3 Algemene Politieke Beschouwingen

Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2016 (34300). 

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom in de Eerste Kamer. 

De heer Brinkman (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Of je deze zomer bij het beachvolleybal rond de Hofvijver was, op een tallship op het IJ of bij een zandkasteel in Scheveningen, je was in de drukte van dergelijke blije experiences snel de weg kwijt als je niet tijdig een lichtend baken voor je zag. Het kabinet strooit nu, in deze al weer herfstiger dagen, met groeiende economische data over ons thuisfront alsof het beeld van een economy gebaseerd op experience vol blije prognoses, toerisme en recreatie permanent de hoofdmoot van ons gezamenlijk bestaan zou zijn. Zoiets doet het ten onrechte voorkomen dat we nog altijd te hard en te veel zouden werken in dit land. En dat zon, wind en een gezellig hapje met drankje buiten de zorgen op sunset boulevard vanzelf doen verdwijnen. "Dikke ik" wil misschien wel aan een afslankingskuur, maar de risico-aversie van wetgever en talrijke autoriteiten, gemengd met de vurige wens van tal van mensen om niet zelf veel risico's van het leven te dragen, zorgt toch wel voor een erg zanderig en waterig draagvlak onder onze gezamenlijke toekomst. 

Zeker, we leunen graag op het buitenland, maar zo stabiel zijn de verhoudingen daar nu ook weer niet. En dienstverlening moet echt meer zijn dan via een appje een ander het werk laten doen. Toen wij terugkeerden van onze enige echte vakantie hernamen wij daarom constructief maar niet naïef onze verantwoordelijkheden gezien de veranderende uitdagingen. Met een hart vol mededogen en een hoofd vol zorgen. Zorgen over een verbrokkelende samenleving, over aantasting van waarden die eeuwenlang de kern van onze beschaving vormden, over bescherming van families met hun kinderen, over onzekere ziekenzorg, over een eerlijker economie die meer werk oplevert en over behoud en herstel van veiligheid. 

De Troonrede begon met de gelukkige constatering dat Nederlanders steeds in staat zijn de bakens te verzetten als omstandigheden daarom vragen. De begroting voor 2016 liet het kabinet "nuchter" presenteren in de draaikolk van deze tijd. Ik zou de openbaarmaking op Prinsjesdag liever ontnuchterend willen noemen. Er is een ontnuchterende kloof tussen de gepresenteerde euforie over de stand van hervormingen aan het Binnenhof en vele vaak droevige menselijke en economische experiences buiten. De situatie in Europa mag aan ons niet voorbijgaan, want daar samen optrekken voor vrede bracht eerder welvaart. Nu is samen optrekken opnieuw nodig, en wel door gezamenlijke kernactiviteiten in woord én daad tot uitvoering te brengen. Verdediging van vrijheid, veiligheid en vrede. Humane, tijdelijke noodopvang voor echt ontheemden van buiten de Europese grenzen. En samen in onderlinge afhankelijkheid werken aan herstel en uitbouw van welvaart binnen en buiten die grenzen om daarmee een steviger bodem onder het bestaan van ieder in de wereld om ons heen te bouwen. Dat is de taak die opdoemt achter de tragische lijnen van mensen die direct van Holms en Kobani naar Ter Apel en Budel lopen. 

Internationale crises raken ons hier op straat en thuis. De Europese Unie schudt op haar grondvesten, de grote verworvenheid van het vrije verkeer daarbinnen wankelt en de eurocrisis wordt aan het oog onttrokken door het bubbeltjesgeld van Draghi. De eurozone kampt al jaren met achterblijvende economische groei, onderling vertrouwen is ver te zoeken, regels worden met voeten getreden en regeringsleiders rest weinig anders dan doormodderen telkens als doorbraak te verkopen, zie de Grieken. Of gaan zij zich voortaan wel aan hun afspraken houden sinds Tsipras recentelijk de verkiezingen won zodat ook wij weer steun kunnen verlenen? China voelt zich niet lekker, westerse schulden bieden nauwelijks nog munitie tegen nieuwe recessies en het flirten van Groot-Brittannië met vertrek uit de Unie hangt als een zwaard van Damokles boven de markt. 

Boosheid biedt dan geen hoop op beter leven; niet op de dag waarop een ontnuchterend rapport over de MH17-ramp wordt gepresenteerd en ook niet als het gaat over de huizenhoge golven van de tijd. Bekommernis en daadkracht helpen wel. Ook dit kabinet heeft intussen de VOC-mentaliteit van weleer als medicijn aangeprezen. Dat is geen verkeerde visie op ons gezamenlijk verleden, maar achter de horizon gloort nu een andere toekomst dan in de tijd van Rembrandt. Wij moeten ons blijven inzetten voor een over en weer respectvolle en elkaar niet verketterende, werkzame samenleving. Een samenleving die meer op de eigen benen staat dan op die van de Staat. Welke rijpere gedachten dan dat er geen behoefte aan eensluidende visie daarop nodig zou zijn heeft het kabinet inmiddels? Het kan bij deze begroting geen Sinterklaasfeestje met een witte piet bouwen noch de gordijnen dicht houden om de meningsverschillen tussen de heren Samsom en Zijlstra aan het oog te onttrekken. De Troonrede beveelt aan "dat Europa beter functioneert en zich richt op hoofdzaken". Dat is een dooddoener en geen actieve bijdrage aan een geloofwaardiger Europa. Wat gaat Nederland bijdragen aan vreedzamer co-existentie met Rusland, wat aan beperking van de im- en explosies in het Midden-Oosten, hoe gaan we de Europese ontreddering tegen en hoe helpen wij terrorisme en barbarij beter bestrijden? Mogen we hier en vandaag van het kabinet wat concreters horen dan het magere tekstje "een Europa dat beter functioneert en zich richt op hoofdzaken"? 

Prima dat er nu een voorlopige verdeling van ontheemden over heel Europa is afgesproken. Terecht steunt het kabinet Europese afspraken over de veilige opvang van ontheemden in hun regio, maar hoe? Het kabinet zegt ook degelijker Europese buitengrensbewaking en secure registratie in hotspots te steunen, maar hoe kan dat zonder uitgebreide data-uitwisseling? De Balkan kan als veilig voor terugkeer worden beschouwd. Ja toch? Welke handelsakkoorden worden aangepast bij gebrek aan medewerking aan de terugreis, wat Europa indiceerde? Het kabinet belooft 10.000 eenvoudige woningen extra. De overige binnenkomers gaan terug — waar naartoe? —of blijven zij hier in een AZC? De Europese ministerraad besloot dat alle maatregelen moeten worden genomen om "irregular migrants" daadwerkelijk te laten terugkeren, "including pre-removal detention (...) to prevent the abuse of rights and procedures". Hoe gaat het kabinet dit uitvoeren? 

Dit zijn de vragen waarop betrokken burgers in dit land nu een concreet antwoord willen zien. Europa niet als boeman, maar als noodzakelijke eenheid om dit soort indringende vragen samen snel en sluitend te beantwoorden. Het koffertje van Lieftinck als museumstuk was spraakmakend, maar laat het kabinet oppassen niet zelf een museumstuk te worden, nu de coalitie zo verdeeld blijkt. 

Misschien belooft een hardvochtige mensensmokkelaar het nieuwe paradijs bij een bijstandsloket hier, maar zo mooi is het niet. Opvang van ontheemden kan beter gestoeld worden op het vooruitzicht van veilige terugkeer naar eigen huis en haard, waar je straks weer zo nodig bent. Intussen ben je hier welkom, ook al zijn de collectieve opvangvoorzieningen noodgedwongen beperkt. De inzet van vele, vele vrijwilligers is overigens hartverwarmend. Als bewoners van dit land willen we samen blijven staan in de waardevolle tradities van wederzijds respect en samenwerken. Niet elkaar in huis, op het werk of elders verdringend, maar respectvol met elkaar omgaan volgens de regels en tradities van onze cultuur. Dus degelijke noodhuisvesting, spoedcursussen Nederlandse taal en de mogelijkheid van werken zonder de bijbehorende regelbrij. Werkzaamheden kunnen ook van overheidswege worden aangeboden. Dat alles na een snelle behandelingsprocedure met een eenmalig duidelijk ja of nee in antwoord op de vraag of je hier een poosje veilig kunt blijven of niet. Wij moeten niet wachten op, maar wel werken aan de noodzakelijke aanpassing en herinterpretatie van een gedateerd VN-Vluchtelingenverdrag. 

Gezinnen kunnen helaas niet worden herenigd zolang tijdelijke verblijven hier uitpuilen. Kwaadwillenden zijn hier niet welkom en economische vluchtelingen moeten we helpen met een effectievere ontwikkelingssamenwerking en met daadwerkelijke vrijhandel met hun landen van herkomst. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik hoor de heer Brinkman praten over een noodzakelijke aanpassing of herinterpretatie van het Vluchtelingenverdrag. Wat bedoelt hij daar precies mee? 

De heer Brinkman (CDA):

Daar bedoel ik mee dat in de loop der jaren casus na casus in de interpretatie is meegenomen, dat het verdrag is geschreven in een tijd waarin volksverhuizingen als deze niet zo indringend voorkwamen. Ik bedoel er ook mee dat wij eens moeten nagaan hoe het her en der in de wereld wordt geïnterpreteerd, met name in landen die ook wij als serieus beschouwen. Dat is allemaal aanleiding om er nog eens heel degelijk naar te kijken, maar wij kunnen er niet op wachten. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik vind deze verklaring niet begrijpelijk genoeg om te weten welke richting de heer Brinkman nu op wil. Bedoelt hij hiermee ook dat mensen ten onrechte bescherming zouden krijgen? 

De heer Brinkman (CDA):

We moeten erop letten dat diegenen die er recht op hebben, bescherming krijgen. Ik heb echter een reeks voorbeelden gegeven van mensen die op grond van het verdrag hier geen toegang kunnen krijgen. Er zijn ook landen die het verdrag wel tekenen, maar het niet nakomen zoals wij graag zouden zien. Daar komen ze zonder sancties mee weg. Ook dat is een aspect waarnaar wij wat nadrukkelijker zouden kunnen kijken en dat ook in de recente Europese afspraken overeen is gekomen, vandaar dat ik het kabinet vraag hoe men met de uitspraken in Europa omgaat. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat de heer Brinkman in ieder geval de indruk wekt dat mensen hier ten onrechte internationale bescherming krijgen. Hij zegt dat andere landen het Vluchtelingenverdrag beter moeten naleven. Ik hoor in zijn verhaal geen argumenten waarom het Vluchtelingenverdrag op dit moment niet zou functioneren of adequaat zou zijn. 

De heer Brinkman (CDA):

Ik heb het ook over de interpretatie. Ik heb het element van veilige landen genoemd. Leest u nog maar eens precies na wat ik heb gezegd. Ik denk dat wij nog heel wat discussie met elkaar te goed hebben. 

Ik had het over de daadwerkelijke vrijhandel met de landen van herkomst. Dat zweeft al jarenlang in het luchtledige. Durft het kabinet het aan dit alleen of met enkele buurlanden nu eindelijk uit de mand vol loze beloften te halen? 

Wij prijzen het kabinet dat het met de iets gunstiger wind mee de zeilen bijzet om via enkele miljarden euro's lagere lasten de eigen werkzame verantwoordelijkheid van mens en maatschappij te onderstrepen. Ik ga hier nu niet zitten zeuren dat het kabinet zelf de lasten de afgelopen jaren met 20 miljard heeft laten oplopen, al is dat nog zo waar. Wij willen dat werken en spaarzaamheid van de gewone man en vrouw beter en echt worden beloond in het Belastingplan. Dat is pas echt een eerlijker economie! Eenmalige goedmakertjes voor door het kabinet gedupeerde gepensioneerden helpen onvoldoende. Dat geldt ook voor het symbolische en rammelende kabinetsvoornemen om vermogensvorming extra te belasten, terwijl de beter bedeelden dan boxhoppend of verhuizend hun eigen baan wel zullen trekken ten detrimente van wie het met één à twee keer modaal inkomen uit werk of nog niet eens een ton op de bank echt minder breed heeft. 

De overheidsuitgaven blijven stijgen en het structurele tekort komt niet veel dichter bij nul. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik hoor de heer Brinkman enkele opmerkingen maken over de nieuwe vermogensrendementsheffing die het kabinet voorstelt. Worden in de plannen van het kabinet de kleine spaarders niet juist meer ontzien dan op dit moment het geval is? 

De heer Brinkman (CDA):

Nee. De symbolische maatregel leidt ertoe dat men gaat boxhoppen. De staatssecretaris heeft dat in een officieel overleg ook erkend. Wij hebben ook de nodige rekensommen laten uitvoeren die u bij de bespreking van het Belastingplan wel zult horen van ons. Dan blijkt dat naast de fiscale maatregelen allerlei andere maatregelen gewoon doorwerken, respectievelijk eenmalig worden gecompenseerd. Structureel blijf je echter in de narigheid zitten. Denk aan heel veel ouderen die met een klein vermogen hun pensioen willen aanvullen. Zij worden gekort via maatregelen van het kabinet in de tweedepijlersfeer. Het gaat om het netto-effect: wat treffen mensen thuis in kas aan? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Hoe eerlijk is het dat wij de kleine spaarders voor wie de heer Brinkman terecht veel sympathie voelt, op dit moment treffen met een fictief rendement van 4% per jaar, terwijl wij allemaal weten dat je dat op spaargeld op dit moment bij lange na niet haalt? 

De heer Brinkman (CDA):

Qua ambitie zoeken wij hetzelfde, namelijk een verbetering. Het gaat echter om het middel dat u hanteert. In de doorrekening voor één tot twee keer modaal zien wij dat dat bar tegenvalt. Wij zullen eens nadenken over een verbeteringsmogelijkheid. Hoe je dat technisch kunt doen, kunnen wij bij het Belastingplan bespreken. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Het is goed te horen dat de heer Brinkman de intentie van het kabinet in elk geval deelt. 

De heer Brinkman (CDA):

Op het punt van één tot twee keer modaal wel, ja. 

Voorzitter. Ook voor zorg en sociale zekerheid zijn er meer en meer uitgaven. Wij zijn bezorgd dat er nu te veel zonneschijn wordt geproclameerd, terwijl nog voor de komende verkiezingen alweer regenwolken zichtbaar zijn. Daarom vragen wij nu al om een financiële tussenbalans in het voorjaar van 2016 waarin de structurele begrotingsruimte vanaf 2017 beter zichtbaar is dan nu. 

Het gaat ons om feiten. Wij willen geen beeldmanipulatie. Wij erkennen heus wel dat hervormen niet met één ruk aan het stuurrad klaar is. Het kabinet zal toch zelf inmiddels ook wel deemoedig willen erkennen dat het onze waarschuwingen tegen te gemakkelijke decentralisaties in de zorg in de wind heeft geslagen? Er is de steunkous van de export om het economisch beleid van het kabinet. Nu eens is er korting op het budget voor zorg of kinderopvang en dan weer is er wat extra's. Er valt structureel niet te rekenen met hoge olieprijzen en gelijk blijvende aardgasdividenden uit Groningen. Bovendien vraagt iedereen met gezond verstand zich af hoe de extra immigratiekosten gedekt kunnen worden. "Dekking hiervoor is onder andere gevonden in het aanwenden van BNI macromeevallers die via een kasschuif naar 2015 zijn gehaald." Mistige teksten over wie wat betaalt zijn geen lichtend baken in een tijd vol boosheid, angst en onzekerheid, ook niet ten tijde van een raadgevend referendum over Oekraïne, maar dat laatste vandaag terzijde. 

Wij hechten aan een steviger fundament onder het werkapparaat van onze rechtsstaat: politie, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht en NFI. Het regende hier opmerkingen van het kabinet dat het naar onze waarschuwingen voor uitholling goed zou luisteren. Het tegendeel is het geval. Wij dringen erop aan hieraan vandaag alsnog tegemoet te komen, zodat onze stut en steun tegen criminaliteit en andere onveiligheid gewoon zijn werk weer kan gaan doen en het toch al wankele vertrouwen in onze rechtsstaat niet verder wordt ondermijnd. Bezuinigen bij kleine succesjes in misdaadbestrijding is een verkeerd recept tegen een steeds hardnekkiger kwaal. Wij zullen dat niet steunen; geld erbij! 

Ook is het in deze tijd onverantwoord en ongeloofwaardig dat militairen "pang" moeten roepen, omdat hun munitie op is. Wij willen geen piefpafpoefsamenleving en wij willen ook niet terug naar een Koude Oorlog, maar wij willen wel "ping" om ons met meer dan een handvol snijbloemen samen met de Russen en anderen serieus in te zetten voor vreedzamere en menswaardiger verhoudingen die doelloos wapengekletter en ongewenste volksverhuizingen terugdringen. Wat wordt de volgende concrete stap naar meer gezamenlijke Europese defensie-inspanning? 

Zoals voorspeld kiest de demografie ... 

De heer Kox (SP):

Dit was een pleidooi van collega Brinkman voor meer geld voor Defensie. Dat is natuurlijk zijn goed recht, maar hij verwees ernaar dat onze soldaten paf en poef moeten zeggen omdat er geen munitie is. Ik hoorde de minister van Defensie echter gisteren zeggen dat dat probleem er niet is. Als dat probleem er niet is, is het volgens mij niet zo verstandig om het hier aan te halen. Het leger heeft genoeg munitie. De vraag is wie het er allemaal mee dood gaat schieten. Het voordeel van een piefpafpoefsamenleving is dat er uiteindelijk niemand dood is. 

De heer Brinkman (CDA):

Ik merk dat u niet goed luistert, want ik zei juist dat wij dat niet willen. Het is volgens mij de eerste keer dat u de minister van Defensie op haar woord gelooft. Ik hoor graag uit de mond van de minister van Defensie zelf of het klopt wat u beweert. 

De heer Kox (SP):

Volgens mij is het goed gebruik dat wij ministers altijd op hun woord geloven, anders moeten wij maatregelen nemen. De minister heeft gisteren gezegd dat het probleem van de munitie is uitvergroot en dat het op dit ogenblik niet bestaat. Ik vind het dan ook niet zo nuttig om het in dit debat op te voeren. Het is fijner om in plaats van een factfree debat een debat op basis van feiten te voeren. 

De heer Brinkman (CDA):

Ik zag de minister al het hoofd schudden, maar dat kan van vermoeidheid zijn geweest. We zullen het straks wel horen. 

De heer Kox (SP):

Ik heb heel grote oren van onze Lieve-Heer en mijn ouders gekregen: de minister heeft gezegd dat het munitieprobleem opgelost is. 

De heer Brinkman (CDA):

U en de Lieve-Heer, dat is een zeer bijzondere relatie. Ik ga erover nadenken. 

Zoals voorspeld kiest de demografie, en de wereldbevolking, haar eigen ontwikkeling. Eerder profeteerde het kabinet lagere huizenprijzen en voldoende woningen, maar de echte werkelijkheid is een andere. Wat gaat het kabinet hiertegen anders doen dan in noodbehuizing van het te restaureren Binnenhof de rit uitzitten? Het kabinet laat de tweede pijler onder de pensioenen verzakken waardoor gepensioneerden, jaar in, jaar uit ongeïndexeerd, in de knel komen. Wij willen best meedenken over meer eigen zeggenschap van jong en oud over hun eigen aanvullende pensioen, maar dan zonder gedwongen winkelnering. Wij zullen geen steun verlenen aan verdere virtuele risicomijdende beperkingen in het financiële toetsingskader voor de pensioenfondsen. Het reële vertrouwen in pensioentoezeggingen en daarmee van vele consumenten in het kabinet is nu wel voldoende op de proef gesteld. Wij zijn heus geen kritiekloze aanhanger van de virtuele, flits gekapitaliseerde economie. Waarom is er nu echter kapitaaleis na kapitaaleis en zijn er antirisicomaatregelen te over voor instituties, bedrijven en particulieren, terwijl reële rendementen en nuttige investeringen letterlijk en figuurlijk dichtbij huis voor het oprapen liggen? 

Wie de wereld wil verbeteren, moet met gezond verstand bij zichzelf beginnen. Uiteraard is het niet gemakkelijk om burgers, aandeelhouders en belanghebbenden daadwerkelijk meer voor eigen rekening en risico te laten verantwoorden in ruil voor echte lastenverlichting en -vereenvoudiging. Dat is wel de enige juiste weg, maar die blijft nu nog te veel achter de ten onrechte met windmolens gebarricadeerde horizon verborgen. Hoe staat het trouwens met de toezegging van het kabinet om na te gaan hoe die nieuwe energiebron verder weg op zee kan worden geplaatst of moeten we vrezen dat ook dit een loze toezegging is? Overal in de wereld baggeren Nederlanders ruimte op zee. Rijen windmolens langs de Afsluitdijk zouden ons in deze nieuwe tijd trots maken als Rembrandt destijds op zijn vader, maar nee, het kabinet strooit ze liefst overal zwaar gesubsidieerd rond. Let op, dat leidt tot erosie van draagvlak onder ook dit beleid! 

Voorzitter, u hebt bij het afscheid van deze Kamer in vorige samenstelling verteld dat die Kamer slechts 8 van de 990 door haar behandelde wetsontwerpen heeft verworpen. Het CDA was tegen slechts ongeveer 30 ontwerpen in de huidige kabinetsperiode. Die feiten geven aan dat dit huis, en wij daarbinnen, consciëntieus het werk doet zonder bezwaren te maken, omdat tegen zijn nu eenmaal in de mode is of van een oppositie zou worden verondersteld, of omdat deze Kamer misschien zelfs wel overbodig zou zijn. Niets van dat alles. Wij zitten niet te wachten op een langwerpige virtuele studie naar de juridische en electorale fundamenten van ons staatsbestel. Het is prima dat er snel en eenvoudig ruimte komt voor meer eigen gezicht dan alleen dat van een nationale lijsttrekker. En met wat minder variatie aan volksopinies in het parlement klinkt er heus nog wel voldoende meerstemmigheid. Een kabinet met minder vooraf gebonden handen op pad sturen kan in een verdeeld land ook helpen. Het echte probleem in Den Haag blijft evenwel dat we de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven, instellingen en burgers serieuzer moeten nemen en dat we bij de uitvoering van dat wat van de overheid blijft zorgvuldiger moeten zijn. Welke lessen trekt het kabinet uit de recente, zeer kritische rapporten van Rekenkamer en Ombudsman hierover? 

Het kabinet heeft tijdens zijn bonkige bestaan een aantal noodzakelijke maatregelen doortastend genomen en ook langs het lichtbaken van een steeds wankeler parlementaire meerderheid geloodst. Nu dat bij nacht en ontij goed werkende draailicht begint te doven, wordt het in deze stormachtige tijd wel zaak een helder licht te laten schijnen op de zandbanken en gevaarlijke stromingen die al opdoemen. Wij waarschuwden tegen berekenend gedrag van studenten: lenen bij de overheid wordt zo goedkoop dat maximaal lenen altijd winstgevend is wanneer je het geleende geld op een spaarrekening zet. Gebeurt niet, zei het kabinet, maar volgens het Nibud doet een derde van de studenten het wel. Het valt wel mee met de problemen op het spoor, zegt het kabinet. De blaadjes zijn nog niet eens aan het vallen, maar de heer Van Boxtel trekt nu al aan de noodrem. Het kabinet probeerde eerder veranderingen in de curatieve zorg langs dit huis te loodsen, maar die lijken in de golven van verzet verdwenen. Marktwerking in de zorg en de hier afgewezen inperking van de vrije artsenkeuze zouden met maar liefst 21 juridische reparaties worden opgelapt. De zorgverzekeraars zouden een pgb mogen gaan toekennen. Hoe en wanneer worden deze wrakken nu geborgen? Hopelijk niet in merkbaar groeiende wachtlijsten die achter de abracadabra aan zorgcijfers opdoemen. Hoeveel care per oudere resteert er nu echt in 2013-2017? Ja, indijking van de zorguitgaven is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De gevolgen van risicovol eigen gedrag met bijvoorbeeld een ski of een raceboot kunnen toch niet geheel voor gezamenlijke rekening blijven, terwijl mantelzorgers onbegrijpelijk worden beboet! Het kabinet leverde vorig jaar veronderstellingen in zijn Belastingplan over extra inkomsten. Wat is daar echt van terechtgekomen? Hoe wordt die put anders gedempt dan met statistische meevallers door een aantrekkende economie? Het kabinet zei een tijdje terug dat mensen die gaan scheiden, minder op de gemeenschap konden gaan rekenen. Ook dat voornemen lijkt in rook te zijn opgegaan. Het kabinet beloofde meer ruimte voor bedrijvigheid door mensen zelf in hun werkomgeving, maar de begroting van de ijverige en standvastige minister van EZ staat bol van nieuwe regels, monitoring, certificering en controle bij het te vereenvoudigen agrocomplex. Europa dringt niet aan op met goud omrande regels, maar juist EZ lust er helaas wel pap van. 

Nog eens, het gaat weer wat beter in onze economie. Die zon zien ook wij graag in het water schijnen. Extra geld voor vertier in het verzorgingshuis en een ommetje buiten geeft verzorgenden en verplegenden inderdaad meer tijd om hun zorgzame handen aan patiënt en bed aan te reiken. Maar nu veel gemeenten nog geen raad weten met de hen toegedachte taken, wordt het tijd voor een duidelijker antwoord op de vraag hoeveel uren overheidszorg en hoeveel collectieve bedden er echt klaar zullen staan voor deze sterk vergrijzende samenleving. Die vraag moet niet pas na de volgende Tweede Kamerverkiezingen op tafel komen! 

Er is nog zo veel meer, maar de tijd voor deze agenda van de toekomst dringt. Ondernemers en financiers zijn veel harder nodig dan nu vaak wordt verondersteld. Juist in een eerlijker economie en een waardenvollere samenleving is samenwerking en bezinning met elke vorm van Kapitaal in de 21ste eeuw dringend nodig om elkaar aan meer werk te helpen. Herverdeling daarvan heeft nog nooit blijvende toekomstwaarde vertoond, en belastingontduiking en uitkeringsfraude ook niet, noch in het land van de Angelsaksen noch in Rijnland. We komen erop terug bij de Financiële Beschouwingen. 

VOC'ers wisten het al: zodra de stormbal wordt gehesen, moet je niet dobberen, maar laveren om vooruit richting een veiliger haven te komen. Wending in het denken is nodig. Deze wendbare minister-president zal dit als eerste beamen, nu hij zich wel tien keer voor de spiegel in het Torentje zal wenden alvorens nog één loze belofte te doen. Een kabinet dat voor de tirannie van tweespalt zwicht, zal meer dan zijn gezag verliezen; dan dooft zijn licht. Welke maatregelen zal het kabinet daarom nog gaan nemen, voordat het versplinterende electorale gewoel echt losbarst? Echt waar, de vaak vluchtige virtualiteit aan het Binnenhof is wezenlijk anders dan de weerbarstige werkelijkheid. Echt waar, het kabinet, maar meer nog ons land, blijft niet drijven met de trossen los om te ankeren in de brakke ondiepte tussen enerzijds een structureel toch te hoog blijvend overheidstekort en anderzijds een wankelend evenwicht tussen verschillende ideologieën. 

In deze nogal areligieus geworden tijd biedt staren naar the cloud weinig perspectief. Hopelijk zal een betere rekentoets beter uitzicht bieden op de nog meer kwantitatieve economie die ons volgens waarzeggers te wachten staat. Maar de kwaliteit van leven roept ook andere vragen op: naar betrokkenheid, ergens de tijd voor nemen, spaarzaamheid belonen. Goede zorg voor elkaar is meer dan hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken verzorgen, gevangenen bezoeken of doden begraven. Dagelijks brood wordt niet vanzelf gegeven. Het was bij uitstek Rembrandt die werken en deugdzaamheid als een hoopbiedende twee-eenheid kunstzinnig en diepzinnig verbeeldde. Wil het kabinet die beeldtaal terug, met zijn halve aankoop van een heel rijk stel? 

Nogmaals de troonrede: Nederlanders zijn in staat de bakens te verzetten als de omstandigheden daarom vragen". Nu het draailicht van het kabinet nog: niet lijden, maar leiden. Ruim anderhalf jaar wachten op een gespleten oordeel van het electoraat is een toekomst bouwen op drijfzand. De keuze gaat niet om hard tegen hard, maar voor hart én hard. Nieuwe tijden vragen een ander lichtbaken en hervormingen zijn pas echt klaar en waar als de desbetreffende werkelijkheden materieel zijn veranderd. Wij blijven constructief, maar onze steun is er niet à tout prix. Stemvee is dit huis immers niet. Rust tussen woelige baren is het kabinet dus helaas niet gegund. Wij zullen ons licht daarop Consequent, Degelijk en Aantrekkelijk laten blijven schijnen en wensen het kabinet oprecht veel sterkte bij het torsen van zijn laatste loodjes. Ja, wij staan wél klaar voor andere tijden. 

De heer Hermans (VVD):

Voorzitter. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: het vluchtelingenvraagstuk houdt ons allemaal zeer bezig. In de ene gemeente verloopt de opvang zonder noemenswaardige problemen, maar in andere gemeenten gaat dit gepaard met agressie en geweld. Veel Nederlanders maken zich zorgen over de veiligheid en de leefbaarheid in hun straat, buurt, stad of dorp. Dat dit kan escaleren, zoals afgelopen weekend in Woerden, markeert een dieptepunt in deze situatie. Uiteraard hebben mijn fractie en ik begrip voor de terechte zorgen die er leven, maar geweld en agressie zijn ontoelaatbaar. Hetzelfde geldt voor het bekladden van huizen en voor het bedreigen van politici. Dat kan simpelweg nu niet; dat kan nooit. Dat Nederland moeite heeft met het onderbrengen van de grote toestroom van vluchtelingen, is evident. Dat dit voor spanningen zorgt, is ook evident, of we nu kijken naar Oranje of naar Purmerend. Ook die zorgen zijn evident. Het benoemen van de problemen is echter geen enkele kunst. De taak van de overheid ligt bij het oplossen van de problemen. Een maatschappelijk vraagstuk van deze grootte en complexiteit vraagt een eensgezinde aanpak. Daarom is het goed en logisch dat politieke partijen met concrete voorstellen komen. Het kabinet is deze plannen aan het bekijken, wegen en verwerken bij te nemen besluiten. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het benoemen van de problemen is natuurlijk heel goed, maar wat vindt u van het verkeerd weergeven van de problemen? Ik doel op de framing door uw partijgenoot Zijlstra, alsof vluchtelingen hierheen komen vanwege een ooglidcorrectie. U bent goed bekend met het COA en met de COA-regeling verstrekkingen asielzoekers. Zijlstra zou toch beter moeten weten? Wat vindt u ervan dat het draagvlak op een dergelijke manier wordt ondermijnd door de problemen op een onjuiste manier neer te zetten, alsof asielzoekers hier om heel andere redenen komen dan om bescherming? 

De heer Hermans (VVD):

Het feit dat er een ongelukkig voorbeeld werd gegeven, doet niets af aan het feit dat het goed is dat er voorstellen gaan komen. Als daar een keer een fout bij wordt gemaakt, kan dat best. U kunt de VVD absoluut niet verwijten dat wij aan stemmingmakerij doen; daar kom ik straks uitgebreid op terug in mijn betoog. Als u mij mijn betoog laat afmaken, kunt u dat horen. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. U zei dat dat een foutje is dat er ertussen sluipt. Dat vraag ik mij werkelijk af. Hoe heeft de afstemming dan plaatsgevonden tussen u, de heer Zijlstra en premier Rutte? Zoiets is toch geen slip of the tongue? Dat is toch een zeer bewuste framing door de VVD-fractie in de Tweede Kamer, die op die manier het beeld beïnvloedt dat mensen van vluchtelingen hebben? 

De heer Hermans (VVD):

Deze manier van discussiëren over een vraagstuk draagt op geen enkele manier bij aan welke oplossing dan ook. Op deze manier wordt alleen geprobeerd om kleine elementjes eruit te pakken, die elementjes op te blazen tot grote ballonnen en dan te zeggen: kijk eens hoe fout dat allemaal is. Laten we kijken naar de oplossingen die er liggen. Laten we bekijken wat er de afgelopen dagen op dat punt is gebeurd en laten we daar met elkaar over spreken. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Met die laatste oproep ben ik het van harte eens, maar ik zou willen dat u er ook zelf, binnen de VVD, verantwoordelijkheid voor neemt dat politici zich verantwoordelijk weten voor wat zij uitstralen naar de samenleving en dat zij de mensen correct informeren en niet op het verkeerde been zetten. 

De heer Hermans (VVD):

Het is goed dat het kabinet ongewone maatregelen neemt in een ongewone tijd. Daarmee wordt recht gedaan aan de ernst van deze situatie. De overeenstemming tussen de partijen, zoals die gisteren naar buiten kwam, stemt hoopvol: statushouders die geen voorrang meer krijgen bij het toewijzen van huisvesting, containerwoningen of leegstaande kantoren die beschikbaar worden gesteld als woonruimte, bijstand in natura toewijzen voor een woning en medische zorg in plaats van toeslagen. Daarnaast maakte het kabinet afgelopen vrijdag afspraken met gemeenten om de komende zes maanden voor ongeveer 10.000 asielzoekers met een tijdelijke verblijfsstatus een sobere opvanglocatie te vinden. Dat zijn oplossingen die nodig en welkom zijn. Mijn fractie en ik kijken uit naar verdere mogelijkheden om meerdere oplossingen dichterbij te brengen. Het denken staat niet stil; het doen evenmin. 

De heer De Graaf (D66):

Ik vraag mij af of de heer Hermans het ook tijdige oplossingen vindt. Ik doel vooral op de oplossingen op de woningmarkt. Meende staatssecretaris Teeven van de VVD niet al vorig jaar dat er in 2015 ongeveer 65.000 asielzoekers naar Nederland zouden komen? Dan hadden we misschien toch kunnen anticiperen in plaats van op het laatste moment deze noodmaatregelen te moeten nemen, nog los van de vraag wat je van al die noodmaatregelen vindt. 

De heer Hermans (VVD):

Het is interessant dat allerlei partijen op dit moment over elkaar heen duikelen met opmerkingen over wat er allemaal tijdig en eerder had moeten gebeuren, maar dat zij zelf tot nu toe nauwelijks of niet met voorstellen zijn gekomen. Het is goed om dat nog even te constateren. Ook dat zal ik straks in mijn verhaal nog even aanhalen. Ik weet zelfs dat uw partijgenoot in de Tweede Kamer de heer Sjoerdsma in een uitzending van Wakker Nederland zei dat het probleem onoplosbaar was en dat we daar dus niet heel veel aan zouden kunnen doen. Het is dus goed dat er oplossingen zijn; die komen op dit moment op tafel. Dan kun je zeggen dat het nog een maand eerder had gekund. Ja, achteraf kun je voor een dubbeltje de wereld rond. 

De heer De Graaf (D66):

Vindt u dus met mij dat het, als de toenmalige staatssecretaris vorig jaar al zei dat er 65.000 asielzoekers aankwamen, heel erg laat is om op het laatste moment, nu, allerlei maatregelen te nemen? Natuurlijk kun je nooit vooruitkijken en een voorspelling doen, maar als de inschatting toen al veel hoger lag dan het aantal asielzoekers dat nu feitelijk binnenkomt, zou het u sieren als u met mij zou zeggen dat het allemaal inderdaad iets eerder had gekund. 

De heer Hermans (VVD):

Als het eerder kan, graag, natuurlijk. Ik vind het echter erg gemakkelijk als politieke partijen dat nu roepen terwijl zij er zelf in die tijd absoluut geen enkel voorstel voor hebben gedaan en daar helemaal niet op zijn ingegaan. 

De oplossingen moeten uiteraard niet beperkt blijven tot het nationale niveau. Het lijkt mijn fractie onvermijdelijk dat Nederland een gezamenlijke en strenge lijn moet trekken met onze Europese partners. Die noodzaak was er een jaar geleden al, nog voordat al die hartverscheurende beelden van wanhopige vluchtelingen tot ons kwamen. De VVD-fractie gaf dit voorjaar al een voorzet, het plan-Azmani, met als kern opvang in de eigen regio voor echte vluchtelingen om de toestroom naar Europa te beperken. In de regio moet een veilige plek worden geboden. Op deze wijze krijgen vluchtelingen een veilig onderkomen en wordt de toestroom naar Europa ingedamd. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

De VVD-fractie in de Tweede Kamer kwam met dat plan-Azmani. Een paar maanden later werd dat in dit huis getorpedeerd. In hoeverre is er dan samenspraak in uw partij en in hoeverre staan de neuzen dezelfde kant op? U zegt dat we moeten komen met oplossingen; u hebt het daarbij ook over containerwoningen. Daar wordt overigens geen huur voor betaald, want ze krijgen geen bijstand meer. Ik weet niet hoe de PvdA daarin zit, maar volgens mij vindt die dat ook helemaal niet leuk. Ik vraag mij dus ook af hoe u dat allemaal voor elkaar gaat krijgen. U kunt met allerlei zaken komen over die containerwoningen, integratie enzovoorts, maar er is maar één oplossing: gewoon de grenzen dicht, de buitengrenzen en de binnengrenzen. Daar hoor ik u echter niet over. De collega van het CDA begint dan over allerlei vluchtelingenverdragen en dergelijke. Dat gaat jaren duren en intussen worden wij hier overlopen door al die asielzoekers. 

De voorzitter:

Kunt u tot een vraag komen? 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Hoe staat de VVD tegenover grenzen dicht, buitengrenzen dicht en binnengrenzen dicht, zoals de heer Azmani dat in de Tweede Kamer heeft gezegd? 

De heer Hermans (VVD):

Er is een plan van de VVD'er Azmani. Dat plan is overgenomen door het kabinet. Sterker nog, het plan is in hoofdlijnen ook overgenomen in Europa. Dit betekent dus dat daar waar aanvankelijk heel cynisch werd gesproken over dit plan en iedereen het neersabelde, het inmiddels Nederlands en Europees beleid is geworden. Dat is punt één. 

Punt twee: de grenzen van Nederland dicht. Als je dat zou willen doen en je bekijkt niet hoe de toestroom kan worden verminderd, moet je een slotgracht van een paar meter diep aanleggen van Delfzijl tot Terneuzen. Of heeft mevrouw Faber misschien liever een soort nieuwe Berlijnse muur? 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of de VVD voor het sluiten van de grenzen is, van zowel de buitengrenzen als de binnengrenzen. Ik vraag gewoon een ja of nee. 

De heer Hermans (VVD):

In het plan-Azmani wordt gekozen voor de aanpak in Europees verband van de buitengrenzen van Europa. Daar gaat het over en dat is hetgeen wij gaan doen: veilige havens creëren in de gebieden waar de onrust is of vlak daartegenaan. Daar de opvang regelen, dat is de aanpak die de VVD graag zou zien. Die aanpak is niet alleen nationaal beleid geworden nadat aanvankelijk alles werd neergesabeld. Alle politieke partijen roepen dat wij eerder hadden moeten komen, maar kijk eens wat er ligt. Dat lag er al in het voorjaar. 

Daarnaast zie je dat dit inmiddels ook Europees beleid is. Merkel en Hollande hebben in het Europees Parlement diezelfde lijn gekozen. Het is duidelijk wat de VVD wil. Wat betreft de Nederlandse grenzen, dat is echt een idee-fixe. Ik verwijs naar het verhaaltje over het kleine Gallische dorpje dat zich wist staande te houden tegen de Romeinen. Wij hebben geen toverdrank en dat is dus echt een idee-fixe van de PVV. 

De voorzitter:

Tot slot, kort, mevrouw Faber. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij hebben geen toverdrank, maar het is nog veel erger: wij hebben ook geen leiders. 

De heer Hermans (VVD):

Om iemand die niet doet wat je wilt, geen leider te noemen, laat ik aan mevrouw Faber over. 

Ik heb al gezegd dat half Nederland over de VVD heen viel toen dit plan werd uitgebracht. Het plan was cynisch en onuitvoerbaar en nu is het Europees beleid. D66 zegt dat het onoplosbaar is en de PVV zegt dat het allemaal te soft is. Nederland verdient beter dan een gesprek voor de eigen parochie van uitersten. Een hek om Nederland, dichte grenzen en het einde van het vrij verkeer van personen in Europa zijn naar de mening van de VVD geen opties. 

De heer De Graaf (D66):

Als ik mij goed herinner, was het plan van de VVD erop gericht om aan de Europese buitengrenzen dusdanige maatregelen te nemen dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zouden komen. Wij hebben toen gezegd dat dit niet reëel is. Er zullen altijd vreemdelingen komen en als zij uit oorlogsgebied komen, moeten wij daar humaan mee omgaan. De heer Hermans zegt iets te gemakkelijk dat Nederland dit plan heeft overgenomen en dat Europa het heeft overgenomen. Niemand in Nederland — behalve de fractie van de heer Hermans en die van de PVV — heeft gelukkig de gedachte dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zullen komen. Dat zal blijven gebeuren zolang er wereldbrandhaarden zijn. Wij moeten proberen om gezamenlijk het maximaal mogelijke in Europa te doen, maar wij moeten ook accepteren dat er vluchtelingen naar Nederland zullen komen, met of zonder het plan van de heer Azmani. 

De voorzitter:

Aansluitend, mijnheer Kuiper? 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ja, voorzitter. Er moet gezegd worden dat de heer Hermans dit vorig jaar ook al zei tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Wij hebben toen een debat gevoerd over de buitengrenzen van Europa. In de nieuwe plannen komt hierbij dat vluchtelingen worden toegelaten via bepaalde plekken, hotspots, aan de zuidoostgrens van Europa. Zij worden daar voor het eerst aangemeld en kunnen vervolgens doorreizen binnen Europa. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de visie van de VVD op het Dublinakkoord? Dit zal er immers toe leiden dat wij mensen over Europa gaan verdelen. 

De heer Hermans (VVD):

Eerst een reactie op de woorden van de heer De Graaf. Het is jammer dat hij zo veel woorden nodig heeft terwijl hij het plan niet goed kent. De VVD en de heer Azmani hebben nooit gezegd dat er in Nederland geen vluchtelingen zullen komen, maar het beperken van de toestroom is essentieel. Wij weten immers dat de crisis in het Midden-Oosten en de grote brandhaarden aan de grenzen van Europa de komende jaren niet voorbij zullen zijn. Er zullen vluchtelingen blijven komen. De vraag is alleen of wij de toestroom zo beperkt mogelijk kunnen houden om de ontwikkeling van Europa in de hand te kunnen houden. Dat staat in het plan-Azmani. 

Het was een lange interruptie en er waren veel verwijten, maar als de heer De Graaf het plan goed leest, zal hij zien dat dit erin staat. De VVD heeft nooit gezegd dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zullen komen. Die zullen altijd blijven komen, maar de vraag is hoe wij hen kunnen opvangen en hoe wij dat kunnen realiseren. 

De heer Kuiper sprak over het Dublinakkoord. Daarin wordt gesteld dat het eerste land waar een asielzoeker zich meldt, die asielzoeker moet opnemen. Het is toch gek dat het eerste land waar mensen uit het Midden-Oosten binnenkomen, Nederland is. Dit betekent dat wij ons moeten afvragen of het Dublinakkoord nog steeds werkt zoals het zou moeten werken. In Europa zijn op dit moment discussies gaande over de verdeling van vluchtelingen over Europa. De kern van de VVD-aanpak en van de Europese aanpak blijft echter, te voorkomen dat de toestroom van vluchtelingen zo groot wordt dat die onbeheersbaar wordt. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dit is een interessant punt, ook voor het debat. Na en tijdens de crisis die wij nu meemaken, moeten wij anders naar het Dublinakkoord gaan kijken en er wellicht andere consequenties aan verbinden. Wat betekent het voor de heer Hermans dat de vluchtelingen binnenkomen in een bepaald land? Laat hij dat los? Wil hij een permanent verdelingsmechanisme via Dublin in het leven roepen? Dat is een interessante discussie. 

De heer Hermans (VVD):

Wij moeten het in eerste instantie met elkaar eens worden over het plan-Azmani en de lijn die daarin is uitgezet om de vluchtelingen in de regio op te vangen en de asielprocedure daar te voeren. Als dat de eerste insteek is, hebben wij al een duidelijke stap gezet naar verbetering van het Dublinakkoord. 

De heer Kox (SP):

De fractievoorzitter van de VVD zet hoog in en hij mag daar dus ook op bevraagd worden. Hij zegt met nogal wat overtuiging dat het plan-Azmani dat eerst werd weggelachen, nu is overgenomen door de regering en zelfs door Europa. Je mag alles naar jezelf toe redeneren, daar is niets mis mee in de politiek, maar meent de heer Hermans nu werkelijk dat zijn plan waarvan de Partij van de Arbeid steeds heeft gezegd dat het niet alleen in strijd is met internationale verdragen maar ook met de morele plicht van een land, door het kabinet tot beleid is gepromoveerd en dat de Europese Commissie vervolgens heeft gezegd: dat is een goed plan van die Azmani, dat gaan wij ook doen? Dat gelooft de heer Hermans toch zelf niet? Zo erg is het toch nog niet? 

De heer Hermans (VVD):

Het plan-Azmani is door het kabinet overgenomen. Het kabinet heeft het plan-Azmani tot uitgangspunt van zijn beleid gemaakt. Dat plan, dat beleid, heeft de heer Rutte in Brussel bepleit. Daar is steun voor gekomen. Ik verwijs naar de speeches van Merkel en Hollande in het Europees Parlement. De heer Kox kan dan lezen dat daarin dezelfde lijnen worden getrokken. Daar zullen ongetwijfeld nuances op komen, maar de kern van het betoog: opvang in de regio en daar asiel aanvragen, die lijn zit er nadrukkelijk in. 

De heer Kox (SP):

Ieder mag het zijne denken, maar het gaat om de feiten. Het plan van de partijgenoot van de heer Hermans, de heer Azmani, is in de Tweede Kamer door de coalitiegenoot steeds niet alleen in strijd met de internationale verdragen genoemd, maar ook met onze morele plicht. Als de heer Hermans nu beweert dat die partij kennelijk helemaal aan zijn kant is gaan staan en dat de regering het plan heeft overgenomen, kan hij daar dan een bron voor geven? Ik heb dit nog nergens gelezen en ik heb al helemaal niet gelezen dat mevrouw Merkel heeft gevraagd: mijnheer Hermans, hoe zit het nu precies met die Azmani, want dat vinden wij een goed plan. Duitsland ontvangt dit jaar misschien een miljoen vluchtelingen. Ik denk niet dat Azmani zal zeggen: dat is zo'n beetje wat ik had gedacht. 

De heer Hermans (VVD):

Het is van belang om duidelijk te maken dat de kern van de politieke aanpak die in het plan wordt voorgesteld, door het kabinet en Europa is overgenomen. Dat is de lijn waar ik het steeds over heb. Ik noem het het plan-Azmani, omdat het zo opvallend is dat het in de parlementaire besprekingen hier en aan de overkant werd neergesabeld en dat het nu inmiddels in grote lijnen is overgenomen door Europa en de Nederlandse regering. Dat is naar mijn mening een belangrijk feit. 

De heer Koffeman (PvdD):

De heer Hermans is erg enthousiast over het plan-Azmani dat ervan uitgaat dat vluchtelingen meer in de regio zullen worden opgevangen. Wat gebeurt er met de inzet van dit plan om meer geld naar de regio te brengen om die opvang daar mogelijk te maken? Ik hoor van ngo's dat het geld uit de regio wordt weggetrokken, omdat het wordt besteed aan de opvang van asielzoekers in Nederland. Dit betekent de facto dat er in de regio minder geld is voor de opvang. Wat is het de heer Hermans waard om de opvang in de regio mogelijk te maken? 

De heer Hermans (VVD):

Als wij praten over opvang in de regio, dan betekent dit dat er ook geld naartoe moet. Dat staat ook in het plan-Azmani en het zit ook in de Europese aanpak. Europa heeft daarvoor inmiddels miljarden beschikbaar gesteld. Die lijn zit er gewoon in. Dat zul je ergens uit moeten financieren. Als de mensen daar niet meer zitten, maar hiernaartoe komen dan wel naar die gebieden toe gaan, dan moet je het geld daar ook naartoe brengen. Je moet het geld brengen naar de plaatsen waar het op dat moment het meest noodzakelijk is. Dat is de aanpak die ook in Europa geldt. 

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is mij duidelijk, maar dat is niet mijn vraag. Mijn vraag is: waarom wordt er geld uit de regio weggehaald; waarom wordt er ontwikkelingsbudget besteed aan de opvang van vluchtelingen in Nederland? 

De heer Hermans (VVD):

Als ik mij niet vergis, hebben we daar zelfs in het regeerakkoord afspraken over gemaakt. Als mensen weggaan uit hun land en die komen hier, dan zijn ze niet meer daar ter plaatse. Dan kun je dat geld beter hier gebruiken voor de opvang dan dat je het inzet op de plek waar mensen niet meer zijn. Dat lijkt me een heel logische redenering. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Koffeman. 

De heer Koffeman (PvdD):

Samenvattend en tot slot, betekent dit dat het geld niet meer besteed wordt aan opvang in de regio als de mensen daar weggaan, maar dat het in Nederland wordt besteed aan de mensen die hiernaartoe zijn gekomen. Dan heeft de VVD dus geen oplossing voor opvang in de regio, maar dan is het opvang in Oranje. 

De heer Hermans (VVD):

Dit zijn nu van die redeneringen waar ik geen touw aan vast kan knopen. Dat heb ik namelijk helemaal niet gezegd. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Opvang in de regio is het uitgangspunt, zegt de heer Hermans. Dat is natuurlijk allang de realiteit. 90% van de vluchtelingen wordt in regio opgevangen. De heer Hermans wil de 10% die het waagt naar andere landen af te reizen, terugsturen naar de regio. Wat is precies de rechtvaardiging van het uitgangspunt dat die buurlanden, de fragiele landen, maar op moeten draaien voor 100% van de opvang van de vluchtelingen? 

De heer Hermans (VVD):

Op dit moment vinden er besprekingen plaats tussen Turkije en de Europese Unie over de opvang in de regio, waarbij Turkije een belangrijke rol zou kunnen spelen. Alle landen zien dat het uiteindelijk het allerbeste is dat vluchtelingen teruggaan naar hun eigen gebied, naar hun eigen regio. Vluchtelingen die hier helemaal naartoe komen — ik zal er straks verder op ingaan — met gammele bootjes, die hun leven wagen in de hoop in Europa ergens asiel te zullen krijgen; dat is één van de kernpunten die ook in het plan-Azmani staan. Dat moeten we zien te voorkomen. Als je dat kunt voorkomen, kun je een heleboel dingen tegelijkertijd realiseren. Dat is de kern van de aanpak in de regio's. 

De voorzitter:

Mevrouw Strik, kort nog. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De heer Hermans zegt dat de mensen beter af zijn in de buurlanden. Ik begrijp niet zo goed waarom. Daar speelt natuurlijk ook dat punt van het draagvlak: 1,5 miljoen vluchtelingen in Libanon, een landje met 4 miljoen inwoners. Wij piepen hier al als het gaat om 30.000 vluchtelingen. Ik vind het vrij makkelijk om te zeggen: laat ze het daar maar doen. Vindt de heer Hermans ook niet dat wij op z'n minst meer vluchtelingen zouden moeten uitnodigen uit de regio, zodat ze hier veilig naartoe kunnen en wij de druk daar verlichten? 

De heer Hermans (VVD):

Kern van de zaak is dat we kijken of het echte vluchtelingen zijn of dat het economische vluchtelingen zijn. Dat is de kern. Dat moet in de regio kunnen plaatsvinden. Daar moet de opvang plaatsvinden. Dat is de lijn. Als er dan sprake is van mensen die echt vluchteling zijn, is er altijd plaats voor die mensen in Nederland. 

De voorzitter:

Mijnheer Hermans, ik geef u de gelegenheid om uw betoog te vervolgen. 

De heer Hermans (VVD):

Dat is heel prettig, voorzitter. 

Nederland verdient beter dan gepraat alleen voor eigen parochie en voor uitersten. Een hek om Nederland, dichte grenzen en het einde van het vrije verkeer van personen in Europa zijn geen opties. Het is niet waar te maken en het draait onze verzorgingsstaat de nek om. Maar de poorten openzetten en hopen op een goede afloop, is evenmin een serieuze optie. Dat leidt alleen tot meer spanning in Nederland en zet mensen nog steeds aan om in gammele bootjes hun leven te wagen. Het lijkt nu alsof je moet kiezen tussen beschaving en racisme, zei Halbe Zijlstra terecht in de Tweede Kamer. We moeten die valse tegenstelling eens achter ons laten. Veel Nederlanders zijn diep bezorgd, maar noch provocerende teksten noch politieke correctheid helpen hen vooruit; wel politici die het probleem aanpakken en proberen op te lossen. 

Geen beschaafd mens kan de beelden van verdronken kinderen accepteren. Geen beschaafd mens kan accepteren dat gewetenloze mensensmokkelaars vluchtelingen de dood indrijven. De politiek is nu aan zet. Laten we de handen ineenslaan, want we kunnen wel degelijk grip krijgen op deze volksverhuizing. 

De voorzitter:

Mevrouw Faber, een heel korte interruptie. Ik wil graag dat de heer Hermans zijn betoog vervolgt. Eén vraag. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp het, mevrouw de voorzitter. Ik heb de volgende vraag aan de heer Hermans. Er zijn vluchtelingen — en dat is het gros — die hoppen. Die zitten eerst een poosje in Turkije. Dan gaan ze naar Griekenland en vervolgens komen ze naar Duitsland of Nederland. Ziet de heer Hermans die als economische vluchtelingen of als politieke vluchtelingen? Zegt u: het maakt mij niet uit; ze zijn allemaal welkom? 

De heer Hermans (VVD):

Dat weet ik niet. Dan moet ik weten wat precies de achtergrond is waarom ze gevlucht zijn. Dat betekent ook dat als ze alsnog naar Europa komen en we hebben goede opvang in de regio's, met de toets of het daadwerkelijk vluchtelingen zijn, en of dat betekent dat ze onderdak in Europa kunnen vinden, dat dan het moment is om te kijken wat precies de reden van hun vlucht is en om te kijken waar ze naartoe zouden kunnen: terug naar de regio-opvang of opvang hier in Nederland of in andere landen van Europa. 

De voorzitter:

Werkelijk heel kort, mevrouw Faber! 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

U zegt dat u de achtergrond niet kent. Het gaat mij erom dat ze van diverse landen, waar ze veilig zijn, doorgegaan zijn naar bijvoorbeeld Nederland. Ziet u die mensen als economische vluchtelingen of als politieke vluchtelingen? Dat is een simpele vraag. 

De heer Hermans (VVD):

Dat is een simpele vraag, zeker als die ook simpel te beantwoorden zou zijn. Ik ken de situatie van die mensen niet. Mensen hebben dat gedaan. Dat is een van de redenen waarom we vinden dat de opvang in de regio komt. Degenen die toch hier komen, die de opvang in de regio gemeden hebben, zou je weer terug moeten sturen en daar de toets laten plaatsvinden. Dat is de insteek voor ons beleid. 

We zijn het ook verplicht aan de Nederlanders om de vluchtelingenproblematiek aan te pakken. Artikel 2 van de Grondwet stelt kraakhelder: de wet regelt wie Nederlander is, wie naar binnen mag, wie hier mag blijven of hier niet mag blijven. Dit is niet voor niets het tweede artikel van onze Grondwet. Het is namelijk een fundamenteel recht en het heeft een fundamentele betekenis. Als iedereen die hier aanklopt ook zomaar hier mag blijven, dan verliest het Nederlanderschap zijn betekenis en zijn waarde. Het moet ook duidelijk zijn dat wie misbruik maakt van onze gastvrijheid, het recht verspeelt op asiel in Nederland. In ons land gelden onze normen en waarden en onze wetten. Daar moeten zij die hiernaartoe vluchten zich aan houden. Bovendien, als we geen duidelijke voorwaarden stellen aan het aantal mensen dat hier binnenkomt, dragen we ook onze sociale verzorgingsstaat ten grave. Niet alleen in financieel opzicht, maar nog veel meer met het oog op de solidariteit waarop deze is gebaseerd, want ongebreidelde immigratie en uitgebreide sociale voorzieningen gaan domweg niet samen. Onze ruimhartige en beschaafde sociale voorzieningen, onze fatsoenlijke en compacte overheid zijn ook voor liberalen heel belangrijk. De herziening van de verzorgingsstaat door dit kabinet was zeer noodzakelijk om het te kunnen behouden en klaar te maken voor de toekomst. 

Van de opvangcentra via de eilanden van Griekenland tot de grenzen van Hongarije en Duitsland, het wordt steeds duidelijker dat Europa het roer moest omgooien en dat is uiteindelijk ook gebeurd. De veilige opvang in de regio zal nu daadkrachtig ter hand worden genomen. In de tussentijd staan we voor een forse taak, namelijk de taak om de vluchtelingen die hier zijn op te vangen, zowel op de korte als op de lange termijn. Het is van groot belang dat we degenen die hier zullen blijven, al dan niet tijdelijk, een plekje in onze samenleving kunnen bieden. We mogen niet de fout van de afgelopen 30 jaar herhalen, de fout waarvoor Bolkestein in de jaren negentig al waarschuwde. De fout om mensen te pamperen en er niets voor terug te verlangen. Geen werk, geen deelname aan de samenleving, geen acceptatie van onze fundamentele waarden en normen. Wat we wel moeten doen, is zorgen dat statushouders zo snel mogelijk hun eigen broek kunnen ophouden en zo snel mogelijk Nederlanders leren, zodat ze iets aan dit mooie land kunnen bijdragen. Juist daarom komt het idee van VNO-NCW-topman Hans de Boer mij sympathiek voor: kijk meteen wanneer mensen binnenkomen, waarbij bezien wordt of zij een status kunnen krijgen, welke kwalificaties die mensen hebben. Bekeken kan worden of er vraag is naar enige omscholing en vervolgens kan die nieuwkomer met status in contact gebracht worden met een bedrijf dat de expertise goed kan gebruiken. Ik zeg er meteen bij — en dat heb ik de minister van Sociale Zaken ook horen zeggen — dat we er daarbij goed voor moeten oppassen dat de nieuwkomers de werkzoekenden op de arbeidsmarkt niet verdringen. Kan het kabinet aangeven op welke wijze het echt concreet inspeelt op die plannen van VNO-NCW? 

Het aan het werk helpen en houden van nieuwkomers met status in ons land is een dure plicht waar ook de liberalen, ook de VVD, voorstander van zijn. Het is nodig om een herhaling van decennia lang aan integratiefouten te voorkomen. Het is nodig om onze economie sterk en onze welvaart groot te houden, want onze samenleving en onze economie zijn volop in verandering. 

Dat brengt mij tot de arbeidsmarkt en de economie. Oudere werknemers zijn nog steeds zo goed beschermd dat een werkloze oudere bijna niet meer aan de bak kan komen. Allerlei verplichtingen maken het voor een werkgever lastig en die maken het ook lastig voor ouderen om een baan te krijgen. Er is weliswaar meer werk, maar het vaste contract is vaak zo duur en voor een werkgever zo riskant dat er slechts mondjesmaat vaste banen bijkomen. De balans tussen rechten van de werknemer en de kosten voor de werkgever lijkt zoek te zijn. Wij moeten dat echt anders gaan regelen. We moeten kritisch durven kijken naar allerlei werkgeversbijdragen. Er is wat gedaan aan de loondoorbetaling bij ziekte, maar voor een klein bedrijf met twee of drie medewerkers blijft het een probleem. Als daarvan een medewerker ziek wordt, moet je die dan een jaar lang door blijven betalen? Dan is er vaak geen financiële ruimte om de vacature te vervullen. Wij moeten ook kijken naar cao's die banen vernietigen. Wij moeten jongeren, herintreders, werklozen, ouderen en alle anderen die nu nog achter het net vissen, weer perspectief en zekerheden bieden. Daarvoor is een sterke economie nodig. Daarvoor is nodig dat de economie groeit, maar daarvoor is het ook van groot belang dat het kabinet inspeelt op nieuwe ontwikkelingen. 

De VVD-fractie is tevreden dat het kabinet zzp'ers de ruimte blijft geven. Wij onderschrijven de constatering van het kabinet dat zelfstandigen zonder personeel zorgen voor concurrentie, flexibiliteit en dynamiek in de economie. De opkomst van het zzp-schap is logisch omdat de kosten verbonden aan een arbeidscontract erg hoog zijn. Het aantal Nederlanders dat voor eigen risico en rekening aan de slag gaat, nadert inmiddels het miljoen. De technologische vooruitgang gaat razendsnel en robots lijken zelfs vicepremiers bang te maken. De grote economische kansen ontstaan juist op die plekken waar wij dat een aantal jaren niet hadden verwacht: in de creatieve industrie, in de gamesector, in de ontwikkeling van Apple, maar ook in de logistiek, in de duurzame hoek en in de techniek. De technische maakindustrie, nog niet zo gek lang geleden dood verklaard in Nederland, is bezig aan een tweede jeugd. Dat vraag om twee dingen van de politiek. Om onderwijs dat hierop inspeelt en om een slim innovatiebeleid. Wij moeten onze kinderen en kleinkinderen geen robotfobie of 3D-printerangst aanpraten, maar hen zelf robots, 3D-printers en quantumcomputers leren maken. Dat is een grote uitdaging voor het onderwijs in al zijn geledingen van het vmbo tot universitair onderwijs. Er zijn kansen te over. Nederlanders pakken eigenlijk die kansen altijd en met resultaat. 

Twee weken geleden publiceerde het World Economic Forum een ranglijst van de meest concurrerende economieën ter wereld. Nederland steeg van plaats acht naar plaats vijf, de absolute wereldtop. Wij hebben die koppositie te danken aan ons onderwijs, goede wegen en een betrouwbare overheid. Wij worden geprezen voor onze zorg en voor ons macro-economisch beleid, en voor onze onverwoestbare drang om steeds maar weer te blijven vernieuwen. Toen wij een paar jaar geleden zakten van plaats vijf naar plaats acht stonden alle partijen klaar om te roepen dat dit kwam door het kabinetsbeleid dat de economie kapot maakte. Het zal nu ongetwijfeld door die partijen worden toegeschreven aan de economische wereldhandel. 

Iedereen heeft een talent. Het benutten daarvan is van levensbelang voor jezelf, de zelfontplooiing, maar ook voor de samenleving. Het zijn de 17 miljoen welwillende, ondernemende, hardwerkende en van hun talent gebruikmakende Nederlanders die ons land sterk en welvarend maken. De sleutel ligt bij het onderwijs dat het beste uit onze jongeren moet halen of het nu gaat om specifieke vaardigheden en kennis of om burgerschap. Dat geldt niet alleen voor jongeren. In onze snel veranderende wereld moet de overheid het zo makkelijk mogelijk maken om een levenlang te blijven leren. Ons onderwijs moet daarbij helpen. Door veel meer aan te sluiten bij wat op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven wordt gevraagd, kan het onderwijs daar een goede rol in spelen. In de relatie onderwijs-bedrijfsleven — jarenlang een grote discussie — zie je nu steeds meer dat ook het bedrijfsleven meedoet via het leveren van docenten. Dat is van groot belang, zeker in het beroepsonderwijs. 

In het onderwijs moet meer werk worden gemaakt van het aanleren van ondernemersvaardigheden. Ons land is, zo blijkt uit cijfers van het World Economic Forum, een van de beste plekken op aarde om te ondernemen. Wij willen ook dat het het beste land ter wereld wordt om te innoveren. Wij hebben tal van instrumenten om innovaties te stimuleren: de WBSO, de RDA, de Innovatiebox, de innovatietoeslag voor het mkb, de Topconsortia Kennisinnovatie (TKI's) en de Topsectoren. Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat de Topsectoren internationaal steeds meer worden geprezen, juist vanwege de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Men weet dat ik actief ben in de tuin- en landbouwmaterialensector. Waar je ook komt ter wereld, overal is men zeer geïnteresseerd in onze technologie. Hoe zijn wij als zo'n klein landje in staat om zo'n enorm krachtige landbouw te realiseren? Landen vragen ons om hun problemen op dat terrein mede te helpen oplossen. We kunnen dat niet technisch, maar ook duurzaam. Alle factoren die daarvoor nodig zijn, zijn in Nederland aanwezig. 

De heer Kox (SP):

Ik hoor altijd graag een optimistisch politicus. De fractievoorzitter van de VVD schetst wat er allemaal voor moois kan gebeuren. We kunnen het ons toch niet permitteren dat zovelen aan de kant staan en niet aan de bak komen. Dat is niet alleen voor hen een drama, maar ook voor ons land. Dat zei de heer Hermans vorig jaar, zoals hij zeker nog wel zal weten. Hij had het toen over de werkloosheid. Sindsdien is er veel gebeurd op het gebied van robots, 3D-Printers en ranglijstjes, maar de werkloosheid neemt eigenlijk niet of nauwelijks af. Als hij zijn woorden van vorig jaar serieus neemt, hebben wij behalve die vergezichten nog steeds het actuele drama van honderdduizenden mensen die al heel lang niet aan de bak komen. Kan de heer Hermans daarop reflecteren? 

De heer Hermans (VVD):

Ik heb aangegeven dat de Nederlandse economie geherstructureerd moet worden. De afgelopen periode is dat voor een groot deel gebeurd. Vervolgens zien wij de internationale handel toenemen. Daarna zie je de bedrijfsinvesteringen toenemen. Als laatste wagonnetje van de trein moet dan de werkgelegenheid toenemen. Dat gebeurt echter onvoldoende. Ik heb aangegeven dat een deel van het probleem is dat wij cao's hebben en zeer veel werkgeverslasten. Daardoor is het krijgen van een vaste baan een heel groot probleem. Daar moeten wij opnieuw naar kijken. Daar zijn wij nog niet mee klaar. Ook op dat punt zijn er aanpassingen nodig. De omslag naar een ander type economie zal in het onderwijs en in de innovatie vorm moeten krijgen: een levenlang leren. Het onderwijs moet verder aangepast worden. Wij moeten zorgen dat er opleidingen komen voor die banen waarvan wij nog niet eens weten dat die er zullen komen, maar waarvan wel zeker is dat die in andere sectoren liggen dan tot nu toe. 

De heer Kox (SP):

Er is zeker een rol voor de fracties in deze Kamer om het lichtend baken te zijn waar collega Brinkman het over had, zodat de regering weet welke kant het op moet, althans onder omstandigheden. U was vorig jaar een lichtend baken. U zei dat het een drama was, niet alleen voor de mensen persoonlijk, maar ook voor ons land. Wij zijn nu een jaar verder en het is nog steeds een drama. Nu zegt u: we moeten dit en dat gaan doen. Dat klinkt allemaal heel verstandig, of niet, maar het is richtinggevend voor het kabinet. Zegt u nu ook tegen dit kabinet: u hebt niet gedaan wat ik u vroeg, u hebt het drama laten voortbestaan, u bent daarin tekortgeschoten en ik eis nu dat u dingen gaat doen? Dat mag u toch ook doen? 

De heer Hermans (VVD):

Ik heb dit vorig jaar aangegeven en dit jaar weer. Enige inconsistentie kunt u mij niet verwijten. Ik ben inderdaad optimistisch over de economie. Als wij de economie niet hadden hervormd, zouden wij verder achteruit zijn gesukkeld. Ik heb ook aangegeven dat het onderwijs steeds meer moet inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Feit blijft dat het economisch beleid nog niet heeft geleid tot het herstel van de werkgelegenheid dat wij graag zouden willen. Wat moet je daaraan doen? Geen banen creëren. We hebben al die jaren gezien dat dat tot een ramp leidt. Dat moet je niet doen. Je moet ervoor zorgen dat de economie zodanig sterk wordt dat mensen de ruimte krijgen en daarvan daadwerkelijk gebruik kunnen maken. Dan kunnen mensen een vaste baan krijgen. Ondernemers die met al die lasten te maken hebben, weigeren nu ook mensen in dienst te nemen. Daardoor worden problemen op de arbeidsmarkt veroorzaakt en dat moet veranderen. 

De heer Kox (SP):

Collega Hermans zegt dat hij consistent is, maar hij blijft gewoon zeggen wat hij vorig jaar zei. Je moet ook consequenties aan je woorden verbinden. Vorig jaar noemde hij het een drama en gaf hij het kabinet impliciet opdracht om daar iets aan te doen. Er is niets gebeurd. Bij alle vooruitgang die hij ziet, is het probleem van de werkloosheid niet aangepakt. 

De heer Hermans (VVD):

Ik ben optimistisch. Het is belangrijk om te kijken naar wat heel goed gaat. Ik ben het volstrekt met u eens: de werkloosheid is nog steeds veel te hoog. Ik hoef dat niet te zeggen, want dat ziet het kabinet ook. Het kabinet is aan het kijken hoe het daar wat aan kan doen. De arbeidsmarkt moet worden verbeterd. Daar zit een van de knelpunten voor verder opvoeren van de werkgelegenheid. Het volgende punt is innovatie. De ontwikkeling van nieuwe bedrijven is een tweede belangrijk element. Daar is het kabinet ook volop mee bezig. Was het maar zo dat je met een knip van de vinger in staat bent om binnen de kortste keren een paar honderdduizend banen te creëren. Zo werkt het helaas niet. Nederland, het kabinet is goed bezig om op het terrein van onderwijs, innovatie en aanpakken van de arbeidsrelaties ervoor te zorgen dat wij maximaal kunnen profiteren van de economische ontwikkeling. Dat is wat er gebeurt, maar wij zijn er nog lang niet. Wij zijn nog lang niet tevreden. Wij zullen de komende periode door moeten gaan. Als ik hier volgend jaar weer hier sta, zal ik opnieuw diezelfde punten langslopen en dan zal blijken dat ik opnieuw consequent ben en optimistisch blijf. 

Ik zei dat ik optimistisch blijf. We zijn op de goede weg, maar wij moeten de lat steeds hoger blijven leggen. Wij moeten steeds proberen om private partijen te stimuleren tot grote investeringen in nieuwe technologieën, in baanbrekende productiemethoden en innovatieve producten en diensten. Door de overheid vaker als launching customer op te laten treden en de pioniers zo een kans te geven. Door goede ideeën van onze Europese partners eens af te kijken. 

Kijk bijvoorbeeld eens naar een land als Frankrijk. In Nederland wordt er wel heel strak naar alle regeltjes gekeken wat Brussel betreft. Ik dacht dat de heer Brinkman daar ook op doelde. Frankrijk is zeer effectief in de Europese lobby. Vaak krijgt men hierdoor toestemming voor vormen van steun voor innovatie die tegen de randen van de Europese wetgeving aanschuren. Ik vind dat wij die randen ook moeten durven opzoeken. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen — ik kijk naar de minister van Economische Zaken — dat het mkb vaker de weg naar de topsectoren weet te vinden. Dat gebeurt steeds meer. Wij hebben net een nieuw innovatiecontract ondertekend. Steeds meer mkb-bedrijven beginnen aan te haken. Moeten wij, nu wij financieel wat ruimer in onze jas zitten, zo langzamerhand niet gaan denken aan hogere innovatiebudgetten? Zeker als het gaat om cofinanciering vanuit Europa lijkt mij dat een verstandige zaak. Elke Nederlandse euro levert een Europese of een Brusselse euro op. Die investeringen renderen. 

De sleutel van de toekomstige welvaart van ons land is en blijft in handen van het onderwijs en het onderzoek en van het innoverende bedrijfsleven. De welvaart van ons land bestaat bij de gratie van een overheid die het land en de burgers veilig houdt, binnen de landsgrenzen maar ook daarbuiten. Geen welvaart zonder veiligheid en voldoende publieke en private middelen voor onderzoek. Als er de komende jaren meer ruimte komt, is het goed om naast de door het kabinet aangegeven prioriteit van defensie ook veiligheid en onderzoek als prioriteit op te nemen. De veiligheidsdiensten krijgen er ruim 100 miljoen bij en dat is maar goed ook! Het Defensiebudget wordt structureel met een kleine 400 miljoen euro verhoogd. Wat de VVD betreft is dat slechts een begin. Het veilig houden van ons land is een kerntaak van de overheid. Wij hebben te lang gedacht dat het met die veiligheid wel een onsje minder kon. Van die illusie zijn wij nu hopelijk — kijk naar de brandhaarden om ons heen — wel voorgoed af. 

De VVD-fractie is dankbaar voor het werk dat onze vrouwen en mannen in uniform, onze soldaten en agenten, dag in, dag uit verzetten. Nederland is dankzij hen wat veiliger geworden. De misdaadcijfers dalen: een kwart minder overvallen en een vijfde minder straatroven en woninginbraken. Slachtoffers krijgen spreekrecht. Er zijn tal van maatregelen genomen om jihadi's en ronselaars keihard aan te pakken. Binnenkort komen wij in dit huis te spreken over het ontnemen van ons hoogste goed aan hen die terroristische misdrijven begaan, namelijk het verlies van het Nederlanderschap. 

De dreiging van aanslagen blijft. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik gun collega Hermans zijn rooskleurige visie op de veiligheid in ons land. De cijfers laten inderdaad zien dat zaken verbeteren. Dan gaat het om woninginbraak. Tegelijkertijd zijn er forse problemen met veiligheid. Denk eens even aan wat de regio Noord-Brabant meemaakt met een criminaliteit die bovengronds komt. Burgemeesters daar weten niet meer wat zij ermee aan moeten. Burgers komen in actie vanwege straatintimidatie. In Amsterdam zijn discussies over de opvang van asielzoekers in een omgeving waar ook Joodse mensen wonen. Het is echt niet zo rooskleurig als de heer Hermans denkt. Wij hebben dus nog een forse inspanning te verrichten, en dan heb ik het nog niet eens over zaken die hier zijn genoemd met betrekking tot de rechtbanken en de toegang tot het rechtssysteem. Ik zou graag willen dat de heer Hermans daar ook eens rekening mee hield. Kan hij hierop eens reageren? 

De heer Hermans (VVD):

Dat is het vervolg mijn betoog. 

De voorzitter:

Kunt u de vraag beantwoorden door uw betoog te vervolgen? 

De heer Hermans (VVD):

Ik vervolg mijn betoog en dan komt het antwoord op de vraag die de heer Kuiper heeft gesteld. 

De voorzitter:

Kunt u daar genoegen mee nemen, mijnheer Kuiper? Ik zie u instemmend knikken. 

De heer Hermans (VVD):

De dreiging van aanslagen blijft, maar het getuigt van de kwaliteit van onze mensen in de veiligheidsdiensten dat dramatische aanslagen vooralsnog aan ons land voorbij zijn gegaan. Maar wij moeten ook eerlijk durven zijn. Tenzij wij ons land in een politiestaat transformeren, kunnen wij aanslagen nooit voor de volle honderd procent uitsluiten, en zelfs dan zal het nog niet lukken. Dat stemt ons somber, maar wij mogen die somberheid nooit de overhand laten krijgen over ons optimisme en onze liefde voor de vrijheid. 

Criminaliteit zal zich in al haar facetten iedere dag opnieuw weer openbaren, in allerlei vormen. Dit blijft een punt van aanhoudende zorg van de overheid. Het zal ook aan de orde komen bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie. Dit is een punt waarbij ook de VVD-fractie in deze Kamer de nodige kanttekeningen plaatst. 

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dit lijkt me dan te berustend. Ik had het over een te rooskleurig beeld. Wij hebben de discussie over de politie en over de vraag of het toereikend is. Wij hebben trouwens ook nog een discussie over de cao van de politie en over de rechtbanken en de vraag of men het daar aan kan. Vinden wij de VVD aan de zijde van de oppositie in deze Kamer die zegt dat er extra inspanningen nodig zijn? 

De heer Hermans (VVD):

Wederom: zie het vervolg mijn tekst. Ik zal er geen doekjes om winden, ook de VVD-fractie in de Eerste Kamer vindt de begroting van Veiligheid en Justitie voor een stevige verbetering vatbaar. De vraag is echter of de begroting van Veiligheid en Justitie de maatschappelijke uitdagingen ook echt aankan. Er zal zeker nog het een en ander aan de begroting moeten worden aangepast voordat het kabinet hiervoor de handen op elkaar krijgt in de Eerste Kamer, inclusief de VVD-fractie. Er liggen in dit huis immers nog een aantal wetten waarvoor geen meerderheid te vinden is. Wanneer denkt het kabinet meer duidelijkheid te kunnen geven? Wij zullen de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie niet alleen in deze Kamer maar ook in de Kamer aan de overkant met meer dan grote interesse blijven volgen om te zien op welke wijze het kabinet de problemen zal aanpakken. 

De heer Brinkman (CDA):

Vanmorgen onder het scheren hoorde ik dat de nationale reservepolitie wordt opgeroepen of zichzelf aanbiedt om te helpen. Moeten wij daarop zo lang wachten? Waarom kunnen wij met elkaar bij deze gelegenheid geen extra steun voor de Justitiebegroting regelen, zeker nu u ook de oversteek maakt? Vanuit de hele justitieketen worden wij belaagd door verzoeken. Het gaat wel om onderbouwde verzoeken. De samenleving wacht erop, waarom moet het zo lang duren? 

De heer Hermans (VVD):

Ik heb begrepen dat het kabinet bezig is om naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen aan de overkant te bekijken op welke wijze het de begroting van Justitie zo kan aanpassen dat die zowel daar als hier op een meerderheid kan rekenen. Daarmee worden de problemen dus aangepakt. 

De heer Brinkman (CDA):

Aan de overkant is bij mijn weten een motie of een amendement van het CDA, gesteund door andere fracties, verworpen. Nu er duidelijk ruime steun is voor het versterken van de Justitiebegroting, wordt het tijd om operationele delen van de justitiële keten hom of kuit te bieden. Hom, zou ik zeggen, want dat vind ik lekkerder. Dat is toch veel behulpzamer dan te wachten tot vlak voor kerst, wanneer de begroting langskomt? 

De heer Hermans (VVD):

Het kabinet heeft aangegeven met voorstellen te komen. Het lijkt mij juist, zeker voor de Eerste Kamer, om die voorstellen af te wachten. Ik geef wel duidelijk aan dat ook de VVD-fractie van mening is dat op dat punt verbeteringen van de begroting van Justitie noodzakelijk zullen zijn. 

De heer Kox (SP):

Het is altijd een beetje vechten wat de hoofdtaak van deze Kamer is: het goede stichten of het slechte voorkomen. Wij moeten volgens de wijsgeren uit de negentiende eeuw vooral het slechte voorkomen. In dit geval ben ik het echter eens met collega Brinkman dat wij misschien een beetje moeten helpen om het goede te stichten. Het haalt immers niet zo veel uit dat wij wachten tot de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie op een dag in december, wanneer wij niet veel tijd zullen hebben, om te zeggen: sorry, maar deze begroting gaat niet door. Dat is echt met een kanon schieten. Is de collega van de VVD bereid om een oproep van dit huis aan het kabinet te steunen om op een aantal punten waarop deze Kamer zich al druk heeft gemaakt de begroting een handje te helpen? Dat maakt namelijk erg veel uit. Ik vind het al heel goed als mijn naam eronder staat, maar als uw naam eronder staat, mijnheer Hermans, wordt het echt heel goed. 

De heer Hermans (VVD):

Dat moet u eens vaker zeggen! Ik heb aangegeven dat ook wij vinden dat de begroting van Justitie verbetering behoeft en dat er zaken liggen waarvan wij ons afvragen of de huidige aanpak voldoende is om de maatschappelijke problemen aan te kunnen pakken. Het kabinet heeft in de Tweede Kamer aangegeven voor de behandeling van de begroting van Justitie in de Tweede Kamer te komen met een aantal aanpassingen. Dat is van groot belang. Het lijkt mij volstrekt helder dat het kabinet op basis van de signalen daar en de signalen hier aan de slag gaat en ervoor zorgt dat de begroting beide Kamers kan passeren omdat zij haalbaar is. 

Voorzitter. De afgelopen twee Algemene Politieke Beschouwingen heb ik veel energie gestoken in de steun voor een onderzoek naar de werking van ons parlementaire stelsel. Ik heb het aangegeven: snel wisselende kiezersvoorkeuren, een snelle opeenvolging van kabinetten en verkiezingen, een korte levensduur van kabinetten, een toenemende rol van Europa, decentralisaties. Het lijkt mij dat er na 200 jaar genoeg stof is tot nadenken. Over een paar weken komen wij hierover uitgebreid te spreken, maar ik wil nog een extra opmerking maken. Dat heeft mij de afgelopen jaren nog eens extra overtuigd van het feit dat wij blijven ontkennen dat zich in onze samenleving iets afspeelt wat we niet automatisch kunnen laten voortbestaan volgens de oude stramienen. Toen ik in 1977 in de Tweede Kamer werd gekozen, was het nog heel gewoon dat je als burger één keer in de vier jaar je stem uitbracht en dat je tussentijds eigenlijk niets werd gevraagd. De samenleving is in die 40 jaar echter onherkenbaar veranderd. Nederlanders zijn mondiger geworden, zelfbewuster, assertiever. Die mondigheid blijft niet langer beperkt tot de keukentafel of de toog. Dankzij de sociale media heeft elke burger een platform om zijn mening te uiten en gelijkgestemden te mobiliseren, niet eens per vier jaar, maar continu, 24 uur per dag. We kunnen niet doen alsof de wereld nog zo is als in 1977. We zien hoe een kleine club, laten we zeggen, jonge honden in een korte tijd bijna een half miljoen Nederlanders onder een referendum wist te mobiliseren. Hoe je het ook keert of draait, dat is een topprestatie, los van de argumentatie waar ik veel op aan te merken heb. Het is echter ook een teken aan de wand wat er aan het gebeuren is. Als je praat over een participatiemaatschappij, dan moet je er rekening mee houden dat de burger daar ook echt gebruik van gaat maken en dus ook invloed wil hebben op besluitvorming. Alleen maar zeggen dat we nu eenmaal dit systeem hebben en dat we dat dus maar in stand houden, is volgens mij iets te gemakkelijk. Times are changing, en het is aan ons om de tekens des tijds te verstaan. We komen daar op 3 november verder over te spreken. 

Nederland is klaar voor de toekomst. Het is steeds wendbaarder en in staat om met continue veranderingen om te gaan. De VVD wil dat dat in de toekomst zo blijft. Ik wil dat mijn kinderen blijven leven in een land met een overheid die bescherming biedt en hen helpt om de kansen die de toekomst biedt, te kunnen omarmen. Die overheid zal dan wel snel en flexibel moeten handelen en kordaat besluiten moeten nemen. Dat zijn zaken die essentieel zijn. Dat vereist ook een aanpassing van ons als politiek. Juist om te houden wat we hebben, zullen we bereid moeten zijn om te veranderen. Vorig jaar heb ik mijn betoog daarmee afgesloten. Toen heb ik ook gezegd: het is zoals Tancredi tegen Don Fabrizio zei: alles moet veranderen als we willen dat het hetzelfde blijft. 

Vandaag is een extra zware dag voor de nabestaanden van de slachtoffers van MH17. Het is goed om daar nog eens bij stil te staan in de forse politieke discussies, ook in dit huis, over het vluchtelingenvraagstuk. 

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Een nieuw samengestelde Eerste Kamer kent ook nieuwe fractievoorzitters. Het is een genoegen om in die hoedanigheid die ik nog herken uit een grijs verleden aan de overkant, te kunnen debatteren met de collega's en met het kabinet, in het bijzonder de minister-president. De premier spreekt tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen namens het kabinet. Je zou dat Chefsache kunnen noemen. Wat er voorts onder die term wordt verstaan, is mij onduidelijk. De minister-president in Nederland heeft immers geen bijzondere bevoegdheden over ministers en staatssecretarissen, zoals de Bundeskanzler die wel heeft. Hij is dus ook eigenlijk geen chef. Daarom is het ook een Duitse uitdrukking en geen Nederlandse. Wat vindt de premier er eigenlijk zelf van? Hij bezigt die term zelf en heeft het over politieke regie, moreel leiderschap, teamcaptain zijn, mediaboegbeeld. Is al het kabinetsbeleid Chefsache of maar een deel ervan? Ik hoor het graag van de premier, want daar kunnen we van leren, voor het geval hij de volgende keer toevallig ook op handelsmissie is. 

De nieuwe Eerste Kamer wordt geconfronteerd met een kabinet dat zich zo langzamerhand naar de uitgang begeeft. Zo lijkt het in ieder geval, hoewel de reguliere verkiezingen voor de Tweede Kamer nog anderhalf jaar van ons verwijderd zijn. De eigen agenda is op, althans waar de coalitiepartijen het over eens konden worden. Wat het kabinet in de eerste jaren heeft gedaan, ik zou bijna zeggen empowered by constructieve oppositiefracties, was soms pijnlijk maar zeker nuttig en nodig. Daar passen complimenten voor want regeren in tijden van economische crisis is niet makkelijk en er zijn niettemin goede resultaten behaald. Het is niet allemaal gelukt — ik denk bijvoorbeeld aan de zorgwet van minister Schippers — maar dat kwam door onenigheid in eigen coalitiekring. Of het voorzichtige economische herstel rechtstreeks causaal verband houdt met kabinetsbeleid valt natuurlijk nooit te bewijzen, maar zonder dat ingrijpen op de woningmarkt, zonder de eerste flexibilisering van de arbeidsmarkt en zonder een versobering van de overheidsuitgaven waren wij verder van huis geweest. Er zijn kabinetten geweest die voor mindere prestaties applaus kregen. 

Maar wat was, is geweest. Ik zie weinig ambitie meer om de komende anderhalf jaar nog de handen aan de ploeg te slaan. Het kabinet concentreert zich op de uitvoering. Nou is dat inderdaad moeilijk genoeg! Ik kom bijvoorbeeld nog over de politie te spreken en ik denk ook aan de decentralisatieoperatie en de ingrepen in de zorg. Uitvoering is een onderschat onderdeel van overheidsbeleid. Politici zijn, ik herken dat, geneigd de interesse te verliezen zodra het gevecht om de visie, het concept en de wet is gestreden. De uitvoering blijkt dan altijd lastiger, complexer, tijdrovender en duurder uit te pakken. Wij moeten ons dat ook als Eerste Kamer realiseren en af en toe de hand in eigen boezem steken. Een van de toetsstenen waar senatoren zich op beroepen, is immers de uitvoerbaarheid van de wet. Welke instrumenten hebben wij daar evenwel voor? We hebben onze eigen ervaring en kennis, we spreken met deskundigen en mensen uit de praktijk en we houden af en toe een hoorzitting, maar meer dan subjectieve impressies levert dat vaak niet op. Soms kijken wij gezamenlijk achteraf naar wat wetgeving heeft opgeleverd om er lessen uit te trekken. Kunnen we echter ook vooraf kijken? Bij grote wetgevingsoperaties zou het zinvol zijn voor de regering om tevoren een onafhankelijke uitvoeringstoets te laten instellen, standaard, bijvoorbeeld door de planbureaus. En deze Kamer zou kunnen overwegen om bij dat soort grote wetgevingsoperaties zelfstandig een second opinion te vragen. Ik ga daar met de collega's graag het gesprek over aan en ik nodig de regering uit om hier op deze suggestie te reflecteren. 

Ik keer terug naar de politieke stand van zaken. De uitvoering vraagt aandacht, maar beleidsmatig lijkt het kabinet wel klaar, uitgeregeerd. Dat ligt, vrees ik, niet aan de gelukzalige staat van het land, maar aan de breekbaarheid van de coalitie. Een kabinet dat steunt op partijen die al haast in de campagnestand staan en dat geen enkel comfort van politiek draagvlak heeft, bloedt vanzelf dood. Wij zien weinig of geen impulsen meer op het vlak van de bestuurlijke organisatie, een doodgelopen spoor van minister Plasterk. We zien achterblijvende resultaten in het klimaatbeleid. De doelstellingen voor energiebesparing worden bij lange na niet gehaald. We zien gaten op de begroting van Veiligheid en Justitie — we hadden het daar net al over — zonder dat daar wat aan gedaan wordt terwijl de rechtsstaat het hard te verduren heeft. In de begrotingen van OCW en EZ wordt geen extra ruimte vrijgemaakt voor onderzoek, wetenschap en innovatie, terwijl het kabinet vorig jaar de Wetenschapsvisie presenteerde en volgende maand de Wetenschapsagenda wordt opgeleverd. We wachten op de aanpak van een verouderd pensioenstelsel. En we zien een creatieve staatssecretaris van Financiën die op zijn handen moet zitten omdat de herziening van het belastingstelsel moet wachten op een nieuw kabinet. Het geld dat daarvoor nodig is, wordt ondertussen echter al wel besteed 

Natuurlijk zijn er voordelen verbonden aan het uitdelen van lastenverlichting in de omvang van 5 miljard. Veel groepen in de samenleving worden er ietsje beter van. Er zijn echter twee belangrijke vragen te beantwoorden: is het verstandig om dat nu zo te doen en wat levert het op. Ik vermoed dat het kabinet wel spijt heeft van de tekst die staatssecretaris Wiebes vorig jaar bezigde: "Een stelselherziening zonder lastenverlichting is niet haalbaar, maar een lastenverlichting zonder een bijbehorende stelselherziening is een gemiste kans." Dat vindt mijn fractie ook, maar er gebeurt nu precies het tegenovergestelde. Er kunnen echt vraagtekens worden gezet bij een generieke lastenverlichting zonder economische structuurversterking tegen de achtergrond van grote onzekerheden in de wereldeconomie. Misschien trekt zo de binnenlandse consumptie enigszins aan en schept het kabinet zo'n 30.000 tot 35.000 banen, maar dat is eigenlijk wel erg mager op 600.000 werklozen waarvan 240.000 langdurig. 

De heer Schalk (SGP):

Ik wil even een klein stukje terug in het betoog van de heer De Graaf. Ik moet namelijk een klein omweggetje maken, vandaar dat het even duurde. 

Ik heb een vraag over de eenverdiener en de tweeverdiener. De heer De Graaf heeft aangegeven dat iedereen erop vooruitgaat, maar er zijn rekenvoorbeelden waaruit blijkt dat eenverdieners tot vijf keer meer belasting betalen als tweeverdieners. Wil de heer De Graaf daarop reageren? Is dat niet iets waar wij iets aan moeten doen? 

De heer De Graaf (D66):

in de eerste plaats stel ik vast dat de voorstellen niet van mijn fractie komen, maar van de regering. In de tweede plaats moeten wij nog over de begroting en het Belastingplan komen te spreken. In de derde plaats weet de heer Schalk dat mijn partij met een ander belastingplan, dat ook veel meer recht doet aan een herziening van het stelsel, zou zijn gekomen. Ik vind de vraag dus interessant en ik vind ook dat we ernaar moeten kijken, maar het is eigenlijk vooral een vraag aan het kabinet. 

De heer Schalk (SGP):

Zeker, ook ik vind dat dit een vraag aan het kabinet is. Ik zal deze vraag vandaag ook aan het kabinet stellen, maar zover ben ik nog niet. Ik was benieuwd naar uw visie hierop. Ik begrijp dat u zegt dat daar in ieder geval naar gekeken moet worden. 

De voorzitter:

De volgende keer via de voorzitter, mijnheer Schalk. 

De heer Schalk (SGP):

Excuus, voorzitter. 

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter, via u zeg ik tegen de heer Schalk dat ik altijd bereid ben om het debat daarover te voeren. 

Ik zei dat een aantal van 30.000 à 35.000 banen eigenlijk mager is, bij 600.000 werklozen, van wie er 240.000 langdurig werkloos zijn. Een duurzame economische inzet kun je dat nauwelijks noemen, nu met die lastenverlichting niet ook een betere belastingstructuur met lagere arbeidslasten en meer vergroening wordt gefaciliteerd. Afgelopen week waarschuwde de president van de Nederlandsche Bank voor deze keuze: geen stelselherziening en onvoldoende buffers in de rijksbegroting tegen de achtergrond van een staatsschuld die zich rond de 66% van het bruto nationaal product beweegt. Ik nodig de minister-president er graag toe uit om op die kritische kanttekening van Klaas Knot in te gaan. 

Ik zei al dat het kabinet beleidsmatig langzaam doodbloedt. Ik betreur dat. Liever een ambitieus kabinet dat soms strijdend ten onder gaat dan de spreekwoordelijke winkeloppassers. Ik noem hier het voorbeeld van wat ik maar het micro-mkb noem: de zelfstandige ondernemers die zichzelf als arbeidskapitaal inzetten en die bekend zijn geworden als "zzp'ers". In de politiek vechten medelijden met de zzp'er en bewondering om de voorrang. Ze moeten beschermd worden maar ook gestimuleerd. Zij zijn immers de vleesgeworden flexibele schil die geen moderne arbeidsmarkt kan ontberen, maar zzp'ers zitten gevangen in een web van onduidelijkheden over hun positie. Instellingen dreigen door de almachtige Belastingdienst te worden aangepakt omdat ze zelfstandigen als pseudo-werknemers zouden inzetten. Ik denk daarbij aan instellingen in de zorg of in het onderwijs, zoals de kunstacademies, die niet zonder de inbreng kunnen van autonome kunstenaars die geen vast werkverband nastreven maar wel onmisbaar zijn voor de kwaliteit van de opleidingen. Er is buitengewoon veel onzekerheid over hoe het nu verder moet. Het huidige regime ontbeert interne consistentie en is slecht handhaafbaar. Een fundamentele herziening is nodig; het gaat om een heel grote groep werkenden in dit land. Het materiaal ligt op tafel in de vorm van een voortreffelijk zogenoemd IBO-rapport, maar het kabinet komt niet verder dan een oproep tot een brede maatschappelijke discussie, die dan maar in een volgende kabinetsperiode moet worden beslecht. Dat lijkt een ruimhartig democratisch gebaar, maar is in feite politieke armoede. Mijn fractie betreurt dit. De bijna 1 miljoen zelfstandige professionals verdienen beter. 

Als beleid niet meer leidend is, rest naast de uitvoering alleen nog de reactie op impulsen en crises van buitenaf, zoals de huidige vluchtelingencrisis. Dat is niet alleen in zichzelf al buitengewoon moeilijk, maar wordt voor dit kabinet nog gecompliceerder door fundamentele verschillen van inzicht binnen de schragende coalitie. Dat gedoe helpt niet om als overheid een duidelijk en moreel gezag uit te stralen in tijden waarin de samenleving onzeker is. Ik ondersteun de oproep van de premier om de maatschappelijke rust te bewaren, maar misschien moet zijn eigen partij dan ook de was uit de oren halen en aandachtig luisteren. Welke indruk maken die inderdaad onzinnige opmerkingen over vergoedingen aan vluchtelingen voor borstvergrotingen en ooglidcorrecties op onze eigen bevolking? Komt iedereen uitgerekend naar Nederland omdat we hier te aardig zijn voor vluchtelingen? De feiten helpen; althans, zij behoren dat te doen. Er zijn miljoenen mensen op de vlucht, vooral in en rond Syrië, Irak en Afrikaanse landen als Eritrea, maar ook Afghanistan. Zoals al eerder werd gezegd, blijft het overgrote deel van die miljoenen in de regio. Denk eens aan een land als Libanon, waar op elke drie burgers een vluchteling is. Slechts een paar honderdduizend vluchtelingen van die miljoenen en miljoenen bereiken het Europese vasteland, van wie er nu ongeveer 30.000 of misschien 35.000 in Nederland zijn. Bijna de helft van die mensen komt overigens uit Syrië en is vaak hoger opgeleid. Waarschijnlijk zullen dat er de komende weken nog wat meer worden, maar de cijfers uit de jaren negentig zullen niet eens worden gehaald. Is dat nu de asieltsunami waartegen de PVV een volksverzet probeert te organiseren? Is dat niet meer houdbaar, zoals de VVD ons elke dag steeds inpepert? 

Tegen de heer Hermans zeg ik overigens dat het niet zo erg is als ik misschien niet elk VVD-plan ken, maar dat het wel erg is als hijzelf niet elk VVD-plan kent. De heer Azmani heeft immers nadrukkelijk gezegd dat het plan betekent dat alleen nog asiel in Europa mag worden verleend aan Europese asielzoekers, dus aan mensen van het eigen Europese continent. Dat staat in dat plan en dat kan de heer Hermans zelf nalezen. 

De heer Hermans (VVD):

De opmerking van de heer De Graaf in de interruptie was dat er in het plan-Azmani geen vluchtelingen meer in Nederland zouden kunnen komen. Dat heb ik bestreden, want dat kan volgens het plan wel. De opvang en de eerste check vinden dan echter daar ter plaatse plaats en niet in Europa. 

De heer De Graaf (D66):

Nee, in het plan-Azmani staat dat asiel in Europa, dus in Europese landen, alleen nog kan worden verleend aan vluchtelingen van Europese bodem. Dat betekent dat al die mensen uit Irak, Syrië en Afghanistan niet meer in Europa zelf asiel zouden mogen krijgen. Ik zou de heer Hermans willen voorstellen om voortaan zijn eigen partijstukken beter te lezen. 

Natuurlijk hebben we problemen. Die hebben met twee dingen te maken: de directe opvangcapaciteit en het draagvlak onder de bevolking. Wat of wie vreemd is, is vaak per definitie bedreigend en hoe kleiner een gemeenschap is, des te zwaarder de impact van de komst van grote groepen nieuwkomers. We hebben Oranje niet nodig om ons dat te realiseren. Het komt ons verstandig voor dat de directe noodopvang alleen daar grootschalig kan zijn waar daar ruimte voor is, zowel fysiek als mentaal. Gelukkig zijn er veel voorbeelden van ruimhartige opvang, zoals in mijn eigen stad Nijmegen, die ruimte biedt aan 3.000 vluchtelingen. Het is een kwestie van schouder aan schouder en van alle hens aan dek, zoals de burgemeesters en de premier zeggen, maar Nederland kan dat aan en de vluchtelingen verdienen onze humane houding. Ik spreek graag mijn grote waardering uit voor de mensen van het COA, van de gemeenten en van de vluchtelingenorganisaties en voor al die vrijwilligers, voor hun onvermoeibare inzet. 

De vraag is overigens of we kunnen volstaan met de middelen die hiervoor worden vrijgemaakt. Mijn partij zou het zeer betreuren als extra middelen, als die nodig zijn, worden gevonden in het ontwikkelingsbudget. Dat moet immers in de eerste plaats worden aangewend voor stabiliteit en welvaart in de regio's waar veel vluchtelingen vandaan komen of nu worden opgevangen. Graag krijg ik op dit punt een reactie van de regering. 

Het politieke debat gaat vooral over de grenzen. We moeten ervan uitgaan dat ook in de komende jaren stromen vluchtelingen naar Europa zullen komen en dat wij daarmee per definitie moeten omgaan met een strikt, rechtvaardig, in Europese kaders ingebed en waar nodig sober asielbeleid, zonder de humaniteit uit het oog te verliezen. Eén fundamentele grens mag daarbij wat mijn fractie betreft zeker niet worden overschreden: mensen die met recht hier zijn toegelaten, kunnen nooit worden behandeld als tweederangsburgers in het woningaanbod, de sociale zekerheid, de arbeidsmarkt of de gezondheidszorg. Ik wil van het kabinet een nadrukkelijke bevestiging daarvan, een bevestiging dat het niet de bedoeling is om vluchtelingen voor jaren en jaren in containerwoningen te stoppen. Dat zouden we in Nederland immers eigenlijk geen beschaving mogen noemen. 

Spreken over de vluchtelingencrisis kan niet zonder ons rekenschap te geven van de Europese context. Er zijn groeperingen die het liefste Europa zouden willen wegdenken en elk moment zouden willen aangrijpen om hun gram te halen over de Brusselse bemoeizucht en het gebrek aan vaderlandse autonomie. Maar is dat nou het probleem? Als gedachte-experiment probeer ik mij voor te stellen dat de EU niet zou bestaan of dat Nederland eruit zou stappen. Zou de welvaart dan toenemen, de criminaliteit afnemen, de internationale spanning aan de grenzen van ons continent verdwijnen, het terrorisme adequater worden bestreden en de vluchtelingenstroom opdrogen? Angstprofeten zijn geneigd om ons dat te doen geloven, maar de werkelijkheid zou veeleer het omgekeerde zijn. Het Europese continent zou een chaos worden van staten die hun eigen handel en industrie zouden beschermen maar die niet opgewassen zijn tegen de grote spelers in de wereldeconomie. Het nationalisme binnen de eigen grenzen zou ons land niet afsluiten voor internationale maffia of terrorisme en ook dan zouden vluchtelingen asiel vragen. En wie dan een muur om ons land zou willen bouwen, figuurlijk en letterlijk, zou merken dat dit in een delta feitelijk niet mogelijk is en dat dit de eigen bevolking ernstig zou beperken in de vrijheden en grondrechten die wij al zo lang genieten. Overigens lukt het zelfs in Noord-Korea niet om een land potdicht te houden. 

De heer Brinkman (CDA):

Mag ik collega De Graaf vragen naar zijn gedachte-experiment pro-Europa? Ik kan die pro-Europese aanpak wel volgen, maar dan is het wel nuttig als je aan de Europese buitengrens gezamenlijk actie onderneemt, zoals de Europese Raad ook voorstelt. Je weet dan van elkaar welke informatie en welke ambtsberichten er zijn. Het lijkt mij heel logisch dat je daarvoor IT gebruikt en data uitwisselt. Dit past naar mijn mening ook in het gedachte-experiment van de heer De Graaf. Ik begrijp dat hij hier nog over aarzelt. Ik ben het met hem eens dat wij hier geen dijken moeten aanleggen en grachten moeten graven, maar begrijp ik nu dat hij dit uit de lucht wil schieten zodat het dataverkeer niet de grenzen kan oversteken om zodoende een beetje secure controle te hebben? Dit is een serieuze vraag. 

De heer De Graaf (D66):

Het is een serieuze vraag, maar mijn gedachte-experiment gaat de andere kant op, namelijk als wij Europa niet zouden hebben. De heer Brinkman denkt aan het Europa dat wij wel hebben en hij wil dat nog verder versterken. Ik ben niet tegen een verdere intensivering van de samenwerking. Ik ga daar nog op in. Dit betekent echter dat wij ook bereid moeten zijn om gegevens uit te wisselen. Overigens moeten wij altijd afwegen wat de overheidsdiensten nodig hebben in relatie tot de privacy van mensen die moet worden beschermd. Wij zullen daartoe af en toe moeilijke keuzes moeten maken. Dit is een discussiepunt waar de heer Brinkman ook op doelt. 

De heer Brinkman (CDA):

Mijn vraag is hoe de heer De Graaf die keuze zal maken. Je weet immers niet op voorhand wie goedwillend en wie kwaadwillend is. 

De heer De Graaf (D66):

Het laatste verstond ik niet. 

De heer Brinkman (CDA):

Hoe maak je de keuze als je niet op voorhand weet wie goedwillend en wie kwaadwillend is? Je zult waarschijnlijk wat meer gegevens moeten uitwisselen om uiteindelijk te kunnen zeven. Zorgvuldig zijn wij allemaal, maar de heer De Graaf moet wel kiezen en niet alleen gedachte-experimenten uitvoeren. 

De heer De Graaf (D66):

Ik hoor de heer Brinkman zeggen dat wij dan waarschijnlijk wat meer informatie moeten delen. Hij weet dus ook niet tot hoever dat moet gaan. Ik ben van mening dat je dit debat niet op voorhand moet uitsluiten. Het is van belang dat wij onze buitengrenzen goed beschermen en daarvoor ook onze overheidsdiensten maximaal uitrusten. Overigens gelden altijd wel grondrechten en die grondrechten moeten wij beschermen. Daarnaast moeten wij de inbreuken afwegen tegen de effectiviteit van dat soort keuzes. 

De heer Brinkman (CDA):

Daar kun je dus geen maanden op wachten. 

De heer De Graaf (D66):

Ook dat laatste was mij niet helemaal duidelijk. Ik weet niet wat de heer Brinkman bedoelde, maar ik neem aan dat de gedachtewisseling op dit punt nog wordt voortgezet. 

Het scenario van "eigen soevereiniteit eerst" faalt dus in alle opzichten, maar met de Europese Unie voortmodderen op de huidige manier is ook geen optie. Een half Europa is immers geen Europa. Dat hebben we gezien aan de moeizame manier waarop de Unie zich tot het Griekse drama heeft verhouden. Terzijde spreek ik mijn waardering uit voor de kalmte en vasthoudendheid waarmee minister Dijsselbloem als voorzitter van de Eurogroep is opgetreden. De Griekse crisis heeft de vraag opgeworpen wat de toekomst van de Europese munt is, maar ook de vraag of er überhaupt een Europese toekomst bestaat zonder de euro. Zoals Angela Merkel het formuleerde: "Scheitert der Euro, dann scheitert Europa". De munt is niet alleen een uitdrukking van een monetaire Europese eenheid, maar vormt ook een van de kernen van het totale Europese project en heeft dus ook een groot politiek, zelfs geopolitiek gewicht. 

De heer Kox (SP):

Ik ken de heer De Graaf als een enthousiast Europeaan. Hij is erg voor grensoverschrijdende Europese samenwerking ter bevordering van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten. Dat deel ik met hem. Nu bekent die Europeaan zich tot het zijn van een "Merkeliaan". De heer De Graaf haalt nu Angela Merkel aan door te zeggen: faalt de euro, dan faalt Europa. Dat gaat een stap verder. Dan maken wij van de euro een conditio sine qua non. Wij hadden toch ook al Europese samenwerking voordat wij de euro hadden? Bovendien heeft een deel van de Europese Unie de euro niet, maar die lidstaten proberen toch te delen in de Europese samenwerking. Gaat de heer De Graaf nu zover dat hij zegt dat de uitspraak van mevrouw Merkel de lijn is die D66 kiest: de Europese samenwerking is totaal afhankelijk geworden van de euro? Dit had ik nog niet eerder gelezen in de publicaties van D66. 

De heer De Graaf (D66):

Wij hebben ons altijd een voorstander betoond van de Europese munt. Dat weet de heer Kox ook. Vervolgens is er een situatie ontstaan waarin wij de Europese munt hebben. Nu is het de vraag — en die beantwoordt mevrouw Merkel en ik ben dat met haar eens — of een fundament onder Europa zou breken als de euro nu zou mislukken. Dat zou uitermate ernstig zijn. Weet u waarom, mijnheer Kox? Omdat het niet alleen een intern Europees project is, maar omdat dit ook te maken heeft met de verhouding van het Europese continent tot andere grote spelers in de wereldeconomie. Men kijkt naar Europa en vraagt zich af hoe stabiel Europa is, of het de problemen aan de grenzen kan oplossen en of het financieel-economisch zo stabiel is dat men erop kan rekenen. Daarvoor is die euro zo van belang. 

De heer Kox (SP):

Even toch wat preciezer. Inderdaad, als het grootste monetaire experiment in de wereldgeschiedenis faalt, is dat een probleem. Daarover zullen wij het snel eens zijn. De vraag is of het falen van dit experiment — want dat is het — tot gevolg zal hebben dat de Europese samenwerking faalt. Dat vind ik veel te ver gaan. Sommige mensen hebben dit schrikbeeld van Europese samenwerking: een groot Duitsland dat zijn mark heeft omgeruild voor de euro en nu wil dat de euro het allesbepalende element van de Europese samenwerking wordt. Het feit dat Groot-Brittannië niet meedoet, is deels al een mislukking, en dat andere landen er maar ternauwernood bij kunnen blijven, is ook voor een deel een mislukking. Ik kan me niet voorstellen dat D66 zegt dat als de euro mislukt, een fundament onder de Europese samenwerking verdwijnt. Dat is toch echt te zwartgallig? 

De heer De Graaf (D66):

Het gaat niet om de vraag wat je dertig jaar geleden wilde of nuttig vond, het gaat om de huidige situatie. De euro is nu voor de kernlanden van Europa een belangrijke feitelijke aanwezigheid en van belangrijke economische betekenis. Die euro kan niet zomaar van tafel worden geveegd, want als dit wel gebeurt, gebeurt er meer dan dat alleen de munt verdwijnt. Dat zegt mevrouw Merkel en ik ben het daar van harte mee eens. Ik weet van de SP en de heer Kox dat zij anders denken over de euro. Dat hoeft hier niet nog een keer te worden uitgevent. Dat weten wij al. 

De heer Kox (SP):

Ik dank collega De Graaf voor de nuancering. Nu zegt hij dat het een groot probleem zou zijn als de euro zou falen. Daarover zijn wij het eens. Maar ik stel vast dat hij toch niet helemaal een Merkeliaan is geworden, want mevrouw Merkel heeft echt iets anders gezegd. Zij zei: "Scheitert der Euro, dann scheitert Europa". 

De heer De Graaf (D66):

Dat is precies wat ik zojuist citeerde, maar de uitspraak van de heer Kox is fraaier. Feitelijk zegt hij hetzelfde als ik: als de euro nu faalt, heeft Europa een groot probleem en faalt Europa, los van de vraag of de heer Kox tien of vijftien jaar geleden voor of tegen de introductie van de euro was. 

De heer Koffeman (PvdD):

Aansluitend op dit punt. Collega De Graaf zegt terecht dat de euro van groot belang is voor het welslagen van het Europese project, althans voor de afloop van de vraag hoe de munt kan worden heel gehouden. Hetzelfde geldt voor het vluchtelingenvraagstuk; dat geeft de heer De Graaf ook aan. Wij hebben een Europa van verschillende economische snelheden. Wij hebben de problemen die daaruit voortkomen gezien bij de euro: arme landen, rijke landen, succesvolle landen en minder succesvolle landen. Het is moeilijk om gezamenlijk een munt overeind te houden. Wij zien dit opnieuw bij de vluchtelingencrisis. Als vluchtelingenquota worden verdeeld over Europa, komen er groepen vluchtelingen in bijvoorbeeld Hongarije en Roemenië terecht en het is veel minder aantrekkelijk om daar te worden opgevangen dan in andere Europese landen. Hoe kijkt D66 in die zin aan tegen het risico dat je binnen een Europa zonder grenzen bewegingen van asielstromen krijgt naar het punt waar de situatie voor vluchtelingen het beste is? 

De heer De Graaf (D66):

Dat komt nog in de rest van mijn betoog. Ik ben een voorstander van Europese afspraken en dus ook van een Europese verdeling. Ik meen dat dit te maken heeft met de noodzaak om gezamenlijk de lasten te dragen, voor zover het een last is, en ervoor te zorgen dat niet alle vluchtelingen naar één deel van Europa gaan. Wij hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij wij rekening moeten houden met economische verschillen en de opvangcapaciteit in economische zin. Daar horen wij rekening mee te houden en dit zou een leidend beginsel moeten zijn in Europa uitgaande van de gedachte: wij moeten met zijn allen de verantwoordelijkheid willen dragen voor de beheersing van de vluchtelingenstromen. 

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is precies wat ik zei. Mijn vraag aan de heer De Graaf is hoe je ervoor kunt zorgen dat die verdeelde contigenten over Europa blijven waar zij zijn ingedeeld en dat asielzoekers die zijn toegewezen aan Hongarije of Roemenië, niet vervolgens de bus naar Oostenrijk, Duitsland of Nederland nemen. 

De heer De Graaf (D66):

Als zij een status hebben, mogen ze best op vakantie gaan naar een ander deel van Europa. Als wij 7.000 of 8.000 vluchtelingen krijgen toegewezen die hier worden opgevangen en een status krijgen, krijgen zij hier voorzieningen en worden zij hier als burger beschouwd. Dan hebben zij hier rechten die zij in andere Europese landen niet hebben. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Koffeman. 

De heer Koffeman (PvdD):

Ja, dat begrijp ik maar dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. De heer De Graaf heeft ook de beelden gezien dat asielzoekers in Hongarije bijvoorbeeld van de Hongaarse overheid bussen krijgen, naar de Oostenrijkse grens gaan en dat zij aan de Oostenrijkse grens niet tegengehouden kunnen worden vanwege de massaliteit. Als die groepen asielzoekers, die in delen van Europa terechtkomen waar ze het niet goed hebben en ze gaan op zoek naar een deel van Europa waar ze het beter kunnen hebben; hoe ziet de heer De Graaf in dat kader de Europese samenwerking, de Europese verantwoordelijkheid en de gedeelde verantwoordelijkheid? 

De heer De Graaf (D66):

Ik heb het antwoord al gegeven. Er zal rekening gehouden moeten worden met de economische omstandigheden, maar het kan natuurlijk niet dat je Europese afspraken maakt over een evenredige verdeling en dat je vervolgens zegt: maar, à propos, iedereen kan naar Zweden of naar Nederland of naar Duitsland. Dan heb je namelijk geen evenredige verdeling. 

Als we in onzekere tijden een schild willen vormen voor onze burgers tegen al die bedreigingen en risico's — ik noem in dit verband ook de onverantwoorde Russische expansiedrift — dan kunnen we niet met een halve Europese dop volstaan. Dan zullen we stappen vooruit moeten zetten om de gezamenlijke belangen veilig te stellen. Dat geldt in het bijzonder ook het vluchtelingenvraagstuk. Merkel en Hollande hebben gelijk met hun oproep tot méér Europa. Alleen gezamenlijk en met een evenredige verdeling kan de druk van vluchtelingenstromen worden beheerst en alleen gezamenlijk kunnen we meer doen aan de buitengrenzen van Europa en investeren in opvang van vluchtelingen in de regio. 

En de bondskanselier en president hebben ook gelijk met hun pleidooi voor een offensiever Europa dat gericht is op conflictoplossing en preventie in en buiten de EU. Mijn fractie vindt het daarom onontkoombaar dat we Europa versterken in plaats van langzaam laten afbrokkelen. 

Duitsland en Frankrijk hinten op een verdere ontwikkeling van de politieke unie. Ook daar wil ik graag een reactie op van de minister-president. Is hij het met mij eens dat een sterke politieke unie niet alleen rond de Duits-Franse as kan worden gebouwd maar dat daarvoor Britse betrokkenheid onontbeerlijk is en dat hij er alles aan moet doen om zijn vriend Cameron erbij te houden? En is hij het ook met mij eens dat er een nieuwe buitenlandstrategie van de Europese Unie moet komen die Europa één stem geeft in plaats van dat de Europese landen bij voortduring met elkaar concurreren om ook iets te mogen zeggen, bijvoorbeeld in de Veiligheidsraad? Een belangrijke pijler, tot slot, onder die politieke unie is een versterkte Europese defensiesamenwerking waarvoor de fundamenten lang geleden zijn gelegd in de West-Europese Unie. Wat of wie verzet zich er eigenlijk tegen om hieraan meer te doen, vraag ik de regering. 

De internationale rechtsorde baart ons zorgen. Mijn voorganger als fractievoorzitter, Roger van Boxtel, sprak daar vorig jaar al over. Zowel institutioneel als qua instrumentarium functioneert die gebrekkig. Den Haag is de wereldhoofdstad van vrede, recht en veiligheid maar wij zijn tot nu toe niet in staat om een MH17-tribunaal van de grond te krijgen. De militaire strijd tegen internationaal terrorisme in Syrië ontbeert een duidelijke volkenrechtelijke basis door VN-resoluties. En in Guantánamo Bay zitten nog steeds mensen gevangen zonder proces omdat president Obama ze in eigen land niet kwijt kan en landen als Nederland niet bereid zijn, ondanks dringende verzoeken, mee te werken om deze humanitaire schande uit te wissen. Voorlopig niet, schrijft minister Koenders in antwoord op vragen van onder meer PvdA-collega Nico Schrijver en mij. Wat betekent dat? Is dat wachten op Godot of wachten op een nieuw kabinet? 

De nationale rechtsorde is evenmin een rustig bezit, net als onze rechtsstaat. In politieke zin worden die beide behartigd door het departement dat ongelukkigerwijze vijf jaar geleden is omgedoopt tot Veiligheid en Justitie. Alleen de volgorde al deugt niet. 

De rechtsorde staat onder druk door een moeizaam functioneren van de strafrechtketen met slechte communicatie tussen politie en Openbaar Ministerie en nog slechtere communicatie tussen het Openbaar Ministerie en het ministerie zelf. Ik ga de affaires en rapporten van de afgelopen jaren hier niet opsommen. Dan blijf ik bezig, maar u zult begrijpen dat bijvoorbeeld het rapport-Hoekstra mijn fractie heeft geschokt. De huidige minister van Justitie heeft de omvang van de problematiek duidelijk wel in beeld; één fotootje in de Telegraaf zegt meer dan duizend woorden … 

Mijn fractie was indertijd tegen de beslissing om het politiebeheer over te brengen naar Justitie omdat dit een te grote machtsconcentratie betekende dan in een rechtsstaat verantwoord is en omdat de politie zo werd losgezongen van de lokale gemeenschappen. Maar er zijn nieuwe redenen bijgekomen: het ministerie is te log, te veelomvattend, te slecht aan te sturen en te brandbaar. Bovendien is Binnenlandse Zaken betrekkelijk verweesd geraakt. Wat mijn fractie betreft herstellen we de fout liefst onmiddellijk, maar dat zal wel niet kunnen, maar dan toch met ingang van het volgende kabinet. 

De reorganisatie van de inmiddels genationaliseerde politie is vooralsnog een gebed zonder end en de begroting toont opmerkelijke gaten. Hoeveel vertrouwen kunnen wij hebben in de belofte dat het allemaal wel goed komt? Wij zien dat niet alleen de rechtsorde maar ook de rechtsstaat onder druk komt. De rechterlijke macht gaat de rechtbanklocaties door opgelegde bezuinigingen beperken met alle nadelige gevolgen van dien voor de steden en de rechtzoekenden. De beoogde bezuinigingen op de rechtsbijstand en de griffierechten beperken de toegang tot de rechter en zijn nog steeds niet uit de boeken, en het kabinet gaat onder deze nieuwe minister onverdroten door op een dominante repressieve koers met meer bevoegdheden en minder grondrechtbescherming. De missie van het ministerie is "bouwen aan een sterke en moderne rechtsstaat". Ik zou liever spreken van een pretentie die helaas niet wordt waargemaakt. U zult begrijpen dat wat mijn fractie betreft het begrotingshoofdstuk Veiligheid en Justitie nadrukkelijke behandeling in deze Kamer vergt. Wij zijn erg benieuwd wat de woorden van de heer Hermans voor uitwerking hebben op het kabinet en de plannen om met bijstellingen van de begroting te komen. 

De rechtsstaat functioneert per definitie binnen een democratische context. En de democratie kan niet bestaan zonder rechtsstaat. Wij vieren over enkele dagen met een feestelijke bijzondere Verenigde Vergadering het 200-jarig bestaan van ons parlement, onze beide Kamers der Staten-Generaal. Overigens was het eerste serieuze parlement natuurlijk dat van de Bataafse republiek, maar dat feest misschien wat minder prettig. 

Maar niet alleen dit kabinet en de coalitie zijn breekbaar, ook onze democratie. Ze wordt bij voortduring belaagd, ook vanuit eigen gelederen. Tot vier maal toe noemde de leider van de PVV tijdens de algemene beschouwingen aan de overkant de volksvertegenwoordiging een nepparlement. Zelf zit hij daar overigens al 17 jaar in. De voorzitter van de Tweede Kamer en de minister-president lieten die belediging van de parlementaire democratie toen onweersproken. Ik zou menen dat het op de weg van de premier ligt om hier, onderdeel van hetzelfde parlement, er alsnog expliciet afstand van te nemen. Dat vind ik nu echt Chefsache. 

En ik vraag de minister-president ook om zelf staatsrechtelijke zuiverheid te betrachten. In het verleden werden ministers door de premier van dienst nogal eens terechtgewezen als zij persoonlijke opvattingen debiteerden zonder grondslag in het kabinetsbeleid, als "mens" zeg maar, en niet als minister. 

Deze premier doet helaas precies hetzelfde en corrigeert zichzelf niet. Het is op zich zeer te betreuren dat een minister-president van de rechtsstaat Nederland van opvatting is dat het beter is dat een jihadganger in Syrië om het leven komt dan dat hij hier terugkeert. Maar het is bovendien onzuiver om als minister-president dit te verdedigen als een persoonlijke opvatting die los staat van het kabinetsbeleid. Onzuiver en onjuist. Het beginsel van eenheid van regeringsbeleid staat simpelweg niet toe dat ministers over gevoelige zaken eigen opvattingen naar buiten brengen die niet overeenkomen met het kabinetsstandpunt. En juist de minister-president is de grondwettelijke bewaker van die eenheid van regeringsbeleid. Het zou de premier sieren als hij zich daarvan bewust is en er naar handelt. 

Onze democratie is breekbaar en moet onderhouden worden. Als we eerlijk zijn, is er eigenlijk geen groot onderhoud meer gepleegd sinds 1917. We zijn inmiddels ettelijke staats- en andere wijze commissies verder maar in 100 jaar hebben we de zaak grotendeels gelaten zoals hij was. Nergens is de behoudzucht zo groot als bij de constitutie. Mijn fractie meent dat elk initiatief om opnieuw naar de staat van de parlementaire democratie te kijken, moet worden beloond, als het althans een serieus initiatief is. Er is inmiddels een jaar verstreken sinds de heer Hermans met een voorstel voor een staatscommissie kwam. Hoe groot is dan eigenlijk de urgentie, ook bij de initiatiefnemers? Aan mijn fractie ligt het niet, maar misschien wel aan het zoveelste gebrek aan echt politiek commitment voor echte democratische vernieuwing. En als dat politiek commitment op de voorhand afwezig blijkt, bijvoorbeeld doordat de opdracht zeer mager is of doordat er een te grote distantie is van de leiding van de politieke partijen om echt mee te werken aan zo'n staatscommissie, dan moeten we er niet aan beginnen. De democratie is niet gebaat bij opnieuw een lege huls. Ik neem aan dat de regering dat met mij eens is, en hopelijk de andere fracties ook. Als we het doen, moeten we het goed doen, en anders niet. 

Ik wacht met belangstelling de bijdragen van anderen en het antwoord van de regering af. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter. Weer staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht. De grote recessie die ons werelddeel vanaf 2008 trof, betekende al een ongekend beroep op het vermogen tot samenwerking binnen de Unie. Met veel vallen en opstaan is dat gelukt. Daar komen de vluchtelingen die Europa binnentrekken nu bij. Het vergt duurzame afspraken binnen de Unie om daar een houdbaar antwoord op vinden. En we zien opnieuw dat dat veel moeite en inspanning kost. 

Het is verleidelijk om de vluchtelingen, die inmiddels ook ons land bereikt hebben, te zien als één geheel. Zo wordt er ook vaak over gepraat: we hebben het over "een vluchtelingencrisis" of "de asielzoekersstroom". We lijken te vergeten dat het hier over individuen gaat, over mensen. 

Het gaat bijvoorbeeld over Abdul, 9 jaar oud. Hij verkoopt water en tissues in de straten van Istanbul om te helpen zijn vader, moeder, broertjes en zusjes in leven te houden. Er is voor hem geen onderwijs in het kamp waar hij woont. In Syrië wilde hij dokter worden, maar het vermogen om te lezen en schrijven is hij na twee jaar in het kamp verloren. 

Of het gaat over het verhaal van Naser en Jumana Hamada. Zij overleefden gescheiden van elkaar de levensgevaarlijke tocht over de Middellandse Zee. Deze zomer is hun dochter Salam verdronken tijdens de zwemles in Nederland. 

Mensen hadden in Syrië een leven: dromen, een bedrijf, onderwijs en een toekomst. Alles is uit hun handen geslagen door een gruwelijke oorlog, waarin alle strijdende partijen vooral zo veel mogelijk burgerslachtoffers lijken te willen maken. 

Het is belangrijk dat ook in deze crisis regeringen de verhalen van individuele mensen gewicht in de schaal toekennen. Als zij dat niet doen, is werkloosheid een cijfer en zijn vluchtelingen alleen maar "zij". Als wij, politici en beleidsmakers, ons laten wegglijden in zulk wij-zij-denken, doen we de mensen waar het om gaat tekort. Maar we doen dan ook de Nederlandse samenleving of, zo men wil, de Nederlandse identiteit tekort. Vorig jaar keek de hele wereld mee toen de lichamen uit vlucht MH17 naar huis kwamen. Een Russische vrouw uit mijn kennissenkring snikte toen: "Voor jullie, Nederlanders, telt ieder mens". Misschien beseffen we in Nederland met elkaar te weinig hoe bijzonder en waardevol dat is en hoe zuinig we daarop moeten zijn. 

De verhalen van de vluchtelingen die in Europa een nieuwe, veilige toekomst zoeken, zijn nog niet af. Hun wacht nog perspectief, gastvrijheid en steun, maar ook ontworteling, angst, onbegrip en uitstoting. Het is hartverwarmend om te zien hoeveel mensen in ons land bereid zijn om vluchtelingen op weg te helpen. Maar het is ook belangrijk om bezig te zijn met wat dit voor onze samenleving betekent. Er komen ook mensen Nederland binnen die ver afstaan van de vrijheid en de autonome waarde die elke man, elke vrouw en ieder kind hier hebben. Het is begrijpelijk dat die afstand weerstand oproept. 

Angst is altijd een slechte raadgever, maar hij verdwijnt niet door hem te onderdrukken. Nederland kan de komst van vluchtelingen aan, maar dat gaat niet vanzelf. Er moeten taallessen en onderwijs worden georganiseerd en er zijn banen en huizen nodig, die er nu al niet voldoende zijn voor iedereen. Daarnaast is het nodig om actief te investeren in de sociale cohesie in ons land. De verhalen van mensen die vluchtelingen in hun wijk ontvangen, doen er ook toe. Willen we dit laten slagen, dan moet het kabinet ook naar hen luisteren, hen serieus nemen en hun problemen helpen oplossen. 

Wij zien hoe het kabinet, met de staatssecretaris van Justitie voorop, het COA, de betrokken gemeenten en de maatschappelijke organisaties keihard werken om de eerste opvang te regelen. Wij vragen de minister-president vandaag echter wel wat er daarna gaat gebeuren. Gaat het kabinet met dezelfde grote inzet verder, om ervoor te zorgen dat vluchtelingen zo snel mogelijk hun draai in ons land zullen vinden? Komt er bijvoorbeeld extra ondersteuning voor scholen en volwasseneneducatie om mensen Nederlands te leren, hun talenten te ontplooien en hun te leren wat burgerschap in ons land inhoudt? Wat gaat het kabinet doen om de dialoog in onze samenleving te stimuleren en om angst en onbegrip over en weer te verminderen? 

Ondertussen is het belangrijk om oog te houden voor de reden waarom burgers van Syrië hun land verlaten. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik hoor mevrouw Barth een vurig pleidooi houden voor vluchtelingen, asielzoekers enzovoorts. Ik wilde dat ze dat eens een keer deed voor de ouderen van Nederland. De PvdA heeft de ouderen van Nederland namelijk gruwelijk in de steek gelaten. In de begroting staat dat er 1,5 miljard naar de opvang van asielzoekers gaat. Zou zij dat niet liever aan de ouderen van Nederland willen geven? Het zijn namelijk de Nederlanders die haar het mandaat hebben gegeven om hen en hun ideeën in dit huis te vertegenwoordigen. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Het kan aan mij liggen, maar de ouderen in mijn omgeving zijn juist allemaal heel trots op het feit dat Nederland openstaat om mensen, die vluchten voor een verschrikkelijke oorlog, een veilig thuis te bieden. Mijn partij is er niet van om groepen tegen elkaar uit te spelen. Wij proberen mensen juist met elkaar te verbinden. Het is volgens mij geen echte solidariteit om de solidariteit met de ene groep weg te strepen tegen de solidariteit met de andere groep. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Volgens mij lukt dat verbinden niet zo goed. Als ik zo rondkijk in Nederland, zie ik hoeveel weerstand er bij de mensen is tegen al deze asielzoekers. Als mevrouw Barth gewoon eens gaat kijken bij inspraakavonden, dan zal zij toch een heel andere mening moeten hebben. Volgens mij is er helemaal geen solidariteit tussen de groepen. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik zie in elk geval hoe de politieke beweging van mevrouw Faber zijn uiterste best doet om de verbinding in ons land over de opvang van vluchtelingen kapot te maken. Daar spint die beweging kennelijk in de peilingen garen bij. Ik zou mevrouw Faber er echter op willen wijzen dat er nog steeds een ruime meerderheid in Nederland een andere mening toegedaan is en die verbinding wel zoekt. Ik heb in mijn tekst gezegd dat dat niet vanzelf gaat. Daar moet je heel veel energie in steken en heel veel aandacht voor hebben. Dat betekent ook dat je een open gesprek met elkaar moet durven voeren en je naar elkaar moet willen luisteren. Dat zijn allemaal waarden waar mevrouw Faber niet voor staat. Dat is haar goed recht. Het helpt echter niet echt om ervoor te zorgen dat mensen die een gruwelijke oorlog ontvlucht zijn, zich in Nederland welkom en veilig voelen. Dat is volgens mij wel nodig om dit project te laten slagen. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp dat die peilingen een beetje pijn doen bij de PvdA. Dat snap ik wel. Maar wij komen op voor de Nederlandse waarden en niet voor al die islamitische waarden, die onder andere de partij van mevrouw Barth dit land in pompt. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Het verbaast mij dat mevrouw Faber zegt op te komen voor de Nederlandse waarden. Het beste bewijs voor het feit dat dit flauwekul is, kijkt vandaag letterlijk op ons neer, grappig genoeg. Deze zaal is gebouwd in 1651, drie jaar na het einde van de Tachtigjarige Oorlog. De jonge republiek ging zichzelf toen regeren en bouwde een zaal om die regering, de Staten-Generaal, een onderdak te geven. Het plafond van deze zaal laat zien wat het visitekaartje is waarmee die jonge republiek zich presenteerde aan de rest van de wereld. En wat liet die republiek zien? Wij komen over de hele wereld. Als er dus één partij is die de Nederlandse waarden geweld aandoet, dan is het de partij van mevrouw Faber. De grenzen dichtdoen is namelijk het meest on-Nederlandse wat je kunt zeggen en vinden. Ons land is juist altijd een open samenleving geweest, zowel overdrachtelijk wat betreft de rechten van mensen, als letterlijk. We hebben open grenzen naar de wereld toe. Wij komen over de hele wereld en de wereld komt ook naar ons. Misschien zou mevrouw Faber zelf een inburgeringscursus moeten volgen, want dan leert zij dit allemaal. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ondersteun van harte het pleidooi van mevrouw Barth voor een betere integratie van statushouders. Ik hoor graag van haar hoe haar fractie aankijkt tegen de plannen voor versobering van de voorzieningen voor statushouders. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Het kabinet heeft gisteren afspraken gemaakt: hoe kunnen we de opvang goed regelen en hoe zorgen we ervoor dat daar meer tempo in komt? Ik heb niet het gevoel dat er sprake is van een stevige versobering, maar ik moet toegeven dat ik gisteravond niet meer de gelegenheid heb gehad om de plannen van de coalitie in detail op mij te laten inwerken. Het lijkt mij goed dat de minister-president er straks een uitgebreide toelichting op geeft. Volgens mij is de kern van de afspraken dat er meer tempo komt om ervoor te zorgen dat er voldoende huisvesting zal zijn voor vluchtelingen met een status die wachten op een huis en dat ook de hoogte van de bijstand voor vluchtelingen niet wordt aangetast. Op dit moment zie ik dan ook niet zo heel veel aanleiding om te spreken van versobering; wel van versnelling, maar die is hard nodig. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het is heel belangrijk dat de PvdA duidelijk maakt dat van een verlaging van de sociale rechten geen sprake kan zijn. Dat zou ook in tegenspraak zijn met de Europese regels, want statushouders hebben dezelfde rechten als Nederlanders. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb begrepen dat ook de hoogte van een bijstandsuitkering voor een vluchteling gewoon gekoppeld blijft aan de loonontwikkeling in Nederland. Ik ga ervan uit dat de minister-president in de eerste termijn een uitgebreide toelichting geeft. 

De heer Kox (SP):

Ik luister met plezier naar de warme en waardevolle woorden van collega Barth, als het gaat over waar Nederland goed en groot in is: hulp bieden aan mensen in nood. Zo-even zei de fractievoorzitter van de VVD dat hij het er met de PvdA over eens is geworden dat we het plan-Azmani gaan uitvoeren. Hoewel collega Hermans zegt dat het er niet in staat, staat in dat plan gewoon: Europa voor Europese vluchtelingen. Dat zijn dus geen mensen uit Syrië, Irak, Eritrea of Afghanistan. Heeft hij gelijk? Zegt mevrouw Barth hier: we zouden het wel goed willen doen, maar we hebben helaas het plan-Azmani moeten omarmen, samen met mevrouw Merkel, Hollande en de hele Europese Unie? Of zegt zij: nee, dit is toch echt wensdenken van de VVD, zo ver gaan we in dit land nog lang niet? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb vooral en met veel plezier kunnen vaststellen dat de Partij van de Arbeid en de VVD opnieuw als coalitie erin geslaagd zijn om het eens te worden over een probleem dat de gemoederen in het land enorm bezighoudt. Wij zijn er opnieuw in geslaagd om een door anderen veronderstelde kloof tussen onze partijen op een goede manier te overbruggen. Zowel mijn partij als de partij van de heer Hermans herkent zich in de aanpak die het kabinet kiest. Dat alleen vluchtelingen afkomstig uit Europa een plekje kunnen vinden in Nederland, is niet tot kabinetsbeleid verheven. Dat wij proberen om ervoor te zorgen dat mensen die naar Nederland willen komen al asiel kunnen aanvragen in de regio, is wel overgenomen. Wij staan daar van harte achter. Als wij erin slagen om mensen in de regio asiel in Nederland te laten aanvragen, dan ondernemen zij die levensgevaarlijke tocht met die wrakke bootjes niet meer. Wij hopen allemaal dat zulke gevaarlijke overtochten niet meer nodig zullen zijn. 

De heer Kox (SP):

Mevrouw Barth heeft een lang antwoord nodig om niet ja of nee te hoeven zeggen. Toch was dat mijn vraag. Collega Hermans heeft het expliciet een succes van zijn partij genoemd dat het plan-Azmani, waar toen laatdunkend over werd gedaan — hij doelde heel expliciet op leden van de partij van mevrouw Barth en van mijn partij — nu regeringsbeleid en Europees beleid is geworden. Dat mevrouw Barth en de PvdA het over een heleboel dingen eens zijn geworden, is uitstekend. Maar is de PvdA het erover eens geworden dat het plan-Azmani de kern van het Nederlandse beleid is? Als dat zo is, dan hebben we een probleem. Als dat niet zo is, dan heeft alleen de heer Hermans een probleem. Dat vind ik dan minder erg. 

Mevrouw Barth (PvdA):

De heer Kox vindt het jammer dat ik veel woorden nodig heb, maar dit onderwerp heeft nu juist heel hard nuance nodig. Ik ga geen enkele vraag over vluchtelingen in Nederland reduceren tot eenlettergrepige antwoorden. Juist wanneer je poogt om hier alleen maar met eenlettergrepige antwoorden te werken, doe je de zaak zo slecht recht en geef je veel te veel ruimte aan emotie. Overigens heb ik wel degelijk antwoord gegeven op zijn vraag. De VVD en ook de Partij van de Arbeid herkennen zich in het kabinetsbeleid. Het element van het plan-Azmani dat de heer Kox specifiek noemde, namelijk dat Nederland alleen nog maar open zou staan voor vluchtelingen met een Europese nationaliteit, is niet verheven tot kabinetsbeleid. Dat zal in een kabinet met de Partij van de Arbeid ook nooit gebeuren. 

De heer Kox (SP):

Het was echt niet mijn bedoeling om mevrouw Barth in een spelletje "geen ja en geen nee" te betrekken. Het ging mij erom dat de fractievoorzitter van de VVD expliciet zei dat het plan-Azmani de kern van het regeringsbeleid was geworden. Ik denk te weten dat de Partij van de Arbeid het daar niet mee eens is en dat ook niet gelooft. Daar mag ik toch ja of nee op vragen? Klopt de stelling van de heer Hermans dat het plan-Azmani de kern van het regeringsbeleid is of klopt die niet? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Elementen van het plan zijn overgenomen, maar het plan is niet integraal overgenomen. Zo gaat dat ook als je regeert, want je moet dan compromissen sluiten. Dat zou u toch in een aantal colleges van Gedeputeerde Staten inmiddels hebben moeten leren. 

De heer De Graaf (D66):

En in stadsbesturen, maar dat terzijde. 

Ik vond het wel charmant dat mevrouw Barth een poging deed om kloven te dichten tussen de PvdA en de VVD of te ontkennen dat die er zijn: de buitenwereld denkt dat maar, dat is in werkelijkheid niet het geval en iedereen kan zich herkennen in het kabinetsbeleid. Kan mevrouw Barth zich echt herkennen in het beleid om statushouders niet meer voor de normale woningmarkt in aanmerking te laten komen, maar langjarig in containerwoningen te laten verblijven onder vermindering van hun bijstandsrechten? Wil de PvdA-fractie dat en staat zij daar ook volmondig achter? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb in antwoord op vragen van mevrouw Strik al aangegeven dat de hoogte van bijstandsuitkeringen voor vluchtelingen gewoon gekoppeld blijft aan de loonontwikkeling in Nederland. Er zal dan ook geen sprake zijn van achterstelling. Ik heb begrepen — ik hoor de nadere details heel graag van de minister-president — dat wij nu heel snel woningen gaan bouwen om ervoor te zorgen dat statushouders zo snel mogelijk de opvang uit kunnen. Daarmee komen wij af van de verstopping in de opvang die op dit moment tot zo veel problemen leidt. Dat er tijdelijke maatregelen worden genomen die tot sobere en snel gebouwde woningen leiden, is helaas noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de doorstroming weer op gang komt. Dat zal natuurlijk nooit een langjarig perspectief kunnen zijn. Het is in de volle breedte in Nederland heel nodig dat er meer woningen worden gebouwd en vooral sociale huurwoningen, zo zeg ik met veel nadruk in de richting van de heer De Graaf. Het is belangrijk dat er meer sociale huurwoningen komen, zodat wij statushouders een goed huis kunnen bieden. 

De heer De Graaf (D66):

Is mevrouw Barth het met mij eens dat asielzoekers die een status hebben gekregen, een tijdelijke verblijfsvergunning voor de komende jaren, dezelfde rechten moeten hebben op de woningmarkt als anderen en dus niet alleen voor containerwoningen, maar ook voor andere woningen op de gewone huizenmarkt in aanmerking kunnen komen? Dat hoor ik dan graag. Dat lijkt mij niet helemaal te sporen met het door haar herkende kabinetsbeleid. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Nogmaals, voor zover ik de plannen van het kabinet gisteravond in de gauwigheid tot mij heb kunnen nemen, heb ik begrepen dat het kabinet ervoor kiest om eerst flink te gaan bouwen en dat daarna pas wordt bekeken of het noodzakelijk is om andere maatregelen te nemen in verband met de status die mensen op de woningmarkt hebben. Het is voor heel veel woningzoekenden in Nederland van belang dat de sociale woningbouw snel wordt uitgebreid. Ik hoop dat de partij van de heer De Graaf dat ook steunt, want ik zie dat zijn partij in de praktijk vooral pleit voor meer woningen in de vrije sector. Als wij in de komende jaren daaraan prioriteit geven, weten we zeker dat de doorstroming van vluchtelingen niet op gang komt. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik heb nog een vraagje over de opvang in de regio die ik ook aan de heer Hermans heb gesteld. Nu wordt het grootste deel van de mensen al opgevangen in de regio. In het plan wordt voorgesteld om mensen toch weer terug te sturen naar die regio. Ik heb twee vragen aan mevrouw Barth. Vindt zij het een evenredige verdeling als 100% in de regio wordt opgevangen en hier niemand? Als zij dat niet vindt, vindt zij dan niet dat Nederland veel meer vluchtelingen zou moeten uitnodigen vanuit de regio? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik denk dat het heel belangrijk is dat er in Europees verband veel meer geld naar de regio toe gaat om de situatie in vluchtelingenkampen te verbeteren en te verlichten. Ik gaf zojuist het voorbeeld van een jongetje van 9 jaar dat al tweeëneenhalf jaar geen onderwijs meer heeft gehad, omdat het in die kampen niet geboden wordt. Dat is een schandaal. Alles wat wij vanuit ons rijke continent kunnen doen om daar verbetering in te brengen, moeten we doen. Tegelijkertijd vind ik dat we in Europese samenwerking moeten kijken hoe we de vluchtelingenstroom zo verdelen dat we rechtdoen aan de verantwoordelijkheid die wij mede dragen om vluchtelingen die een veilig heenkomen zoeken, onderdak en een welkom in onze samenleving te bieden. Dat moet echter stroken met het draagvlak dat we binnen onze eigen samenleving overeind kunnen houden. Daar zit een spanning in en die los je niet op door uitspraken te doen dat het maar een kilo meer of een onsje minder moet, of helemaal minder. Ik vind dat we met elkaar steeds op zoek moeten naar het evenwicht tussen het draagvlak onder de bevolking voor het Nederlandse asielbeleid en onze verplichting als rijk en welvarend land met open grenzen, om mensen die op zoek zijn naar een veilige toekomst, de ruimte te bieden. 

Ik vervolg mijn betoog als dat mag. Ondertussen is het belangrijk om oog te houden voor de reden waarom burgers van Syrië hun land verlaten. Het is pijnlijk om de machteloosheid te zien van Europa en de wereld om daar iets tegen te doen. Twintig jaar geleden kwamen er ook vluchtelingen naar Nederland. Ik kan overigens niet genoeg benadrukken dat het er toen veel meer waren dan nu. Destijds kwamen ze uit het voormalig Joegoslavië. Ook die burgeroorlog leek hopeloos. Het is en blijft beschamend dat Europa toen de Verenigde Staten nodig had om een eind te maken aan dat conflict. De oorlog in Syrië is nog complexer dan die in Joegoslavië was en met de interventie van Rusland is de situatie weer gevaarlijker geworden. Er zijn immers maar weinig illusies mogelijk over de intenties van Poetin met de regio, ons continent en de wereldvrede. 

Dit conflict kunnen we alleen tot een einde brengen door een gezamenlijk gedragen internationale politieke agenda, om te beginnen in Europa. Die agenda moet er dus komen, hoe moeilijk dat ook zal zijn. Dat is noodzakelijk voor Syrië, maar ook voor onszelf. Ons continent is voor de rest van de wereld nog steeds een baken van vrede, vrijheid en welvaart. Dat zien de vluchtelingen heel goed. In de ogen van onze fractie is de keuze daarom simpel: als wij Europa niet naar de wereld brengen, dan komt de wereld naar Europa. 

De Unie heeft daarom dringend behoefte aan een gezamenlijk plan waarmee een actieve bijdrage wordt geleverd aan vrede en veiligheid in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Nederland zou bij het tot stand brengen daarvan haar traditionele voortrekkersrol moeten willen nemen, zeker nu het voorzitterschap van de Unie voor de deur staat. Is het kabinet daar toe bereid? 

Wat betekent deze opgave volgens de minister-president voor Europa zelf? Het wordt steeds duidelijker dat gezamenlijk optrekken binnen de Unie noodzakelijk is om grote mondiale problemen aan te kunnen. Tegelijkertijd zijn de middelpuntvliedende krachten groter dan ooit. Wat kan en wil het kabinet doen om de legitimiteit van Europa te versterken? 

Is het kabinet bereid om met ons land een actievere rol op zich te nemen in de Verenigde Naties, om de stilstand rond Syrië daar te helpen doorbreken? Dat is toch zeer passend voor een land dat een zetel in de Veiligheidsraad ambieert? 

Nog steeds staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht: het bestrijden van de financieel-economische crisis. De minister-president en minister Dijsselbloem hebben er deze zomer belangrijk aan bijgedragen dat de recessie zich niet opnieuw heeft verdiept, door het ineenstorten van Griekenland en het desintegreren van de Unie te voorkomen. Je zou willen dat bij alle politieke leiders zo stevig tussen de oren zat wat zij deze zomer namens het kabinet in praktijk hebben gebracht: het idee dat politieke stabiliteit en voorspelbaarheid onmisbare voorwaarden zijn voor welvaart en economische voorspoed. 

Met vaste hand laveert het kabinet nu al drie jaar langs alle kliffen en draaikolken, vanuit de overtuiging dat politieke stabiliteit noodzakelijk is om ons land de weg omhoog weer te doen vinden. Eindelijk hebben we land in zicht: het gaat weer beter met de economie. De export groeit, het producentenvertrouwen gaat omhoog, de huizenmarkt trekt aan, bestedingen van consumenten nemen toe en de werkgelegenheid stijgt. Nu komt het er op aan ervoor te zorgen dat alle Nederlanders gaan profiteren van het economisch herstel. Dat gaat niet vanzelf. Uit het baanbrekende Sociaal en Cultureel Rapport van 2014, 'Verschil in Nederland', dat onder leiding van oud-collega Kim Putters is opgesteld, blijkt dat het met zo’n 70% van de Nederlanders goed tot zeer goed gaat. Maar zo’n 30% van de Nederlanders loopt risico op een blijvende achterstand. Met name laagopgeleiden zijn kwetsbaar. Hun kans op werk wordt kleiner door technologische ontwikkelingen en robotisering. Ze zijn veel vaker tegen hun wil aangewezen op tijdelijk werk, kleine aanstellingen of flexbanen. 

Nederland is vergeleken met de rest van de wereld een egalitaire samenleving. Dat is een groot goed. Terecht besteedt het kabinet in de Miljoenennota de nodige aandacht aan 'Verschil in Nederland'. We zien hoe de minister van Sociale Zaken zich inspant tegen foute flexcontracten en schijnzelfstandigheid en hoe hard de bewindslieden van OCW trekken aan de kwaliteit van het onderwijs. Dat is allemaal bedoeld om mensen meer kansen te geven. Toch horen we graag van de minister-president of de urgentie niet verder omhoog kan en moet. Het gaat pas goed met ons als het goed gaat met ons allemaal. Wat kan het kabinet nog meer doen om blijvende kansenarmoede bij aanzienlijke groepen landgenoten te voorkomen? 

Het SCP stelt dat de ruimte voor zelfontplooiing en grote delen van de sociale zekerheid voor de meest kwetsbare Nederlanders ontoegankelijk dreigen te worden, omdat ze geen vaste baan meer kunnen krijgen. Welke brede agenda stelt het kabinet daar tegenover? Het SCP geeft aan dat de emancipatie via het onderwijs in ons land vertraagt. Welke plannen gaat het kabinet ontwikkelen om ervoor zorgen dat die snelheid weer omhoog gaat? Onderwijs moet sociale barrières voor nieuwe generaties doorbreken, niet reproduceren. Is de minister-president dat met ons eens? Sluit ons onderwijs wel voldoende aan op de samenleving van overmorgen voor alle kinderen? 

Een baan met fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden is nog steeds de beste basis voor een goed leven. Dat de werkloosheid in 2016 verder zal afnemen, is dus zonder meer positief. Wel zien we verschillende groepen te lang en te veel langs de kant staan. Het kabinet heeft de jeugdwerkloosheid terecht hoog op de agenda staan en met succes: jongeren komen steeds sneller aan een baan. Twee groepen mensen dreigen echter structureel de aansluiting met de arbeidsmarkt te missen: ouderen en allochtonen. Daarom vraagt de PvdA-fractie speciaal voor hen aandacht. 

De werkloosheid onder ouderen blijft tegen de trend in stijgen door een combinatie van de crisis en snelle technologische veranderingen. Dat is extra triest, omdat de 50-plussers van vandaag de jeugdwerklozen van de jaren tachtig waren. We mogen ons er niet bij neerleggen dat dezelfde generatie twee keer in zijn leven de tol van een economische crisis moet betalen. Is het kabinet bereid om de aanpak van werkloosheid onder ouderen te intensiveren, en zo ja, hoe? 

De heer Kox (SP):

Mevrouw Barth raakt hier een wezenlijke schaduwzijde van het verhaal dat het goed gaat en dat de economie weer groeit: steeds meer ouderen raken werkloos, ze zijn steeds langer werkloos en hun situatie wordt steeds uitzichtlozer. Dat zijn de gegevens die het kabinet ons ook levert. Mevrouw Barth vraagt of het kabinet iets gaat doen om de aanpak te intensiveren, maar mag ik haar vragen aan welke oplossing haar partij denkt? Per slot van rekening zijn we nu in de situatie gekomen dat ouderen lang werkloos zijn en door het alsmaar opschuiven van de AOW-leeftijd nog langer werkloos blijven? Denkt mevrouw Barth bijvoorbeeld aan het stoppen van het verhogen van de AOW-leeftijd, omdat dit een doodlopende weg is? Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn. Of denkt ze aan andere maatregelen die we willen nemen om die enorm grote groep oudere werklozen toch weer aan de bak te krijgen? Alleen maar intensiveren van beleid lijkt me een goede suggestie, maar ik wil toch ook graag de ideeën van de PvdA-fractie daarover horen. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Wat ons betreft zijn alle wetsvoorstellen over verhoging van de AOW-leeftijd in deze kabinetsperiode inmiddels wel de Kamers gepasseerd. U zult van ons geen initiatieven horen om daar nog verdere voorstellen voor te doen. Volgens mij is ook het kabinet dat zeker niet van plan. Het is ook belangrijk dat je rond de AOW voorspelbaar blijft, want mensen moeten weten waar ze aan toe zijn. Bovendien is het ook niet nodig om daarop nog verdere maatregelen te nemen. Wel is het nodig — ik ben blij dat de heer Kox dat met mij eens is — de positie van oudere werklozen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het kan niet zo zijn dat mensen met veel ervaring en veel levenswijsheid aan de kant belanden door allerlei oorzaken. Het lastige is dat er niet één gouden maatregel is waarmee je dit kunt oplossen, want het is een heel scala van factoren dat hierop inwerkt. Collega Hermans is daar al op ingegaan. Waaraan je zou kunnen denken, is het intensiveren van scholingsprogramma's voor ouderen. Bij veel werkgevers bestaat immers het beeld dat ouderen minder goed aangesloten zijn op de technologische ontwikkeling. Als ik naar mezelf kijk, klopt dat af en toe ook wel. Maar het is juist belangrijk dat we ouderen erbij houden en dat ouderen kunnen blijven meedoen op de arbeidsmarkt, ook als sprake is van snelle technologische vooruitgang. Het is echt belangrijk dat het kabinet dit hoog op de prioriteitenlijst zet. Het kan niet zo zijn dat de algemene trend van de werkloosheid is dat die omlaag gaat en dat juist voor deze groep mensen de werkloosheid blijft stijgen. Dat zou echt onaanvaardbaar zijn. 

Ook allochtonen vinden nog onvoldoende hun weg naar de groeiende arbeidsmarkt. De minister-president heeft wel eens gezegd dat zij zich dan maar "wat harder moeten invechten", maar dat is ons net te makkelijk. Onderzoeken, onlangs nog hier in Den Haag, tonen keer op keer aan dat er wat wordt afgediscrimineerd onder werkgevers. Dat moet het kabinet actief bestrijden. Dit land kent een wenkend perspectief: als je je best doet op school en hard werkt, heb je toegang tot een goed leven. We willen toch niet het risico lopen dat dat perspectief voor allochtonen slechts beperkte geloofwaardigheid heeft? Dat kan onze samenleving immers blijvend ontwrichten. Om nog maar te zwijgen van het negatieve effect op het groeivermogen van onze economie als jong talent alleen maar vanwege de achternaam verloren gaat. Is het kabinet bereid de toegang voor allochtonen tot de arbeidsmarkt te verbeteren, en zo ja, hoe? 

Mensen die juist chronisch tijd tekort komen, zijn (jonge) ouders. Het kabinet doet dit jaar een serieuze poging om hun worsteling om arbeid en zorg te combineren te verlichten. Als PvdA-fractie zijn we heel blij met de forse investeringen van het kabinet voor volgend jaar in kinderopvang, peuterspeelzalen en vaderschapsverlof. Deze zijn broodnodig en zullen zeker een positieve bijdrage leveren. Maar er blijft nog veel te wensen over. Nederland is absoluut geen koploper in het faciliteren van de combinatie van werken en zorgen. Ik zie jonge moeders die vastbesloten zijn om hun talenten niet onder de korenmaat te steken. En terecht, want meisjes presteren in het onderwijs aan alle kanten beter dan jongens. Ik zie ook jonge vaders die keihard werken: gemiddeld 40 uur per week, en dat is meer dan mannen werken in welke andere fase van hun leven. Dat doen zij vast niet allemaal om de poepluiers te ontlopen. Veel jonge mensen wonen in een (te) duur huis, onder water geraakt door de economische crisis en de kosten van kinderopvang zijn flink gestegen. Velen vallen sindsdien terug op informele opvang. Dat heeft mooie kanten. Maar je kunt als moeder 's nachts ook wakker liggen, als opa of oma opeens uitvalt en er op je werk net een belangrijke opdracht af moet. Of als vader, als je kind ongelukkig is op school en je het je niet kunt veroorloven om korter te gaan werken. Voor deze jonge mensen, die de samenleving zo veel positiefs voor de toekomst te bieden hebben: hun werklust, hun ideeën, de nieuwe generaties die zij groot brengen; voor deze jonge mensen zou het toch allemaal niet zo moeilijk moeten zijn? Als overheid zouden we hen toch juist maximale steun moeten willen bieden? In ons vergrijzende land hebben we er toch met zijn allen belang bij dat zij wel varen? 

Graag vraag ik ook aandacht voor de kinderen zelf. Ook voor hen is het vaak niet eenvoudig. ’s Ochtends in de stress naar opvang of school, omdat de tijden van voorzieningen en werk vaak slecht op elkaar aansluiten. De pedagogische kwaliteit van de kinderopvang laat helaas nogal eens te wensen over. 

De heer Schalk (SGP):

Ik wil graag vragen aan mevrouw Barth wat zij denkt van de een- en tweeverdieners. Ik hoor haar een heleboel dingen zeggen over mensen die in de knoop komen, omdat ze voor hun gezin moeten zorgen en ook hun werk hebben te doen. Onlangs is onderzocht waar de eenverdieners zitten. Ze blijken uit alle politieke partijen te komen. Hoe kijkt mevrouw Barth aan tegen dat grote verschil tussen twee- en eenverdieners? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Wat onze fractie betreft, moet er dan wel genuanceerd gekeken worden naar de vraag, of we het hebben over alleenstaande alleenverdieners, of alleenverdieners met een partner. Want wij hechten, dat zal de heer Schalk niet verbazen, als Partij van de Arbeid grote waarde aan economische zelfstandigheid van individuen. Die economische zelfstandigheid van individuen moet door de overheid gestimuleerd en niet afgeremd worden. 

De heer Schalk (SGP):

Dan zou ik aan mevrouw Barth willen vragen hoe zij aankijkt tegen de keuzevrijheid die er binnen gezinnen zou moeten en kunnen zijn als mensen bewust ervoor kiezen om de ene partner de zorg te laten doen, waarbij ook heel vaak naast de zorg voor het gezin ook mantelzorg moet worden geboden, en de andere partner de verdienende partner te laten zijn. Er zijn duidelijke voorbeelden van een eenverdienersgezin dat €40.000 verdient en €10.000 belasting betaalt, terwijl een tweeverdienersgezin dat samen hetzelfde bedrag verdient, €2.000 belasting betaalt. Dat is nogal wat. Is dat niet onrechtvaardig? 

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, ik vraag via u toestemming aan de heer Schalk om mijn tekst verder te mogen uitspreken, omdat ik dan nog meer op dit onderwerp in zal gaan. Ik nodig hem graag uit om dan zo nodig nog te interrumperen. Anders vrees ik dat ik in herhaling verval. 

De voorzitter:

Dan vraag ik de heer Schalk om, als hij nog vragen heeft, ze te bewaren voor de volgende termijn. De minister-president heeft namelijk straks een andere verplichting, zodat ik straks wil schorsen. 

Mevrouw Barth (PvdA):

Het ontbreekt in Nederland aan een geïntegreerde, goede voorziening voor alle 0-4-jarigen, terwijl goede kinderopvang zulke grote betekenis kan hebben in die belangrijke eerste jaren van een mensenleven. Schoolgaande kinderen met werkende ouders hebben meestal nog te lange middagpauzes, met, opnieuw, vaak achterblijvende kwaliteit van opvang: vaak wisselend, vaak door mensen die niet altijd verstand hebben van hoe je met grotere groepen kinderen pedagogisch verantwoord omgaat. En dan uit school weer naar een andere plek voor de naschoolse opvang, die lang niet altijd aansluit op de sportclub of muziekschool waar je graag naar toe wilt. Ook hier past de verzuchting: dit zou toch makkelijker en beter moeten kunnen? Elke investering die we als samenleving in onze kinderen doen, verdienen we later, als die kinderen volwassen zijn, dubbel en dwars terug. Dan zouden we toch als overheid de rode loper moeten willen uitleggen voor optimale kansen op ontwikkeling van jonge generaties? Of, concreter: een forse impuls moeten willen geven aan de kwaliteit van en de aansluiting tussen onderwijs en kinderopvang, voor-, tussen- en naschools? Nederland — nu kom ik aan het punt van de heer Schalk — is de kampioen van het anderhalf kostwinnersmodel, en dat lijkt ideaal. Maar het is slecht voor de economische zelfstandigheid van vrouwen. Veel vrouwen komen daar pas achter als het te laat is: als zij er alleen voor komen te staan. Te veel alleenstaande vrouwen belanden daardoor, als ze ouder zijn of juist nog schoolgaande kinderen hebben, blijvend in armoede. Voor het uitbreken van de crisis groeide het aantal economisch zelfstandige vrouwen uitbundig. Sinds 2008 staat deze ontwikkeling echter stil. Het gebeurt daardoor nog te vaak dat vrouwen al deeltijdwerkend stilzwijgend van de zorg voor hun kinderen de zorg voor hun ouders inrollen. Ook van deze mantelzorgers weten we dat ze het zwaar hebben, vooral omdat, opnieuw, de combinatie met betaalde arbeid vaak gecompliceerd is. 

Werk is voor veel mensen niet alleen een bron van financiële zelfstandigheid, maar ook van zingeving. Gezien de hoge arbeidsproductiviteit in Nederland hebben we daar veel voor over, en terecht. Maar het leven is meer. De worsteling om ook tijd en aandacht te kunnen geven aan de mensen die ons lief zijn, verdient een politiek antwoord, een politieke agenda die gaat over het eerlijk delen van arbeid en zorg, van tijd en aandacht. Is de minister-president dat met ons eens? Wat zou het kabinet kunnen doen om de combinatie van arbeid en zorg in alle fasen van ons leven verder te verbeteren en gemakkelijker te maken? Hoe zouden we bijvoorbeeld een vierdaagse werkweek voor mannen en vrouwen kunnen stimuleren? Dat is goed voor de kwaliteit van onze samenleving en voor de verdienkracht van ons land. Is het kabinet bereid om een brede politieke agenda te ontwikkelen met voorstellen en ideeën om al die hardwerkende ouders van jongere kinderen en kinderen van oudere ouders een steun in de rug te geven? 

Ik kom tot een afronding. Afgelopen zomer ben ik in meer media dan me lief is de veronderstelling tegengekomen dat het kabinet-Rutte/Asscher wel zo'n beetje is uitgeregeerd, nu alle grote hervormingen uit het regeerakkoord door het parlement zijn aangenomen. Maar wie de rest van de berichtgeving in de media tot zich neemt, ziet hoezeer zulke scribenten kennelijk onder de Binnenhofse kaasstolp leven. Alsof de werkelijkheid verandert op de dag dat een wet is aangenomen; alsof regeren niet veel meer behelst dan wetgeving in het parlement verdedigen. Want weer staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht. In onze turbulente, onzekere wereld, waarin vreedzaam samenleven en rechtvaardigheid voor zoveel mensen onder druk staan, is het belang om politieke tegenstellingen te overbruggen groter dan ooit, om ons continent en ons land goed te kunnen besturen. De opdracht van elke regering is om aan onze kinderen en kleinkinderen een veilige, welvarende, duurzame en solidaire wereld na te kunnen laten. Daarom hebben we behoefte aan een kabinet met een warm hart, een koel verstand, een vaste hand en een open oog voor de toekomst. De minister-president viert morgen zijn eerste lustrum. Daar wil ik hem deo volente alvast mee feliciteren. We wensen hem en zijn ploeg ook voor 2016 en verder veel wijsheid en inspiratie. 

De voorzitter:

Ik schors zo dadelijk de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 14.30 uur. Ik verzoek u allen nog even te blijven zitten voor een korte mededeling van de Griffier. 

De beraadslaging wordt geschorst. 

De heer Hamilton:

Voorzitter. Zoals u weet, heeft de Griffie op verzoek van de Huishoudelijke Commissie een gedenkboek gemaakt ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de Eerste Kamer. Het eerste exemplaar heb ik vrijdag aan de Voorzitter aangeboden. U krijgt nu allemaal een exemplaar aangereikt, ook de leden van het kabinet. De Tweede Kamer heeft voor het eerst een omvangrijk wetenschappelijk standaardwerk over haar geschiedenis laten maken. Dat boek ligt later op de dag bij de servicebalie voor de leden klaar. 

De voorzitter:

Dank u wel, Griffier. Ik wens eenieder veel leesplezier met de boeken over 200 jaar Staten-Generaal. 

De vergadering wordt van 13.17 uur tot 14.33 uur geschorst. 

Naar boven