8 Goedkeuring overeenkomst van Parijs

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs (Trb. 2016, 94 en Trb. 2016, 162) ( 34589 (R2077)).

De voorzitter:

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heb ik reeds welkom geheten in de Eerste Kamer. Mag ik de leden verzoeken om zonder veel extra geluid de zaal te verlaten? Kunt u ter linkerzijde misschien wat zachter praten? 

De beraadslaging wordt geopend. 

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter, collega's, mevrouw de staatssecretaris. Wij spreken vandaag over de goedkeuring van de overeenkomst van Parijs betreffende de klimaatverbetering op stuk nr. 34589. Het is een onderwerp dat belangrijk is, maar waarover wat de CDA-fractie betreft niet lang hoeft te worden gesproken. Het is belangrijk, omdat wij allemaal weten dat de toekomst van de planeet wereldwijd een relevant onderwerp is. Wij spreken over de uitstoot van broeikasgassen, over de uitstoot van CO2. Als ik zeg dat het belangrijk is voor de toekomst van deze planeet, spreek ik natuurlijk ook over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen in de meest brede zin. In CDA-terminologie hebben wij daar een begrip voor dat velen van u ongetwijfeld kennen, namelijk rentmeesterschap. 

Terecht is er de afgelopen jaren en decennia veel aandacht voor dit thema gevraagd. Als je kijkt naar de gevolgen van de klimaatverandering kan het niet anders dan dat er, ook al kun je verschillend oordelen over de mate waarin, sprake is van klimaatverandering en de mate waarin de mens met zijn activiteiten invloed heeft op wat er gaande is. Wij kunnen niet anders dan onze brede zorg daarover uitspreken. 

Ik wijs op de ontwikkelingen in ontwikkelingslanden en op groeiende economieën. Ik noem Bangladesh, ik noem China en Indië. Je ziet tegelijkertijd welke bedreiging bijvoorbeeld door de stijging van de waterspiegel op die landen afkomt. Wij kunnen daarvan met regelmaat getuige zijn via de media. Dan kun je maar één conclusie trekken: dat zou ontzettend spijtig en jammer zijn. Waar dat kan, zouden wij die negatieve ontwikkelingen, die grote effecten hebben op de economische ontwikkelingen, moeten tegengaan. 

Ik kan ook wijzen op wat er in Nederland gebeurt. Nederland is een land dat als geen ander land onder de zeespiegel ligt. Als wij hier niet continu blijven investeren en aandacht hebben voor onze dijken en waterkeringen in de meest algemene zin, weten wij dat wij onze ogen ten onrechte zouden sluiten voor een probleem waarmee onze kinderen en kleinkinderen worden geconfronteerd. 

Kortom: het is een mondiaal vraagstuk. Een mondiaal probleem vraagt om een mondiale aanpak. Daarom heeft de CDA-fractie een- en andermaal gezegd dat het goed is dat er in Parijs een aantal belangrijke stappen is gezet in december 2015. Zoals mijn collega Agnes Mulder in de Tweede Kamer tijdens de behandeling al zei: Nederland is zelf te klein en daarom is een mondiale aanpak nodig van een akkoord dat alleen mondiaal kan worden gesloten. Er moet wereldwijd draagvlak voor zijn. Dat het niet vanzelfsprekend is dat er stappen worden gezet, horen en lezen wij bijna dagelijks. 

Draagvlak is ontzettend belangrijk. Het zou een van de belangrijke thema's moeten zijn bij de verdere uitwerking van de afspraken die in Parijs zijn gemaakt. Draagvlak is belangrijk. Wij moeten niet alleen kijken naar de burgers en het bedrijfsleven nationaal, maar ook naar draagvlak tussen de landen. Wij weten dat er op basis van de afspraken in Parijs sprake is van verschillende snelheden bij het treffen van maatregelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de ontwikkelde landen enerzijds en de minder ontwikkelde of ontwikkelingslanden anderzijds. Terecht worden daar verschillen in fasering aangebracht. Het is ook terecht dat die landen die zich tot de meer ontwikkelde naties van deze wereld mogen rekenen in financiële zin een belangrijke inspanning hebben toegezegd, juist om de landen die dat niet kunnen opbrengen de hand te reiken. Dat geldt overigens niet alleen voor financiën — denk aan het klimaatfonds — maar ook voor technologische kennis et cetera bij de verbreding en uitdraging daarvan in de landen die daar niet over beschikken. Het CDA vindt dit een rechtvaardige afspraak waar terecht veel aandacht voor wordt gevraagd. 

Ik zeg tegelijkertijd dat er behalve draagvlak nog een ander risico is dat zeker benoemd moet worden. Ik heb het draagvlak tussen de landen genoemd, maar het andere risico zou natuurlijk van meer juridische aard kunnen zijn. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert. Zijn de afspraken die in algemene zin zijn gemaakt houdbaar? Zijn ze aanvechtbaar? Zijn ze afdwingbaar? Kortom: de gevolgen van juridische procedures die landen zouden kunnen ondernemen en van stappen die zij zouden kunnen zetten, zijn wat ons betreft nog niet volstrekt helder. 

De Amerikaanse president Trump heeft nog niet zo heel lang geleden aangegeven dat hij een streep door de hoofdlijnen van het klimaatakkoord van Parijs zou willen zetten, onder andere omdat hij zich afvraagt of dit de oplossing is die wereldwijd gekozen zou moeten worden. Dit toont wat ons betreft meteen ook de kwetsbaarheid van de internationale samenwerking aan. De vraag is of de afspraken die in Parijs zijn gemaakt nog houdbaar zijn bij het wegvallen van de Amerikaanse steun, wat binnen twee jaar geëffectueerd zal zijn. Zijn de geformuleerde doelstellingen over het inperken van klimaatverandering bij de afspraken van Parijs nog wel houdbaar, als de Amerikanen, en wellicht ook nog andere landen, afhaken? Het CDA zou dat overigens wel betreuren. Wij zijn benieuwd naar de gevolgen als die 55% mondiale reductie die als minimale eis wordt gesteld, niet wordt gehaald. 

Welke acties worden er door Nederland ondernomen? Dan gaat het niet zozeer om Nederland sec, zeg ik tegen de staatssecretaris, want Nederland is een klein land en we moeten het hebben van een mondiale aanpak. Welke stappen zijn er concreet gezet door de Europese Unie? Ik denk dat het goed is om te benadrukken dat de CDA-fractie eraan hecht dat we dat in collectief verband doen en dat Nederland niet te veel een alleingang doormaakt. Ik zeg dat omdat er vorige week berichten waren dat de staatssecretaris zei dat het wegvallen van de Amerikaanse steun wellicht zou kunnen leiden tot financiële problemen bij het klimaatpanel IPCC. In onze ogen kan het niet zo zijn dat een land of enkele landen dan maar even de gaten opvullen. Als ik het heb over de financiering van het IPCC, heb ik het misschien nog wel meer over de financiering van het klimaatfonds, waar bijna 100 miljard naartoe zal gaan. De nationale staten moeten stuk voor stuk een belangrijke inspanningsverplichting op zich nemen om dat geld op tafel te leggen. Als een grote contribuant wegvalt, kan dat niet door een enkele lidstaat van de Unie worden opgepakt, maar zal dat mondiaal aandacht moeten krijgen. Wij zijn benieuwd of de staatssecretaris kan aangeven welke stappen er zijn genomen en hoe het scenario eruit ziet. 

Het is ontzettend belangrijk dat behalve draagvlak ook transparantie centraal staat, zodat burgers en bedrijven weten wat er gebeurt. Alleen dan is het mogelijk om die stappen te zetten die we zouden moeten zetten. Zonder draagvlak, zonder steun van het maatschappelijk middenveld, zonder burgers en bedrijven lukt het niet. Afgelopen vrijdag was ik met een aantal collega's op bezoek bij een Friese melkveehouder. Daar hoorden wij dat die ondernemer ook zei dat hij best stappen wil zetten, maar dat hij wel moet weten dat er sprake is van een gelijk speelveld, zowel in Nederland als daarbuiten, om te beginnen binnen de Europese Unie, en dat hij bij datgene wat we doen, ook moet kunnen rekenen op betrouwbaar en houdbaar beleid van de overheid. Als er sprake is van consistentie, dan is het klimaatverdrag van Parijs wat hem betreft niet een bedreiging maar wellicht zelfs een uitdaging. Vele bedrijven zullen dat graag met hem onderstrepen. 

Voorzitter. Dat is wat ik namens de CDA-fractie wil zeggen. U mag van mij aannemen dat de CDA-fractie voor ratificatie is. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ben blij te horen dat de CDA-fractie dit akkoord voluit steunt en zegt dat het buitengewoon belangrijk is om te komen tot een klimaataanpak voor de toekomst. Inmiddels is duidelijk dat de afspraak die we in Europa hebben gemaakt, namelijk om in 2030 40% CO2-reductie te realiseren, onvoldoende is om de doelen van Parijs te halen, want dan moeten we ruim onder 2°C gaan zitten en liefst uitkomen op maximaal 1,5°C. Is het CDA bereid om op basis daarvan het huidige Europese beleid, maar daarmee ook het Nederlandse beleid, gericht op 2030, aan te scherpen? 

De heer Atsma (CDA):

Dit zijn natuurlijk de te verwachten vragen, zeker van de zijde van GroenLinks. Laat ik in elk geval dit zeggen. Voor zover ik de media heb kunnen volgen, heb ik begrepen dat dit een van de belangrijke thema's is bij de pogingen om tot een nieuw kabinet te komen, in de informatieperiode. Dan is het toch jammer om vast te stellen dat een partij die aan tafel zat, maar die nu niet meer aan tafel zit, althans dat heb ik begrepen, die vraag stelt. Ik zou het advies willen geven om vooral de formatie van een nieuw kabinet even af te wachten. Laat dit vooral even op de onderhandelingstafel liggen. Ik heb vanmorgen minister Kamp op de radio horen zeggen dat er nationaal een aantal nieuwe stappen worden gezet. Ik hoorde uw collega mevrouw Van Tongeren via de microfoon van Radio 1 zeggen dat zij dat niet voldoende vindt. Ik vind dat het huidige kabinet even aan zet is op dit punt, of een volgend kabinet, als het gaat om de invulling van het plan van aanpak voor het klimaatverdrag van Parijs. Dat is ook wat de staatssecretaris enkele weken geleden heeft laten doorschemeren, en terecht. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Er wordt op dit moment in Europa, in de Milieuraad en in de Energieraad, onderhandeld over belangrijke Europese wetgeving die precies dit punt betreft, dus het huidige demissionaire kabinet moet hierover een stellingname hebben. 

De heer Atsma (CDA):

Ja, maar u weet … 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn vraag is om consequent te zijn. Als u dit akkoord voluit steunt, bent u dan ook bereid om te doen wat nodig is voor dit akkoord, en dus het huidige beleid aan te scherpen? 

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gezegd, en ik blijf herhalen, dat over de invulling van het akkoord het volgende kabinet aan zet is. Natuurlijk zijn er nu ook al stappen gezet. Ik heb gewezen op wat de minister van Economische Zaken vandaag heeft aangekondigd over het wel of niet aansluiten van nieuwbouwwoningen op aardgas. Ik vind dat het vooral aan een volgend kabinet is om de invulling van de afspraken van Parijs te effectueren. Dat kabinet zal ook zorgen voor draagvlak in beide Kamers, neem ik aan. Wat dat betreft ga ik niet vanaf deze plek de onderhandelaars, waarbij uw partij helaas niet meer aanwezig is, voor de voeten lopen. Ik laat het graag over aan het kabinet en aan de onderhandelaars om daaraan verder invulling te geven. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Tot slot nog een vraag. Als wij dit verdrag vandaag, of formeel volgende week ratificeren, vindt u dan dat dit wel leidt tot de plicht om de afspraken die we in dit verdrag maken, na te komen? 

De heer Atsma (CDA):

Ja, maar daar is geen discussie over. We hebben het over een verdrag met een werking die loopt tot 2050, dacht ik. Het tempo waarin er stappen gezet worden, kan verschillen van lidstaat tot lidstaat. Dat is vooral aan de volgende regering en aan de Kamers. Verder heb ik gezegd dat er wat ons betreft voor moet worden gewaakt dat het gelijke speelveld nationaal en internationaal overeind blijft. Ik ga nu niet zeggen wat er moet gebeuren, want dat is aan het kabinet, maar natuurlijk vind ik dat de einddoelstelling die is geformuleerd, de stip op de horizon is waar wij ons aan gaan houden, zoals ik in mijn inleidende woorden al heb gezegd. 

De voorzitter:

Dank u wel mijnheer Atsma. Ik geef het woord aan de heer Van der Sluijs, maar niet dan nadat ik de stemmingsbel heb laten klinken, want dan weet iedereen dat er sprake is van een maidenspeech. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Voorzitter, collega's, dames en heren op de tribune. De heer Atsma had het al eventjes over transparantie en draagvlak. Ik ben het daarmee eens, echter, dat moet dan wel op grond van goede informatie gebeuren. Ik ga de Kamerleden straks het een en ander meegeven en ik hoop dat zij zich daar de komende week door laten inspireren en dat dit hun stemgedrag volgende week beïnvloedt. 

Vandaag hebben we een debat over de ratificering van het klimaatverdrag van Parijs. Volgens sommigen is dit een unieke kans om de wereld weer eens van de ondergang te redden, volgens anderen, en daaronder reken ik onze PVV-fractie, is dit een unieke kans om de hoax rond het klimaat te stoppen, namelijk door niet te ratificeren. Ratificatie van het Parijse akkoord houdt in dat Nederland zich vastlegt op doelen die op grond van een zogenaamd wetenschappelijke consensus tot stand zijn gekomen. Ik ben zelf geen wetenschapper, maar ik hoef u niet te vertellen dat het waarheidsgehalte van wetenschappelijke stellingen niet door middel van handopsteken tot stand komt. Dat bewees een eeuw geleden de Duitser Alfred Wegener al met zijn theorie over de continentverschuiving. Volgens zijn theorie hadden alle continenten ooit tot één groot continent behoord. In de geologische wereld werden de frappante overeenkomsten in aardlagen aan weerskanten van de oceanen als toeval terzijde gelegd en de theorie van continentverschuiving werd verguisd. 

De voorzitter:

Het geluid valt weg, maar de geluidsinstallatie staan aan. Misschien zit er iemand met zijn vingers aan de knoppen. Het lastige is dat u niet geïnterrumpeerd mag worden, maar nu valt kennelijk de stroom even uit. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Ik ga gewoon verder. We laten ons niet gek maken. 

Pas in de jaren 1970 bleek uit onderzoek van de zeebodem aan weerskanten van de Mid-Atlantische Rug dat de theorie van de platentektoniek eigenlijk zeer waarschijnlijk was. Er werd ook een mechanisme gevonden dat voor die verschuivingen verantwoordelijk kon worden gehouden, namelijk de convectiestromingen in de aardmantel. Bij het uiteenvallen van radioactieve stoffen komt in het binnenste van de aarde warmte vrij, die wordt afgevoerd naar buiten. Er zijn tal van wetenschappers te noemen wier werk aanvankelijk verguisd werd. Ik noem uitgerekend Wegener, omdat juist zijn theorie zo'n enorme invloed heeft gehad op onze kennis over de samenhang van klimaat en geologie. 

Inmiddels weten we dat het CO2-gehalte in de lucht de afgelopen miljoenen jaren zeer sterk gefluctueerd heeft. Het is veel lager geweest, maar ook tot wel 200 keer hoger. Het was warmer met lagere CO2-concentraties dan nu. Het was kouder met hogere CO2-concentraties dan nu. We weten ook waar die koolstof nu is opgeslagen: in zeewater, maar vooral in kalksteen. De opslag in fossiele brandstoffen is slechts een minieme fractie van de opslag in kalksteen. Op tijdschalen van miljoenen jaren bepaalt de hoeveelheid vulkanische CO2-uitstoot, veroorzaakt door plaattektoniek, hoeveel CO2 er in de atmosfeer zit. 

We weten ook dat het zeeniveau gefluctueerd heeft. Dat is ooit wel 200 meter hoger geweest. Ook daarvan weten we waarom dat nu zo veel lager is: het water is nu kouder en daardoor gekrompen, maar daarnaast hebben geologische activiteiten de oceanen veel dieper gemaakt dan tijdens die hoge zeespiegelstanden het geval was. 

De laatste 2.000 jaar voor de industriële revolutie was volgens Al Gore en het IPCC het aandeel CO2 in de lucht vrij constant, circa 280 parts per million (ppm). Het klimaat was in die periode evenwel niet stabiel. We hebben naar onze begrippen extreem koude perioden gehad, onder andere in de zeventiende eeuw, en we hebben heel warme perioden gehad, in de middeleeuwen, waarin de gletsjers verder gesmolten zijn dan thans het geval is. In de laatste 150 jaar is het CO2-gehalte gestegen tot ongeveer 400 ppm. Maar ook in die 150 jaar hadden we perioden dat de temperatuur steeg en perioden dat de temperatuur daalde. Bijvoorbeeld in de periode van 1945 tot 1975 daalde de gemiddelde temperatuur. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw was de wetenschap er zelfs van overtuigd dat er een nieuwe ijstijd aan zat te komen. Er was wetenschappelijke consensus: er kwam een nieuwe ijstijd aan. Velen hier in dit huis hebben de leeftijd dat ze zich dat nog wel zullen herinneren. Daarna is de temperatuur gedurende enkele decennia weer gaan stijgen, maar de laatste negentien jaar is die vrij stabiel, met twee El Nino-pieken. 

Zoals gezegd maakt CO2 slechts 0,04%, ofwel 400 ppm, uit van de atmosfeer. Het menselijk deel daarvan is beperkt. Sommige wetenschappers menen dat extra opname van CO2, onder andere door de vergroenende aarde, slechts 3% tot 4% is. In het meest alarmerende geval bedraagt het door de mens geproduceerde deel van CO2 in de atmosfeer dus 0,016%. Die 0,016% gaat de wereld nu via Parijs keihard aanpakken. Het IPCC gaat er immers van uit dat uitsluitend, of bijna uitsluitend, de mens verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. Nadat de mensheid eerst het probleem van de zure regen en de daarmee gepaard gaande stervende bossen en vervolgens het gat in de ozonlaag heeft gefikst — daar horen we immers niets meer van — moet thans een nieuw globaal probleem worden aangepakt. De bewering in de samenvatting voor beleidsmakers van het jongste IPCC-rapport dat de opwarming na 1950 met 95% zekerheid voor de helft door menselijk toedoen veroorzaakt is, is evenwel niet gebaseerd op statistiek, maar bij handopsteken bepaald door IPCC'ers die nauwkeurig zijn geselecteerd op publicaties die in de lijn liggen van de politieke samenvattingen van het IPCC. 

Overigens is er een bijzondere correlatie tussen global warming — of climate change, zoals het tegenwoordig bij gebrek aan opwarming heet — en zure regen. Die correlatie heet Ed Nijpels. Wat we ook zouden doen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, het zou niets meer uitmaken, 80% van onze bossen zou verdwijnen. De bossen zouden allemaal sterven aan zure regen. In die zin is het logisch dat hij nu voor het karretje van deze alarmistische agenda wordt gespannen. Hij is tenslotte niet in zijn eerste hoax gestikt. 

Bij de aanpak van de problemen die het Parijse akkoord schetst, gaan pas echt alle remmen los. Maar laten we eerst kijken naar de recente ontwikkelingen. Laten we eens beginnen in Nederland, met de publicatie van 30 mei jongstleden van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarin lezen we dat het aandeel hernieuwbare energie in 2016 5,9% bedraagt. Dit aandeel is vrijwel even groot als in het jaar daarvoor, toen 5,8% van het totale energieverbruik uit hernieuwbare bronnen kwam. Overigens komt het overgrote deel van de hernieuwbare energie uit biomassa en niet uit wind. Wereldwijd is drie kwart van de hernieuwbare energie biomassa. Dat is voornamelijk hout. Hiervoor worden onder andere op grote schaal bossen gekapt. Hoe duurzaam is dat wel niet. 

Voorzitter, ik ben nu op de helft van mijn betoog, dus ik hoop dat ik het red met de tijd. 

De voorzitter:

Dat klopt. U zit nu op 10 minuten en 59 seconden, terwijl u 20 minuten spreektijd hebt opgegeven. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Perfect! 

Het totale energieverbruik in Nederland is vergeleken met 2015 gestegen met bijna 4% naar 2119 petajoule (PJ). Omdat het totale energieverbruik is toegenomen, heeft de toename van het verbruik van hernieuwbare energie nauwelijks geleid tot een groter aandeel in het totale energieverbruik, alle miljarden euro's subsidie ten spijt. Dat het totale energieverbruik zo schrikbarend is toegenomen, komt natuurlijk door de groei van de economie, maar ook, laten we dat niet vergeten, door de groei van de bevolking door immigratie. 

Tussendoor even een vraag aan de staatssecretaris. Hoe verhouden zich deze CBS-cijfers met haar memorie van antwoord van 30 mei jongstleden, waarin zij aangeeft dat het bruto finaal eindverbruik in de komende jaren zal dalen naar 2047 PJ in 2020, terwijl de meest recente cijfers juist een stijging laten zien? 

Hoe zit het dan wereldwijd met het verbruik van hernieuwbare energie? Als je berichten van de Nederlandse overheid, de publieke omroep en de Nederlandse kranten moet geloven, dan is iedereen al volop windmolens aan het plaatsen en lopen wij daar schromelijk bij achter. De werkelijkheid is dat in 2014, het laatste jaar waarover globale cijfers bekend zijn, wereldwijd 0,46% van het finale gebruik van windenergie afkomstig was, afgerond 0%. Zonne- en getijdenenergie vormen samen 0,35%. De groei van het wereldwijde energieverbruik bedroeg in de afgelopen 40 jaar 2% per jaar. Nemen we de groei over het laatst bekende jaar, namelijk van 2013 op 2014, dan was dat 2.000 TWh (terawattuur). Als we alleen die groei met windmolens zouden moeten bijhouden, dan moeten we uitgaande van windmolens van 2 MW (megawatt) per jaar 350.000 windmolens bouwen. Dat is anderhalf keer zo veel als wat er in zijn totaliteit gebouwd is sedert overheden vanaf het begin van deze eeuw bakken met belastinggeld in deze peilloze diepte aan het storten zijn. Ik herhaal nog maar even: 350.000 windmolens per jaar. Nog een aardig gegeven: voor de bouw van 350.000 windmolens per jaar heb je de halve jaarproductie van de EU aan steenkool nodig in de hoogovens. 

Een belangrijke veroorzaker van de groei van het energieverbruik is simpelweg de niet-aflatende groei van de wereldbevolking, vooral in de niet-westerse maar door de massa-immigratie ook in de westerse wereld. Ik vraag de staatssecretaris: als de toename van het energieverbruik zo'n probleem is, waarom horen wij daar dan nooit iets over? Graag een concreet antwoord. 

De staatssecretaris kwam in antwoord op PVV-vragen met de navolgende gegevens. Rekent u even mee? Het energieverbruik in Nederland gaat in 2020 omlaag naar 2.047 petajoule. Wat ons betreft is dat niet realistisch, maar stel dat dit zo is. Dan komt het subsidiabele deel uit op 126 petajoule; inclusief Borssele, dus als het meezit. Klopt het dan dat volgens de eigen cijfers van de staatssecretaris het aandeel subsidiabele energie in 2020 slechts een fractie meer is dan 6%? En klopt het dat er in 2012 al een kleine 5% aan zogenaamd duurzame energie was, waardoor een toename van 1,4% duurzame energie in acht jaar tijd 37 miljard kost? Die 37 miljard is of wordt tot 2020 beschikbaar gesteld. Klopt het dat het energieakkoord volgens de eigen cijfers van de staatssecretaris het lieve sommetje van 37,7 miljard subsidie kost tot 2020 voor 1,43% extra duurzame energie? 

Zo staat het namelijk in de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen. Kan zij haar eigen cijfers nog eens bevestigen? Dan kunnen we uitrekenen wat het betekent om naar de Urgendadoelstelling van 25% te gaan, om over Parijs nog maar te zwijgen. En dan laten we de feiten maar even buiten beschouwing dat noch biomassa, oftewel het opstoken van bomen, noch windmolens ook maar de minste of geringste bijdrage levert aan minder uitstoot. Het blijven fictieve rekensommetjes. 

Terug naar Parijs. Ik vraag de staatssecretaris: wat belooft dat akkoord nou eigenlijk? Betekent het dat de temperatuurstijging van de aarde beperkt blijft tot 2°C, zoals uitgebreid gespind is bij de ondertekening van het akkoord? Hoe komt het dan dat dat het effect volgens de eigen klimaatmodellen van de Verenigde Naties slechts 0,05°C in het jaar 2100 is? 

Klopt het dat voorganger Al Gore recentelijk bij Fox News heeft gezegd dat het klimaatakkoord helemaal geen effect heeft op het zogenaamde klimaatprobleem, maar dat het een belangrijk signaal is? Bloomberg rekende uit dat dit signaal 12,1 biljoen dollar, oftewel 12.100 miljard dollar, kost in de eerste 25 jaar. Klopt dat? Zo niet, wat kost het dan? Of gaan we een akkoord ratificeren waarvan we niet weten wat het kost? Dat zou volstrekt ridicuul zijn, maar uitrekenen wat iets zou kosten, deed het kabinet al niet bij het afsluiten van het energieakkoord en dat doet het kabinet ook niet bij de kosten van massa-immigratie. In die zin is deze lijn ridicuul maar wel consistent. 

Klopt het dat in de IPCC-rapporten staat dat er geen aanwijzingen zijn dat recente klimaatveranderingen leiden tot extreem weer? Klopt het dat de data van weerbureaus wereldwijd dat bevestigen? Graag een reactie. 

Hoeveel schiet de wereld op met het energieakkoord van 90 miljard als de stap van 16% naar 25% duurzame energie 0,000045°C (45 miljoenste graad) minder opwarming betekent, zoals het kabinet bekendmaakte? Wat levert de Nederlandse inspanning voor Parijs dan op? En hoe verhouden de inspanningen van Nederland zich tot die van China en India, die hun bijdrage relateren aan de groei van het bruto binnenlands product? Dat betekent dat zij veel meer gaan uitstoten en vele honderden kolencentrales gaan openen in de komende jaren. Hoe verhouden onze inspanningen zich tot het opzeggen van het akkoord door de Verenigde Staten? Het mooie is: ik wil gewoon een concreet antwoord op deze vragen. 

En dat terwijl er in de wereld volop ontwikkelingen zijn met vormen van energie die echt duurzaam en vraaggestuurd zijn, zoals thorium en kernfusie. Of zullen we het beestje bij de naam noemen, zoals verschillende IPCC'ers intussen ook gewoon doen? Het is gewoon een ordinaire herverdeling van welvaart. 100 miljard dollar per jaar gaat van de ontwikkelde wereld naar de derde wereld. China betaalt niets. Rusland betaalt niets. India betaalt niets. Saudi-Arabië betaalt niets. Nee, de Nederlandse belastingbetaler, die betaalt. 

Ik dank u voor uw aandacht en wacht de antwoorden van de staatssecretaris graag af. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van der Sluijs. Ik vraag u om even te blijven staan. 

Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. U bent op 28 maart 2017 geïnstalleerd als lid van de Eerste Kamer. In dit huis maakt u deel uit van de commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening. 

Met name over dat laatste onderwerp hebt u op provinciaal niveau reeds ruime ervaring opgedaan. U maakt sinds 2011 deel uit van de fractie van de PVV in de Provinciale Staten van Noord-Holland, de provincie waar u geboren en getogen bent. Ook hier hebt u het onderwerp klimaat en energie zeer actief opgepakt. U bent een van de vijf Eerste Kamerleden die ook zetelen in de Provinciale Staten. Daardoor draagt u bij aan de bestendiging van de eeuwenoude band tussen de provincies en de Staten-Generaal. 

Iets wat wellicht niet veel collega-Kamerleden weten, is dat u in het verleden ruim twintig jaar beroepsmilitair bent geweest. U bent in 2001 zelfs uitgezonden geweest naar Bosnië. Daarna hebt u tussen 2002 en 2015 diverse burgerfuncties vervuld op het ministerie van Defensie. Die tijd ligt nu echter achter u, want sinds januari dit jaar hebt u uw eigen organisatie- en adviesbureau. Toch hoop ik dat ook de Eerste Kamer zal mogen profiteren van de precisie en daadkracht waar militairen om bekendstaan. 

Ik wens u alle succes met uw verdere bijdrage aan het werk van de Kamer en schors de vergadering voor een kort moment om de collegae de gelegenheid te geven u te feliciteren, maar ik zal dat als eerste doen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We gaan door met de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst van Parijs. 

Het woord is aan de heer Schrijver. 

De heer Schrijver (PvdA):

Voorzitter. Ik feliciteer de heer Van der Sluijs met zijn maidenspeech. Anders dan onze nieuwe collega ziet mijn fractie de overeenstemming die 195 staten en de Europese Unie op 12 december 2015 onder leiding van de Franse regering in Parijs bereikten, als een historische doorbraak. Diverse eerdere pogingen om het klimaatraamwerkverdrag van 1992 en het Kyotoprotocol daarbij van 1997 een vervolg te geven liepen immers op niets uit. Voorts behelsde Parijs een breed gedragen akkoord, omdat de hoofdrolspelers — in feite de grootste vervuilers — zoals China, de VS, de EU, Rusland en Japan zich erachter stelden. 

Dat betekende ook dat de Parijse klimaatovereenkomst verrassend snel op 4 november 2016 in werking kon treden, nadat 55 staten, die voor ten minste 55% van de uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk zijn, het verdrag hadden geratificeerd. Inmiddels hebben 149 staten de Parijse overeenkomst geratificeerd en we hebben goede hoop dat Nederland zich deze zomer daarbij gaat voegen, opnieuw als bijna de hekkensluiter van de EU- en de OESO-landen. 

We kunnen er niet omheen dat er inmiddels een grote schaduw over de doeltreffendheid en de toekomst van de overeenkomst van Parijs hangt, omdat de nieuwe president Trump ervoor gekozen heeft om uit de klimaatovereenkomst te stappen. Daarmee is ook de opzeggingsclausule verrassend snel actueel geworden. Maar artikel 28 van de Parijse klimaatovereenkomst heeft een enorme rem op uittreden ingebouwd. Het bepaalt dat een partij de overeenkomst in de eerste drie jaar nadat deze voor die partij in werking is getreden, niet mag opzeggen. Het artikel bepaalt tevens dat opzegging een jaar na de ontvangst daarvan van kracht wordt. Een termijn van drie plus een jaar brengt ons op z’n minst tot november 2020, en dat is toevallig de maand van de reguliere presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. 

Wij mogen ons uiteraard niet met de interne aangelegenheden van die staat bemoeien, maar wij kunnen wel de hoop uitspreken dat dan God mag verhoeden dat de VS uittreedt, bijvoorbeeld doordat de Amerikaanse kiezers zich in 2020 laten inspireren door paus Franciscus en zijn encycliek over het klimaat, Laudatio si' met als ondertitel "Over de zorg voor ons gemeenschappelijk huis". 

Intussen blijft wel onze aardse vraag aan de staatssecretaris relevant, wat naar haar verwachting het effect van het aangekondigde uittreden van de VS uit de klimaatovereenkomst zal zijn op de lopende verdragsverplichtingen van de VS en de samenwerking tussen de verdragsstaten voor het nader uitwerken van het stelsel van naleving en toezicht en de mondiale financiering van klimaatbeleid. Het is bemoedigend dat nog geen enkel land heeft aangegeven, het voorbeeld van de VS te zullen volgen. Daarnaast hebben binnen de VS een aantal staten, waaronder Californië, en steden zich verenigd in de "We Are Still In"-alliantie. Hoe bemoedigend ook, die alliantie kan het gat dat president Trump schept, nooit opvullen. 

De klimaatovereenkomst van Parijs vormt met het VN-klimaatraamwerkverdrag van 1992 en het Kyotoprotocol een drieluik. Maar daarmee is het bouwwerk nog niet af, want naar juridische maatstaven is de overeenkomst van Parijs wel erg soft qua inhoud en afdwingbaarheid. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Het akkoord stelt zich ten doel de opwarming van de aarde in het jaar 2100 effectief te beperken tot ruim onder 2˚C ten opzichte het pre-industriële tijdperk. Daartoe moet vooral het gebruik van fossiele brandstoffen — de belangrijkste boosdoeners voor de opwarming — drastisch verminderd worden en daarbij krijgen ontwikkelingslanden meer tijd. 

De opwarming van de aarde wordt wereldwijd gezien als een van de meest bedreigende milieu-, zo niet ook veiligheids- en ontwikkelingsproblemen. Dit vanwege de verstrekkende en deels onherroepelijke gevolgen van opwarming, waaronder de stijging van de zeespiegel, de afname van biodiversiteit, grotere water- en voedseltekorten en de toenemende kans op gewelddadige conflicten en vluchtelingenstromen. De klimaatovereenkomst stelt nogal vaagjes "in de tweede helft van deze eeuw dient er een evenwicht te zijn tussen de uitstoot van broeikasgassen en het vermogen van de natuur om deze te absorberen". Erg specifiek is dat niet. Hoe ziet de staatssecretaris dat? 

Het akkoord bevat een groot aantal bepalingen over de uitvoering van de verplichtingen. Centraal daarbij staan nationale actieplannen voor reductie van de uitstoot van broeikasgassen, ook wel de "nationally determined contributions" genoemd. Om de vijf jaar zullen deze in het licht van de doelstellingen worden beoordeeld, te beginnen in 2023. Daartoe hebben staten ingestemd met een systeem dat de plannen en effecten bewaakt, meet en verifieert. Daarmee hebben de onderhandelaars, onder anderen onze staatssecretaris, gekozen voor een bottom-upbenadering, terwijl het Kyotoprotocol met zijn gedetailleerde kwantitatieve en juridisch bindende emissie-uitstootbeperkingen per verdragsstaat een top-downbenadering behelsde. De vraag van mijn fractie aan de staatssecretaris is of in die bottom-upbenadering met haar vrijwillige nationale inspanningen ook niet een gevaar schuilt van al te grote beleidsvrijheid van verdragsstaten, van vrijblijvendheid en van niet-verwezenlijking van de toezeggingen. Het hemd is immers ook bij regeringen vaak nader dan de rok. Artikel 15 van de overeenkomst bevat voor de naleving louter een mechanisme om op een transparante, niet confronterende en niet bestraffende wijze de uitvoering van Parijs te beoordelen en aan de Conferentie van Partijen te rapporteren. 

In sommige andere delen van het internationale milieurecht kennen we strengere handhavingsmechanismen, waaronder boetes, handelsmaatregelen of mogelijkheden voor de burgers om een beroep te doen op rechtstreeks werkende bepalingen. Maar in het internationale klimaatrecht is dit alles dus niet van toepassing. Graag een reactie van de staatssecretaris over de voors en tegens van de nieuwe bottom-upbenadering en de nieuwe vrijwillige nationale bijdragen. En voorts: is er reeds zicht op of het totaal aan de nationaal vastgelegde bijdragen wel voldoende is om de minimale tweegradendoelstelling in 2100 te kunnen halen? 

We kunnen er natuurlijk niet omheen wat Nederland zelf doet en moet doen. In de Urgendazaak heeft de Haagse rechtbank geoordeeld dat op grond van alle gegevens de 25%-reductiedoelstelling de ondergrens vormt van de inspanningen van de Nederlandse Staat, dit om een onrechtmatige gevaarzetting jegens de burgers door de Staat te vermijden. We weten dat er nog een hoger beroep door de Staat loopt. Graag horen wij van de staatssecretaris hoe het met de uitvoering van dit bevel van de Haagse rechter loopt en of de 25%-norm overeenkomt met de bijdrage die Nederland naar berekening moet leveren aan de door de EU bepaalde bijdrage dat de lidstaten gezamenlijk in 2030 op een vermindering van ten minste 40% ten opzichte van 1990 moeten uitkomen om aan hun verplichtingen onder de klimaatovereenkomst van Parijs te kunnen voldoen. 

Daarbij wijst mijn fractie ook op het initiatiefwetsvoorstel van Samsom en Klaver om te komen tot een nationale klimaatwet. Dit is iets wat, zo leerden wij in het verband van de Interparlementaire Unie, in al meer dan 100 landen bestaat. Onze vraag aan de staatssecretaris is wat naar haar opvatting de toegevoegde waarde van een nationale klimaatwet voor Nederland zou kunnen zijn met betrekking tot het zo doeltreffend en volledig mogelijk voldoen aan onze verdragsverplichtingen. Zou een nieuw kabinet op dit terrein niet zelf initiatieven moeten ontplooien en als wetgever normen moeten vaststellen? 

In Parijs is afgesproken dat er jaarlijks ten minste 100 miljoen dollar aan leningen en subsidies beschikbaar moet komen om de projecten te financieren die staten in staat stellen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en om in te spelen op de gevolgen van klimaatverandering, zoals de stijging van de zeespiegel. Voorts hebben ontwikkelde landen de verplichting om ontwikkelingslanden financieel te ondersteunen bij hun klimaatplannen. Al dit geld zou via publiek-private samenwerking beschikbaar moeten komen. Wij vragen de staatssecretaris om aan te geven welke plannen in die richting in ontwikkeling zijn en wat de beoogde bijdrage van Nederland is. 

Tot het laatste moment van de conferentie was de differentiatie tussen staten, zoals het enigszins eufemistisch genoemd wordt, wat betreft hun verplichtingen ten aanzien van de reductie van broeikasgassen een heet hangijzer. Dit op basis van het belangrijke rechtsbeginsel van gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. Het is aanvaardbaar dat ontwikkelingslanden, en vooral de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, enige flexibiliteit hebben met betrekking tot de tijd waarin ze de vereiste reductie moeten bereiken en dat zij minder frequent en gedetailleerd hoeven te rapporteren. Deze ontwikkelingslanden willen hun economische ontwikkeling niet beperken vanwege een door de industriestaten gecreëerd probleem. In de preambule van de klimaatovereenkomst wordt het recht op ontwikkeling dan ook ruiterlijk erkend als een mensenrecht. Maar om aan de onvermijdelijke klimaatverandering het hoofd te bieden, moeten ook zij geholpen worden om hun land- en bosbeheer aan te passen en hun groeiende uitstoot te beperken. Mijn fractie vindt echter dat de zogenaamde BRIC-landen, China, India, Brazilië en Rusland, en ook landen als Saudi-Arabië deze uitzonderingspositie niet zouden moeten krijgen. Ook deze landen moeten bijdragen aan de financiële ondersteuning van klimaatprojecten in de armste landen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of dit in voldoende mate uit de Parijse documenten blijkt. 

Tot slot wil ik enkele verdragsrechtelijke kwesties aanstippen. Op grond van artikel 20, lid 3 van Parijs is de EU een volwaardige verdragspartij. Op basis daarvan geldt het verdrag reeds voor Nederland daar waar de EU en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid voor klimaatbeleid dragen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is welke extra verplichtingen, verantwoordelijkheden en rechten Nederland nog gaat krijgen na toetreding tot het verdrag, naast de verplichtingen, verantwoordelijkheden en rechten die we al hebben onder EU-recht. 

Het tweede punt betreft de Koninkrijkspositie. Mijn fractie juicht het toe dat de regering goedkeuring vraagt voor het gehele Koninkrijk. In de memorie van toelichting wordt gerapporteerd dat de drie overzeese landen van ons Koninkrijk daarom uitvoeringswetgeving tot stand moeten brengen. Graag onderstreept mijn fractie het belang daarvan en vraagt zij naar de stand van zaken daarbij. 

Ik kom op het derde punt. Er is destijds besloten het akkoord van Parijs als een overeenkomst en niet als een verdrag te sluiten, naar verluidt om de Amerikaanse president Obama in staat te stellen de VS via een presidentieel decreet aan de overeenkomst te binden. Dat zou volgens het Amerikaanse staatsrecht niet mogelijk zijn als het een verdrag zou zijn, omdat dan goedkeuring van het Amerikaans Congres noodzakelijk zou zijn. Het Weens Verdragenverdrag bepaalt in artikel 2 dat overeenkomsten, handvesten, protocollen en dergelijke gewoon andere benamingen zijn voor een verdrag en geen verschillende status met zich brengen. Datzelfde geldt onder onze Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. De vraag van mijn fractie aan de staatssecretaris is of zij inderdaad kan bevestigen dat de gekozen benaming van overeenkomst voor Nederland inderdaad geen verschillen meebrengt en dat de overeenkomst van Parijs bij ons dus gewoon een verdrag is in de zin van de genoemde rijkswet. 

Mijn fractie kijkt met veel belangstelling uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en naar de overige bijdragen van de collega's. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik feliciteer collega Van der Sluijs met zijn maidenspeech. Het is te waarderen dat hij verscheidene wetenschappelijke inzichten aandraagt. Wat ons betreft vragen die inzichten nog wel om een aanvulling als het gaat over het effect van de broeikasgassen in de huidige omstandigheden op onze atmosfeer en daarmee op het klimaat. Dat maakt het verschil uit tussen de benadering van de heer Van der Sluijs en onze benadering. 

Er zijn maar weinig stappen nodig in de milieuethiek om in te zien dat het terugdringen van het broeikaseffect tot onze categorische plicht behoort. Door menselijk toedoen stijgt de temperatuur op aarde, warmt het zeewater op, raken klimatologische systemen en bijzondere evenwichten verstoort, neemt de biodiversiteit af, staan leefomstandigheden onder druk en zullen ecologische en daarmee ook humanitaire rampen zich vaker voordoen. Het tempo van deze klimaatveranderingen neemt toe, en dat is verontrustend. Het terugdringen van broeikasgassen in de atmosfeer is nu onze categorische opgave. Wij moeten dat doen. Voor ingrijpen op mondiale schaal is het al verscheidene keren vijf voor twaalf geweest. Er is te veel uitstoot van met name CO2 en methaan in de atmosfeer. Het is van groot belang dat, zoals nu wordt voorgesteld, we daarin snel onze piek bereiken — dat zijn de woorden van het akkoord — en daarna de daling inzetten. 

Ik sprak net over milieuethische overwegingen. Daar zou ons verhaal inderdaad moeten beginnen, zowel bij onze verantwoordelijkheid als bij onze gezindheid. De aarde is aan de mens toevertrouwd, niet om te exploiteren voor eigen doeleinden maar om deze te beheren en te bewaren voor volgende generaties. De aarde is een uniek bezit. Hij is ook kwetsbaar, zo blijkt. Ik ben in het onvolprezen christelijk onderwijs dat dit land rijk is, grootgebracht met het idee dat de mens een cultuuropdracht heeft met betrekking tot de aarde, die niet door mensenhand is voortgebracht maar wel door mensenhand vernietigd kan worden. 

Mijn fractie is ingenomen met het klimaatverdrag van Parijs, een mijlpaal voor de wereldgemeenschap. Het is een lang en taai proces geweest om bij dit kader van bindende afspraken uit te komen. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is in een aantal stappen niet alleen het besef van verantwoordelijkheid gegroeid, maar ook de bereidheid om concrete maatregelen te nemen. Via het raamverdrag in 1992, het Kyotoprotocol en een serie van conferenties hebben 196 landen in 2015 in Parijs ingestemd met dit klimaatakkoord, dat verplichtingen oplegt in het kader van de 2°C-doelstelling. Het zal nog een hele opgave zijn daarbinnen te blijven. Raken we daarboven aan het eind van de eeuw, dan ontstaan onomkeerbare processen in de biosfeer, zo is de vrees. 

Het is bijzonder triest dat de Verenigde Staten zich aan het klimaatakkoord meenden te moeten onttrekken, zeker gelet op de motivatie daarvoor. Intussen blijven China, Rusland en ook steden en staten in de Verenigde Staten zich binden aan de doelstellingen van het akkoord, gelukkig maar. Graag hoor ik van de staatssecretaris wat haar taxatie is van deze ontwikkeling. Ook een aantal collega's heeft daarom gevraagd. Wat betekent het uitstappen van de Verenigde Staten voor de gestelde doelen, voor de manier waarop we die kunnen halen met elkaar? Welke maatregelen kunnen in de toekomst worden genomen om de Verenigde Staten te bewegen alsnog mee te doen? Immers, president Trump zal toch niet het eeuwige leven hebben; als president bedoel ik? 

Met het aanvaarden van het klimaatakkoord verplichten wij ons tot een hervorming van onze economie en samenleving die omvattend is. Om een broeikasgasneutrale situatie te bereiken, moeten wij de CO2-uitstoot fors beperken en het gebruik van fossiele brandstoffen afbouwen. Mijn partij is er voorstander van om zo snel mogelijk de noodzakelijke stappen te zetten in de industrie en de bouw en met betrekking tot transport en verkeer, mobiliteit. Laten wij vol inzetten op hernieuwbare energie en daarvan een economisch en maatschappelijk succes maken. Een voorsprong op dat gebied zal ons geen windeieren leggen. Dat woord viel me in, maar daarna bedacht ik me dat het in dit verband een heel vreemde beeldspraak is. 

Gelukkig is de energietransitie al in gang gezet en raakt menigeen zich bewust van de noodzaak om waar het maar kan over te schakelen op alternatieve energiebronnen. Maar in Europa zijn wij als Nederland geen koploper en is de CO2-uitstoot hier in met name de sector industrie de afgelopen jaren zelfs gestegen, vooral door het gebruik van nieuwe en oude kolencentrales. De meeste partijen zijn het erover eens dat de kolencentrales moeten worden afgebouwd. Op welke wijze en in welk tempo kan dat volgens de staatssecretaris? 

En dan dit. In Groot-Brittannië is voor de elektriciteitssector een minimumprijs voor CO2 ingevoerd. Dat maakt het gebruik van kolen duurder ten opzichte van bijvoorbeeld minder vervuilende energiebronnen als gas. Hoe denkt de staatssecretaris over een dergelijke meer ambitieuze beprijzing van CO2? Natuurlijk in de Europese context en in de combinatie met het ETS, het emissiestelsel. Het verdrag van Parijs spreekt over het in lijn brengen van geldstromen met een traject naar broeikasgasarme ontwikkelingen. Hier hebben wij er een die voor het oprapen ligt. 

Er wordt met betrekking tot de reductie van CO2-uitstoot gesproken over percentages die in 2030 en in 2050 zouden moeten worden gehaald. Uitgaande van 80% tot 95% reductie in 2050 zouden we in 2030 43% tot 49% reductie moeten bereiken volgens het Planbureau voor de Leefomgeving. Duidelijk zal zijn dat de benodigde aanpak zich uitstrekt over de volle breedte van onze economische en maatschappelijke activiteiten en ook onze levensstijl zal raken. Versobering en matiging in onze consumptie van energie zal nodig zijn. De kosten zullen daarbij zoveel mogelijk gemeenschappelijk moeten worden gedragen en geen extra belasting moeten vormen voor mensen met lage inkomens. 

Hoewel wij ons sterk richten op de reductie van CO2, draagt ook de uitstoot van methaan bij aan de opwarming van de aarde. Dat raakt onze landbouw. Volgens welk patroon zal de reductie van methaan moeten plaatsvinden volgens het kabinet? 

Het klimaatverdrag van Parijs zal ons dwingen tot scherpe keuzen. Het opent onze ogen voor de mondiale verwevenheid van vraagstukken, ook met betrekking tot het verdwijnen van bronnen van bestaan in sommige delen van de wereld. Ik heb het dan over de samenhang tussen droogte, honger en armoede. We zijn het energie- en klimaattijdperk ingetreden, zoals de Amerikaanse journalist Thomas Friedman het noemt. We kunnen ons aan de problemen die wij zelf hebben opgeroepen niet onttrekken. We zullen zuinig moeten zijn op onze planeet, die er vanuit de ruimte nog altijd uitziet als een groene bol. Voor verdere concrete maatregelen zal het wachten zijn op een nieuw kabinet, dat moet gaan bouwen op dit akkoord. We wensen het kabinet daarbij alvast veel wijsheid en vooral moed toe om keuzen te maken. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. De heer Kuiper steunt het klimaatakkoord voluit. Dat geldt ook voor allerlei vergaande maatregelen. De afspraken die tot nu toe in Europa zijn gemaakt, zijn echter onvoldoende om dit klimaatakkoord te realiseren. Dat geldt dus ook voor het beleid dat Nederland op basis daarvan maakt. Vindt de ChristenUnie dat deze afspraken in Europa en dus ook in Nederland aangescherpt moeten worden omdat de doelen van Parijs in ieder geval moeten worden gerealiseerd? 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Als wij dit klimaatakkoord ratificeren — het lijkt erop dat wij dat gaan doen — dan binden wij ons aan de doelstelling van 2°C, wellicht 1,5°C. Dat teruggerekend, leidt tot allerlei maatregelen. Daar beginnen wij niet voor het eerst mee. Dit kabinet was er al mee bezig. Het zal duidelijk zijn dat een volgend kabinet een en ander moet omzetten in maatregelen. Ik heb ook gelezen in de pers dat die afspraak in de Europese landen stroef loopt; niet dat het er niet van gaat komen, maar het loopt stroef. Er wordt volop gesteggeld over de percentages en hoe we die gaan halen. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn ook daarop gericht. Ik vind inderdaad dat er veel nieuw beleid moet komen. Dat moet de komende jaren gebeuren. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Er wordt op dit moment in Europa al over heel belangrijke zaken gesproken, ook over het emissiehandelssysteem, het ETS, en over de afspraken voor transport en landbouw. Het huidige kabinet spreekt daarover in het kader van de Milieuraad en de Energieraad. Vindt de heer Kuiper dat Nederland in die raden moet inzetten op een aanscherping van het Europese beleid, zodat wij de Parijse doelstellingen echt gaan halen? 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ja. Ik gaf in mijn verhaal het voorbeeld van het beprijzen van CO2, een minimumprijs. Het Europese emissiestelsel geeft daarvoor een soort plafond, maar het blijft mogelijk om heel veel CO2-rechten te kopen. Als die duurder worden, dan zal dat een steviger effect hebben. Dat zal per saldo inderdaad een aanscherping van het beleid zijn. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De heer Kuiper vindt dus dat bijvoorbeeld het emissiehandelssysteem moet worden aangescherpt, zodat het echt gaat werken, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de prijzen van CO2 omhoog gaan. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Er zijn in het kader van dat stelsel rechten uitgegeven, dus er is nog steeds heel veel ruimte. Het plafond is nog steeds onvoldoende om toe te komen aan de doelstellingen. We hebben het ook over heel ambitieuze doelstellingen als het gaat om die 2% of 1,5%. Ook in de Tweede Kamer is daar uitvoerig over gesproken. Daarbij is de vraag gesteld of het niet 1,5 moet zijn. Wat ons betreft betekent goede zorg voor de aarde, voor de planeet dat je niet genoeg kunt doen. Je kunt niet zorgvuldig genoeg zijn. We zullen komend jaar echt met ambitieuze plannen en maatregelen moeten komen. Laat het komend kabinet en de kabinetten die daarop volgen zich daarop beraden, maar er zal inderdaad heel wat moeten gebeuren. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Betekent dit voor de ChristenUnie het daadwerkelijk nakomen en het realiseren van de doelen van Parijs, dus ruim onder de 2°C en streven naar 1,5°C? Is dat een bodem die hoe dan ook, met welk kabinet dan ook, moet worden gerealiseerd? 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Als wij het klimaatverdrag van Parijs aanvaarden, dan is dat ons uitgangspunt. 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter. Ongetwijfeld hebben wij allemaal ooit — ik denk de staatssecretaris ook — dat bekende boekje van Godfried Bomans, Erik of het klein insectenboek, gelezen. Dat gaat over dat jongetje dat op een nacht het schilderij boven zijn bed instapt. Dat verrukkelijke boekje opent met een citaat van Leonardo da Vinci, dat ik graag voorlees: "Wij zijn alle ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten." Bomans wilde met dit citaat aangeven dat er zoveel is dat wij kleine mensjes niet weten en niet kunnen bevatten, net als die insecten waarover Bomans schrijft, die er geen idee van hebben dat ze leven binnen de lijst van een schilderij en dat buiten die lijst het eigenlijke leven begint. Al weten wij veel, onze kennis is beperkt. Dat moet ons voorzichtig maken met het gebruik van al te grote woorden. In het bijbelboek Job vraagt God op licht ironische wijze aan Job: "Waar was jij toen ik de aarde maakte? Vertel het maar als je zoveel weet!" 

Die noodzaak tot bescheidenheid geldt ook het klimaat. De wetenschap op dit terrein is relatief jong. Ook hiervoor geldt dat wij nog veel niet weten, bijvoorbeeld over de vraag hoe groot nu precies de invloed van de mens is. Dat moet nopen tot voorzichtigheid, tot het organiseren van kritisch tegenspel en tot terughoudendheid ten aanzien van overspannen, apocalyptische uitroepen, zoals: als wij nu niets doen, vergaat de wereld geheid. Laten wij, ondanks de opwarming, ons hoofd koel houden, nuchterheid betrachten en klimaatverandering niet verheffen tot pseudoreligie, waarbij twijfel genadeloos de kop wordt ingedrukt. Volgens mij doen wij hiermee ook ons nageslacht een groot plezier. 

Ik schrok nogal van de uitspraak van onze minister van Buitenlandse Zaken, namelijk dat het niet meedoen van de VS aan het klimaatakkoord een keerpunt betekent in de betrekkingen met de VS. Dit is overtrokken; alsof er geen kritiek op het akkoord mogelijk is. Ik zou zo'n scherpe reactie passender hebben gevonden als Trump zich bijvoorbeeld had teruggetrokken uit de internationale strijd tegen islamitische terreur. De jihad is bepaald geen minder acuut probleem dan het klimaat. 

Als ik het klimaatakkoord en de IPCC-rapporten op mij laat inwerken, bekruipt mij zomaar een gevoel van bevreemding, alsof het klimaat een door de mens regelbare thermostaat is. De wereldwijde klimaatsystemen zijn enorm complex, zodat zelfs wetenschappers regelmatig naar adem moeten happen. Ons past in de eerste plaats verwondering over de grootheid van Gods schepping, maar ook bescheidenheid. Het IPCC kan schermen met brede wetenschappelijke consensus en haar boodschap moeten wij daarom serieus nemen. Maar het is wel van belang dat de klimaatwetenschap kritisch op zichzelf blijft en dat de politiek het klimaatonderzoek kritisch volgt. 

Burgers en bedrijven moeten de komende decennia diep in de buidel tasten. Zij eisen daarom een goed onderbouwd verhaal, dat antwoord geeft op de kritische vragen die bij hen leven. Burgers slikken niet alles voor zoete koek. Vroeger heette dat emancipatie; nu populisme, zo schreef Martin Sommer afgelopen zaterdag in de Volkskrant. Is het de inzet van het kabinet om met een gezond-kritische blik het klimaatdossier te beheren? 

Een nuchtere benadering van het klimaatdossier betekent niet een laconieke benadering. De aarde is een schepping van de Heere God en daarom past het om waakzaam te zijn. "Nuchter" en "waakzaam" zijn wat de SGP betreft trefwoorden in dit dossier. De boodschap van de klimaatwetenschap wil ik dus niet wegrelativeren of vooruitschuiven. 

De SGP hecht grote waarde aan rentmeesterschap, aan goed beheer van de schepping en van daaruit aan het voorzorgsprincipe. Wij mogen en moeten onze verantwoordelijkheid nemen, ook als een land als de VS afhaakt. Want wij weten het: ontwikkelingslanden kunnen overstromingen en droogte nu al niet aan, met de bijbehorende spanningen en migratiestromen. Er zijn flinke stappen nodig om de zeespiegelstijging en extremere weersomstandigheden aan te kunnen. Dat geldt ook voor het aanpakken van ons gebruik van fossiele brandstoffen. Daarvoor zijn internationale samenwerking en internationale afspraken nodig. Zee, klimaat en CO2 houden zich niet aan de landsgrenzen. Energie-intensieve bedrijven ook niet. 

Graag geef ik het kabinet een welgemeende waarschuwing mee. In de samenleving leven zorgen over de toenemende globalisering en europeanisering. Die worden versterkt door de Europese energieambities en het klimaatakkoord. Blijven wij wel baas in eigen land? Blijven er voor ons nog banen over, als energie-intensieve bedrijven de deuren sluiten? Betalen wij de rekening voor alle groene subsidies, terwijl wij zelf geen geld overhouden om onze huizen goed te isoleren of om een elektrische auto te kopen? Deze zorgen moeten wij serieus nemen. Niet voor niets tekende de Raad van State bij het voorliggende ratificatievoorstel aan dat de verplichtingen grote consequenties met zich mee zullen brengen. Gaat de regering ervoor zorgen dat wij ruimte houden om verplichtingen op onze manier in te vullen? Gaat de regering ervoor zorgen dat wij geen werkgelegenheid over de grenzen laten verdwijnen? Inzet op energiebesparing levert onze bedrijven meer werk op dan het bouwen van windmolenparken. Die windmolens komen vooral uit het buitenland. 

Verder moeten wij voorkomen dat energie-intensieve bedrijven de grens overgaan en dat wij vervolgens de producten van die bedrijven gaan importeren. Gaat de regering ervoor zorgen dat huishoudens met lagere inkomens niet de rekening gaan betalen voor duur groen beleid? 

Ik wil ook benadrukken dat verduurzaming van onze energievoorziening niet alleen CO2-reductie oplevert en veel geld kost. Nederland betaalt elk jaar iets van 7 miljard euro aan het buitenland voor fossiele brandstoffen. Investeren in energiebesparing en in duurzame energie is dus niet zomaar weggegooid geld. Verder zorgen wij er zo voor dat wij minder afhankelijk worden van dubieuze oliesjeiks, gasbaronnen en kolenboeren. Iedere tankbeurt levert bovendien airmiles op voor Saudische imams die de wereld willen winnen voor de islam. Hoe eerder deze subsidiëring stopt, hoe beter. 

Ik heb nog twee vragen over de juridische implicaties van het klimaatakkoord. Het klimaatakkoord is een gemengde overeenkomst. Zowel de Europese Unie als de individuele lidstaten zijn betrokken partijen. Inmiddels heeft de EU het verdrag al geratificeerd. Wil dat dus zeggen dat, als Nederland het verdrag niet zou ratificeren, wij via de Europese Unie de bijbehorende verplichtingen alsnog op ons bord krijgen? Of maakt wel of niet ratificeren de facto nog wel uit? 

De regering geeft in de memorie van antwoord aan dat de verdragsbepalingen geen rechtstreekse werking hebben. Ze zijn inhoudelijk niet voldoende concreet geformuleerd om als objectief recht te kunnen functioneren in de nationale rechtsorde. Ik wil daar een paar kanttekeningen bij plaatsen. Wij hebben inmiddels de Urgenda-uitspraak gehad, waarin de rechtbank de Staat heeft opgedragen om ervoor te zorgen dat in 2020 25% CO2-reductie wordt gehaald. De rechtbank verwijst onder meer naar internationale verdragen waar Nederland zijn handtekening onder heeft gezet. Ik hoor graag in het licht van genoemde Urgenda-uitspraak een nadere duiding van de stelling van het kabinet dat de verdragsbepalingen geen rechtstreekse werking hebben. Hoe schat de staatssecretaris de reflexwerking van de genoemde bepalingen in en hoe waardeert de staatsecretaris dit? Hoe functioneert dit in andere EU-lidstaten? 

Ik zie uit naar de antwoorden. 

De heer Schaper (D66):

Voorzitter. Vandaag vervang ik mijn collega Petra Stienen, die wegens de bijeenkomst van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa niet bij dit debat aanwezig kan zijn. Het doet mij bijzonder veel plezier om aan deze discussie te kunnen deelnemen en daarbij ook nogal wat te leren, moet ik tegelijkertijd zeggen. 

Nadat president Trump begin deze maand bekendmaakte dat de VS het verdrag dat vandaag in dit huis besproken wordt, zullen verlaten, gaf de Franse president Macron hem daarop een retorisch antwoord: "Make our planet great again". U weet natuurlijk allemaal van president Trum dat het hem vooral ging om "make the US great again". Maar dit is nu eens een goed alternatief voor die tot de nationale doelstellingen beperkte aanpak van de Amerikaanse president. 

De woorden van president Macron symboliseren waar het vandaag om gaat: een gemeenschappelijke en dringende verantwoordelijkheid van alle landen in de wereld om klimaatverandering van onze aarde tegen te gaan, en om innovatieve manieren te vinden om met de effecten van klimaatverandering om te gaan. De aarde warmt op en dit heeft grote gevolgen voor onze manier van leven. 

Klimaatexperts waarschuwen voor droogtes, sterkere orkanen en overstromingen. Ook ons laag liggende Nederland moet zich wapenen tegen het stijgende water, en heeft andere landen nodig om droge voeten te houden. Op de Noordpool smelt het ijs veel sneller dan verwacht. Wie Spitsbergen bezoekt, zoals ikzelf onlangs heb mogen doen, zal geschokt zijn door de omvang en de snelheid van de terugtrekking van de gletsjers. 

Maar de effecten van de opwarming van de aarde gaan verder dan het klimaat alleen. Tropische plagen en ziektes zullen toenemen. Mensen die wonen in de sub-Sahel en in het Midden-Oosten zullen in onleefbare situaties terechtkomen. Voedsel wordt schaars, de kans op conflicten wordt groter, en mensen zullen op de vlucht gaan. En in ons eigen land leidt klimaatverandering bijvoorbeeld tot verzilting van rivieren, met als gevolg het onbruikbaar worden van landbouwgrond. 

De effecten van klimaatverandering zullen overal ter wereld voelbaar zijn, en een gezamenlijke aanpak is daarom essentieel. Klimaatverandering is geen natuurramp die ons overkomt en waar niets tegen te doen valt. 97% van de klimaatexperts is het erover eens is dat de opwarming van onze aarde door menselijk handelen wordt veroorzaakt. Klimaatverandering is ook geen probleem van de toekomst, maar een gedeeld mondiaal probleem, waarvoor een gedeelde mondiale aanpak nodig is. 

De historische klimaatovereenkomst van Parijs legt de basis voor een dergelijke mondiale aanpak. 195 landen hebben afgesproken klimaatverandering tegen te gaan en de opwarming van de aarde te beperken. Ook de staatsecretaris heeft daar hard aan gewerkt, en mijn fractie wil haar dan ook bij dezen hartelijk danken voor haar inzet in Parijs. 

In dat verband steunt de D66-fractie het van harte dat in reactie op de verklaring van president Trump dat de VS de overeenkomst van Parijs zullen verlaten, Nederland zijn bijdrage aan het International Panel on Climate Change (IPCC) heeft opgehoogd tot €100.000. 

De D66-fractie ondersteunt ook de bijdrage van €50.000 voor de IPCC-studie over toekomstscenario's. De overeenkomst van Parijs is immers in vele opzichten een startschot. Nu komt een nog grotere uitdaging: de uitvoering ervan. Ook Nederland en Europa moeten daarvoor nog een paar tandjes extra erbij doen, zo blijkt onder andere uit de Urgenda-uitspraak. De Europese doelstellingen moeten ambitieuzer worden gemaakt, omdat ze nog niet voldoende zijn om evenredig bij te dragen aan de benodigde CO2-reductie. De staatssecretaris gaat ervan uit dat ophoging van de doelstellingen nu te vroeg is, en bij de volgende klimaatonderhandelingen weer in beeld kan komen. Zijn we dan niet al veel te laat, zo vraagt mijn fractie zich af. 

De ernst van de gevolgen van klimaatverandering onderstreept de urgente noodzaak van een ambitieuze klimaatagenda. Een toenemend aantal landen ziet daarbij in dat het verdrag ook economische mogelijkheden schept. Zij zetten nu vol in op de uitvoering van de afspraken van Parijs. Nederland loopt echter achteraan in de rij bij de ratificatie van het verdrag. Dat past niet bij de ambitie die Nederland hoort te tonen op het gebied van klimaatverandering. Ook Nederland kan immers een aanzienlijke internationale bijdrage leveren bij de mitigatie en adaptatie van het klimaatprobleem. Het duurzaamheidsbeleid van de regering is naar de mening van mijn fractie tot nu toe teleurstellend geweest. 

De historische uitspraak van de rechter in de door Urgenda aangespannen rechtszaak is een duidelijke boodschap aan het kabinet. De overheid moet een aanjager zijn van effectief klimaatbeleid. Een middel daartoe zou een uitvoeringsprogramma van de uitkomsten van Parijs kunnen zijn, een programma dat ieder jaar gemonitord en geëvalueerd wordt. 

Nederland heeft ook wat te bieden, als één van de twintig grootste economieën ter wereld en als leider in kennis en innovatie. De energietransitie is al volop bezig. Ook het bedrijfsleven besteedt daar aandacht aan. D66 verwacht van de regering een aandrijvende rol hierbij. Voor mijn fractie is dit een duidelijke beleidsprioriteit, gericht op de klimaatdoelstellingen van Parijs. Liefst zouden wij een stap verder gaan. Dat zou voor mijn fractie een belangrijke toetssteen zijn om een nieuw kabinet hier te verwelkomen. Hopelijk gebeurt dit op afzienbare termijn. 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Inmiddels hebben 150 van de 195 landen het Parijsakkoord geratificeerd. Laat ik niet flauw doen door nu te beginnen met de opmerking dat Nederland samen met Tsjechië het laatste EU-land is dat nog moet ratificeren en dat Nederland in dat opzicht niet overkookt van ambitie. Ik bewaar die tekst liever voor het moment waarop de regering geprezen kan worden omdat zij daadwerkelijk de doelstellingen uit het akkoord heeft bereikt. Een plaagstootje over het schoorvoetende begin zal dan niet op weerstand stuiten. 

Het doel van dit verdrag is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2°C ten opzichte van het pre-industriële niveau, met het streven deze stijging tot 1,5°C te beperken. Alle landen zijn na ratificatie verplicht tot het nemen van maatregelen om hun broeikasgasuitstoot te beperken en om aanpassingen te treffen om klimaatverandering op te vangen, ofwel tot klimaatadaptie te komen. Het is een historische doorbraak dat dit resultaat is bereikt, en we kunnen het ons niet veroorloven om de implementatie ervan te vertragen. 

De Partij voor de Dieren zou willen zien dat de doestelling maximaal 1,5°C wordt, omdat de gevolgen van de opwarming dan nog enigszins beheersbaar blijken. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Ziet zij ook dat wij eigenlijk die 1,5°C moeten aanhouden om een onbeheersbare situatie te voorkomen? 

De effecten van de klimaatverandering zijn nu voelbaar en zichtbaar, overal ter wereld. Ze zijn gevaarlijk en de gevolgen worden steeds erger. De oplossingen gaan verder dan een transitie naar schone energie. Het gaat erom de aarde weer leefbaar te maken waar dat nu niet meer het geval is — denk aan droogte, overstromingen en klimaatoorlogen — en om de aarde leefbaar te houden voor toekomstige generaties. Omdat het belang van een gezonde leefomgeving zo verschrikkelijk lang het onderspit heeft moeten delven bij vrijwel alle politieke beslissingen, is dit de grootste uitdaging waarvoor onze generatie nu voor staat. 

Het gaat nu dus om de daden. Omdat Donald Trump uit het klimaatakkoord is gestapt, zullen we nog een stapje harder moeten lopen dan in Parijs was afgesproken. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij bereid is de uitvoering van alle verplichtingen die voortvloeien uit het Parijsakkoord zonder terughoudendheid en met een verifieerbaar en afrekenbaar stappenplan aan de Kamer te rapporteren, zodat we een spoorboekje hebben van alle goede voornemens en onderweg op de hoogte kunnen blijven van de vorderingen. 

De regering moet veel harder lopen dan nu. Zij steunt nog steeds de fossiele en zwaar vervuilende industrie door lage btw-tarieven, door grootverbruikerskortingen voor energie en door het niet in rekening brengen van externe kosten. Het kabinet gebruikt de subsidiepot om nieuwe energie aan te moedigen voor het bijstoken van biomassa in fossiele kolencentrales. Dat levert geen nieuwe energie op, zelfs niet of nauwelijks CO2-winst, maar het houdt dus wel die vieze kolencentrales draaiend. Het lukt dit kabinet niet om tot een kolenexit te komen. Om in 2020 de uitstoot van CO2 met een kwart terug te dringen — dat is de doelstelling waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft na het Urgendavonnis — is sluiting van alle kolencentrales echter onvermijdelijk. 

Dat er gasvelden in Woerden worden geopend als alternatief voor gaswinning in Groningen grenst aan de definitie die Einstein aan waanzin gaf: altijd hetzelfde blijven doen en toch een ander resultaat verwachten. We hebben daar gewoonweg de tijd niet meer voor. Er verdwijnen miljoenen uit datzelfde kostbare potje dat bedoeld is voor hernieuwbare energie, voor het in de benen houden van de bio-industrie. 

Het vergisten van mest leidt niet tot nieuwe energie, want om die mest te maken worden niet alleen miljoenen dieren dag in, dag uit in stallen gehouden, met alle problemen van dien, maar wordt er ook aan de andere kant van de wereld oerwoud gekapt om de teelt van soja als voer voor die dieren mogelijk te maken. Alleen al de import van dat voer en het energiegebruik dat daarmee gemoeid is, zou 5 miljoen Nederlandse huishoudens van energie kunnen voorzien. Het ligt niet voor de hand om onze energievoorzieningen afhankelijk te houden van een energieverspillende industrie. En dan heb ik het nog niet gehad over de luchtwassers die op die stallen staan, die ook grote energieslurpers zijn. 

Nederland moet echt aan de bak. De transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten biedt een geweldige kans. Nederland is ook koploper solar energy volgens TU Delft. Daar moeten we gebruik van maken. Zoals collega Kuiper al aangaf: CO2-beprijzing ligt binnen handbereik en is een zeer effectief middel. De oproep van de Partij voor de Dieren aan het kabinet is dan ook: laat het oude denken los, zet vol in op energiebesparing en eiwittransitie. Schaf de bio-industrie zo snel mogelijk af. Sluit de kolencentrales, zoals de overkant heeft gevraagd. Stop met biomassa. Draai de gaskraan zo snel mogelijk dicht en zorg dat we ook huizen bouwen die niet meer aan het gas gaan. 

Dat kan. Een gebouwde omgeving zonder gas is volgens Urgenda in 2030 al mogelijk. Zet vol in op nieuwe denkers met nieuwe energie! De nieuwe formateur zou zich moeten realiseren dat er sprake is van een klimaatonvriendelijke schaduwcoalitie, waarin zowel klimaatontkenners als meestribbelaars zitting hebben. Een schaduwcoalitie van 77 zetels aan de overzijde, gevormd door CDA, PVV, Forum voor Democratie, SGP en VVD. Tjeenk Willink heeft gezegd dat het niet op tijd uitvoeren van het klimaatakkoord leidt tot ernstige natuurcatastrofes en het is zeer de vraag of met CDA en VVD samen een deugdelijk klimaatakkoord gesloten kan worden, waarmee we de doelstellingen uit het akkoord van Parijs halen. De progressieve partijen zouden de handen ineen moeten slaan om een klimaatonvriendelijke coalitie te voorkomen. Alleen op die manier kunnen we voorkomen dat de "niks aan de hand, gewoon doorlopen"-partijen het voor het zeggen krijgen, met alle gevolgen van dien. 

De opwarming van de aarde gaat tot onbeheersbare problemen leiden als we niet snel ingrijpen. Afrika, Zuid-Oost-Europa en Zuid-West-Europa verwoestijnen. Daardoor raken mensen op drift. De partijen die klimaatverandering ontkennen, zijn de grote veroorzakers van nieuwe, aanzwellende en onbeheersbare vluchtelingenstromen. Als we kiezen voor het laten escaleren van die problemen, zal dit niet alleen de aarde teisteren, maar ook de belangen van de hardwerkende Nederlander niet ongemoeid laten. Als het in Afrika en Zuid-Europa onleefbaar wordt, dan wordt het bij ons ook niet beregezellig. Ik durf hier met overtuiging te stellen dat we zullen moeten inzetten op minder, minder, minder vluchtelingen, omdat we het niemand toewensen, op de vlucht te moeten slaan voor droogte, honger, watersnood of oorlog, problemen die we samen met de hele wereld kunnen voorkomen. We moeten dus stoppen met het dweilen met de kraan open en een van de grootste voedingsbodems van vluchtelingenstromen wegnemen. 

Een van de grootste veroorzakers van klimaatverandering is de bio-industrie. Vleesproductie veroorzaakt 18% van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd. Dat is ruim 40% meer dan alle verkeer en vervoer samen, inclusief alle luchtvaartmaatschappijen. Dat grote aandeel betekent ook dat je met een beetje minder vlees al meteen heel veel vooruitgang kunt boeken. Als iedereen in Nederland een dag per week geen vlees eet, staat dat gelijk aan 1 miljoen auto's van de weg halen. Een van de redenen dat minder vlees eten niet lukt, is dat vlees eten nog steeds onterecht de standaard is in Nederland. Mensen maken de keuze voor vlees eten over het algemeen niet bewust, maar doen het omdat iedereen het doet. Onze collega Henriette Prast heeft op basis van deze stelling een geweldig idee ontwikkeld over hoe we die sociale norm eenvoudig kunnen veranderen. Onze hele maatschappij staat nog steeds in het teken van de vanzelfsprekendheid van vlees. Denk maar aan de afsluiting van het politieke jaar van de Tweede Kamer, met een barbecue die georganiseerd wordt door de vee- en vleessector. Vlees is de norm en mensen met een voorbeeldfunctie bevestigen deze norm. De norm kan worden veranderd wanneer de situatie wordt omgedraaid. Als je een vegetarische maaltijd wilt, hoef je dat niet meer speciaal te melden, maar als je vlees eet, geef dat dan even door, oftewel: "Carnivoor? Geef het door!" 

In onze chambre de réflexion zouden we het goede voorbeeld moeten geven wanneer we de sociale norm willen omdraaien, zonder daarbij ook maar iemand in zijn of haar vrijheid aan te tasten. Uit onderzoek blijkt dat minstens 80% van de deelnemers aan congressen, vliegreizen, feesten of partijen kiest voor het standaard aangeboden menu, of dat nu plantaardig is of is samengesteld met vlees of vis. Als je de standaard omdraait, heeft dat een enorm effect, zegt de collega in dit huis die daar het langst voor heeft doorgeleerd. Laten we haar expertise in deze Kamer benutten tot voordeel van ons allemaal, zonder dat iemand daardoor ook maar iets tekort hoeft te komen. Wie overigens meer wil weten over dit briljante plan, collega Prast gaf er een verhelderend college over op Lowlands University en ik voorzie u graag van de link om dat college online terug te kijken. 

Het officiële kabinetsstandpunt is al meer dan dertien jaar dat vlees het meest vervuilende onderdeel van ons voedselpakket is. Deze week heeft het kabinet 1,8 miljoen uitgetrokken voor de transitie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten op het bord van de consument. Een schijntje, afgezet tegen de enorme winst die op dat vlak geboekt zou kunnen worden, maar een prachtig gebaar van een kabinet dat zelf ook wel inziet dat de enorme vleesconsumptie onhoudbaar is. De Chinese overheid gaat nog veel verder en besloot dat de Chinese vleesconsumptie gehalveerd zal moeten worden in het belang van de hele wereldbevolking. Daar kunnen wij toch moeilijk bij achterblijven? 

Urgenda heeft afgelopen weekend een rapport uitgebracht waarin de eiwittransitie integraal wordt meegenomen in de transitie naar een klimaatneutraal Nederland in 2030. Wij kunnen invulling geven aan de roep om een duurzaam consumptiepatroon te bewerkstelligen, als we onze parlementaire voorbeeldfunctie gebruiken om de sociale norm in ons huis van reflectie om te draaien en zo te verduurzamen, zonder dat ook maar iemand iets tekort hoeft te komen. De Eerste Kamer zou het concept "Carnivoor, geef het door" met gezwinde spoed kunnen doorvoeren, zonder extra kosten, zonder extra moeite en tot welzijn van alle leden, waarbij niemand iets hoeft te missen. 

Graag dien ik daarom al in eerste termijn, om aan te geven hoe urgent het is, dit voorstel in. 

De voorzitter: 

Door de leden Teunissen, Koffeman, Van Apeldoorn, Meijer, Ruers en Köhler wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de consumptie van dierlijke eiwitten een zware belasting van dieren, natuur, milieu en klimaat met zich meebrengt; 

overwegende dat via omkering van de sociale norm de consumptie van dierlijke eiwitten drastisch zou kunnen worden ingeperkt, zonder dat iemands vrije keuze wordt aangetast; 

overwegende dat we als volksvertegenwoordiging een voorbeeldfunctie hebben op het punt van duurzame gedragsverandering; 

spreekt uit als haar wens dat de maaltijden die in de Eerste Kamer geserveerd worden, in principe vrij van vlees en vis zullen zijn, waarbij die producten op verzoek voor ieder die dat wenst, beschikbaar zullen zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter F (34589 (R2077)). 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel. Tot zover mijn eerste termijn. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Vos. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil collega Van der Sluijs nog feliciteren met zijn maidenspeech. 

Het klimaatakkoord van Parijs is een grote doorbraak en is cruciaal om de potentieel grootste catastrofe in de 21ste eeuw af te wenden. Het Parijsakkoord behelst de harde afspraak om de opwarming van de aarde ruim onder de 2°C te houden. Het zet in op een maximum van 1,5°C, omdat we inmiddels weten dat de stijging maximaal 1,5°C mag zijn om ernstige gevolgen van klimaatverandering te voorkomen. Gevolgen die nu al zichtbaar worden: het smelten van het Noordpoolijs en van gletsjers; de stijging van de zeespiegel — in een land als Bangladesh staat het water de mensen echt al aan de lippen — grote droogte die leidt tot hongersnood en oorlogen; gebieden die onbewoonbaar worden; mensen op de vlucht, omdat hun woongebied onleefbaar wordt; grote verruwing van het weer: meer hevige stormen en orkanen, vloedgolven, zware regenval. Ernstige schade aan ecosystemen en het uitsterven van planten- en diersoorten: het is nu al bezig en de schade zal niet te overzien zijn als de klimaatopwarming doorgaat in het tempo van vandaag. De aarde zal veel minder leefbaar worden. Daarom maximaal 1,5°C opwarming. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of dat ook voor het kabinet het doel is dat wij moeten realiseren bij de naleving van Parijs. 

We hebben niet veel tijd meer. Binnen onze generatie moeten we het tij keren: 15 tot 20 jaar, meer hebben we niet. Want alle CO2, methaan en lachgas die nu de lucht in gaan en in de atmosfeer belanden, dragen bij aan opwarming, en de afbraak van broeikasgassen gaat zeer langzaam. Hoe langer we doorgaan met de uitstoot van broeikasgassen, hoe sterker de opwarming en hoe ernstiger de gevolgen. Maar ook: hoe meer geld het ons gaat kosten om de opwarming af te remmen en de gevolgen aan te pakken. Hoe langer we wachten, hoe duurder het wordt. 

Aanpak van klimaatverandering is ook een grote kans voor de economie en de werkgelegenheid. Denk aan innovatie, besparing van grondstoffen, een circulaire economie. Denk aan productie van duurzame energie in Nederland en Europa die onszelf geld en werkgelegenheid oplevert in plaats van de euro's naar landen in het Midden-Oosten en Rusland te laten vloeien; ook collega Van Dijk sprak hier al over. Denk ook aan nieuwe innovatieve productie op het gebied van energie, vervoer, woningen en gebouwen en voedsel. We moeten en kunnen een win-win creëren in een groene economie, of het nu gaat om energie, chemie en materialen, om landbouw, vervoer, wonen en bouwen of om ICT, vrije tijd en recreatie. Dat gaat niet vanzelf, en sommige stappen zullen moeilijk zijn, maar het toekomstperspectief is hoopvol, mits we de goede keuzes maken en de stappen op tijd zetten. 

De ratificatie van Parijs is daarin een heel belangrijke stap. We zijn blij dat Nederland die ratificatie volmondig steunt en dat het kabinet zich heeft ingezet om dit akkoord mogelijk te maken. Ruim 140 landen — ik hoorde hier verschillende getallen — hebben al geratificeerd. Helaas steekt de president van de Verenigde Staten, Donald Trump, een spaak in het wiel. Het is voor onze fractie onvoorstelbaar dat een land als de Verenigde Staten tot zo'n stap komt en zich internationaal isoleert. Het is kortzichtig en het zal ten koste gaan van de eigen economie en de mensen die Donald Trump zegt te steunen. We zijn blij dat Europa en Nederland hebben gezegd dat wij dat gat opvangen en dat Europa zich strijdbaar toont en een leidersrol wil pakken op het gebied van klimaat. Ook China ontpopt zich als een warm pleitbezorger. De Chinese economie laat nu, naast een enorme ontwikkeling van wind- en zonne-energie voor het eerst ook een vermindering van de inzet van kolen in energievoorziening en industrie zien. 

Het heeft natuurlijk voor Europa en Nederland wel consequenties, want je kunt niet aan de ene kant Trump terecht bekritiseren, maar je vervolgens zelf niet aan de afspraken houden. We weten dat het huidige klimaatbeleid en de afspraken in de Europese Unie voor 2030 volstrekt onvoldoende zijn om de doelen van Parijs te halen. Ook het Nederlandse beleid schiet flink tekort. Om Parijs te halen is zeker 55% CO2-reductie nodig in plaats van de 40% die nu het doel is voor 2030. Ook de staatssecretaris gaf in het debat met de Tweede Kamer over Parijs, eind januari, aan dat we met het beleid van nu de doelen niet halen en boven de 2°C uitkomen. Er is dus werk aan de winkel. 

Ik heb daar een aantal vragen over aan de staatssecretaris. In september 2018 verschijnt de landenrapportage van het IPCC, die zal laten zien hoe we ervoor staan met de nationale plannen die samen de doelen van Parijs moeten realiseren. Dat zal leiden tot een dialoog met alle landen die het akkoord hebben geratificeerd. Wil de staatssecretaris bevestigen dat dit voor Nederland zal betekenen dat het beleid zal worden aangescherpt als het landenrapport laat zien dat Nederland te weinig doet om Parijs te halen, en dat het kabinet zich hard zal maken om het beleid van de Europese Unie, als dat onvoldoende blijkt, aan te scherpen? 

Het ETS, het emissiehandelssysteem waarmee de reductie van broeikasgassen van grote industriële sectoren en energieproducenten moet worden gerealiseerd, met als doel 43% reductie in 2030 volgens het huidige EU-beleid, functioneert nauwelijks. De CO2-prijs ligt op €5 per ton, volstrekt onvoldoende om investeringen in duurzame innovaties aan te jagen. Deze grote bedrijven hebben gratis CO2-rechten gekregen, en ook nog eens veel te veel CO2-rechten. Hiervan gaat nauwelijks een prikkel tot CO2-reductie uit. Heel voorzichtig gaat dit aangepakt worden, maar volstrekt onvoldoende om het enorme stuwmeer aan overtollige rechten te verminderen en de CO2-prijs op te krikken. Pas na 2024 worden op zeer beperkte schaal overtollige emissierechten vernietigd. Het plafond wordt zeer beperkt verlaagd, en er worden nog steeds veel te veel gratis rechten uitgedeeld, zoals aan de staalindustrie. Het ETS werkt dus volstrekt onvoldoende om Parijs te halen. Wat is de inzet van het kabinet? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om een hogere CO2-prijs te bewerkstelligen, eventueel met gelijkgestemde landen in de Europese Unie? 

Is de staatssecretaris bereid om binnen de EU te bepleiten dat vliegverkeer van en naar de EU onder het ETS wordt gebracht? 

De EU bepaalt ook nationale CO2-reductiedoelstellingen voor de andere niet-ETS-sectoren, zoals de landbouw en het transport. Voor Nederland is het doel -36% in 2030. Maar lidstaten en ook Nederland proberen via allerlei achterdeurtjes en "slimmigheden" makkelijker aan die doelstellingen te voldoen. Daarmee creëren ze een valse papieren werkelijkheid en ondermijnen ze het akkoord van Parijs. Nederland wil bijvoorbeeld overtollige ETS-emissierechten kunnen omzetten in rechten die in de ESR-sectoren zoals landbouw en transport kunnen worden gebruikt. Graag een reactie van de staatssecretaris. Ook willen EU-landen CO2-credits kunnen verdienen door bomen aan te planten. Is de staatssecretaris bereid in de EU te pleiten voor hogere doelen voor de niet-ETS-sectoren, en het dichten van alle achterdeurtjes of loopholes, zodat aan het Parijsakkoord zal worden voldaan? 

Ook wordt in de Europese Unie onderhandeld over doelstellingen voor duurzame energie en energiebesparing. In Nederland zijn die doelen cruciaal gebleken voor het realiseren van het energieakkoord en de doorbraak in wind op zee, waarbij een baanbrekende verlaging in de kosten is gerealiseerd. Wij vinden het dan ook onbegrijpelijk dat Nederland aan de ene kant de mond vol heeft van commitment aan Parijs — waarvoor lof — en zich aan de andere kant hard verzet tegen nieuwe bindende doelen voor duurzame energie en energiebesparing, en bovendien die doelen zo laag mogelijk wil houden. De bindende doelen hebben tot nu toe juist voor heldere regie en afspraken gezorgd, en duidelijkheid aan investeerders en bedrijven geboden. Dat heeft voldoende schaalgrootte gecreëerd en innovatie en lagere prijzen uitgelokt. Het kabinet heeft beweerd dat meerdere doelstellingen juist contraproductief werken, maar de resultaten van vandaag laten het tegenovergestelde zien. Ook het PBL en het ECN tonen aan dat het wél mogelijk is om een optimale mix van besparen, duurzame energie en CO2-reductie te realiseren. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris. 

De onderhandelingen over de doelstellingen van het ETS, dus de grote bedrijven, en het niet-ETS, dat wil zeggen landbouw, verkeer en andere sectoren, lopen nu en zullen naar verwachting afgerond zijn voordat een nieuw kabinet aantreedt. Het demissionaire kabinet met deze staatssecretaris is dus aan zet. Zal zij zich inzetten voor doelstellingen waarmee Parijs wordt gehaald? Zal zij inzetten op een versnelde aanscherping van het ETS-beleid, dus veel sneller dan gepland alle overtollige emissierechten uit de markt halen en het plafond versneld omlaagbrengen? 

Is de staatssecretaris bereid de inzet op drie bindende doelen te heroverwegen, en zich nu in te zetten voor bindende doelstellingen voor CO2-reductie, duurzame energie en energiebesparing? En is zij bereid zich in te spannen voor een North Sea Energy Grid en meerdere grensoverschrijdende netwerken? 

Ook de huidige doelen voor Nederland voor 2020, afgesproken in de EU en vastgelegd in het energieakkoord, lijken niet gehaald te worden. Duurzame energie is in 2016 met 0,1% gegroeid, van 5,8% naar 5,9%. Hiermee raakt de doelstelling van 14% in 2020 en 16% in 2023 steeds verder uit beeld. Wat gaat het kabinet hieraan doen, zo vraag ik. 

Ook met de uitvoering van het Urgendavonnis gaat het niet goed. Het CBS laat zien dat Nederland met drie nieuwe kolencentrales veel meer stroom gaat exporteren, en dus CO2 uitstoten, dan aannames van het ECN en het PBL in de NEV veronderstelden. Dat blijkt ook uit een studie van Frontier Economics in opdracht van het ministerie van EZ. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit? Welke aanvullende stappen gaat het kabinet voorbereiden? Het huidige kabinetsbeleid gaat uit van voortzetting van het succesvolle wind op zee. Is het kabinet bereid tot versnelling hiervan? Ook de uitfasering van gas uit de gebouwde omgeving is een doel van huidig kabinetsbeleid. Toch is er veel nieuwbouw op gas en aanleg van gasinfrastructuur. Welke plannen heeft de staatssecretaris? 

Ik kom tot een afsluiting. Het is mooi en het is zeer belangrijk dat we het akkoord van Parijs ratificeren. Dat is een belangrijke stap op weg naar het voorkomen van sterke opwarming van de aarde en van het minder leefbaar worden van onze planeet. Het zijn grote woorden, die soms ver weg lijken, maar helaas al veel dichterbij zijn dan we denken. Deze ratificatie stelt ons daarom voor een dure plicht, want met papier redden we onze planeet niet. Uitstel kan niet meer, de tijd dringt. De kansen liggen voor het oprapen. Laat deze ratificatie de start zijn. 

Mevrouw Meijer (SP):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer Van der Sluijs met zijn maidenspeech. 

Als de dinosauriërs destijds met zijn allen een klimaatverdrag hadden gesloten, zouden ze er dan nu nog zijn geweest? Dat zullen we nooit weten. We weten wel dat hun massale aanwezigheid een van de redenen kan zijn geweest dat zij er korte tijd later niet meer waren. Ze verslonden voedsel, ze vernielden de hen omringende natuur, ze werden groter en groter, hun leefruimte werd kleiner en kleiner, en ze waren grootproducenten van methaangas, zeg maar broeikasgas. Als ze over die per saldo nogal ongezonde leefwijze, voor henzelf tenminste, afspraken hadden weten te maken hadden ze het wellicht langer uitgehouden. Maar naar we nu denken te weten was het lang niet alleen hun leefwijze die hun leven heeft beëindigd. Vulkaanuitbarstingen leverden een indrukwekkende bijdrage en waarschijnlijk ook een joekel van een inslaande meteoriet. Never a dull moment on earth, mag je wel zeggen. 

Hoe dan ook, dino's konden veel, maar denken was niet hun sterkste kant. Dat gold trouwens voor veel leven vóór de dino's en voor veel leven ná de dino's. Neem de cyanobacteriën die, hoe klein ze op zich ook waren, uiteindelijk toch door hun leefwijze verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de grootste ijstijd die de aarde tot nu toe kende. Waar de dino's met hun methaangasproductie bijdroegen aan een broeikaseffect, leverden de cyanobacteriën een kolossale bijdrage aan een koelkasteffect. Ze verhoogden de wereldwijde zuurstofproductie dusdanig dat de warmte isolerende CO2- en methaandeken in de dampkring snel werd afgebroken. Een dikke driehonderd miljoen jaar lang was de hele wereld met ijs overdekt. 

Mensen zijn geen dino's en geen cyanobacteriën. Wat we met elkaar delen, is dat we allemaal levende wezens worden genoemd en we allemaal ten minste in staat zijn, de omstandigheden waarin we leven dusdanig te beïnvloeden dat die ons leven danig kunnen bemoeilijken of zelfs vernietigen. Geen probleem voor de aarde, die gaat vrolijk verder en verzint wel weer wat anders, maar een existentieel probleem voor ons mensen. 

Dinosauriërs dachten niet en sloten dus ook geen verdragen. Dat er nog iets van de dino's in ons mensen voortleeft, zou je kunnen zien in diegenen onder de menselijke soort die nog steeds vinden dat het geen zin heeft ons verstand te gebruiken om verdragen te sluiten die eraan bijdragen de omstandigheden waaronder wij mensen kunnen leven zo duurzaam mogelijk te houden, althans naar menselijke maat gemeten. Die navolgers van de dino's denken dat er nog zo veel andere oorzaken kunnen zijn die het klimaat beïnvloeden dat het geen zin heeft je op één van de oorzaken te richten. Dat klinkt in eerste aanleg redelijk, maar als je erover nadenkt is het toch wel dom. Aan aanstormende meteorieten kunnen we niets doen, behalve er een film als Deep Impact over maken. En vulkanen hebben we vooralsnog ook niet in de hand. Ten westen van Napels ligt bijvoorbeeld de gevaarlijke supervulkaan Campi Flegrei, waarvan wetenschappers verwachten dat die rond 2020 tot uitbarsting zal komen. Zon uitbarsting kunnen we niet stoppen, we weten wel dat er 350.000 mensen in het kratergebied wonen en nog eens miljoenen in de directe omgeving, die dus gevaar lopen. Of wat dacht men van de uitbarsting van de IJslandse vulkaan met die onuitsprekelijke naam, die in 2010 voor enorme aswolken zorgden die richting Europa dreven en het vliegverkeer boven het noorden van Europa wekenlang belemmerden? 

Deze zaken hebben we niet in de hand. Maar de productie van broeikasgas verminderen kan toch niet een dusdanig groot probleem zijn dat het voor de mensheid, mits die zijn verstand gebruikt, a priori onoplosbaar is? Zeker niet als we ons realiseren dat 40% van dat broeikasgas geproduceerd wordt door een klein deel van de wereld: de Verenigde Staten van Amerika en de Verenigde Staten van Europa, ofwel de Europese Unie. Twee van 's werelds grootste staatkundige samenwerkingsverbanden zouden toch in staat mogen worden geacht de emissies van broeikasgas aan banden te leggen? Dat wij hier in Europa en zij daar in Amerika zo'n onredelijk groot deel van het broeikasgas produceren, heeft alles van doen met onze kapitalistische productiewijze, of we het nu hebben over voedsel of auto's, huizen of vliegtuigen, internet of papier. Door die op zich niet bijster duurzame productiemethode zijn wij hier en de Amerikanen aan de andere kant van de oceaan wel verreweg de rijkste wereldburgers geworden. Dan zou het toch niet te veel gevraagd zijn om een beperkt deel van die massale rijkdom in te zetten om onze productiemethodes bij te stellen en daardoor de uitstoot van broeikasgas althans enigszins te beperken en om landen die het minder hebben getroffen dan wij te helpen bij het ontwikkelen van alternatieve productiemethodes die een slag duurzamer zijn dat wat wij tot nu toe hebben gepraktiseerd? Zeker als je beseft dat een opwarming van de aarde in eerste instantie niet het rijkste deel, maar het armste deel van de wereld het hardste zal treffen, met watertekorten, landbouwrampen en overstromingen, om maar wat dingen te noemen. 

In dit licht bezien mogen we best een beetje trots zijn dat wij, in tegenstelling tot de dinosauriërs, wel een klimaatverdrag hebben weten te sluiten. Wereldwijd. Niet eerder tekenden zo veel landen op één dag een verdrag dat ons allemaal aangaat. Het verdrag van Parijs is een unicum en wij als SP zijn blij dat de mensheid zich op 12 december 2015 even van zijn beste kant liet zien, te midden van allerlei voorbeelden hoe vaak we ons verstand veel te weinig gebruiken en elkaar daardoor in ellende storten. 

De meeste landen van de wereld zijn blij met het verdrag van Parijs. Tot de weinige uitzonderingen hoort het machtigste land van de wereld, dat sinds kort een president heeft die de uitdrukking "pacta sunt servanda" niet snapt en als hij hem al zou snappen er toch maling aan zou hebben. En opmerkelijk genoeg hoort tot die uitzonderingen ook de op een na grootste politieke partij van Nederland, hier vertegenwoordigd door een negental Kamerleden. Als je onze PVV-collega hoort op dit punt dan denk je: is het echt al zo lang geleden dat de dino's verdwenen zijn? Waarom tart de partij die anderhalf miljoen mensen vertegenwoordigt, alle wetten van de logica? De PVV ziet niks in tegengas geven aan klimaatverandering, omdat ze zegt dat het probleem niet bestaat en als het al bestaat, het de mensheid niet aangaat en als het de mensheid al aangaat, het ons hier in ieder geval niet aangaat en dat de ellende die het elders mag veroorzaken toch niet tot onze ellende hoeft te worden gemaakt. Geen vluchteling mag naar binnen, zei eerder de fractievoorzitter van de PVV al, en toen had ze het over mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Het laat zich aanzien dat mensen die op de vlucht slaan voor overstroming, verwoestijning, dorst en honger en daaruit voortvloeiend geweld ook wel niet op de compassie van de partij van de vrijheid zullen hoeven te rekenen. 

Hoe treurig de ontkenningsmodus van de PVV ook is, we zijn erg blij dat de rest van de hier vertegenwoordigde partijen wel het belang van het verdrag van Parijs inziet. Dat is heel belangrijk, omdat we onze bijdrage aan dit ambitieuze verdrag alleen kunnen leveren als er groot draagvlak voor is en blijft. En daarvoor is het nodig dat we zo snel als het maar kan, aan de slag gaan. Op de hele wereld, in het algemeen, in grote landen als China en India, met hun miljardenbevolking in het bijzonder en met de allergrootste ambitie in dat deel van de wereld dat verantwoordelijk is voor het grootste deel van het probleem: de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie. 

Deze stap is hard nodig. Helaas moeten we constateren dat de geschatte reductie, dus wat de landen hebben aangegeven te willen bereiken, in 2025 en 2030 onvoldoende zal zijn om het doel, de stijging van de gemiddelde mondiale temperatuur te beperken tot 2°C boven het pre-industrieel niveau, te bereiken. Wetenschappers betogen dat, wanneer we de afspraken nakomen, de opwarming nog steeds 3°C of zelfs meer zal zijn. We komen hiermee dus nog niet uit de gevarenzone; er is meer nodig. Hoe klein Nederland ook is, ook wij zullen ons van onze beste kant moeten laten zien. 

Daarom vraag ik mij af: hoe staat Nederland eigenlijk in het verdrag? De opgetogen indruk die de staatssecretaris maakte direct na de ondertekening stemde mij gelukkig. Maar de ambitie lijkt een beetje vervlogen, getuige de antwoorden van de staatssecretaris in de schriftelijke vragenrondes. Gaat Nederland in de Europese Unie aandringen op een hogere ambitie, nu blijkt dat de beloofde inzet niet voldoende is om ons doel te halen? En gaan we zelf het goede voorbeeld geven? De staatssecretaris was zelf blijkbaar niet al teveel geschrokken van het nieuws, en antwoordde het prematuur te vinden om nu aan te dringen op aanpassing van de opgave die de Europese Unie zich gesteld heeft. Verder verwijst ze naar de vijfjaarlijkse evaluaties naar aanleiding waarvan de ambities steeds moeten worden bijgesteld. Me dunkt dat in dit geval niks prematuur is en dat we zo snel mogelijk moeten handelen in plaats van over vijf jaar te moeten constateren dat we jaren verloren hebben. Mag ik de staatssecretaris uitnodigen ons te vertellen hoe zij dat "hoogst mogelijke ambitieniveau" gaat uitleggen? 

De Raad van State heeft advies uitgebracht over het verdrag en kijkt naar wat de ratificatie voor ons betekent. De Raad meldt: "De exacte reductieopgave voor Nederland is nog niet duidelijk. Duidelijk is echter wel dat in Nederland forse inspanningen nodig zijn en dat in verband daarmee klimaatbeleid voor de langere termijn nodig is. Uit de toelichting blijkt niet dat de regering zich rekenschap heeft gegeven van de uitzonderlijke omvang van de uitvoeringsverplichtingen die het verdrag voor Nederland in beleidsmatige en ook in financiële zin met zich meebrengt." Dat is nogal een uitspraak. De Raad waarschuwt dat Nederland een uitzonderlijk grote taak op zich neemt — een taak die ik overigens van harte onderschrijf — maar dat we blijkbaar niet beseffen wat dit allemaal betekent. 

Mag ik de staatssecretaris vragen ons mee te nemen in hoe zij denkt aan de verplichtingen te gaan voldoen en dan niet te verzanden in bijvoorbeeld het energieakkoord, maar ons gewoon te vertellen wat dit voor mensen betekent? Ik vermoed namelijk dat het kan betekenen dat we minder kunnen vliegen. Minder vlees kunnen eten. Minder, anders en ook minder hard auto kunnen rijden. Minder gas en olie kunnen verbruiken. Minder spullen voor de laagst mogelijke prijs uit verre landen kunnen laten komen. Minder verse producten kunnen eten die we met het vliegtuig hier naartoe laten komen — iedereen kent ze wel, die aardbeien in januari. Dat vereist het aanpassen van onze manier van leven, maar dan moet zij dat wel even zeggen. 

Ik zeg hier niet dat Nederland in zijn eentje de klimaatverandering te lijf kan gaan. Het is een onderwerp dat internationale samenwerking en solidariteit vereist. Laten we voorop lopen en de ambitie hebben het beste jongetje van de klas te zijn — hier wel. We zijn wel degelijk een deel van het probleem, getuige onze positie in Europa. Nederland staat immers jaar in jaar uit bekend als de vieze man van Europa. De Nederlandse industrie stootte vorig jaar 94 miljoen ton CO2 uit, het hoogste peil ooit gemeten. Daarmee doen we het stukken slechter dan de rest van Europa, waar de uitstoot van de industrie daalde met 3,4%. De totale emissie in Europa daalde sinds 2005 met 25% en die van Nederland steeg. Werk aan de winkel, zou ik zeggen! 

Het keren van deze tendens is niet slechts het opkomen voor een collectief belang, maar wel degelijk ook voor ons eigen belang. Als de dijken breken, krijgt het grootste deel van het land minstens natte voeten. 60% van Nederland, met daarin 9 miljoen mensen, ligt onder zeeniveau en is dus overstroombaar. De gevolgen voor de economie laten zich raden. Maar ons land is groot geworden met onze eeuwenoude kennis en kunde over hoe om te gaan met te veel of te weinig water en zon. Over wind hebben we niks te klagen en die mogen we ook stevig exploiteren. Als we op dit terrein presteren, zal dat onze economie ook stimuleren. We doen het dus op geen enkele manier voor niets. Daarbij: we kunnen het ons permitteren, economisch en sociaal. Het goede voorbeeld geven wordt door sommigen verguisd maar is nog steeds een heel productieve manier van problemen aanpakken. Laten we kijken of we, op bepaalde onderdelen, voorop kunnen lopen en anderen kunnen inspireren. Dat draagt bij aan ons zelfvertrouwen en onze eigenwaarde. 

Praktisch gezien kunnen we vanaf morgen al aan de slag, bijvoorbeeld in woningen. We horen regelmatig nieuwsberichten over gasloze woningen: huizen die zonder gasaansluiting zijn gebouwd en die op een duurzame manier van energie worden voorzien. Prachtig, direct doen. Maar wat doen we met die miljoenen woningen die er nu al staan, met die talloze huizen die nog steeds slecht geïsoleerd zijn? Vaak wonen daar mensen die tot de minst verdienenden horen, en die wel 9% tot 10% van hun inkomen uitgeven aan energie, gewoonweg omdat zij in slecht geïsoleerde huizen wonen. Verhuurders zijn niet verplicht om te isoleren en dat gaat dan ook niet hard. Ook het isoleren van koopwoningen heeft nog niet echt een hoge vlucht genomen. In vijf maanden tijd vroegen ruim 10.000 huiseigenaren subsidie aan voor woningisolatie. Dat is natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat. 

Is de staatssecretaris het met mij eens dat wij er met elkaar voor moeten zorgen dat er geen gas verspild wordt en dat we niet langer mogen wegkijken als het om isolatie van woningen gaat? Wanneer krijgen we die corporaties zo ver dat zij hun bezit energiezuinig maken? En hoe zorgen we ervoor dat we meer eigenaren hebben die deze stap nemen? 

Ook de Nederlandse industrie ontkomt niet aan het nemen van maatregelen. Er wordt al gewerkt aan het sluiten van kolencentrales, maar we kunnen ons ook inspannen om het opwekken van energie door wind en zon te versnellen. We moeten toe naar meer en betere recycling van grondstoffen. 

Ook de transportsector kan een stuk duurzamer. Kijk alleen al eens naar de hoeveelheid vrachtwagens die niet goed gevuld over de weg rijden. Dat was 25% in 2009. De staatssecretaris kan opperen om de vliegtaks weer in te voeren of bijvoorbeeld een CO2-taks voorstellen, zoals de Britten al deden. Vorige sprekers hebben hier al aan gerefereerd. Met andere woorden: ik verwacht dat deze staatssecretaris zich van haar meest creatieve kant toont en zich niet laat weerhouden door wat er tussen droom en daad staat. Ik zou graag zien dat zij ingaat op deze mogelijkheden en ons vertelt hoe zij denkt dat wij over pakweg dertig jaar georganiseerd zijn. 

Dit najaar moet er een akkoord gesloten worden waarin de Europese landen laten zien hoe ze aan de klimaatbeloftes gaan voldoen. We hebben nog heel even de tijd en ik wil de staatssecretaris een advies meegeven: laten we snel het verdrag van Parijs ratificeren, maar het daarbij niet laten. Straal die ambitie uit. Doe wat je kunt om het tij echt te keren en toon lef! 

Ik kijk uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en ga ervan uit dat zij met ons in gesprek zal gaan over de concrete gevolgen van de afspraken die we met het verdrag maakten. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u, mevrouw Meijer. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. 

Het lastige is nu dat er rekening is gehouden met een schorsing van 16.15 uur tot 16.45 uur. Die schorsing moet juist dan plaatsvinden vanwege het feit dat er commissievergaderingen zijn waaraan verschillende Kamerleden moeten deelnemen. Mijn informatie is dat die nog moeten plaatsvinden. De vergadering van de commissie BDO begint om 16.15 uur en heeft een korte agenda. Er wordt hier gezegd dat wij om 16.30 uur kunnen beginnen. 

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.30 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Uiteraard ook mijn hartelijke felicitaties aan de heer Van der Sluijs voor zijn maidenspeech. Ik zal zo meteen nog iets over de inhoud van zijn bijdrage zeggen. Er is in eerste termijn ook een motie ingediend. Ik kan op voorhand meedelen dat de Kamer daarover geen oordeel van het kabinet kan verwachten, want de catering regelt zij uiteraard zelf. Dat vertrouw ik geheel toe aan de voorzitter. 

Ik heb mijn bijdrage in vier blokken onderverdeeld. Misschien is het goed om deze even te vermelden, zodat men in de gaten kan houden wat de draad in mijn verhaal is. Allereerst zal ik in een algemeen blok antwoord geven op de vragen over de overeenkomst zelf, de relatie met de VS en de nationally determined contributions (NDC's), zoals dat zo mooi heet. Vervolgens een klein blok, met een paar vragen over klimaatfinanciering en de gevolgen van het terugtrekken van de VS. Dan heb ik nog een blok voor de liefhebbers, zoals de heer Schrijver en enkele anderen, over een aantal nadere juridische aspecten van de overeenkomst en de wet die voorligt. Het laatste blok is ook echt voor de liefhebbers en gaat over de doorwerking naar het Nederlands beleid. 

De overeenkomst van Parijs is op 4 november 2016 in werking getreden, zoals al werd gememoreerd, en dat is uniek; elf maanden nadat we in Parijs een uitstekend onderhandelingsresultaat behaalden. Inmiddels staat de teller op maar liefst 149 ratificaties van de 195 landen die de overeenkomst hebben ondertekend. Je zou kunnen zeggen — ik ben een optimist — dat dit moment in deze Kamer ook niets te vroeg komt. Alle landen die partij zijn bij de overeenkomst, zijn verenigd in hun streven om de doelstellingen van het akkoord te halen, ondanks de aangekondigde opzegging van de overeenkomst door de VS. Geen enkel land heeft aangegeven het voorbeeld van de VS te zullen volgen of — en dat is nog belangrijker — de eigen reductieafspraken af te zwakken. Dat stemt mij ook optimistisch. 

Met de ratificatie van de overeenkomst van Parijs kan Nederland een helder signaal afgeven. De Europese Unie en haar lidstaten staan verenigd achter de overeenkomst van Parijs, zoals we bij een heel recente Milieuraad in Luxemburg hebben herhaald. De implementatie van de reductiedoelstelling van ten minste 40% in 2030 bevindt zich in een vergevorderd stadium. Er worden nog dit jaar definitieve afspraken verwacht over het aangepaste emissiehandelssysteem (ETS), de verdeling van de lasten in de niet-ETS-sectoren, de zogenaamde effort sharing regulation en over het landgebruik. Bij de recente Milieuraad hebben we hiervoor een eerste schot voor de boeg geleverd. 

Voorts weten de partijen bij de overeenkomst zich gesteund door decentrale overheden over de gehele wereld, zoals ook door de heer Schrijver werd genoemd, waaronder verschillende Amerikaanse staten en steden. Ik ben recent zelf op werkbezoek geweest in Californië, waar ik samen met de gouverneur van Californië, de heer Jerry Brown, een grote conferentie heb georganiseerd over het akkoord van Parijs en de mogelijkheden die Nederland ziet om samen te werken. In Californië blijkt ook dat de transitie naar een duurzame economie juist economische groei en banen oplevert. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat hier te zeggen. Ik zal later nog spreken over het thema draagvlak en hoe wij mensen meenemen, maar dan is het wel belangrijk, zeg ik tegen alle woordvoerders, om ook bij de feiten te blijven. De feiten laten zien, bijvoorbeeld in Californië, dat deze omslag ze geen windeieren heeft gelegd, om met de heer Kuiper te spreken. We zien ook dat het bedrijfsleven geëngageerd blijft. Multinationals zoals Apple, Tesla, ExxonMobil en Unilever hebben aangegeven dat zij zich blijven inzetten. 

De heer Van der Sluijs vroeg wat het Parijse akkoord belooft. In het Parijse akkoord hebben landen afgesproken samen te zullen werken om de klimaatverandering aan te pakken. Dat doen we door bijdragen te formuleren die in de tijd steeds ambitieuzer worden. Met de bijdragen die in de aanloop naar het Parijse akkoord zijn geleverd, maken we een stap. Mevrouw Vos heeft gelijk dat dit niet voldoende is. Alle nationale bijdragen bij elkaar opgeteld zouden neerkomen op een beperking van de opwarming van de aarde tot 2,7°C, zeg ik even uit mijn hoofd. Dan zijn we nog niet in de buurt van 2°C en bij lange na niet bij de doorkijk naar 1,5°C. 

Ik ken de berekening waar de heer Van der Sluijs naar verwees, over 0,05°C niet. Die lijkt mij overigens wel heel pessimistisch. Het secretariaat en het klimaatbureau van de Verenigde Naties gaan uit van enkele graden. Dat betekent ook niet dat het Parijse akkoord geen effect heeft, want er is een cyclus afgesproken waarmee we om de vijf jaar moeten bezien wat er extra kan en moet. 

De heer Van der Sluijs vroeg ook wat het klimaatakkoord oplevert en wat het kost. Het klimaatakkoord levert op dat alle landen aan de slag gaan om klimaatverandering tegen te gaan. Zij blijven met elkaar in gesprek en zorgen gezamenlijk voor de juiste ambitie. Bloomberg heeft verschillende doorrekeningen gedaan van wat de transitie naar een duurzaam energiesysteem zou betekenen. Bloomberg stelt ook dat juist de VS verliezer is door uit het akkoord van Parijs te stappen. De kosten van het akkoord hangen ook af van de route die we met z'n allen nemen. Daarbij blijkt dat de kosten lager zijn als we tijdig beginnen en een geleidelijke transitie tot stand brengen, met goede internationale samenwerking. Dat moet het Parijse akkoord juist opleveren. 

In Nederland heeft het bureau McKinsey al eens een korte berekening gemaakt, waarbij is vastgesteld dat de transitie betaalbaar zou zijn. Als we doen wat nodig is, hebben we waarschijnlijk permanent een groei van 2%. Aan het eind van de rit zou dat enkele tienduizenden extra banen opleveren. 

Door velen is gevraagd wat het uitstappen van de VS betekent voor het behalen van de doelen. Wat kunnen we doen om de VS alsnog te bewegen om mee te blijven doen? Wat het uitstappen van de VS precies betekent voor de doelen is op dit moment moeilijk te zeggen. Het punt is dat de "We Are Still In"-coalitie blijft doorgaan. Er zijn negen staten en nog veel meer steden, bedrijven en universiteiten die zich wel gebonden blijven achten aan de doelstellingen van het Parijse akkoord. Het feit dat de federale overheid zich terugtrekt, betekent dus niet dat er in de VS geen bijdrage meer wordt geleverd aan de reductie van CO2. Dat gaat waarschijnlijk wel minder snel en minder goed dan men aanvankelijk beloofd heeft, maar de bijdrage kan niet op nul worden gezet. Dat geeft moed en daar gaan we ons ook op richten. 

In Europees verband hebben we afgesproken om te gaan samenwerken. We doen het niet alleen, maar vanuit Europa, zeg ik tegen de heer Atsma, met al die actoren die wel willen. Daarmee kunnen we aan het bedrijfsleven een belangrijk signaal geven, namelijk dat wij willen doorgaan. Dat is van belang voor de investeringen op lange termijn waartoe zij moeten besluiten, want zij verlangen terecht een vorm van zekerheid over waar zij aan toe zijn en of we gecommitteerd blijven, zodat zij de volgende stap kunnen zetten. 

De heer Schrijver vroeg wat naar verwachting het effect is van het aangekondigde uittreden van de VS op de uitwerking van het stelsel van naleving en toezicht onder het verdrag en van de mondiale financiering van het klimaatbeleid. Het tempo tot het moment waarop de VS daadwerkelijk geen partij meer is bij de overeenkomst, zal waarschijnlijk betekenen dat dit letterlijk een dag voor de nieuwe Amerikaanse verkiezingen geëffectueerd zal zijn, dus dat is een heel pikant moment. Dit onderwerp zal ongetwijfeld aan de orde komen in de volgende verkiezingsstrijd. Tot die tijd kunnen de VS volwaardig deelnemen aan de onderhandelingen over het uitwerken van de overeenkomst. Wij moeten afwachten hoe de onderhandelaars dat zullen doen. De Amerikaanse onderhandelaars waren aanwezig bij de eerste twee ambtelijke onderhandelingsronden in mei van dit jaar. Zij deden waar mogelijk ook mee. Zij hadden op dat moment echter geen mandaat, dus dat maakte hun optreden daar beperkt. Ondertussen — het is belangrijk om dit op te merken — blijven de VS gewoon partij bij het overkoepelende klimaatverdrag zelf en zullen zij ook moeten voldoen aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van financiële steun aan ontwikkelingslanden. Het klimaatverdrag voorziet echter niet in een nalevingsregime. Er kan dus wel politieke druk worden uitgeoefend en er kan gedoe komen, om het plat te zeggen, maar er is geen methode om daar bijvoorbeeld juridisch consequenties aan te verbinden. 

De heer Atsma vroeg of met het wegvallen van de steun van de VS de 55%-drempel in het geding is. Die drempel gold alleen als voorwaarde voor het in werking treden van de overeenkomst. Die drempel is gehaald. Voor de implementatie van de overeenkomst is dat feit niet meer van belang. 

De heer Schrijver vroeg of de bottom-upbenadering met vrijwillige nationale inspanningen een gevaar is, gelet op de toch al grote beleidsvrijheid die de verdragstaten kennen. Hij noemde als tegenpool het verdrag van Kyoto, waarin was voorzien in veel steviger, bindende bijdragen. Het eerlijkste antwoord is dat landen zich ook uit het verdrag van Kyoto hebben kunnen terugtrekken. Dan eindig je net zo goed met niets. Misschien is de nu gekozen modus niet ideaal, maar op dat moment wat het wel het meest reële alternatief. Eigenlijk is het heel bijzonder dat het in december 2015 gelukt is om deze overeenkomst met elkaar af te sluiten. Heel veel mensen, ook ik, hadden dat van tevoren niet voorzien. Dat heeft vooral te maken met de onwaarschijnlijk knappe diplomatie die bijvoorbeeld door president Obama en secretary Kerry is uitgeoefend in de richting van vooral China en India. Die landen leken op dat moment vooral aarzelend, maar zij zijn over de streep getrokken. Aanstonds zal ik in antwoord op kritische vragen van de heer Van der Sluijs nog iets zeggen over de bijdrage van deze landen. Overigens is de Indiase leider Modi nu in Nederland. Ik kan de Kamer verzekeren dat het klimaatbeleid voor India op dit moment heel belangrijk is. Dat geldt ook voor China, maar daar kom ik zo nog over te spreken. 

De heer Van der Sluijs vroeg hoe de inspanningen van Nederland zich verhouden ten opzichte van die van China en India, die slechts hun CO2-intensiteit zullen beperken. In de overeenkomst van Parijs is vastgelegd dat ieder land nationaal bepaalt hoe het bijdraagt aan het behalen van de doelen. Wij doen dat in Europees kader en zullen ten minste 40% realiseren ten opzichte van 1990. Wij hebben onze emissies al jaren geleden laten pieken en zetten als Europa de dalende trend voort. China heeft gezegd dat het in 2030 of eerder de emissies wil laten pieken. Het goede nieuws is dat China dat punt inmiddels al heeft bereikt. China pleegt daarmee een gigantische inspanning. Ook India is inmiddels al verder dan men heeft toegezegd. Daar heb ik bewondering voor, gezien de grote uitdagingen waar dat land voor staat. Het gaat dus de goede kant op. Overigens zijn de emissies per hoofd van de bevolking in Nederland nog steeds groter dan die in China. 

De heer Schrijver merkt op dat in de klimaatovereenkomst nogal vaagjes wordt gesteld dat er in de tweede helft van deze eeuw, rond 2050, een evenwicht moet zijn tussen de uitstoot van broeikasgassen en het vermogen van de natuur om deze te absorberen. Hij vindt dat geen heel specifieke doelstelling en vraagt hoe ik dat zie. Om de voortgaande klimaatveranderingen te stoppen, is het nodig dat de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer stabiliseert. Daarvoor is een balans nodig tussen uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer en de opname daarvan in de atmosfeer. In zijn laatste assessmentrapport heeft het IPCC, het VN-klimaatpanel, laten weten dat er verschillende emissiepaden zijn om de temperatuurverandering onder 2°C te houden, maar dat al die emissiepaden netto vrijwel nul emissie tegen het eind van de eeuw vergen. Over de implicaties van de 1,5°C-scenario's waren ten tijde van het verschijnen van het laatste rapport van het IPCC onvoldoende scenario-analyses beschikbaar, zodat niet kon worden gezegd wanneer de netto mondiale emissies dan nul moeten zijn. Duidelijk is wel dat dit veel eerder zal zijn dan het eind van deze eeuw. Het IPCC komt daarover volgend jaar met een speciaal rapport. Het klopt — ik meende dat heer Schaper dat memoreerde — dat Nederland €50.000 bijdraagt via de Universiteit van Nijmegen om aan dat scenariorapport te kunnen werken. 

Mevrouw Teunissen en mevrouw Vos hebben gevraagd of wij de doelstelling niet zouden moeten verleggen van 2°C naar 1,5°C. In het akkoord van Parijs hebben wij afgesproken dat wij streven naar 1,5°C. Dat is inderdaad een stap verder dan de 2°C waarop wij ons voor Parijs richtten en waar ook veel van de analyses op gebaseerd zijn. Zoals gezegd studeert het IPCC nu op het scenario van de implicaties van het doorstappen naar 1,5°C. Voordat wij een discussie aangaan over een nieuwe formulering, moeten wij natuurlijk wel weten waar wij het over hebben en wat dit voor Nederland, Europa en alle andere deelnemende landen betekent. Om die reden lijkt het mij verstandig om gewoon af te wachten waar het VN-klimaatpanel volgend jaar mee komt. Nederland levert zoals gezegd wel een financiële bijdrage, ook om die specifieke studie mogelijk te maken, want dat vinden wij belangrijk. 

De heer Schaper vroeg of het niet te laat is als de Europese Unie het doel pas ophoogt bij de volgende onderhandelingen. De heer Atsma zei terecht dat ophoging van onze nationale klimaatinzet een belangrijk onderwerp is voor de formatie en voor het nieuwe kabinet. Met een knipoog zeg ik tegen de heer Atsma: u zit er zelf bij, impliciet. Op dit moment zet ik mij in voor een snelle implementatie van het afgesproken Europese doel in Europese wetgeving. Dat betekent, zeg ik tegen degenen die kritische noten gekraakt hebben over de werking van het huidige emissiehandelsysteem, het ETS, dat dit systeem moet worden versterkt. In februari heb ik daar in de Milieuraad namens Nederland behoorlijk mijn best voor gedaan. Dat heeft ertoe geleid dat wij een unieke positie hebben gekregen, omdat de Milieuraad verder ging dan het parlement. Dan kan men zeggen dat dit nog niet goed genoeg is — daar wil ik het misschien nog wel mee eens zijn — maar wij hebben het maximale bereikt wat wij konden bereiken. Inderdaad heeft de heer Atsma gelijk dat de beste en meest kosteneffectieve manier om onze doelstellingen te bereiken een goed functionerend ETS is. Ik kom daar aanstonds nog over te speken, ook over het idee van de minimumprijs. Voor een internationaal gelijk speelveld is het nog beter als er niet alleen in Europa, maar bijvoorbeeld ook in delen van de VS, Canada en China gewerkt gaat worden met een echte CO2-prijs en een emissiehandelsysteem. Als men mij vraagt waar ik van droom — dat is mij niet gevraagd, maar daar wil ik best antwoord op geven — dan is dat van een mondiaal systeem met een CO2-prijs. Als wij dat voor elkaar zouden krijgen, zou het een stuk sneller gaan. Dat wil niet zeggen dat er dan geen inspanningen meer geleverd hoeven te worden, maar het internationale speelveld is daarmee wel gelijk. Dat is voor het Nederlandse bedrijfsleven van belang. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ben blij om te horen dat de staatssecretaris zich inzet om het ETS, het emissiehandelsysteem, aan te scherpen. Zij weet echter ook dat dit systeem nog steeds onvoldoende functioneert, omdat er ontzettend veel extra overtollige rechten in rondgaan. De prijs is superlaag. Op dit moment wordt er in Europees verband nog steeds gesproken over het ETS. Is de inzet van Nederland dat de zaak wel degelijk aangescherpt moet worden, dat de extra rechten er eerder uit moeten en dat het plafond eerder omlaag moet? Is dat de inzet van het Nederlands kabinet? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja! 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als u het mij permitteert, voorzitter? 

De voorzitter:

Ja, mevrouw Vos, u krijgt nog even het woord. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dit is een helder ja. De staatssecretaris zei net dat ze in februari al enige aanscherping voor elkaar heeft gekregen maar die nog niet genoeg is. Mijn tweede vraag is dan: is zij bezig om de zaak nog verder aan te scherpen in de gesprekken die nu lopen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zal daar altijd alles aan doen, maar ik moet met 27 collega's tot overeenstemming komen. De Nederlandse inzet is geweest om zo scherp aan de wind te varen als mogelijk. Daar hebben we een financieel en moreel belang bij. Het morele belang is dat het veel sneller gaat als we zo'n systeem op orde hebben. De transitie is voor ons dan makkelijker omdat het geld oplevert voor innovatie. De stelling van mevrouw Vos is dat het huidige systeem niet werkt in relatie tot de doelstelling die we met elkaar in Europa hebben afgesproken, maar die klopt niet. Het plafond gaat immers naar beneden in een tempo dat gelijke tred houdt met de afspraken die we hebben gemaakt om in 2030 aan onze doelstelling te voldoen. Het zou alleen veel mooier zijn als de prijs omhooggaat en er meer ruimte komt voor bijvoorbeeld innovatie. Ik ben het met degenen eens die zeggen dat het emissiehandelssysteem nog veel beter kan. De reële prijs in de "schaduwboekhouding", zeg ik tussen aanhalingstekens, want het is geen verkeerd soort boekhouding, van grote energiereuzen verschilt misschien wel een factor tien met de prijs die we nu op de markt zien. Ik ben het ermee eens dat we daarnaartoe moeten, maar niet omdat we niet aan de huidige afgesproken doelstellingen zouden voldoen maar omdat we, als die prijs enorm omhooggaat, veel sneller en op een veel betere manier aan de doelstelling kunnen voldoen. Ik doe er dus alles aan, maar we zitten wel in Europa, dus ik sta er helaas niet alleen voor. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik heb veel waardering voor wat we hier horen, net als voor uw inzet. Ik heb een iets andere vraag dan collega Vos. Kunt u iets meer zeggen over de aard van die aanscherping? Ik wil dus iets meer horen over de inhoud van wat u aan het doen bent. 

Staatssecretaris Dijksma:

We zijn bezig om het plafond nog sneller naar beneden te krijgen en overtollige rechten zo veel mogelijk uit de markt te halen. Dat zijn de twee belangrijkste acties die worden besproken. We willen een grotere hoeveelheid rechten uit de markt halen dan het Europees Parlement in staat was af te spreken. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Aanvullend daarop zou je een minimumprijs willen kunnen bepalen in de toekomst. Het is dus een combinatie van dit instrument en de minimumprijs. 

Staatssecretaris Dijksma:

Daar kom ik zo op. Dat is een mogelijke route op het moment dat Nederland met een aantal gelijkgestemde landen in bijvoorbeeld Noordwest-Europa een snellere transitie zou willen afspreken. Daarmee maken we een kostenefficiëntere transitie. Ik kom daar nog over te spreken als ik inga op de nationale bijdrage. We hebben het wel in ons achterhoofd. Het kabinet heeft ook steeds gezegd dat een goed werkend Europees emissiehandelssysteem het beste is voor ons allemaal, idealiter een mondiaal systeem. Dat is een van de redenen waarom ik samen met Feike Siebesma mondiaal heel hard heb gewerkt aan het zetten van een prijs op CO2. Hij zit in een speciaal panel van de Wereldbank, destijds samen met de Franse minister voor milieu, Ségolène Royal; ik denk dat zij er nu niet meer in zit. Het bewustzijn dat de Shells en Unilevers van deze wereld allang hebben, moet wereldwijd groeien. Daar doen we dus ook nog van alles aan. 

Als we het dan toch over het grootkapitaal hebben, kom ik bij de vragen over klimaatfinanciering. Er klonk enige waarschuwing in de stem van de heer Atsma — ik heb die wel gehoord — toen hij vroeg welke acties Nederland en Europa nu gaan ondernemen om te zorgen dat klimaatfinanciering door het wegvallen van de VS niet door enkele landen moet worden opgevangen. Ik ben het ermee eens — daar vinden we elkaar — dat dit niet door een paar landen moet gebeuren. Het gaat overigens om een verplichting waarvan de Verenigde Staten al in 1992 bij de conventie van destijds hebben toegezegd om hun aandeel te doen. Die verplichting kan niet overgaan op andere landen. De Europese Unie zal als grootste donor samen met andere landen de VS blijven oproepen om aan hun verplichtingen te voldoen. We kunnen het niet juridisch afdwingen. 

Overigens probeert Nederland het aantal landen dat bijdraagt aan klimaatfinanciering uit te breiden. Rijke ontwikkelingslanden als China, de Arabische landen en Brazilië kunnen meer doen. Daar zetten we op in. Ik was een van de bewindslieden in het Europese onderhandelingsteam. Toen het over dit onderwerp ging, hebben we daar steeds op ingezet en dat blijven we doen. Ik ben het ermee eens dat meer landen een bijdrage kunnen leveren. Wel is het zo — de heer Schrijver heeft daarop gewezen — dat de overeenkomst van Parijs rekening houdt met speciale omstandigheden van de minst ontwikkelde landen en de kleine eilandstaten. Er is geen onderscheid gemaakt in verplichtingen, met één uitzondering voor de financiering. Andere landen worden aangemoedigd om vrijwillig steun te verlenen. Nederland levert natuurlijk ook zijn bijdrage. 

Misschien is het goed om iets te zeggen over onze bijdrage aan het VN-klimaatpanel. Ik dank degenen die daar hun steun voor hebben uitgesproken. Het gaat over het verdubbelen van de Nederlandse bijdrage. Waarom hebben we wel actie ondernomen om het wegvallen van de 1,8 miljoen van de Verenigde Staten op te vangen? Dat hebben we niet alleen gedaan; het was dus geen alleingang maar een actie in breder Europees verband, die overigens wel door mij is geïnitieerd. Dat was nodig omdat het VN-klimaatpanel de motor is achter de uitvoering van het Parijsakkoord. Op korte termijn zou financiering voor wetenschappelijk onderzoek wegvallen terwijl de bijdrage te overbruggen is en we er niet alleen voor staan. Daarom heb ik gemeend te moeten handelen zoals ik heb gedaan. Dat is echt iets anders dan verantwoordelijkheid nemen voor de bijdrage aan de 100 miljard US dollar voor het Groene Klimaatfonds en daar op eenzelfde manier naar kijken; ik ben het ermee eens dat dat niet kan. Daar heb ik net het nodige over gezegd. Dit was echter nodig en het is gelukt. Daar ben ik stiekem ook nog wel een beetje trots op. 

Welke plannen heeft Nederland voor de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering? Die is onderdeel van de begroting van mijn collega Ploumen. De Nederlandse doelstelling is om in 2017 360 miljoen euro te besteden aan publieke klimaatfinanciering. Daarnaast wordt ernaar gestreefd om nog eens 300 miljoen euro private klimaatfinanciering te mobiliseren. In totaal gaat het dus om 660 miljoen euro. Nederland geeft 100 miljoen euro aan het Groene Klimaatfonds. De inzet is om die uitgave in de komende jaren verder te laten stijgen. Daarbij moet u denken aan meer aandacht voor klimaat, ook in de Nederlandse internationale samenwerking, water, landbouw, transport, energie, een grotere inzet op klimaat van multilaterale instellingen zoals de Wereldbank en de ontwikkelingsbanken, en een versterking van de samenwerking met de private sector, onder andere het Groene Klimaatfonds en FMO. Daarmee willen we meer private klimaatinvesteringen mobiliseren. Een van de dingen die we in dit kabinet geïnitieerd hebben, zijn de zogenoemde klimaathandelsmissies. Er is er één naar Indonesië geweest en recent één naar Californië. Bijzonder is dat daaruit blijkt dat het investeren in klimaat niet alleen publiek geld kost, maar ook banen en groei oplevert. Daar kunnen we alleen maar heel blij mee zijn. 

Er is een aantal nadere juridische vragen gesteld over de betekenis van de overeenkomst en de wet. De heer Van Dijk vroeg of de bepalingen van de overeenkomst rechtstreekse werking hebben, wat de consequenties zijn en of we een tweede Urgendazaak krijgen. Dat waren kortgezegd zijn vragen. Het verdrag vergroot het risico op een tweede Urgendazaak naar verwachting niet. Het streven naar beperking van de mondiale gemiddelde temperatuurstijging is kabinetsbeleid. Het is overigens ook onderdeel van VN-klimaatbesluiten. Nederland heeft zich daar politiek aan verbonden, omdat er gegronde redenen zijn om mondiaal samen te werken aan het beperken van klimaatverandering. Daarom kan de rechter dit doel ook al betrekken bij de beoordeling van de rechtmatigheid van beleid. Het vastleggen van dit doel in het verdrag brengt daar weinig verschil in. Wel is de formulering aangescherpt, namelijk "ruim beneden de 2˚C" en wordt nu ook gestreefd naar 1,5˚C. Dit is "nieuw" en een aanscherping ten opzichte van de rechter in destijds de Urgendazaak. Het verdrag bevat echter geen verdeelsleutel om te bepalen wat de nationale bijdrage moet zijn. Dat onderhandelen we immers Europees ook met elkaar uit. Daardoor hebben landen, ook Nederland en ook de EU, een grote mate van beleidsvrijheid om de hoogte van hun bijdrage te bepalen. 

Welke extra verplichtingen, verantwoordelijkheden en rechten gaan voor Nederland gelden na onze — hoop ik — aanstaande toetreding tot het verdrag, naast die die nu al gelden onder het Europese recht? Dat was een vraag van de leden Van Dijk en Schrijver. Europese deelname aan de overeenkomst van Parijs betekent niet dat Nederland daarmee direct of indirect rechten ontleent aan de overeenkomst. Ook legt de overeenkomst Nederland geen verplichtingen op via de Europese deelname. De enige manier om als voorwaardige partij aan de overeenkomst deel te kunnen nemen, is door de overeenkomst zelf te ratificeren. Zonder die ratificatie kan Nederland alleen als waarnemer deelnemen, met alle beperkingen van dien, en kunnen we niet meestemmen. Dus als er nu in Bonn weer onderhandeld wordt en wij hebben het niet geratificeerd, dan staan we eigenlijk in de coulissen, om het maar even zo te zeggen. 

Wel is Nederland op basis van het Europese recht verplicht om de Europese Unie bij te staan bij de nakoming van de verplichtingen die de Europese Unie uit hoofde van de overeenkomst heeft. Dat is de zogenaamde Unieloyaliteit. Dat betekent dat we ons daar al eerder aan gecommitteerd hebben, namelijk in 2014 via de Raad Algemene Zaken, waarin alle premiers afspraken hebben gemaakt over die 40% in 2030. Daar moeten we ook aan voldoen. Maar feitelijk zou je kunnen zeggen dat dit losstaat van de overeenkomst. Ook moet worden gewezen op zaken als klimaatfinanciering, capaciteitsopbouw en overdracht van technologie. Dat zijn zaken die bij de huidige stand van het Unierecht vallen onder de bevoegdheid van de EU-lidstaten. Dat zijn zaken die alleen door de Europese lidstaten individueel kunnen worden aangepakt. 

De heer Schrijver vroeg voorts of ik kan bevestigen dat de overeenkomst van Parijs gewoon een verdrag is in de zin van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Ja, het is een verdrag en daarom wordt ook ingevolge artikel 91, eerste lid van de Grondwet voorafgaand goedkeuring van de Staten-Generaal gevraagd. Sommige woordvoerders wezen op het feit dat veel andere landen al geratificeerd hebben. Misschien is het goed om even te zeggen dat men niet in elk Europees land langs het parlement gaat. Er zijn ook regeringen die leven bij decreet. Ik zeg niet dat ik dat een goed idee vind, maar het gebeurt wel. En dan gaat het natuurlijk een stuk sneller. 

De heer Schrijver heeft gevraagd naar de memorie van toelichting en de rapportage over de drie overzeese landen van het Koninkrijk. Hij onderstreepte het belang daarvan en vroeg naar de stand van zaken. Alleen Aruba heeft tot op heden bevestigd dat medegelding gewenst is. Curaçao en Sint-Maarten hebben het nog in beraad. Het daadwerkelijk bevestigen van medegelding is een zaak waarvan het initiatief geheel bij de landen ligt. Wel is het aan Nederland om desgewenst de Caribische landen duidelijkheid te verschaffen over de uitleg van de overeenkomst en welke verplichtingen eventueel ten laste van de landen zullen komen. De regering is van mening dat verplichtingen die vanwege hun aard niet door middel van Europese samenwerking nagekomen kunnen worden, bijvoorbeeld klimaatfinanciering, geheel voor rekening van Nederland zullen moeten komen. Ook zullen de landen geen bijdrage hoeven leveren aan de voorgenomen Europese bijdrage. Maar zij moeten natuurlijk wel hun eigen emissies terugdringen. Alleen, daar leveren ze dan geen NDC, zoals dat zo mooi heet, voor aan. 

De heren Atsma en Schrijver hebben gevraagd naar het drieluik, naar wat het klimaatraamwerkverdrag van 1992, het Kyotoprotocol en het akkoord van Parijs nu precies met elkaar betekenen. Het bouwwerk is immers niet af. De heer Schrijver vroeg voorts of de overeenkomst van Parijs ook niet wat soft is. De overeenkomst van Parijs is juridisch bindend, maar heeft geen nalevingsmechanisme. Dit is een bewuste keuze van de verdragspartijen geweest, ook om een zo breed mogelijke participatie te faciliteren. Daarom is niet, zoals bij het Kyotoprotocol, gekozen voor een mechanisme dat naast het faciliteren van de naleving ook gericht is op het afdwingen ervan. Daarmee is niet gezegd dat partijen er niet op aangesproken kunnen worden als zij hun verplichtingen niet nakomen. Dat gebeurt natuurlijk via het politieke onderhandelingsproces en wereldwijd in het publieke debat. Dat ziet men nu ook wel gebeuren. Een andere mogelijkheid is het niet juridisch bindende nalevingsregime, genoemd in artikel 15 van de overeenkomst. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om een geschil op grond van de overeenkomst op basis van het algemene internationaal recht af te dwingen bij het Internationaal Gerechtshof, maar dan is wel noodzakelijk dat een andere partij dit geschil aanhangig maakt. Dat zijn zaken die ik niet snel verwacht. Dat is even een winstwaarschuwing. 

De heer Van der Sluijs vroeg nog hoe de CBS-cijfers zich verhouden tot de memorie van antwoord van 30 mei. De cijfers van het CBS gaan over 2015. Die hebben onder andere als invloed een gestegen economische groei en een relatief koude winter. Richting 2020 zal er mede door de maatregelen uit het energieakkoord de nodige besparing plaatsvinden en zal het aandeel duurzame energie stijgen van ruim 5% nu naar 13% in 2020. Er worden ook nog extra maatregelen genomen om dan het doel van de 14% te halen. Ik kom daar zo meteen op in mijn laatste blok over wat Nederland nu zelf doet. Daar is terecht door veel woordvoerders over gesproken. 

De heer Van Dijk vroeg of de regering ervoor gaat zorgen dat we een nationale invulling kunnen geven aan het beleid, dat banen behouden blijven en dat er geen industrie naar andere landen vertrekt. Ook mevrouw Meijer en mevrouw Vos vroegen naar de gevolgen voor Nederland. De klimaat- en energietransitie brengt natuurlijk economische en sociale gevolgen met zich mee. Vrijwel alle mensen zullen de gevolgen direct of indirect gaan merken. De klimaat- en energietransitie heeft gevolgen voor het bedrijfsleven in algemene zin, en meer specifiek voor die bedrijven die intensief gebruikmaken van energie in de vorm van fossiele brandstoffen. Nieuwe technologieën, energiebesparing maar ook ander gedrag leiden tot een andere samenstelling van de energieproductie, en daarmee ook tot een andere samenstelling in werkgelegenheid. 

Natuurlijk heeft de regering oog voor banen en voor de mogelijke lasten voor huishoudens. Dat is ook de reden geweest, en daar zijn we geloof ik vrij uniek in, dat we de SER gevraagd hebben om een advies uit te brengen over de werkgelegenheidseffecten van de klimaat- en energietransitie. Ik zeg het hier maar één keer: die energietransitie zal ook een sociale transitie moeten zijn. Het woord "draagvlak" dat door de heer Atsma al genoemd werd, is dus heel belangrijk om in het hoofd te houden, omdat je de mensen ook moet meenemen in al die veranderingen die nodig zijn. Het gaat niet alleen maar om een verandering van energiebronnen, het gaat ook om de vraag, hoe je vanuit innovatie de Nederlandse economie en samenleving kunt versterken. Daar wordt ook op dit moment in het kader van de uitwerking van de Energieagenda aan gewerkt. 

Mevrouw Teunissen en mevrouw Meijer vroegen of ik bereid ben om alle verplichtingen zonder terughoudendheid uit te voeren en via een afrekenbaar stappenplan aan de Kamer voor te leggen, zodat de Kamer op de hoogte kan blijven van de vorderingen. Met de ondertekening van het klimaatakkoord heeft het kabinet aangegeven om zonder terughoudendheid alle verplichtingen die aan dit akkoord verbonden zijn, uit te voeren. De doelstellingen heeft het kabinet begin 2016 bij de Energieagenda uitgebracht. Daar staat aangegeven op welke manier het kabinet de benodigde klimaat- en energietransitie wil realiseren. Dit wordt momenteel verder uitgewerkt. Al die maatregelen moeten worden opgenomen in het zogenaamde Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan, dat elke Europese lidstaat moet opstellen. Dat plan moet maatregelen bevatten die leiden tot de Europese energie- en klimaatdoelen die voor 2030 zijn afgesproken. Dat conceptklimaatplan moet op 1 januari aanstaande worden ingediend. Het definitieve plan moet op 1 januari 2019 klaar zijn. Het kabinet zal de Kamer informeren over het conceptplan, zodat zij op de hoogte kan blijven. 

In 2018 rapporteert het IPPC over de inspanningen van landen. Dat gaat ook leiden tot een dialoog tussen partijen. Mevrouw Meijer vraagt of ik wil bevestigen dat dit voor Nederland gaat betekenen dat het beleid zal worden aangescherpt als uit het landenrapport blijkt dat Nederland te weinig doet om Parijs te halen. Die dialoog is in 2018. De dialoog gaat over de collectieve ambitie van Europa, dus niet over die van de individuele lidstaten. Het is wel belangrijk om dat zogenaamde ambitiemechanisme scherp in de gaten te houden, want we moeten in dat kader met elkaar vaststellen of wij op de goede weg zijn. In de aanloop naar deze dialoog zal de Europese Commissie een analyse maken van de voor de Europese Unie op langere termijn benodigde economische, maar ook sociale transformaties. Die analyse wordt ook input voor de discussie over de Europese langetermijnstrategie en het reductiepad dat we in 2030 en 2050 moeten bereiken. De huidige Nederlandse inzet is in lijn met het verminderen van de CO2-uitstoot met 80% tot 95% in 2050. 

De volgende vraag van mevrouw Vos was of ik bereid ben om in de Europese Unie te pleiten voor hogere doelen voor niet-ETS-sectoren — de landbouw, mobiliteit en de gebouwde omgeving — en het dichten van de achterdeurtjes. In het Commissievoorstel is sprake van een doel van 30% reductie ten opzichte van 2005. Nederland heeft in dat voorstel 36% reductie toegewezen gekregen. Dat is, stel ik vast, aanmerkelijk ambitieuzer dan het Europese gemiddelde. Als in 2018 wordt bezien hoe de nationale bijdragen optellen en als dan wordt bepaald dat dit onvoldoende is voor Parijs, dan is er aanleiding om bijvoorbeeld dit niet-ETS-doel te gaan heroverwegen. Overigens is in de huidige onderhandelingen de inzet van Nederland inderdaad dat de achterdeurtjes dicht blijven; geen greenwashing, niet allerlei zaken rondom landgebruik die geen extra inzet vragen laten meetellen waardoor je, in mijn woorden, extra kunt vervuilen. Die strijd is echter nog niet gestreden. Daar zitten wij nu middenin. Ik ben nu met een aantal van mijn wat ambitieuzere collega's in de Europese Unie bezig om die achterdeur zo goed mogelijk dicht te houden en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de reductiedoelstelling die wij hebben toegewezen gekregen zo blijft. Dat is al heel lastig, maar wij doen ons best. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Nederland heeft rond de landbouw en transport, heb ik begrepen, ook zelf een achterdeurtje dat het graag openhoudt, namelijk het achterdeurtje waarbij Nederland zegt: we houden zoveel rechten in het ETS-systeem over, mogen we niet wat rechten voor landbouw en transport in het niet-ETS-systeem inzetten? Klopt het verhaal dat Nederland op die manier een eigen achterdeur openhoudt, of is dat niet juist? 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is geen achterdeur, maar onderdeel van de Europese systematiek. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is een formele ontsnapping om de opdracht die je binnen de niet-ETS-sectoren hebt, te verlagen door wat je overhoudt in het ETS-systeem daarvoor te mogen inzetten. Dat lijkt mij een afzwakking van het uiteindelijke doel dat je wilt realiseren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Zo zou ik het niet willen zeggen, want uiteindelijk moet je je bijdrage wel leveren. Wij spreken in Europa af dat je, als je zo'n 36% reductiedoel krijgt, mag kiezen binnen welke sectoren je het meest wilt doen en waar misschien wat minder. Het ene land zit namelijk ook anders in elkaar dan het andere land, maar je moet wel je doel halen. Uiteindelijk, als alles bij elkaar wordt opgeteld, moet iedereen zijn doel zodanig behalen dat we die 40% in 2030 halen, dus er is geen ontsnappen mogelijk. Iedereen die denkt dat dit een gemakkelijker operatie wordt, haal ik even uit de droom, want dat wordt het niet. Het zal ook voor Nederland op elk van de domeinen, of het nu de landbouw is, de mobiliteit of de bebouwde omgeving, betekenen dat er enorme stappen zullen moeten worden gezet, ook binnen de afspraken die nu voorliggen. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Daar hoeft de staatssecretaris mij niet van te overtuigen. Ik ben daar ook van overtuigd, maar de vraag is of Nederland zegt: hoe dan ook, wij gaan die -36%, dat doel in het ETS-systeem voor landbouw en verkeer, gewoon realiseren; dat staat vast. 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij hebben door het PBL al laten uitrekenen of dat kan. Wij zijn ons al zodanig aan het voorbereiden dat we dat ook hebben willen vaststellen, voordat wij in de richting van de Commissie zeggen: wij accepteren dit deel. Het punt is wel dat wij daar in de onderhandelingen nog niet aan toe zijn. Nederland wil wel ja zeggen, maar er is nog onvoldoende steun van een aantal andere landen om het nu al te doen. Dat komt omdat er in de onderhandelingen een verbinding wordt gelegd met de richtlijn voor met name landgebruik. Sommige landen geven aan dat ze heel veel bossen hebben en dat zijn niet alleen de Polen. Ook de Scandinavische landen hebben veel bossen. Zij vragen zich af of zij die niet kunnen inzetten om bijvoorbeeld minder te doen in de non-ETS-sectoren. Dan zeggen wij: nee, je kunt alleen maar minder doen als je aantoonbaar meer doet in bijvoorbeeld de wijze waarop je het land beheert, want anders krijgen we een ongelijk speelveld. Die strijd is gaande. Wij hebben ons aandeel, our fair share, feitelijk al geaccepteerd, maar dat heeft nog niet iedereen gedaan. Dat is nu de discussie. 

Is het nodig om doelen te hebben voor duurzame energie en energiebesparing? Het kabinet zet al geruime tijd in op CO2-reductie. Dat is ook hard nodig, want wij doen het wat dat betreft nog steeds niet goed genoeg. Het inzetten op duurzame energie en energiebesparing is ook hard nodig, maar dat zijn middelen om het CO2-reductiedoel te bereiken. 

De heer Schrijver vraagt hoe het zit met de Urgendazaak en of wij de norm halen. Uit de Nationale Energieverkenning 2016 blijkt dat met het ingezette beleid er in 2020 een reductie van 23% wordt gerealiseerd. Er zijn in vervolg daarop aanvullende afspraken in het energieakkoord gemaakt. Hiermee wordt de reductie naar verwachting in 2020 gerealiseerd. Daarmee zijn wij volledig in lijn met het realiseren van de doelstelling van Europa. Als dat niet lukt, dan zal het kabinet een niet nader te noemen kolencentrale die niet doet aan biomassabijstook sluiten. Dan weet iedereen waar die ligt, maar dat is nu eenmaal de formule. 

Er is ook gevraagd naar de nationale klimaatwet. Een klimaatwet kan het realiseren van de doelstellingen uit het Parijse akkoord op nationaal niveau borgen. Je kunt bijvoorbeeld tussendoelstellingen formuleren en er kunnen instituties en procedures worden ingesteld die nodig zijn om de doelstellingen te kunnen halen. Een wet, zoals een klimaatwet, kan ook stabiliteit bieden, bijvoorbeeld in juridisch opzicht, maar het is aan het nieuwe kabinet om daar een besluit over te nemen. Laat iedereen zijn best doen wat dat betreft. 

Dan de kolencentrales. Op welke wijze en in welk tempo kunnen we die afbouwen? Dat was een vraag van de heer Kuiper. Van de tien bestaande zijn er op basis van het energieakkoord inmiddels vijf gesloten; de vijf oudste en meest vervuilende. Uiteindelijk zullen wij in dit land een keer af moeten van onze fossiele verslaving. Dat is niet anders, dus de discussie gaat niet over de vraag of dat moet, hooguit over de aard en het tempo waarin wij dat doen. Dat geldt ook voor deze discussie. Minister Kamp en ik hebben de Kamer dit jaar een brief gestuurd met informatie over de verschillende onderzoeken naar de uitfasering van de kolencentrales. Wij hebben ook aangegeven hoe wij eventueel omgaan met het wel of niet halen van de Urgendadoelstelling. Als dat niet zo is, dan komt er weer een extra kolencentrale in beeld. Een nieuw kabinet moet besluiten over eventuele aanvullende stappen met betrekking tot de kolencentrales. 

De heer Van der Sluijs vroeg: hoeveel schiet de wereld op met het energieakkoord van 90 miljard als de stap van 16% naar 25% duurzame energie 0,000045°C minder opwarming betekent? En wat levert de Nederlandse inspanning voor Parijs op? Misschien is het goed om daar het volgende over te zeggen. Het klimaatprobleem is een mondiaal probleem en moet door alle landen gezamenlijk aangepakt worden. Die internationale samenwerking is niet alleen effectief tegen klimaatverandering, maar eigenlijk ook de enige optie die we hebben. Dat betekent dat alle lidstaten hun bijdrage moeten leveren aan het reduceren van de emissies en dat die bijdrage ook steeds meer ambitie moet gaan laten zien. Nederland levert zijn bijdrage en neemt samen met veel andere landen dus ook verantwoordelijkheid. Als wij dat niet doen, en anderen het ook niet gaan doen, dan zullen we zien dat het probleem blijft bestaan. Dan zijn we onze toekomstige generaties toch wel iets schuldig. Ik denk overigens dat we sommige huidige generaties ook iets schuldig zijn. Er zijn namelijk landen in deze wereld die nu al te maken hebben met de effecten van bijvoorbeeld droogte of overstromingen. Nederland kan er als laag liggend land in een delta over meepraten wat het betekent als er iets misgaat. Dat heeft namelijk forse gevolgen. 

De heer Van der Sluijs vroeg ook waarom wij geen aandacht hebben voor de groei van de wereldbevolking. Binnen Nederland, en eigenlijk in een heel belangrijk deel van de westerse wereld, is bevolkingsgroei helemaal geen belangrijke veroorzaker van stijgend energiegebruik. Wereldwijd is er natuurlijk wel sprake van bevolkingsgroei, maar dat betekent dat de opgave in werkelijkheid alleen maar groter wordt. 

De heer Van der Sluijs stelde nog de vraag of het klopt dat er in 2020 sprake zal zijn van 6% duurzame energie en dat we daar 37 miljard voor beschikbaar hebben. Nee, dat klopt niet. Uit de energieverkenning zal blijken dat het aandeel duurzame energie richting 2020 op bijna 13% uitkomt, of met een beetje extra beleid op 14%, om door te groeien naar 16% in 2023. Het benodigde geld is al gereserveerd in de begroting van het ministerie van EZ en heeft betrekking op de hele periode waarin hiervoor subsidie wordt verstrekt. Eigenlijk heeft minister Kamp de Kamer in allerlei brieven en via zijn begroting op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. 

De heer Kuiper vroeg nog of er een minimum-CO2-prijs moet worden ingevoerd. Daar heb ik net al heel veel over gezegd. Het is het beste om Europees en mondiaal een effectief systeem in te voeren. Als we geen voldoende sterke beprijzing kunnen realiseren binnen de Unie, dan moet het volgende kabinet echt gaan nadenken over aanvullend beleid, maar dan wel het liefst met een aantal buurlanden, de meest gerelateerde economieën. Dat zijn er een stuk of zes, denk ik. Dan is een minimumprijs zeker een optie. We hebben het daar in ons kabinet intern ook wel over gehad, maar juist omdat er op dit moment onderhandeld wordt over het ETS hebben we afgesproken dat onze eerste inzet is om dat gewoon te laten marcheren. Als dat niet lukt, of toch onvoldoende lukt, dan is er altijd nog een plan B, zo heb ik geleerd. 

De heer Kuiper vroeg welk patroon we kiezen we voor de reductie van methaan. Ook wat betreft emissiereducties in de landbouw wordt gekeken naar een kosteneffectief pad. Daar zijn we nu in samenwerking met de landbouwsector naar aan het kijken. Ook daarvoor geldt dat een volgend kabinet er een besluit over moet nemen. 

Ik heb mijn best gedaan om de meeste vragen in deze termijn te beantwoorden. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb toch nog één punt dat ik behoorlijk belangrijk vind. De staatssecretaris heeft zelf gezegd dat het huidige beleid niet voldoende is om de 2°C-doelstelling van Parijs te halen. Zij heeft gezegd dat ze het zelfs wil terugbrengen naar 1,5°C. Heb ik het goed begrepen dat ook die -40% in 2030, die Europa nu afspreekt, in feite onvoldoende is en dat de staatssecretaris dat ook erkent? Wat is dan de inzet om toch zo snel mogelijk een doel te stellen dat wel past bij de Parijsklimaatdoelen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Daar zijn een paar dingen over te zeggen. De bij elkaar opgetelde bijdragen, inclusief die van de Europese Unie, zijn onvoldoende om in de buurt te komen van de 2°C. We blijven wereldwijd met elkaar steken op ongeveer 2,7°C. Daarbij geldt wel dat de Europese Unie eigenlijk de meest ambitieuze partij is. Voordat we nu zelf doen alsof we het heel slecht voor elkaar hebben, wil ik dat alvast tegenspreken. Dat is dus niet zo. Betekent dit dat we op onze lauweren kunnen rusten? Nee. Ongetwijfeld zal naar aanleiding van het IPCC-scenario of het studieverhaal rondom die 1,5°C opnieuw gekeken moeten worden naar een verhoogde ambitie. Het is ook niet zo dat de ambitiecyclus in Parijs een soort downgrade kan betekenen en dat landen bedenken dat ze steeds minder kunnen gaan doen. Nee, de bedoeling is dat ze meer gaan doen. Maar daarvoor moet je wel eerst alle gegevens op een rij hebben van wat het eventueel betekent. Daar wachten we wel op. Die discussieronde komt er dus, alleen niet nu al. Die discussieronde zal op zijn vroegst in 2018 plaatsvinden, naar aanleiding van het verschijnen van het rapport. Een volgend kabinet zal ook daar een besluit over moeten nemen. Dit geldt voor Europa als geheel, zeg ik erbij, want dit doen we natuurlijk niet in ons dooie eentje. Dit doen we met elkaar. 

De voorzitter:

Mevrouw Vos, tot slot. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Staatssecretaris, u hebt zelf ferme woorden gesproken — ik heb u daar zeer bij toegejuicht — over de stap van de president van de Verenigde Staten, die zich heeft teruggetrokken. Eigenlijk zegt u: dit kan hij doen, maar wij laten ons niet kisten; we gaan het gewoon met elkaar waarmaken. Betekent dat niet dat u ook b moet zeggen? Moet u dan niet zeggen dat dit betekent dat we als Europese Unie meer moeten gaan doen? Is dit niet het moment om u daar ook als kabinet over uit te spreken? 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij denken daar wel over na. Dat ziet u ook in de Nationale Energieverkenning. Als we iets sneller gaan lopen, dan kunnen we dat misschien zo doen dat het uiteindelijk leidt tot een meer kosteneffectieve transformatie. Dat is de reden waarom Nederland wel kijkt naar de wijze waarop het zijn eigen bijdrage moet leveren binnen de huidige Europese afspraken. Het is nog moeilijk te zeggen wat de consequenties zijn van het terugtreden van de VS. Zij zijn wel de tweede vervuiler wereldwijd. Ik vind ook dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik juich het toe als bijvoorbeeld staten en steden in dat land zeggen: wij blijven dit doen. Het kan niet zo zijn dat Europa als het ware ook dat stokje op voorhand overneemt. 

Ik vind dat we wereldwijd in de hele ambitiediscussie wel voortdurend bij de bal moeten blijven. Als het nodig is, moeten we ook extra stappen zetten, maar vergist u zich niet: datgene wat we op dit moment moeten afspreken om in 2030 aan die norm, de meest ambitieuze norm die in de wereld gesteld is, te voldoen, is politiek gezien al een hele toer. Al mijn energie zit nu bijvoorbeeld in het verbeteren van het ETS en het ervoor zorgen dat er inderdaad geen achterdeurtjes bij al die non-ETS-sectoren ontstaan en dat iedereen gewoon zijn deel pakt. Als we dat nu niet doen, kan ik u één ding voorspellen: dan wordt die ambitiediscussie over een jaar of twee echt hopeloos. Het is dus belangrijk dat we nu leveren, om te beginnen met datgene wat we al hebben afgesproken. Dat zal al niet gemakkelijk zijn. 

Mevrouw Meijer (SP):

Ik zat eigenlijk een beetje te wachten op het moment dat de staatssecretaris in zou gaan op de vraag wat het betekent voor mensen. Mijn vraag was: betekent dat minder vlees eten, minder vliegen, minder hard autorijden of minder ver autorijden? Wat betekent het voor bijvoorbeeld woningisolatie en dergelijke? Kan de staatssecretaris daar nog even op ingaan? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kan er wel heel even op ingaan, maar ik kan er geen algemene beschouwing aan wijden. Voor heel veel mensen zal het heel veel betekenen. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen die nu gewend zijn om op gas te koken. Zij zullen dat op enig moment niet meer gaan doen. We zullen in Nederland de omschakeling maken — dat hebben we ook na de Tweede Wereldoorlog gedaan; toen werd iedere woning op het gas aangesloten —naar alternatieve vormen van energievoorziening. In de bebouwde omgeving zullen inderdaad steeds meer nul-op-de-meterwoningen komen. Ik hoop dat een volgend kabinet daar ook fors in wil investeren. Daar is namelijk veel winst te behalen. Ook in bijvoorbeeld het huursegment zullen huizen geïsoleerd worden en zullen ze zelfvoorzienend worden in het opwekken van energie. Wat de burger daarvan merkt, is dat de energieprijs die hij of zij maandelijks betaalt fors afneemt. Dus dat is ook een verandering. Veel meer mensen zullen straks elektrische auto's gaan kopen. Dus is het belangrijk dat wij samenwerken, zelfs met bijvoorbeeld Californië, de zesde economie wereldwijd, om ervoor te zorgen dat die auto's straks ook daadwerkelijk betaalbaar zijn. Daarmee moet je de vraag gaan organiseren. Wij moeten investeren in innovatie. In Nederland moeten wij bijvoorbeeld het aantal laadpunten voor elektrische auto's veel meer uitbreiden, terwijl wij overigens op dat punt in Europa al koploper zijn. In 2050 hebben wij misschien geen afval meer. Mijn kleinkinderen — ik weet niet of ik ze ga krijgen, maar ik ben alvast aan het lobbyen, hoewel dat heel vroeg is — gaan misschien dat hele begrip "afval" niet meer kennen. In 2050 leven wij in een samenleving waarin alles wordt hergebruikt, inclusief de grondstoffen, en wij nauwelijks nog iets weggooien. 

Dus ja, er gaat heel veel veranderen. Gaat dat voor sommige mensen problemen opleveren? Dat zou kunnen. Moeten wij daar alert op zijn? Zeker. Daarom hebben we de SER gevraagd wat dit voor de arbeidsmarkt doet. Je kunt zo'n transitie aan de markt overlaten. Dan ken je winnaars en verliezers. Sommige mensen moeten het vooral zelf uitzoeken. Maar je kunt het ook begeleiden, door vroegtijdig te zien dat, als al die woningen gerenoveerd worden, er bijvoorbeeld in de installatietechniek heel veel banen ontstaan en misschien wat minder in de kolencentrales. Je zou kunnen overwegen om daar iets aan te gaan doen, met kansen op scholing en met het begeleiden van werk naar werk. Dus ja, het is nodig dat er ook een sociale transitie komt. 

Mevrouw Meijer (SP):

De staatssecretaris doet het nu een beetje voorkomen alsof vrijwel niemand hier echt last van krijgt. Dat zou natuurlijk heel mooi zijn, maar ik kan mij voorstellen dat wij op een gegeven moment geen vluchten meer hebben naar Zaventem, of vluchten naar nabije Duitse steden. Of dat wij veel meer doen met auto delen. Wij kunnen bijvoorbeeld corporaties en ook woningeigenaren verplichten om eens echt aan de slag te gaan met het isoleren van huizen. Zoals ik in mijn bijdrage al zei: 10.000 subsidieaanvragen voor woningisolatie door particulieren in vijf maanden is natuurlijk heel weinig als je beseft dat wij in Nederland ongeveer 4,5 miljoen koophuizen hebben. 

De voorzitter:

Mevrouw Meijer, ik hoop dat u een vraag hebt. Wij concentreren ons vandaag op de ratificatie van het verdrag van Parijs. 

Mevrouw Meijer (SP):

Dan maak ik mijn vraag heel kort. Ik zou willen dat de staatssecretaris nu eens echt concreet maakt wie de pijn hiervan gaat voelen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Om een lang verhaal kort te maken: daar gaan u en ik samen over. Er zullen straks voor al die sectoren — de landbouw, de mobiliteit, de bebouwde omgeving — voorstellen komen waar het parlement ja tegen moet zeggen. U zit daar dus zelf bij. U vraagt mij nu: kijk in de glazen bol. Maar ik zeg u: kijk in de spiegel. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Atsma. 

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter, collega's en staatssecretaris. Allereerst mijn gelukwensen aan de heer Van der Sluijs voor zijn maidenspeech. Uiteraard heb ik met meer dan gewone aandacht naar hem geluisterd. 

De staatssecretaris is op heel veel onderwerpen ingegaan en wat de CDA-fractie betreft krijgt zij complimenten voor datgene wat zij hier te berde heeft gebracht, temeer omdat zij in een aantal opzichten duidelijk heeft gemaakt dat Nederland, als het gaat om de inspanningsverplichtingen die wij op ons hebben genomen, tot nu toe in ieder geval op koers ligt. De staatssecretaris heeft ook nadrukkelijk aangegeven dat, daar waar nog vervolgstappen moeten worden gezet, dit primair aan een volgend kabinet is. Ik denk dat dit ook hetgeen is waar ik op heb gewezen in de eerste termijn. 

Als wij het hebben over Nederland op koers in Europa, moeten wij dat inderdaad bekijken in het licht van de stappen die elders in de wereld worden gezet. Ik heb niet voor niets gewezen op de mondiale afspraken die wij hebben gemaakt en de mondiale verplichtingen die wij zijn aangegaan. Dat brengt mij overigens wel bij het aandeel van de Verenigde Staten in de afspraken zoals die aanvankelijk door de VS zijn ondertekend. Op het moment dat de VS hebben getekend, is de referentie van 55% gehaald. Wanneer daarna, door het terugtreden van de VS uit het verdrag, althans de aankondiging daarvan, onder die 55%-ambitie wordt gezakt, is dat verder niet relevant, althans kijkend naar de verdragsrechtelijke kant van het verhaal. Ik hoop dat ik het zo goed heb begrepen, maar misschien kan de staatssecretaris dat aspect nog even verduidelijken. 

Er is een aantal opmerkingen gemaakt over de ambitie. Gaat die ver genoeg? In een interruptiedebatje ging het over 2% versus 1,5%. Het is goed om nog eens te benadrukken dat de CDA-fractie het eens is met wat de staatssecretaris heeft gezegd, namelijk dat ook de andere lidstaten en de andere continenten hun verplichtingen moeten nakomen. Het zou echter ook een beetje raar zijn om nu een soort heronderhandeling op te starten. Uit eerdere publicaties heb ik begrepen dat de staatssecretaris daar zelf niet voor is, ook niet naar aanleiding de Amerikaanse stappen. Dan denk ik dat je met recht en reden kunt zeggen dat je tijdens het spel de regels niet moet veranderen. Laten wij er eerst maar voor zorgen dat de zaak voor wat betreft de 2% zo goed mogelijk op de rit staat. Daarna zouden wij eventueel kunnen nadenken over vervolgstappen. In ieder geval moeten wij nu geen stappen zetten zonder dat er een goede onderbouwing onder ligt. 

Over de ETS-discussie en de pleidooien voor een minimumprijs, die ik ook hier langs hoor komen, zeg ik: er wordt al jaren over gesproken. Ik wil erop wijzen dat het absoluut noodzakelijk is dat, als je over dat soort zaken afspraken wilt maken, dit wereldwijde afspraken moeten zijn. Ik hoef alleen maar te herinneren aan de discussies die jaren geleden zijn gevoerd over ETS in de luchtvaart, waarbij Europa zichzelf in een dusdanig isolement dreigde te manoeuvreren dat er herstelwerk aan te pas moest komen. Mondiale afspraken zijn een absolute voorwaarde. Dat was overigens ook hetgeen ik in mijn eerste termijn naar voren bracht, inclusief de zorg van een individuele ondernemer uit Nederland, die vooral vroeg om een betrouwbare overheid en een houdbaar en consistent beleid waarop hij kan vertrouwen, zodat hij van daaruit kan werken aan het op zijn manier invullen van de ambities. 

Op hoofdlijnen ben ik het volstrekt eens met wat de staatssecretaris voor het overige naar voren heeft gebracht. Rest mij een kort oordeel te geven over de wat ons betreft niet aan de ratificatie gekoppelde motie van de Partij voor de Dieren. De CDA-fractie heeft geen enkele behoefte aan deze motie en vindt deze ook in geen verhouding staan tot het onderwerp waarover wij spreken. Vandaag is het vlees, morgen is het vis en overmorgen zijn het de eieren of de ijsco op het Binnenhof. Laten wij er in elk geval voor waken dat het niet zover hoeft te komen dat wij voor ons laatste stukje vlees of vis naar de viskraam naast dit gebouw moeten gaan. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Voorzitter. In de eerste plaats wil ik iedereen hartelijk danken voor de warme felicitaties die ik heb gehad. Die waren zeer hartelijk allemaal. Mijn dank daarvoor. Ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen. Hier en daar zijn wij natuurlijk niet helemaal tevreden over de antwoorden, maar één vraag spring er toch wel uit, waar ik graag iets meer over zou willen weten. Mijn vraag hoe de CBS-cijfers zich verhouden tot de memorie van antwoord hebt u helaas wel heel summier beantwoord. Wat ik bedoel is het volgende. De staatssecretaris gaat uit van een bruto finaal verbruik in 2020 van 2.047 petajoule. Door de stijging van het energieverbruik in 2015 met 4% naar 2.119 petajoule, verdwijnt dat doel van 2.047 petajoule volledig uit zicht. Het aandeel "hernieuwbaar" wordt hierdoor niet meer dan wensdenken. Kan de staatssecretaris dit onderschrijven? Zo nee, hoe moet ik dit dan zien? Wat ik hier eigenlijk bij iedereen bespeur, is dat wij, als wij het verdrag van Parijs niet ratificeren, hel en verdoemenis over ons uitspreken. Ik meen dat de heer Kuiper van de ChristenUnie deze woorden gebruikte. Dat zei u toch? 

De voorzitter:

Mijnheer Van der Sluijs, u spreekt via de voorzitter en niet rechtstreeks tegen andere Kamerleden. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Excuses. Bepaalde landen, zoals Bangladesh, zouden onderstromen. Mijn fractie denkt dat je, als je niet wilt dat een land onderstroomt, beter een dijk kunt bouwen dan zorgen dat er geen CO2 meer de lucht in gaat. Er is geen wetenschapper te vinden die zal bevestigen dat Parijs de temperatuurstijging zal beperken tot 1,5°C of tot 2°C. Het model voor de assessment of greenhouse gases induced climate change, een VN-model, een IPCC-model, komt niet verder dan 0,05°C. 

Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris: wat gaat het de Nederlander uiteindelijk allemaal kosten? 

De heer Schrijver (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie sluit zich graag aan bij de woorden van waardering die de heer Atsma namens de oppositie, neem ik aan, uitsprak voor de rol van de staatssecretaris in Parijs, de vervolgconferentie COP-22 en zeker ook bij het enigszins te hulp schieten van het IPCC en andere organen rondom de klimaatverdragsorganisatie. Het gaat gelukkig goed met het aantal ratificaties. Ik heb net nog even op de website gekeken: het zijn 149 staten plus de Europese Unie. De teller staat dus op 150. Dat betekent dat we niet zo snel onder die 55% zullen zakken, ook al heeft dat geen gevolgen voor de werking van het verdrag. 

Het blijft bijzonder dat het naar de vorm, formeel technisch bezien, een volwaardig, bindend verdrag is, maar dat delen van de inhoud materieelrechtelijk meer het karakter van een verklaring van goede bedoelingen hebben. Er zijn geen direct inroepbare rechten en afdwingbare verplichtingen uit te destilleren. 

Niettemin hebben we dankzij de Nederlandse rechter geleerd dat dit soort documenten wel een echo, een reflexwerking, kunnen hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld helpen om de zorgplicht van artikel 21 van de Grondwet in te kleuren. Vanuit het Burgerlijk Wetboek bezien kunnen het gevaarzettingspunt en de zorgvuldigheidsnorm hierdoor nader ingevuld worden. Dus al met al is het een ontzettend belangrijk verdrag. Mijn fractie zal dan ook heel graag meewerken aan de totstandkoming van de goedkeuringswet. 

Het betekent best wat voor Nederland. We zullen op een actief, wellicht actiever klimaatbeleid moeten inzetten. Vele handen zullen uit de mouwen moeten. Alle zeilen zullen moeten worden bijgezet. Ik vraag de staatssecretaris nog even wat de aanvullende waarde is van flankerend beleid onder duurzameontwikkelingsdoel 13 over klimaatactie. Daar hebben we vandaag eigenlijk nog niet over kunnen spreken. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat het heel veel kansen aan de Nederlandse economie geeft, ook aan de kennisinstellingen, aan het bedrijfsleven. Laatst werd dit heel treffend in de New York Times voor Nederland uiteengezet. 

Al met al vermoed ik dat mijn fractie mijn advies zal overnemen om volgende week volgaarne voor de goedkeuringswet te stemmen. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter, ik bied mijn excuses aan voor het zojuist buiten u om spreken. U weet dat ik dat nooit doe, maar ik werd geadresseerd door collega Van der Sluijs. Ik ben geen alarmist — er zijn andere woorden gebruikt; er is getheologiseerd — maar als je ervan overtuigd bent dat de aarde iets kostbaars is en als duidelijk blijkt dat die aarde kwetsbaar is, dat er onomkeerbare processen in gang worden gezet, dan zullen we er toch alles aan moeten doen om stappen te zetten in het belang en voor het behoud van die aarde. Zo zit ik erin. Ik wil geen alarmist zijn, maar ik denk dat de fractie van de heer Van der Sluijs er misschien ook nog wel gevoelig voor is dat we iets hebben om te beheren en te bewaren. Dan zul je daar toch je uiterste best voor moeten doen. Dat was mijn toon, hoop ik. 

Veel dank aan de staatssecretaris. Onze vragen zijn beantwoord. Ik wil de staatssecretaris zeer bedanken voor haar inzet, ook in de afgelopen periode vanuit het kabinet. Ze heeft dit dossier met hart en ziel gedaan en mooie dingen bereikt voor ons land. Veel waardering en dank daarvoor. Ik denk dat het een belangrijk moment is dat dit verdrag met deze betekenis door zo veel landen kan worden getekend en gesteund. Wij ervaren dat, denk ik, ook wel zo. Het zal een nieuw kader scheppen en misschien een gamechanger zijn voor het denken over klimaat en energie in ons land. Het is al vaker gezegd: een volgend kabinet en daarop volgende kabinetten zullen daar de handen vol aan hebben. Mijn fractie zal dit verdrag steunen. 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter. Ik zeg de staatssecretaris hartelijk dank voor haar beantwoording, die inhoudelijk en niet minder voortvarend was. Ik waardeer datgene wat de staatssecretaris zei over het belang van draagvlak, zowel bij burgers als bij bedrijven. Voor draagvlak is een nuchtere aanpak van het klimaatdossier erg belangrijk. Het draagvlak is niet gediend met apocalyptische taal, die ik de staatssecretaris overigens niet heb horen uitslaan. Laten wij het nuchter bij de feiten houden. 

Ook zonder dergelijke taal zijn er heel veel redenen om een energietransitie te steunen. De fossiele voorraden zijn eindig. Het tegengaan van vervuiling is belangrijk. Als we minder afhankelijk worden van de Arabische wereld en van Rusland is dat heel mooi meegenomen. 

Sprekend over draagvlak kan ik het ook niet laten om iets te zeggen over beeldvorming. Laten we ons niet vergissen: heel veel burgers zien heel veel duurbetaalde — ik zeg het maar even oneerbiedig — klimaatbobo's op hun kosten, op kosten van de belastingbetaler de wereld businessclass rondvliegen om maatregelen te bedenken om het vliegen duurder te maken. Dat wekt weerstand op. Het kan ook zomaar de suggestie wekken dat sprake is van een soort hobby van een bepaalde elite die zelf niet wordt getroffen door de nadelige consequenties die de energietransitie kan hebben. Laten we daarvoor waken. 

Ik dank de staatssecretaris voor haar opmerking over de Urgendazaak. Wat haar betreft ligt het niet in de rede dat het Parijsakkoord rechtstreekse werking c.q. reflexwerking zal hebben. Dat is niet aan de orde. Ook voor haar opmerking over de sociale transitie was ik dankbaar. 

Ik reageer op de motie. Ik ben een groot liefhebber van dieren en om die reden zal ik mijn fractie voorstellen om volgende week tegen de motie te stemmen. 

Ik rond af. Ik begon mijn eerste termijn met de wat mij betreft wijze en relativerende lessen van Godfried Bomans uit Erik: buiten de lijst van ons schilderij weten wij niet zo bar veel. Ik sluit graag af met de laatste regel uit het boekje, hetgeen tevens een aanbeveling is voor de wijze waarop het debat over klimaat mag worden gevoerd. De laatste regel uit Erik luidt: "En hier eindigt de geschiedenis van Erik Pinksterbloem. Vaart allen wel! Houd altijd de lijst in het oog en bekommert u niet te zeer om honing". 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dijk. Ik geef het woord aan mevrouw Teunissen. 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Allereerst ook namens mijn fractie nog hartelijke felicitaties aan de heer Van der Sluijs voor zijn maidenspeech. Ook hartelijk dank aan de staatssecretaris voor haar uitgebreide en heldere beantwoording. De staatssecretaris is de enige bewindspersoon die een auto op waterstof rijdt. Alle lof daarvoor. We kennen haar ook als een betrokken persoon bij de totstandkoming van het klimaatakkoord. Het lijkt wel alsof zij zich sinds 15 maart vrijer dan ooit voelt om haar idealen in de praktijk te brengen. 

Ik ben blij dat de staatssecretaris uitkijkt naar het rapport van het IPCC volgend jaar om te kijken naar de inspanningen van landen, maar dat hoeft haar er niet van te weerhouden om haar ambitieniveau te verhogen, zeker nu de VS uit het akkoord is gestapt. Die 1,5°C is een streven en wij moeten daarmee hard aan de bak. Daar gaat het om. Het komende kabinet wordt beslissend voor het klimaatbeleid en het zou heel fijn zijn als progressieve partijen scherp blijven en de handen ineenslaan om een klimaatonvriendelijke coalitie te voorkomen, ook wanneer de formateur langskomt in dit huis. 

De staatssecretaris wees op de Energieagenda en zij betoogde dat die als een stappenplan ter uitvoering van het akkoord kan worden gezien. Dat klimaatbeleid alleen over energie gaat, is een veel gehoorde misvatting. Zoals ik in eerste termijn heb betoogd, is het van belang om breed te kijken. Ook als klimaatdoelstellingen niet kunnen worden toegerekend aan Nederlandse actie, is het nog steeds verstandig om het kappen van oerwoud in Brazilië te voorkomen en er niet aan mee te werken door soja van daar als veevoer hier te blijven gebruiken. Oplossingen voor het probleem dat op ons bord ligt, moeten integraal onderdeel vormen van het klimaatbeleid, inclusief de rapportage erover. 

Er is veel gesproken over de verantwoordelijkheden van andere landen, maar klimaatverandering is niet alleen een Europees zaak en het is geen ver-van-mijn-bedshow. Het klimaatprobleem ligt in belangrijke mate op ons bord en ik nodig de staatssecretaris dan ook uit, alles te doen om het taboe op dat inzicht te doorbreken. 

Dan nog een paar afsluitende woorden. Het klimaat verandert grotendeels door onze leefwijze, door de grote ecologische voetafdruk van de westerse mens. Gebieden verdrogen en andere gebieden krijgen juist te maken met grote neerslag. De gevolgen zijn voor iedereen merkbaar. Oogsten mislukken, drinkwater wordt schaars en het zijn de allerarmsten bij wie dit in rekening wordt gebracht. Zodra het klimaatakkoord is geratificeerd, verwacht ik ook van alle partijen die dit klimaatakkoord steunen, commitment aan een tijdige, adequate uitvoering. Alleen zo kunnen we de aarde herstellen en leefbaar houden voor onze kinderen en kleinkinderen. Een betere wereld begint bij onszelf, dat wel. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Teunissen. Ik heb even zitten wachten of u misschien nog iets zou zeggen over de motie die u in eerste termijn hebt ingediend. Ik signaleer namelijk een probleem met die motie. Ik zal het heel eerlijk zeggen. We hebben vandaag een debat over de ratificatie van het verdrag van Parijs, om het maar kort te zeggen. Uw motie is niet aan de staatssecretaris gericht, maar eigenlijk een algemene oproep aan de Kamer. Derhalve is uw motie qua aard, strekking en geadresseerde partij niet ter zake van het voorliggende wetsvoorstel. Dus ik vraag mij af of u uw motie wel wilt handhaven. Er zijn gewoon andere wegen, andere kanalen om datgene wat u aan de Kamer vraagt in uw motie, binnen de Eerste Kamer te bewerkstelligen. 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Is het mogelijk om even te schorsen, zodat ik ruggespraak hierover kan hebben met mijn fractie? 

De voorzitter:

Weet u wat, dan maken wij eerst de tweede termijn af. Er zijn nog twee sprekers in tweede termijn en ik zal even kijken of we een minuutje kunnen schorsen voordat de staatssecretaris gaat antwoorden. 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ja, goed. 

De voorzitter:

Oké. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Vos. 

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank zeer de staatssecretaris. Zij is ferm en duidelijk in haar uitspraken en haar woorden. Dat vind ik buitengewoon plezierig en goed. In feite hoor ik haar zeggen: we streven inderdaad naar 1,5°C, we gaan dat doorrekenen. Maar als ik haar zo hoor, zegt zij in feite ook dat het dat gewoon zal moeten worden, althans zo hoor ik haar. In ieder geval is dat wat mijn fractie vindt, op basis van allerlei wetenschappelijke inzichten, dat we niet meer dan 1,5°C opwarming moeten hebben om deze aarde leefbaar te houden en ernstige gevolgen voor vele mensen wereldwijd, maar ook voor planten en dieren, te voorkomen. 

De staatssecretaris zegt ook: we weten nu al dat we met de plannen die nu al bekend zijn, uitkomen op een stijging van 2,7°C. Dat is dus veel te veel. Zij zegt dus ook: Europa doet te weinig met die -40%-reductie die we nu hebben afgesproken voor 2030. Zij zegt terecht dat niet alleen in Europa, maar ook in allerlei andere werelddelen en landen veel meer moet gebeuren. 

Gezien uw fermheid, mevrouw de staatssecretaris, had ik toch verwacht dat u gewoon zou zeggen hoe het zit: feit is dat we het niet halen en dat we het niet redden. Dan kunt u als staatssecretaris toch ook gewoon zeggen: er zal meer moeten gebeuren, we moeten in Europa het beleid aanscherpen, en dat moet ook in Nederland gebeuren en een volgend kabinet moet dat gaan uitvoeren? Prima! U kent de feiten, u bent hier degene die namens ons kabinet stevig in Europa aan het woord is. Ik zou u dat heel graag horen zeggen, want dat is gewoon hoe het zit. Wat wij doen is niet genoeg; er moet meer gebeuren. U geeft aan, en daar ga ik volledig in mee, dat u zich inzet voor aanscherpingen bijvoorbeeld rondom het emissiehandelssysteem of landbouw en transport. U zet zich daarvoor in, maar ook daarvan zegt u in feite: het is niet genoeg en wat Europa nu doet is niet goed genoeg. Dus ook op dat vlak zou ik zeggen: er moet gewoon veel meer gebeuren! 

Dan nog één opmerking terzijde. Het kan toch niet zo zijn dat wij, als we heel veel rechten overhouden die we niet gebruiken in de industrie, die dan gaan gebruiken om maar weer onze melkveehouderij of onze intensieve veehouderij of wat dan ook te gaan uitbreiden? Ik hoop dat ik dat niet goed heb begrepen. 

Wat ik niet begrijp van de staatssecretaris, is dat zij niet zegt: wij hebben ook in Europa bindende doelen nodig voor energiebesparing en duurzame energie. Dat werkt gewoon nu. Waarom ga je iets wat nu goed werkt, niet in de toekomst continueren? Ik wil de staatssecretaris daar echt toe uitdagen, want alleen het CO2-doel moeten we nog maar zien te halen. 

Ik was wat verbaasd dat de staatssecretaris zei dat wij op koers liggen met de agenda en het energieakkoord. We gaan in 2020 die 13% duurzame energie halen. Ik zou daar graag nog even een toelichting op horen, omdat de nieuwste cijfers van het CBS nauwelijks groei laten zien in duurzame energie en dat ook de export van onze kolencentrales fors zou gaan stijgen. Daar nog graag een toelichting op. 

In 2018 komt die dialoog er in Europa. Ik hoop dat we daar op zijn minst gaan afspreken dat we een aantal dingen fors gaan aanscherpen, maar wat mijn fractie betreft, komt de staatssecretaris nu al in actie en natuurlijk moet een volgend kabinet ook buitengewoon energiek en ambitieus aan de slag. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vos. Ik geef het woord aan mevrouw Meijer. 

Mevrouw Meijer (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris benoemt, wat de SP betreft, niet echt concrete gevolgen van de afspraken die we maakten en ze gaat ook niet echt in op de waarschuwing van de Raad van State. Dat vind ik een beetje jammer, want om mensen mee te nemen, kun je beter heel duidelijk zijn. Mensen zijn naar mijn idee best bereid om dingen te doen of te laten, maar dan moet je ze wel meenemen en uitleggen hoe het zit. Ik geloof dat wij echt onze manier van leven moeten aanpassen. Dat betekent minder vlees eten, minder vliegen, meer isolatie, dat soort dingen, en ik had wat meer praktische uitleg van de staatssecretaris verwacht. 

Ook had ik van de staatssecretaris verwacht dat zij zou ingaan op de kennis en kunde van Nederland. Nederland is gewend aan de omgang met water, wind en zon. Dat kun je exploiteren, maar je kunt het natuurlijk ook in je eigen voordeel ombuigen, en daar kunnen wij grote stappen mee zetten. Ik heb de staatssecretaris daar niet over gehoord. Ik zou het erg op prijs stellen als zij dat doet. 

De SP vindt dit verdrag van Parijs een goede eerste stap, een stap in de goede richting, en stemt er van harte mee in. Wij zullen voorstemmen. Wel hadden wij wat meer praktische maatregelen verwacht, hoewel ook wij natuurlijk het enthousiasme van de staatssecretaris in december 2015 erg prijzen. 

Dan zeg ik nog iets over de motie, of die nu in stemming komt of niet. Ik vind het een pragmatische oproep om het goede voorbeeld te geven, terwijl de keuzevrijheid natuurlijk niet wordt ingeperkt. Een dagje zonder vlees kan al een heel groot verschil maken. Het laat zien dat wij allemaal wat dingen kunnen en soms ook móéten veranderen. Ik ben ervan overtuigd dat in ieder geval de catering in dit huis ervoor zal zorgen dat wij het helemaal niet als een opoffering zullen ervaren. Dus wie weet wat voor mooie dingen ons dat nog brengt voor de toekomst. 

De voorzitter:

Ik vraag de staatssecretaris of zij in de gelegenheid is om direct te antwoorden. Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal de inbreng van de diverse leden langslopen en zo goed mogelijk proberen om antwoord te geven op de gestelde vragen. 

Allereerst hartelijk dank aan de heer Atsma, ook voor zijn complimenten. Hij vroeg of ik nog een keer wilde bevestigen dat het feit dat de VS zich nu terugtrekken geen gevolgen heeft voor het in werking treden van de verdrag, of de overeenkomst, zoals ik moet zeggen, met het oog op de 55%. Dat klopt. Het is nu een feit. Dat kan daarmee niet teruggedraaid worden. 

De heer Atsma zei dat wij niet moeten heronderhandelen als het gaat om de 2°C versus de 1,5°C. We hebben naar aanleiding van de persconferentie van de president van de VS vanuit de Europese Unie vastgesteld dat we inderdaad niet gaan heronderhandelen over het verdrag van Parijs. Ik heb de avond waarop dat gebeurde meteen contact gehad met Commissaris Cañete. We zullen dus bijvoorbeeld individuele landen niet nu de gelegenheid bieden om alsnog minder te doen dan zij oorspronkelijk van plan waren. Dat is wel iets anders dan de in de overeenkomst afgesproken systematiek waarbij je met het oog op het bereiken van het doel van 1,5°C elke vijf jaar kijkt naar je ambitie. Dat zou geen heronderhandelen zijn. Die twee zaken kun je dus niet op één lijn zetten, ook niet in de techniek. Het verdrag voorziet immers in de mogelijkheid om je ambitie op te schroeven teneinde de doelstelling te halen. 

De heer Van der Sluijs heeft een aantal vragen gesteld. Ik ga mijn best doen om het goed neer te zetten; voor een deel is dit hardcore Henk Kamp. Allereerst de petajoules, die me om de oren vlogen, en de CBS-cijfers. Het energiegebruik van Nederland varieert van jaar tot jaar. Dat heeft te maken met zowel, logischerwijs, de temperatuur in de winter — als het koud wordt gebruiken we meer energie — als de economische ontwikkeling. Als het goed gaat met Nederlandse bedrijven en als ze meer produceren, gebruiken ze ook meer energie; dat begrijpt iedereen. Door het energieakkoord daalt het energiegebruik met 100 PJ structureel. Energie wordt daarbij ook steeds meer duurzaam georganiseerd. Van ruim 5% duurzame energie gaan we naar een aandeel van 16% in 2023. Met de NEV monitoren we alle doelen van het energieakkoord, zodat het geen wensdenken wordt. We liggen op schema met het behalen van alle doelen van het energieakkoord. 

Wat gaat het Nederland kosten? Daar wordt in het kader van de verdere uitwerking van de Energieagenda naar gekeken, en duidelijk is dat een geleidelijke en dus tijdige transitie vanuit economisch perspectief het meest wenselijk is. Overigens heeft McKinsey voor Nederland al een keer een grove schatting gemaakt. Daarbij heeft McKinsey gezegd: als je 10 miljard per jaar zou investeren, kun je daarmee voldoen aan de doelstelling van Parijs. Daarbij zie je dat het op termijn een stabiele economische groei van 2% zou opleveren en, uit mijn hoofd gezegd, 45.000 banen extra. Maar we zullen in de komende maanden en jaren, ook op weg naar het uitwerken van al die opgaven voor Nederland, natuurlijk steeds die kosten in beeld brengen, want we hebben afgesproken dat we het zo kosteneffectief mogelijk gaan doen. Het is bovendien een transitie die niet alleen geld kost maar ook geld oplevert. Ik denk dat het toch goed is om dat nog een keer te zeggen. 

De heer Van der Sluijs (PVV):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat we een verdrag gaan goedkeuren terwijl we eigenlijk niet weten wat het echt gaat kosten. Eigenlijk schrijven we gewoon een blanco cheque uit en moet het bedrag dan maar later worden ingevuld. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, dat zeg ik niet op die manier. We hebben alleen wel keuzes te maken. Het bijzondere is dat naarmate we eerder kiezen, en dus niet wachten, zoals het voorstel van de heer Van der Sluijs is, het ons minder kost. Dat is in ieder geval iets wat we wel zeker weten. Het PVV recept is dus duurder, zou je kunnen zeggen. Ik kan er niets aan doen. 

Ik kom op de vraag van de heer Schrijver. Hij maakte een aantal opmerkingen over de juridische betekenis van het verdrag. Ik blijf erop wijzen dat het weliswaar in het Kyotoprotocol misschien steviger was geregeld, maar dat dat geen garantie voor succes is. Soms kan iets uiteindelijk materieel toch beter zijn wanneer je het op een andere manier regelt. De heer Schrijver vroeg naar de aanvullende waarde van het Duurzame Ontwikkelingsdoel nr. 13. Daarbij is wereldwijd gezegd: neem dringend actie om klimaatverandering en haar impact te bestrijden. Je zou kunnen zeggen dat de overeenkomst van Parijs een uitwerking is van dat doel. Zo zie ik dat in ieder geval wel. 

Ik dank de heer Kuiper voor de waardering die hij heeft uitgesproken. Het is waar dat ik met hart en ziel gewerkt heb, niet alleen aan het tot stand komen van het Parijse akkoord maar ook aan de uitvoering daarvan in Nederland. Ik vind het wel heel bijzonder dat het mij in ieder geval nog gegeven is om ook in deze Kamer de ratificatie tot een, naar ik hoop, goede afronding te brengen; dat wil ik hier gezegd hebben. Het is iets waar ik dankbaar voor ben. Dat is dan toch weer mooi. 

De heer Van Dijk heeft gesproken over nuchterheid. Daar houd ik van. Ik kom uit Groningen; dat kan dus bijna niet anders. Hij heeft ook gelijk dat wij, als het om draagvlak gaat, ook heel goed moeten blijven nadenken over het beeld dat wij met elkaar willen oproepen. Dat is een van de redenen waarom ik het van belang vind om juist met feiten en cijfers uit te leggen wat we doen. Ik denk dat dat uiteindelijk goed is. De heer Van Dijk heeft treffend een aantal aanvullende redenen gegeven, ook politieke en bijna meer strategische redenen, waarom je overigens ook die energietransitie zou moeten willen. Dat zijn stuk voor stuk redenen waarmee ik het eens ben. En Erik of het klein insectenboek zal ik nu helemaal nooit meer vergeten. 

Ik kom bij de vragen van mevrouw Vos, die van alles gezegd heeft over de ambitie. Het streven naar 1,5°C is gewoon onderdeel van het akkoord. Dat is niet alleen maar een positie die ik inneem, maar het is, vind ik, een positie die men wereldwijd heeft uitgesproken. Niet voor niets hebben we vastgesteld dat er nu een scenario moet komen. Tegelijkertijd zei mevrouw Vos dat zij eigenlijk liever nu alvast aanvullende stappen wil dan morgen. Ik begrijp dat wel, maar in mijn wereld is het op dit moment al echt een enorme toer om de stappen van nu voor elkaar te krijgen. Dat is ook wat wij in het kabinet met elkaar afgesproken, en dat is nog niet in alle situaties gerealiseerd. Over het hele systeem van de emissiehandel wordt politiek nog gevochten in Europa. Dat gebeurt ook rondom het hele systeem van effortsharing: alles wat we met landbouw, verkeer, mobiliteit en de bebouwde omgeving moeten doen. 

Het kan toch niet zo zijn dat landen hun ETS-rechten gaan inzetten om minder te doen in de non-ETS, zei mevrouw Vos. Het voorstel van de Commissie bevat inderdaad wel een mogelijkheid om een zeer beperkt deel van ETS-rechten in te zetten in de non-ETS. Maar dat zou wel een last resort zijn voor die landen die hun non-ETS-doelen niet kostenefficiënt kunnen halen. Zoals gezegd is dat nog onderwerp van discussie. Nederland is voortdurend bezig om te zeggen: we willen wel graag flexibiliteit in de keuzes die we maken, maar we willen geen greenwashing, want dat zijn twee verschillende dingen. Daar blijven we heel alert op. 

Op Urgenda ben ik in eerste termijn al ingegaan: als de NEV in het najaar laat zien dat we onverhoopt niet op koers liggen, dan hebben we als kabinet al een aanvullende maatregel afgesproken. Dat is de stok achter de deur, ook voor onszelf, om te voldoen aan het vonnis. 

Last but not least kom ik toe aan mevrouw Meijer. Zij zegt: het is toch jammer dat de staatssecretaris niet de concrete gevolgen wil benoemen. Ik heb geprobeerd daar iets over te zeggen, maar het punt is dat deze Kamer daarover nog heel uitgebreid gaat debatteren met mijn opvolger. We zijn nu in Europa bezig om af te spreken welke percentages we aan CO2-reductie moeten realiseren. Vervolgens moeten we gaan kiezen welke maatregelen we nemen om daaraan te voldoen. Dat zal deels gewoon een politieke afweging zijn: doe je meer of minder in de landbouw, wat doe je op het terrein van het verkeer, hoe snel wil je dat precies doen? Dat is geen onwil van mij, dit is gewoon het feit dat we zo ver nog niet zijn. Maar ik verzeker de Kamer dat dat debat uitgebreid gevoerd zal gaan worden. Dat hoort ook, omdat ik vind dat het belangrijk is dat we daar volkomen transparant in zijn, ook als het gaat om maatregelen die pijn doen. Ja, die zullen onderdeel van dat pakket zijn. Want het drastisch terugdringen van de uitstoot van broeigasgassen gaat nu eenmaal niet vanzelf. Maar ik hoop dat we daarin slagen. Een belangrijke eerste stap kan dinsdag worden gezet, wanneer deze Kamer hopelijk met een overweldigende meerderheid — zonder enige tegenstem, heb ik al begrepen — voor dit wetsvoorstel zal stemmen. Daar ben ik deze Kamer heel dankbaar voor. Ik weet zeker dat er velen zijn die diezelfde blijdschap zullen voelen. 

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen wil nog iets zeggen over haar motie. 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank voor de tijd die we hebben gekregen om tussendoor te beraadslagen over de motie. Wij hebben naar het Reglement van Orde gekeken. Ik denk dat de motie wel voldoet aan de regels. We hebben erover gesproken in het kader van het akkoord van Parijs, we hebben gesproken over maatregelen om de klimaatverandering aan te pakken. Volgens mijn fractie past wat wij in deze motie voorstellen, precies in het pakket dat wij nodig hebben om de klimaatverandering aan te pakken. De motie is voldoende ondertekend. Ze is dus relevant en ondertekend. Het is bovendien ook nog eens een uitspraak van de Kamer waar wij in de motie om vragen. We verzoeken de regering om niets. Daarom wil ik de motie graag handhaven. 

De voorzitter:

U verzoekt de regering om iets of om niets? 

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Om niets. De motie vraagt om een uitspraak van de Kamer. Mede daarom zouden we de motie graag willen handhaven. 

De voorzitter:

Ik heb al eerder aangegeven dat ik toch enigszins met u van mening verschil, omdat de motie relevant zou zijn als ze was gericht aan de regering. Maar nu dat het geval is, laten we het hierbij. Ik heb mijn mening daarover gegeven. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor, volgende week dinsdag over het wetsvoorstel en over de motie te stemmen. 

Daartoe wordt besloten. 

Naar boven