzitter:
Zaterdag was het één jaar geleden dat voor het eerst in Nederland een coronabesmetting werd vastgesteld. 27 februari 2020 vormde het begin van een jaar van ongekend leed voor veel mensen. Tot gisteren zijn bij het RIVM 15.563 coronadoden gemeld sinds het begin van de meldingen bijna een jaar geleden. We denken aan de mensen die zijn overleden en aan hun nabestaanden, die een dierbare moeten missen.
27 februari 2020 vormde ook het begin van onontgonnen terrein voor ons als parlement en voor onze manier van functioneren. We wisten niet wat er nog zou komen, wat de omvang van de crisis zou zijn en hoelang het zou duren. Eén ding was wel duidelijk: het parlementaire proces moest zo veel mogelijk doorgaan. Het parlement mocht niet gehinderd worden in het uitvoeren van zijn controlerende taak en de Kamerleden moesten de leden van het kabinet in de ogen kunnen blijven kijken.
De Eerste Kamer heeft vanaf begin maart, toen de eerste maatregelen werden aangekondigd, gewoon doorgewerkt, aanvankelijk drie weken digitaal en later beperkt fysiek plenair, waarbij voorrang is gegeven aan spoedwetgeving. Tegelijk heeft de Kamer advies gevraagd aan de Raad van State over de mogelijkheden en beperkingen van verdere digitalisering van onze werkwijze, om naast eigen onderzoek ook extern advies in te winnen. We hebben immers, ook in onze manier van werken, te maken met levend staatsrecht.
De door de Kamer gebruikte hybride mengvorm van digitaal en beperkt fysiek was ook volgens de Raad van State grondwettelijk mogelijk. In het uiterste geval van een volledige lockdown zou de Kamer zelfs volledig digitaal kunnen werken. Het bleek mogelijk een digitaal quorum in te voeren als dat nodig was om bijvoorbeeld de reisbewegingen van u als senatoren te beperken. Daarvoor waren geen grondwetswijzigingen nodig, aldus de Raad van State. Dat digitale quorum hanteren wij sinds 27 oktober en dat is onlangs, vanwege het voortduren van de coronamaatregelen, weer tot 1 mei verlengd.
Tevens constateerde de Raad dat het essentieel is dat het proces van democratische besluitvorming ook tijdens de coronacrisis zo normaal mogelijk doorgang vindt. Dat advies hebben we gevolgd. We zijn doorgegaan met ons werk: voor zover mogelijk, zo normaal mogelijk. En dat doen wij nog steeds.
We zijn in mei van onze eigen zaal naar de Ridderzaal verhuisd om de 1,5 meter in acht te kunnen nemen. Op Prinsjesdag zijn we als verenigde vergadering om dezelfde reden in de Grote Kerk bijeengekomen.
De Kamer komt nu zo veel als mogelijk bijeen op één vergaderdag, waardoor we soms tot later dan 21.00 uur vergaderen, maar wel onze reisbewegingen én die van de griffiemedewerkers beperken. Het College van Senioren, de fracties en de commissies vergaderen zo veel als mogelijk digitaal. En degenen die voor het plenaire debat in de Ridderzaal zijn, wassen hun handen, houden 1,5 meter afstand en dragen een mondkapje. En zo werken we door: voor zover mogelijk, zo normaal mogelijk.
Helaas hebben wij vanwege de coronamaatregelen geen publiek kunnen toelaten, maar via onze livestream proberen wij daar zo veel mogelijk aan tegemoet te komen. Gelukkig kunnen journalisten en fotografen nog wel aanwezig zijn bij onze plenaire vergadering.
En we zijn er nog niet. Nog steeds worden dagelijks duizenden besmettingen vastgesteld.
27 februari 2020 vormde het begin van een nieuw hoofdstuk in de vaderlandse en parlementaire geschiedenis. Hoe het afloopt, weten we niet. We weten evenmin wat ook na de coronacrisis wellicht in onze werkwijze beklijft, maar voorop blijft staan dat het democratische proces doorgaat en dat iedereen hier aanwezig daar zijn of haar bijdrage aan levert.