Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 18, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 18, item 5 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius) ( 34877 ).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 34877, Voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius, oftewel: de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius.
Ik deel aan de Kamer mee dat ik, gehoord het College van Senioren van 30 januari 2018, heb besloten ten aanzien van de behandeling van dit wetsvoorstel de spoedprocedure zoals bedoeld in artikel 56 juncto artikel 72 Reglement van Orde in gang te zetten. Inmiddels heeft de commissie voor Koninkrijksrelaties eindverslag uitgebracht en voorgesteld het wetsvoorstel plenair te behandelen. Derhalve is de behandeling van dit wetsvoorstel aan de agenda van de plenaire vergadering van vandaag toegevoegd.
Ik heet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in de Eerste Kamer. Het is zijn eerste plenaire optreden hier in de Kamer. Ik wens hem veel wijsheid toe in de uitoefening van zijn functie.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Kok.
De heer Kok (PVV):
Voorzitter. Bij het lezen afgelopen zondag van de als geheim bestempelde stukken was mijn eerste associatie die met het komische boek getiteld The mouse that roared, een verhaal over een dwergstaatje dat het opneemt tegen de supermacht en ook nog weet te winnen. Het is wegens groot succes daarna in serie uitgegeven en zelfs verfilmd. Misschien een ideetje voor later.
Helaas geven de feiten weinig aanleiding tot vreugde, en dat voor een situatie die al veel langer speelt. Het fenomeen spoedbehandeling is meer gelegen in het nu voorliggend wetstraject dan in het echt aanpakken van de urgentie die al heel lang bestaat. Dat er een commissie van — letterlijk — wijzen voor nodig was om te bevestigen wat al bekend was, is veelzeggend, zeker voor de tot voor kort hiervoor verantwoordelijk minister. Ik wens de heer Knops in ieder geval veel succes, maar nog meer sterkte op dit toch wel chaotische dossier.
Voorzitter, plat gezegd: het is een zootje op Sint-Eustatius, en dat al heel lang. Het is een bestuurlijke puinhoop. De commissie constateert dat het eiland in sterk verwaarloosde staat verkeert, er bestuurlijke wetteloosheid heerst, er sprake is van financieel wanbeheer en het bestuur zich nota bene afkeert van de bestaande rechts- en staatsorde. Grove en schokkende taakverwaarlozing, overigens zonder enige kans op herstel. Het huidige bestuur heeft letterlijk de weg richting Nederland definitief afgesloten, en dat ten nadele van de lokale bevolking die daaronder lijdt.
Wanbestuur is overigens niets nieuws. Sint-Eustatius ligt feitelijk al lang op ramkoers met Nederland. In 2015 was er al een motie van de eilandsraad om tot volledig zelfbestuur te komen, en meer recent verscheen er een document met de gedachte om van Sint-Eustatius een autonoom land te maken. Om het geheel nog wat in te kleuren wijs ik nog maar op de uitlatingen van de heer Van Putten, eilandsraadslid, met zijn waarschuwing voor "bloed in de straten". Nederland krijgt ook het verwijt van "rekolonisatie". Er wordt zelfs gedreigd om Nederland voor het Internationaal Gerechtshof te slepen. Dat zijn bepaald geen zaken die bij een harmonieuze relatie passen.
De gebleken wantoestanden waren in 2015 voor minister Plasterk voldoende reden om het eiland onder verscherpt bestuurlijk toezicht te stellen. De stuurgroep diende op basis van een aanwijzing een plan van aanpak op te stellen, met de realisatie van doelstellingen — verbetering van het bestuur en financieel beleid — uiterlijk per 2018. Dat is nu.
Voorzitter. Hier is totaal niets van terechtgekomen. De memorie van toelichting is tamelijk summier op dit punt, waarin droogjes wordt opgemerkt dat "het niet tot uitvoering van het plan van aanpak is gekomen". Sindsdien is er sprake van een wapenstilstand. De eilandbestuurders negeren Nederland compleet en minister Plasterk komt niet verder dan een brief van 21 mei 2017, waarin hij waarschuwt "dat de bestuurders ten volle verantwoordelijk worden gesteld voor het niet-naleven van wet- en regelgeving". De impasse is daarmee compleet. Kan de staatssecretaris aangeven waarom dat plan van aanpak van 2015 totaal niet van de grond is gekomen?
Voorzitter. Het mag niet verwonderen dat de commissie van wijzen ook Nederland een veeg uit de pan geeft. Nederland heeft te lang passief aan de kant gestaan waar het de helpende hand betreft, ook op het punt van het debat over meer autonomie. Er was een attitude van desinteresse en ondanks alle beschikbare inzichten is er ook geen gezamenlijke visie. Niet voor niets bleek uit een opinieonderzoek in 2015 nog maar 20% van de bevolking ter plekke tevreden met de nieuwe gemeentestatus. Het is lichtelijk schrijnend en onthutsend dat het kabinet nu in reactie op de commissie stelt dat "de staat van bestuur op langere termijn zorgen baart". En verder dat het door de commissie geschetste beeld "de vermoedens van het kabinet zelfs overtreft".
Voorzitter. Je moet maar durven: in een miskenning van eigen falen en niet-handelen de commissie van wijzen opvoeren als het gremium dat de ogen opent voor alle misstanden en nu via dit wetsvoorstel bestuurlijk ingrijpen als laatste middel om het te legitimeren. Is dit niet hét instrument dat allang uit de kast had moeten worden getrokken? In welk opzicht ligt de situatie nu echt anders dan bij het opmaken van het vorige plan van aanpak in 2015? En verder hoef ik eigenlijk ook al niet te gaan. Was het een Nederlandse gemeente geweest, dan was er al veel eerder opgetreden. Waarom zo lang gewacht?
Voorzitter. Geen misverstand: mijn fractie zal dit wetsvoorstel steunen, met enige reserves. Beter laat dan nooit. De term "doorpakken" moet echt betekenis krijgen, al zal de invulling daarvan nog wel een punt van discussie zijn. Daarbij is het volgens de wijzen zo dat bestuurlijk ingrijpen zelfs op het eiland op grote steun kan rekenen. Toch wil ik de staatssecretaris nog een nadere kanttekening en nadere vragen meegeven. Zo is de fundamentele vraag of de staatssecretaris met de inzet van een regeringscommissaris denkt het proces een, wat de wijzen zo noemen, betekenisvolle, voorwaartse ontwikkeling te kunnen geven. Kan hij een concrete schets geven van de in de tijd van hopelijk twee jaar te nemen maatregelen? Op welke wijze is daar overigens al op vooruitgelopen? Wanneer gaat de regeringscommissaris van start? En ik welke constellatie gaat hij opereren? Wanneer is de zogenaamde actieve stuurgroep gereed? En op welke termijn de lokale adviesraad? En kan de regeringscommissaris wel slagvaardig optreden, gelet op de urgentie en de beperkte tijd? Waar ligt het zwaartepunt van besluitvorming?
In dit kader wil ik de staatssecretaris er ook op wijzen dat de kabinetsreactie op dit punt weinig aanknopingsmogelijkheden biedt. De teksten zijn te vaag en te weinig kwalitatief van aard. Zo zijn de te bereiken effecten en de te nemen stappen niet beschreven. Gewoon zorgeloos is de passage waarin het volgende gesteld wordt: "Een inventarisatie op Sint-Eustatius van de omvang van de problematiek in de ambtelijke organisatie in combinatie met de oplossingen en de snelheid waarmee die geïmplementeerd kunnen worden is nodig om tot gewogen keuzes en besluitvorming te kunnen komen".
Voorzitter. Dit kan toch niet waar zijn, na decennia van onvermogen en onmacht en zoveel rapporten en commissies? Staatssecretaris Knops, u gaat toch niet vertellen dat we op nul gaan starten, zonder enig concreet plan van aanpak? Ik kan me inderdaad voorstellen dat het langer gaat duren dan die twee jaar. Graag uw reactie daarop. En wilt u daar dan ook de maatregelen bij betrekken die, zoals de Raad van State al opmerkte, aan Nederlandse zijde moeten worden genomen, waar het met name nog steeds ontbreekt aan enige centrale coördinatie vanuit BZK? De wat simpele opmerking van kabinetszijde dat het "de ambitie heeft die te doorbreken" doet het ergste vrezen. Aan politieke passanten heeft het eiland niets.
Ook de commissie-Spies benoemde de noodzaak van stringente coördinatie al. Volgens haar is die essentieel. Hoe kan een regeringscommissaris adequaat handelen zonder een eenduidig aanspreekpunt hier te lande? Hoe wordt voorkomen dat hij al op voorhand een lame duck is, geparkeerd zonder eenduidige aansturing en zonder concrete plannen? Het geeft de indruk van een lang proces van trial-and-error.
Een vraag die ook opdoemt, is: op welk moment zal er een exit zijn? Wat zijn daarvoor de concrete voorwaarden, behalve dan die van een "voldoende gevoel", zoals ik de staatssecretaris gisteren hoorde zeggen? Mijn fractie is ook geïnteresseerd in de kosten van de beoogde maatregelen in termen van reguliere budgetten en aanvullende extra middelen. Wij krijgen graag een concrete indicatie daarvan.
Ten slotte kunnen we niet om het grote autonomievraagstuk heen. Het loopt als een rode draad door dit dossier. De fractie van de PVV pleit ervoor om als tweede spoor gelijktijdig de optie van volledige autonomie in beeld te brengen. Te constateren is dat het kabinet wel bereid is om de visie op vergaande autonomie te accepteren, maar dat het het tussenmodel van een autonoom land binnen het Koninkrijk afwijst. Hoe valt dit met elkaar te rijmen? Wat stelt de staatssecretaris zich voor bij dat "meer inhoudelijke gesprek" over autonomie? Het zelfbeschikkingsrecht ligt tenslotte bij de eilanden zelf.
Uit zijn uitlatingen van gisteren in de Tweede Kamer kreeg ik de indruk dat dit thema voor hem niet bespreekbaar is. Dat is dan in ieder geval een discrepantie met de kabinetslijn, maar het is ook een discrepantie met de aanbeveling van de commissie van wijzen, die zegt dat het dringend noodzakelijk is om het autonome debat te starten. In onze optiek is dat tussenmodel overigens geen optie, zoals ook het kabinet terecht stelt. Wel geld, maar geen enkel toezicht; dat zou de huidige situatie alleen maar bestendigen zonder mogelijkheid om in te grijpen. Dit dwingt tot een fundamentele herbezinning op de huidige structuur.
Mijn fractie constateert dat sinds 2010 duidelijk is geworden hoe onoverbrugbaar de afstand tussen Nederland en Sint-Eustatius is geworden. Wij moeten ons realiseren dat Nederland en Sint-Eustatius inmiddels op een doodlopende weg zijn beland. Zonder radicale stappen blijft dit een permanent hoofdpijndossier, en dat wil ik de staatssecretaris ook niet aandoen.
Volledige autonomie is naar de mening van de PVV-fractie de beste structurele optie. Waarom geen aansluiting zoeken in de regio? Saint Kitts en Nevis zijn onafhankelijke landen daar die veel gemeen hebben met Sint-Eustatius. Die landen werken al wel intensief samen met andere Engelstaligen eilanden. Ondanks de kleine afstand is er nauwelijks sprake van politieke en economische samenwerking vanuit Sint-Eustatius. Hierdoor blijft dat eiland afhankelijk van Nederland en blijft het ondanks de wil tot autonomie gevangen in een relatie met de voormalig kolonisator. Deelt de staatssecretaris deze visie? Kan hij aangeven of hij deze optie als tweede spoor gelijktijdig toch wil gaan oppakken?
Ik wil hem in dit verband graag nog wijzen op het rapport van de commissie-Spies, waarin het gemeentelijk model als tussenstation werd gezien en waarin de oproep stond om de evaluatie als opstap te gebruiken voor een helder eindperspectief. Een hernieuwde visie op het Koninkrijk is geboden.
De heer Van Kappen (VVD):
Ik ben een beetje in verwarring gebracht. Ik wil daarom aan de heer Kok vragen wat hij eigenlijk bedoelt. Heeft hij het over autonomie of heeft hij het over onafhankelijkheid? Want als je het hebt over autonomie, dan blijven ze binnen het Koninkrijk, en als je het hebt over onafhankelijkheid, dan zijn ze echt onafhankelijk en kunnen ze zich aansluiten bij een ander staatsverband. Ik wil dus graag van de heer Kok weten wat hij nou precies bedoelt: autonomie of onafhankelijkheid?
De heer Kok (PVV):
Ik begrijp dat ik op dit punt niet helemaal duidelijk ben geweest, maar "autonomie" is in onze visie te lezen als "totale onafhankelijkheid van Nederland". Dat betekent dus opgaan in een andere structuur of een ander samenwerkingsverband met de omliggende eilanden in het Caribisch gebied. Ik denk dat Sint-Eustatius daar op den duur meer bij gebaat is.
Daar komt bij dat wij niet veel vertrouwen hebben in de tijdelijke maatregel die nu wordt opgelegd. Het is een noodmaatregel. Het is een zeer ingrijpende maatregel, zeker met de termijn van twee jaar, die als minimum wordt gesteld. Naar onze overtuiging gaat die maatregel geen soelaas bieden en gaat het waarschijnlijk veel langer duren. We praten nu over een situatie waarin er — na overname, vanaf morgen, neem ik aan — sprake is van een ernstig democratisch deficit. Ik denk dat zo'n situatie niet te lang mag voortduren. Twee jaar is al lang bij dit soort noodmaatregelen. Als het veel langer gaat duren, krijg je een structureel ongewenste situatie. Dat kun je de eilanders in democratisch opzicht zeker niet aandoen.
De heer Van Kappen (VVD):
Ik dank de heer Kok. Het ging mij er uitsluitend om dat ik duidelijk wil weten wat de PVV nou precies vindt, dus ik was verward door de termen "autonomie" en "onafhankelijkheid". Maar hij heeft dat verduidelijkt. Ik begrijp dat. Dank u.
De heer Kok (PVV):
Nog even kort, voorzitter. Ik heb het net al gezegd: Sint-Eustatius lijkt meer gebaat bij een toekomst in de Caribische regio dan bij een toekomst in een geforceerd neokoloniaal model dat uiteindelijk tot de huidige anarchistische situatie heeft geleid. Wij hebben er grote twijfels over of een diepgewortelde cultuur en de bijbehorende antikoloniale sentimenten zich in een relatief korte tijd laten ombuigen naar wat wij wenselijk vinden en wat wij met dit ingrijpen hopen te bereiken. Ons model van deugdelijk bestuur laat zich niet makkelijk opleggen.
Tot zover, voorzitter. We zien met belangstelling uit naar de reactie van de staatssecretaris. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kok. Ik geef het woord aan de heer Van Kappen.
De heer Van Kappen (VVD):
Dank, voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de situatie van grove taakverwaarlozing van het bestuur van het openbare lichaam Sint-Eustatius. Daartoe wordt de eilandsraad ontbonden, worden de gedeputeerden van hun functie ontheven en wordt de waarnemend gezaghebber ontslagen. Een bij koninklijk besluit te benoemen regeringscommissaris zal in hun plaats treden tot het moment waarop de eilandelijke organen in staat kunnen worden geacht om hun taken adequaat uit te voeren.
Dit is een zeer forse ingreep, want het komt niet vaak voor dat er wordt ingegrepen bij een decentrale overheid. In de decentrale eenheidsstaat die Nederland is, zijn provincies en gemeenten immers autonome bestuurslagen met een eigen grondwettelijk gegarandeerde positie in het bestuurlijke bestel. Dat geldt sedert de laatste grondwetswijziging eveneens voor de openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland, waaronder dus ook Sint-Eustatius.
Ingevolge artikel 132, vijfde lid van de Grondwet kan hoger gezag in het kader van interbestuurlijk toezicht echter ingrijpen bij een decentrale overheid indien er sprake is van taakverwaarlozing. Taakverwaarlozing houdt in dat een decentrale overheid nalaat beslissingen te nemen die door een wet worden gevorderd. Er kan dan "indeplaatsstelling" plaatsvinden. Dit houdt in dat een hoger orgaan in de plaats treedt van het orgaan dat zijn taak verwaarloost. Het bestuur van de decentrale overheid wordt dan eigenlijk terzijde geschoven en een regeringscommissaris neemt het bestuur over voor de duur die nodig is om orde op zaken te stellen.
In het rapport van de commissie-Oosting uit 2007, waarin de interbestuurlijke toezichtarrangementen nog eens goed onder de loep zijn genomen, wordt gesteld dat de bevoegdheid tot in de plaats treden niet alleen kan worden gebruikt voor een incidenteel geval, maar zo nodig ook gedurende een bepaalde periode. Een dergelijk gedifferentieerd toezichtarrangement zou dan kunnen worden beëindigd zodra is gebleken dat de decentrale overheid weer in staat is om de taak adequaat uit te voeren.
Er moet bij indeplaatsstelling volgens de Grondwet echter wel sprake zijn van grove taakverwaarlozing in de autonome sfeer. Voorts is er een aparte wet nodig die de indeplaatsstelling regelt. Die wet ligt nu voor.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of er sprake is van grove taakverwaarlozing. De Grondwet laat namelijk in het midden wanneer er sprake is van grove taakverwaarlozing bij autonome taakuitoefening; dat is voorbehouden aan de wetgever. Dat is dus een kernpunt waar wij als medewetgever vandaag een beslissing over moeten nemen.
Voorzitter, ik kan hier kort over zijn. Uit het rapport van de commissie van wijzen blijkt overduidelijk dat er sprake is van grove taakverwaarlozing. Kort en goed, het bestuur weigert de vigerende wet- en regelgeving en de daarin voorgeschreven procedures op te volgen. Bovendien is de financiële situatie van het openbare lichaam desastreus. Het eilandsbestuur is blijkbaar de mening toegedaan dat het openbare lichaam Sint-Eustatius niet gehouden is aan enige Nederlandse wetgeving. Deze mening blijkt onder meer uit een motie van 9 mei 2017 waarin de eilandsraad stelt dat elke bepaling in de WolBES en de FinBES die conflicteert met volledig intern zelfbestuur van Sint-Eustatius, als buiten werking moet worden beschouwd.
Voorzitter. Het behoeft geen betoog dat er binnen het Koninkrijk geen enkele ruimte is voor deze opvatting van het eilandsbestuur; het is volstrekt buiten de orde. Niets en niemand staat boven de wet en dat geldt dus ook voor het bestuur van Sint-Eustatius. Pogingen om met minder ingrijpende maatregelen het bestuur van Sint Eustatius bij te sturen hebben niet geleid tot verbetering. De maat is wat mijn fractie betreft vol. De noodzaak om als ultimum remedium het bestuur van Sint-Eustatius terzijde te schuiven, is wat de VVD-fractie betreft overduidelijk aangetoond. Aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan en het ingrijpen valt naar ons oordeel binnen het kader van artikel 132, vijfde lid, in samenhang met artikel 132a van de Grondwet. Het ingrijpen is ook in overeenstemming met het internationale recht, in het bijzonder artikel 3 van het Eerste Protocol van het EVRM en artikel 25 van het IVBPR.
Wel maken wij ons zorgen over het feit dat de dieperliggende onevenwichtigheden die ten grondslag liggen aan de bestuurlijke problematiek op Sint-Eustatius niet kunnen worden opgelost met wetgeving alleen. De oorzaak van de onevenwichtigheid van de samenleving wordt immers mede veroorzaakt door de kleinschaligheid. Deze problematiek speelt overigens in verschillende mate en verschijningsvormen ook op de andere twee BES-eilanden. Daarbij teken ik aan dat het op Saba, met een nog kleinere gemeenschap dan op Sint-Eustatius, momenteel redelijk goed gaat. Het volledig oplossen van de problematiek van de kleinschaligheid is lastig, zo niet onmogelijk. Het beheersen van de negatieve effecten is waarschijnlijk het maximale wat we kunnen bereiken. Dit vereist een continue inspanning; er is geen einddatum voor te bepalen. Misschien kan de staatssecretaris daarop reflecteren.
Voorzitter. Ik rond af, maar dat kan niet zonder met enige nadruk namens mijn fractie te stellen dat ook Nederland medeverantwoordelijk is voor de ontstane situatie en de zaken veel te lang op zijn beloop heeft gelaten. Zo is er onder meer onvoldoende aandacht besteed aan de heersende onvrede in Caribisch Nederland over de staatkundige inbedding van de eilanden. Ik ga daar nu niet verder op in, want die discussie past beter in een breder debat dat zeker moet plaatsvinden, maar niet op dit moment.
Voorzitter. De Tweede Kamer heeft al de nodige vragen gesteld over het voorliggende wetsvoorstel en de staatssecretaris heeft die naar onze mening voldoende beantwoord. Wij hebben op dit moment geen verdere vragen meer. De VVD-fractie zal voor het wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kappen. Ik geef het woord aan de heer Ester.
De heer Ester (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een trieste dag voor eenieder die zich verbonden voelt met Caribisch Nederland en de bevolking van Sint-Eustatius. In het bijzonder is het een trieste dag omdat Nederland zich genoodzaakt ziet om orde op zaken te stellen op dit mooie, maar slecht bestuurde eiland, en om bestuurlijk in te grijpen en het eiland onder curatele te stellen. Het is een trieste dag omdat het rapport van de commissie van wijzen van vorige week onomwonden laat zien dat er op Sint-Eustatius sprake is van grove, structurele, bestuurlijke nalatigheden.
Het rapport schetst een treurig beeld van een eilandsbestuur dat de wet aan zijn laars lapt, de Nederlandse rechts- en staatsorde met voeten treedt, voorgeschreven procedures terzijde schuift, politieke verhoudingen laat ontsporen, zich niets aantrekt van democratische controle, vervallen is in nepotisme en cliëntelisme, kerntaken laat verloederen en opereert op basis van willekeur, intimidatie en discriminatie. Het eilandbestuur kenmerkt zich, zo concludeert de commissie, door financieel wanbeheer, bestuurlijke incompetentie en onbekwaam management. Toezicht en handhaving door het bestuur zijn ondoorzichtig en selectief. Hetzelfde geldt voor de vergunningenprocedures en het innen van lokale belasting. Milieu- en natuurbelangen delven systematisch het onderspit. Dualisme functioneert niet en er heerst een angstcultuur. Sint-Eustatius bestuurt zichzelf als ware het een autonoom land buiten de rechtsorde van het Rijk. Het overigens uitstekende rapport van de commissie van wijzen toont een volstrekt onmachtig en eigenmachtig eilandsbestuur. Good governance is ver te zoeken en het eiland verloedert steeds verder. Mijn fractie heeft dit ook met eigen ogen kunnen vaststellen. Is er overigens, zo vraag ik de staatssecretaris, sprake van strafbaar gedrag van bestuurders? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan?
Het gevolg van deze bestuurlijke wanorde is een eiland, zoals het rapport zegt, dat sociaal, economisch en fysiek in sterk verwaarloosde staat verkeert. De bevolking is daarvan het slachtoffer. Zij zijn de grote verliezers. Zij zijn immers de dupe van het achterstallig onderhoud van wegen, woningen en infrastructuur. Zij zijn de dupe van niet goed functionerende overheidsdiensten, zoals de watervoorziening, het ophalen van vuilnis en het verwerken van afval. Zij zijn de dupe van werkloosheid, van armoede en van het ontbreken van perspectief. Het moet gezegd: Nederland heeft deze onaanvaardbare situatie lang, ik denk te lang, gedoogd, waardoor nu een point of no return is bereikt. Dat moeten wij ons ook zelf aanrekenen. Op een zeker moment moeten wij daarover debatteren als parlement. Dit ondanks de toch aanzienlijke verbeteringen die Europees Nederland na 10-10-10 gerealiseerd heeft in de zorg en het onderwijs op het eiland, die ook door de bevolking zeer positief beoordeeld worden.
Mijn fractie begrijpt dat dit kabinet zich gedwongen ziet om bestuurlijk in te grijpen. Het rapport van de commissie laat hier ook geen enkel misverstand over bestaan. Artikel 132, lid 5 van de Grondwet biedt daartoe de mogelijkheid. Die neerwaartse spiraal moeten we nu ombuigen. Dat zouden we in vergelijkbare gemeenten in Europees Nederland ook doen. We hebben te lang toegekeken. Ook de Raad van State kan zich verenigen met de voorgestelde bestuurlijke ingreep en de aanstelling van een regeringscommissaris, die orde op zaken moet stellen. De Raad acht de ontbinding van de eilandsraad en het eilandsbestuur alsmede het ontslag van de waarnemend gezaghebber — collega Van Kappen ging er al op in — aanvaardbaar in het licht van de ontstane situatie en passend binnen de Grondwet en in overeenstemming met internationaal recht.
Dit gezegd hebbende heeft mijn fractie niettemin behoefte aan een helder antwoord op een vijftal wezenlijke vragen, die ik heel kort introduceer. De eerste vraag is of het kabinet andere alternatieven dan bestuurlijke curatele heeft overwogen. Welke alternatieven waren daarbij in het geding en hoe is die afweging gemaakt? Hier is nadrukkelijk aan de orde de kwestie rond proportionaliteit van ingrijpen. Het wetsvoorstel moet nu in twee dagen met stoom en kokend water door het parlement worden geloodst, met alle politieke dramatiek van dien. Wat zijn hier de overwegingen geweest? Wanneer komt er ook ruimte voor een fundamenteel debat over meer autonomie en de grenzen die een insulaire, kleinschalige economie en samenleving stelt?
De tweede vraag betreft de keuze van een regeringscommissaris. Duidelijk is dat dit een stevig persoon moet zijn, die gepokt en gemazeld is in het lokaal bestuur, met een goed gevoel voor de cultuur van het eiland, met doorzettingskracht, maar ook met communicatieve gaven. De kandidaat zal, naar wij aannemen en weten, geselecteerd zijn. Ik neem aan dat diegene morgen of overmorgen ook op het eiland geïntroduceerd wordt. Hoe zorgt in dat licht de staatssecretaris ervoor dat de hulpstructuren voor de regeringscommissaris op orde zijn? Welke bevoegdheden komen hem toe? Hoe gaat deze commissaris vanuit Europees Nederland ondersteund worden?
De derde vraag gaat over de taken van de regeringscommissaris. Mijn fractie vindt het van groot belang dat de regeringscommissaris zich met zijn staf concentreert op een snelle en zichtbare aanpak van de zo verwaarloosde overheidsvoorzieningen. Ik noemde ze net al even. Daar zal het verschil moeten worden gemaakt om ook de bevolking aan zijn zijde te krijgen. Ziet de staatssecretaris dit ook zo? Wordt deze aanpak met de Eerste en Tweede Kamer gedeeld? Over welk budget zal de regeringscommissaris kunnen beschikken?
Mijn fractie vraagt in dit licht met klem om het veel te lang lopende debat over het bestaansminimum op de BES-eilanden nu snel te beslechten. Er is meerdere malen uitvoerig in dit huis over gesproken. Over de noodzaak ervan bestaat brede consensus. Het was het vorige kabinet niet gegeven om op dit punt een knoop door te hakken, maar we moeten nu alles op alles zetten om verdere marginalisering van toch al kwetsbare groepen te voorkomen, op Sint-Eustatius, maar ook op Bonaire en Saba. De regierol van het ministerie van BZK en de staatssecretaris mag veel scherper en moet doortastender. De commissie-Spies wees hier ook al op. Graag een reactie op dit punt van het bestaansminimum en de normen.
De vierde vraag betreft de duur van de bestuurlijke ingreep. Op basis van welke operationele criteria gaat de staatssecretaris bepalen of en wanneer de regeringscommissaris de klus geklaard heeft? Wanneer komt het einde van dit toch ongebruikelijke traject in zicht? Het trainen van een nieuwe generatie bestuurders kan bijvoorbeeld veel tijd benemen, zeker als deze bestuurders voortkomen uit de eigen gelederen van Sint-Eustatius. Een professionaliseringsdeficit is niet een-twee-drie weggewerkt. Ook een politieke cultuuromslag — en ook daarover spreken we — vergt veel tijd.
Voorzitter. De vijfde en laatste vraag richt zich op misschien wel het belangrijkste onderwerp: hoe gaat het kabinet de bestuurlijke ingreep met de bevolking van Sint-Eustatius communiceren? Hoe wordt het vertrouwen gewonnen? Er breekt nu een turbulente tijd aan in een snel ontvlambare situatie, waarin antikoloniale gevoelens en verzet ongetwijfeld naar boven zullen komen en waarin groepen positie zullen kiezen en navenant zullen handelen, binnen en misschien ook wel buiten de grenzen die de wet stelt. De reacties van vandaag en gisteren van gedeputeerden en leden van de eilandraad zijn wat dat betreft niet mis te verstaan. Ik vraag de staatssecretaris: hoe komen we van manhaftig optreden naar een constructieve fase?
Dan een laatste punt. Mijn fractie onderstreept het belang van de te vormen maatschappelijke raad van advies die de regeringscommissaris zal bijstaan, en geeft de staatssecretaris mee om daar vooral ook de lokale kerken bij te betrekken. Zij vormen immers het cement en het sociaal kapitaal van het eiland.
Voorzitter. Ik sluit af. Mijn fractie betreurt het zeer dat deze radicale bestuurlijke ingreep noodzakelijk is, maar deze is helaas onvermijdelijk. De bevolking van Sint-Eustatius verdient zo veel beter. We wensen de staatssecretaris veel wijsheid en sterkte in de komende dagen.
Ik dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hadden deze staatssecretaris graag bij een ander soort wetsvoorstel zijn debuut zien maken in deze Kamer, maar een mens kan niet altijd kiezen wat hij zou willen. In elk geval maken we vandaag kennis met een staatssecretaris die met een bijzonder stevig voorstel naar de Kamer komt en daarmee laat zien dat hij Caribisch Nederland zeer serieus neemt. Dat is op zijn minst te waarderen, en dat serieus nemen is ook bijzonder hard nodig. Sint-Eustatius staat meestal niet vooraan in de aandacht, maar daar is vandaag wel alle trieste reden toe, nu er een voorstel voorligt om het laatste wettelijke redmiddel in te zetten om de bestuurlijke verwildering in Sint-Eustatius aan te pakken.
Onze eerste taak als Kamer is het voorstel zelf te beoordelen op legitimiteit, noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Mag het, moet het, kan het, werkt het? Daarbij zullen we moeten ingaan op het tijdelijke karakter van de wet en op de vraag hoe het hierna verder moet. Daarnaast zullen we ook, en op een iets later tijdstip ook uitgebreider, moeten stilstaan bij het bredere kader waarnaar het rapport van de commissie van wijzen en ook de kabinetsreactie en het wetsvoorstel verwijzen. Het gaat om de relatie tussen het land Nederland en het eiland Sint-Eustatius als openbaar lichaam, en de rol die Nederland de afgelopen jaren heeft gespeeld bij de falende opbouw van het eiland.
Maar eerst moeten we het dus hebben over de principiële en staatsrechtelijke toetsing, want dit voorstel grijpt diep in op de bestuurlijke verhoudingen tussen de rijksoverheid en de lokale overheid. Het is een paardenmiddel dat alleen bij uiterste noodzaak mag worden ingezet als er geen enkele andere oplossing meer is, een ultimum remedium. Daarvoor schept de Grondwet inderdaad de mogelijkheid. Sinds kort geldt dat stuk dankzij de inbedding ook voor de openbare lichamen. Maar daarvoor stond in de WolBES al het vergelijkbare artikel 232. Vanaf 2010 speelt dat een rol in de discussie. Het is daarbij van belang om de verhelderende memorie van toelichting nog eens erbij te pakken. Daarin stond: "Ten slotte is er de situatie dat het bestuur van een openbaar lichaam zijn taken 'grovelijk verwaarloost'. Daarbij gaat het om verwaarlozing van autonome taken, dus taken op grond van deze wet of de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, zoals ...". Daarna volgen er een paar voorbeelden. Dan staat er: "Zoals gezegd is het uiterst onwaarschijnlijk dat een dergelijke situatie zich snel zal voordoen. Daarvoor kent de wet immers voldoende waarborgen." Die woorden waren vast geruststellend bedoeld, maar zeven jaar later zijn we bij het punt gekomen dat het ultimum remedium op tafel ligt.
Voor de toetsing is dan allereerst van belang om vast te stellen of de situatie op Sint-Eustatius gezien moet worden als grove taakverwaarlozing. Op dat punt baseert de regering zich op het evenwichtige, duidelijke en haarscherpe rapport van de commissie van wijzen. Wij zijn hun dank verschuldigd. Hoewel het totaalbeeld schokkend is, staan er weinig verrassingen in voor wie de situatie op Sint-Eustatius een beetje volgt. Dat de verhoudingen met Nederland slecht zijn, is verdrietig en niet behulpzaam, maar het echte probleem ligt elders. De bevolking van het eiland heeft met name te lijden onder het feit dat de bestuurders hun verantwoordelijkheid niet nemen en dat de eilandraad haar vertegenwoordigende en controlerende taken verzaakt. In toenemende mate is er, zoals het rapport aangeeft, sprake van willekeur, wetteloosheid en wanbeheer. Persoonlijk machtsstreven, intimidatie en discriminatie zijn structurele ondermijners van de rechtsstaat geworden, en ondertussen spenderen de bestuurders hun tijd en het geld van het eiland aan schijnmanoeuvres over autonomie. Begrijpt u mij goed: daarover is op zich altijd te spreken. Zo is het volkenrechtelijk ook geregeld. Het moet dan ook altijd gaan om de uitdrukkelijke wens en belangen van de bevolking van Sint-Eustatius. Maar het moet niet gaan om een paar individuen die hun politieke macht misbruiken ten koste van de bevolking.
De kern van de motivatie van dit voorstel is dus niet dat er problemen zijn op Sint-Eustatius. De kern is dat het lokale bestuur niet langer aanspreekbaar is op de wettelijke verhoudingen en verantwoordelijkheden. Daarmee is het onmogelijk geworden om de problemen aan te pakken en naar een verbetering toe te werken. Dat maakt dit voorstel naar de mening van mijn fractie legitiem en noodzakelijk. Er wordt bestuurlijk breed ingegrepen, maar er wordt — terecht, vinden wij — ook breed ingezet op verbetering van de leefomstandigheden en herstel van de lokale democratie en van het bestuurlijke apparaat. Zo moet de rechtsstaat op Sint-Eustatius weer worden hersteld. Zo kunnen burgers en bedrijven straks weer rekenen op een bestuur dat rechtmatig en rechtvaardig opereert, en zo kunnen de samenleving en de economie weer grond onder de voeten krijgen. Daarom hoort bij de proportionaliteitsvraag ook de vraag hoe de lokale democratie kan worden hersteld, want deze inbreuk moet zo klein en zo kortdurend mogelijk zijn. Ik denk dat iedereen dat vindt. Daarom de vraag of de staatssecretaris ook kan reageren op het advies van de Raad van State om de afbouw van de ingreep niet cold turkey te doen — zo zei de Raad van State dat niet, maar daar kwam het toch op neer — maar langs de weg van de geleidelijkheid.
Mijn fractie begrijpt de keuze om via meer informele vormen van inspraak en medezeggenschap de democratie weer op te bouwen en te oefenen. Zonder dat we de maatschappelijke raad van advies al te strak willen reglementeren — dat zou ook niet werken — hebben we er wel behoefte aan om bijvoorbeeld bij de kwartaalrapportages te horen hoe die inspraak en de ontwikkeling van de lokale democratie vorm krijgt. Daarover sprekend: kan de staatssecretaris toezeggen dat deze kwartaalrapportages, die we vanaf 1 juni mogen verwachten, ook naar onze Kamer worden gestuurd? De kabinetsreactie op het rapport van de commissie van wijzen, waarin dit wordt gezegd, was immers alleen in afschrift naar ons toegestuurd. De Eerste Kamer krijgt de rapportages ook graag rechtstreeks van de staatssecretaris, zodat we de vinger aan de pols kunnen houden. Kan de staatssecretaris ook toezeggen dat in die rapportages ook het functioneren van het bewindsliedenoverleg wordt meegenomen? Dan gaat het niet om hun onderlinge verhoudingen als zodanig, maar veel meer om de vraag of het nou werkt om er op deze manier naar te kijken. En kan de staatssecretaris toezeggen dat we via de rapportages ook te lezen krijgen welke criteria en indicatoren ontwikkeld worden om de afbouw van dit bijzondere regime mogelijk te maken? Laat ik duidelijk zijn: mijn fractie geeft de staatssecretaris graag een stevig mandaat, maar geen blanco cheque. Is de staatssecretaris bereid om die criteria en indicatoren langs de weg van de kwartaalrapportages stap voor stap, zoals ze ontwikkeld worden, inzichtelijk te maken, zodat ze deel worden van het staatsrechtelijk gewenste toezicht op de afbouw van een zo uitzonderlijke interventie als deze?
Voorzitter. Mijn fractie komt dus tot de conclusie dat dit wetsvoorstel legitiem en noodzakelijk is, en meent ook dat het een effectieve ingreep kan zijn, mits er vooral wordt ingezet op de fysieke, sociale en democratische wederopbouw van het eiland. Maar precies op dat punt speelt ook de vraag naar de rol van Nederland. In het rapport van de commissie van wijzen komen we hetzelfde beeld tegen als in het rapport van de commissie-Spies: te weinig samenhang in het beleid, te stroperige communicatie in Den Haag, goede verbeteringen in bijvoorbeeld zorg en onderwijs, maar ook schromelijk tekortschieten in onder andere sociale zekerheid en infrastructuur. Ik noem maar het vaststellen van het sociaal minimum, dat — alle mooie woorden ten spijt — maar niet wil vlotten. Dat onderzoeksrapport moet er nu bijna zijn en we hebben begrepen dat de regering voorziet om op 1 juni met een kabinetsreactie te komen.
Ook al snap ik dat dit in de ogen van een departement en van een bewindspersoon als voortvarend kan worden gezien, in de ogen van deze Kamer en meer nog in de ogen van mensen op bijvoorbeeld Sint-Eustatius is dit allemaal erg langdurig. Wat zeg ik? Dit is tijdrekken. Deze Kamer vroeg op 28 juni 2016 bijna unaniem om dat sociaal minimum vast te stellen. Nu moeten we weer tot juni 2018 wachten op een kabinetsreactie op een rapport, terwijl we steeds maar met elkaar blijven herhalen dat de armoede schrijnend is.
Ik noem dat voorbeeld, omdat het zo pijnlijk illustreert dat zelfs het debat over oplossingen wordt gefnuikt doordat de regering er zo weinig vaart achter zette. Ik zeg dat in de verleden tijd, omdat ik graag de hoop uitspreekt dat deze nieuwe regering hier wel vaart mee zal maken. Ik vraag de staatssecretaris heel concreet of de kabinetsreactie van 1 juni dan tenminste een vastgesteld sociaal minimum zal inhouden en niet alleen een procesreactie in de zin van: nu we een rapport hebben, gaan we nog eens kijken wat we daarmee moeten en dan hoort u weer van ons. Stuurt u ons en de mensen in Caribisch Nederland alstublieft niet toch weer met een kluitje in het riet. Er moeten meters worden gemaakt.
Voorzitter. Mijn fractie heeft wel behoefte aan een bredere gedachtewisseling over het rapport als geheel, de samenwerking tussen departementen, de bevoegdheden en rollen en daarmee ook over de wijze waarop de rijksoverheid voor Caribisch Nederland een transparante en effectieve overheid kan zijn. Natuurlijk gaat het daarbij ook over de coördinerende taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de vraag hoe die kan worden afgestemd op de onderscheiden verantwoordelijkheden van de vakministeries. Dat hoeft voor ons niet vandaag, liever niet zelfs, maar het is wel nodig, want we kunnen en mogen de kritische noten niet negeren die de commissie van wijzen kraakt over het overheidsfunctioneren vanuit Europees Nederland. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij ons iets meer kan vertellen over zijn eigen reflecties op dit punt en over zijn voornemen om advies te vragen aan de Raad van State. Wanneer mogen we hier stappen in verwachten?
Een klein vraagje over waarschijnlijk een kleine omissie in dit snelle wetsvoorstel betreft de rol van de griffier van het kiescollege. Dat zou eigenlijk de griffier van de eilandsraad zijn, maar aangezien de eilandsraad niet meer bestaat, is de vraag wie de griffier van het kiescollege wordt. Het lijkt ons goed om dat nog even te repareren.
Voorzitter. Tot slot wensen wij als fractie deze staatssecretaris veel betrokkenheid en heel veel daadkracht met dit voorstel, dat wij zullen steunen, want de mensen van Sint Eustatius hebben het nodig.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ganzevoort. Ik geef het woord aan mevrouw Van Bijsterveld.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Voorzitter. Wetteloosheid, financieel wanbeheer, discriminatie, intimidatie, bedreigingen en beledigingen, het nastreven van persoonlijke macht, een cultuur van rechtsongelijkheid, willekeur en uitsluiting. Ziehier een greep uit de aanduidingen in het rapport van de commissie van wijzen en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel inzake Sint-Eustatius dat wij vandaag bespreken. Het is een droevige staat van het openbaar bestuur. Daar komen bij: regeren zonder wettelijk gezag en het zich afwenden door het openbaar bestuur van de rechts- en staatsorde. Met deze laatste kwalificaties is mijn fractie van oordeel dat het wetsvoorstel, dat voorziet in een regime van grove taakverwaarlozing, alsmede de gevolgde spoedprocedure formeel en materieel gelegitimeerd zijn. Helaas, maar de ernst, de aard en de aanhoudendheid van de situatie laten geen andere conclusie toe. In het belang van de eilandbewoners is het nodig om de normale bestuurlijke inrichting opzij te stellen.
Voorzitter. Goed bestuur is niet alleen een kwestie van theoretische zuiverheid. De opsomming van de wantoestanden laat al zien hoe fnuikend dit is en kan zijn voor de bevolking en de samenleving. Zonder goed bestuur stagneert een samenleving en komt die in verval. Denk aan afvalverwerking, vervoer, veiligheid, jeugdproblemen en de gebouwde omgeving. Al heel snel zien wij een beeld van diep verval en van economische neergang, en dat bovendien in een kleinschalige eilandelijke samenleving van ongeveer 3.000 mensen, waaruit het voor eenieder moeilijk ontsnappen is. Dat onderstreept de ernst van de situatie nog eens.
Mijn fractie staat dan ook pal achter de benoeming van de regeringscommissaris en de waarnemend regeringscommissaris om in het bestuur te voorzien. Onze vraag is wel of die regeringscommissaris financieel, bestuurlijk en ook anderszins voldoende geëquipeerd is om zijn functie te vervullen en ook daadwerkelijk effectief te kunnen optreden. Het is immers van groot belang om zowel in termen van bestuurscultuur als in termen van materiële voortgang inderdaad een zichtbaar resultaat te bereiken. Kan de staatssecretaris misschien ook aangeven hoe hijzelf dat zichtbare resultaat ziet? Met andere woorden: waaraan meet hij het succes van de regeringscommissaris?
Mijn fractie staat ook sterk achter de instelling van een maatschappelijke adviesraad, die de regeringscommissaris adviseert. Daarmee wordt ook bevorderd dat de stem van de bevolking gehoord wordt en dat er van onderop een gedragen visie op de toekomst van het eiland gevormd kan worden.
Voorzitter. Het gaat om een tijdelijke voorziening. De titel van het voorstel geeft dit ook expliciet aan. Mijn fractie deelt de inschatting dat om tot een bestendig en duurzaam nieuw begin te komen en om de normale verhoudingen weer te bevorderen, gerekend moet worden met een periode van zeker twee jaar. Het voorzien in een overgangssituatie na die periode — of die nou twee jaar, iets korter of iets langer duurt — naar een normale situatie acht mijn fractie heel verstandig. Mijn vraag is: kan binnen het huidige wetsvoorstel worden voorzien in zo'n overgangssituatie? Ik noem bijvoorbeeld de instelling van een eilandraad naast de regeringscommissaris. Die optie is ook in de stukken genoemd. Welke andere opties voor een overgangsregime heeft de staatssecretaris in gedachte?
Voorzitter. Ik heb tot nu toe alleen aandacht besteed aan Sint-Eustatius, maar er is ook nog een andere kant, namelijk Nederland en de relatie met Nederland. De commissie van wijzen spreekt ook van ernstig verstoorde bestuurlijke verhoudingen, intern én in de relatie met Nederland. Aan die laatste zitten natuurlijk meerdere kanten, namelijk niet alleen de kant van Sint-Eustatius maar ook de kant van Nederland. Deze Kamer heeft in meerdere beleidsdebatten met name aan die laatste verhouding veel aandacht besteed. Zonder een goede, volwassen en vruchtbare verhouding tussen Nederland en Sint-Eustatius is een normalisering van de bestuurlijke verhoudingen binnen Sint-Eustatius waarschijnlijk een illusie, zeker als het gaat om een bestendige vruchtbare verhouding.
Ik noem daarbij enkele elementen. Sint-Eustatius heeft zelf niet gekozen voor de BES-constructie en het winnen van vertrouwen door Nederland is niet echt goed gelukt, terwijl dat wel cruciaal is. Ook het bieden van een goede startpositie voor het eiland na 10-10-10 qua fysieke infrastructuur — denk aan wegen — en ook sociale infrastructuur, bijvoorbeeld het armoedeprobleem, laat te wensen over, zoals deze Kamer meermaals heeft aangekaart. De lakse houding van de regering ten opzichte van de motie van de Eerste Kamer over de criteria voor een sociaal minimum is hierbij echt veelzeggend. Ook heeft deze Kamer gepleit voor een sterke coördinerende rol van Binnenlandse Zaken en voor een echt effectieve legislatieve terughoudendheid ten opzichte van de eilanden. Ik zou daar eigenlijk aan willen toevoegen: een legislatieve houding nieuwe stijl; niet af en toe een wet wel of niet van toepassing verklaren, maar ook meer denken vanuit de werkelijkheid van de eilanden zelf.
Ik noem ook nog de verbetering van de formeel-bestuurlijke positie van de Rijksvertegenwoordiger. Ook daarover ligt er een motie van deze Kamer. Ook de commissie van wijzen heeft gewezen op de positie van deze functionaris. Graag een korte reactie van de staatssecretaris op deze punten. Hoewel ik verwacht dat wij hier in een later stadium langer op terug zullen komen, zou ik toch even van de staatssecretaris willen horen hoe hij hiertegen aankijkt. Dit zijn natuurlijk ook zaken die voor Bonaire en Saba van belang zijn in hun relatie tot Nederland.
Voorzitter. Ik kom langzamerhand tot een afronding. Het is werkelijk te betreuren dat het zover is gekomen, maar gegeven de situatie zoals die is, is het goed en zelfs nodig dat er een wettelijke voorziening getroffen wordt. Wij waarderen de staatssecretaris voor de rol die hij hierin heeft genomen, vooral ten behoeve van de eilandbewoners en hun welzijn. Wij wensen ook graag de regeringscommissaris en de waarnemend regeringscommissaris alle succes toe. Wij hopen dat de regeringscommissaris samen met de maatschappelijke adviesraad het eiland naar een zekere bestuurlijke bloei kan leiden. Wij hopen ook op een zo spoedig mogelijk structureel, duurzaam herstel van de reguliere verhoudingen.
Tot slot. Ik heb in het algemeen gesproken over het functioneren van de verschillende bestuursorganen van Sint-Eustatius, maar daarmee wil ik niet alle personen die hierin een rol spelen, over één kam scheren. Wij hopen dat degenen op Sint-Eustatius met het bestuurlijke hart op de goede plaats, ook een vruchtbare rol kunnen spelen in de toekomstige verhoudingen.
Nu alvast kan ik toezeggen dat mijn fractie dit wetsontwerp van harte zal steunen. Dat neemt niet weg dat wij ook zeer uitzien naar de reactie van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld. Mevrouw Meijer, ik zie u naar het spreekgestoelte lopen, maar wij gaan nu schorsen voor de dinerpauze. Dat had ik gezegd. Na de dinerpauze mag u verder.
De vergadering wordt van 19.20 uur tot 20.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (34877), oftewel de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius. Ik geef het woord aan mevrouw Meijer.
Mevrouw Meijer (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik stond zonet al helemaal in de startblokken.
Dit is een zwarte dag, nu de regering ons, gekozen volksvertegenwoordigers, voorstelt ermee in te stemmen om andere gekozen volksvertegenwoordigers en bestuurders af te zetten op Sint-Eustatius en daar de macht over te dragen aan een door de regering benoemde commissaris. Sinds 1951 hebben we van dit paardenmiddel — afzetting vanwege grove verwaarlozing — geen gebruik gemaakt, ook al omdat de enkele daarmee opgedane ervaringen heel slecht waren. Dat het zover is gekomen, roept de vraag op waarom we dit niet hebben voorkomen. Wie het rapport van de commissie van wijzen leest, vraagt zich af hoe we zo dom hebben kunnen zijn om de situatie zo ernstig te laten escaleren. Wat er bijvoorbeeld is gebeurd, hoor ik vanaf Statia, is dat volksvertegenwoordigers die het beste met het eiland voor hadden, zijn vertrokken, vrijwillig of onder dwang. Ze zijn vervangen door vriendjes, recht onder onze ogen. Ik hoor graag van de regering hoe het nou kan dat zaken zo lang op hun beloop zijn gelaten.
Want hoewel veel van wat er mis is, op het conto geschreven moet worden van degenen die hun democratische uitverkiezing te schande hebben gemaakt, kunnen we niet voorbijgaan aan het feit dat onze regering het liet gebeuren. Ook in het rapport dat ons nu toegestuurd is, klinkt deze kritiek op de regering. Natuurlijk weet ik wel dat deze staatssecretaris daarvoor niet de blaam treft, maar zijn voorgangers wel degelijk.
De democratie werkt niet op Statia en onze reactie is om de democratie voorlopig buiten werking te stellen. Dat is een uiterst wrange ontwikkeling. We sturen het bestuur naar huis, dus de gedeputeerden en de gezaghebber en ook de democratisch gekozen eilandsraad, omdat het daar finaal foute boel is volgens onze regering. Volksvertegenwoordiging en bestuur van Statia worden beschuldigd van willekeur, selectief toezicht en handhaving, discriminatoire vergunningverlening, wetteloosheid, financieel wanbeheer, het negeren van wettelijk gezag, discriminatie en intimidatie en het nastreven van persoonlijke macht. Gisteren hoorde ik meneer Knops zeggen: als dit in Nederland was gebeurd, was er allang ingegrepen. Maar sinds 10 oktober 2010 ís Sint-Eustatius Nederland, voor honderd procent. Dus misschien kan hij daar enige woorden aan wijden. Want je zult er maar wonen. Ik ken enkele bewoners wat beter en ik heb met ze te doen. Zoals Koos Sneek van de Democratic Party, de tweekoppige oppositie op het eiland treffend zegt: "De manier waarop deze regering werkt, heeft negatieve effecten op de hele bevolking. Het remt de ontwikkeling van het eiland en staat het verbeteren van het welzijn van de inwoners in de weg." Dat kan en mag toch nooit de bedoeling of het effect van een bestuur zijn? De Statianen verdienen beter dan dit. Zij hebben net als wij recht op goed bestuur, waarbij het niet uitmaakt wiens vriendje je bent.
De oplossing die nu wordt voorgesteld, is een paardenmiddel. De democratie werkt niet naar behoren en de reactie is om de democratie voorlopig terzijde te schuiven. De bevolking lijdt en leed onder het bestuur; dat is waar. Maar het antwoord op een gebrekkig of niet functionerende democratie moet toch niet juist minder democratie zijn? Waarom is het dan blijkbaar de oplossing om de macht over te nemen en de verkiezingen die waren gepland voor volgend jaar, uit te stellen tot minstens 2021 of misschien wel later?
Voorzitter. Ik ben aanhanger van het tegenovergestelde. Om de democratie te herstellen, gaan we ervoor zorgen dat die zo snel mogelijk weer wél werkt, door met elkaar af te spreken dat er zo snel mogelijk verkiezingen worden gehouden. Die stembusgang moet niet worden georganiseerd door hen die nu zijn aangeklaagd, maar door deze staatssecretaris, met nationaal en zo nodig internationaal toezicht, zodat de mensen zich vrij kunnen uitspreken in eerlijke verkiezingen. Gelukkig heb ik gisteren deze staatssecretaris tegen mijn partijgenoot Van Raak horen zeggen dat hij het daarmee eens is en dat ook hij vindt dat er zo snel mogelijk verkiezingen moeten komen. Maar ik wil hierin nog een stapje verder gaan. De verkiezingen stonden gepland voor maart 2019, over ruim een jaar dus. Dat zou toch voldoende moeten zijn om in een dorp van 3.000 zielen goede vrije verkiezingen te organiseren? Dat zou zelfs eerder moeten kunnen lukken.
Laten we vertrouwen stellen in de bevolking en ze eerder naar de stembus laten gaan, in plaats van ze een motie van wantrouwen te geven: jullie kiezen de verkeerde mensen en het kan nog wel jaren duren voor jullie weer je eigen bestuur mogen kiezen. Graag wil ik van de staatssecretaris horen hoe hij hierover denkt. Mocht hij het niet met mij eens zijn om eerder of desnoods op de oorspronkelijk vastgestelde datum naar de stembus te gaan, dan zou ik graag van hem horen hoe hij de termijn die door de commissie van wijzen gesteld werd, namelijk minstens tot 2021, verkort.
Voorzitter. Ik heb contact gehad met een aantal mensen die ik op Sint-Eustatius en de overige eilanden ken. Van hen begrijp ik dat dit een diepe wens van ze is. Eilandsraadslid Koos Sneek van Sint-Eustatius — even voor de goede orde: uit onverdachte hoek — dringt daar bijvoorbeeld op aan.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb een korte vraag. Mevrouw Meijer geeft aan dat zij zou willen dat er misschien volgend jaar al verkiezingen zijn. Maar stel nou dat er geconstateerd wordt dat dit echt een onverstandige route is. Is zij het er dan mee eens dat het wellicht toch beter is om dat wat uit te stellen?
Mevrouw Meijer (SP):
Ik ben een fervent tegenstander van verkeerde keuzes, maar als je nog meer dan een jaar de tijd hebt in een gebied met 3.000 inwoners moet je een heel eind kunnen komen. Ik hoor van de mensen daar dat er voldoende capabele mensen wonen die het bestuur moeten kunnen vormen. Ik denk dat je in een jaar tijd een heel eind moet kunnen komen. Misschien kan men zelfs eerder naar de stembus, zodat het bestuur daar zich kan normaliseren. Dat is misschien beter dan het voor je uit schuiven en het twee jaar of misschien wel langer uitstellen. Dat is mijn bedoeling, maar natuurlijk ben ik erg voor verstandige besluiten.
Het is dus een diepe wens van veel mensen daar om eerder naar de stembus te gaan. Eilandsraadslid Koos Sneek van Sint-Eustatius — ik zei net al: iemand uit onverdachte hoek — dringt er bijvoorbeeld op aan. Ook politici van de andere eilanden spreken zich in die richting uit. Vanuit Aruba hoor ik de opvatting dat er ook op Sint-Eustatius voldoende capabele mensen moeten zijn, die kunnen zorgen voor behoorlijk zelfbestuur. Ik zei dat net ook al tegen de heer Schalk. Mensen willen zo snel mogelijk hun bestuur kiezen en de weg naar boven weer vinden. Ik vraag me dan ook af wanneer de staatssecretaris de taak die Nederland nu op zich neemt, weer overdraagt aan het lokale bestuur. Waaraan moeten ze voldoen en wanneer is het goed genoeg? Aangezien op bijvoorbeeld Bonaire ook niet alles loopt zoals het zou moeten, lijkt het me goed om duidelijkheid te geven. Welke eisen stelt u?
Voorzitter. Ook al is het overheersende gevoel enerzijds opluchting omdat er iets gebeurt, anderzijds heeft men ook het idee dat ze van Nederland niet veel te verwachten hebben, want Nederland heeft onvoldoende geleverd, vooral in vastberadenheid. Toen het eiland op 10 oktober 2010 een bijzonder openbaar lichaam werd, was de verwachting dat de mensen daar mochten rekenen op eenzelfde standaard van levensonderhoud als hun landgenoten in het Europese deel. Maar zij kwamen bedrogen uit. De armoede is er bijvoorbeeld schrijnend. Deze Kamer vroeg de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken om hiermee aan de slag te gaan.
De trieste constatering is dat we nog steeds niet weten wat een aanvaardbaar sociaal minimum volgens de regering is. Ook de voorzitter van de commissie van wijzen sprak zich hier vanmorgen over uit en noemde het een schande. Al jarenlang is bekend dat afgedragen pensioengelden van mensen die in overheidsdienst waren of nog zijn, niet in de pensioenpot terechtgekomen zijn. Die mensen zijn een deel van hun ingelegde geld kwijt en daarmee een deel van hun oudedagsvoorziening. Hoewel we dit al lange tijd weten, is er nog steeds geen zicht op een oplossing. Vind je het dan gek dat de teleurstelling groot is? Vind je het dan gek dat mensen zich afkeren van Nederland, zeker wanneer hun eigen bestuurders dat vuurtje ook nog aanwakkeren? Vind je het gek dat ze zich bedrogen en in de steek gelaten voelen door hun lokale bestuur en door het bestuur overzee? Niet voor niets bleek nog in 2015 dat minder dan een derde van de bevolking vond dat het Nederlands toezicht in orde was. In 1998 was dat nog ruim 75%. Laten we ook de hand in eigen boezem steken en constateren dat Nederland niet echt aanleiding heeft gegeven om mensen er een andere mening op na te laten houden.
Voorzitter. Statia is geen gewone Nederlandse gemeente. Het is een openbaar lichaam met een koloniale geschiedenis. De bevolking zal er moeten kiezen wat ze wil: zelfbeschikkingsrecht of niet. Hierin zie je bijvoorbeeld het verschil tussen Statia en Saba.
De voorzitter:
Mevrouw Oomen, kunt u iets stiller zijn, want we kunnen u hier horen. Mevrouw Oomen! Hello! We kunnen u hier horen.
Mevrouw Meijer (SP):
Men is met de bevolking in gesprek gegaan en op Saba heeft men voor banden met Nederland gekozen. Met dit eiland zijn de verhoudingen goed. Mensen voelen zich gehoord en hebben een democratische keuze kunnen maken. Dit moeten we de inwoners van Sint-Eustatius ook gunnen en hen zo snel mogelijk aan het woord laten, want er is meer dan alleen de mogelijkheid om een zelfstandig land te worden. Nederland valt te verwijten dat hier niet eerder oog voor is geweest en dat niet eerder met het eiland het gesprek is gevoerd. Daarvoor zijn meerdere momenten geweest. Vanmorgen hoorde ik tot mijn verrassing dat er contacten zijn tussen politici op Sint-Eustatius, Bonaire en ook Curaçao, waarin men met elkaar overlegt om het scenario-Sint-Eustatius op de andere eilanden uit te rollen. We weten al dat deze gevoelens op Bonaire diep zitten, maar het leeft dus breder. Ik wil graag dat de staatssecretaris ons laat weten of hij nu snel met de hele regio in gesprek gaat om te voorkomen dat eenzelfde situatie ontstaat.
Voorzitter. Ik wil nog even ingaan op het rapport van de commissie van wijzen. Zij hebben een heel aantal zaken geconstateerd, zoals willekeur, wetteloosheid, financieel wanbeheer, discriminatie en intimidatie. Me dunkt dat de strafrechter hier een uitspraak over kan doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: worden de lieden die zich hieraan schuldig hebben gemaakt, ook vervolgd door het Openbaar Ministerie?
Daarnaast heeft de commissie een aantal aanbevelingen gedaan, zoals het oppakken van de coördinatie en het aanpakken van achterstanden in de infrastructuur. De staatssecretaris neemt de aanbevelingen van de commissie over en dat is te prijzen, maar het zijn aanbevelingen die we al lange tijd kennen. De enige vraag die dan rest, is: waarom nu pas? Waarom heeft de bevolking al jarenlang het gelag moeten betalen? Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij het vertrouwen van de bevolking denkt terug te winnen, wat hij de komende tijd gaat aanpakken en hoe hij ons op de hoogte houdt van de voortgang.
De commissie noemt ook nog nadrukkelijk de armoedebestrijding. Ik refereerde net al aan het debat dat wij bijna twee jaar geleden hierover hadden. Ik hoorde gisteren de staatssecretaris aan de Tweede Kamer beloven dat hij het rapport van Sociale Zaken, waarin dus staat wat een aanvaardbaar sociaal minimum is, mee zal nemen in zijn eigen rapportage die voor 1 juni voorzien is. Ondanks dat het treurig is dat dit twee jaar op zich heeft laten wachten, hoop ik dat de staatssecretaris nu ook wil toezeggen dat hij op de kortst mogelijke termijn met de uitkomsten aan de slag gaat en ons van zijn vorderingen op de hoogte houdt. Ik mag toch aannemen dat hij het met mij eens is dat inwoners van Nederland recht hebben op een aanvaardbaar sociaal minimum, of ze nu in Europees Nederland of in Caraïbisch Nederland leven?
Voorzitter, ik ga afronden. We zijn met de staatssecretaris van mening dat er nu iets moet gebeuren en we betreuren het buitengewoon dat dit paardenmiddel nodig is. We spreken de wens uit dat deze situatie zo kort mogelijk duurt en dat het gesprek over een eventuele wens tot autonomie in de hele regio nu snel op gang komt. We spreken vooral de wens uit dat de mensen van Sint-Eustatius zo snel mogelijk een goed, betrouwbaar en goed functionerend bestuur kunnen kiezen. Ik wens de staatssecretaris daar alle succes mee.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Meijer. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Mijn collega Teunissen laat zich verontschuldigen wegens ziekte. Ik zal proberen zo goed mogelijk voor haar in te vallen.
Voorzitter. Een openbaar lichaam in staat van ontbinding. Uit het rapport van de commissie van wijzen blijkt dat er sprake is van grove taakverwaarlozing. De inzet van curatele is een ultieme remedie en het besluit daartoe kan allerminst lichtzinnig worden genomen. Met het oog op de beëindiging van het bestuurlijke falen zal een regeringscommissaris in de plaats treden van het bevoegd gezag op Sint-Eustatius tot er weer zicht is op een deugdelijk functionerend bestuur op democratische basis.
De bestuurlijke ingreep is een zware maar noodzakelijke maatregel, vindt ook mijn fractie. Mijn fractie spreekt haar waardering uit voor het vooropstellen van de belangen van de inwoners en de verdere ontwikkeling van Sint-Eustatius bij deze afweging. De inwoners van Sint-Eustatius willen en verdienen betere bestuurders en hebben in een referendum ook om andere staatkundige verhoudingen gevraagd, maar de relatie met Nederland draagt daar tot nu toe niet aan bij.
In oktober vorig jaar, kort nadat de orkaan Irma ook op Statia had gezorgd voor grote schade en voor snelle Nederlandse hulp, bereikte de verhouding een dieptepunt. Wouter Weenendaal, universitair docent politicologie in Leiden, deed in 2015 uitgebreid bevolkingsonderzoek op het eiland. Daaruit bleek dat slechts 20% tevreden was met de status van bijzondere Nederlandse gemeente. Zo'n twee derde van de bevolking vond dat Nederland het Caribische eiland met weinig tot zeer weinig respect behandelt. Een oud wingewest dat lijdt onder de afstand tot het Nederlandse vasteland, een van de grootste natuurgebieden van ons land en tevens een van de meest onbekende en bedreigde.
De commissie denkt dat er twee jaar nodig is voor herstel tot er nieuwe verkiezingen kunnen worden uitgeschreven. Tot die tijd zal de regeringscommissaris de scepter zwaaien. Nu is het nog onhelder wat de precieze taken en verantwoordelijkheden zullen zijn en hoe die op democratische wijze getoetst zullen worden. Ik wil de staatssecretaris vragen om daar wat meer inzicht in te geven. Aan wie legt de regeringscommissaris verantwoording af? Hoe gaat de regeringscommissaris straks ondersteund worden?
De kritiek op Nederland zelf is een belangrijk element in het rapport. De commissie uit forse kritiek op ons land. Ze signaleert een situatie waarin Nederland te lang aan de kant heeft gestaan op twee punten, namelijk waar het de helpende hand betreft en waar het het debat over meer autonomie betreft. De commissie signaleert bij Nederland een houding die wordt gekenmerkt door desinteresse en het ontbreken van een gezamenlijke visie. De vele nieuwe regels na 10-10-10 hebben de verhoudingen niet verbeterd. De grootste opdracht is nu om tot nieuwe, betere verhoudingen en een betere verstandhouding te komen. Zonder dat zijn de kansen op herstel minimaal. Nederland heeft verzaakt een sociaal minimum vast te stellen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of er plannen zijn om dat vanaf nu meer voortvarend ter hand te nemen.
Nederland heeft ook verzaakt om regels vast te stellen om dieren, natuur en milieu te beschermen, het belangrijkste natuurlijke kapitaal van het eiland en de grootste kans op welvaart en welzijn voor de toekomst, ook voor de menselijke inwoners van het eiland. De coördinatie vanuit Den Haag kan en moet beter. We zullen moeten formuleren aan welke minimale voorwaarden moet worden voldaan om het leven op Sint-Eustatius aangenaam en ten minste dragelijk te maken. Mensen hebben het gevoel dat ze aan hun lot worden overgelaten. De staatssecretaris vraagt aan dit huis feitelijk een carte blanche, maar geeft de Kamer vooralsnog geen zicht op verantwoording daarover. Dat maakt de situatie en het gevraagde mandaat nogal onoverzichtelijk. Kan de staatssecretaris concreter worden over het mandaat dat hij vraagt, de verantwoording die hij daarover gaat afleggen en de termijn waarop dat zal gebeuren?
De Raad van State geeft aan dat er geen strijdigheid is met internationaal recht. Maar hoe bouwen we vertrouwen op samen met de mensen daar? Wat moet je tussentijds doen met strafbare feiten die gepleegd zijn? Hoe gaan de bestuurders die nu aan de kant geschoven zijn, aangepakt worden? Hoe kan het dat Nederland elk jaar €18.750 per persoon doneert aan de 3.200 inwoners op Sint-Eustatius en dat de bewoners in armoede leven? De bewoners merken daar nauwelijks iets van in hun dagelijkse leven. Is er sprake van een zodanige corruptie dat eigenlijk maar heel weinig van dat bedrag bij de armste inwoners van het eiland terechtkomt? Misschien kan de staatssecretaris hierop een toelichting geven.
De mariene ecosystemen bij Sint-Eustatius zijn kwetsbaar. Helaas, zo blijkt uit het rapport van de commissie van wijzen, is er ook daar sprake van verwaarlozing van het fysieke milieu. Het ontslagen bestuur stelde economische ontwikkeling boven het belang van de natuur. Door het lokale bestuur, zo blijkt uit onderzoek, wordt vooral ingezet op economische ontwikkeling. Andere aspecten, zoals het mariene milieu, zijn ondergeschikt. Een van de bestuurders zei: wij doen alles voor de economie, waarom moeten we rekening houden met de natuur in onze haven? Dit zou ook voor ons een tegeltje aan de muur kunnen zijn, ook voor ons eigen beleid. We zien wat ervan komt als je dat doet. Dus ook in Nederland zouden we daar lering uit moeten kunnen trekken.
Wat ons zorgen baart, is de opvatting van het afgezette bestuur dat milieu, met name het mariene milieu, ondergeschikt is aan de economische ontwikkeling. Daarmee zou een uniek natuurgebied worden opgeofferd, met alle gevolgen van dien. Ik wil de staatssecretaris vragen om naast aandacht voor de noden van de mensen die op het eiland wonen, ook aandacht te schenken aan de verwaarlozing van dieren, natuur en milieu. We zijn heel blij dat de staatssecretaris gisteren in de Tweede Kamer aan mijn partijgenoot Frank Wassenberg heeft toegezegd dat de regeringscommissaris ook de bedreigingen van natuur en milieu in kaart zal brengen om de natuur de bescherming te bieden die nodig is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe die inspanning concreet vorm zal krijgen en op welk moment die met de Kamer zal worden geëvalueerd?
Dank u wel. Heel veel sterkte en succes met de oplossing van de gesignaleerde problemen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer De Graaf.
De heer De Graaf (D66):
Dank, voorzitter. Het is op zichzelf plezierig om de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, zoals ik hem toch maar even heel specifiek hier aanduid, bij zijn eerste plenaire debat in deze Kamer te begroeten. Ik kijk uit naar vele andere ontmoetingen. De aanleiding voor dit debat, het voorliggende spoedwetsvoorstel om tegen de bestuurlijke taakverwaarlozing op Sint-Eustatius op te treden, is echter weinig vreugdevol.
De spoedprocedure die thans wordt gevolgd is hinderlijk en beperkend voor een goede en zorgvuldige parlementaire inbreng in het wetsvoorstel en moet in het algemeen met kracht worden ontraden. Maar in dit geval zijn er overtuigende redenen te vinden om die spoed wel te betrachten. Uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen uitzonderlijke stappen die geen uitstel of schemerzones kunnen dulden.
Inmiddels is het debat ook in de Tweede Kamer gevoerd en ben ik de achtste spreker op de lijst in deze Kamer. Het heeft dus weinig zin om het bestuurlijke failliet van Sint-Eustatius nogmaals uitvoerig uit de doeken te doen. Dat is niet alleen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel adequaat gedaan, maar vooral in het rapport van de heren Refunjol en Franssen. Ik spreek mijn grote waardering voor dit rapport uit, omdat het bestuurlijke falen op Sint-Eustatius niet alleen op een buitengewoon objectieve, verstandige en genuanceerde wijze en zonder polariserende toon wordt beschreven, maar ook van context wordt voorzien. Dat is een context die deels historisch van aard is, deels gerelateerd aan schaal en inwonertal van het eiland en deels verbonden aan een moeizame verstandhouding met Nederland, met Europees Nederland.
Die moeizame verstandhouding valt weliswaar grotendeels, maar niet alleen aan de eilandbestuurders toe te rekenen. Zo geeft het rapport van Refunjol en Franssen — met recht zijn zij getooid met de titel "commissie van wijzen" — ook een pijnlijk inkijkje in de wijze waarop afzonderlijke departementen hier in Den Haag ten opzichte van de BES-eilanden opereren en hoe ambtelijk wordt aangekeken tegen de rol, de verantwoordelijkheid en de visie of het gebrek aan visie van het coördinerende ministerie van BZK.
Voorzitter. Dat laat echter onverlet dat het rapport glashelder maakt dat het bestuur op Sint-Eustatius niet alleen schromelijk tekortschiet in zijn verantwoordelijkheden jegens de eigen inwoners, maar ook jegens het nationale gezag, de rijksoverheid, en zich ook schuldig maakt aan volstrekt ondemocratisch en — ik kan het niet anders zien — bij tijd en wijle aan crimineel gedrag onder meer door — en ik citeer nu het rapport van de commissie van wijzen — intimidatie, pressie, dreiging en het zwartmaken, beledigen en beschimpen van andersdenkenden. Bovendien — ik citeer weer de commissie van wijzen — heeft de situatie bijna trekken van een staatsgreep. Ik vraag dit de staatssecretaris voor alle zekerheid, maar ik neem aan dat het Openbaar Ministerie inmiddels stappen heeft gezet om te onderzoeken of een strafvervolging van betrokken bestuurders en wellicht eilandsraadsleden op basis van deze constateringen uit het rapport in de rede ligt.
De essentie van het rapport is echter de onderbouwde constatering dat het Statiaanse bestuur zich heeft afgewend van de bestaande rechts- en staatsorde en dat er geen andere mogelijkheid meer voorhanden is om de bestuurlijke en juridische verhoudingen te herstellen dan met een beroep op de in de artikelen 132, vijfde lid en 132a, tweede lid van de Grondwet voorziene mogelijkheid om in te grijpen en bij wet te voorzien in de behartiging van de taken die nu schromelijk worden verwaarloosd.
Mijn fractie heeft geen enkele twijfel over de juistheid van deze conclusie en steunt de staatssecretaris in zijn terechte en voortvarende aanpak. Hij toont daarbij aan dat hij zich het lot van de inwoners van Sint-Eustatius, die recht hebben op goed en zorgvuldig bestuur, aantrekt en dat hij niet schroomt of treuzelt om vergaande maatregelen te nemen als die noodzakelijk zijn; een krachtig, zij het niet bepaald makkelijk, begin van zijn ambtsperiode. Mijn fractie onderkent de noodzaak en de proportionaliteit van de taakverwaarlozingsmaatregel in het wetsvoorstel en kan daar ook mee instemmen.
Dat wil niet zeggen dat wij over onderdelen niet nog een paar vragen hebben. De belangrijkste vraag voor mij is die naar de continuïteit van een stabiel bestuur op het eiland. Dat er moet worden ingegrepen is één, maar wanneer en onder welke omstandigheden vervalt de noodzaak daartoe en kan worden teruggekeerd naar een normalisering van de verhoudingen?
Het wetsvoorstel gaat uit van een terugkeer naar die normale bestuurlijke structuur op het moment dat een nieuw gekozen eilandsraad aantreedt. Dat moment kan bij koninklijk besluit worden bepaald en ligt - als ik het goed begrijp - tussen de twee en zes jaar vanaf nu. Tot dat moment geldt de bevoegdheidstoedeling op grond van het wetsvoorstel: in wezen eenhoofdig bestuur namens de regering. Het wetsvoorstel en de toelichting zijn nog niet erg helder over de criteria op grond waarvan tot het besluit kan worden gekomen dat de uitzonderingssituatie wordt beëindigd: als er bestuurlijke en ambtelijke stabiliteit bestaat, de procedures op orde zijn en voorzien is in rechtmatig en doelmatig bestuur en financieel beheer, ik vat de toelichting van de regering maar even kort samen.
Met een gezaghebbende en ervaren regeringscommissaris die van buiten komt en ondersteund wordt door ambtenaren van BZK en andere departementen zal dat moment ongetwijfeld een keer aanbreken, misschien zelfs al eerder dan nu wordt verwacht. Maar is dat dan ook het moment om het bestuur weer over te laten aan de politieke cultuur op Sint-Eustatius, waarvan is komen vast te staan dat die heeft geleid tot wanorde en onvermogen? Is niet een cruciale voorwaarde dat er vertrouwen moet bestaan in de aanwezigheid van een democratische en rechtsstatelijke cultuur die een regulier bestuur kan schragen? Ik lees daarover niets in de stukken, behalve dan dat er zal worden geïnvesteerd in de opleiding van ambtenaren en potentiële bestuurders en in de communicatie met de bevolking.
Ik vraag de staatssecretaris nadrukkelijk hoe hij en de regering met dit ongenoemde criterium van een veranderende politieke cultuur zullen omgaan. Het laatste dat wij ons immers kunnen veroorloven, is om ongemeen hard in te grijpen en vervolgens over een aantal jaren weer in precies hetzelfde ongemak terecht te komen.
In de toelichting wordt aangekondigd dat er een heus BPO Caribisch Gebied wordt ingericht (niet op donderdagavond, naar ik aanneem). Dat is mooi, maar dat vormt natuurlijk nog geen antwoord op de vraag hoe de criteria waarover ik sprak, worden ontwikkeld en getoetst. Het is, denk ik, ook geen bevredigend antwoord op de constatering dat het in Den Haag ontbreekt aan een sterke en gezaghebbende coördinatie van het beleid ter zake van Sint-Eustatius en de twee andere BES-eilanden. De commissie van wijzen maakt daar opmerkingen over en de Afdeling advisering van de Raad van State eveneens. De regering houdt een versterking nu nog even af. En toch zou ik de staatssecretaris willen oproepen om die coördinatie krachtig ter hand te nemen en de wetgeving te bevorderen die hem en zijn ministerie een doorslaggevende bevoegdheid geven in de sturing van het rijksbeleid voor de BES-eilanden, zoals de Afdeling advisering overigens ook heeft voorgesteld. Dat had bij dit wetsvoorstel al kunnen worden geregeld wat mij betreft, maar anders zo snel mogelijk op een andere wijze. Mij dunkt dat dit ook moet worden betrokken bij de verdere positionering en aanstelling van de volgende Rijksvertegenwoordiger.
In de toelichting heeft de staatssecretaris op instigatie van de Afdeling advisering van de Raad van State opgenomen dat het denkbaar is dat er een overgangsregime komt, een soort transitieperiode tussen het eenhoofdig bestuur van de regeringscommissaris en het regulier bestuur van eilandsraad, bestuurscollege en gezaghebber. Mevrouw Van Bijsterveld heeft daarover ook een vraag gesteld, meen ik. Het voorliggende wetsvoorstel lijkt daar qua tekst evenwel niet in te voorzien. Bovendien zijn de reguliere bestuursorganen op grond van dit wetsvoorstel juist van hun taken ontheven en naar huis gestuurd. Hoe stelt de staatssecretaris zich zo'n eventueel overgangsregime voor, niet alleen feitelijk maar ook juridisch? Kan dat per separaat koninklijk besluit worden geregeld, zoals de regering ook meent dat in het algemeen aan de uitzonderingssituatie bij KB een einde kan worden gemaakt?
De staatssecretaris verwijst voor dat laatste — de opheffing van de uitzonderingssituatie die door dit wetsvoorstel ontstaat bij koninklijk besluit — in navolging van de Afdeling advisering naar artikel 129, vierde lid, Grondwet, maar ik zou daar toch graag een nadere onderbouwing voor willen zien. Dient de wetgever die met een zwaar middel ingrijpt in de constitutionele verhoudingen, niet ook betrokken te worden bij de beslissing om aan dat uitzonderlijk wettelijk regime weer een einde te maken? Ik hoor graag het antwoord van de staatssecretaris.
Tot slot nog een enkele vraag en een laatste conditio sine qua non. De vraag heeft betrekking op de positie van de plaatsvervangend regeringscommissaris. Kan de staatssecretaris toelichten waarom voor deze figuur is gekozen en welke rol hij of zij zal hebben? Ik vond daarover buitengewoon weinig in de stukken terug. Is het ondenkbaar dat de Rijksvertegenwoordiger op enig moment in die functie zou kunnen stappen, zodat de coördinatie en de overgang naar een regulier bestuur wordt gefaciliteerd, of zou die rol juist kunnen worden weggelegd voor een toekomstige gezaghebber?
En dan de conditio sine qua non; de voorwaarde zonder welke dit allemaal niet goed kan lukken. Dat is natuurlijk een daadwerkelijk faciliterend beleid van Nederland: ruimhartigheid in de voorzieningen, een forse investering in de fysieke staat van het eiland en een aanmerkelijk beter armoedebeleid, dat eindelijk een keer recht doet aan de omstandigheden op Statia, Bonaire en Saba. Daar wachten we al te lang op.
Voorzitter. Ik wacht met veel belangstelling de antwoorden van de staatssecretaris af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Graaf. Ik geef het woord aan mevrouw Vlietstra.
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Voorzitter. Hoewel de heer Knops al een aantal maanden aan de slag is, wil ik hem toch vanaf deze plek gelukwensen met zijn functie. Ik wil hem veel succes wensen en bovenal veel succes in dit dossier.
Voorzitter. De situatie op Sint-Eustatius is buitengewoon ernstig. Er is sprake van een sterk verwaarloosde staat, zowel sociaaleconomisch als fysiek, en veel Statianen maken zich daar zorgen over. De bestuurlijke situatie wordt gekenmerkt door wetteloosheid, financieel wanbeheer, het negeren van ander wettelijk gezag, intimidatie en het nastreven van persoonlijke macht. Voorgeschreven besluitvormingsprocedures worden niet gevolgd. De eilandsraad controleert niet. Het bestuurscollege functioneert niet als college. Ter legitimatie van dit gedrag beroept het bestuur zich op het recht op zelfbeschikking en het daaruit voortvloeiende recht op autonomie.
De commissie van wijzen geeft aan dat mogelijkheden om de situatie te verbeteren door het benutten van reguliere instrumenten zijn uitgeput en dat het laten voortbestaan van de huidige situatie funest zou zijn voor de bevolking en het eiland. Het enige antwoord daarop is in de ogen van de commissie: bestuurlijk ingrijpen door Nederland, door de aanstelling van een regeringscommissaris voor ten minste twee jaar, om zichtbare en duurzame veranderingen tot stand te brengen en tegelijkertijd de fysieke en sociaaleconomische infrastructuur aan te pakken.
Een belangrijk kritiekpunt van de commissie, waarover alle anderen ook hebben gesproken, betreft de houding van Nederland. De commissie signaleert een houding van desinteresse en het ontbreken van een gezamenlijke visie op de toekomst van het openbaar lichaam. Niet toevallig draagt het rapport de titel "Nabijheid of distantie, een wereld van verschil".
Voorzitter. Het kabinet heeft ons laten weten de bevindingen van de commissie te onderschrijven en stelt terecht dat het onbestaanbaar is dat een bestuurlijk orgaan in Nederland zich afkeert van de bestaande rechts- en staatsorde. Het kabinet concludeert met de commissie dat de situatie van wanorde niet kan blijven voortbestaan, in het belang van de bevolking, en komt met een wetsvoorstel tot ingrijpen wegens grote taakverwaarlozing als ultimum remedium. Dat is een maatregel die sinds 1951 niet is vertoond. Ik heb lang gewoond en gewerkt in het gebied waar Finsterwolde ligt. Ik kan u verzekeren, voorzitter, dat die ingreep daar, na bijna 70 jaar, niet is vergeten en nog steeds emoties oproept. Ongetwijfeld gaat deze wet ook op Sint-Eustatius leiden tot emotionele reacties. Dat maakt een goede communicatie buitengewoon belangrijk. Ik kom daar nog op terug.
De leden van de PvdA-fractie steunen het wetsvoorstel. Daar kan ik op voorhand al helder over zijn. De situatie is dermate ernstig dat wij ervan overtuigd zijn dat ingrijpen op basis van deze tijdelijke wet noodzakelijk is. De commissie heeft wat ons betreft klip-en-klaar duidelijk gemaakt dat sprake is van grove taakverwaarlozing en dat ingrijpen gerechtvaardigd is. Van belang daarbij is, om in de termen van de commissie te blijven, te werken op basis van nabijheid, naast de bevolking van Sint-Eustatius gaan staan. Graag een reactie van de staatssecretaris hierop.
Wij hebben wel een aantal vragen aan de staatssecretaris. In de eerste plaats over het wetsvoorstel zelf. In de ogen van mijn fractie moet het tijdelijke wetsvoorstel ook daadwerkelijk tijdelijk zijn. De commissie gaat uit van een periode van minimaal twee jaar. In de pers zei de staatssecretaris daarover: zo kort als mogelijk, zo lang als nodig. Wij kunnen ons voorstellen dat het voor de staatssecretaris lastig is om een termijn aan te geven zolang er nog geen plan van aanpak ligt van de regeringscommissaris, maar kan de staatssecretaris aangeven aan welke criteria ten minste moet zijn voldaan om terug te kunnen keren naar de normale situatie? Is het zijn verwachting dat uiterlijk in 2021 op het eiland verkiezingen kunnen worden gehouden?
Ons tweede punt betreft de ondersteunende maatregelen. Het kabinet is terecht zeer voortvarend waar het gaat om het ontbinden van de eilandsraad, het uit hun functie ontheffen van de eilandgedeputeerde en de waarnemend gezaghebber en het aanstellen van een regeringscommissaris en een waarnemend regeringscommissaris. Minder voortvarend lijkt het kabinet te zijn waar het gaat om het verbeteren van het welzijn van de eilandbewoners. Ik citeer uit de brief van het kabinet: "De aanbeveling van de commissie om de "fysieke achterstanden" aan te pakken, trekt het kabinet zich aan. De bereidheid bestaat om de al voorgenomen maatregelen, plannen en investeringen versneld uit te voeren." Mijn fractie ziet graag krachtiger formuleringen. In onze ogen dienen het aanstellen van de regeringscommissaris en het verbeteren van de fysieke en sociale positie van het eiland en zijn bewoners parallel te lopen. De inwoners moeten kunnen zien en ervaren dat er als gevolg van de vergaande maatregelen die worden genomen ook daadwerkelijk verbetering optreedt, niet alleen in bestuurlijk opzicht, maar ook waar het gaat om het verbeteren van de fysieke infrastructuur en het verminderen van armoede, werkloosheid, jeugdproblemen en andere problemen waar inwoners dagelijks mee te maken hebben. Ook voor de regeringscommissaris is dat van groot belang om zijn aanwezigheid op het eiland in de ogen van de bevolking te legitimeren.
Waar het gaat om een bredere sociaaleconomische en fysieke infrastructuur wordt een interdepartementale stuurgroep Caribisch Nederland ingesteld, die tot taak heeft "integrale besluitvorming te bevorderen, waarbij het bewerkstelligen van zichtbare effecten op het eiland voor de bevolking en in het dagelijks leven het primaire doel is." Mijn fractie verwacht op dit punt urgentie bij het kabinet en hoort graag van de staatssecretaris wat hij gaat doen om snel tot zichtbare resultaten te komen, welk tijdpad daarbij hoort en hoe hij de bevolking van Sint-Eustatius daarbij gaat betrekken. Die interdepartementale stuurgroep vinden wij een goede stap vooruit. Het kabinet kiest echter niet voor een verdergaande, stevige bestuurlijke coördinatie, zoals door de Raad van State geadviseerd. Kan de staatssecretaris toelichten waarom hier niet of nog niet voor wordt gekozen en wanneer dat wel het geval zal zijn? Gezien de ervaringen in het verleden is dat een belangrijk en in onze ogen noodzakelijk punt.
Ons derde punt betreft de aanbeveling van de commissie om de bestaande vormgeving van de verhouding tussen Europees en Caribisch Nederland op een aantal punten te heroverwegen. Het kabinet geeft aan daar in een later stadium op terug te komen. Kan de staatssecretaris, gezien het grote belang van deze aanbeveling, aangeven wanneer dat zal zijn? Naar de mening van mijn fractie moet dit debat snel worden gevoerd en moet worden voorkomen dat wij aan deze kant van de oceaan over lijken te gaan tot de orde van de dag.
We hebben ook een vraag over de communicatie. Mijn fractie kan zich goed voorstellen dat het nieuws over deze tijdelijke wet op Sint-Eustatius toch wel wat reacties teweegbrengt. Wij hebben begrepen dat de staatssecretaris op heel korte termijn afreist naar het eiland om dit besluit te communiceren. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze hij dat gaat doen? Kan hij ook aangeven op welke wijze in de komende jaren de communicatie wordt vormgegeven?
Mijn fractie acht het van belang dat inwoners betrokken worden bij en geïnformeerd worden over de resultaten van zowel de bestuurlijke als de fysieke en sociaaleconomische maatregelen en ook in de gelegenheid worden gesteld mee te denken over de toekomst van het eiland. Als fractie willen wij uiteraard ook zelf graag op de hoogte blijven van de verdere ontwikkeling. De staatssecretaris heeft in de Tweede Kamer toegezegd op 1 juni met een eerste rapportage te komen en daarbij ook mee te nemen het rapport van zijn collega, Van Ark, over armoede. Graag horen wij van de staatssecretaris of hij bereid is die rapportages ook voor te leggen aan deze Kamer.
Wij spreken vandaag over een buitengewoon zware ingreep op Sint-Eustatius, een ingreep die je eigenlijk niet wilt. Mijn vraag is of de staatssecretaris in dit verband kan aangeven hoe hij gaat voorkomen dat een vergelijkbare situatie zich voor zou kunnen gaan doen op Bonaire of Saba.
Wij wachten de antwoorden van de staatssecretaris met veel belangstelling af en wensen hem alle succes in de komende periode, zeker in de komende dagen.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Vlietstra.
Het woord is aan de heer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Voorzitter. Ik beperk mij tot wat constateringen. Allereerst: een zo ingrijpende maatregel als hier voorligt, moet in het parlement op brede steun kunnen rekenen. Anders is er wat mis. Wat mij betreft is die steun er volmondig, maar toch in feite met grote tegenzin, want het overnemen van het volledige democratische proces op Sint-Eustatius is natuurlijk ongehoord en een ultimum remedium. Een dergelijk paardenmiddel, men ziet er vaak heel lang tegenop om dat in te zetten en dan ben je vaak te laat. Inderdaad, we zijn hier ook eigenlijk te laat.
Brede steun in het parlement lijkt mij dus noodzakelijk. Brede steun op het eiland zelf is, denk ik, minder gegarandeerd, maar ook niet volstrekt noodzakelijk. De belangen die gediend worden, zijn niet uitsluitend die van de bevolking daar, maar ook het belang van de rechtsorde en zelfs het veel grotere belang van een stabiele ontwikkeling in het totale Caribische gebied zou een rol mogen spelen. Dat neemt niet weg dat het belang van de bevolking van Sint-Eustatius verreweg het meest concrete en menselijk gezien ook het meest verdedigbare argument vormt voor een ingrijpen, zodat het toch ook te hopen is dat er steun voor op het eiland is, naast waarschijnlijk toch ook verzet.
Of die noodzaak nu onmiddellijk wel of niet gevoeld wordt door de bevolking, het is in ieder geval van heel groot belang dat het ingrijpen zich naar de bevolking toe zal bewijzen door zijn manier van optreden en zijn resultaten. Er mag rekening mee gehouden worden dat op alle drie de Nederlandse eilanden de roep om meer autonomie bestaat. Op Saba nog het minst in staatkundige zin, maar zelfs daar is er behoefte aan meer concrete zeggenschap. De ingreep is dus uitdrukkelijk tegengesteld aan wat — niet door iedereen maar wel door hele groepen in de diverse samenlevingen — gevraagd wordt. Het is waarschijnlijk dat een groot deel van deze ontevredenheid met de bestaande situatie gevoed is door onze manier van omgaan met de eilanden, door de veelheid van departementen, die allemaal wat te zeggen wilden hebben, wat ook nog een hoop geld kostte, en wel zeker nog het meest door het chronische en sinds 10-10-10 beslist niet kleiner geworden armoedeprobleem.
Het is aannemelijk dat dit ook de politieke mogelijkheden vergroot heeft of misschien wel geschapen heeft van degenen die op Sint-Eustatius op een echt onverantwoordelijke manier het bestuur hebben laten ontsporen. Maar dat probleem is dus breder dan alleen Sint-Eustatius. Die problemen moeten voor alle drie de eilanden tegelijk worden opgelost. We kunnen niet volstaan met alleen naar Sint-Eustatius te kijken.
Intussen moet de regeringscommissaris het bestuur en al zijn uitvoerende diensten weer op poten helpen, zodat ook zichtbaar wordt dat de dingen beter en het bestuur betrouwbaarder wordt. En dus zo dat de samenleving zelf weer tot rust kan komen. Het inplanten van een democratische cultuur hoort daarbij, zonder daarbij de eigen cultuur geweld aan te doen. Ondanks alles is veel respect vereist.
Ik hoop dat dit allemaal lukt. inderdaad moet er later met een verantwoordelijk eigen Statiaans bestuur en met de andere eilanden verder gepraat kunnen worden over de mate van autonomie die wenselijk is. De staatkundige verhoudingen voor Caribisch Nederland en zelfs ook voor de vier landen liggen niet voor altijd vast. Voor Sint-Eustatius zeker niet; dat heeft nooit voor deze constellatie gekozen. We hebben nu wat we hebben en we moeten ons er eerst met elkaar voor inspannen om dat voor iedereen zo veel mogelijk te laten opleveren. Ik wens de regering, de staatssecretaris, graag alle succes toe met dat proberen om het goede, het onder deze omstandigheden meest zinvolle, te doen. Daar ligt een grote verantwoordelijkheid voor de Nederlandse regering, voor de staatssecretaris en eigenlijk voor heel Nederland.
De voorzitter:
Dank u wel mijnheer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We kunnen constateren dat de staatssecretaris vandaag zijn visitekaartje afgeeft in woord en in daad. In woord, want als ik hem citeer dan zegt hij: op Sint-Eustatius is sprake van wetteloosheid, financieel wanbeheer, discriminatie, intimidatie, bedreigingen en beledigingen, willekeur en het nastreven van persoonlijke macht. Hij zegt dat in navolging van de commissie van wijzen.
Dat zijn de woorden, maar dat vraagt om een reactie van de regering, meer nog, om actie van de verantwoordelijke bewindspersoon, dus van deze staatssecretaris. Mijn fractie zou daar een drieslag in willen aanbrengen, namelijk stabiliseren, normaliseren en democratiseren.
Stabiliseren: de eilandsraad, de waarnemend gezaghebber en de gedeputeerden worden aan de kant gezet. Een regeringscommissaris neemt het bestuur over. Dat is zeer ingrijpend voor betrokkenen, maar noodzakelijk voor de ingezetenen.
Normaliseren: de regeringscommissaris neemt het bestuur over en zal snel en adequaat moeten handelen, resultaten boeken, en zorgen dat een normale rechtsorde ontstaat.
Democratiseren: alle maatregelen moeten uitlopen op het weer normaal kunnen functioneren van de democratie en het houden van verkiezingen. Daarvoor zal men worden opgeleid en toegerust, en daarbij zijn een paar kernwoorden van belang: rechtvaardig, integer en transparant.
Mijn fractie heeft een paar korte vragen. Dit ingrijpen is een stevig signaal, ook naar andere gebiedsdelen. Gaat de staatssecretaris op bezoek bij de andere eilanden om toelichting te geven en hen te verzekeren van het feit dat dergelijk ingrijpen niet aan de orde is als gewerkt wordt binnen de normale rechtsorde? Heeft de staatssecretaris aanwijzingen dat de huidige maatregelen ook op een van de andere eilanden aan de orde zouden kunnen zijn? Wat kan hij doen om dat te voorkomen?
Volgens de voorzitter van de commissie van wijzen, de heer Franssen, heeft Nederland zelf veel schuld aan de chaos op Sint-Eustatius. Een van de kritiekpunten is dat Binnenlandse Zaken te weinig regie voert. Is die conclusie juist? De staatssecretaris heeft in ieder geval een interdepartementale stuurgroep Caribisch Nederland in het leven geroepen. Deze stuurgroep komt in de plaats van de huidige CN-tafel. Welke waarborgen kan de staatssecretaris geven dat de nieuwe stuurgroep meer doorzettingsmacht heeft dan de CN-tafel? Hoe is de verbinding van die stuurgroep met de regeringscommissaris geregeld?
Er is echter meer nodig. Immers, iedereen in ons Koninkrijk heeft er recht op dat er een eenduidige visie komt op het Koninkrijk in al zijn delen. Wat gaat de staatssecretaris en wat gaat de regering doen om die regie te pakken? Of kan de staatssecretaris toezeggen op welke termijn hiervoor in ieder geval een plan van aanpak ligt? Wat is de rol van het bewindsliedenoverleg hierin?
Uit de stukken blijkt dat de regering meent dat een periode van minimaal twee jaar nodig is om de rechtsorde te herstellen. Mijn fractie wil graag uitgaan van het motto: wel spoed, maar geen haast. Zojuist werd er even gesproken alsof er volgend jaar bij wijze van spreken al verkiezingen zouden kunnen worden gehouden. Ik ga ervan uit dat dit alleen zal gebeuren als er inderdaad verstandige besluiten aan ten grondslag liggen. Mijn boodschap zou zijn: spoed, prima; haast, nee. Hoe gaat de staatssecretaris bijvoorbeeld om met de volgende verkiezingen, indien blijkt dat het te vroeg is om het normale democratische proces in gang te zetten?
In het debat in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris gisteren onder andere gezegd "dat daar niet alleen een zwakke bestuurder aanwezig is, maar dat ook de wetten terzijde worden geschoven en er daarmee alle ruimte is voor willekeur, intimidatie, wetteloosheid, discriminatie, bedreiging en belediging, is kwetsbaar. Ik heb bij de eedsaflegging, toen ik als staatssecretaris werd beëdigd, trouw beloofd aan de Grondwet en aan het Statuut voor het Koninkrijk." Daaraan koppelde de staatssecretaris zijn handelen.
Hetzelfde geldt voor de bestuurders en de leden van de eilandsraad van Sint-Eustatius. Ook zij hebben bij hun ambtsaanvaarding de eed afgelegd. Dat is niet vrijblijvend. Naast de afhankelijkheid van God die wij daarin uitspreken, verbindt men zich door de eed ook aan het gehoorzamen aan en onderhouden van wetten en regels. Dat hierbij fouten gemaakt kunnen worden, is menselijk. Maar als er willens en wetens gehandeld wordt tegen de rechtsstaat, als de Nederlandse wetgeving buitenspel wordt gezet, dan heeft dat consequenties. Die consequenties zijn hard en de maatregelen zijn stevig, maar mijn fractie acht ze ook noodzakelijk. Ik wens de staatssecretaris sterkte, wijsheid en Gods zegen toe bij de uitoefening van zijn ambt onder deze bijzondere omstandigheden.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Nagel.
De heer Nagel (50PLUS):
Mevrouw de voorzitter. Na alle vorige sprekers kan de fractie van 50PLUS kort zijn. Het rapport van de commissie van wijzen van Sint-Eustatius concludeert dat er sprake is van grove taakverwaarlozing door het bestuur van Sint-Eustatius en dat dit in het belang van de bevolking niet langer kan worden toegestaan. De fractie van 50PLUS deelt de opvatting dat het bestuur van Sint-Eustatius niet in staat en niet bereid is gebleken, de nodige verbeteringen aan te brengen en dat de maatregelen zo snel mogelijk moeten worden getroffen. Om goed en betrouwbaar over te komen en het geheel niet het aanzien van een coup te geven, is een goede voorlichting aan en een goede verstandhouding met de bevolking van groot belang.
Wij vernemen graag van de staatssecretaris hoe hij morgen bij zijn bezoek aan Sint-Eustatius deze voorlichtingscampagne gaat starten. Ook willen wij weten of gezien het rapport er sprake kan zijn van strafbare feiten en of dit tot vervolging kan leiden. Mogelijk zelfgewin zal terugbetaald moeten worden. De huidige aanpak kan uiteraard slechts van tijdelijke aard zijn.
Een terugkeer naar normale democratische verhoudingen met een goed functionerend bestuur moet vooropstaan. De staatssecretaris heeft gisteren in de Tweede Kamer gezegd, elk kwartaal informatie over de vorderingen te geven. Wij nemen aan, net als enkele eerdere sprekers, dat deze informatie ook aan de senaat wordt verstrekt. Graag bevestiging.
Het noodzakelijke ingrijpen op Sint-Eustatius komt toch nog voor velen onverwacht. Ook hoort men dat wellicht op een ander eiland het besturen niet geheel volgens de regels gaat. Kan de staatssecretaris aangeven of er in dit opzicht wel of niet een reden tot enige ongerustheid is?
Tot slot, voorzitter: naast de steun aan de getroffen maatregelen is het de overtuiging van de 50PLUS-fractie dat blijvende verbeteringen en het terugwinnen van het vertrouwen van de bevolking alleen kunnen gebeuren als we bereid zijn, de grote problemen van de bevolking aan te pakken en daarin te investeren. Opheldering over de verdwenen pensioenen, bestrijding van de armoede en de werkloosheid, een echt sociaal minimuminkomen, perspectief voor de jongere generatie, verbetering van het onderwijs, huisvesting en de infrastructuur, een waardige levensstandaard, dát is waar het de bevolking om gaat. Het is vandaag niet het moment, dit debat in de volle breedte te voeren. Wij komen daar bij een andere gelegenheid graag op terug. Wij vernemen graag van de staatssecretaris of hij de echte oplossingen binnen dit brede perspectief ziet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nagel. Is de staatssecretaris in de gelegenheid om direct te antwoorden? Hij vraagt om tien minuten schorsing. Dan schors ik de vergadering tot 21.25 uur. De vergadering is geschorst.
De vergadering wordt van 21.13 uur tot 21.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Mag ik de leden verzoeken hun plaats in te nemen? Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel 34877 Voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius, oftewel de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius. Ik heropen de beraadslaging en geef het woord aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. U zei het terecht: dit is een soort maidenoptreden van mij, hier in uw huis. Ik had nog even de gedachte om te zeggen "mijn huis", omdat ik verantwoordelijk ben voor het vastgoed. Maar ik zal u niet in de problemen brengen of iets opwekken bij u: het is uw huis en ik ben heel blij dat ik hier te gast mag zijn. Alle discussies over de Binnenhofrenovatie komen op een ander moment; dat is niet gepast, denk ik, op dit moment.
Voorzitter. Ik wil allereerst de leden van uw Kamer danken voor hun inbreng, maar ook voor de snelheid waarmee ze dit wetsvoorstel hebben willen behandelen. Dat is inderdaad — ik geloof dat de heer De Grave en anderen dat ook zeiden — geen regel, maar als het nodig is, moet het kunnen. Dit is wel een noodwet, een noodmaatregel, die je als ultimum remedium inzet. Dat doe je niet lichtzinnig, dat heb ik niet lichtzinnig gedaan, dat heeft het kabinet niet gedaan. Maar ik waardeer het des te meer dat we in zo'n hoog tempo in Tweede en Eerste Kamer dit wetsvoorstel kunnen behandelen. Dat wil ik vooraf gezegd hebben.
Voorzitter. Ik wil de vragen die door de leden van uw Kamer gesteld zijn, enigszins thematisch beantwoorden, als u mij toestaat. Dat noemen we "blokjes" aan de andere kant ... Pardon, dat noemen zé "blokjes aan de andere kant"; ik moet even wennen aan mijn nieuwe rol. De inhoudelijke kabinetsreactie op het rapport van de commissie van wijzen, de rol van Nederland, met een beetje retrospectie en introspectie van wat het optreden van Nederland is geweest en hoe ik omga met de coördinerende rol, de concrete maatregelen die ik voornemens ben om zo spoedig mogelijk op Sint-Eustatius te nemen, wanneer is er sprake van een situatie waarin je er weer uit kunt en weer teruggaat naar normale verhoudingen, dan nog iets over communicatie en dan heb ik nog een hele stapel met vragen die gesteld zijn door de leden. Dat is een heel pakket, maar ik probeer daar op een coherente manier doorheen te komen.
De voorzitter:
Mag ik u dan toch ook vragen om te kijken of u het beetje compact kunt houden qua tijd? Want het klinkt als heel veel, maar het zou wel fijn zijn als het een beetje compact kon zijn qua tijd.
Staatssecretaris Knops:
Ik kan heel compact zijn, voorzitter, maar ik weet niet of ik dan ook tegemoet kan komen aan de vragen van uw Kamer. Ik zal mijn best doen om niet in herhaling te vallen en geen dubbelingen erin te brengen, want er zijn veel zaken door meerdere leden opgebracht, dus die kan ik combineren. Maar ik hecht er toch aan om even neer te zetten waarom wij hier staan.
Het is al door meerdere leden gezegd: de situatie op Sint-Eustatius is op dit moment onacceptabel. Er is sprake van wetteloosheid, intimidatie, discriminatie, een situatie waarin we — ik heb dat terecht gezegd in een debat in de Tweede Kamer — als ze in het Europese deel van Nederland zou plaatsvinden, allang hadden ingegrepen. Blijkbaar is er de afgelopen jaren een situatie geweest waarin we op afstand een andere kant hebben opgekeken, onvoldoende hebben doorgepakt en eigenlijk nu in een situatie zijn beland waarin we allemaal niet willen komen. Maar zoals sommigen het hier vandaag zeiden: waarin we misschien al eerder hadden moeten komen, om daarmee erger te voorkomen. Ik hecht eraan om te zeggen dat mijn ambtsvoorganger, minister Plasterk, op dit punt een commissie van wijzen heeft ingesteld, die ik bijzonder erkentelijk ben voor haar rapport. Als je dan ruim drieënhalve maand verantwoordelijk bent voor dit dossier en je treft dat rapport aan op je bureau, lees je dat en dan denk je: zijn er ook nog andere opties, een vraag die heel erg voor de hand ligt. Mijn conclusie was, ook na lezing van het rapport, maar ook na bezoek aan de eilanden, dat die opties er helaas niet zijn. Ik zal er zo nog iets over zeggen.
De commissie van wijzen — dat frappeerde en verraste mij in ieder geval als redelijk recent verantwoordelijk voor dit dossier — had echt de overtuiging toen ze het rapport ging maken dat je de problemen die er zijn, moet kunnen oplossen omdat, als je op een rationele manier kijkt naar de problematiek van het eiland Sint-Eustatius en de schaalgrootte, je zou kunnen zeggen dat dit oplosbaar zou moeten zijn, als iedereen dezelfde positieve houding en open manier van communiceren heeft. Ik heb zelf helaas ook "mogen" ervaren toen ik op Sint-Eustatius was, dat het niet makkelijk is om met een deel van de leden van de eilandsraad überhaupt in contact te komen. Er werd zojuist door een aantal van u gesproken over respect. Respect onderschrijf ik zeer: de houding die Nederland heeft naar de openbare lichamen, maar ook andersom wordt op een respectvolle manier met elkaar gecommuniceerd. Kijk naar de bevindingen op hoofdlijnen van de commissie: sociaal, economisch, fysiek in sterk verwaarloosde staat, vraagstukken als armoede, werkloosheid die daarmee gepaard gaat, jeugd- en gezinsproblemen, fysieke problemen rondom erosie, slechte infrastructuur, onvoldoende afvalverwerking en een slechte omgang met natuur en milieu. Dan kom je tot de harde conclusie die de commissie getrokken heeft. En ik kan niet anders dan die conclusie volledig onderschrijven.
De opsomming is door een aantal van uw leden uitdrukkelijk gemaakt: het terzijde schuiven van bestaande wetgeving voor eigen gewin of voor eigen belang is onacceptabel. Dat is precies de reden dat we hier helaas — ook ik doe dit met tegenzin — staan, want ik zie geen enkele andere uitweg meer, na alle inspanningen die de afgelopen jaren geleverd zijn, van aanwijzingen, discussie, gesprek en dialoog, om een situatie te kunnen bereiken waarin deze politiek-bestuurlijk verantwoordelijken, die nu actief zijn op Sint-Eustatius, een andere houding gaan aannemen. Tegen beter weten in hebben wij de afgelopen jaren gedacht dat het misschien wel goed zou komen. We hebben vooral gehoopt dat het goed zou komen. Maar zeven, acht jaar na 10-10-10 is de situatie slechter dan ooit. Belangrijk is ook dat de democratie, waar sommigen van u over spraken, er slechts op papier bestaat. Maar in de praktijk is er geen rol voor de oppositie. De oppositie wordt monddood gemaakt. Dat is niet de houding ten opzichte van de democratische rechtsstaat zoals wij die in Nederland kennen en horen te volgen.
Voorzitter. Dan rest er dus nog maar één mogelijkheid: dat is ingrijpen op basis van artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet. Het is al gezegd: in 1951 was dat voor het laatst. Het is een zwaar middel, met een grote impact, en met niet alleen maar positieve kanten. Want de bedoelingen kunnen positief zijn, de effecten van deze maatregel hebben ook negatieve kanten. Daarom is het ook van groot belang dat we zo'n maatregel vergezeld doen gaan van flankerende maatregelen. En daarmee kom ik op de rol die Nederland in de afgelopen jaren gespeeld heeft, of beter gezegd: onvoldoende gespeeld heeft. De rol van Nederland moet ook goed worden ingevuld. Daar zijn heel veel voorbeelden van genoemd, ook in de memorie van toelichting. En de commissie is daar buitengewoon scherp in; ik trek me dat ook aan. Ik vind ook dat de Nederlandse politiek, het Nederlandse kabinet, de verantwoordelijkheid daarvoor draagt; die draag ik ook. Er is een houding op Sint-Eustatius dat alles wat uit Nederland komt, niet goed is, dat men er niet meer op vertrouwt dat hetgeen beloofd is ook gerealiseerd wordt. Dat is dus de positie van waaruit we vertrekken en waarin ik moet communiceren naar mensen die niet veel vertrouwen en geloof in een goede uitkomst hebben, en waarin wij het tegendeel moeten bewijzen. Wij zullen moeten bewijzen dat deze maatregel tot doel heeft om de mensen op Sint-Eustatius een betere toekomst te geven, en niet omdat dat in het belang van Nederland zou zijn. Het zijn inwoners van Nederland, inderdaad in de Caribische delen, maar ze hebben dezelfde rechten als de mensen hier in Nederland.
Dat is precies de reden waarom ik gemeend heb om op basis van het advies van de Raad van State te kijken hoe die coördinerende rol van de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor Koninkrijksrelaties kan worden ingevuld. "Coördinerende rol" is een mooie titel, maar die moet wel geladen worden. Die moet geladen worden met de wil, en in zekere zin de overtuigingskracht, om zaken voor elkaar te krijgen. Zaken die binnen ons Nederlandse bestel verkokerd georganiseerd zijn bij vakdepartementen. Dat betekent dat je op een praktische manier moet kijken hoe je die rol kunt versterken. Het feit dat dat hoogambtelijk overleg in de stuurgroep Caraïbisch Nederland er de afgelopen jaren überhaupt niet was, en dat er geen bewindspersonenoverleg was waar bewindspersonen elkaar treffen, was eigenlijk al een recept voor ongelukken. Want hoe kun je coördineren als je elkaar niet ziet?
De Raad van State heeft een aanbeveling gedaan om de positie van die bewindspersoon — in dit geval ben ik dat — te versterken. De aanbeveling die zij doen, gaan behoorlijk ver, want die beperkt de ministeriële bevoegdheid van vakministers ten aanzien van een bepaald territorium, in dit geval Sint-Eustatius. Dat is een vergaande maatregel; die kun je niet lichtzinnig nemen. Ik heb gezegd: laten we nu praktisch aan de gang gaan, laten we praktisch met die stuurgroep en dat bewindspersonenoverleg starten en bekijken of dat in de praktijk gaat werken. Laten we kijken of ik mijn collega's in het kabinet ervan kan overtuigen om het beleid ten aanzien van de BES-eilanden gecoördineerd te doen. Dat betekent dat al die departementen niet hun eigen lijntjes gaan aflopen. Want de bestuurlijke drukte die ontstaat door het uitrollen van Nederlandse wetgeving over die eilanden, door het continue bezoek van allerlei bewindspersonen en ambtenaren, is nauwelijks te absorberen op de schaalgrootte van met name eilanden als Saba en Sint-Eustatius.
Mijn voorstel is nu om de Raad van State op niet al te lange termijn om advies te vragen ten aanzien van de wijze waarop wij in Nederland omgaan met de BES-eilanden. Dat moeten we ook breder zien: het gaat daarbij ook om de rol van het Cft, de rol van de Rijksvertegenwoordiger, de rol van de gezaghebber in relatie tot de bewindspersoon. We moeten het niet alleen zien in de enge relatie binnen het kabinet. We moeten dus kijken of die sturing versterkt kan worden. Vooralsnog wil ik voorstellen om het pad van de praktische invulling door die hoogambtelijke stuurgroep af te lopen en dat bewindspersonenoverleg goed te laten functioneren.
Gelet op wat er fysiek zou moeten gebeuren: er is een hele agenda aan plannen en maatregelen. Het klinkt heel vreemd, maar geld is op dit moment niet het grootste probleem in Sint-Eustatius. Geld is op zich voorhanden, maar de plannen worden gewoon niet uitgevoerd. De momenteel beschikbare budgetten op de ministeries van LNV, Infrastructuur, Sociale Zaken en JenV zijn toereikend om op de korte termijn met plannen aan de slag te gaan die de mensen op Sint-Eustatius daadwerkelijk verder helpen. Dat bedoelde ik ook met het versneld in uitvoering brengen van plannen. Daarbovenop heeft dit kabinet als gevolg van de orkanen Irma en Maria middelen ter beschikking gesteld, in dit geval 47 miljoen euro voor Sint-Eustatius, om te repareren, om de schade die daar ontstaan is te verhelpen, bijvoorbeeld in Fort Oranje maar ook op de luchthaven. Het gaat om belangrijke economische dragers. Er is zo veel potentieel op het gebied van landbouw, op het gebied van toerisme — natuur en milieu werd al genoemd — dat onbenut blijft. Wat de armoede betreft: een van de belangrijkste opgaven is ervoor zorgen dat de economie op Sint-Eustatius weer op een normale manier gaat draaien. Dit kabinet heeft extra infrastructurele middelen uitgetrokken — 5 miljoen per jaar — voor alle BES-eilanden plus een bedrag, dat binnenkort bekend worden, uit de regio-envelop die de bekende 950 miljoen bevat, en dat ook gelabeld is voor de BES-eilanden.
Dus er is geld beschikbaar. Het komt er nu op aan — dat is ook de belangrijke taak van de regeringscommissaris — om samen met die maatschappelijke adviesraad in beeld te brengen wat de noden zijn. En het is aan mij om hier in Den Haag bij de collega-bewindslieden de budgetten los te trekken — die toezegging heb ik al gekregen — om de plannen zo snel mogelijk in uitvoering te brengen. Ik heb het iedereen horen zeggen vandaag: deze operatie om een beter perspectief te creëren voor de mensen op Sint-Eustatius slaagt alleen maar als wij van onze kant, vanuit Nederland, laten zien dat het ons menens is, dat wij het welzijn van de mensen daar serieus nemen en dat wij het verschil kunnen maken met de huidige situatie.
De heer Schalk zei het heel mooi: het is stabiliseren, normaliseren en daarna weer democratiseren. Terug naar de situatie waar we ons nu niet in bevinden, maar waar we eigenlijk zouden willen zijn: een democratische situatie op Sint-Eustatius. Dat proces kun je niet overnight realiseren. Dit gaat niet alleen over het aanleggen van een paar kilometer asfalt. Dit gaat over een houding, een cultuur, waarbij er respect is voor minderheden, waarbij de democratische rechtsorde gerespecteerd wordt. Ik snap de aan mij gestelde vraag dan ook helemaal: wat zijn de criteria waarbinnen we weer terug kunnen naar die genormaliseerde situatie, naar die, zoals sommigen het noemen, exitsituatie? Daar kun je een aantal harde criteria aan hangen. Ik zeg u toe dat ik daarover ook in de brief van juni, die uiteraard ook aan deze Kamer, aan de commissie KOREL, zal worden gericht, zal berichten. Een aantal van u vroeg daar immers om. In die brief zal ik uiteenzetten welke set van criteria, doelstellingen wij ontwikkelen: wat willen wij in fysieke zin bereikt hebben?
Maar niet alles is hogere wiskunde. Je kunt niet zeggen: als we zo veel kilometer van dit, zo veel mensen uit de armoede, zo veel mensen naar school hebben gekregen, en zo veel kinderopvangplaatsen gecreëerd hebben, dan is het voorbij. Het rapport ademt een en al een cultuur uit die tot het verleden moet behoren. Dat betekent opleiden, uitwisselingen toepassen, begeleiden, coachen, helpen, en mensen laten zien wat burgerschap en democratie is. In dat opzicht is die maatschappelijke adviesraad ontzettend belangrijk, want die kan als een klankbord fungeren voor die regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger om de bevolking, die nu vaak nog niet gehoord wordt — en als ze hun stem laten horen worden ze weggezet — om de grote middenklasse, de grote ongehoorde groep, een stem te geven in die maatschappelijke adviesraad. En nee, ik ga niet voorschrijven wie daarin moet zitten. Dat is echt aan de regeringscommissaris. Hij krijgt de opdracht mee om ervoor te zorgen dat daarin een representatieve afvaardiging zit van de inwoners van Sint-Eustatius, en dan kunt u de categorieën erbij bedenken die kunnen bijdragen aan die representativiteit.
Als we dat allemaal doen, gaat het dan slagen? Dat is natuurlijk de grote vraag. Mijn inzet is — dat zal ook continu mijn boodschap in het kabinet zijn en dat heb ik ook gezegd tijdens de eerdere beraadslagingen — dat je dit alleen kunt doen als je daarna de wil toont om na A ook B te zeggen. Dat kun je alleen doen als je bereid bent om die fase daarna met z'n allen in te gaan en om letterlijk gecommitteerd te zijn om echt iets anders te doen dan we de afgelopen jaren hebben. Dat gaat over al die terreinen.
Wil dat zeggen dat alle wensen gehonoreerd worden? Nee, dat natuurlijk niet. Er is wel sprake van een andere houding. Er is sprake van een andere houding ten opzichte van in dit geval Sint-Eustatius dan wij de afgelopen jaren hebben gehad. Die nabijheid is heel belangrijk. Dat gaat dus over relaties, over communiceren, maar dat gaat ook over gewoon doen wat je belooft.
Dat brengt mij op de vragen die u over die communicatie hebt gesteld en over de wijze waarop ik dat wil gaan doen. Ik ben nu één keer op Sint-Eustatius geweest. Ik ga daar vannacht voor de tweede keer naartoe. Mijn stijl van communiceren is redelijk direct. Als ik vind dat iets niet goed is, dan zal ik dat zeggen, en als het goed gaat, dan zeg ik dat ook. Ik vind ook dat wij in onze houding goed bestuur moeten belonen. Als een eiland als Saba het goed doet, dan krijgen ze daar extra ruimte, beleidsruimte, in hun bestedingen. Dat heb ik ook al gedaan en dat zal ik blijven doen. Degenen die het niet goed doen, worden geholpen.
Natuurlijk gaan daar signalen van uit naar alle andere. In dat geval is het zo dat als je iets op Sint-Eustatius doet, er zeker een signaal van uit zal gaan naar Saba en Bonaire. Op Saba gaat het eigenlijk heel goed. Daar zijn we heel positief over. Er zijn ook problemen, maar die zijn er overal, en daar zit wel een deugdelijke en goede bestuurshouding. Op Bonaire liggen er uitdagingen. Dat is precies het gesprek dat ik ook met de bestuurders daar heb. Dus als mensen vragen "heeft dit nu gevolgen voor ...?", dan zeg ik: dit is een maatregel die is gericht op Sint-Eustatius, maar natuurlijk heeft die een uitwerking op wat er voor de rest binnen Caribisch Nederland gebeurt. Dat is geen dreigement — integendeel, want ik hoop echt dat we deze maatregel niet nog een keer hoeven in te zetten — maar dat is wel een soort maatstaf die we met elkaar aanleggen ten aanzien van wat wij vinden dat volgens democratische normen zou moeten gebeuren. We hebben het ook over mensenrechten en die zijn universeel. Als je ziet dat de mensenrechten ingeperkt worden op Sint-Eustatius omdat de meerderheid geen rekening houdt met de minderheid, dan is dat reden om in te grijpen.
Die communicatie zal ik dus direct oppakken. Ik zal morgen ook spreken met de eilandsraad en met het Bestuurscollege. Ik zal ook aangeven waarom ik deze maatregelen heb genomen en waarom ik die ook heb voorgelegd aan beide Kamers. Dank u voor de steun die ik ook hier ervaar voor deze maatregel, zij het dat iedereen dat met enige tegenzin doet. Het is ook heel gezond dat we dit niet enthousiast doen, denk ik, maar het schept wel de verplichting voor mij persoonlijk en voor het kabinet om te gaan leveren.
En wat de reactie zal zijn? Dat zullen we morgen zien, maar mijn houding is er één van "als jullie meehelpen, als de bevolking ziet dat Nederland serieus begaan is met het lot van de gewone mensen op Sint-Eustatius, dan ben ik ervan overtuigd dat we die mensen mee kunnen krijgen in het beter maken van hun eigen omgeving". Het is niet onze omgeving; het is hun eigen omgeving. En het kan zo relatief eenvoudig veel beter worden.
Voorzitter, volgens mij heb ik de blokjes zo enigszins compact behandeld. Dan ga ik over tot de overige vragen die nog gesteld zijn. Een van die vragen is: waren er alternatieven? Mijn antwoord daarop is dat eigenlijk al die alternatieven, namelijk het geven van aanwijzingen, het geven van aanwijzingen door het Cft, de rol van de Rijksvertegenwoordiger, al zijn toegepast. In het rapport staat heel duidelijk dat adviezen van de Rijksvertegenwoordiger, aanwijzingen van de Rijksvertegenwoordiger, genegeerd werden en dat besluiten die horen te worden voorgelegd aan de Rijksvertegenwoordiger niet worden voorgelegd. En dan is er ook nog die motie waarin de WolBES en de FinBES de facto terzijde worden geschoven. Welke alternatieven heb je dan nog? Als er ook geen gesprek meer mogelijk is, als de mensen die dit allemaal vinden niet in gesprek willen, in dit geval met mij als vertegenwoordiger van het kabinet, dan is er geen communicatie meer mogelijk.
Dan kom ik op de vraag of er niet zo snel mogelijk weer verkiezingen zouden moeten plaatsvinden. Vanwege de kleinschaligheid die er is op Sint-Eustatius — die kunnen wij niet wegnemen; dat is gewoon een gegeven — loop je het risico dat als je denkt "dit Bestuurscollege of deze eilandsraad plaatst zichzelf buiten de rechtsorde" en je nu verkiezingen houdt, dat dat heel snel weer gebeurt, juist door de sfeer van intimidatie die wordt gecreëerd door volmachtstemmen, door langs de deuren te gaan en mensen eigenlijk sociaal te dwingen om voor jou te kiezen. Dat is nu juist wat we niet willen. We moeten dit zorgvuldig doen. Die situatie moet zo kort als mogelijk duren en zo lang als noodzakelijk.
Ik heb de leden van de SP-fractie in de Tweede Kamer en ook hier horen zeggen: je zou zo snel mogelijk dat democratisch deficit moeten oplossen; je zou zo snel mogelijk over moeten gaan tot herstel van de rol van de eilandsraad. Ik ben het helemaal met u eens, maar ik vrees dat je, als je dat heel snel zou doen, vervolgens weer terugvalt in die orde die je niet wilt. Het is een kwestie van bepaalde resultaten neerzetten ten aanzien van financieel beheer en personeel beheer, het is een kwestie van een ordelijke bureaucratie organiseren op Sint-Eustatius, maar het gaat er ook om dat je een houding creëert waarbij men respect heeft en in goede verhoudingen met elkaar debatteert. Als je de eilandsraadsvergadering van Sint-Eustatius zou beluisteren op de radio — dat kan, want die is openbaar en die kun je gewoon horen — dan hoor je dat het één grote scheldpartij is. Dat is niet de manier waarop je met elkaar moet omgaan. Mensen worden letterlijk geïntimideerd en durven niet meer te zeggen wat ze vinden.
Dus ja, zo snel als mogelijk verkiezingen, maar ik kan niet nu, op dit moment, hier vandaag die datum bepalen. De wet voorziet in een mogelijkheid om die verkiezingen op een bepaalde datum te laten plaatsvinden, zo snel als mogelijk, maar vanwege de procedures die gelden zouden we 1 december dit jaar al moeten aangeven of verkiezingen in 2019 plaatsvinden. Vanaf nu naar 1 december lijkt een korte tijd, maar als je die cultuur wilt veranderen en als je die maatregelen wilt nemen, dan denk ik dat dit gewoon een heel kort tijdpad is. Ik ben daar heel eerlijk in. Dan val je dus automatisch in die optie van twee jaar later, ook volgens het systeem dat we hier in Europees Nederland ook kennen.
Dat democratisch deficit zul je in formele zin niet kunnen wegnemen, maar ik denk dat je dat in informele, in materiële zin wel een plek kunt geven door de mensen die in die maatschappelijke adviesraad zitten een rol te geven in de advisering van de regeringscommissaris.
Mevrouw Meijer (SP):
Natuurlijk ben ik het helemaal met de staatssecretaris eens dat verkiezingen betrouwbare en vrije verkiezingen moeten zijn, maar wij horen van de oppositie dat zij er vertrouwen in heeft dat er voldoende loyale betrouwbare mensen te vinden zijn die het bestuur op zich kunnen nemen. Vanuit de omringende eilanden hoor ik dat zij er vertrouwen in hebben dat er voldoende capaciteit en betrouwbare mensen zijn om dat op zich te nemen. Waarom doet u dan eigenlijk hier de deur dicht en zegt u niet dat u ernaar gaat kijken? Want december is inderdaad pas over tien maanden.
Staatssecretaris Knops:
Ik doe de deur niet dicht. Ik spreek alleen de winstwaarschuwing uit dat 1 december al heel snel nadert. Ik ben het helemaal met u eens dat er redelijk goede bestuurders zullen zijn. Het punt is dat als je nu verkiezingen organiseert, dezelfde mechanismen die leiden tot degenen die nu in meerderheid in de eilandsraad zitten, weer terugkomen. Dat zegt dus niet zozeer iets over de kwaliteit van de politici die daar zitten. Maar je weet gewoon dat als dat gevoel van angst, van intimidatie, in zekere zin een soort onderdrukt gevoel, blijft, de kans groot is dat dezelfde mensen weer gekozen worden. Ik heb er juist alle vertrouwen in dat er ook op Sint-Eustatius mensen zijn die capabel zijn en die ook integer zijn, maar die nu in dat hele krachtenveld niet tot hun recht komen.
In die zin zou het dus weleens te vers kunnen zijn. Als je op 1 december staat voor dat besluit op basis van de geldende wetgeving, dan heb je misschien nog niet het vertrouwen dat je dat doet. Nogmaals, het is vooruitlopend op, het is als-dan, want we zitten nu in februari, maar stel dat je in november twijfelt of dat dan allemaal al geregeld is, dan kom je automatisch bij de optie van 2021. Het is voor mij dus van groot belang dat we een klimaat creëren met de mensen daar, een situatie waarin iedereen ook ziet dat het anders kan en dat er een alternatief is. De vraag is of je dat na een halfjaar bereikt of dat dit te kort is. Maar goed, ik vind het ook heel belangrijk dat degene die daar op dat moment verantwoordelijk is, de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger, daar ook een soort temperatuur van afgeven. Ik zal dat zelf natuurlijk ook doen. De regeringscommissaris rapporteert rechtstreeks aan mij. Ik leg verantwoording af in beide Kamers. De lijnen zijn heel kort. Ik zal de Kamer dan ook in de voortgangsrapportages daarover meenemen. Maar als u mij vraagt op dit moment wat mijn inschatting is van wat er gaat gebeuren, ben ik heel eerlijk. Juist vanwege de wettelijke termijn — het zou een of anderhalf jaar kunnen zijn — kom je al automatisch in de 2021-variant, waar ook de commissie van wijzen op hint.
Mevrouw Meijer (SP):
Heel kort nog. Ik ben heel blij dat u ook ziet dat er capaciteiten zijn. Ik snap dan ook wel de kalenderdata, maar tegelijkertijd wil ik meegeven aan de staatssecretaris dat als wij in de krant lezen dat ergens de verkiezingen voor meerdere jaren worden uitgesteld, wij al snel spreken van een bananenrepubliek waar de boel niet op orde is, terwijl wij juist de boel op orde gaan brengen.
Staatssecretaris Knops:
Nou, we verschillen totaal niet van mening over dat doel. Dat heb ik ook niet in uw inbreng gehoord. Het punt is dat we nu ingrijpen omdat het totaal niet op orde is. Vervolgens belanden we in een procedure met allerlei termijnen, in dit geval van 1 december. Die termijn heb ik niet zelf bedacht, maar daar heb ik wel mee te maken. Het gaat niet alleen om de situatie in Sint-Eustatius, maar ook om de relatie met Nederland. Daarin is heel veel vertrouwen geschaad en er is heel veel scepsis over hoe dat allemaal gaat. Het heeft tijd nodig om door middel van het laten zien van een aantal resultaten dat vertrouwen weer te herstellen. Ik geloof heel sterk dat als we vertrouwen willen herstellen, we van onze zijde, maar zij ook van hun zijde, goede relaties moeten opbouwen. Dan moeten we laten zien dat we niet alleen maar iets zeggen, maar ook iets doen. De vraag is of de zeven, acht maanden die we dan hebben, voldoende zijn. Ik zou die vraag nu niet ten finale willen beantwoorden. Ik gaf alleen een soort verwachting. Maar we gaan elkaar voor die tijd nog daarover spreken. Ik hoop eigenlijk dat u gelijk hebt. Dat zou het mooiste zijn, want laten we het zo kort mogelijk houden. Maar dit is in al die jaren opgebouwd. De vraag is of je dat heel snel omdraait.
Ik heb al iets gezegd over de coördinerende rol van BZK. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de voortgang. Ik zal natuurlijk eerst via het kabinet voorlichting moeten vragen aan de Raad van State, maar ik ben voornemens om dat te doen. Ik heb dat ook aangegeven in de ministerraad. Ik wil dat even loskoppelen van de acute noodzaak om nu dit besluit te nemen, maar het is natuurlijk wel iets wat op tafel ligt. De commissie heeft het benoemd en ik voel het zelf ook wel aan. Het is nu zaak om te bewijzen dat het misschien ook op deze manier kan, die we nu hebben ingezet. Ik heb er overigens wel alle vertrouwen in. Als ik zie hoe collega-bewindspersonen zich gecommitteerd voelen met dit onderwerp doordat het op deze manier op de agenda komt — ik heb dat gevraagd en heb daar antwoord op gekregen — heb ik er alle vertrouwen in. Maar goed, mocht dat op de een of andere manier niet goed gaan, dan is dit nog een fase die zou kunnen ingaan.
De heer Schalk stelde een vraag over doorzettingsmacht. Doorzettingsmacht zou betekenen dat ik een soort minister-president van Koninkrijkszaken zou zijn en zelfs dan zou ik nog de primus inter pares zijn. Bij doorzettingsmacht kom je echt op het terrein dat je bevoegdheden bij iemand anders weghaalt en belegt bij een andere bewindspersoon. Dat is dus een fase verder. Ik moet het vooral hebben van overtuigingskracht. De tijd zal leren of ik daarin slaag. Nogmaals, mocht dat niet lukken, dan is dat iets wat verder overwogen kan worden.
Een punt dat in de Eerste Kamer ontzettend leeft, net als in de Tweede Kamer, is het punt van het sociaal minimum. Als u mij vraagt, nu ik een aantal maanden in functie ben, wat ik vind van de wijze waarop dit dossier behandeld is, in ieder geval qua tempo, dan zeg ik dat dat buitengewoon traag is gegaan. Ik snap de frustratie ook. Een van de eerste dingen die ik hoorde toen ik op Saba was, was dit punt. Mensen hebben echt het gevoel dat ze niet serieus genomen worden als het zo lang duurt. Dat trek ik mij aan. Ik heb daarover met collega Van Ark gesproken. Zij kan het onderzoek niet versnellen, maar ik heb wel in de richting van de Tweede Kamer toegezegd om in de brief die ik stuur, de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen. Ik zeg dat ook hier toe. Ik vind ook dat er een debat over moet komen hoe we dat gaan oppakken. Nogmaals, ik ken dat onderzoek nu nog niet, maar ik kan wel melden dat staatssecretaris Van Ark in mijn richting heeft gezegd dat zij, vooruitlopend daarop, bereid is om flankerende maatregelen te nemen in het geval van Sint-Eustatius. Dat vind ik een positief signaal. We praten dan niet over de structurele onderstandsnorm, want die raakt natuurlijk alle BES-eilanden, maar de beweging is heel positief.
De heer De Graaf (D66):
Ik ben blij met deze laatste woorden van de staatssecretaris, maar ik kom even terug op het vorige blokje, dat gaat over de coördinatie en de positie van de staatssecretaris. Ik heb begrepen dat u heeft toegezegd dat u voorlichting zult vragen aan de Raad van State over de coördinatiefunctie. Ik neem aan dat u die voorlichting op korte termijn zult vragen in een aparte voorlichtingsaanvraag. Zou u die aanvraag willen delen met deze Kamer?
Staatssecretaris Knops:
Ik zal dat uiteraard eerst aan de ministerraad voorleggen. We zullen het daar erover hebben. Ik zal uw punt daarin meewegen en meenemen, maar het is een besluit van de ministerraad. Ik kan er dus niet op vooruitlopen, maar ik zou er op zichzelf geen bezwaar tegen hebben, juist omdat ik het wat breder wil trekken dan het advies dat de Raad van State nu gegeven heeft. Er is in deze Kamer een motie aangenomen over de positie van de Rijksvertegenwoordiger. Je moet het hele stelsel van aansturing vanuit Europees Nederland nog eens goed tegen het licht houden, ook bijvoorbeeld als het gaat om regelgeving die gewoon wordt uitgerold over de Noordzee heen richting het westen. Ik vind dat we daar terughoudend in moeten zijn. Als het goed werkt, dan werkt het. Waarom dan telkens meer? Op dit moment is er de actuele discussie over de AVG. Je ziet dat die onmiskenbaar toch gevolgen heeft, ook voor de BES-eilanden. Mijn taak is dan ook om de overlast van dit soort Europese regelgeving tot een minimum te beperken voor eilanden die in een totaal andere omgeving en context liggen, maar wel behoren tot Nederland.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Ik sluit mij aan bij het laatste punt waar de staatssecretaris het over had. Ik begrijp heel goed dat een versnelling van het nu lopende onderzoek er niet in zit en niet logisch is. Ik vroeg wel om een rapportage op 1 juni. Ik zou het heel jammer vinden als er dan alleen een procesvoorstel komt. Ik denk dat de Kamer en de regering zichzelf enorm op achterstand zetten als er nu niet echt concrete dingen zichtbaar worden. Anders gezegd: het zou ontzettend helpen, als u vanavond toch die kant op reist, als u morgen daarvoor eens een bedrag kon noemen. Ik snap dat dat er niet in zit, maar mijn enige vraag is om dat moment van 1 juni te gebruiken, zodat er dan ook echt een concrete uitkomst van dat rapport is waar het kabinet iets mee gaat doen. Het moet meer dan een procesafspraak zijn, want anders hebben we echt een probleem.
Staatssecretaris Knops:
Ik heb uw vraag heel goed gehoord. Ik kan inderdaad niet morgen een bedrag noemen. Dat valt echt onder de portefeuille van de staatssecretaris. Zij heeft mij verzekerd dat ze het buitengewoon serieus neemt en waar mogelijk het proces versnelt. Uiteindelijk zal die inhoudelijke afweging altijd moeten plaatsvinden. Ik heb haar overigens uitgenodigd om die kant op te gaan om met eigen ogen te zien, voordat zij met het rapport naar buiten komt, hoe de situatie is. Ik denk dat dit ook belangrijk is. Het klinkt heel plat, maar je moet het gezien hebben, je moet het ervaren hebben en je moet de mensen gesproken hebben om te snappen hoe de schaalgrootte in elkaar zit en hoe groot het probleem is. Zij heeft daar positief op gereageerd. Het is ook aan mij om te proberen om dit soort signalen vanuit de Kamer, die nu via het deel Koninkrijk terecht aan mij gesteld worden, maar die toch tot het domein van de staatssecretaris van Sociale Zaken behoren, op een goede manier over te brengen. Ik zeg toe dat ik dat doe. Het signaal dat u vandaag heeft afgegeven in den brede — u heeft het heel duidelijk gezegd, maar een aantal van uw collega's waren er ook heel vocaal in — zal ik overbrengen aan mijn collega.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Dat waardeer ik van de staatssecretaris. Het is niet uit wantrouwen, maar we hebben al een aantal jaren met zijn voorgangers gewerkt in verschillende rollen. Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris het zal doorgeleiden. Daar heb ik alle vertrouwen in. Kunnen we ruim voor dat moment te horen krijgen van zijn collega, die daar uiteindelijk ook iets zinnigs over moet zeggen, of het haalbaar is om op 1 juni wel met concrete bedragen en een concreet beeld te komen? Dan worden we niet daardoor overvallen, maar houden we daarbij de vinger aan de pols.
Staatssecretaris Knops:
Ik kan het verzoek dat u zojuist deed doorgeleiden om duidelijkheid te verschaffen over wat er dan in die brief komt: komt er een procesvoorstel of komt er al iets van een inhoudelijk standpunt? Ik wijs erop — dat weet u ook — dat als er uit dat rapport iets voortvloeit wat budgettaire consequenties heeft, dat meestal niet heel snel geregeld is. Ik heb de afgelopen weken een aantal discussies meegemaakt in de ministerraad — ik zie dat iedereen meteen rechtop gaat zitten — maar ik mag daar uiteraard niet over vertellen anders dan op hoofdlijnen. Ik kan wel zeggen dat er buitengewoon veel begrip en bereidheid was voor de situatie op Sint-Eustatius en voor de wil om daar iets aan te doen. Het is aan mij om dat contant te maken bij de verschillende collega's.
Ik heb net het lijstje genoemd van allerlei projecten. Dat gaat over miljoenen. Bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur heeft de minister van IenW gezegd dat we daar meteen mee aan de slag kunnen. Bij Sociale Zaken zijn er ook potjes. Maar u weet ook dat dit een stelselaangelegenheid is. Daarmee heeft het meer impact. Het gaat over drie eilanden, waarvan Sint-Eustatius en Saba nog de kleinste zijn. Het heeft meer impact dan dat. Maar nogmaals, ik wil dat punt graag bij mijn collega onder de aandacht brengen. Het klinkt wat defensief om te zeggen dat ik dat zal bewaken, maar ik zal erbovenop zitten om ervoor te zorgen dat die frustratie die ik hier toch voel ten aanzien van de wijze waarop de afgelopen jaren met dit voorstel, dit onderzoek en dit proces is omgegaan, ook in actie wordt omgezet.
De heer Schalk (SGP):
Ik kom even terug op het woord "doorzettingsmacht". Dat had ik niet zozeer aan u gekoppeld; ik verwacht inderdaad meer van uw overtuigingskracht. Maar ik had gevraagd of die doorzettingsmacht bij die interdepartementale stuurgroep sterker zou zijn dan bij de CN-tafel.
Staatssecretaris Knops:
Ja, ik denk van wel. De reden daarvoor is dat er een soort escalatie mogelijk is. Op het moment dat er een ambtelijk meningsverschil is, wordt dat vervolgens geëscaleerd naar het bewindspersonenoverleg. Het is inderdaad niet het bpo van donderdag. Het is een overleg van verantwoordelijke bewindspersonen die portefeuilles hebben die betrekking hebben op de BES-eilanden. Op die manier zit daar een soort politieke escalatie in. Dan is het nog steeds geen formele doorzettingsmacht, maar dan ligt het wel op de politieke tafel. Dan is dat politieke commitment, dat ik ervaren heb, een mogelijkheid om te zeggen: beste collega's, we hebben hier een probleem; hoe gaan we dat oplossen? Dat is overigens geen garantie voor succes, maar dat geeft meer steun dan als je het alleen op het ambtelijke niveau laat, want dan komt het vaak niet eens op dat politieke niveau. Dit zeg ik met alle respect voor de ambtenaren, want het gaat niet om deskundigheid.
Ik vond het wel interessant dat mevrouw Van Bijsterveld vroeg naar de legislatieve houding nieuwe stijl. Dat was een interessante. Je kunt hele discussies voeren over de verhoudingen binnen het Koninkrijk en hoe we dat staatkundig gezien wel of niet anders zouden kunnen doen. Ik heb begrepen dat de voorzitter daar vanavond gezien de tijd niet echt voor openstaat.
De voorzitter:
Dat leent zich meer voor een beleidsdebat. Dat heeft ook de heer Van Kappen naar voren gebracht.
Staatssecretaris Knops:
Ja. Nou ja, ik heb daar op zich geen mening over. Ik vind het heel interessant, maar ik heb bij mijn eerste begroting in de Tweede Kamer in ieder geval aangegeven dat ik vooral van de praktische aanpak ben: hoe kunnen we binnen de bestaande kaders de verhoudingen en de relatie verbeteren, en hoe kunnen we investeren? Ik zou wel willen zeggen dat ons ten aanzien van die legislatieve houding enige terughoudendheid past. Het gemak waarmee wetgeving wordt uitgerold, soms onbedoeld, zorgt voor een hoop consternatie op de eilanden. Stelt u zich eens voor: je woont daar met 2.000 of 3.000 inwoners, en je krijgt dan allemaal van dat soort dingen over je heen. Dat zou in het Europese deel van Nederland ook een probleem zijn bij gemeentes van die schaalgrootte. We moeten ons daar echt van bewust zijn. Ik zie het ook als mijn taak om daarvoor te waken, en gewoon te zeggen: beste mensen, 8.000 kilometer verderop kunnen ze het op die manier organiseren. Wat gaat er fout als ze het daar op die manier doen, als ze geen letterlijk aangrenzende gemeente hebben en die effecten ook heel anders zijn? Die houding zou ik dus graag ter harte willen nemen. Ik zei al: more for more, less for less. Gaat het goed, dan krijg je meer ruimte. Gaat het niet goed, dan gaan we helpen. Want financieel beheer, om maar eens een voorbeeld te noemen, is wel een van de kurken waarop goed bestuur drijft. Het is meer dan dat, maar als je de zaken financieel niet op orde hebt, als je geen controle hebt en het niet transparant is, dan heb je wel een probleem.
De heer Ester en mevrouw Van Bijsterveld vroegen wat de regeringscommissaris precies gaat doen. Hij krijgt alle taken die nu worden vervuld door het eilandsbestuur, het bestuurscollege en de gezaghebber. Waarom is er gekozen voor een plaatsvervanger? Omdat ik graag continuïteit wil. Ik wil niet dat er, als de regeringscommissaris een keer van het eiland is voor zaken of verlof, geen regeringscommissaris aanwezig is. Met z'n tweeën heb je ook een klankbord en ben je minder kwetsbaar. Het is soms eenzaam, zeker in de beginfase, om de goede contacten aan te boren en met elkaar te kunnen schakelen. Alles valt dus onder de verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris. De rol van het Cft en de Rijksvertegenwoordiger wordt tijdelijk uitgeschakeld gedurende de tijd dat deze wet van kracht is, met uitzondering van de coördinerende veiligheidstaken die de Rijksvertegenwoordiger nog heeft in het gebied. Er blijft natuurlijk wel gecommuniceerd worden. Dat is ook in de Tweede Kamer gewisseld. Het Cft kan ook adviseren. Ze hebben een hoop kennis. Je bent gek als je daar geen gebruik van maakt, ook als regeringscommissaris. Maar ze hebben niet de formele rol die ze bij de andere eilanden hebben. De maatschappelijke raad van advies moet zo snel mogelijk opgericht worden om daarmee ook een klankbord te vormen voor de regeringscommissaris en de plaatsvervanger. Ik denk dat dat op de schaalgrootte van een eiland met ruim 3.000 inwoners heel goed zou kunnen werken, mits je de goede mensen kiest: mensen van onbesproken gedrag, die echt vooruit willen en ook willen investeren in de toekomst van hun eigen eiland.
In de profielschets van de regeringscommissaris gaat het eigenlijk om een schaap met vijf poten. Dat zoeken we natuurlijk altijd. Het moet iemand zijn die met beide benen op de grond staat, die goed kan communiceren, die meteen vanaf dag één een open houding heeft naar de bevolking toe, en die ook bereid is om te luisteren. Ook dat is weer het voordeel van die kleine schaal: je kunt heel snel mensen leren kennen. Ik woon zelf in een dorp met 2.000 inwoners. Daar ken ik ook bijna iedereen. Je kunt daarin investeren. Dat zal ook de taak zijn van deze beide mensen. Bestuurlijke ervaring is belangrijk, maar dat wil niet zeggen dat de burgemeester van Amsterdam, om maar eens een voorbeeld te noemen, altijd de beste bestuurder is om op een eiland van die schaal te functioneren. Dat vergt ook bepaalde hands-on-vaardigheden die niet altijd te vervatten zijn in academische kwaliteiten of wat dan ook. Het is ook een gevoel dat je kunt overbrengen, dat je samen met die mensen daar stappen kunt zetten. Ik heb op basis van het advies van de commissie twee mensen bereid gevonden. Ik heb daar alle vertrouwen in. Zij zullen vannacht met mij meegaan die kant op, en daar morgen geïnstalleerd worden. Ik ben ervan overtuigd dat zij het op een goede manier gaan doen en dat ze ook kunnen rekenen op draagvlak onder de bevolking.
De heer Kok vroeg nog wanneer de regeringscommissaris van start gaat. Dat is morgen. Nadat het bestuurscollege, de eilandsraad en de gezaghebber ontslag krijgen, zullen deze mensen worden beëdigd. Dat is ook het moment dat de Koning het wetsvoorstel bekrachtigt.
Hoe zit het met de ondersteuning? Je kunt daar wel mensen neerzetten, maar je hebt ook ondersteuning nodig. Daar hebben we in voorzien. Er zijn nu al wat mensen actief, maar er zullen nog een aantal mensen naartoe gaan vanuit de vakdepartementen, vanuit BZK, IenW en EZK. ICT'ers gaan helpen om de administratie op orde te brengen. OCW heeft er al twee collega's zitten. Ook SZW heeft er nu twee collega's zitten. Er komt een projectleider wederopbouw. We proberen dus ambtelijke kwaliteit en capaciteit in te vliegen om de mensen daar verder te helpen. Dat zal voor een groot deel gebeuren met het ambtelijk apparaat dat er nu zit, ook al zijn daar nu een aantal mensen illegaal in dienst. We gaan kijken of die mensen gelegaliseerd kunnen worden. Zo niet, dan krijgen ze ontslag, maar we willen ervoor zorgen dat het ambtelijk apparaat adequaat is. Er moet natuurlijk heel veel gebeuren, want die mensen stappen niet in een gespreid bedje. Er moeten echt nog een aantal administraties goed worden opgebouwd als je onomkeerbaarheid wilt creëren, zodat het, nadat deze situatie beëindigd wordt, op een goede manier kan doorgaan.
De heer Kok vroeg wanneer de stuurgroep van start gaat. De facto begint die nu. De stuurgroep zal zo snel mogelijk bij elkaar komen onder leiding van de DG Koninkrijk. Ikzelf zal daarna het bewindspersonenoverleg bij elkaar roepen om in ieder geval zo snel mogelijk die betrokkenheid fysiek vorm te geven en alle verantwoordelijke mensen bij elkaar te hebben. Hetzelfde geldt voor de maatschappelijke adviesraad; die zal zo snel mogelijk worden samengesteld.
Het is van belang dat een en ander representatief is; dat zei ik al. De heer Ester vroeg naar de kerk. De kerk als zodanig kan geen plek krijgen, maar er kunnen natuurlijk wel mensen in zitten die een band hebben met de kerk. Er zijn veel gelovige mensen op het eiland. Wij zijn voor de scheiding van Kerk en Staat, dus de kerk als zodanig kan niet meedoen. Maar er kunnen wel mensen op persoonlijke titel in zitten die die groep mensen vertegenwoordigen. Maar betrokkenheid van vrouwen en jongeren is ook heel belangrijk. We moeten echt proberen een afspiegeling te krijgen.
Voorzitter. Volledigheidshalve misschien nog even het volgende. Ik heb het zojuist al even gezegd, maar wat zijn nu de criteria die ik graag wil kwantificeren in de brief van 1 juni? Het gaat om de criteria waaraan voldaan moet zijn om terug te kunnen keren naar een normale situatie. Dan praten we natuurlijk toch over het feit dat de financiën en het ambtelijk apparaat echt op orde moeten zijn. We moeten kunnen zeggen: we zijn in control; we weten wat erin komt en wat eruit gaat. Het gaat om het financieel beheer, de beleidskaders, het vergunningensysteem, dat nu ook willekeur is, en de manier waarop je documenten publiceert, zodat mensen daartegen ook beroep kunnen aantekenen en bezwaar maken. Het gaat om dat soort procedures.
Dan gaat het om de rechtsbescherming. Dat moet gewoon lopen. Dat is gewoon bureaucratie, maar dat moet wel worden opgezet. Dat geldt evenzeer voor handhaving. Dat hebben we ook hier, in het Europese deel van Nederland: je kunt wel wet- en regelgeving hebben maar mensen houden zich daar niet altijd aan. Hoe ga je daarmee om? Dat is dus wel een belangrijk punt. Ik zeg toe dat ik daar in de brief van 1 juni wat concreter op inga, want ik wil die regeringscommissaris echt de gelegenheid geven om dat zelf mee op te bouwen. Dat zetten we niet hier vanuit Den Haag overnight even op papier. Het moet een gedragen iets worden op basis waarvan we met z'n allen kunnen zeggen: dit willen we bereikt hebben. Dan is het nog geen hogere wiskunde. Daarbij komen nog die cultuur en het gevoel of het volwassen genoeg is, maar dan wordt het wat concreter. Ik heb het gevoel dat u daarnaar op zoek bent.
Een aantal leden — Ganzevoort, Van Bijsterveld en De Graaf — vroegen hoe we omgaan met de suggestie van de Raad van State om de afbouw geleidelijk te doen. Dat is dus eigenlijk een situatie waarin je verkiezingen organiseert en de eilandsraad kiest, maar waarin je de regeringscommissaris bijvoorbeeld nog een tijdje in functie laat en het executieve deel belegt bij de regeringscommissaris, maar toch het democratisch deficit feitelijk probeert op te heffen. Daarvan kan ik toezeggen dat ik ga bekijken in hoeverre dat wenselijk is en hoe dat ordentelijk geregeld moet worden. Daar heb ik op dit moment nog geen concreet beeld bij. Ik sluit het ook niet uit. Ik vind dat je wat dat betreft alle opties op tafel moet houden, maar volgens mij zijn dit gewoon dingen die de komende maanden concreet bekeken moeten worden.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Ik heb een kleine suggestie, die een beetje aansluit bij de zorg die mevrouw Meijer eerder uitsprak. Je zou je kunnen voorstellen dat in een bepaalde fase duidelijk wordt dat je bepaalde terreinen al wel weer kunt overdragen aan de lokale democratie en andere terreinen nog niet, zodat je op die manier een bepaalde geleidelijkheid inbouwt.
Staatssecretaris Knops:
Ja, ook dat zou kunnen. Dat is waar. Dat kun je vanuit een normale, stabiele situatie makkelijker doen dan vanuit de huidige situatie. Ik zie dit dus vooral als een wat meer theoretische mogelijkheid, omdat het natuurlijk heel lastig is om dat vanuit de situatie waaruit we komen, deels wel en deels niet te gaan doen. Dan krijg je een soort grijs gebied. De vraag is of dat voor iedereen zo duidelijk is, maar ook daarvoor geldt: als de regeringscommissaris met voorstellen of ideeën komt met als strekking dat dit wenselijk zou zijn en als hij — want het is een hij — inschat dat dat dienstig is, zal ik daar zeker naar kijken. Het is echt niet zo dat ik nu al helemaal heb uitgetekend wat allemaal wel of niet kan. Ik ben ook heel praktisch. Als dat kan rekenen op draagvlak en als we dat ordentelijk kunnen regelen, is dat wat mij betreft een van de opties.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het wat hem betreft nu nog niet zeker is of het ook op basis van deze wet kan, maar dat daar indien nodig een voorziening voor wordt getroffen.
Staatssecretaris Knops:
Ja, volgens mij is het altijd zo dat je eerst politiek iets wil of niet. Vervolgens ga je kijken hoe je dat dan regelt. Ik hoor hier in de Kamer heel goed — dat heb ik gisteren ook gehoord in de Tweede Kamer — dat als dat gedragen wordt, als daar behoefte aan is en als dat past, we de wetgeving daarop moeten aanpassen en met wijzigingsvoorstellen moeten komen. Ik zit daar ook heel praktisch in. Met wat nu voorligt, schetsen we eigenlijk een soort kader, waarin een aantal zaken nog niet zijn ingevuld. Ik noemde al de maatregelen die genomen gaan worden en de invulling van de adviesraad. Dit is ook een proces dat we met z'n allen ingaan. Op basis van de kwartaalrapportages, die ik u graag toezeg, kunnen we ook zelf volgen hoe we in dat proces zitten: gaat het de goede kant op of niet en in welk tempo? Dat is nu gewoon een beetje lastig, want eerlijk is eerlijk: we weten niet eens hoe dit morgen ontvangen wordt. Ik sta daar morgen in zo'n town hall, waar de hele bevolking is uitgenodigd. Ik zal de bevolking daar toespreken in de geest waarin ik ook hier spreek: wij willen samen met u bouwen aan de toekomst van Sint-Eustatius en daar hebben we iedereen bij nodig. Ik hoop oprecht dat iedereen ook het vertrouwen heeft om dat te doen en dat zij daarin meedoen, maar zeker weten doe je dat natuurlijk nooit. Dit is altijd een inschatting van risico's. Ik heb er wel vertrouwen in, maar er zullen ook kritische geluiden zijn. Het is aan ons om het tegendeel te bewijzen.
Mevrouw Meijer vroeg hoe ik het vertrouwen terug ga winnen. Dat is een goede. Dat kun je alleen doen als je oprecht en eerlijk bent in je benadering en toenadering en tegelijkertijd ook gewoon boter bij de vis levert. Volgens mij is dat de enige manier. Ik probeer het naar mijzelf te spiegelen: waarom zou ik, als ik daar zou wonen, vertrouwen krijgen? Ik zou niet vertrouwen op alleen maar mooie woorden van een staatssecretaris die komt vertellen wat hij van plan is. Ik zou ook denken: laat maar eens zien dan. Ik verwacht dan ook deze houding van de mensen op Sint-Eustatius: niet alleen "laat maar eens zien", maar ook "wij doen mee". Want we hebben al die mensen nodig voor het ontwikkelen van de economie, het tegengaan van armoede, het beschermen van de natuur en de houding dat natuur een asset is voor de mensen daar, in plaats van een sta-in-de-weg. Dat is ontzettend belangrijk, want het is een prachtig eiland, maar ik heb het idee dat een aantal mensen die daar wonen, de rijkdom van het eiland bijna niet meer zien. Voor een buitenstaander — degenen die er geweest zijn, zullen dit erkennen — is het in potentie gewoon een prachtig eiland, dat wel een rommeltje is op plekken waar mensen gewoon alles langs de kant van de weg gooien en waar onzorgvuldig wordt omgegaan met natuurwaarden. Als je toeristen wil trekken die voor dit soort bestemmingen komen en die geld in het laatje brengen, zul je ook moeten investeren in de kwaliteit.
De heer Kok wierp de discussie op over een autonoom land binnen het Koninkrijk. Het is nu een openbaar lichaam. Het is geen land, maar hij probeert zich een autonoom land binnen het Koninkrijk voor te stellen. Ik wil die discussie en alle andere discussies met alle plezier voeren, maar dat lijkt me meer iets voor het debat dat nog gaat komen. Voor uw beeld zeg ik dat ik de Tweede Kamer heb toegezegd dat, hoewel de commissie daar natuurlijk aanbevelingen voor doet, dit de komende maanden niet mijn hoofdprioriteit is en dat ik me echt wil richten op het verbeteren van de relatie, het leveren en het herstel van vertrouwen. Ik ga die andere discussie niet uit de weg, maar die komt niet voor de zomer, want ik wil dat er ook van laten afhangen. Die houding heb ik wel en die wil ik ook toezeggen: ik wil uiteraard in gesprek gaan met alle eilanden over hun positie en verhouding, maar wel met respect voor de wetgeving die we met elkaar hebben afgesproken. We treden dus niet buiten de wettelijke kaders.
De voorzitter:
Mag ik u even vragen hoelang u nog nodig denkt te hebben?
Staatssecretaris Knops:
Nou, dat valt mee.
De voorzitter:
Tien minuten?
Staatssecretaris Knops:
Dat wordt krap, maar een kwartiertje moet lukken, denk ik.
Het is relevant om de financiële aspecten even te noemen. Er zijn natuurlijk extra kosten gemoeid met het benoemen van een regeringscommissaris en van de plaatsvervanger en met de ambtelijke ondersteuning daaromheen. Wij verwachten dat die kosten voor dit jaar 2,7 miljoen zullen zijn en voor 2019 1,8 miljoen. Binnen de BZK-begroting worden die kosten gedekt. Daarnaast heb ik eerder al gezegd: 5 miljoen structureel voor alle BES-eilanden, 47 miljoen voor de wederopbouw op Sint-Eustatius en dan nog de fondsen die nog gaan komen. Mijn idee is dus dat ik hier voorlopig mee vooruit kan. Ik zeg niet tegen de verantwoordelijke bewindspersonen op vakdepartementen dat dit niet nodig is, maar bij dit soort elementen, de punten die nu snel moeten gebeuren, is geld niet het grootste probleem.
Dan de vragen over strafrechtelijk onderzoek naar het huidige bestuur en hoe daarmee wordt omgegaan. U zult begrijpen dat ik daar niets over kan zeggen. Dat is niet aan mij; dat is een zaak van het OM. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat de straks aantredende regeringscommissaris bij het doorpluizen van de administratie tegen zaken aanloopt waarvan hij zegt: dit kan niet. Dan kun je aangifte doen en dan is het aan het OM om te bepalen of er wel of niet strafrechtelijk onderzoek volgt. Ik heb daar op dit moment geen concrete aanwijzingen voor. Dat geldt ook voor de geopperde gedachte van corruptie; er werd gevraagd of er sprake is van grote corruptie. Ja, er is in zekere zin wel sprake van corruptie, maar dat is niet altijd corruptie met groot financieel gewin, zoals je bijvoorbeeld op andere plekken ziet, maar het systeem dat mensen elkaar iets gunnen en daarvoor iets terugkrijgen, is natuurlijk niet wat we willen. In concreto: als wordt aangelopen tegen zaken die aanleiding zijn om aangifte te doen, zal dat zeker gebeuren. Ik zal dat ook meegeven aan de regeringscommissaris, maar ik heb er op dit moment geen zicht op dat dit aan de orde is.
De heer Ganzevoort vroeg nog naar de eilandsgriffier. Daar heeft hij een terecht punt. In dit wetsvoorstel wordt niet geregeld hoe het gaat met de rol van de griffier als ondersteuner van het kiescollege. Daar heeft u een terecht punt. Ik stel voor dat dit in een reparatiewet wordt meegenomen en dat we dit ordentelijk regelen. Dat lijkt mij prima.
De vraag van de heer De Graaf over de plaatsvervangend regeringscommissaris heb ik beantwoord. Hij vroeg ook naar het kracht van wet geven aan het wetsvoorstel via de Kamers en het ontbinden per KB. Die verkiezingen worden bij koninklijk besluit bepaald. Ik zal natuurlijk in het proces dat ik ga doorlopen om elk kwartaal te rapporteren, de Kamer meenemen in de stappen die ik zet en de voornemens die ik daaromtrent heb. Dat doe ik ook op basis van adviezen van de regeringscommissaris. Het lijkt mij het meest praktisch dat wij dat op die manier doen, via een koninklijk besluit. Naar mijn idee is het niet zo dat de wetgever, de Kamers, deze wet zou moeten ontbinden. Zo is de wet nu niet ontworpen. Als wij tot de conclusie komen dat we op een ander moment verkiezingen willen houden of als we op eventualiteiten stuiten die buiten de kaders gaan die nu in de wet zijn voorgelegd, dan is het natuurlijk zaak om die bij wetswijziging aan uw Kamer voor te leggen. Op dit moment denk ik dat wij daarmee kunnen volstaan en dat inderdaad bij KB bepaald wordt wanneer de verkiezingen plaatsvinden en daarmee feitelijk de wet tot een einde komt.
Mevrouw Meijer heeft gevraagd naar de pensioenen. Bij de overgang van het pensioenfonds bleek dat pensioenpremies van ambtenaren, waaronder docenten, verkeerd waren geadministreerd en niet waren afgedragen aan het pensioenfonds. Er zou nog steeds sprake zijn van een pensioentekort. Ik kan u zeggen dat het herstel van de pensioenrechten van de leraren op Sint-Eustatius praktisch is afgerond. Alles is geïnventariseerd en het ministerie van OCW rondt dat de komende maanden af. Alle deelnemers aan de pensioenfondsen krijgen daarover uiterlijk in juni bericht. Dat kan ik u daarover melden.
De heer Schalk vroeg nog hoe ik omga met de communicatie naar de andere eilanden. Ik heb de afgelopen dagen, maar ook in de periode daarvoor, intensief contact gehad met de gouverneurs van de landen en met de gezaghebbers van de openbare lichamen. Zij hebben ook hun bestuurscolleges geïnformeerd. Die lijnen zijn kort. Ik ben zeer recent nog op Bonaire geweest en zij zullen over een maand of twee weer naar Nederland komen. Die contacten zijn hecht, kan ik wel zeggen. Ik heb heel open gecommuniceerd over de reden waarom we dit wetsvoorstel aan beide Kamers hebben voorgelegd. Er zullen altijd effecten zijn, zoals ik zojuist al aangaf, misschien ook onder de bevolking. Er zijn bepaalde groepen op Bonaire die ijveren voor meer autonomie of zelfs voor onafhankelijkheid. Aan de andere kant probeer ik het gewoon bij de feiten te houden. Op het moment dat sprake is van goed bestuur wil ik belonen en als het minder goed gaat, helpen. En als het echt niet goed gaat hebben we allerlei maatregelen, zoals aanwijzingen. Die hadden in het geval van Sint-Eustatius geen enkel effect meer, maar die kunnen nog wel voor de andere eilanden gelden.
Ook daarvoor geldt telkens dat we dit soort maatregelen alleen maar nemen in het belang van de inwoners van de eilanden. We doen dat niet omdat wij zo nodig vanuit Europees Nederland alles willen bepalen. We hebben met elkaar bepaalde wetgeving afgesproken en in die wetgeving zijn instrumenten opgenomen. Als een van de partijen zich niet aan die wetgeving houdt, moet je zo'n instrument kunnen inzetten. Dat is het afsprakenkader waarbinnen wij werken.
De heer Kok vroeg waarom het plan van aanpak van 2015 niet van de grond is gekomen. Dat heeft ermee te maken dat het bestuurscollege tegen dit besluit, dit conceptplan van aanpak, in bezwaar is gegaan en de gedeputeerden hun medewerking geweigerd hebben aan het opstellen en aan de uitvoering van het plan. De gezaghebber en de eilandsecretaris waren wel bereid om mee te werken. Uiteindelijk heeft de minister, mijn ambtsvoorganger, in 2015 het bezwaar ongegrond verklaard. En eind 2015 heeft het bestuurscollege zijn medewerking aan de aanwijzingen toegezegd. Er is daarna geen opvolging meer gekomen. Ik kan niet de hele geschiedenis terugdraaien. Ik begrijp uw vraag, maar ik ben nu vooral bezig met hoe we ervoor kunnen zorgen dat er nu wél wat gebeurt. Dat zult u begrijpen.
Voorzitter, volgens mij heb ik de meeste vragen beantwoord. Ik heb althans een serieuze poging daartoe gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Er heeft zich daarvoor één persoon ingeschreven. Alle overige Kamerleden hebben gezegd dat zij geen behoefte hebben aan een inbreng in tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Voorzitter. Als voorzitter van de immer zeer betrokken commissie voor Koninkrijksrelaties van deze Kamer mag ik namens alle fracties de staatssecretaris bedanken voor zijn heldere en overtuigende beantwoording van onze vragen en voor zijn eerlijke beoordeling van de situatie op Sint-Eustatius, ook in de Haagse verhoudingen. Daarbij danken wij ook de commissie van wijzen. We danken de staatssecretaris ook voor zijn toezeggingen om ons structureel te informeren over de ontwikkelingen en criteria en daarin ook onze zorgen mee te nemen, en vooral ook voor zijn daadkrachtige wil om verantwoordelijkheid te nemen voor een werkelijke verbetering van de situatie op Sint-Eustatius en in Caribisch Nederland omwille van de burgers daar.
We wensen hem heel veel wijsheid toe bij zijn bezoek aan Sint-Eustatius en bij de volgende stappen die gezet moeten worden. Wij spreken vooral ook ons hartelijke medeleven uit met de burgers van Sint-Eustatius, in de hoop dat voor hen een nieuw vertrouwen in de overheid mag groeien en een nieuwe hoop mag gloren op de toekomst van hun prachtige eiland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ganzevoort. Ik sluit de beraadsla ... O nee, de staatssecretaris! Neemt u mij niet kwalijk. Ik ben zo onder de indruk van de woorden van de heer Ganzevoort dat ik dacht: dit is het dan. Maar ik geef het woord aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tegelijkertijd zeg ik dat het mij verheugt te constateren dat een zo groot aantal leden van de Kamer — het zijn er meer dan 40 — nog steeds aanwezig is op dit late uur bij dit belangrijke debat.
U heeft het woord, meneer de staatssecretaris.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dat laatste was ook mij niet ontgaan. Het geeft ook aan dat we hier over een heel bijzondere, exceptionele wet spreken. Ik heb dat gevoel vandaag mogen ervaren en gisteren ook. Nogmaals, ik stond hier met enige tegenzin, maar ik heb wel het gevoel dat iedereen begaan is met de Koninkrijksrelaties en met het lot van de mensen aldaar. Ik zie het aanvaarden van deze wet in de Eerste Kamer dan ook als steun voor die lijn, en ook voor de lijn en de opdracht om binnen het kabinet-Rutte III die coördinerende rol beter in te vullen.
Na de woorden komt het nu aan op de daden. Ik dank u, leden van de Kamer, voor het gestelde vertrouwen. Ik zeg u toe dat ik in ieder geval in de geest van deze wet, maar vooral ook met het perspectief dat we het beter willen gaan doen voor de mensen op Sint-Eustatius, zo dadelijk in het vliegtuig stap en de mensen morgen ga toespreken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? U steekt uw vinger op, mevrouw Strik? U kunt om stemming vragen. Ja, ik zie dat de GroenLinksfractie wil stemmen. Dan stel ik voor om, gelet op het spoedeisende karakter van het wetsvoorstel, direct te stemmen.
Wenst een van de leden nog een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.
We gaan stemmen bij zitten en opstaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20172018-18-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.